• No results found

Onderzoek van TNO naar de consequenties van technische aspecten van de radar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Onderzoek van TNO naar de consequenties van technische aspecten van de radar"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Defensie & Veiligheid Oude Waalsdorperweg 63 2597 AK Den Haag Postbus 96864 2509 JG Den Haag www.tno.nl T +31 88 866 10 00 F +31 70 328 09 61

TNO-rapport

TNO 2020 R11278

Evaluatie van gezondheidsaspecten door blootstelling voorgenomen SMART-L radar te Herwijnen: aanvulling op rapportage

TNO 2020 R10094

Datum Augustus 2020

Auteur(s)

Rubricering rapport Ongerubriceerd Vastgesteld door

Vastgesteld d.d. 27 augustus 2020

Titel Ongerubriceerd

Samenvatting Ongerubriceerd Rapporttekst Ongerubriceerd

Bijlagen Ongerubriceerd

Oplage 4 (2 hard copies & 2 cd’s)

Aantal pagina's 51(incl. bijlage, excl. RDP & distributielijst) Aantal bijlagen 2

Projectnummer 060.42151

Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TNO.

Indien dit rapport in opdracht van het ministerie van Defensie werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van de opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de

‘Modelvoorwaarden voor Onderzoeks- en Ontwikkelingsopdrachten’ (MVDT 1997) tussen de minister van Defensie en TNO indien deze op de opdracht van toepassing zijn verklaard dan wel de betreffende ter zake tussen partijen gesloten overeenkomst.

© 2020 TNO

(2)

Samenvatting

Het Ministerie van Defensie heeft het voornemen om een radarinstallatie te plaatsen die door de Koninklijke Luchtmacht (KLu) gebruikt zal worden om het luchtruim boven Nederland te bewaken. De beoogde locatie voor deze lange-afstandsradar is Broekgraaf 1 te Herwijnen, gemeente West-Betuwe.

In januari 2020 heeft TNO een rapportage uitgebracht die ingaat op de zorgen die bewoners hebben geuit over mogelijke negatieve gevolgen op hun gezondheid die toegeschreven zou kunnen worden aan de voorgenomen radarinstallatie. TNO heeft in dat kader de te verwachten blootstelling getoetst tegen de geldende ICNIRP blootstellingslimiet.

De rapportage van TNO van januari 2020 heeft tot een aantal vragen om nadere (technische) toelichting geleid. Ook is na het uitkomen van dit rapport in maart 2020 een herziene ICNIRP-richtlijn gepubliceerd. Ondanks het feit dat deze herziene richtlijn nog niet als toetsingskader is overgenomen, zal de herziene richtlijn in deze rapportage al wel worden meegenomen. In deze rapportage beantwoordt TNO een aantal gestelde vragen. Ook publiceert TNO in deze rapportage de toets van de samengestelde blootstelling tegen de huidige en herziene ICNIRP-richtlijn. Daarbij wordt speciale aandacht gegeven aan de tijdelijke woningunit die op kortere afstand van de radar is gesitueerd. In de eerdere rapportage is alleen de permanente woning in de analyses meegenomen. Zoals de titel suggereert kan deze rapportage worden beschouwd als een aanvulling op het TNO rapport van januari 2020.

In deze aanvullende rapportage heeft TNO dezelfde uitgangspunten genomen. Ook nu heeft TNO de blootstelling geschat en in deze schattingen is ‘ruim’ afgerond. Dat wil zeggen dat TNO de waarden van intensiteit naar boven, dus ongunstiger voor het resultaat van de toetsing, heeft afgerond. Op deze wijze wordt, naar het oordeel van TNO, de kans op onderwaardering van de werkelijke blootstelling zo klein mogelijk gehouden. De verwachting is dat de werkelijke blootstellingsniveaus lager zullen uitvallen dan de schattingen die TNO heeft gepubliceerd.

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen SMART-L-radar nabij de dorpskern Herwijnen voldoet aan de blootstellingslimieten van de nu geldende ICNIRP-richtlijn (1998) en ook aan de blootstellingslimieten van de recent gepubliceerde herziene ICNIRP-richtlijn (2020). Hoe TNO tot deze conclusie komt, wordt in dit rapport nader toegelicht.

Verwijzend naar het adagium “Meten is weten”, adviseert TNO net als in de eerdere rapportage om:

x na de realisatie van de SMART-L radarinstallatie op verschillende locaties blootstellingsmetingen uit te voeren. Deze locaties kunnen in overleg met belanghebbenden worden bepaald maar TNO adviseert om in ieder geval bij de dichtstbijzijnde woning en de tijdelijke woonunit deze metingen uit te voeren.

x totdat de herziene richtlijn is overgenomen als toetsingskader:

 deze metingen te toetsen tegen zowel de geldende ICNIRP-richtlijn (1998) als de onlangs gepubliceerde herziene ICNIRP-richtlijn (2020),

(3)

 de radarinstallatie operationeel te stellen alleen als door metingen is aangetoond dat de radarinstallatie voldoet aan zowel de geldende ICNIRP-richtlijn (1998) als aan de herziene ICNIRP-richtlijn (2020).

Indien voor ingebruikname de herziene richtlijn als toetsingskader is overgenomen, dan kunnen de metingen alleen worden tegen de herziene ICNIRP-richtlijn (2020) worden getoetst.

(4)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 2

Lijst van afkortingen... 5

1 Inleiding ... 6

1.1 Tijdelijke woningunit aan de Nieuwe Steeg 56A te Herwijnen ... 6

1.2 Herziene ICNIRP-richtlijn... 7

1.3 Rapportopbouw ... 7

2 Nadere technische toelichtingen ... 8

2.1 Piekveldsterkte en tijdgemiddelde veldsterkte ... 8

2.2 Samengestelde blootstelling in percentages ... 8

2.3 Is een lager percentage beter?... 9

2.4 Invloed KNMI weerradar ... 9

2.5 Afstand tot de radarinstallatie ... 9

2.6 Rondzoek en starende modus... 10

2.7 Hoe kan TNO garanderen dat de analyse correct is uitgevoerd? ... 11

2.8 Een radar kan 2000 km ver waarnemen. Waarom zijn er twee systemen nodig? .. 11

3 Overeenkomsten en verschillen tussen de ICNIRP1998 en de ICNIRP2020 richtlijnen... 13

3.1 Blootstelling aan korte perioden van hoge elektromagnetische veldsterkten ... 13

3.2 Blootstelling aan elektromagnetische velden: tijdgemiddelde blootstelling van het hele lichaam... 14

3.3 Toetsing van de ICNIRP referentiewaarden... 15

3.4 Pieklimitwaarde van de elektrische veldsterkte onder ICNIRP2020 richtlijn. ... 17

4 Toetsing tegen ICNIRP1998 en ICNIRP2020 ... 18

4.1 Toetsing op een afstand van 300 m, de erfgrens van het perceel met de tijdelijke woningunit... 18

4.2 Toetsing voor de tijdelijke woningunit op een afstand van 370 m ... 24

4.3 Toetsing voor de woning op een afstand van 450 m tegen ICNIRP2020 ... 29

5 Conclusies en aanbevelingen ... 32

6 Bibliografie ... 33

7 Ondertekening ... 34

Bijlage(n)

A Limietwaarde, ICNIRP referentiewaarde en ICNIRP basisrestrictie B ICNIRP2020 voor lokale blootstelling met een integratietijd 0 < t < 360 s

(5)

Lijst van afkortingen

2.4G WLAN 2.4 GHz Wireless Local Area Network 5G 5e generatie mobiele telecommunicatie 5G WLAN 5 GHz Wireless Local Area Network ALARA As Low as Reasonably Achievable dB Decibel, een logaritmische schaal.

DECT Digital Enhanced Cordless Telecommunications

EMF Electromagnetic Fields, oftewel Elektromagnetische velden GHz Gigahertz, 109hertz

GSM Global System for Mobile Communications; 2egeneratie mobiele telecommunicatie

Hz Hertz, afgeleide SI-eenheid voor frequentie [s-1]

ICNIRP International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection J Joule, afgeleide SI-eenheid voor energie [kgm2/s2]

kg Kilogram, SI-basiseenheid van massa kHz kilohertz, 103hertz

KLu Koninklijke Luchtmacht km kilometer, 103 = 1000 meter

KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut m meter, SI-basiseenheid van afstand

MHz Megahertz, 106hertz

MIMO Multiple Input, Multiple Output

MPR Medium Power Radar

ms Milliseconde, een duizendste seconde

MSSR Monopulse Secondary Surveillance Radar (ook wel secundaire radar genoemd)

PSR Primary Surveillance Radar (ook wel primaire radar genoemd)

RF Radiofrequent

RMS Root Mean Square

SAR Specific Absorption Rate [W/kg]

s Seconde, SI-basiseenheid van tijd SI Système international d'unités

SMART-L Signaal Multibeam Acquistion Radar for Targeting L-band TNO Nederlandse organisatie voor Toegepast

Natuurwetenschappelijk Onderzoek V Volt, SI-eenheid voor spanning V/m Elektrische veldsterkte

W Watt, Vermogen [J/s]

(6)

1 Inleiding

In januari 2020 heeft TNO een rapport uitgebracht (TNO 2020 R10094) met de titel

“Evaluatie van gezondheidsaspecten door RF-velden afkomstig van de

voorgenomen SMART-L radar te Herwijnen” [1]. Na publicatie zijn er extra vragen bij het Ministerie van Defensie binnen gekomen. Deze vragen zijn enerzijds afkomstig van enkele burgers. Anderzijds zijn er in de Tweede Kamer vragen over het TNO rapport [1] aan de Staatssecretaris van Defensie gesteld. Het overgrote deel van de vragen zijn beantwoord op de speciaal voor dit doel gemaakte website [2], in het bijzonder de reactiebundel militair radarstation van 6-2-2020, en de kamerbrief van 20-4-2020 [3]. Voor enkele resterende vragen was nader onderzoek nodig om tot een beantwoording te komen. De resultaten van dat onderzoek zijn in deze rapportage vastgelegd.

Deze rapportage kan als aanvullend worden gezien op het eerder gepubliceerde TNO rapport [1]. In deze aanvullende rapportage staan twee onderwerpen centraal.

De tijdelijke woningunit aan de Nieuwe Steeg 56A te Herwijnen en de toets tegen de herziene ICNIRP-richtlijn. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om in hoofdstuk 2 nadere toelichting te geven aan onderwerpen van technische aard waar herhaaldelijk vragen over zijn gesteld, en wel:

x Waarom is er een norm voor de piekveldsterkte en een norm voor de tijdgemiddelde velsterkte?

x Waarom wordt de samengestelde blootstelling uitgedrukt in percentages, en niet in V/m (veldsterkte)?

x Is een lager percentage “samengestelde blootstelling” wel of niet beter?

x Klopt het dat de weerradar van het KNMI nauwelijks bijdraagt aan de samengestelde blootstelling?

x Hoe komt het dat de blootstelling geringer wordt als de afstand tot de radarinstallatie afneemt?

x Waarom is de blootstelling in de starende modus van de SMART-L geringer dan in de rondzoekmodus, terwijl het systeem in de starende modus verder kan waarnemen?

x Hoe weten we of de analyse van TNO geen onjuistheden bevat?

x Waarom zijn twee radarsystemen nodig als de fabrikant aangeeft dat de radar 2000 km ver kan waarnemen?

1.1 Tijdelijke woningunit aan de Nieuwe Steeg 56A te Herwijnen

Op het perceel van de dichtstbijzijnde boerderij is in 2018 een tijdelijke vergunning verleend voor een woonunit. Het gaat hier om een inpandige verbouwing van een bestaande (bedrijfs)loods. Deze tijdelijke woningunit op de boerderij aan de Nieuwe Steeg 56A staat zo’n 70 tot 80 meter dichter bij de beoogde radarlocatie dan de permanente woning op dat perceel.

In het eerder door TNO uitgevoerde onderzoek [1] is uitgegaan van de feitelijke afstanden tussen de beoogde locatie van de radar midden op het perceel aan de Broekgraaf 1 en de betrokken woningen in de omgeving. De gemeten afstand tussen de geplande locatie van de radar en de reguliere bedrijfswoning op het terrein van de dichtstbijzijnde boerderij is (afgerond) 450 meter. Deze afstand van 450 m is gebruikt in [1]. In deze aanvulling op het vorige TNO rapport [1] heeft TNO

(7)

de berekeningen opnieuw uitgevoerd voor de afstand tussen de voorgenomen radarlocatie en de tijdelijke dichtstbijzijnde woningunit. TNO heeft daarvoor de afstand van 370 m genomen.

Omdat in de gesprekken ook de vraag is ontstaan wat de gelijktijdige samengestelde blootstelling op de rand van het perceel is, heeft TNO ook berekeningen uitgevoerd voor een afstand van 300 m tot de locatie van de voorgenomen SMART-L.

1.2 Herziene ICNIRP-richtlijn

Begin maart 2020 is de nieuwste ICNIRP-richtlijn gepubliceerd [4]. Over deze herziening moet de Raad van de Europese Unie nog adviseren, daarna moeten ze nog van kracht worden verklaard.

Omdat vooraf duidelijkheid moet zijn of de voorgenomen SMART-L radar te Herwijnen voldoet aan de herziene ICNIRP-richtlijn heeft TNO een analyse op de nieuwe ICNIRP-richtlijnen uitgevoerd. Zo kan worden vastgesteld of aan de nieuwe richtlijn voldaan wordt indien ICNIRP2020 als toetsingskader wordt overgenomen.

1.3 Rapportopbouw

In hoofdstuk 2 van dit rapport worden, naar aanleiding van aan TNO gerichte vragen na publicatie van [1], enkele technische aspecten nader toegelicht.

In hoofdstuk 3 worden de overeenkomsten en verschillen, voor zover van belang voor deze analyse en toetsing, tussen de huidige en de herziene ICNIRP-richtlijnen besproken.

In hoofdstuk 4 van dit rapport komt de blootstelling op kortere afstand dan 450 m aan de orde. Meer in het bijzonder wordt de vraag beantwoord wat voor de tijdelijke woningunit op de boerderij aan de Nieuwe Steeg 56A de gelijktijdige

samengestelde blootstelling is, zoals reeds is aangeven in paragraaf 1.1. Ook zal worden ingegaan op de implicaties van de ICNIRP-richtlijn 2020, die in maart 2020 is gepubliceerd. In deze rapportage zal het jaartal worden gebruikt om de

toegepaste richtlijn aan te geven. Met ICNIRP1998 wordt de ICNIRP-richtlijn [5]

gepubliceerd in 1998 bedoeld. Met de aanduiding ICNIRP2020 wordt de ICNIRP-richtlijn [4] gepubliceerd in 2020 bedoeld.

Het rapport wordt door hoofdstuk 5 afgesloten met conclusies en aanbevelingen.

(8)

2 Nadere technische toelichtingen

In dit hoofdstuk wordt door TNO ingegaan op vraagstukken die na het uitbrengen van het TNO rapport TNO 2020 R10094 [1] regelmatig om een nadere toelichting vroegen.

2.1 Piekveldsterkte en tijdgemiddelde veldsterkte

De ICNIRP heeft een richtlijn geformuleerd voor de piekveldsterkte, Ep(V/m) en een richtlijn voor de tijdgemiddelde veldsterkte, E (V/m). De relatie tussen de twee grootheiden wordt figuur 2.1 geïllustreerd. De piekveldsterkte treedt op indien de radar de puls uitzendt. Pulsradars zenden beduidend korter dan dat zij luisteren (ontvangen). De tijdgemiddelde veldsterkte, die rekening houdt met de zendduur en de luisterduur, wordt gegeven door:

ܧ = ܧܶ

ܶ = ܧߟ,

Tz(s) is de zendduur, Tl(s) is de luisterduur, ߟ is de duty cycle. De duty cycle is het verhoudingsgetal tussen de tijd dat wordt uitgezonden en de tijd waarin niet wordt uitgezonden.

Figuur 2.1 Veldsterkte versus tijd.

Voor moderne radarsystemen is gewoonlijk de ICNIRP-richtlijn voor tijdgemiddelde veldsterkte stringenter dan de richtlijn voor de piekveldsterkte. De pulsen hebben weliswaar minder RF-piekvermogen, maar duren wel langer.

2.2 Samengestelde blootstelling in percentages

Herhaaldelijk is de vraag gesteld waarom TNO de samengestelde blootstelling heeft uitgedrukt in percentages. Waarom worden niet de veldsterkten (in V/m) bij elkaar opgeteld?

Het antwoord op de vraag luidt: ‘omdat de blootstellingslimiet frequentieafhankelijk is.’ Voor een signaal dat varieert met 50 Hz (50 trillingen per seconde) geldt een andere limiet dan voor een signaal dat varieert met 1030 MHz. De ICNIRP methodiek om tot een analyse van de gelijktijdige samengestelde blootstelling te komen is in het eerder uitgebrachte TNO rapport beschreven. Deze methodiek normeert per frequentie de (berekende of gemeten) tijdgemiddelde veldsterkte. De berekening volgens de voorgeschreven methodiek levert dit een getal op tussen 0

(9)

en 1, ofwel tussen 0% en 100%. Het optellen van de tijdgemiddelde veldsterkten (V/m) geeft een onjuist toetsresultaat.

2.3 Is een lager percentage beter?

In de vaststelling van de blootstellingslimietwaarden betekent, onder de huidige inzichten, “onder de ICNIRP-limiet” dat aan de mens voldoende bescherming wordt geboden tegen negatieve effecten van blootstelling aan elektromagnetische velden.

Dat betekent dat, bijvoorbeeld, een samengestelde blootstelling die op 12% van de limietwaarde uitkomt niet beter is dan een samengestelde blootstelling die hoger, bijvoorbeeld op 34%, uitkomt. Zolang de berekende of gemeten waarden onder 100% uitkomen is de getoetste situatie “onder de ICNIRP-limiet” en representeert daarmee een situatie die aan mensen voldoende bescherming biedt tegen negatieve effecten van blootstelling aan elektromagnetische velden.

Of een waarde zo laag als mogelijk moet zijn (ALARA: As Low as Reasonably Achievable) is een aspect dat in paragraaf 3.3 van het TNO rapport TNO R10094 [1] is behandeld.

2.4 Invloed KNMI weerradar

TNO oordeelt in de eerdere rapportage dat de KNMI radar nauwelijks bijdraagt aan de samengestelde blootstelling. Het uitgezonden vermogen is immers 500 kW. Uit de gestelde vragen blijkt dat dit nadere toelichting behoeft. Waarom de bijdrage van de KNMI weerradar aan de samengestelde blootstelling zo laag is, kent drie oorzaken, namelijk:

1 De weerradar luistert veel langer dan dat het zendt. De verhouding van zendtijd tot luistertijd, de duty cycle, is 0,12%. Met andere woorden, het systeem luistert 833 langer dan dat het zendt, denk aan een knipperlicht dat zeer sporadisch knippert. Dit doet de tijdgemiddelde blootstelling drastisch afnemen.

2 De antenne draait niet rond, zoals bijvoorbeeld de radar bij Schiphol, maar maakt een zogenaamde helixbeweging, waarbij de antenne, al draaiende om zijn as, steeds hoger gaat kijken. Gedurende het grootste deel van de tijd

‘belicht’ het systeem de grond dus niet.

3 De antenne heeft een smalle bundel, dat wil zeggen dat de antenne maar een klein oppervlakte belicht.

De combinatie van de lage duty-cycle, smalle antennebundel en de speciale antennebeweging doet de tijdgemiddelde blootstelling op en nabij maaiveldniveau sterk afnemen.1

2.5 Afstand tot de radarinstallatie

Zoals in het eerder verschenen TNO rapport is beschreven, is veldsterkte

omgekeerd evenredig met de afstand tot de radarantenne. Dit leidt makkelijk tot de veronderstelling: hoe dichterbij men komt, des te gevaarlijker het wordt. In de praktijk is dat niet het geval.

1 Deze antennebeweging kunnen de bewoners van Herwijnen niet waarnemen, de antenne van het systeem bevindt zich namelijk in een bol.

(10)

De reden daarvoor is: de uitgezonden RF-energie is niet in alle richtingen gelijk. Dit wordt verduidelijkt in figuur 2.2 waarin een zogenaamd antennepatroon wordt getoond. Te zien is dat de meeste energie wordt uitgezonden onder een hoek van 5Û omhoog. De hoek wordt elevatiehoek genoemd. Veronderstel dat de

radarantenne zich op 27 m hoogte ten opzichte van de grond bevindt. De elevatiehoek naar het hoofd van een persoon op 360 m afstand bedraagt -4Û aangegeven met de rode lijn. Onder een hoek van -6Û DIVWDQGFLUFDP]ZDUWH

lijn) is de zogenaamde antennewinst een 10000ste(‘40 dB minder’) van de

DQWHQQHZLQVWRSGH]RJHQDDPGHKRRIGDVRQGHUHHQKRHNYDQÛ EODXZHOLMQ De persoon zal daardoor een zeer kleine fractie van de uitgezonden hoeveelheid energie ontvangen. Hierdoor geldt ‘hoe dichterbij hoe gevaarlijker’ niet. Kortom: bij berekeningen aan de blootstelling op een bepaalde locatie moet de radarhoogte en de vorm van de zendbundel worden meegenomen.

Figuur 2.2 Afbeelding van een elevatie antennepatroon (groene lijn) bij zenden. De cirkels geven het niveau van de antenne-uitstraling aan. Dit is in decibels (dB) gegeven en 0 dB is het maximum en de waarde van de antenne-uitstraling in een bepaalde richting is de antennewinst.

Waarom blijkt dit hierboven beschreven effect niet uit de TNO-berekeningen in hoofdstuk 4? Dat komt omdat TNO in de berekeningen de ‘worse case’ benadering toepast. Dat betekent dat dit effect wordt genegeerd en daardoor wel hogere waarden van de veldsterkte worden berekend dan in de praktijk te verwachten valt.

2.6 Rondzoek en starende modus

Waarom is de blootstelling in de starende modus van de SMART-L geringer dan in de rondzoekmodus, terwijl het systeem in de starende modus veel verder kan waarnemen.

Dit heeft te maken met de vorm en de stand van de zendbundel, die in de

rondzoekmodus anders is dan in de starende modus. In de starende modus kijkt de radar enigszins omhoog waardoor de antennewinst naar bebouwing minder is dan de antennewinst in de rondzoekmodus.

(11)

Vermeldenswaardig is voorts dat de blootstelling voor beide radarmodi zal worden gemeten.

2.7 Hoe kan TNO garanderen dat de analyse correct is uitgevoerd?

TNO heeft zich in de uitgevoerde berekeningen gebaseerd op systeemgegevens die zijn verstrekt door de radarfabrikant, Thales Nederland B.V. en door het KNMI.

De gegevens van de SMART-L zijn gerubriceerd en kunnen niet openbaar worden gemaakt. Voor wat betreft de secundaire radar en navigatieradars is uitgegaan van openbare bronnen. TNO heeft die gegevens als experts op radargebied beoordeeld en heeft geen reden aan te nemen dat de door Thales Nederland B.V. verstrekte gegevens onjuist zijn. Volledige garantie dat er geen onjuistheden in de aan TNO verstrekte en dientengevolge door TNO gebruikte gegevens kunnen zitten, heeft TNO niet. TNO heeft echter veel vertrouwen in de eigen ontwikkelde

analyseprogramma’s. Deze programma’s worden geruime tijd gebruikt. Zoals met ieder computerprogramma kan TNO ook niet voor 100% uitsluiten dat er, ondanks interne controles, nog niet ontdekte fouten in de door TNO ontwikkelde

analyseprogramma’s zitten. TNO wil ook voorkomen dat er een onderschatting zou worden gerapporteerd. Daar waar enige twijfel is over de toe te passen waarde, is de afronding zo uitgevoerd dat het bij de toets een hogere blootstelling zou opleveren. Zo is de kans groter dat de door TNO gerapporteerde te verwachten blootstelling hoger uit zal komen dan wat de werkelijke blootstelling zal worden. Op deze wijze heeft TNO de kans willen minimaliseren dat de bouw van de SMART-L zou kunnen worden gestart terwijl die mogelijk niet aan de vigerende

ICNIRP-richtlijn (uit 1998) of de onlangs herziene richtlijn zou kunnen voldoen.

Het is om bovenstaande redenen dat TNO nadrukkelijk heeft geadviseerd om metingen uit te voeren, zulks onder het motto ‘meten is weten.’ Zodoende wordt optimaal gewaarborgd dat na inbedrijfsstelling van de SMART-L de vigerende ICNIRP-richtlijn niet wordt geschonden.

2.8 Een radar kan 2000 km ver waarnemen. Waarom zijn er twee systemen nodig?

Ook al kan een radarinstallatie tot 2000 km waarnemen betekent dat niet dat met een installatie volstaan kan worden. Hiervoor zijn twee redenen, namelijk:

1 Omdat de aarde bolvormig is en een radar een directe zichtlijn nodig heeft (“line of sight”), heeft een radar moeite om objecten op lage hoogte op voldoende grote afstand waar te nemen. Dit is in figuur 2.3 geïllustreerd. Door zorgvuldig uitgekozen plaatsing van twee systemen op Nederlands grondgebied kan ook op lagere hoogte een optimaal dekkingspatroon worden verkregen zoals is uitgevoerd in [6].

2 Ondanks de hierboven aangegeven motivatie om twee systemen in bedrijf te hebben, moet regelmatig onderhoud gepleegd worden aan één van de

radarinstallaties. In dergelijke gevallen is het nodig om het andere radarsysteem in bedrijf te hebben.

(12)

Figuur 2.3 Door de kromming van het aardoppervlakte kan de radar geen objecten in volume A waarnemen.

(13)

3 Overeenkomsten en verschillen tussen de ICNIRP1998 en de ICNIRP2020 richtlijnen.

Op de ICNIRP website, [7], is een overzicht gepresenteerd over de

overeenkomsten en verschillen tussen de ICNIRP2020 richtlijn en de overige (voorgaande) richtlijnen. ICNIRP heeft met de publicatie van de ICNIRP2020 richtlijn de gelegenheid genomen om naast de ICNIRP1998 richtlijn ook de richtlijn uit 2010 voor het lager frequente spectrum (100 kHz – 10 MHz), [8], te herzien.

In bijlage A wordt een beknopte beschrijving gegeven over hoe in deze rapportage wordt omgegaan met limietwaarde, referentiewaarde en basisrestrictie.

3.1 Blootstelling aan korte perioden van hoge elektromagnetische veldsterkten

ICNIRP1998 stelt een limiet voor blootstelling aan een korte piek in de elektrische veldsterkte. Die limiet wordt bepaald door de waarde van de blootstellingslimiet voor 6 minuten tijdgemiddelde continue blootstelling met een vaste factor 32 (of met ξ1000 = 31,6) te vermenigvuldigen. Die waarde geeft dan (per systeem) de limietwaarde voor de piekveldsterkte. In de ICNIRP1998 richtlijn wordt aangegeven dat er toentertijd weinig informatie beschikbaar was over de mogelijke effecten van blootstelling aan gepulste elektromagnetische velden. Om toch een limiet te formuleren, stelt ICNIRP1998 in voetnoot 5 bij tabel 7 op pagina 511 het volgende voor.

For frequencies exceeding 10 MHz it is suggested that the peak equivalent plane wave power density, as averaged over the pulse width does not exceed 1,000 times the Seqrestrictions, or that the field strength does not exceed 32 times the field strength exposure levels given in the table.

[Vertaling: Voor frequenties boven 10 MHz wordt voorgesteld om de equivalente piekvermogensdichtheid van een vlakke invallende golf,

gemiddeld over de pulsbreedte, niet hoger dan 1000 maal de restrictie in Seq2

te laten zijn of dat de veldsterkte niet meer bedraagt dan 32 maal het veldsterkte blootstellingsniveau zoals in de tabel is gegeven].

Ook geeft de ICNIRP1998 aan om blootstelling aan (extreem) hoge piekveldsterkte te voorkomen omdat mensen een gering thermisch effect beter bekend als

“RF-pulsed hearing” of ook als “microwave auditory effects” waarnemen.

Doordat in de afgelopen vijftien jaar de computermodellering sterk verbeterd is, is meer kennis ontwikkeld over de interactie tussen een menselijk lichaam en gepulste elektromagnetische velden. In een paper van Kodera et.al., [9], is een analyse uitgevoerd over de temperatuurstijging door kortdurende blootstelling onder 6 GHz.

Gebleken is dat temperatuurstijging door kortdurende blootstelling niet alleen te beperken is door de energiedichtheid van het invallende elektromagnetische veld

2 Seqis de “Equivalent plane wave power density” [W m-2], de equivalente energiedichtheid van de vlakke (invallende) golf. Vanuit deze waarde is de elektrische of magnetische veldsterkte te bepalen. Voor de piekwaarde van de elektrische veldsterkte gebruikt men dan de formule

ܧ݌݅݁݇= 1,2 105ߨܵ݁ݍ.

(14)

als maat te nemen. Er is door Kodera et.al. [9] een regressieformule3gegeven die weer in de ICNIRP2020 te herkennen is.

In de nieuwe ICNIRP2020 richtlijn wordt geen numerieke limitering van de piekveldsterkte gegeven terwijl dat wel in de ICNRIP1998 het geval was. Er wordt wel een limietwaarde opgelegd van de geabsorbeerde energie die een puls, of pulstrein, over maximaal 360 s (6 minuten) tijdgemiddeld in (delen van) het lichaam mag veroorzaken. Tegen deze grens zal TNO haar berekeningen toetsen.

Opgemerkt wordt dat in de ICNIRP2020 geen melding meer wordt gemaakt over het beperken van het “RF-pulsed hearing”. Op pagina 520 van ICNIRP2020 [4]

staat hierover:

Although higher intensity SA pulses may result in more pronounced effects, there is no evidence that microwave hearing in any realistic exposure scenarios can affect health, and so the present Guidelines do not provide a restriction to specifically account for microwave hearing.

[Vertaling: Ondanks dat hogere intensiteit van SA4van gepulste velden mogelijk tot waarneembare effecten leidt, is er geen bewijs dat in een realistische blootstellingssituatie deze door microgolven veroorzaakte gehoorwaarnemingen tot negatieve gezondheidseffecten leiden. Daarom voorziet de huidige richtlijn niet in een restrictie om dit effect te beperken.]

3.2 Blootstelling aan elektromagnetische velden: tijdgemiddelde blootstelling van het hele lichaam

Voor de tijdgemiddelde blootstelling van het gehele lichaam is voor wat betreft de limietwaarden tussen ICNRIP1998 en ICNIRP2020 weinig verschil. Er is wel een verandering in de middelingstijd. In ICNIRP1998 moest de tijdgemiddelde

blootstelling worden uitgerekend over een tijdinterval van 6 minuten. In de herziene richtlijn ICNRIP2020 wordt de tijdmiddeling uitgevoerd over een tijdinterval van 305 minuten. Dat betekent dat getoetst tegen ICNIRP2020 over een korte periode een hogere blootstelling getolereerd kan worden (dan getoetst tegen ICNIRP1998), zolang de gemiddelde blootstelling over 30 minuten onder de in ICNIRP2020 geformuleerde limietwaarde blijft.

Ter illustratie is uit [7] het eerste figuur overgenomen en weergegeven in figuur 3.1.

3 Met een regressieformule wordt op basis van metingen en/of berekeningen een formule afgeleid die het gevonden verband weergeeft.

4 SA staat voor “Specific energy Absorption” [J kg-1]. Dat is de hoeveelheid energie dat per kilogram weefsel wordt geabsorbeerd.

5 ICNIRP2020 geeft voor toets van de tijdgemiddelde veldsterkte een middelingstijd van 30 minuten. Opgemerkt wordt dat voor de toets van de piekwaarden van de veldsterkte een middelingstijd van maximaal 6 minuten genomen moet worden.

(15)

Figuur 3.1 Overzicht van de verschillen en overeenkomsten tussen de herziene ICNIRP-richtlijn en de richtlijnen uit 1998 en 2010 voor de referentiewaarden van de tijdgemiddelde blootstelling voor het algemene publiek voor het gehele lichaam. De jaartallen refereren naar de uitgaven van de desbetreffende richtlijn. Aan een richtlijn is een kleur toegekend. Dit overzicht is overgenomen uit [7].

Voor de analyses in dit onderzoek is het frequentiebereik van 500 MHz tot 10 GHz (10.000 MHz) van belang. Uit figuur 3.1 is op te maken dat er in dit

frequentiegebied voor zowel de waarden van het elektrische veld (linker verticale as) als voor de vermogensdichtheid (rechter verticale as) geen verschillen zichtbaar zijn tussen de limietwaarden uit ICNIRP1998 en ICNIRP2020. Hoewel de waarden dus niet verschillen, is er in de berekening ervan wel een verschil. ICNIRP2020 gebruikt een middelingstijd voor de tijdgemiddelde blootstelling van het gehele lichaam van 30 minuten. ICNIRP1998 gaat uit van een middelingstijd van 6 minuten.

3.3 Toetsing van de ICNIRP referentiewaarden

Naar aanleiding van het TNO rapport TNO 2020 R10094 [1] is gebleken dat de toets volgens een tijdgemiddelde blootstelling en de toets naar een piekwaarde van de blootstelling onvoldoende duidelijk was toegelicht. In deze paragraaf wordt de gelegenheid genomen om in meer detail aan deze aspecten van de toetsing aandacht te besteden.

3.3.1 Tijdgemiddelde blootstelling

Voor de toets of de heersende elektromagnetische veldsterkte voldoet aan de limietwaarde in de ICNIRP-richtlijn moet de zogenaamde Root Mean Square (RMS) waarde berekent worden. De RMS waarde van de elektrische veldsterkte op een locatie ݔԦ tijdgemiddeld over een tijdsinterval ݐ א [ܶ] wordt gegeven door de volgende formule:

ܧ௥௠௦(ݔԦ) = ඨ 1

ܶെ ܶන หܧሬԦ(ݔԦ, ݐ)ห ݀ݐ

Voor de tijdgemiddelde blootstelling moet derhalve de RMS waarde berekend (of gemeten) worden. Een voorbeeld is de spanning uit het stopcontact. Gebruikelijk is

(16)

deze spanning aan te geven met 240 V. Dat is een RMS-waarde, de piek van de sinus (elektrotechnici spreken over amplitude) is een factor ξ2~1,41 hoger. De piekwaarde van de spanning uit het stopcontact bedraagt 339 V.

3.3.1.1 Tijdmiddeling onder ICNIRP1998

In de ICNIRP1998 richtlijn is het interval waarover de tijdmiddeling van het elektromagnetische veld uitgerekend moet worden 6 minuten (360 s). Dus ܶെ ܶ

bedraagt 360 s. Gedurende 24 uur per dag en 7 dagen in de week mag voor het algemene publiek de gemeten (of berekende) RMS waarde niet de bijbehorende limietwaarde overschrijden. Dat geldt voor blootstelling aan het hele lichaam als ook voor blootstelling aan het hoofd, de armen en de benen.

Omdat er een tijdmiddeling wordt uitgevoerd mag, en kan, voor korte periode de waarde van het elektromagnetische veld hoger zijn dan de limietwaarde. Dat mag, zolang de tijdgemiddelde waarde maar onder de limietwaarde blijft.

3.3.1.2 Tijdmiddeling onder ICNIRP2020

De ICNIRP2020 richtlijn kent twee tijdsintervallen waarover de tijdmiddeling van het elektromagnetische veld uitgerekend moet worden, te weten:

x 30 minuten (1800 s) voor het gehele lichaam. Dus ܶെ ܶbedraagt 1800 s.

Gedurende 24 uur per dag en 7 dagen in de week mag voor het algemene publiek de gemeten (of berekende) RMS waarde niet de bijbehorende limietwaarde overschrijden.

x Voor blootstelling aan delen van het lichaam zoals het hoofd, de armen en de benen geldt een tijdmiddeling van 6 minuten (360 s) voor hoofd, armen en benen, dus ܶെ ܶbedraagt 360 s. Gedurende 24 uur per dag en 7 dagen in de week mag voor het algemene publiek de gemeten (of berekende) RMS waarde niet de bijbehorende limietwaarde overschrijden.

Omdat er een tijdmiddeling wordt uitgevoerd mag, en kan, voor korte periode de waarde van het elektromagnetische veld hoger zijn dan de limietwaarde. Dat mag zolang de tijdgemiddelde waarde maar onder de limietwaarde blijft.

3.3.2 Samengestelde tijdgemiddelde blootstelling

Beide richtlijnen geven een soortgelijke methodiek aan waarmee samengestelde gelijktijdige blootstelling kan worden getoetst tegen de limietwaarden. TNO heeft deze methodiek gevolgd voor zowel de ICNIRP1998 als ICNIRP2020.

3.3.3 Piekwaarde elektrische veldsterkte

In ICNIRP1998 is per bron een limietwaarde gesteld aan de maximaal toegestane piekwaarde van het elektrische (of magnetische) veld. ICNIRP2020 is in de regel minder streng. Een gepulst veld heeft voor de elektrische piekveldsterkte restricties gekregen die gebaseerd zijn op limitering van lokale (of oppervlakkige)

temperatuursverhoging. Dit wordt in de volgende paragraaf 3.4 en bijlage B nader toegelicht.

Merk voorts op dat zoals in hoofdstuk 2 is gesteld, moderne radars veelal een lager piekvermogen hebben dan oudere exemplaren. Het piekvermogen van de primaire radar van SMART-L is bijvoorbeeld circa 75 keer lager dan het piekvermogen van zijn voorganger, de MPR.

(17)

3.4 Pieklimitwaarde van de elektrische veldsterkte onder ICNIRP2020 richtlijn.

De limitering van de piekwaarde van de elektrische (en/of magnetische) veldsterkte wordt binnen de herziene ICNIRP-richtlijn (ICNIRP2020) anders vormgegeven dat in de ICNIRP1998 richtlijn.

In ICNIRP2020 wordt een limiet gesteld op de maximaal toelaatbare

temperatuurstijging voor het hele lichaam en voor lokale blootstelling zoals het hoofd, torso of ledematen. Extra aandacht is in ICNIRP2020 gegeven aan lokale opwarming van de huid. Afhankelijk van de aard van het signaal en de frequentie, zal net als bij ICNIRP1998 de te hanteren limietwaarde volgen uit de basisrestrictie voor het hele lichaam inclusief die voor lokale blootstelling zoals hoofd, torso en ledematen, zie tabel 2 in [4], of de basisrestrictie voor kortstondige blootstelling aan bijvoorbeeld gepulste velden, zie tabel 3 in [4]. Deze wijze wordt door de commissie aangedragen om ICNIRP2020 beter toepasbaar te maken wanneer getoetst moet worden aan nieuwe technologieën. Bij 5G kan door toepassing van de zogenaamde Multiple Input, Multiple Output (MIMO) architectuur van een basisstation een gebruiker richting het hoofd met een hogere waarde blootgesteld dan op de torso of benen, ervan uitgaand dat de telefoon tijdens het bellen aan het oor gehouden wordt. Met de huidige 2G/3G en 4G mobiele telecommunicatie is de MIMO- architectuur niet aanwezig. Ook geeft ICNRIP2020 de mogelijkheid om, naast de toets in het verre veld, ook in de zogenaamde Fresnel-zone (het nabije veld) van een antenne te toetsen. ICNIRP1998 geeft alleen referentiewaarden afgeleid voor verre-veld condities van de antenneinstallatie.

Voor de toets aan blootstelling aan gepulste radarinstallaties hanteert TNO de in tabel 3 van [4] geadviseerde basisrestrictie. De uitkomst van deze toets zal door het gepulste karakter de maximale elektrische veldsterkte van de voorgenomen

SMART-L te Herwijnen opleveren, waarbij de lokale verhoging van de temperatuur in het hoofd en torso moet worden gelimiteerd. Dezelfde berekening heeft TNO ook voor de KNMI weerradar, de secundaire radar (MSSR) en de

scheepsnavigatieradar uitgevoerd.

(18)

4 Toetsing tegen ICNIRP1998 en ICNIRP2020

Het uitgangspunt is dat ook ten tijde van het schrijven van deze rapportage getoetst wordt tegen de geldende richtlijnen en dat is ICNIRP1998. Daarom is in dit

hoofdstuk, naast de gevraagde toets tegen de herziene ICNIRP-richtlijn ook op basis van de geldende ICNIRP-richtlijn uit 1998 een aanvullende analyse uitgevoerd. Voor de woning op 450 m is alleen tegen ICNIRP2020 getoetst.

Immers, in het TNO Rapport TNO 2020 R10094 [1] is voor die woning de volledige toets tegen ICNIRP1998 al uitgevoerd.

4.1 Toetsing op een afstand van 300 m, de erfgrens van het perceel met de tijdelijke woningunit

In de vragen naar aanleiding van de publicatie van het TNO-rapport

TNO 2020 R10094 [1] is opgebracht dat naast de berekening van de te verwachten samengestelde blootstelling bij de dichtstbijzijnde woning men ook een toetsing voor langdurig verblijf (24 uur per dag, zeven dagen in de week) verwacht had op de erfgrens. In deze aanvullende rapportage heeft TNO die berekening voor de erfgrens gedaan en heeft daarbij een afstand van 300 m aangehouden.

Om de uitkomsten vergelijkbaar te houden met de andere analyses in deze rapportage heeft TNO de bijdragen van de eigen systemen wel meegenomen. Dat betekent dat op de erfgrens in de berekening dus rekening gehouden wordt met de aanwezigheid van WiFi routers en een DECT-telefoon, terwijl dit wellicht niet realistisch is. Ook heeft TNO de antennewinst, die voor de berekening van de woning op 450 m gebruikt is, aangehouden wat een ‘worse case’ aanname is. De aanwezigheid van eigen systemen en de ongewijzigde antennewinst zal tot een overschatting van de feitelijke blootstelling leiden omdat door de richtwerking van de radarantenne de meeste energie over een persoon op maaiveldniveau, naarmate die zich dichter naar het radarperceel begeeft, heen wordt uitgestraald, zie figuur 2.1. Daardoor zal in werkelijkheid het blootstellingsniveau van de radar afnemen naarmate men het radarperceel nadert.

4.1.1 ICNIRP1998 toets voor de erfgrens op 300m

In figuur 4.1 wordt de samengestelde blootstelling gegeven voor het geval dat de antenne van SMART-L ronddraait.

(19)

Figuur 4.1 Samengestelde blootstelling met de SMART-L in roterende modus inclusief de eigen RF-systemen op 300 m. De balken geven de minimale (blauw) en maximale (groen) te verwachten elektrische veldsterkte weer. Beide waarden worden vergeleken met de ICNIRP1998-richtlijn. Lager dan 100% betekent dat aan de ICNIRP1998 richtlijn voldaan wordt.

Uit de figuur is het lastig af te lezen dat de samengestelde blootstelling tussen 20,0% en 27,4% van de ICNIRP1998 richtlijn bedraagt. Er zit in dit geval een factor 1,4 tussen de hoogste en laagste waarden. De situatie in figuur 4.1 voldoet aan de referentiewaarden gesteld in de ICNIRP1998 richtlijn.

In figuur 4.2 wordt de samengestelde blootstelling gegeven voor het geval dat de SMART-L in starende modus staat. De bijdragen van de eigen RF-systemen zijn hierbij ook meegerekend.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

ICNIRP1998 KNMI-weerradar PSR MSSR Mobiele telefonie en omroep Navigatieradar 5G, voorspelling Mobiele telefoon DECT Telefoon 2.4G WLAN 5G WLAN Samengestelde blootstelling

Percentage ICNIRP1998; per bron en samengesteld

Percentage max Percentage min

(20)

Figuur 4.2 Samengestelde blootstelling de SMART-L in starende modus inclusief de eigen RF-systemen op 300 m. De balken geven de minimale (blauw) en maximale (groen) te verwachten elektrische veldsterkte weer. Beide waarden worden vergeleken met de ICNIRP1998 richtlijn. Lager dan 100% betekent dat aan de richtlijn voldaan wordt.

Uit de figuur is het lastig af te lezen dat de samengestelde blootstelling tussen 34%

en 38,8% van de ICNIRP1998-richtlijn bedraagt. Er zit in dit geval een factor 1,14 tussen de hoogste en laagste waarden. Deze situatie in figuur 4.2 voldoet aan de referentiewaarden gesteld in de ICNIRP1998-richtlijn.

In deze berekening is voor de starende modus uitgegaan van een continue blootstelling, hetgeen andermaal een worst-case aanname is aangezien in werkelijkheid de bundel zal ‘kwispelen’.

4.1.2 Blootstelling aan piekwaarden elektrische veldsterkten op 300 m getoetst naar ICNIRP-1998

ICNIRP1998 schrijft voor dat de over een periode van 6 minuten de tijdgemiddelde samengestelde blootstelling de limietwaarde van 1 (=100%) niet mag overschrijden.

Dat is hierboven onderzocht. De ICNIRP1998-richtlijn stelt echter ook een

limietwaarde voor de piekveldsterkte, namelijk 31,6 (of 32) maal de tijdgemiddelde elektrische veldsterkte. Uit de ICNIRP1998 richtlijn [5] volgt dat, als de factor 31,6 wordt gebruikt, die piekwaarde voor de SMART-L 1506 V/m is.

Deze limietwaarde is frequentieafhankelijk en in tabel 4.1 is weergegeven wat dat voor 300 m afstand betekent voor het geval dat de antenne van de SMART-L ronddraait.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

ICNIRP1998 KNMI-weerradar PSR, starend Mobiele telefonie en omroep Navigatieradar 5G, voorspelling Mobiele telefoon DECT Telefoon 2.4G WLAN 5G WLAN Samengestelde blootstelling

Percentage ICNIRP1998; per bron en samengesteld

Percentage max Percentage min

(21)

Tabel 4.1 Overzicht van piekveldsterkten vergeleken met de ICNIRP1998 richtlijn. De kolom

"percentage" geeft de te verwachten piekveldsterkteblootstelling aan ten opzichte van de ICNIRP1998-richtlijn. Deze berekening is gedaan voor de perceelgrens op 300 m afstand van de voorgenomen SMART-L radarinstallatie in roterende modus.

Bron Frequentie (GHz) Epiek(V/m) ELimiet(V/m) Percentage

MSSR 1 18,3 1.375 1,3

KNMI-weerradar 5,6 40 1.929 2,1

Navigatieradar 10 7 1.929 0,4

PSR 1,2 163 1.506 10,8

Totaal 14,66

Uit tabel 4.1 valt op te merken dat de te verwachten blootstelling aan

piekveldsterkten van de verschillende gepulste RF-systemen ruimschoots onder de ICNIRP1998 richtlijn blijft voor de SMART-L in roterende modus op een afstand van 300 m. Ook indien men ervoor zou kiezen om alle bijdragen bij elkaar op te tellen, wat niet door de ICNIRP1998 richtlijn wordt voorgeschreven, dan blijft die totale bijdrage onder 15%.

Tabel 4.2 Overzicht van piekveldsterkten vergeleken met de ICNIRP1998 richtlijn. De kolom

"percentage" geeft de te verwachten piekveldsterkteblootstelling aan ten opzichte van de ICNIRP1998-richtlijn. Deze berekening is gedaan voor de perceelgrens op 300 m afstand van de voorgenomen SMART-L radarinstallatie in starende modus

Bron Frequentie (GHz) Epiek(V/m) ELimiet(V/m) Percentage

KNMI-weerradar 5,6 40 1.929 2,1

Navigatieradar 10 7 1.929 0,4

PSR starende modus

1,2 48 1.506 3,2

Totaal 5,7

Uit tabel 4.2 valt op te merken dat de te verwachten blootstelling aan

piekveldsterkten van de verschillende gepulste RF-systemen ruimschoots onder de ICNIRP1998 richtlijn blijft voor de SMART-L in starende modus op een afstand van 300 m. Ook indien men ervoor zou kiezen om alle bijdragen bij elkaar op te tellen, wat niet door de ICNIRP1998 richtlijn wordt voorgeschreven, dan blijft die totale bijdrage onder 6%.

6 In tabel 2 van TNO-rapport TNO 2020 R10094 is abusievelijk de waarde behorende bij de MSSR niet opgeteld. De daar gepresenteerde waarde moet 13,5% in plaats van 12,6% zijn.

Ook de juiste waarde van 13,5% voldoet aan ICNIRP1998. Deze omissie heeft geen gevolgen voor de conclusie in TNO-rapport 2020 R10094.

(22)

4.1.3 ICNIRP2020 toets op de erfgrens (300 m)

In figuur 4.3 wordt de samengestelde blootstelling gegeven voor het geval dat de antenne van SMART-L ronddraait.

Figuur 4.3 Samengestelde blootstelling met de SMART-L in roterende modus inclusief de eigen RF-systemen op 300m. De balken geven de minimale (blauw) en maximale (groen) te verwachten elektrische veldsterkte weer. Beide waarden worden vergeleken met de ICNIRP2020 richtlijn. Lager dan 100% betekent dat aan de richtlijn voldaan wordt.

Uit de figuur is het lastig af te lezen dat de samengestelde blootstelling tussen 10,0% en 27,6% van de ICNIRP2020 richtlijn bedraagt. Er zit in dit geval een factor 1,4 tussen de hoogste en laagste waarden. Deze situatie in figuur 4.3 voldoet aan de referentiewaarden gesteld in de ICNIRP2020 richtlijn.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

ICNIRP KNMI-weerradar PSR MSSR Mobiele telefonie en omroep Navigatieradar 5G, voorspelling Mobiele telefoon DECT Telefoon 2.4G WLAN 5G WLAN Samengestelde blootstelling

Percentage ICNIRP2020; per bron en samengesteld

Percentage max Percentage min

(23)

In figuur 4.4 wordt de samengestelde blootstelling gegeven voor het geval dat de SMART-L in starende modus staat.

Figuur 4.4 Samengestelde blootstelling de SMART-L in starende modus inclusief de eigen RF-systemen op 300 m. De balken geven de minimale (blauw) en maximale (groen) te verwachten elektrische veldsterkte weer. Beide waarden worden vergeleken met de ICNIRP2020-richtlijn. Lager dan 100% betekent dat aan de richtlijn voldaan wordt.

Uit de figuur is het lastig af te lezen dat de samengestelde blootstelling tussen 34%

en 38,9% van de ICNIRP2020-richtlijn bedraagt. Er zit in dit geval een factor 1,1 tussen de hoogste en laagste waarden. De situatie in figuur 4.4 voldoet aan de referentiewaarden gesteld in de ICNIRP2020-richtlijn.

4.1.4 Blootstelling aan piekwaarden elektrische veldsterkten op 300 m getoetst naar de ICNIRP2020-richtlijn

De methodiek voor toetsing aan de toegestane piekwaarde van het

elektromagnetische veld is in ICNIRP2020 anders dan in ICNIRP1998. In bijlage B van dit rapport wordt uitgebreider ingegaan hoe TNO de door ICNIRP

gepubliceerde methodiek (zie tabel 7 van [4]) heeft toegepast voor de SMART-L radar, de KNMI-radar en de scheepvaart navigatieradar. De resultaten van deze analyse worden in tabel 4.3 gegeven.

Tabel 4.3 Overzicht van piekveldsterkten vergeleken met de ICNIRP2020 richtlijn. De kolom

"percentage" geeft de te verwachten piekveldsterkteblootstelling aan ten opzichte van de ICNIRP2020 richtlijn. Deze berekening is gedaan voor de perceelgrens op 300 m afstand en de SMART-L in roterende modus.

Bron Frequentie (GHz) Epiek(V/m) ELimiet(V/m) Percentage

MSSR 1 18,3 34.100 <0,01

KNMI-weerradar 5,6 40 320.000 0,01

Navigatieradar 10 7 43.300 0,02

PSR 1,2 163 2.988 5,46

Totaal 5,5

Uit tabel 4.3 valt op te merken dat de te verwachten blootstelling aan

piekveldsterkten van de verschillende gepulste RF-systemen op een afstand van 300 m onder de ICNIRP2020 richtlijn blijft voorde SMART-L in roterende modus.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

ICNIRP KNMI-weerradar PSR, starend Mobiele telefonie en omroep Navigatieradar 5G, voorspelling Mobiele telefoon DECT Telefoon 2.4G WLAN 5G WLAN Samengestelde blootstelling

Percentage ICNIRP2020; per bron en samengesteld

Percentage max Percentage min

(24)

Omdat men in ICNIRP2020 uitgaat van temperatuureffecten, is het nu wel

realistisch om alle bijdragen op te tellen. In dat geval is de samengestelde bijdrage lager dan 6%.

Tabel 4.4 Overzicht van piekveldsterkten vergeleken met de ICNIRP2020 richtlijn. De kolom

"percentage" geeft de te verwachten piekveldsterkteblootstelling aan ten opzichte van de ICNIRP2020 richtlijn. Deze berekening is gedaan voor de perceelgrens op 300 m afstand en de SMART-L in starende modus.

Bron Frequentie (GHz) Epiek(V/m) ELimiet(V/m) Percentage

KNMI-weerradar 5,6 40 320.000 0,01

Navigatieradar 10 7 43.300 0,02

PSR starende modus

1,2 48 416 11,5

Totaal 11,53

Uit tabel 4.4 valt op te merken dat de te verwachten blootstelling aan

piekveldsterkten van de verschillende gepulste RF-systemen waarbij de SMART-L in starende modus staat op een afstand van 300m onder de ICNIRP2020 richtlijn blijft. In dat geval is de samengesteld bijdrage lager dan 12%.

Tot slot wordt opgemerkt dat de toegestane piekwaarde die door de KNMI weerradar berekend is, veel hoger uitvalt dan onder de ICNIRP1998 toets. Dat wordt veroorzaakt door de speciale wijze van scannen (zie bijlage B). De KNMI weerradar scant voornamelijk de hemel af en heel af en toe belicht de KNMI radar objecten/mensen op de grond. Dit komt zo weinig voor dat de restrictie voor een enkele puls de limietwaarde van 320 kV/m oplevert, zie bijlage B.8.

4.2 Toetsing voor de tijdelijke woningunit op een afstand van 370 m

Na het uitbrengen van het TNO rapport TNO 2020 R10098 [1] is duidelijk geworden dat er zich een tijdelijke woonunit bevond op een afstand dichterbij de SMART-L dan de eerder aangehouden afstand van 450 m voor de woning, zie paragraaf 1.1.

Voor de tijdelijke woningunit wordt in deze paragraaf de toets conform ICNIRP1998 en ICNIRP2020 uitgevoerd.

4.2.1 ICNIRP1998 voor de tijdelijke woonunit op 370 m afstand

In figuur 4.5 wordt de samengestelde blootstelling gegeven voor het geval dat de antenne van SMART-L ronddraait.

(25)

Figuur 4.5 Samengestelde blootstelling met de SMART-L in roterende modus inclusief de eigen RF-systemen op 370 m. De balken geven de minimale (blauw) en maximale (groen) te verwachten elektrische veldsterkte weer. Beide waarden worden vergeleken met de ICNIRP1998 richtlijn. Lager dan 100% betekent dat aan de richtlijn voldaan wordt.

Uit de figuur is het lastig af te lezen dat de samengestelde blootstelling tussen 17,8% en 25,9% van de ICNIRP1998 richtlijn bedraagt. Er zit in dit geval een factor 1,5 tussen de hoogste en laagste waarden. De situatie in figuur 4.5 voldoet aan de referentiewaarden gesteld in de ICNIRP1998 richtlijn.

In figuur 4.6 wordt de samengestelde blootstelling gegeven voor het geval dat de SMART-L in starende modus staat. De bijdragen van de eigen RF-systemen zijn hierbij ook meegerekend.

Figuur 4.6 Samengestelde blootstelling de SMART-L in starende modus inclusief de eigen RF-systemen op 370 m. De balken geven de minimale (blauw) en maximale (groen) te verwachten elektrische veldsterkte weer. Beide waarden worden vergeleken met de ICNIRP1998-richtlijn. Lager dan 100% betekent dat aan de richtlijn voldaan wordt.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

ICNIRP KNMI-weerradar PSR MSSR Mobiele telefonie en omroep Navigatieradar 5G, voorspelling Mobiele telefoon DECT Telefoon 2.4G WLAN 5G WLAN Samengestelde blootstelling

Percentage ICNIRP1998; per bron en samengesteld

Percentage max Percentage min

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

ICNIRP KNMI-weerradar PSR, starend Mobiele telefonie en omroep Navigatieradar 5G, voorspelling Mobiele telefoon DECT Telefoon 2.4G WLAN 5G WLAN Samengestelde blootstelling

Percentage ICNIRP1998; per bron en samengesteld

Percentage max Percentage min

(26)

Uit de figuur is het lastig af te lezen dat de samengestelde blootstelling tussen 28,6% en 34,2% van de ICNIRP1998-richtlijn bedraagt. Er zit in dit geval een factor 1,2 tussen de hoogste en laagste waarden. De situatie in figuur 4.6 voldoet aan de referentiewaarden gesteld in de ICNIRP1998-richtlijn.

De resultaten van de analyse van de piekwaarden van de veldsterkten worden in tabel 4.5 gegeven voor de roterende SMART-L antenne en in tabel 4.6 voor de starende modus.

Tabel 4.5 Overzicht van piekveldsterkten vergeleken met de ICNIRP1998-richtlijn. De kolom

"percentage" geeft de te verwachten piekveldsterkteblootstelling aan ten opzichte van de ICNIRP1998-richtlijn. Deze berekening is gedaan voor de tijdelijke woningunit op 370 m afstand en voor de SMART-L in roterende modus.

Bron Frequentie (GHz) Epiek(V/m) ELimiet(V/m) Percentage

MSSR 1 14,8 1.375 1,1

KNMI-weerradar 5,6 59 1.929 3,1

Navigatieradar 10 7 1.929 0,4

PSR 1,2 132 1.506 8,8

Totaal 13,4

Uit tabel 4.5 valt op te merken dat de te verwachten blootstelling aan

piekveldsterkten van de verschillende gepulste RF-systemen ruimschoots onder de ICNIRP1998 richtlijn blijft. Ook indien men ervoor zou kiezen om alle bijdragen in de roterende modus bij elkaar op te tellen, wat niet door de ICNIRP1998 richtlijn wordt voorgeschreven, dan blijft de totale bijdrage onder de 14%.

Tabel 4.6 Overzicht van piekveldsterkten vergeleken met de ICNIRP1998-richtlijn. De kolom

"percentage" geeft de te verwachten piekveldsterkteblootstelling aan ten opzichte van de ICNIRP1998-richtlijn. Deze berekening is gedaan voor de tijdelijke woningunit op 370 m afstand en voor de SMART-L in starende modus.

Bron Frequentie (GHz) Epiek(V/m) ELimiet(V/m) Percentage

KNMI-weerradar 5,6 59 1.929 3,1

Navigatieradar 10 7 1.929 0,4

PSR starende modus

1,2 39 1.506 2,6

Totaal 6,1

Uit tabel 4.6 valt op te merken dat de te verwachten blootstelling aan

piekveldsterkten van de verschillende gepulste RF-systemen ruimschoots onder de ICNIRP1998 richtlijn blijft. Ook indien men ervoor zou kiezen om alle bijdragen in de starende modus alle bijdragen bij elkaar op te tellen, dan blijft de totale bijdrage onder de 7%.

4.2.2 ICNIRP2020 toets voor de tijdelijke woningunit op 370 m

In figuur 4.7 wordt de samengestelde blootstelling voor de tijdelijke woningunit op 370 m gegeven voor het geval dat de antenne van SMART-L ronddraait.

(27)

Figuur 4.7 Samengestelde blootstelling met de SMART-L in roterende modus inclusief de eigen RF-systemen op 370 m. De balken geven de minimale (blauw) en maximale (groen) te verwachten elektrische veldsterkte weer. Beide waarden worden vergeleken met de ICNIRP2020-richtlijn. Lager dan 100% betekent dat aan de richtlijn voldaan wordt.

Uit de figuur is het lastig af te lezen dat de samengestelde blootstelling tussen 17,8% en 26,1% van de ICNIRP2020 richtlijn bedraagt. Er zit in dit geval een factor 1,5 tussen de hoogste en laagste waarden. De situatie in figuur 4.7 voldoet aan de referentiewaarden gesteld in de ICNIRP2020 richtlijn.

In figuur 4.8 wordt de samengestelde blootstelling gegeven voor het geval dat de SMART-L in starende modus staat. De bijdragen van de eigen RF-systemen zijn hierbij ook meegerekend.

Figuur 4.8 Samengestelde blootstelling de SMART-L in starende modus inclusief de eigen RF-systemen op 370 m. De balken geven de minimale (blauw) en maximale (groen) te verwachten elektrische veldsterkte weer. Beide waarden worden vergeleken met de ICNIRP2020-richtlijn. Lager dan 100% betekent dat aan de richtlijn voldaan wordt.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

ICNIRP KNMI-weerradar PSR MSSR Mobiele telefonie en omroep Navigatieradar 5G, voorspelling Mobiele telefoon DECT Telefoon 2.4G WLAN 5G WLAN Samengestelde blootstelling

Percentage ICNIRP2020; per bron en samengesteld

Percentage max Percentage min

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

ICNIRP KNMI-weerradar PSR, starend Mobiele telefonie en omroep Navigatieradar 5G, voorspelling Mobiele telefoon DECT Telefoon 2.4G WLAN 5G WLAN Samengestelde blootstelling

Percentage ICNIRP2020; per bron en samengesteld

Percentage max Percentage min

(28)

Uit de figuur is het lastig af te lezen dat de samengestelde blootstelling tussen 28,6% en 34,3% van de ICNIRP2020 richtlijn bedraagt. Er zit in dit geval een factor 1,2 tussen de hoogste en laagste waarden. De situatie in figuur 4.8 voldoet aan de referentiewaarden gesteld in de ICNIRP2020 richtlijn.

4.2.3 Blootstelling aan piekwaarden elektrische veldsterkten op 370 m conform ICNIRP-2020

De methodiek voor toetsing aan de toegestane piekwaarde van het elektromagnetische veld is in ICNIRP2020 een andere strategie dan in

ICNIRP1998. In bijlage B van dit rapport wordt uitgebreider ingegaan hoe TNO de door ICNIRP gepubliceerde methodiek (zie tabel 7 van [4]) heeft geïnterpreteerd en toegepast voor de SMART-L radar, de KNMI-radar, de secundaire radar en de scheepvaart navigatieradar. Dit resultaten van deze analyse worden in tabel 4.7 gegeven voor de ronddraaiende SMART-L antenne en in tabel 4.8 voor de starende modus.

Tabel 4.7 Overzicht van piekveldsterkten vergeleken met de ICNIRP2020 richtlijn op 370 m. De kolom "percentage" geeft de te verwachten piekveldsterkteblootstelling aan ten opzichte van de ICNIRP2020 richtlijn. Deze berekening is gedaan voor de tijdelijke woningunit op 370 m afstand en voor de SMART-L in roterende modus.

Bron Frequentie (GHz) Epiek(V/m) ELimiet(V/m) Percentage

MSSR 1 15 34.100 <0,01

KNMI-weerradar 5,6 59 320.000 0,02

Navigatieradar 10 7 43.300 0,02

PSR 1,2 132 2988 4,42

Totaal 4,47

Uit tabel 4.7 valt op te merken dat de te verwachten blootstelling aan

piekveldsterkten van de verschillende gepulste RF-systemen onder de ICNIRP2020 richtlijn blijft wanneer de SMART-L in roterende modus gebruikt wordt. In dit geval bedraagt op 370 m de blootstelling van de piekveldsterkten lager dan 5% van de ICNIRP2020-richtlijn is.

Tabel 4.8 Overzicht van piekveldsterkten vergeleken met de ICNIRP2020 richtlijn op 370 m. De kolom "percentage" geeft de te verwachten piekveldsterkteblootstelling aan ten opzichte van de ICNIRP2020 richtlijn. Deze berekening is gedaan voor de tijdelijke woningunit op 370 en voor de SMART-L in starende modus.

Bron Frequentie (GHz) Epiek(V/m) ELimiet(V/m) Percentage

KNMI-weerradar 5,6 59 320.000 0,02

Navigatieradar 10 7 43.300 0,02

PSR starende modus

1,2 39 416 9,4

Totaal 9,44

Uit tabel 4.8 valt op te merken dat de te verwachten blootstelling aan

piekveldsterkten van de verschillende gepulste RF-systemen onder de ICNIRP2020 richtlijn blijft wanneer de SMART-L in starende modus gebruikt wordt. In dit geval bedraagt op 370 m de blootstelling van de piekveldsterkten lager dan 10% van de ICNIRP2020-richtlijn is.

(29)

4.3 Toetsing voor de woning op een afstand van 450 m tegen ICNIRP2020

In deze paragraaf wordt in aanvulling op het TNO rapport TNO 2020 R10094 voor de woning op 450 m afstand de toets tegen ICNIRP2020 uitgevoerd. In figuur 4.9 wordt de samengestelde blootstelling gegeven voor het geval dat de antenne van SMART-L ronddraait.

Figuur 4.9 Samengestelde blootstelling met de SMART-L in roterende modus inclusief de eigen RF-systemen op 450 m. De balken geven de minimale (blauw) en maximale (groen) te verwachten elektrische veldsterkte weer. Beide waarden worden vergeleken met de ICNIRP2020-richtlijn. Lager dan 100% betekent dat aan de richtlijn voldaan wordt.

Uit de figuur is het lastig af te lezen dat de samengestelde blootstelling tussen 15,0% en 24,2% van de ICNIRP2020 richtlijn bedraagt. Er zit in dit geval een factor 1,6 tussen de hoogste en laagste waarden. De situatie in figuur 4.9 voldoet aan de referentiewaarden gesteld in de ICNIRP2020 richtlijn.

In figuur 4.10 wordt de samengestelde blootstelling gegeven voor het geval dat de SMART-L in starende modus staat. De bijdragen van de eigen RF-systemen zijn hierbij ook meegerekend.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

ICNIRP KNMI-weerradar PSR MSSR Mobiele telefonie en omroep Navigatieradar 5G, voorspelling Mobiele telefoon DECT Telefoon 2.4G WLAN 5G WLAN Samengestelde blootstelling

Percentage ICNIRP2020; per bron en samengesteld

Percentage max Percentage min

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• In deze vergaderingen worden afspraken gemaakt welke monitorprocedures en con- trols geïmplementeerd worden, wie voor de implementatie van welke controls en pro-

Voor een grote gemeente waar meerdere glasringen gerealiseerd moeten worden, zal de totale termijn voor de planning, de vergunningverlening, de bouw van het netwerk en de migratie

5. de elektrische aansluiting naar het contactslot onderbroken raakt. Veiligheidsdoelstelling 6: Als de bestuurder niet aanwezig is moet een stilstaand voertuig in de

Het voordeel van het hanteren van de Gezondheidszorgindex ten opzichte van andere indices, zoals de CPI voor de totale bestedingen of de productgroep Huisvesting, water en energie,

• De stralingsbelasting wordt bepaald uit de tijdgemiddelde en de piek- veldsterkte (V/m); er zijn dus twee criteria met verschillende limieten... Radar basics: pulsen,

Uit de figuur is het lastig af te lezen dat de samengestelde blootstelling tussen 20,0% en 27,6% van de ICNIRP2020 richtlijn bedraagt. Er zit in dit geval een factor 1,4 tussen

In figuur 12 is de samengestelde blootstelling gegeven voor het geval de SMART-L in niet roterende (starende) mode wordt gebruikt. De toets naar de ordonnantie van het

Since particles generated by shooting decreases the protection factor artificially and since not always an increase in ambient particles is observed after firing,