• No results found

O-meting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "O-meting"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NULMETING VARENDONCK COLLEGE - BEATRIXLAAN 25 ASTEN

ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS (OMO)

28 april 2014

077664529:0.23 - Concept E06061.002138.0120

(2)

Inhoud

1 Inleiding ... 3

2 Uitgangspunten ... 5

2.1 Inleiding ... 5

2.2 BOEI-systematiek... 5

2.3 RKO ... 5

2.4 Frisse scholen ... 6

2.5 Energie & Binnenmilieu advies ... 7

2.6 Onderwijsvisie ... 7

3 Technische Pijler ... 8

3.1 Inleiding ... 8

3.2 BOEI inspectie ... 8

3.2.1 Brandveiligheid ... 8

3.2.2 Onderhoud ... 9

3.2.3 Energetische kwaliteit ... 9

3.2.4 Inzicht in wet- en regelgeving ... 10

3.3 Overige aandachtspunten ... 11

3.4 Conclusie... 11

4 Ambitiepijler ... 12

4.1 Inleiding ... 12

4.2 RKO ... 12

4.3 Conclusie... 14

5 Functionele pijler ... 16

5.1 Inleiding ... 16

5.2 Missie en visie ... 16

5.3 Onderwijs en organisatie ... 18

5.3.1 Aanbod ... 18

5.3.2 Begeleiding ... 19

5.4 Visie en organisatie gerelateerd aan leeromgeving ... 19

5.5 Conclusie... 22

6 Ruimtelijke pijler ... 23

6.1 Inleiding ... 23

6.2 Normatief versus bestaand ... 23

6.3 Conclusie... 25

7 Advies ... 26

7.1 Inleiding ... 26

7.2 Renovatieconcepten ... 26

7.2.1 Concept A ... 26

7.2.2 Concept B ... 28

(3)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 2

7.2.3 Concept C ... 30

7.3 Analyse Concepten ... 33

7.4 Advies en vervolgstappen ... 34

Bijlage 1 Begrippenlijst... 36

Bijlage 2 BOEI meting Varendonck-College ... 37

Bijlage 3 Kostenraming ... 38

Bijlage 4 Frisse scholen ... 44

Bijlage 5 EBA-rapportage ... 46

Bijlage 6 Matrix renovatieconcepten ... 47

Colofon... 49

(4)

1 Inleiding

In opdracht van Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) is door ARCADIS voor het Varendonck-College te Asten een nulmeting van de huidige huisvesting uitgevoerd. Het bestuur van OMO is in gesprek met de gemeente Asten over de huisvestingssituatie van het Varendonck-College aan de Beatrixlaan. Vastgesteld is dat deze huisvesting van de school aangepakt dient te worden.

Het Varendonck-College is een brede scholengemeenschap, gelegen in de regio Asten-Someren, die alle vormen van regulier voortgezet onderwijs biedt. In Asten is de locatie voor havo-vwo onderwijs gevestigd. Het Varendonck-College is een instituut en een ankerpunt in de dorpen en vervult een belangrijke rol als opleider en werkgever in de regio.

Echter, zoals vele regio’s in Limburg, krijgt ook de regio Asten-Someren te maken met krimp. Dat betekent dat de leefbaarheid binnen de dorpen wordt aangetast omdat het huidige voorzieningenniveau onder druk komt te staan. Dit geldt ook voor het onderwijs. De verwachting is dat het huidige leerlingenaantal op de school gaat dalen naar 850 leerlingen. Dit is voor de school ook het absolute minimum om de kwaliteit van de voorziening te kunnen blijven waarborgen. Om een zodanig leerlingenaantal te kunnen blijven bedienen, moet de school aantrekkelijk blijven voor leerlingen en personeel. De huisvesting van de school is hierin een cruciaal middel. En dan gaat het niet alleen om uiterlijk maar veel meer nog over de aansluiting bij het primaire proces; de ontwikkelingen in het onderwijs en de wijze van lesgeven. Kortom:

om een toekomstbestendige onderwijsvoorziening in de regio te kunnen handhaven is het noodzakelijk dat de huisvesting toekomstbestendig is. Bij het aanhouden van de huidige situatie als zodanig, komt het voortbestaan van deze voorziening onder druk te staan en daarmee direct ook de leefbaarheid binnen de regio evenals de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat van de regio.

Tegen deze achtergrond is door ARCADIS een nulmeting uitgevoerd op basis waarvan integraal kan worden bepaald in welke mate de huisvesting dient te worden aangepast, welke kosten hieraan verbonden zijn en wat daarmee dus de scope wordt van het project naar een toekomstbestendige huisvesting.

Vraagstelling

De opdracht betreft het opstellen van een nulmeting van het huidige schoolgebouw gebaseerd op:

 inspectie conform de BOEI-methodiek met bijbehorende kostenraming;

 vertaling van de inspectie naar een renovatieadvies.

Bij de vertaling naar het renovatieadvies dient rekening worden gehouden met:

 richtlijnen Kwaliteitsnormen Onderwijshuisvesting (RKO);

 frisse scholen;

 de onderwijsvisie van de school (met in totaal 850 leerlingen).

(5)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 4 Gezien voorgaande vraagstelling, heeft ARCADIS een viertal pijlers vastgesteld op basis waarvan de nulmeting is opgebouwd:

1. technische pijler (BOEI-meting);

2. ambitie pijler (RKO);

3. ruimtelijke pijler (850 leerlingen);

4. functionele pijler (onderwijsvisie).

De pijlers zijn geanalyseerd en vervolgens is integraal bekeken in welke mate de huisvesting dient te worden aangepast om een toekomstbestendige huisvesting te verkrijgen.

Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten van dit onderzoek nader toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op de RKO, Frisse scholen en de onderwijsvisie.

In de hoofdstukken daarna worden de vier pijlers achtereenvolgens toegelicht:

 hoofdstuk 3: Technische pijler;

 hoofdstuk 4: Ambitie pijler;

 hoofdstuk 5: Functionele pijler;

 hoofdstuk 6: Ruimtelijke pijler.

Per pijler wordt omschreven wat de bevindingen zijn, gevolgd door een conclusie aan het einde van het hoofdstuk. Hoofdstuk 7 geeft tot slot een drietal mogelijke renovatieconcepten weer, afgestemd op de vier pijlers. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een advies voor renovatie welke realistisch wordt geacht voor het Varendonck-College aan de Beatrixlaan 25 te Asten.

Achtereenvolgens zijn de volgende bijlagen bijgevoegd:

 Bijlage 1 Begrippenlijst; bevat een opsomming van alle gebruikte begrippen in deze rapportage;

 Bijlage 2 BOEI meting Varendonck-College; bevat de complete rapportage en MJOP van de uitgevoerde BOEI meting;

 Bijlage 3: Kostenraming: de kostenramingen van de voorgestelde renovatieconcepten;

 Bijlage 4: Frisse scholen: overzicht van de prestatie-eisen uit het Programma van Eisen voor Frisse Scholen;

 Bijlage 5: EBA advies: de eerder opgestelde rapportage Energie en Binnenmilieu Advies uit 2009.

(6)

2 Uitgangspunten

2.1

INLEIDING

Om te komen tot een passend renovatieadvies is op verschillende wijzen informatie verzameld over het gebouw. Ten eerste heeft een BOEI-inspectie plaats gevonden op 2 en 4 april 2014. Tijdens deze visuele inspectie is het gebouw op de onderdelen Brandveiligheid, Onderhoud, Energie en Inzicht in Wet-

&Regelgeving (BOEI) geïnspecteerd. Ook zijn de documenten op locatie ingezien. Daarnaast hebben verschillende gesprekken plaats gevonden met de schoolleiding, waaronder een overleg over de onderwijsvisie.

Hieronder volgt een korte toelichting op een aantal belangrijke documenten (BOEI, RKO, Frisse scholen en onderwijsvisie) die onderdeel uitmaken van dit onderzoek.

2.2

BOEI-SYSTEMATIEK

De technische staat van het schoolgebouw is beoordeeld aan de hand van een inspectie op basis van de Rgd-BOEI systematiek. Deze systematiek geeft inzicht in de technische staat van de elementen, maar beoordeelt de elementen ook op energetische kwaliteit en brandveiligheid. Daarnaast wordt er getoetst op wet- en regelgeving.

Op basis van een visuele inspectie zijn de verschillende bouwdelen geïnventariseerd en geïnspecteerd. De materialen en hoeveelheden zijn in het werk bepaald of van tekening afgelezen. Op basis van de inspectie is de technische staat van de onderdelen aangegeven voor de onderwerpen Brandveiligheid, Onderhoud, Energie en Inzicht in Wet- en Regelgeving. Op een schaal van 1 (zeer goed) tot 6 (zeer slecht) is de conditie van het bouwdeel aangegeven. Vervolgens wordt dit vertaald in ingrepen die in een

meerjarenonderhoudsplanning worden uitgezet in de tijd.

De Rgd-BOEI geeft inzicht in de minimaal benodigde ingrepen om het gebouw in stand te houden. Er is geen rekening gehouden met (private) ambities om het gebouw te verbeteren of te optimaliseren.

2.3

RKO

RKO staat voor de Richtlijnen Kwaliteitsnormen Onderwijshuisvesting Ons Middelbaar Onderwijs.

Uitgangspunt voor het opstellen van dit document is het vastleggen van een Programma van Eisen voor een nieuw te bouwen schoolgebouw voor de schoolorganisatie van Ons Middelbaar Onderwijs (OMO).

Het document bevat eisen op het gebied van ruimtelijke, technische en organisatorische aspecten.

In de basis is dit document de Leidraad voor projecten binnen de schoolgebouwen van de

schoolorganisatie OMO. Dit rapport is opgesteld in 2003 en in 2011 aangevuld met een addendum.

Een groot deel van de eisen is nog steeds op vergelijkbaar niveau relevant. In de tussentijd hebben er

(7)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 6 echter wijzigingen in wet- en regelgeving voorgedaan, deze zullen bij nieuwbouw projecten te allen tijde in acht moeten worden genomen. Bij een nieuwbouw project vormen deze eisen de basis voor het ontwerp.

In het geval van het Varendonck-College betreft het echter geen nieuwbouw, maar renovatie. Hiermee zijn een aantal randvoorwaarden vastgelegd (bijv. vorm van het gebouw, locatie etc.), die niet altijd aan te passen zijn binnen een renovatietraject. Het is dan ook niet realistisch een zelfde Programma van Eisen met dezelfde prestatie-eisen neer te leggen als bij een nieuwbouwproject.

In het renovatie-advies is daar waar mogelijk aangesloten bij de prestatie-eisen uit het RKO. Daar waar andere richtlijnen zijn gehanteerd is dit aangegeven. Daar waar het uit oogpunt van praktische

uitvoerbaarheid of financiële haalbaarheid niet mogelijk is bepaalde prestaties te leveren, is ook getracht dit aan te geven. Uitgangspunt is geweest een realistisch advies te geven, waarin met alle aspecten rekening is gehouden.

2.4

FRISSE SCHOLEN

Een slecht binnenmilieu in scholen heeft een negatief effect op de gezondheid, leerprestaties en functioneren van leerlingen en onderwijzend personeel. Bij ver- en nieuwbouwplannen is het dus belangrijk vooraf eisen te stellen aan het ontwerp van het gebouw en de installaties. Naast een optimaal binnenmilieu is daarbij ook een beperkt energiegebruik essentieel – alleen al vanwege de kosten.

Hiertoe heeft het programma Energie & Gebouwde omgeving (EGO) het project Frisse Scholen opgezet.

Het heeft tot doel scholen te stimuleren minder energie te verbruiken en het binnenmilieu te verbeteren.

Binnen dit project is een Programma van Eisen beschikbaar. Dit PvE werkt als een menukaart. Per onderwerp kan worden aangegeven welk prestatieniveau binnen het project wordt nagestreefd. Het basisniveau C is gebaseerd op de geldende wet- en regelgeving, bijvoorbeeld het Bouwbesluit, en geldt als minimaal ambitieniveau. Klasse B streeft een ambitie ‘Goed’ na en bij klasse A wordt uitgegaan van ‘Zeer goed’. Eisen uit klasse C gelden ook voor de overige klassen, tenzij een hoger ambitieniveau is

aangegeven.

In tabel 1 zijn de onderwerpen uit het Programma van Eisen voor Frisse Scholen opgenomen. In Bijlage 4 is een uitgebreide tabel opgenomen waarin alle onderwerpen zijn uitgewerkt in subeisen. In de tabel wordt tevens een korte toelichting gegeven op de relatie met het Varendonck-College.

Het Programma van Eisen voor Frisse Scholen is opgesteld met verschillende kwaliteitsniveaus. Niet voor alle onderwerpen kan aan de prestatie-eisen op het hoogste niveau worden voldaan in geval van

renovatie. Het is niet realistisch om bij een bestaand gebouw op alle onderwerpen op het hoogste niveau te willen presteren. Het is echter wel goed deze keuzes bewust te maken en daar waar mogelijk het gewenste kwaliteitsniveau na te streven.

Thema C B A RENOVATIE ADVIES

Energie Bij het ingrijpen op onderdelen die van invloed zijn op de

energieprestatie (bijv. bouwkundige schil, installaties) wordt de meest (optimale) energiezuinige variant geadviseerd. Hiermee wordt de energieprestatie van het gebouw verbeterd.

Binnenluchtkwaliteit De huidige binnenluchtkwaliteit voldoet niet aan de gewenste eisen (Frisse scholen klasse C). Aanpassingen hieraan zijn noodzakelijk om de school gezond en comfortabel te houden. Overige eisen wordt grotendeels aan voldaan of is niet van toepassing aangezien het een bestaand gebouw betreft.

(8)

Thermisch comfort Een sterke koppeling tussen binnenluchtkwaliteit en thermisch comfort is aanwezig. Zonwering (en de mate waarin deze op de juiste wijze wordt bediend) draagt bij aan een comfortabel binnenklimaat.

Visueel comfort Visueel comfort speelt een grote rol bij de effectiviteit van onderwijs.

Daglichttoetreding in alle verblijfsruimte is bij wijzigingen in de indeling van groot belang.

Akoestisch comfort Bij het wijzigingen van scheidingsconstructies worden akoestische eisen als leidraad gehanteerd. In verband met bestaande situatie is het niet altijd mogelijk aan de nieuwbouw eisen te voldoen.

Tabel 1: Frisse Scholen overzicht onderwerpen

2.5

ENERGIE & BINNENMILIEU ADVIES

In 2009 is door SB Vastgoed een Energie & Binnenmilieuadvies opgesteld (zie bijlage 5).

De kwaliteit van het binnenmilieu op scholen laat vaak te wensen over. Een slecht binnenmilieu kan onder andere leiden tot gezondheidsklachten en verminderde leerprestaties. Terwijl juist een goed binnenmilieu kan leiden tot het verbeteren van de leerprestaties. Goede daglichttoetreding en voldoende visueel comfort zorgen bijvoorbeeld voor 5-14% snellere studievoortgang. Goede ventilatie leidt tot 11% hogere productiviteit en het zelf kunnen beïnvloeden van de temperatuur in de leer- en werkomgeving zorgt voor 3% hogere productiviteit. Een goed binnenklimaat is dus niet alleen van belang om een aantrekkelijke leeromgeving voor de leerlingen te vormen, maar ook om de studieresultaten te stimuleren.

Het Energie & Binnenmilieuadvies geeft inzicht in de huidige situatie van het gebouw wat betreft de energieprestatie en de kwaliteit van het binnenmilieu.

Het huidige energielabel van de school is volgens dit document label E en de binnenluchtkwaliteit wordt als klasse D beoordeeld. Een groot deel van de tijd is de CO2-concentratie hoger dan gewenst. Ook het thermisch comfort wordt als matig tot onvoldoende beoordeeld. In deze rapportage zijn tevens

verbetervoorstellen opgenomen. In de hoofdstukken over de ambitiepijler en de renovatieadviezen wordt hier nader op in gegaan.

2.6

ONDERWIJSVISIE

Voor de informatie over de onderwijsvisie zijn, naast een overleg met een vertegenwoordiging van de school, de volgende bronnen gehanteerd: intern opgestelde notitie1, de website2 en de schoolgids3.

1 Een fris gebouw voor de toekomst van het Varendonck-College in Asten, Irma van Nieuwenhuijsen, 16 december 2013

2 www.varendonk.nl

(9)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 8

3 Technische Pijler

3.1

INLEIDING

In dit hoofdstuk wordt de technische pijler van de nulmeting nader toegelicht. De technische pijler gaat in op de technische staat van het schoolgebouw. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de technische staat van de verschillende elementen in het gebouw op volgorde van de BOEI (Brandveiligheid, Onderhoud, Energie, Inzicht in wet- en regelgeving).

De boeimeting beoordeelt de huidige technische kwaliteit van de huisvesting, waarbij nadrukkelijk geen rekening gehouden wordt met de andere drie pijlers. De meting laat de huidige ruimtelijke en functionele kwaliteiten buiten beschouwing en houdt bovendien geen rekening met enige ambitie. De meting zegt derhalve alleen iets over de technische pijler. Om de scope voor daadwerkelijke toekomstbestendige huisvesting te bepalen, dient de technische pijler in samenhang met de andere drie pijlers te worden bezien.

In de basis kan worden gesteld dat de huidige kwaliteit van het gebouw gezien de leeftijd van de verschillende onderdelen matig tot redelijk goed is. Naast de veroudering van de onderdelen is er voldoende onderhoud uitgevoerd. Er is echter wel een aantal aspecten dat specifiek aandacht vraagt omdat niet (meer) aan de huidige regelgeving wordt voldaan (o.a. brandveiligheid en elektriciteit). Hier wordt in het hoofdstuk over de renovatie-adviezen nader ingegaan.

3.2

BOEI INSPECTIE

3.2.1

BRANDVEILIGHEID

Uitbreiding van brand

Brand kan uitbreiden naar een uitbreidingsgebied dat groter is dan bedoeld is in de wetgeving. Doordat de brandcompartimentering bouwkundig niet op orde is in het schoolgebouw, is er op dit moment een brandcompartiment van ruim 8.000 m2 aanwezig. Terwijl in een bestaande situatie een

brandcompartiment van maximaal 3.000 m2 toegestaan is. Materialen die gebruikt zijn, zijn niet geschikt om te voldoen aan de brandwerendheid van 20 minuten weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (wbdbo) en daarnaast zijn de brandscheidingen (voornamelijk ter plaatse van de constructies met

spiegeldraadglas) niet doorgezet boven het verlaagde plafond.

Detecteren

Er is geen brandmeldinstallatie (BMI) en ontruimingsalarminstallatie (OAI) aanwezig in het gebouw.

Conform de huidige regelgeving is deze wel nodig.

Vluchten

(10)

Vluchtrouteaanduiding is minimaal aanwezig in het schoolgebouw. De vluchtrouteaanduidingen zijn niet altijd zichtbaar vanuit elk punt dat er gevlucht kan worden in de school en diverse

vluchtrouteaanduidingen hebben een onjuist pictogram.

Specifieke staat van elementen wordt weergegeven in de inventarisatie en het jaarplan Brandveiligheid van de BOEI meting in Bijlage 2.

3.2.2

ONDERHOUD

Bouwkundig

Gezien de leeftijd verkeert het gebouw in een redelijke tot matige bouwkundig staat. Het gebouw is gerealiseerd in verschillende fasen, waardoor er duidelijk zichtbare verschillen zijn geconstateerd in de huidige staat (conditie) van de diverse elementen. De geconstateerde gebreken zijn gedeeltelijk toe te schrijven aan (natuurlijke) veroudering van de elementen. Met name de staat van onderhoud voor fase 1 vraagt aandacht. Bijvoorbeeld de kozijnen van dit deel zijn onvoldoende van kwaliteit, vragen een meer dan evenredige inspanning voor onderhoud en voldoen ook niet aan de gewenste energetische kwaliteit (zie ook energie). De riolering van het gebouw levert problemen. Tijdens de inspectie is dit niet eenvoudig vast te stellen, aangezien deze problemen zich onder de grond bevinden. Door de school is aangegeven dat bij veel neerslag de rioleringen het water niet kan verwerken. Hierdoor ontstaat wateroverlast op de pauzeplaats en loopt de afvoer van het keukenblok over. Nader onderzoek naar de riolering is

noodzakelijk om de problemen beter te definiëren en een oplossing te zoeken.

Klimaatinstallaties

De technische staat van onderhoud van de aanwezige klimaatinstallaties is redelijk tot goed. De klimaatinstallaties worden aantoonbaar periodiek geïnspecteerd en onderhouden. Opgemerkt dient te worden dat de aanwezige klimaatinstallaties onvoldoende zijn om binnen het gebouw een goed binnenklimaat te realiseren. Dit valt echter niet onder de BOEI inspectie, maar wordt nader toegelicht in het hoofdstuk over de ambitiepijler en is opgenomen in de renovatieadviezen.

Elektrotechnische installaties

Van de elektrische installaties ontbreken de actuele revisiegegevens van de infrastructuur (kabelwegen).

Er is geen of onvoldoende inzicht van de groepenverdeling. Daarnaast zijn er op een aantal plekken kabels die warm worden, dit levert een risico. De kabelwegen boven het verlaagd plafond voldoen voor het overgrote deel niet aan de NEN 1010.

Specifieke staat van elementen wordt weergegeven in de inventarisatie en de MJOP van de BOEI meting in Bijlage 2.

3.2.3

ENERGETISCHE KWALITEIT

Bouwkundig

Diverse bouwkundige elementen van het schoolgebouw voldoen niet aan de Cramerlijn die de BOEI systematiek volgt. De Cramerlijn4 wil zeggen de energetische ambitie die de Rijksgebouwendienst (Rgd) heeft bij het opstellen van de BOEI methodiek die uitgaat van een minimale acceptatie lijn om in 2020 2%

energiebesparing per jaar te behalen voor een object. Hierbij wordt gemiddeld uitgegaan voor een conditie 2 (goed) en soms 3 (redelijk) voor die elementen die onderdeel uitmaken van het deel Energie.

Zo is geconstateerd dat de buitengevels (spouwmuren) van fase 1 niet voorzien zijn van gevelisolatie. De gevels van fasen 2 t/m 6 verschillen in dikte en type spouwmuur en isolatie. Verder zijn met name de

(11)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 10 gevels van fase 1 niet voorzien van thermisch isolerende beglazing, maar voorzien van enkelglas. Ook zijn niet alle dakconstructies voldoende voorzien van isolatiemateriaal om te kunnen voldoen aan de gestelde

“Cramerlijn”.

Klimaatinstallaties

Het gebouw wordt verwarmd met behulp van hoogrendementsketels die zijn gesitueerd in verschillende ruimten. De warmte wordt verdeeld door middel van radiatoren. Een aantal ruimten in het gebouw wordt daarnaast gekoeld met behulp van decentrale split-units. Er is geen regeling om het tegelijk koelen (split- unit) en verwarmen (radiatoren) van het vertrek te blokkeren. De dakventilatoren verkeren tot slot in een slechte conditie.

Elektrotechnische installaties

Een aanzienlijk deel van de verlichtingsarmaturen, met name in de lokalen, is uitgerust met laagfrequente voorschakelapparatuur.

Specifieke staat van elementen wordt weergegeven in de inventarisatie en het jaarplan Energie van de BOEI meting in Bijlage 2.

3.2.4

INZICHT IN WET- EN REGELGEVING

Bouwkundig

Op de platte daken ontbreken veiligheidsvoorzieningen om de daken veilig te kunnen betreden en hierop te kunnen werken (Arbowet). Rondom de dakranden zijn tevens geen opstelplaatsen en

ladderborgingspunten aangetroffen ten behoeve van een veilige daktoetreding.

Klimaatinstallaties

Het is sinds 2010 niet meer toegestaan om bestaande koel- vries-en airconditioningsinstallaties die zijn gevuld met R22 bij te vullen met nieuw R22. Er mag alleen nog bijgevuld worden met geregenereerde (teruggewonnen en bewerkte) R22. Vanaf 2015 mag er helemaal geen R22 meer worden gebruikt. Er zijn twee splitunits aangetroffen die voorzien zijn van het verboden middel R22.

Elektrotechnische installaties

Op diverse plaatsen wordt de beschikbare capaciteit van de elektrische installaties overschreden (warmteontwikkeling in de voedingskabels). Daarnaast moet er regelmatig onder spanning worden gewerkt omdat niet bekend is welke groepen afgeschakeld worden. Er is hier sprake van gevaar van elektrocutie en mogelijk brand door kortsluiting.

Logboeken en certificaten

Er zijn voor de diverse installaties in het gebouw (cv-ketels, koelinstallaties) recente logboeken en certificaten aangetroffen. Van de elektrische installatie van het gebouw ontbreekt echter de NEN 3140 keuring. Tevens ontbreken de revisiegegevens (tekeningen van bekabeling en uitbreiding daarvan en elektrische schema’s) ten aanzien van de elektrische installaties.

Specifieke staat van elementen wordt weergegeven in de inventarisatie en het jaarplan Inzicht in wet- en regelgeving van de BOEI meting in Bijlage 2.

(12)

3.3

OVERIGE AANDACHTSPUNTEN

Gebruiksmelding

Volgens het Bouwbesluit 2012 is het verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken, ook bij een verandering van het bouwwerk, indien daarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn. De school heeft momenteel een gebruiksvergunning waarin wordt toegestaan dat er maximaal 2.000 personen aanwezig zijn in het gebouw, waarbij er 1.200 personen gelijktijdig aanwezig mogen zijn in de sporthal, 500 in de aula en 1.000 personen in de overige ruimten. In 2009 is er echter nog een wijziging (bouwkundig) aan het gebouw gedaan. Momenteel wordt er tevens intern wijzigingen aangebracht die mogelijk leiden tot een gewijzigde ontruiming van het schoolgebouw. Het is niet duidelijk of dit ook tot een wijziging van de gebruiksvergunning heeft geleid.

3.4

CONCLUSIE

Wat betreft de technische pijler heeft het schoolgebouw een matige tot redelijke staat van onderhoud.

Omdat het gebouw bestaat uit een zestal bouwfasen, kan de staat van onderhoud van de verschillende elementen behoorlijk verschillen. Dit is gedeeltelijk toe te schrijven aan (natuurlijke) veroudering van de elementen. In de basis is er voldoende onderhoud uitgevoerd aan de school, een aantal specifieke onderwerpen voldoen echter niet meer aan de vereiste kwaliteit door verschillende omstandigheden.

Wanneer er gekeken wordt naar de specifieke onderwerpen Brandveiligheid, Energie en Inzicht in Wet- en Regelgeving voldoet het gebouw niet aan de gewenste situatie zoals bedoeld in de (bouw-)regelgeving en tevens niet aan een gewenst energetisch niveau volgens de Cramerlijn. Op korte termijn zijn veel

maatregelen, o.a. schilderwerk en onderhoud aan/vervanging van installaties, nodig om de bouwdelen en elementen weer in een goede onderhoudsconditie (conditie 1) te krijgen. Voor de brandveiligheid zijn een aantal maatregelen nodig om te voldoen aan de regelgeving o.a.: dichten brandscheidingen en afdichten doorvoeren, vervangen spiegeldraadglas voor 30 minuten brandwerend glas, aanbrengen BMI/OAI en aanbrengen vluchtrouteaanduidingen. Als deze maatregelen worden uitgevoerd, zal de brandveiligheid voldoen aan het minimale niveau (bestaande bouw) van het Bouwbesluit 2012.

Energetisch gezien valt er veel voordeel te halen uit het aanbrengen van extra isolatie en het vervangen van enkel glas. Niet op alle plaatsen is het technisch mogelijk of realistisch om de gevels na te isoleren. Het vervangen van het enkel glas naar HR++ glas is echter wel mogelijk. Het vervangen van het glas brengt veel kosten met zich mee, onder andere omdat een deel van de kozijnen niet geschikt is om HR++ glas in te plaatsen. Dit draagt tevens bij aan het comfort in de leslokalen.

Tot slot moet er bij de gemeente een wijziging op het huidige gebruik, zoals toegestaan met de huidige Gebruiksmelding, worden gedaan. Daarin moet de laatste situatie van het schoolgebouw (zowel bouwkundig als gebruiktechnisch) en de aanleg van de niet-automatische brandmeldinstallatie worden meegenomen.

(13)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 12

4 Ambitiepijler

4.1

INLEIDING

De ambitiepijler gaat in op de gevraagde (technische) kwaliteiten van de school om het Varendonck- College niet alleen op korte termijn maar ook de komende 20 tot 30 jaar aantrekkelijk te houden als onderwijsgebouw. Hierbij wordt aangesloten bij de kwaliteiten zoals deze omschreven zijn in de RKO en het PvE Frisse Scholen. De RKO is immers de door OMO opgestelde technische richtlijn voor de

nieuwbouw van scholen en het PvE Frisse Scholen is opgesteld om een verbetering te realiseren in het binnenmilieu en het energiegebruik van scholen en geeft hiervoor een bandbreedte aan; van klasse C (minimum) naar klasse A (heel goed). Dit hoofdstuk bespreekt welk ambitieniveau ten aanzien van de technische kwaliteit het meest realistisch is om na te streven, gegeven de bestaande bouw.

De technische kwaliteiten van het huidige gebouw worden besproken in de Technische pijler. In dit hoofdstuk wordt nadrukkelijk gekeken naar de kwaliteiten die ervoor nodig zijn om het gebouw technisch toekomstbestendig te maken, door een ambitie te formuleren die de huisvesting op een niveau brengt waarmee de technische kwaliteit over een langere termijn wordt gewaarborgd en er een structurele verbetering wordt bereikt. Hierbij wordt het gebouw niet alleen in stand gehouden (opgelapt), maar ook toekomstbestendig gemaakt.

4.2

RKO

Eén van de belangrijkste uitgangspunten uit de RKO en het bijbehorende addendum waar op dit moment niet aan wordt voldaan is de binnenluchtkwaliteit (onderdeel Klimaatinstallaties). Daarnaast voldoen de huidige elektrische installaties niet aan de eisen (onderdeel Elektrische installaties) en is er geen

brandmeldinstallatie aanwezig (onderdeel elektrische installaties). Om deze tekortkomingen op een toekomstbestendige wijze aan te pakken wordt hieronder voor bijbehorende aspecten de ambitie nader toegelicht. Hierbij wordt een koppeling gemaakt met de kwaliteitsniveaus van Frisse Scholen, deze zijn integraal opgenomen in de ambitie.

Binnenluchtkwaliteit

In de RKO zijn prestatie-eisen opgenomen voor het binnenklimaat van nieuw te bouwen scholen. Voor de binnenluchtkwaliteit is besproken dat de ambitie voor de ventilatiecapaciteiten bij bestaande bouw, waar we hier te maken mee hebben, ten minste op het kwaliteitsniveau van klasse B (Frisse Scholen) moet liggen. Bij nieuw te bouwen scholen wordt zelfs geadviseerd klasse A na te streven, dat is in bestaande bouw echter niet realistisch.

De ventilatiecapaciteiten van het bestaande gebouw voldoen op dit moment nog niet aan klasse C.

Ingrijpen om de binnenluchtkwaliteit op een acceptabel niveau te krijgen is daarmee noodzakelijk.

Binnen een bestaand gebouw, betekent dit echter dat er met een aantal randvoorwaarden rekening moet worden gehouden. Men is bijvoorbeeld niet volledig vrij in de plaatsing van kanalen en installaties.

(14)

Bij de minimale ingrepen die gedaan worden, is echter het realiseren van klasse C een absolute ondergrens. Daarmee voldoet het gebouw aan de huidige minimale kwaliteitseisen voor een gezond gebouw. Gestreefd moet echter worden naar kwaliteitsklasse B, daarmee wordt niet alleen een gezond klimaat gerealiseerd met een positieve bijdrage aan de leerprestaties, maar is het gebouw ook meer op de toekomst voorbereid. Klasse B levert een hoger comfortniveau, geeft richting de toekomst meer

mogelijkheden om een ruimte flexibel te gebruiken en naast de minimale binnenluchtkwaliteit geeft dit ook de mogelijkheid meer te sturen op een comfortabel binnenklimaat (thermisch comfort).

Om klasse B te realiseren is ten minste voldoende capaciteit nodig. Daarnaast is uit oogpunt van comfort het toepassen van een ventilatiesysteem met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer minder gewenst.

Bij het aanbrengen van een gebalanceerd ventilatiesysteem is betere sturing en regeling mogelijk.

Inpassing van een dergelijk systeem heeft echter een behoorlijke impact op een bestaand gebouw en is wellicht niet altijd realistisch. Met name de afmetingen van kanalen, het geluidsniveau van de installaties in de leslokalen en de plaatsing van de installaties vraagt om aandacht om het gewenste kwaliteitsniveau te realiseren.

In de renovatiescenario’s is klasse C als absolute ondergrens gehanteerd. De ambitie is klasse B voor de binnenluchtkwaliteit te realiseren.

Thermisch comfort

Voor het thermisch comfort in het gebouw is niet alleen de binnenluchtkwaliteit van belang, maar is ook de temperatuur en de beïnvloedbaarheid daarvan een belangrijk aspect. Op dit moment is het

bijvoorbeeld niet mogelijk gelijktijdig verwarmen en koelen te voorkomen. Dit leidt tot comfortklachten.

Het hebben van een goed binnenklimaat is niet alleen een aspect wat voor leerlingen steeds meer een minimale kwaliteitseis is, maar heeft ook een positieve invloed op de leerprestaties.

In de RKO is gesteld dat het binnenklimaat maximaal 135 uren per jaar hoger dan 25°C mag zijn. Hiervoor wordt gesteld dat er een TOB moet worden opgesteld om aan te tonen dat aan de eisen wordt voldaan. In de Frisse Scholen wordt uitgegaan van een glijdende schaal (hoe warmer het buiten is hoe warmer het binnen mag worden). Geadviseerd wordt bij het herijken van de RKO hier aansluiting bij te zoeken.

Gezien de beperkingen van het aanpassen van een bestaand gebouw is het nastreven van klasse C acceptabel. Bij grotere ingrepen is er de ambitie om dit naar klasse B op te trekken, daar waar dit technisch realistisch en mogelijk is.

Onderdeel van het regelen van het binnenklimaat is de zonwering. De onderhoudsstaat en kwaliteit van de huidige zonwering is zodanig dat deze in de praktijk onvoldoende gebruikt wordt. In combinatie met weinig ventilatie, enkel glas in de gevel (1ste fase) en een hoge interne warmtelast leidt dit tot problemen.

Bij de renovatieadviezen is rekening gehouden met het verbeteren van de zonwering. Door deze elektrisch bedienbaar te maken (aangesloten op een centraal gebouwbeheersysteem) wordt het mogelijk tijdig bij te sturen in het binnenklimaat. Hierdoor neemt de warmtelast af, in combinatie met meer ventilatie van de ruimten leidt dit tot een grote verbetering.

Energieprestatie

Conform de RKO moet een gebouw ten minste voldoen aan de vereiste energieprestatie uit de bouwregelgeving. Voor bestaande gebouwen worden geen eisen gesteld aan de energieprestatie.

Uit oogpunt van kostenbeheersing en duurzaamheid wordt echter geadviseerd daar waar mogelijk de energetische kwaliteit te optimaliseren. Hierbij is het echter van belang investeringen en opbrengsten tegen elkaar af te wegen. Daarnaast moet bij een natuurlijk moment voor vervanging beoordeeld worden

(15)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 14 wat de beste keus op dat moment is.

Het huidige energielabel is label E. Door het aanbrengen van isolatie en het vervangen van de verlichting is label C haalbaar (rapport Energie & Binnenmilieuadvies zie bijlage 5). In de renovatieconcepten is een minimale ingreep bij alle concepten meegenomen. Structurele verbetering van het energielabel is als ambitie meegenomen in concept B en C.

Elektrische installatie en ICT voorziening

In de RKO is opgenomen dat de elektrische installaties eenvoudig en kwalitatief verantwoord moeten zijn.

Onderhoud en vervangen moet eenvoudig mogelijk zijn. Op dit moment voldoet de elektrische installatie niet aan deze eisen. Door de verschillende uitbreidingen die er plaats hebben gevonden is er geen overzicht meer en is eenvoudig onderhoud niet mogelijk. Hiermee wordt niet voldaan aan de huidige wetgeving wat betreft veiligheid en zeker niet aan de gestelde kwaliteitseisen. Om te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen is aanpassing noodzakelijk.

Op dit moment is een groot deel van de aangebrachte verlichting in het gebouw laagfrequent.

Geadviseerd wordt dit te vervangen door hoogfrequente verlichting of bij het volledig vervangen van het systeem te beoordelen welke energiezuinige variant op dat moment het beste aansluit bij de

kwaliteitseisen. Bijvoorbeeld LED verlichting leidt tot een betere beoordeling van het binnenklimaat en tot een betere energieprestatie. Het PvE van Frisse Scholen kan als leidraad gelden voor het ontwerpen van een dergelijke nieuwe installatie. Dit sluit aan bij de gevraagde kwaliteiten in de RKO.

Ook in het onderwijs wordt steeds meer geautomatiseerd en gedigitaliseerd. Om voldoende voorbereid te zijn op de toekomst, is de huidige ICT voorziening van onvoldoende kwaliteit. Aanpassing hiervan is gewenst. Combinatie met het aanpassen van de elektra is een logische koppeling. Op deze wijze kunnen beide voorzieningen niet alleen weer op peil worden gebracht om aan de huidige kwaliteitseisen te voldoen, maar wordt ook een basis gelegd om toekomstige veranderingen te kunnen faciliteren.

Het aanpassen van de elektrische installaties is noodzakelijk en daarmee niet als ambitie meegenomen in de renovatieconcepten. In de renovatie is het aanpassen van de huidige ICT voorziening, gezien de onderwijskundige betekenis (zie ook hoofdstuk 5), evenals het vervangen van de verlichting (gezien het effect op het binnenklimaat en de energieprestatie) als ambitie meegenomen. Bij het vervangen van de verlichting is rekening gehouden met de omvang van de renovatie.

Terrein

Het terrein, de indeling ervan en de afmetingen vallen buiten de scope van dit onderzoek. Er zijn voorstellen meegenomen voor het aanpassen van het terrein en de daarop aanwezige opstallen (bijv.

fietsenstalling) om het terrein te laten aansluiten bij de kwaliteiten en uitstraling van het gebouw.

4.3

CONCLUSIE

De ambitie van het Varendonck-College is het bieden van een kwalitatief goede toekomstbestendige onderwijshuisvesting. De school wil een frisse, aantrekkelijke omgeving bieden aan haar leerlingen. In de RKO en het PvE Frisse Scholen zijn hiervoor minimale kwaliteits- en uitrustingsniveaus vastgelegd.

Daarmee vergeleken is de huidige huisvesting echter technisch van onvoldoende kwaliteit om deze frisse en aantrekkelijke leer- en werkomgeving te bieden.

De bedoeling is het huidige gebouw nog 20 tot 30 jaar te gebruiken als huisvesting voor het Varendonck- College. Met name het binnenklimaat voldoet niet aan de gestelde kwaliteitseisen. Hiermee wordt niet alleen de omgeving minder aantrekkelijk, ook de leerprestaties worden hierdoor (negatief) beïnvloed.

(16)

Ten aanzien van de technische kwaliteit zijn de volgende ambities geformuleerd:

 aanzienlijke verbetering binnenluchtkwaliteit: streven naar Frisse Scholen klasse B;

 aanzienlijke verbetering kwaliteit thermisch comfort: streven naar Frisse Scholen klasse B en vervangen van de zonwering;

 verbetering van de Energieprestatie: streven naar energielabel C (o.m. vervangen van de verlichting);

 het realiseren van een meer toekomstbestendige ICT voorziening.

In het hoofdstuk 7 Advies wordt nader ingegaan op het realiseren van deze ambities.

(17)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 16

5 Functionele pijler

5.1

INLEIDING

De functionele pijler gaat in op de functionaliteit van de huidige huisvesting. Om na te gaan hoe functioneel de huidige huisvesting is, zijn de onderwijsvisie en de organisatie van de school als

vertrekpunt genomen. Hoe wil de school er in de toekomst uitzien? Hoe verwachten zij dat het onderwijs er uitziet? Hoe is de school georganiseerd? Hiervoor is het gebruikgemaakt van de intern opgestelde notitie5, de website6, de schoolgids7 en een overleg met een vertegenwoordiging van de school. In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op de visie en in paragraaf 5.3 op de organisatie. In paragraaf 5.4 wordt vervolgens ingegaan op wat dit betekent voor de (toekomstige) huisvesting en hoe de huidige huisvesting hierop aansluit.

5.2

MISSIE EN VISIE

Het Varendonck-College wil een school zijn waar zowel leerlingen als medewerkers met veel plezier naartoe gaan. Een veilig en prettig leef- en werkklimaat staan daarom permanent hoog in het vaandel.

Hieronder wordt een aantal aspecten benoemd dat aangeeft hoe de school er in de toekomst uit wil zien:

 Het Varendonck-College, een streekschool

Het Varendonck-College is een instituut en een ankerpunt in de dorpen. Het is een brede

scholengemeenschap die alle vormen van regulier voortgezet onderwijs biedt aan iedere leerling uit de regio Asten-Someren en naaste omgeving die hiervoor geschikt is. De school acht zich

medeverantwoordelijk voor de kwalitatieve ontwikkeling van het onderwijs in de regio Asten- Someren. De school is een belangrijke voorziening in de regio, die behouden dient te blijven, zowel vanuit haar rol als aanbieder van onderwijs als vanuit haar rol als werkgever.

 Het Varendonck-College, een waarde(n)volle school.

Het Varendonck-College staat open voor alle leerlingen, ongeacht hun levensbeschouwelijke afkomst en heeft respect voor de eigen inbreng en levensbeschouwelijke vorming van deze leerlingen. Het Varendonck-College vindt zijn levensbeschouwelijke inspiratie in de joods-christelijke traditie, hetgeen zich vertaalt in een katholiek karakter dat tot uiting komt in normen en waarden, in omgangsvormen, in geloof in een veranderbare wereld, in maatschappelijk engagement en in geloof in de persoonlijke waarde van de ander. Respect, tolerantie, zorg, vertrouwen, dialoog en voorbeeldgedrag naar leerlingen zijn hierbij kernbegrippen.

Het Varendonck-College helpt haar leerlingen in hun groei naar volwassenheid, opdat ze

verantwoordelijk kunnen omgaan met vrijheden en met respect voor mens en omgeving zelfstandig

5 Een fris gebouw voor de toekomst van het Varendonck-College in Asten, Irma van Nieuwenhuijsen, 16 december 2013

6 www.varendonk.nl

7 2013-2014

(18)

kunnen functioneren in de samenleving. Leerlingen leren niet alleen voor een diploma. Er wordt ook, en misschien wel vooral, geleerd voor het leven. Binnen de context van leren voor het leven is ontmoeting van belang en wil men nadrukkelijk ‘buiten’ naar binnen halen. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan het integreren van bijvoorbeeld een bibliotheek-functie of functies in het kader van transitie jeugdzorg (de doelgroep zit immers op deze locatie).

 Het Varendonck-College, een kwaliteitsschool

Het Varendonck-College biedt onderwijs en vorming aan op een kwalitatief hoog peil. Dit komt tot uitdrukking in een hoog onderwijsrendement, maar ook in het succesvol functioneren van onze leerlingen in het vervolgonderwijs en de samenleving. De professionaliteit van docenten staat voorop;

de professionele docent is qua didactiek, begeleiding en vakkennis bij de tijd, trots op zijn beroep, neemt verantwoordelijkheid voor eigen werk en school en stelt hoge eisen aan leerlingen. De kwaliteit komt ook tot uitdrukking in de professionele organisatie van het onderwijs met een ruim aan bod en weinig tussenuren (mede vanwege de inzet van keuzewerktijd zie paragraaf 1.3.1).

 Het Varendonck-College, een school met zorg voor leerlingen

Het Varendonck-College is een leerling vriendelijke school: elke leerling moet zich bij ons op school veilig en thuis kunnen voelen. Individuele en sociale begeleiding wordt belangrijk gevonden. Er wordt naar de leerlingen geluisterd.

 Het Varendonck-College, een stimulerende school

Voor leerlingen en leraren moeten het onderwijs en de vorming die het Varendonck-College biedt, zinvol en uitdagend zijn. Daarom wordt gekozen voor:

− het aanbieden van onderwijs op maat. De school vindt het belangrijk om maatwerk te leveren en zo goed mogelijk aan te sluiten bij de talenten en capaciteiten van de leerlingen door te differentiëren;

− een op zelfstandigheid gerichte wijze van werken;

− extra aandacht voor didactische en educatieve innovatie;

− een breed en gevarieerd onderwijs- en vormingsaanbod.

Er gebeurt altijd wel iets op school, klassen gaan op pad, naar buiten voor excursies, bedrijfsbezoeken, oriëntatie e.d. ofwel er zijn basisschoolleerlingen op bezoek, gastlessen, culturele activiteiten,

optredens of presentaties etc.

Het Varendonck-College, een school met een prettig leef- en werkklimaat

Het Varendonck-College kan zijn missie alleen waarmaken, als iedereen – leerlingen, ouders, medewerkers, College van Advies en directie – zich daarvoor inzet. Een klimaat van collegialiteit, betrokkenheid, openheid, optimisme, enthousiasme, solidariteit en vertrouwen in elkaar is daarbij een voorwaarde. Een goede werksfeer met rechten en plichten voor iedereen is van groot belang. Een kleinschalige opzet met ruimte voor persoonlijke contacten en individuele aandacht is een middel om het welbevinden te vergroten.

Passend onderwijs

In het kader van passend onderwijs streeft het Varendonck-College ernaar zoveel mogelijk leerlingen binnen de school op te vangen. Als streekschool is het Varendonck-College zich er terdege van bewust dat als een leerling niet naar het Varendonck-College kan, hij naar een school elders moet reizen met alle extra reistijd en het missen van de contacten met medeleerlingen uit dezelfde woonomgeving van dien. De school heeft de afgelopen jaren ruim ervaring opgedaan met de brede opvang van leerlingen en de praktijk wijst uit dat de school een zodanige begeleiding biedt dat ze bijna alle leerlingen kan plaatsen.

Onderwijs van de toekomst

Net zoals de grenzen bij werken vervagen, doen zij dat ook bij leren. ICT en internet bieden veel

(19)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 18 mogelijkheden om anders en gevarieerder les te geven en te krijgen dan vroeger. Dat moet ook: omdat leerlingen in hun leven buiten school een veel grotere wereld tot hun beschikking hebben, al is het maar via hun mobiele telefoon, moet die wereld ook de school in worden gehaald. De school is immers geen eiland en de kinderen worden opgeleid voor de stap naar die grote wereld. Het onderwijs geheel op afstand, daar gelooft de school niet in. School is en blijft een ontmoetingsplaats en veel leereffecten gaan nog steeds via menselijk contact. ICT blijft een hulpmiddel, het wordt nooit een toverstaf. Inspirerende docenten blijven de spil van het onderwijs. Aan de andere kant: de verschillende mogelijkheden van ICT breiden zich in hoog tempo uit, duiken op in het dagelijks leven en het onderwijs gaat daar in mee. Het sleutelwoord voor het onderwijs van de toekomst is flexibiliteit. Leren gaat straks any place, any time, any where. Maar de ontmoeting blijft.

Bovendien is er meer en meer aandacht voor 21st century skills; vaardigheden en competenties die nodig zijn om goed in de kennissamenleving te kunnen functioneren, te werken en zich een leven lang te kunnen ontwikkelen. Het gaat dan bijv. om ICT-geletterdheid, creativiteit, probleemoplossend vermogen e.d. Een curriculum waar deze vaardigheden meer en meer in verweven worden vraagt andere onderwijsvormen waarin frontale kennisoverdracht een kleinere rol gaat spelen. Die kennisoverdracht zou bijv. juist elders plaats kunnen vinden via digitale media, waardoor de klassikale momenten juist een meer interactieve vorm kunnen krijgen (flipping the classroom).

5.3

ONDERWIJS EN ORGANISATIE

5.3.1

AANBOD

De school biedt aan iedere leerling een plek en biedt daartoe brede opleidingen aan en veel keuzemogelijkheden; een duidelijk kenmerk van de school. Op de locatie in Asten zijn de volgende afdelingen gehuisvest:

 Onderbouw

− havo-kansklas

− havo/vwo

− technasium

− atheneum (Tweetalig Onderwijs)

− gymnasium (Tweetalig Onderwijs)

 Bovenbouw:

− havo

− technasium

− atheneum (Tweetalig Onderwijs)

− gymnasium (Tweetalig Onderwijs)

De havo-kansklas is uniek in de regio, hierin heeft de leerling twee jaar de tijd om op havo niveau terecht te komen (vertrekpunt is wat meer vmbo-niveau en wat minder havoniveau). Indien nodig wordt voor bepaalde vakken extra begeleiding ingezet en zodra er meer dan 20 leerlingen in een klas zitten krijgt de klas een extra mentor. Deze leerlingen krijgen geen extra vakken aangeboden, het reguliere programma is al genoeg voor ze.

Als een leerling voor het havo-vwo heeft gekozen, zit hij drie jaar lang in deze gemengde klas.

Dit is bewust zo gekozen omdat de school de ervaring heeft op deze wijze meer leerlingen uiteindelijk aan een hoger diploma te kunnen helpen.

Leerlingen met een uitgesproken vwo-advies kunnen kiezen voor het tweetalig atheneum of gymnasium.

(20)

In de onderbouw betekent dit dat minimaal 16 van de 32 wekelijkse lessen in het Engels worden gegeven.

In het eerste jaar van het havo/vwo, atheneum en gymnasium is er twee perioden het vak “Onderzoek &

Ontwerpen”. Met dit vak wordt het Technasium vormgegeven en op basis hiervan kan de juiste keuze gemaakt worden om al dan niet door te gaan met het Technasium. Voor gymnasiasten is het mogelijk om hun opleiding met het Technasium te combineren, voor het atheneum geldt dit niet.

De zelfstandigheidgerichte wijze van werken wordt ingevuld met keuzewerktijd (KWT); leerlingen kunnen kiezen welk vak zij tijdens deze uren willen volgen. Aan het einde van het eerste leerjaar krijgen de leerlingen voor het eerst keuzewerktijd. In de bovenbouw zijn er ongeveer 10 lesuren keuzewerktijd per week. KWT is kenmerkend voor het Varendonck-College en voortdurend in ontwikkeling. Waar het nu vooral gericht is op huiswerk maken en het stellen van vragen, is in de toekomst een inrichting naar bijvoorbeeld groepen en behoeftes denkbaar.

5.3.2

BEGELEIDING

De school biedt de volgende basisbegeleiding.

 Onderwijskundige begeleiding

 Keuzebegeleiding

 Sociaal-emotionele begeleiding.

De mentor is het eerste aanspreekpunt en de begeleiding van leerlingen vindt zoveel mogelijk plaats door de eigen mentor en vakdocenten. Aan het begeleidingsteam waaronder een leerling valt zijn vervolgens ook de interne begeleider, de remedial teacher of de trainer sociale vaardigheden verbonden. Indien de begeleiding hiervan niet toereikend is wordt het zorgteam geraadpleegd of specialistische medewerkers van binnen of buiten de school. Het zorgteam bestaat uit een zorgcoördinator, de orthopedagoog (gericht op gedrags- en ontwikkelingsproblemen) en de schoolmaatschappelijke werker

(gericht op het gezin en de thuissituatie).

5.4

VISIE EN ORGANISATIE GERELATEERD AAN LEEROMGEVING

1. Het Varendonck-College, een streekschool

Hierbij hoort een gebouw dat niet alleen technisch overeind blijft maar ook aantrekkingskracht heeft en uitnodigt om er naar binnen te gaan, te werken en te leren; een gebouw waar leerlingen, personeel maar ook dorpsbewoners trots op zijn, naar kunnen wijzen en zeggen: “dat is mijn school”. Ook leerlingen uit groep acht die voor kennismaking/oriëntatie naar de school komen, zouden na hun bezoek een positieve keuze moeten maken “hier wil ik naartoe!” De rol van (de huisvesting van) de school in de gemeente Asten wordt vanwege de krimp nog belangrijker. De afname in de leerlingenpopulatie en de daarmee samenhangende overruimte in het gebouw van de school biedt bijvoorbeeld mogelijkheden om het algehele voorzieningenniveau in Asten op peil te houden. De school staat positief ten opzichte van het inzetten van het gebouw voor de hele gemeenschap.

Conclusie

De huidige huisvesting ontbeert de aantrekkingskracht die past bij een dergelijke belangrijke voorziening voor de regio. Het heeft geen ‘smoel’ en uitstraling waar leerlingen, personeelsleden of dorpsbewoners trots op kunnen zijn en door aangetrokken worden. Daarnaast is aan de buitenkant niet goed te zien wat er binnen gebeurt (en er gebeurt veel!), het is geen uitnodigend gebouw dat prikkelt om binnen een kijkje te nemen. De geschiktheid van de huisvesting t.a.v. een combinatie met andere voorzieningen is afhankelijk van de functionaliteit en ruimte waar deze voorziening om vraagt. Compartimentering is echter op dit moment onvoldoende geregeld.

(21)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 20 2. Het Varendonck-College, een waarde(n)-volle school

De huisvesting moet het mogelijk maken elkaar te ontmoeten, er voor elkaar te zijn, een gebouw moet voelen als een warme jas. Daarnaast moet het gebouw uitnodigen, juist om die ontmoeting te stimuleren.

Het ‘buiten naar binnen halen’ kan middels activiteiten en gezamenlijk gebruik van ruimte met andere voorzieningen/instellingen binnen de gemeente die de school kunnen verrijken of versterken of logischerwijs samen gehuisvest zouden kunnen zijn. Het medegebruiken van de beschikbare ruimte vraagt om compartimentering en geschikte ruimtes.

Conclusie

Het huidige gebouw stimuleert niet specifiek de ontmoeting, het kent geen duidelijke centrale algemene ruimte. Je komt binnen in één van de aula’s en vanuit daar verdwijnen de leerlingen direct in de voor het gevoel meterslange gangen. Gezien de opbouw uit voornamelijk traditionele lokalen en weinig andersoortige ruimten zijn de

onderwijsprocessen per groep/klas veelal strikt van elkaar gescheiden. Ten aanzien van medegebruik van ruimte wordt de huidige gymzaal bijvoorbeeld wel reeds verhuurd in bijvoorbeeld de avonduren. Door onvoldoende compartimentering zijn de overige mogelijkheden beperkt.

3. Het Varendonck-College, een kwaliteitsschool

Goed onderwijs vraagt een goede huisvesting. Dit betreft niet alleen het technische aspect maar ook het ruimtelijk-functionele. De huisvesting moet het primaire proces optimaal faciliteren en met de tijd mee kunnen veranderen (het onderwijs is immers voortdurend in beweging). Toekomstige huisvesting dient meer dan ooit flexibel te zijn en een krachtige leeromgeving, die uitnodigt tot leren. Idealiter zou het mogelijk moeten zijn de lokalen aan te passen aan de functie die op enig moment gewenst is, dat zou optimale flexibiliteit betekenen. Op zijn minst betekent dit een diversiteit aan plekken, geschikt voor diverse werkvormen, of de mogelijkheid deze te creëren. Dit versterkt tevens de aansluiting op het vervolgonderwijs. De leeromgeving moet docenten stimuleren met elkaar samen te werken en van elkaar te leren. Het clusteren van vakgebieden is hierbij wenselijk, met oog voor openheid en transparantie om een ‘hokjescultuur’ te voorkomen.

Conclusie

De huidige huisvesting laat technisch te wensen over, hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 3 en 4. De huidige huisvesting is bovendien weinig flexibel. Het onderwijsproces speelt zich af in (praktijk)lokalen of studieruimten met veelal zogenaamde busopstellingen. Het Technasium heeft twee grote flexibele ruimtes en dit zou voor meer afdelingen kunnen werken (bijv. TTO) en er is een viertal lokalen dat via flexibele wanden vergroot kan worden. Deze worden veelal ingezet bij examens. Slechts enkele docenten pionieren op dit moment met een grotere flexibiliteit. Door de beperkte differentiatiemogelijkheden binnen het huidige gebouw, slaat dit echter niet over op de anderen (hoewel het potentieel daar zeker voor aanwezig is). Er is geen ruimte (in tijd en m²) om binnen de bestaande lokalen continu te differentiëren in werkvormen. Daarnaast zijn de mogelijkheden op meer flexibele en bijv. open gebieden te realiseren beperkt vanwege de niet-compacte opzet met lange looplijnen ( verkeersruimten aangrenzend aan open gebieden is immers niet wenselijk).

4. Het Varendonck-College, een school met zorg voor leerlingen

Een goed passend gebouw is een vorm van aandacht: leerlingen moeten zich er thuis weten en veilig voelen. Een leerling die van de basisschool naar de middelbare school gaat voelt zich verloren op die

‘enorme’ middelbare school.

Voor deze leerling is het prettig als het gebouw een ‘geborgen’ gevoel geeft; overzichtelijk, kleinschalig en intiem. Een leerling moet zich op school kunnen thuis voelen, er snel de weg weten. Dit vraagt om compacte huisvesting waarbinnen de organisatieonderdelen herkenbaar zijn. Daarbij komt dat de leerlingen uit een streek komen waar kleinschaligheid de norm is (men kent elkaar) en een

compact gebouw past bij die beleving. Thuis voelen betekent ook dat er plekken zijn waar je na school nog

(22)

even kan werken of waar je naartoe kan als je toch onverhoopt een tussenuur hebt. Ook de begeleiding dient goed te worden gefaciliteerd in de huisvesting, zeker gezien het feit dat de school bijna alle leerlingen plaatst die zich inschrijven op de school (passend onderwijs). Dat betekent enerzijds plekken voor begeleidingsgesprekken en overleg tussen docent en leerling(en) (deze kunnen door docenten en leerlingen gebruikt worden) en anderzijds toegankelijkheid van mentoren en coördinatoren voor de leerlingen. Ook leerlingen die even een time-out nodig hebben of behoefte hebben aan een prikkelarme omgeving, kunnen ergens terecht.

Conclusie

Het huidige gebouw is niet compact en niet overzichtelijk. Er zijn lange looplijnen van de ene naar de andere kant.

Vakgebieden zijn gedeeltelijk geclusterd (BINAS, zaakvakken, talen en creatief) maar niet als zodanig herkenbaar.

Door de uitgestrektheid en de ‘uniformiteit’ is het lastig oriënteren. Binnen de huidige huisvesting zijn onvoldoende geschikte plekken voor begeleiding. De werkplekken van die medewerkers, die toegankelijke zouden moeten zijn voor leerlingen (decanen, zorgteam, opvangcoördinatoren), zijn ook midden in de school gehuisvest.

5. Het Varendonck-College, een stimulerende school.

De huisvesting zet aan tot leren, is inspirerend en geeft een gezicht aan het brede onderwijsaanbod (zie ook paragraaf 1.3.1). Differentiatie is één van de kernbegrippen om een stimulerende school te kunnen zijn en onderwijs op maat te kunnen leveren. Je vraagt flexibiliteit van docenten, die door de huisvesting gefaciliteerd moet worden. Het kunnen inzetten van diverse werk- en begeleidingsvormen wanneer dat gewenst en nodig is. De huisvesting dient hiertoe flexibel te zijn en verschillende soorten plekken te bieden voor (klassikale) instructie, groepswerk, individueel en zelfstandig werken. Een belangrijk deel van de tijd zijn leerlingen aan het werk voor het vak van hun keuze (keuzewerktijd). In de huisvesting dient dit voldoende gefaciliteerd te worden geschikte plekken waar ruimte is om al dan niet ondersteund door ICT te werken. Daarnaast dient de huisvesting het gevarieerde onderwijs- en vormingsaanbod uit te stralen, dat betekent dat ruimtes van bepaalde vakgebieden de sfeer uitademen van dit vakgebied en er in de hele school ruimte is voor presentaties en tentoonstellingen.

Conclusie

Zie toelichting huidige flexibiliteit en diversiteit aan plekken bij kopje 3. De uitstaling aan de binnenkant laat te wensen over. Het is netjes en opgeknapt, maar niet fris, inspirerend en motiverend. Er zijn weinig mogelijkheden om bijv. werk van leerlingen te presenteren of tentoon te stellen. De verkeersruimte kan hiervoor niet worden ingezet.

6. Het Varendonck-College wil een school zijn met een prettig leef- en werkklimaat

Zoals een gezonde geest huist in een gezond lichaam. Om goed te kunnen leren en werken dient er een prettig klimaat te zijn, waarin leerlingen en docenten goed hun werk kunnen doen, niet gehinderd door klimaatomstandigheden of overlast en onrust van anderen. De huisvesting dient openheid uit te stralen en een kleinschalige opzet versterkt het persoonlijke contact. Verbinding van de huisvesting met de (groene) omgeving en een gebouw waarin men ruimte heeft, is hierin belangrijk. De buitenruimte dient zo ingericht te zijn dat je er actief bezig kan zijn.

Conclusie

Ten aanzien van het binnenklimaat wordt verwezen naar hoofdstuk 3 en 4. De indeling en opzet van het gebouw in combinatie met het feit dat er altijd iets gebeurt, maakt dat het vaak onrustig is.

De huidige huisvesting is niet compact. Het gebouw straalt aan de binnenzijde wel openheid uit. Er zijn tijdens voorgaande renovaties veel ramen en doorzichten binnen het gebouw gerealiseerd, zodat men kan zien wat er in de ruimtes gebeurt en het aansluit bij de openheid die men wil uitstralen. Dat wordt als prettig ervaren evenals de huidige verbinding met het omliggende groen. Daarbij komt, dat de pauzeruimtes op dit moment te klein zijn er in één aula zelfs geen tafels staan om aan te zitten, vanwege de druk op de m². Hierin is ook een vaste verhoging aanwezig die

(23)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 22 weinig functioneel kan worden ingezet. Bij dalende leerlingen aantallen zal de druk op deze ruimtes echter verminderd worden. Met de huidige buitenruimte zijn de mogelijkheden om actief bezig te zijn beperkt.

7. Toekomst van het onderwijs

Naast dat het in de huisvesting mogelijk moet zijn om alle leerlingen overal op hun eigen device te kunnen laten werken. Dienen de docenten goed gefaciliteerd te worden bij de inzet van de ICT-middelen en mogelijkheden. Zo kan er gedacht worden aan bijv. het realiseren van ‘smart-rooms’ die hiervoor specifiek ingericht worden en waar docenten de beschikking hebben over meerder hulpmiddelen. Frontale

kennisoverdracht wordt minder en dat vraagt om andersoortige plekken dan traditionele lokalen alleen.

Conclusie

In de huidige lokalen heeft een deel van de docenten de beschikking over een smartboard. Gezien de toekomstvisie is dit echter een minimale invulling. De ICT voorziening kan in dit kader een upgrade gebruiken en is niet

toekomstbestendig. Het grootste deel van de huisvesting is traditioneel opgezet, en daardoor onvoldoende flexibel in het kader van de ontwikkelingen in het onderwijs.

5.5

CONCLUSIE

Op basis van de visie en organisatie van de school laat de functionaliteit, zeker als het gebouw nog tientallen jaren gehandhaafd blijft, te wensen over. Dit heeft met name betrekking op de volgende punten:

 Eén van de kenmerkende elementen vanuit de onderwijsvisie is het ‘onderwijs op maat’ (breed onderwijs- en begeleidingsaanbod, aandacht voor de leerling, keuzewerktijd). Dit betekent dat er gedifferentieerd moet kunnen worden en dat vraagt flexibiliteit en diversiteit aan plekken; twee aspecten die binnen de huidige huisvesting onvoldoende zijn ingevuld.

 Ontwikkelingen in het onderwijs. Los van de visie van de school zelf, die vraagt om flexibiliteit en mogelijkheden voor differentiatie, vragen de ontwikkelingen in het onderwijs dit ook. Er is steeds meer aandacht voor de zogenaamde 21st century skills en dat betekent dat de frontale

kennisoverdracht afneemt en deels plaats zal maken voor andersoortige, interactievere

onderwijsvormen die meer nog dan vroeger gebruik maken van ICT middelen. Zoals aangegeven zijn flexibiliteit en mogelijkheden voor differentiatie onvoldoende ingevuld en bovendien dient er een verbeteringsslag gemaakt te worden in de ICT-voorzieningen.

 De uitstraling aan zowel buiten- als binnenkant sluit niet aan bij het belang van een dergelijke voorziening voor de regio en de uitstraling van een stimulerende school die staat voor kwaliteit.

Functionele verbeteringen zouden zich moeten richten op het aanpakken van de huidige inflexibele opzet (lokalen afgewisseld met slechts drie meer open studiepleinen/ruimtes) en de uitstraling van het gebouw aan zowel binnen- als buitenkant.

(24)

6 Ruimtelijke pijler

6.1

INLEIDING

In dit hoofdstuk wordt de analyse van de ruimtelijke pijler weergegeven. Dit betekent dat de omvang van de huidige huisvesting wordt vergeleken met de ruimtebehoefte van het vastgestelde aantal leerlingen voor de toekomst (850).

6.2

NORMATIEF VERSUS BESTAAND

De huisvesting dient geschikt te zijn voor een leerlingenaantal van 850 leerlingen. De normatieve ruimtebehoefte8 bedraagt inclusief gym ca. 7.000 m² bvo (zie tabel 1 hieronder). Op basis van de berekening voor de normatieve ruimtebehoefte zijn er 2 gymzalen nodig (945/455m²).

Aantal 9 leerlingen

M² bvo /ll (excl. gym)

M² bvo (excl. gym)

M² bvo /ll (gym)

M² bvo (gym)

Vaste voet 980

Onderbouw (lj 1 en 2) 320 6,18 1.978 1,66 531

Bovenbouw 530 5,85 3.100 0,78 414

Totaal 850 6.058 945

Tabel 2 Normatieve ruimtebehoefte

Het bestaande gebouw heeft een oppervlakte van ca. 8.100 m² inclusief twee gymzalen. Dat betekent dat er in de toekomst een overruimte in het gebouw zit van ca. 1.100 m². Een eerste beknopte analyse van de lessentabellen en de beschikbare functies in het gebouw zal de leegstand zich voornamelijk gaan concentreren in de huidige theorielokalen. Met deze leegstand kan op verschillende manieren worden omgegaan:

 slopen;

 verhuren aan derden;

 aanhouden voor flexibiliteit.

Dit laatste is, hoewel vanuit de functionele pijler misschien interessant, zeer ongewenst in verband met de financiële consequenties. De school heeft aangegeven dat ze in dat geval ca. € 125.000,-- per jaar aan extra kosten hebben voor verwarming, schoonmaak en verlichting dan wanneer het gebouw zou aansluiten bij de benodigde omvang. Aanzienlijke kosten, die ten koste gaan van de middelen voor het primaire proces.

Ter vergelijking: het genoemde bedrag is gelijk aan twee volledige banen, twee onderbouwklassen of 10 extra groepen in de bovenbouw per jaar!

8 Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2011

9 De verdeling van de 850 leerlingen is aangeleverd door de school en relatief op basis van de huidige

(25)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 24 Ten aanzien van de andere twee opties (slopen of verhuren)gelden de volgende aandachtspunten:

 de verspreiding van de specifieke functies (zoals de diverse specifieke praktijklokalen, mediatheek, aula’s, gymlokalen) over bijna het gehele gebouw;

 de (redelijk) recent gerealiseerde uitbreidingen/aanpassingen (technasium, vleugel met mediatheek)

 de technische staat van de diverse fases;

 de analyse waar de leegstand voornamelijk zal gaan optreden.

Op basis van voorgaande punten geldt dat het verhuren/afstoten van de huidige vleugel voor de zaakvakken het meest voor de hand ligt (zie figuur 1 hieronder).

Figuur 1 eventueel in de toekomst af te stoten vleugel

Echter, bij deze vleugel is én de entree gesitueerd én de vleugel is ‘het gezicht’ van de school. Het is zeer onwenselijk om een leegstaand gedeelte van de school (en een verhuurd gedeelte ook) het gezicht van de school te laten zijn. Dit draagt in zijn geheel niet bij aan de uitstraling waarvan bij de functionele pijler is aangegeven dat deze van belang is voor een toekomstbestendige huisvesting én voorziening. Bij het afstoten c.q. verhuren heeft bovendien de entree, zeker gezien de langgerekte opzet van het gebouw, een hele onwenselijke ligging. De leerlingen komen de school in en moeten zich direct via allerlei gangen in het gebouw verspreiden. Bij de functionele pijler is reeds aandacht gegeven aan het belang van

ontmoeting en een compact gebouw. Bij afstoten of verhuren van dit onderdeel worden beide aspecten zeer nadelig beïnvloed. Idealiter zou er in dat geval een meer centraal gebied voor de school gerealiseerd moeten worden, met een nieuwe entree zodat de leerlingenstromen door het gebouw overzichtelijker worden en ontmoeting meer wordt gestimuleerd.

Ten aanzien van het verhuren van dit gedeelte dient bovendien het volgende te worden opgemerkt:

 het huidige gebouw is onvoldoende gecompartimenteerd om als apart deel te verhuren;

 de mogelijke huurinkomsten zullen nooit de exploitatielasten dekken;

 het vraagt bovendien aandacht van de schoolorganisatie; aandacht die eigenlijk naar het primaire proces zou moeten gaan.

Daarbij dient te worden aangegeven dat de school nog steeds welwillend staat tegenover medegebruik. De mogelijkheden hiervoor zijn echter beter te realiseren en te organiseren in een meer flexibele huisvesting.

(26)

6.3

CONCLUSIE

In de toekomst ontstaat er, op basis van een leerlingenaantal van 850, een aanzienlijke leegstand in het gebouw. Deze leegstand heeft een grote impact op de bedrijfsvoering van de school. Afstoten van deze leegstand is in dat kader wenselijk. De verwachting is dat de leegstand logischerwijs te concentreren is in één bepaalde vleugel (locatie huidige zaakvakken). Verhuren brengt niet de benodigde voordelen en is binnen de bestaande huisvesting moeilijk te realiseren gezien de ontbrekende compartimentering. Het afstoten van deze vleugel door te slopen is daarmee wenselijk. Maar dit heeft vervolgens grote invloed op de ontsluiting en uitstraling van het gebouw, gezien de ligging van de verwachte af te stoten vleugel ten opzichte van het geheel en de omgeving. Dit vraagt dus om meer grootschalige aanpassingen dan slopen alleen (die vervolgens wel weer medegebruik beter mogelijk maken).

(27)

077664529:0.23 - Concept ARCADIS 26

7 Advies

7.1

INLEIDING

Op basis van de bevindingen van de BOEI-inspectie in combinatie met de ambitie van de school en het functioneel/ruimtelijke aspect van de huisvesting is een integraal renovatie-advies opgesteld. Hiervoor zijn drie concepten uitgewerkt, variërend in de mate van ingrijpen, technisch en functioneel wijzigen en de daarbij behorende kosten. In dit hoofdstuk worden de drie concepten kort toegelicht. In grote lijnen wordt weergegeven wat het renovatieconcept inhoudt. Middels een visualisatie is per concept de locatie van de ruimtelijk-functionele aanpassingen op een abstract niveau aangegeven. Opgemerkt dient te worden dat deze visualisaties nadrukkelijk alleen indicatief de gebouwdelen zijn aangegeven, waar de aanpassingen zich op richten, en niet de concrete aanpassingen.

Aan de hand van de vier pijlers wordt vervolgens getoetst in hoeverre met deze ingrepen wordt voldaan aan de wensen en eisen van de school.

Bij de concepten is tevens een indicatie van de kosten van de maatregelen opgesteld. Deze overzichten zijn opgenomen in bijlage 3. Per concept is een bandbreedte van de totale kosten aangegeven. Op basis van de huidige kennis en een inschatting van de benodigde ingrepen is aangegeven in welke bandbreedte de investering voor genoemde maatregelen wordt verwacht.

7.2

RENOVATIECONCEPTEN

7.2.1

CONCEPT A

Technisch & Ambitie

Om het gebouw terug te brengen op een minimaal technisch kwaliteitsniveau wordt een aantal ingrepen gedaan in het schoolgebouw. De brandveiligheid wordt op niveau gebracht conform huidige wet- en regelgeving. Daarnaast wordt de elektriciteitsvoorziening getoetst en daar waar nodig aangepast. Na de ingrepen voldoen de aspecten uit de technische pijler aan de huidige maatstaven voor een redelijk gebouw.

Er wordt echter niet alleen ingegrepen op aspecten die niet voldoen aan de wet- en regelgeving, er wordt ook gekeken naar een verbetering van het binnenklimaat. De huidige situatie voldoet niet aan de minimale eisen die er worden gesteld vanuit gezondheid en comfort. Er wordt bij dit concept gestreefd naar Frisse Scholen kwaliteit C voor de binnenluchtkwaliteit, dit is gezien de beperkte ingrepen naar verwachting niet overal mogelijk. Hiermee wordt nog niet voldaan aan de ambities van de school om een frisse en

aantrekkelijke leeromgeving te realiseren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Binnen  de analyse  van  de  beleidsinventarisatie  van  de  gemeenten Borger‐Odoorn  en Oldambt  is  de 

2005” en ter realisering van de bestemmingen “Woondoeleinden (Wg2, Wng2 en Wng3)”, “Water”, “Groenvoorzieningen” en “Verkeersdoeleinden” zoals opgenomen in het

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder

Een afschrift van de beslissing kan je opvragen via omgevingsloket@bree.be Je kan, als betrokken publiek, een beroep instellen tegen deze beslissing als je gevolgen ondervindt of

Commotie en meningsverschillen over medische kwesties komen steeds vaker aan de orde in de media, bijvoorbeeld bij de vraag over wel of niet vaccineren en wel of geen

Maar men moet vooral niet denken, waarschuwde de heer Rit- meester, dat daarmee de moeilijkheden voor de gemeenten zijn opgelost.. De positie van de gemeenten is

M INISTERIE SNOEIT IN TOEZICHT OP TPG 2 OPTA EN NM A WILLEN CONCURRENTIE OP TELECOMMARKT VEILIG STELLEN 4 A PARTE MARKTEN VOOR SMALBAND EN BREEDBAND INTERNETTOEGANG 5 OPTA

Aan de westzijde (binnenzijde) van de havendam wordt de bestaande steenbekleiding op de ondertafel en de boventafel overlaagd met breuksteen, sortering 5-40 kg, laagdikte 0,50 m