• No results found

Het verschil tussen de ontwikkeling van probleemgedrag bij begeleide Minderjarige Vluchtelingen en Onbegeleide minderjarige vluchtelingen van 11 tot en met 18 jaar in Europa

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verschil tussen de ontwikkeling van probleemgedrag bij begeleide Minderjarige Vluchtelingen en Onbegeleide minderjarige vluchtelingen van 11 tot en met 18 jaar in Europa"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Verschil tussen de Ontwikkeling van Probleemgedrag bij Begeleide Minderjarige Vluchtelingen en Onbegeleide Minderjarige Vluchtelingen van 11 tot en met 18 jaar in

Europa

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Bachelorscriptie Sabine Nijbroek (11022426)

Docent: Ernst Mulder Datum: 28 januari 2019

(2)

Abstract

In deze literatuurstudie is gekeken naar het verband tussen de vluchtomstandigheden en de ontwikkeling van internaliserend (angst en depressie) en externaliserend probleemgedrag (agressie) bij Begeleide (BMV) en Onbegeleide Minderjarige Vluchtelingen (OMV) van 11 tot en met 18 jaar. Wat betreft de ontwikkeling van angst is geen eenduidig resultaat

gevonden. Enerzijds tonen onderzoeken aan dat de groep OMV significant hoger scoren dan de groep BMV, anderzijds is in onderzoeken gevonden dat er geen significant verschil bestaat. In de mate van depressie scoorden OMV wel significant hoger dan BMV. In de mate van agressie is net als bij angst geen eenduidig resultaat gevonden. Concluderend kan gesteld worden dat er een verband is tussen de vluchtomstandigheden en de ontwikkeling van

depressie, maar dat het verband tussen de vluchtomstandigheden en de ontwikkeling van angst en agressie onduidelijk is.

Trefwoorden: minderjarige vluchtelingen, begeleid, onbegeleid, internaliserend probleemgedrag, externaliserend probleemgedrag, angst, depressie, agressie.

(3)

Inhoudsopgave

Abstract ... 2

Het Verschil tussen de Ontwikkeling van Probleemgedrag bij Begeleide Minderjarige Vluchtelingen en Onbegeleide Minderjarige Vluchtelingen van 11 tot en met 18 jaar in

Europa ... 4

Het verband tussen Begeleid en Onbegeleid vluchten en internaliserend probleemgedrag (angst en depressie) ... 8

Het verband tussen Begeleid en Onbegeleid vluchten en externaliserend probleemgedrag (agressie) ... 12

Discussie ... 15

(4)

Het Verschil tussen de Ontwikkeling van Probleemgedrag bij Begeleide Minderjarige Vluchtelingen en Onbegeleide Minderjarige Vluchtelingen van 11 tot en met 18 jaar in

Europa

De vluchtelingencrisis is een recent onderwerp waar in veel nieuwsberichten over geschreven wordt. ‘’Aantal vluchtelingen wereldwijd stijgt opnieuw’’, zo luidt de kop van het artikel van Humanity House (juli 2018). Het artikel noemt dat het huidige aantal

vluchtelingen het hoogste aantal vluchtelingen ooit is. Vluchtelingen hebben een lange geschiedenis, niet altijd onder dezelfde naam. Zo zijn economische vluchtelingen vergelijkbaar met migranten uit de periode tussen 1920 en 1950 (Long, 2013). Naast economische vluchtelingen zijn er de laatste jaren ook veel oorlogsvluchtelingen. Dit

literatuuronderzoek zal zich richten op deze laatste groep, oorlogsvluchtelingen. Ondanks dat de vluchtelingencrisis al jaren een probleem is, is er nog geen oplossing en wordt dit

probleem alsmaar groter. Dit blijkt uit het feit dat in 2017 het aantal vluchtelingen wereldwijd voor het vijfde jaar op rij was gestegen (Nu.nl, 2018). Van dit aantal vluchtelingen is meer dan de helft (52 procent) minderjarig (VluchtelingenWerk Nederland, 2018). Deze groep minderjarige vluchtelingen kan worden opgesplitst in minderjarigen die wel of niet door hun ouder(s) zijn begeleid. Uit cijfers in het rapport Global Trends van de UNHCR (2018) blijkt dat 45.500 minderjarige vluchtelingen niet door hun ouder(s) zijn begeleid. Zowel de

begeleide als onbegeleide minderjarige vluchtelingen zijn een aanzienlijke groep van de totale groep vluchtelingen.

BMV zijn Begeleide Minderjarige Vluchtelingen (BMV) van 11 tot en met 18 jaar die vanwege geweld uit hun geboorteland gevlucht zijn samen met één of beide ouders en asiel zoeken in Europa. OMV zijn Onbegeleide Minderjarige Vluchtelingen (OMV) van 11 tot en met 18 jaar die een deel van de vlucht alleen hebben afgelegd, familie zijn kwijt geraakt tijdens de vlucht of zonder familie gevlucht zijn en zoeken asiel in Europa. OMV zijn extra

(5)

kwetsbaar, omdat deze niet begeleid worden door familie. Aangezien meer dan de helft van alle vluchtelingen kinderen zijn en een groot deel OMV is, is het van belang onderzoek te doen naar begeleide en onbegeleide minderjarige vluchtelingen (UNCHR, 2018).

Over het welzijn van deze twee groepen wordt in het nieuws weinig uitgeweid. Ook is er in de wetenschappelijke literatuur wat betreft de huidige vluchtelingencrisis weinig recent onderzoek te vinden over het welzijn van BMV en OMV en worden deze groepen beperkt met elkaar vergeleken. Zo wordt er vaak gekeken naar slechts BMV óf OMV (Buchmüller, Lembcke, Busch, Kumsta, & Leyendecker, 2018). Daarnaast zijn veel onderzoeken naar probleemgedrag bij BMV en OMV, die deze groepen wel met elkaar vergelijken, gedateerd (Bean, Eurelings-Bontekoe, & Spinhoven, 2007b). Om deze reden is het van belang om hier onderzoek naar te doen.

Informatie over het welzijn van BMV en OMV is wenselijk, aangezien deze minderjarige vluchtelingen herhaaldelijk worden blootgesteld aan traumatiserende

gebeurtenissen, wat een risicofactor is voor hun mentale gezondheid (Fazel, Reed, Panter-Brick, & Stein, 2012; Bean, Eurelings-Bontekoe, & Spinhoven, 2007a). Tevens is meer informatie over het welzijn van BMV en OMV wenselijk, aangezien OMV mogelijk meer risico lopen vanwege het feit dat zij gescheiden zijn van hun familie en er daardoor sprake is van een verminderde emotieregulatie. Ook ervaren OMV significant meer stressvolle

levensgebeurtenissen, namelijk twee keer zoveel (Bean, Eurelings-Bontekoe, & Spinhoven, 2007a; Van Os, Zijlstra, Knorth, Post, & Kalverboer, 2018). De gevolgen van deze

traumatische gebeurtenissen voor beide groepen beperkt houden is van belang, omdat blijkt dat de gevolgen van traumatische gebeurtenissen stabiel blijken over tijd en dus hoog blijven en niet verminderen (Vervliet, Lammertyn, Broekaert, & Derluyn, 2014). Daarnaast kunnen deze traumatische gebeurtenissen leiden tot internaliserend en externaliserend

(6)

BMV en OMV blijvende problematiek ontwikkelen nadat zij gevlucht zijn waarvoor zij geen hulp krijgen, zal dit een grote impact hebben op bijvoorbeeld hun participatie in de

samenleving. Om deze reden is het van belang om onderzoek te doen naar beide groepen en eventuele verschillen hiertussen. Daarnaast kan door inzicht in de problematiek blijvende schade voorkomen worden door middel van vroeg ingrijpen, waardoor deze BMV en OMV geen verdere en meer intensieve hulpverlening nodig hebben. Bij deze interventies is het van belang om aandacht te besteden aan het aantal traumatische gebeurtenissen dat een

vluchteling heeft ervaren (Montgomery, 2008; Hecker, Fetz, Ainamani, & Elbert, 2015). De frequentie, het type en de mate van blootstelling aan traumatische gebeurtenissen, zoals oorlogsgeweld, blijken belangrijke factoren te zijn bij het ontwikkelen van zowel internaliserend en externaliserend probleemgedrag (Montgomery, 2008; Hecker, Fetz, Ainamani, & Elbert, 2015). Voorbeelden van typen traumatische gebeurtenissen, gebruikt in het onderzoek van Montgomery (2008), zijn; leven onder oorlogsomstandigheden, wonen in een vluchtelingenkamp, de gevangenzetting of marteling van ouders, getuigen zijn van geweldsdaden (intimidatie, marteling of moord) en de dood of verdwijning van een ouder. Deze gewelddadige ervaringen van vluchtelingen, zowel het aantal als het type gewelddadige ervaringen, blijken positief gerelateerd aan agressief gedrag en het genieten van agressie (aggression-enjoyment) (Qouta, Punamäki, Miller, & El-Sarraj, 2008). Dit is van belang, aangezien het onderzoek van Bean (2007a) aantoont dat OMV meer stressvolle

levensgebeurtenissen rapporteren dan BMV. Dit impliceert dat OMV mogelijk meer internaliserend en externaliserend probleemgedrag vertonen en mogelijk meer agressie vertonen dan BMV.

In dit literatuuroverzicht zal onderzocht worden of er sprake is van internaliserend en externaliserend probleemgedrag en het verschil tussen de twee groepen op dit gebied. Onder internaliserend probleemgedrag wordt verstaan; gedrag dat naar binnen is gericht,

(7)

teruggetrokken gedrag (van Brussel, De Meyer, Veerman, & De Mey, 2009). Binnen internaliserend probleemgedrag zijn verschillende soorten probleemgedragingen. Dit literatuuroverzicht zal zich richten op depressie en angst. Er wordt op deze twee typen internaliserend probleemgedrag gericht, aangezien van deze twee typen internaliserend probleemgedrag verwacht wordt dat vluchtelingenkinderen deze zullen vertonen en

problematisch zullen zijn voor hun verdere leven. Naast internaliserend probleemgedrag zal externaliserend probleemgedrag bij BMV en OMV onderzocht worden. Externaliserend gedrag is gedrag dat naar buiten is gericht (van Brussel, De Meyer, Veerman, & De Mey, 2009). Op het gebied van externaliserend probleemgedrag zal gekeken worden naar agressie. Hier is voor gekozen, omdat agressie niet vaak onderzocht wordt, aangezien de concentratie bij veel onderzoeken ligt bij het onderzoeken van internaliserend probleemgedrag.

Aangezien er weinig bekend is over de vergelijking tussen OMV en BMV op het ontwikkelen van internaliserend en externaliserend probleemgedrag, luidt de hoofdvraag van dit literatuuronderzoek: Wat is het verband tussen de Vluchtomstandigheden en de

Ontwikkeling van Probleemgedrag bij Begeleide Minderjarige Vluchtelingen (BMV) en bij Onbegeleide Minderjarige Vluchtelingen (OMV) van 11 tot en met 18 jaar in Europa? Deze hoofdvraag zal beantwoord worden aan de hand van vier deelvragen:

(1) Welk verband is er tussen begeleid vluchten en internaliserend probleemgedrag bij vluchtelingen van 11 tot en met 18 jaar in Europa?

(2) Welk verband is er tussen begeleid vluchten en externaliserend probleemgedrag bij vluchtelingen van 11 tot en met 18 jaar in Europa?

(3) Welk verband is er tussen onbegeleid vluchten internaliserend probleemgedrag bij vluchtelingen van 11 tot en met 18 jaar in Europa?

(4) Welk verband is er tussen onbegeleid vluchten en externaliserend probleemgedrag bij vluchtelingen van 11 tot en met 18 jaar in Europa?

(8)

Op basis van de bovengenoemde literatuur over de invloed van ouders en het aantal en type traumatische en gewelddadige ervaringen wordt verwacht dat uit dit literatuuroverzicht naar voren zal komen dat OMV significant hoger zullen scoren dan BMV op zowel de

ontwikkeling van internaliserend probleemgedrag (angst en depressie) als op de ontwikkeling van externaliserend probleemgedrag (agressie).

Het verband tussen Begeleid en Onbegeleid vluchten en internaliserend probleemgedrag (angst en depressie)

Wiese en Burhorst (2007) hebben gekeken naar angst en depressie in hun onderzoek naar de mentale gezondheid van minderjarige vluchtelingen in Nederland die in behandeling zijn bij een kliniek. In totaal is dit onderzoek bij 129 kinderen en adolescenten voltrokken, waarvan 70 BMV en 59 OMV. Bij deze groep hebben Wiese en Burhorst onderzocht wat de hoofdzakelijke klachten, symptomen en psychiatrische diagnose van de cliënten zijn. De gegevens zijn verkregen aan de hand van intakegesprekken welke bestonden uit interviews met het kind en de familie of de voogd, in het geval van de OMV. De interviews duurden elk ongeveer 1,5 uur. De data is verzameld bij de instelling Herlaarhof, een expertisecentrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Uit de data is naar voren gekomen dat er geen significant verschil bestaat tussen BMV en OMV in het percentage participanten met angstklachten. Een significant verschil tussen BMV en OMV is wel gevonden in depressie. Het aantal OMV met depressie is significant hoger gebleken dan het aantal BMV.

Dit resultaat van Wiese en Burhorst komt overeen met de resultaten van Bean, Eurelings-Bontekoe, en Spinhoven (2007a). Bean en collega’s hebben onderzoek gedaan bij 920 OMV tussen de 12 en 18 jaar, die in 2002 woonachtig waren in Nederland en afkomstig zijn uit 48 verschillende landen. Deze groep is vergeleken met 1059 Nederlandse (autochtone) adolescenten en 1294 Belgische BMV op psychologisch welzijn, traumatische stressreacties en traumatische reacties. De Nederlandse adolescenten waren afkomstig van 13 scholen in

(9)

Nederland. De groep Belgische BMV bestond uit minderjarige immigranten en vluchtelingen, afkomstig uit 111 verschillende landen. Het psychologisch welzijn, traumatische

stressreacties en traumatische reacties is bij de BMV, OMV en Nederlandse adolescenten gemeten aan de hand van verschillende vragenlijsten, waaronder de Hopkins Symptom

Checklist-37 for Adolescents (HSCL-37A), de Stressful Life Events (SLE) en de Reactions of Adolescents to Traumatic Stress (RATS). De Hopkins Symptom Checklist-37 for Adolescents (HSCL-37A) bestaat onder andere uit een schaal voor internaliserend gedrag, waarvan 25 items die angst en 15 items die depressie meten. Uit deze vragenlijsten is naar voren gekomen dat OMV op de items voor angst meer klachten rapporteerden dan BMV en Nederlandse adolescenten. Op de schaal voor internaliserende klachten scoorden OMV significant hoger dan BMV. Daarnaast is gebleken dat OMV meer depressie klachten rapporteerden dan BMV en BMV meer depressie klachten rapporteerden dan de Nederlandse adolescenten. Dit onderzoek van Bean en collega’s wijst uit dat de groep OMV hoger scoren dan de groep BMV op zowel angst als depressie en dat zowel BMV als OMV hoger scoren dan de Nederlandse adolescenten.

Een derde onderzoek naar mentale gezondheidsproblemen bij BMV en OMV is het onderzoek van Derluyn, Broekaert, en Schuyten (2008). Dit onderzoek van Derluyn en collega’s had als doel om de prevalentie van emotionele en gedragsproblemen bij adolescente vluchtelingen van 11 tot 18 jaar te onderzoeken en te vergelijken met Belgische (autochtone) adolescenten. Bij deze BMV is tevens een onderscheid gemaakt tussen BMV begeleid door beide ouders of één van de ouders. De vluchtelingen zijn geselecteerd door random selectie van de scholen die lessen organiseerden voor vluchtelingenkinderen. Het onderzoek is gedaan aan de hand van de HSCL-37A vragenlijst en door middel van zelfrapportage via de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ). Er is gebleken dat de groep van OMV een vijf keer grotere kans hebben om zeer ernstige symptomen van angst en depressie te ontwikkelen dan

(10)

de groep van BMV. Tevens is gebleken dat er een significant verschil bestaat tussen de groep van OMV en de groep van BMV op angst en depressie. Zowel op angst als depressie scoren de groep OMV hoger dan de groep BMV, met op depressie een sterker significant verband dan op angst.

Een ander onderzoek dat afgenomen is in België, is het onderzoek van Derluyn, Mels, en Broekaert (2009). De resultaten van dit onderzoek komen overeen met de resultaten van de bovengenoemde onderzoeken. In dit onderzoek zijn OMV en BMV woonachtig in België met elkaar vergeleken aan de hand van HSCL-37A. In totaal hebben 1.234 minderjarige

vluchtelingen tussen 11 en 18 jaar geparticipeerd in het onderzoek, waarvan 650 minderjarige vluchtelingen met beide ouders woonden, 125 minderjarige vluchtelingen alleen met hun vader, 274 minderjarige vluchtelingen alleen met hun moeder en 124 minderjarige vluchtelingen alleenstaand waren. De overige 61 minderjarige vluchtelingen hadden een andere woonsituatie. Dit onderzoek maakt dus onderscheid tussen minderjarige vluchtelingen begeleid door één of beide ouders. Echter, in dit literatuuroverzicht wordt onder BMV een minderjarige vluchteling verstaan die met één of beide ouders. Derhalve zijn de aantallen van woonachtig met beide ouders, alleen vader en alleen moeder samengenomen. In dit onderzoek is een significant verschil gevonden in depressie tussen de groep BMV en de groep OMV, waarbij de groep OMV hoger scoren dan de groep BMV. Bij het meten van angst blijkt dat er geen significant verschil bestaat tussen BMV en OMV. Een verschil tussen het onderzoek van Derluyn en collega’s (2009) en het onderzoek van Derluyn en collega’s (2008) is dat Derluyn en collega’s (2008) op zowel depressie als angst een significant verschil gevonden hebben tussen BMV en OMV. Dit in tegenstelling tot alleen een significant effect op depressie, gevonden door Derluyn en collega’s (2009).

Norredam, Nellums, Nielsen, Byberg, en Petersen (2018) hebben een onderzoek gedaan naar de incidentie van psychiatrische stoornissen bij BMV en OMV woonachtig in

(11)

Denemarken. Deze BMV en OMV zijn in dit longitudinale onderzoek gevolgd tot na hun achttiende verjaardag. Hierbij is gekeken naar drie specifieke psychiatrische stoornissen: psychotische, affectieve en neurotische stoornissen. In het licht van het huidige

literatuuroverzicht zal er van deze drie stoornissen slechts gekeken worden naar de resultaten op het gebied van neurotische stoornissen, aangezien onder neurotische stoornissen onder andere angststoornissen vallen (Stein et al., 2010). De resultaten zijn gebaseerd op de gegevens van 1.252 OMV en 11.446 BMV. Uit dit onderzoek blijkt allereerst dat significant meer vluchtelingen uit de groep OMV een psychiatrische stoornis en neurotische stoornissen hadden dan uit de groep BMV. De incidentie van psychische en neurotische stoornissen ligt dus significant hoger bij de groep OMV dan bij de groep BMV. Dit impliceert dat een angst-gerelateerde stoornis significant vaker voorkomt bij de groep OMV dan bij de groep BMV en de groep OMV hierdoor een groter risico lopen op deze stoornis.

Een ander onderzoek naar psychiatrische stoornissen, waaronder neurotische

stoornissen, is het onderzoek van Ramel, Täljemark, Lindgren, en Johansson (2015). Ramel en collega’s hebben onderzoek gedaan naar de overrepresentatie van OMV in de

psychiatrische zorg. Het doel van dit onderzoek was het vergelijken van psychiatrische zorg van OMV en non-OMV. Onder non-OMV wordt in dit onderzoek BMV en non-vluchtelingen verstaan. De vluchtelingen in dit onderzoek hebben in 2011 asiel aangevraagd in Malmö, Zweden. In totaal hebben er 261 personen deelgenomen aan het onderzoek, waarvan 56 OMV en 205 non-OMV. Deze zijn op groepsniveau vergeleken op geslacht, leeftijd, duur van de behandeling, extra zorg, onvrijwillige zorg gespecificeerd naar geslacht en een ICD-10 hoofddiagnose. Naast deze vergelijking op groepsniveau hebben doctoren die

verantwoordelijk waren voor het aannemen van patiënten, een vragenlijst ingevuld. Uit de resultaten blijkt dat het aandeel van OMV in de zorg groter is dan het aandeel van non-OMV, de groep BMV en de non-vluchtelingen. OMV zijn dus oververtegenwoordigd in de

(12)

psychiatrische zorg. Daarnaast blijkt uit de eerder genoemde vergelijking op groepsniveau en de vragenlijst dat op neurotische stoornissen, waaronder angst, de groep OMV significant hoger scoren dan de groep non-OMV. In dit onderzoek is een significant verschil gevonden tussen de groep OMV en de groep non-OMV in de mate waarin zij scoren op

angstsymptomen. Dit significante verschil komt overeen met het significante verschil dat Derluyn en collega’s (2008) en Norredam en collega’s (2018) hebben gevonden op angstsymptomen. Daarentegen is dit resultaat tegenstrijdig met het resultaat dat er geen verschil is in de mate van angst tussen BMV en OMV, gevonden door Wiese en Burhorst (2007), Bean en collega’s (2007a) en Derluyn en collega’s (2009).

Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er een verband is tussen onbegeleid vluchten en de ontwikkeling van internaliserend probleemgedrag. Zo zorgt onbegeleid vluchten, de afwezigheid van familie, voor een verhoogde mate van depressie. Over de significantie van het verschil in angst bestaat geen eenduidigheid in de

bovengenoemde literatuur. Een aantal onderzoeken hebben wel een significant effect gevonden, waarbij de groep OMV hoger scoort dan de groep BMV, en een aantal

onderzoeken hebben geen significant effect gevonden. Het feit dat de groep OMV significant hoger scoren op depressie dan de groep BMV is in lijn met de verwachtingen, dit in

tegenstelling tot onduidelijkheid over de significantie van het verschil op angst.

Het verband tussen Begeleid en Onbegeleid vluchten en externaliserend probleemgedrag (agressie)

In het eerdergenoemde onderzoek van Bean en collega’s (2007a) is naast onderzoek naar internaliserend probleemgedrag tevens onderzoek gedaan naar externaliserend

probleemgedrag bij BMV en OMV via zelfrapportage. Bean en collega’s hebben aan de HSCL-37A vragenlijst een subschaal van 12 items toegevoegd die ‘acting-out’ (afreageren) meten, bijvoorbeeld het beginnen van gevechten, iemand opzettelijk pijn doen of alcohol

(13)

drinken. Uit dit onderzoek blijkt dat op de subschaal voor externaliserend probleemgedrag er geen significant verschil bestaat tussen BMV en OMV. Wanneer gekeken wordt naar het verschil tussen Nederlandse adolescenten blijkt zelfs dat de Nederlandse adolescenten (non-vluchtelingen) hoger scoren dan de groep BMV en de groep OMV.

Een ander eerdergenoemd onderzoek is van Derluyn en collega’s (2009). In dit onderzoek is tevens gebruik gemaakt van zelfrapportage aan de hand van de HSCL-37A vragenlijst, met een subschaal van 12 items die externaliserende symptomen meet, waaronder agressief gedrag. Deze externaliserende symptomen zijn bij BMV en OMV gemeten en met elkaar vergeleken. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de groep OMV slechts minimaal hoger scoren dan de groep BMV begeleid door één of beide ouders. In tegenstelling tot bovengenoemd onderzoek van Bean en collega’s (2007a) zijn de resultaten van Derluyn en collega’s (2009) niet vergeleken met scores van non-vluchtelingen op externaliserend probleemgedrag.

Deze vergelijking tussen OMV, BMV en non-vluchtelingen is wel gemaakt in het onderzoek van Derluyn en collega’s (2008). Dit hebben zij onderzocht aan de hand van zelfrapportage via de HSCL-37A vragenlijst en door zelfrapportage aan de hand van de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ). In dit onderzoek komt naar voren dat non-vluchtelingen uit het ontvangende land meer externaliserend probleemgedrag, waaronder agressie, vertonen dan zowel de groep BMV als de groep OMV. Dit is lijn met de resultaten van Bean en collega’s (2007a). Een opvallend resultaat in dit onderzoek is dat de groep OMV significant lager scoren dan de groep BMV begeleid door beide of één ouder(s). Dit is

tegenstrijdig met de bevinding van Bean en collega’s (2007a) dat de groep OMV minimaal hoger scoren dan de groep BMV.

De bevinding van Bean en collega’s (2007a) en Derluyn en collega’s (2008) dat non-vluchtelingen hoger scoren op agressie is tegenstrijdig met de bevinding in het onderzoek van

(14)

Buchmüller, Lembcke, Busch, Kumsta, en Leyendecker (2018). Buchmüller en collega’s hebben gekeken naar de mentale gezondheid en syndroompatronen bij een groep jonge BMV van 1,5 tot 5 jaar in Duitsland. Dit is gedaan aan de hand van een gelegenheidssteekproef, waarbij Arabisch sprekende participanten gerekruteerd werden door een Arabisch sprekende onderzoeksassistent bij moskeeën, culturele centra, vluchtelingenkampen en taalinstituten. De resultaten zijn verkregen door gegevens uit de Child Behavior Checklist (CBCL) en tonen aan dat jonge BMV in Duitsland verhoogde levels van agressieve gedragingen hebben in

vergelijking met de norm groep, non-vluchtelingen.

In het onderzoek van Thommessen, Laghi, Cerrone, Baiocco, en Todd (2013) is tevens gebruik gemaakt van de CBCL. Thommessen en collega’s hebben gekeken naar de

prevalentie van symptomen van emotionele- en gedragsproblemen bij 60 mannelijke OMV en 60 mannelijke autochtone Italianen. De prevalentie is gemeten aan de hand van Child

Behavior Checklist voor 6 tot 18-jarigen, die ingevuld is door sociale hulpverleners van de OMV of de ouders van de Italiaanse adolescenten. De meting kan gescoord worden op acht syndroomschalen, waaronder agressief gedrag. Op alle componenten van de CBCL is gevonden dat de groep OMV significant meer emotionele en gedragsproblemen hebben dan de Italiaanse adolescenten. Ook op agressie vertonen OMV meer problemen dan de Italiaanse adolescenten, waaruit geconcludeerd kan worden dat de prevalentie van agressie bij OMV hoger ligt dan bij Italiaanse adolescenten.

Uit bovenstaande onderzoeken kan geconcludeerd worden dat het verband tussen begeleid of onbegeleid vluchten en de ontwikkeling van agressie onduidelijk is. Er is geen eenduidigheid over of de groep OMV hoger scoren op agressie dan de groep BMV of juist andersom. Wel lijkt het erop dat de groep OMV en de groep BMV lager scoren op agressie dan de groep adolescenten geboren in het ontvangende land. Echter, ook de bevindingen hierover zijn niet eenduidig.

(15)

Discussie

Dit literatuuroverzicht onderzocht het verschil tussen de ontwikkeling van internaliserend (angst en depressie) en externaliserend probleemgedrag (agressie) bij

Onbegeleide Minderjarige Vluchtelingen en Begeleide Minderjarige Vluchtelingen van 11 tot en met 18 jaar in Europa. Er kan geconcludeerd worden dat er waarschijnlijk geen verschil bestaat tussen BMV en OMV in de mate van angst. Dit is niet in lijn met de verwachting dat OMV significant hoger zouden scoren op angst dan BMV. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat OMV significant hoger scoren op depressieklachten dan BMV. Dit is wel in lijn met de verwachting dat de groep OMV significant hoger zouden scoren dan de groep BMV. In tegenstelling tot deze bevinding, is het resultaat op agressie niet in lijn met de verwachting dat OMV significant hoger zouden scoren op agressie dan BMV. Integendeel, de inheemse adolescent bleek in veel onderzoeken hoger te scoren op agressie dan zowel BMV als OMV. Als het om het verschil gaat in agressie tussen BMV en OMV, bleek dat er geen significant verschil is tussen BMV en OMV. Concluderend kan worden gesteld dat er een verband is tussen de vluchtomstandigheden, begeleid of onbegeleid vluchten, en de ontwikkeling van depressie bij vluchtelingenkinderen. Het verband tussen de vluchtomstandigheden en de ontwikkeling van angst en agressie is onduidelijk.

Een mogelijke verklaring voor de hogere scores van OMV in vergelijking tot BMV op angst en depressie is veerkracht, ook wel resilience. Resilience is het vermogen om weerstand te kunnen bieden aan of te herstellen van belangrijke uitdagingen die onder andere de

ontwikkeling bedreigen (Masten & Narayan, 2012). Uit het onderzoek van Tol, Song, en Jordans (2013) blijkt dat steun van ouders van invloed is op de mate van veerkracht van het kind. Mogelijk zorgt daardoor de aanwezigheid van ouders bij BMV voor een mindere mate van ontwikkeling van probleemgedrag dan bij OMV, in het bijzonder in de mate van angst en depressie.

(16)

Mogelijke verklaringen voor de onduidelijkheid en tegenstrijdigheid in de onderzoeken besproken in de paragraaf over agressie zijn: de vluchtomstandigheden participanten, de selectie van participanten en het onderzoeksinstrument. Deze

onduidelijkheid en tegenstrijdigheid betreft dat enerzijds twee onderzoeken hebben gevonden dat non-vluchtelingen hoger scoren op agressie dan zowel OMV als BMV (Bean en collega’s, 2007a; Derluyn en collega’s, 2008) en twee andere onderzoeken anderzijds gevonden hebben dat vluchtelingen juist hoger scoren dan de non-vluchtelingen (Buchmüller en collega’s, 2018; Thommessen en collega’s, 2013).

De eerste alternatieve verklaring hiervoor is het verschil in de vluchtomstandigheden van de participanten. Bean en collega’s (2007a) en Derluyn en collega’s (2008) hebben in hun onderzoeken naast non-vluchtelingen zowel OMV als BMV met elkaar vergeleken.

Buchmüller en collega’s (2018) en Thommessen en collega’s (2013) hebben in hun

onderzoeken slechts één van deze groepen meegenomen, de groep BMV óf de groep OMV. Buchmüller en collega’s hebben BMV met non-vluchtelingen vergeleken en Thommessen en collega’s hebben OMV met non-vluchtelingen vergeleken.

De tweede alternatieve verklaring is de selectie van participanten. Bean en collega’s (2007a) en Derluyn en collega’s (2008) hebben de participanten in hun onderzoek

geselecteerd aan de hand van een clustersteekproef, terwijl Buchmüller en collega’s dit aan de hand van een gelegenheidssteekproef hebben gedaan. Bij deze gelegenheidssteekproef zijn alleen Arabisch sprekende vluchtelingen benaderd om te participeren aan het onderzoek. Hierdoor geven de resultaten mogelijk een eenzijdig beeld. Daarnaast kunnen de resultaten mogelijk niet gegeneraliseerd worden naar anderstalige vluchtelingen, aangezien anderstalige vluchtelingen wellicht een andere vluchtervaring hebben wat van invloed kan zijn op de ontwikkeling van agressie (Hecker, Fetz, Ainamani, & Elbert, 2015).

(17)

De derde en laatste verklaring is het gebruikte onderzoeksinstrument. In de

onderzoeken van Bean en collega’s (2007a) en Derluyn en collega’s (2008) is data verzameld via de Hopkins Symptom, Checklist-37 for Adolescents (HSCL-37A). Buchmüller en

collega’s (2018) en Thommessen en collega’s (2013) hebben de data niet verzameld via de HSCL-37A, maar via de Child Behavior Checklist (CBCL). De HSCL-37A wordt veelal door de adolescenten zelf ingevuld, terwijl de CBCL bedoeld is om door ouders of verzorgers ingevuld te worden. Dit verschil in rapportage, het zien of ervaren van probleemgedrag, zou het verschil in de resultaten kunnen veroorzaken.

Het onderzoeksresultaat dat vluchtelingen lager scoren dan non-vluchtelingen op agressie is opmerkelijk. Mogelijk kan dit resultaat verklaard worden doordat minderjarige vluchtelingen juist een afkeer van geweld krijgen, aangezien zij zoveel geweld hebben

meegemaakt in het land waar zij vandaan komen. Dus dat, in tegenstelling tot de verwachting dat het aantal ervaringen met geweld positief gerelateerd is aan het uiten van agressie,

minderjarige vluchtelingen juist geen geweld zullen gebruiken. Mogelijk is een verklaring hiervoor dat minderjarige vluchtelingen met zoveel geweld geconfronteerd zijn, dat zij eerder bang zijn voor geweld dan dat zij dit zelf zullen vertonen.

Naast bovenstaande bevindingen heeft deze literatuurstudie ook beperkingen. Een eerste beperking is dat er in dit onderzoek geen rekening is gehouden met het beleid omtrent de opvang van vluchtelingen van de ontvangende landen. Dat dit van belang is, wordt aangetoond in het onderzoek van Reijneveld, de Boer, Bean, en Korfker (2005). Uit dit onderzoek blijkt dat OMV in een restrictieve campus hogere levels emotionele en

posttraumatische stress symptomen hebben. Echter, er wordt verwacht dat de omstandigheden tussen verschillende Europese landen niet significant van elkaar zal verschillen, aangezien alle Europese landen het Verdrag inzake de Rechten van het Kind hebben aangenomen. Dit

(18)

verdrag is van belang voor vluchtelingenkinderen, omdat hier standaarden beschreven staan over de gezondheids-, educatie-, sociale- en politieke rechten van vluchtelingenkinderen.

Een tweede beperking is dat er niet gekeken is naar eventuele gedragsproblemen van de BMV en OMV voor de vlucht. Hierdoor is niet volledig duidelijk of de ontwikkeling van probleemgedrag te wijten is aan het vluchten en ervaringen tijdens de vlucht.

Een derde beperking is dat er in dit literatuuroverzicht niet is gekeken naar het land van herkomst van de minderjarige vluchtelingen. Uit onderzoek blijkt dat het aantal

traumatische gebeurtenissen positief gerelateerd is aan probleemgedrag (Montgomery, 2008; Hecker, Fetz, Ainamani, & Elbert, 2015). Mogelijk bestaan er grote verschillen in afkomst wat zorgt voor een meer of minder aantal traumatische en/of gewelddadige ervaringen die een vluchteling heeft meegemaakt. Wellicht is dit van invloed op de onderzoeksresultaten

wanneer de meerderheid van de participanten uit een extreem gewelddadig land komen, waardoor een niet representatief beeld kan ontstaan.

Een vierde beperking is dat er niet is gekeken naar de woonsituatie van de

vluchtelingen na de vlucht in het Europese land. Dit is van belang aangezien de woonsituatie invloed heeft op verschillende domeinen: angstsymptomen, gedragsproblemen en pro-sociaal gedrag (Derluyn, Mels, & Broekaert, 2009). Het blijkt namelijk dat vluchtelingen die te maken hebben met een meer restrictief immigratiebeleid gepaard gaat met een groeiende psychologische onrust in vergelijking tot vluchtelingen die te maken hebben met een minder restrictief immigratiebeleid (Steel, Momartin, Silove, Coello, Aroche, & Tay, 2011). De mogelijkheid bestaat dus dat een nadelige woonsituatie, bijvoorbeeld strenge regels, kan zorgen voor meer angstsymptomen bij BMV en OMV. Er is tevens niet gekeken naar hun vluchtelingenstatus, of de vluchtelingen al asiel toegewezen hebben gekregen of nog niet. Uit onderzoek blijkt dat het proces van asielaanvragen en de daarmee gepaarde onzekerheid over

(19)

het wel of niet asiel toegewezen krijgen, van invloed is op de algehele gezondheid van vluchtelingen (Laban, Komproe, Gernaat, & de Jong, 2008).

Een laatste beperking is dat een aantal van de onderzoeken binnen dit

literatuuroverzicht gedateerd zijn. Een reden hiervoor is dat veel recente onderzoeken niet de groepen BMV en OMV met elkaar vergelijken, maar slechts de prevalentie van

internaliserende en externaliserend probleemgedrag bij BMV óf OMV onderzoeken.

Gedateerde onderzoeken geven mogelijk een ander beeld dan waarvan sprake is in de huidige vluchtelingencrisis. De vluchtelingencrisis gaat namelijk vaak in golven waar een periode tussen zit. Echter, dit is tevens de reden dat gedateerde onderzoeken onontkoombaar zijn, aangezien onderzoeken over de meest recente vluchtelingencrisis nu nog actief afgenomen en beschreven worden.

Ondanks deze beperkingen heeft dit literatuuroverzicht ook verschillende sterke kanten. Allereerst hiervoor weinig onderzoeken die hebben gekeken naar zowel BMV als OMV. Dit onderzoek heeft deze onderzoeken die dat wel hebben gedaan samengenomen, om zo een beter beeld te krijgen van wat de overeenkomsten en verschillen tussen de resultaten van de onderzoeken zijn. Hierdoor is meer inzicht geboden in de ontwikkeling van

probleemgedrag bij BMV en OMV. Daarnaast biedt dit literatuuroverzicht inzicht in de mogelijke verschillen in resultaten tussen gedateerde en recentere onderzoeken, omdat deze onderzoeken hier samengenomen worden en de resultaten zo vergeleken kunnen worden.

Dit literatuuronderzoek is dus een aanvulling op de bestaande literatuur over probleemgedrag bij minderjarige vluchtelingen, omdat er weinig onderzoek is naar verschillen in de ontwikkeling in probleemgedrag tussen Begeleide en Onbegeleide

Minderjarige Vluchtelingen. De weinige onderzoeken waarin wel naar beide groepen gekeken is, zijn samengenomen en zo is er meer inzicht gegeven in de ontwikkeling van

(20)

significant hoger dan de groep BMV. Op angst is er geen duidelijkheid of er wel of geen significant verschil bestaat. Dit varieert tussen verschillende onderzoeken. Een opmerkelijk resultaat is dat zowel de groep BMV als de groep OMV lijken lager scoren op agressie dan de adolescent uit het ontvangende land. Op basis van huidig literatuuronderzoek zou er

vervolgonderzoek gedaan moeten worden om tevens het beleid van het ontvangende land, het land van herkomst, de woonsituatie in beschouwing moeten nemen en of er wel of niet asiel toegewezen is ten tijde van het onderzoek. Aan de hand hiervan zal een completer beeld van de problematiek bij BMV en OMV ontstaan en het verschil tussen deze groepen. Hierdoor kunnen eventuele interventies accurater worden ingezet en aangepast aan de doelgroep, waardoor de problematiek effectief en efficiënt verminderd kan worden.

Literatuur

Bean, T., Derluyn, I., Eurelings-Bontekoe, E., Broekaert, E., & Spinhoven, P. (2007a). Comparing psychological distress, traumatic stress reactions, and experiences of unaccompanied refugee minors with experiences of adolescents accompanied by parents. Journal of Nervous and Mental Disease, 195, 288–297.

doi:10.1097/01.nmd.0000243751.49499.93

Bean, T. M., Eurelings-Bontekoe, E., & Spinhoven, P. (2007b). Course and predictors of mental health of unaccompanied refugee minors in the Netherlands: One year follow- up. Social Science & Medicine, 64, 1204-1215. doi:10.1016/j.socscimed.2006.11.010 Buchmüller, T., Lembcke, H., Busch, J., Kumsta, R., & Leyendecker, B. (2018). Exploring

(21)

Mental Health Status and Syndrome Patterns Among Young Refugee Children in Germany. Frontiers in Psychiatry, 9(212). doi:10.3389/fpsyt.2018.00212

Derluyn, I., Broekaert, E., & Schuyten, G. (2008). Emotional and behavioural problems in migrant adolescents in Belgium. European Child & Adolescent Psychiatry, 17, 54-62. doi:10.1007/s00787-007-0636-x

Derluyn, I., Mels, C., & Broekaert, E. (2009). Mental health problems in separated refugee adolescents. Journal of Adolescent Health, 44(3), 291-297.

doi:10.1016/j.jadohealth.2008.07.016

Fazel, M., Reed, R. V., Panter-Brick, C., & Stein, A. (2012). Mental health of displaced and refugee children resettled in high-income countries: risk and protective factors. The Lancet, 379(9812), 266-282. doi:10.1016/S0140-6736(11)60051-2

Hecker, T., Fetz, S., Ainamani, H., & Elbert, T. (2015). The cycle of violence: Associations between exposure to violence, trauma-related symptoms and aggression. Findings from Congolese refugees in Uganda. Journal of Traumatic Stress, 28(5), 448-455. doi:10.1002/jts.22046

Laban, C. J., Komproe, I. H., Gernaat, H. B., & de Jong, J. T. (2008). The impact of a long asylum procedure on quality of life, disability and physical health in Iraqi asylum seekers in the Netherlands. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 43(7), 507. doi:/10.1007/s00127-008-0333-1

Long, K. (2013). When refugees stopped being migrants: Movement, labour and humanitarian protection. Migration Studies, 1, 4-26. doi:10.1093/migration/mns001

Masten, A. S., & Narayan, A. J. (2012). Child development in the context of disaster, war, and terrorism: Pathways of risk and resilience. Annual Review of Psychology, 63. doi:10.1146/annurev-psych-120710-100356

(22)

refugees' mental health. Social Science & Medicine, 67(10), 1596-1603. doi:10.1016/j.socscimed.2008.07.020

Norredam, M., Nellums, L., Nielsen, R. S., Byberg, S., & Petersen, J. H. (2018). Incidence of psychiatric disorders among accompanied and unaccompanied asylum-seeking

children in Denmark: a nation-wide register-based cohort study. European Child & Adolescent Psychiatry, 27(4), 439-446. doi:10.1007/s00787-018-1122-3

Nu.nl. (2018, 19 juni). Aantal vluchtelingen wereldwijd voor vijfde jaar op rij gestegen [Persbericht]. Geraadpleegd van https://www.nu.nl/buitenland/5318801/aantal-vluchtelingen-wereldwijd-vijfde-jaar-rij-gestegen.html

Qouta, S., Punamäki, R. L., Miller, T., & El-Sarraj, E. (2008). Does war beget child

aggression? Military violence, gender, age and aggressive behavior in two Palestinian samples. Aggressive Behavior: Official Journal of the International Society for Research on Aggression, 34(3), 231-244. doi:10.1002/ab.20236

Ramel, B., Täljemark, J., Lindgren, A., & Johansson, B. A. (2015). Overrepresentation of unaccompanied refugee minors in inpatient psychiatric care. SpringerPlus, 4(1), 131. doi:10.1186/s40064-015-0902-1

Reijneveld, S. A., de Boer, J. B., Bean, T., & Korfker, D. G. (2005). Unaccompanied adolescents seeking asylum: poorer mental health under a restrictive reception. The Journal of Nervous and Mental Disease, 193(11), 759-761.

doi:10.1097/01.nmd.0000185870.55678.82

Steel, Z., Momartin, S., Silove, D., Coello, M., Aroche, J., & Tay, K. W. (2011). Two year psychosocial and mental health outcomes for refugees subjected to restrictive or supportive immigration policies. Social Science & Medicine, 72(7), 1149-1156. doi:10.1016/j.socscimed.2011.02.007

(23)

Phillips, K. A. (2010). Should OCD be classified as an anxiety disorder in DSM-V? Depression and Anxiety, 27(6), 495-506. doi:10.1002/da.20699

Thommessen, S., Laghi, F., Cerrone, C., Baiocco, R., & Todd, B. K. (2013). Internalizing and externalizing symptoms among unaccompanied refugee and Italian adolescents.

Children and Youth Services Review, 35, 7-10. doi:10.1016/j.childyouth.2012.10.007 Tol, W. A., Song, S., & Jordans, M. J. (2013). Annual research review: Resilience and mental

health in children and adolescents living in areas of armed conflict–a systematic review of findings in low‐and middle‐income countries. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 54(4), 445-460. doi:10.1111/jcpp.12053

UNHCR (2018, 19 juni). Global Trends, Forced Displacement in 2017. Opgehaald van https://www.unhcr.org/statistics/unhcrstats/5b27be547/unhcr-global-trends-2017.html van Brussel, A., De Meyer, R., Veerman, J. W., & De Mey, W. (2009). Evaluatie van een

multimodale behandeling voor kleuters met ernstige gedragsproblemen. Kind en Adolescent, 30, 66-81. doi:10.1007/BF03087937

VluchtelingenWerk Nederland (2018). Vluchtelingen in getallen 2016. Verkregen van: https://www.vluchtelingenwerk.nl/sites/public/u640/20180719_vluchtelingen_in_getal len_%202018_allerdefinitiefste.pdf

Vervliet, M., Lammertyn, J., Broekaert, E., & Derluyn, I. (2014). Longitudinal follow-up of the mental health of unaccompanied refugee minors. European Child & Adolescent Psychiatry, 23(5), 337-346. doi:10.1007/s00787-013-0463-1

Wiese, E. B., & Burhorst, I. (2007). The mental health of asylum-seeking and refugee children and adolescents attending a clinic in the Netherlands. Transcultural Psychiatry, 44, 596-613. doi:10.1177/1363461507083900

(24)

Recently arrived refugee children: The quality and outcomes of Best Interests of the Child assessments. International Journal of Law and Psychiatry, 59, 20-30.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The humanitarian crisis following the mass displacement caused by the Syrian conflict was characterized by the emergence of diverse humanitarian approaches refugee

Hindu Priest May 26, 2017 Trincomalee Yes Primary school principal May 27, 2017 Trincomalee No Buddhist monk May 26, 2017 Trincomalee Yes Jesuit Father May 26, 2017 Trincomalee

Among the Albanian public, national identity in terms of perception does not influence how Albanians feel about people who practice a ‘foreign’ religion or how tolerant they

To this end, we propose the Ball-I3D method, which consists of a conversion of player positions to a video of coordinate histograms, which are used as inputs to the I3D video encoder

With education, knowledge about for example tiger biology, the importance of tiger conservation and reducing injuries to tigers (Barlow et al., 2010; Respondent 4,

We validated the usability of a new infusion pump interface designed with a situated Cognitive Engineering approach by comparing it to a reference interface using a novel

LIFTING OF PAULI SPIN BLOCKADE We study the lifting of spin blockade in more detail, focussing on the dependence of the resulting leakage current on double-dot detuning ε,

This focus on European industry and hence on technology to solve the ecological crisis is not only characteristic of the green growth discourse which the EU’s Green Deal propounds