• No results found

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 5.3.2015 COM(2015) 104 final 2015/0058 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor

kort verblijf

(2)

TOELICHTING

1. POLITIEKEENJURIDISCHEACHTERGROND

Bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad1 is de lijst vastgesteld van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum, alsmede de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld. Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt toegepast door alle lidstaten, met uitzondering van Ierland en het Verenigd Koninkrijk.

Bij Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad2 is Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad gewijzigd en zijn negentien landen verplaatst naar bijlage II, waarin de derde landen zijn opgenomen waarvan de onderdanen van de visumplicht zijn vrijgesteld. Deze negentien landen zijn: Colombia, Dominica, Grenada, Kiribati, de Marshalleilanden, Micronesia, Nauru, Oost-Timor, Palau, Peru, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, Samoa, Tonga, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Vanuatu en de Verenigde Arabische Emiraten. In bijlage II staat bij elk van deze landen een voetnoot die luidt: “De visumvrijstelling geldt vanaf de datum van inwerkingtreding van een met de Europese Unie te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst.”

Verordening (EU) nr. 509/2014 is op 20 mei 2014 vastgesteld en op 9 juni 2014 in werking getreden. In juli 2014 heeft de Commissie de Raad aanbevolen om haar te machtigen onderhandelingen over een visumvrijstellingsovereenkomst te openen met elk van de volgende zeventien landen: Dominica, Grenada, Kiribati, de Marshalleilanden, Micronesia, Nauru, Oost-Timor, Palau, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, Samoa, Tonga, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Vanuatu en de Verenigde Arabische Emiraten3. Op 9 oktober 2014 heeft de Raad de Commissie onderhandelingsrichtsnoeren aangereikt.

Volgens overweging 5 van Verordening (EU) nr. 509/2014 en de gemeenschappelijke verklaring die bij de vaststelling van de verordening is afgelegd, geldt voor Colombia en Peru een specifieke procedure die inhoudt dat nader moet worden beoordeeld of Colombia en Peru aan de desbetreffende criteria voldoen, voordat de Commissie aan de Raad aanbevelingen kan doen over besluiten houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen betreffende visumvrijstellingsovereenkomsten met deze twee landen. Colombia en Peru waren daarom niet opgenomen in de bovengenoemde aanbeveling aan de Raad.

De onderhandelingen over de visumvrijstellingsovereenkomst met Oost-Timor zijn op 19 november 2014 in Brussel geopend. Tijdens de bijeenkomst kon de gehele ontwerptekst worden bekeken en werd over alle aspecten overeenstemming bereikt. Na een aantal informele vervolgcontacten werd de overeenkomst op 15 december 2014 door de hoofdonderhandelaars geparafeerd.

1 Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1

2 Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, PB L 149 van 20.5.2014, blz. 67.

(3)

De lidstaten werden ingelicht op de bijeenkomsten van de Groep Visa van de Raad van 21 november 2014.

Voor de Unie is artikel 77, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), in samenhang met artikel 218 daarvan, de rechtsgrondslag voor de overeenkomst.

[…] heeft de overeenkomst op […] namens de Unie ondertekend. Overeenkomstig artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), VWEU heeft het Europees Parlement op […] zijn goedkeuring verleend aan de sluiting van de overeenkomst.

2. RESULTAATVANDEONDERHANDELINGEN

De Commissie is van mening dat de doelstellingen die de Raad in de onderhandelingsrichtsnoeren had geformuleerd, zijn bereikt en dat de ontwerp- visumvrijstellingsovereenkomst aanvaardbaar is voor de Unie.

De overeenkomst houdt uiteindelijk het volgende in:

Doel

De overeenkomst voorziet in visumvrij reizen voor de burgers van de Europese Unie en voor de burgers van Oost-Timor die naar het grondgebied van de andere partij reizen voor maximaal 90 dagen binnen een tijdvak van 180 dagen.

Om ervoor te zorgen dat alle EU-burgers gelijk worden behandeld, is in de overeenkomst een bepaling opgenomen die inhoudt dat Oost-Timor de overeenkomst alleen ten aanzien van alle lidstaten van de Europese Unie kan opschorten of beëindigen, en dat omgekeerd ook de Unie de overeenkomst alleen voor alle lidstaten kan opschorten of beëindigen.

De specifieke situatie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland komt tot uiting in de preambule.

Toepassingsgebied

De visumvrijstelling geldt voor alle categorieën personen (houders van gewone paspoorten, diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten, officiële paspoorten en speciale paspoorten) en voor reizen voor alle doeleinden, behalve voor het verrichten van een bezoldigde bezigheid.

Voor deze laatste categorie reizigers behouden zowel de lidstaten als Oost-Timor de vrijheid om voor de onderdanen van de andere partij een visum verplicht te stellen overeenkomstig het toepasselijke Unierecht of het toepasselijke nationale recht. Om een geharmoniseerde toepassing te waarborgen, is aan de overeenkomst een gemeenschappelijke verklaring gehecht over de interpretatie van de categorie personen die reizen om een bezoldigde bezigheid te verrichten.

Duur van het verblijf

De overeenkomst voorziet in visumvrij reizen voor de burgers van de Europese Unie en voor de burgers van Oost-Timor die naar het grondgebied van de andere partij reizen voor maximaal 90 dagen binnen een tijdvak van 180 dagen. Aan de overeenkomst is een gemeenschappelijke verklaring gehecht over de interpretatie van deze termijn van 90 dagen.

De overeenkomst houdt rekening met de situatie van de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen. De visumvrijstelling geeft de burgers van Oost-Timor het recht om gedurende 90 dagen binnen elk tijdvak van 180 dagen op het grondgebied van elk van die lidstaten (Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië) te verblijven, zolang deze geen deel uitmaken van het Schengengebied zonder binnengrenzen, onafhankelijk van de periode die voor het gehele Schengengebied geldt.

(4)

Territoriale toepassing

De overeenkomst bevat bepalingen betreffende de territoriale toepassing: ten aanzien van Frankrijk en Nederland geldt de visumvrijstelling voor de burgers van Oost-Timor alleen voor verblijf op het Europese grondgebied van deze lidstaten.

Verklaringen

Andere gemeenschappelijke verklaringen die aan de overeenkomst zijn gehecht:

- een verklaring betreffende de volledige verspreiding van informatie over de inhoud en de gevolgen van de visumvrijstellingsovereenkomst en aanverwante kwesties, zoals de toegangsvoorwaarden, en

- een verklaring betreffende de betrokkenheid van Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.

3. CONCLUSIES

Gezien de bovengenoemde resultaten stelt de Commissie voor dat de Raad, nadat de goedkeuring van het Europees Parlement is verkregen, zijn goedkeuring hecht aan de overeenkomst tussen de Europese Unie en Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf.

(5)

2015/0058 (NLE) Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor

kort verblijf

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement, Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Commissie heeft namens de Europese Unie met de Democratische Republiek Oost-Timor, hierna „Oost-Timor” genoemd, onderhandeld over een overeenkomst inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf, hierna „de overeenkomst”

genoemd.

(2) Deze overeenkomst is namens de Europese Unie ondertekend op …….2015 en wordt sinds die datum voorlopig toegepast onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit……../……/EU van de Raad van [………….].

(3) De overeenkomst moet worden goedgekeurd.

(4) Bij de overeenkomst wordt een gemengd comité voor het beheer van de overeenkomst opgericht, dat zijn eigen reglement van orde vaststelt. In dit geval dient een vereenvoudigde procedure te worden gevolgd voor de vaststelling van het standpunt van de Unie.

(5) Overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en het Protocol betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, beide gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en bevestigend dat de bepalingen van de overeenkomst niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Unie en Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf wordt namens de Unie goedgekeurd.

(6)

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht de in artikel 8, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving4.

Artikel 3

De Commissie, bijgestaan door deskundigen van de lidstaten, vertegenwoordigt de Unie in het bij artikel 6 van de overeenkomst ingestelde gemengd comité van deskundigen.

Artikel 4

In het gemengd comité van deskundigen zal het standpunt van de Unie met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 6, lid 4, van de overeenkomst, worden vertolkt door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad aangewezen bijzonder comité.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

4 De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

R48/20 : Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing.. R50/53 : Zeer giftig voor in het water levende organismen; kan in

R48/20 : Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing R51/53 : Giftig voor in het water levende organismen; kan in het

N; R50-53 Zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken.. 2.2 Etiketteringselementen

Aanvullende informatie: Het preparaat bevat geen gevaarlijke stoffen in hoeveelheden die conform geldend EU-recht in dit hoofdstuk dienen te worden vermeld.... RUBRIEK

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden van de GFCM (“GDG’s”). Voor de toepassing van deze

(1) De Unie moet onder optimale voorwaarden kunnen beschikken over de in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit […/…] van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de

Parallel aan deze procedure worden procedures ingeleid met betrekking tot het besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot vaststelling van de

Gezien het voorstel van de Commissie van 29 juli 2009 voor een verordening tot vaststelling van een langetermijnplan voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje en de