• No results found

Een praktische aanpak van ingewikkelde problemen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Een praktische aanpak van ingewikkelde problemen"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een praktische aanpak van ingewikkelde problemen

Een handboek met achtergrondinformatie en praktijkverhalen over Thuisbegeleiding

Irene Campfens

(2)

IN ZICHZELF

het praten gaat door de brievenbus een opening kleppert op en neer

de man spreekt een taal die ik probeer te verstaan

het zijn woordjes zoals ‘hoeft niet’

wil en kan

als de deur op een kier schiet kan ik binnenglippen, een indringer

met een pasje in de hand om te laten zien wie ik ben

wat ik kan doen is gordijnen ontsluiten de buitenwereld laten zien

- Willemien Mensinga – November 2018

© 2018

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.

Dit is een nieuwe publicatie, deels gebaseerd op het eerder verschenen handboek met de titel Gespecialiseerde verzorging in de praktijk. Het handboek kwam destijds tot stand in samenwerking met het Landelijk Steunpunt Gespecialiseerde Verzorging; een initiatief van Amsterdam Thuiszorg, Thuiszorg Rotterdam, ZorgGroep Oost-Gelderland, Thuiszorg Groningen, Maatzorg en Sting met ondersteuning van het ministerie van VWS. In 2009 verscheen een herziene uitgave, mede dankzij Actiz en het ROC Nijmegen tot stand gekomen.

Deze nieuwe versie is mogelijk gemaakt door financiering van ActiZ, Zuidzorg, Zorgaccent, Amstelring en tijdsinvestering van Savant Zorg en Movisie en bevat geactualiseerde en aanvullende informatie over Thuisbegeleiding.

Auteur Irene Campfens

Ontwerp en opmaak hollandse meesters Drukwerk Libertas Pascal

ISBN

Adres Telefoon Website

(3)

Inhoud

Inleiding Leeswijzer

Deel I_De feiten

1. Thuisbegeleiding in een notendop

1.1 Werken binnen de nieuwe kaders 1.2 Waarom eigenlijk?

1.3 De nieuwe kwetsbare burgers 1.4 Aanbieden en uitvoeren

2. Van alles wat: dé generalist

2.1 De vaardigheden 2.2 Het begeleidingsproces 2.3 Het begeleidingsplan 2.4 De leefgebieden

2.5 Randvoorwaarden en verwachtingen

3. Toen en nu: van traditie naar sociale vernieuwing

3.1 De uitgangspunten 3.2 Inzicht en inhoud 3.3 Wat levert het op?

3.4 Samenvatting en aanknopingspunten

Deel II_De verhalen

4. Aan het woord

4.1 Van grote dingen weer iets kleins maken 4.2 Een beetje de buitenwereld binnenhalen 4.3 Het belangrijkste instrument ben je zelf 4.4 Van pure chaos naar gecontroleerde drukte 4.5 Een hoop kunst- en vliegwerk

4.6 Thuisbegeleiders zijn mijn grootste goed 4.7 Een gemiddelde werkdag: niks doorsnee aan

Deel III_De bronnen

Bijlagen – Overzicht van instrumenten en handreikingen Geraadpleegde bronnen en literatuur

Partners

Voorwoord

Dit handboek vertelt waarom Thuisbegeleiding zo bijzonder is. Of beter gezegd: de verhalen doen dit. Thuisbegeleiding is hulpverlening waarbij de thuisbegeleider zelf het belangrijkste instrument is. De lezer krijgt naast achtergrondinformatie en theorie vooral praktijkvoorbeelden waaruit dit blijkt. Aan de hand van de verhalen van cliënten, thuisbegeleiders en andere betrokkenen wordt duidelijk wat een thuisbegeleider in de dagelijkse praktijk drijft.

De samenleving verandert; hulpvragen en problemen veranderen mee. De praktijk van een thuisbegeleider ziet er anders uit en verandert nog altijd. Dit handboek vertelt over de bijzondere geschiedenis en ontwikkeling van Thuisbegeleiding: van basismethodiek tot, volgens betrokkenen, het mooiste vak wat er is. Het boek dient ook als inhoudelijke aanzet voor vervolgonderzoek en een toekomstige evaluatie van Thuisbegeleiding.

Veel mensen hebben meegewerkt aan het oorspronkelijke handboek en aan de nieuwe versie. Grote dank voor het enthousiast delen van alle kennis en ervaring uit de praktijk.

x x

x x x x

x x x x x

x x x x

x x x x x x x

x x x

(4)

Leeswijzer

Er is bewust gekozen voor beschrijving vanuit de prak- tijk. Er worden in alle hoofdstukken diverse responden- ten geciteerd. Hun complete verhalen zijn tevens in het boek opgenomen. Het handboek is opgedeeld in drie delen: de feiten, de verhalen en de bronnen.

Deel I geeft nauwgezet weer vanuit welke kaders Thuisbegeleiding is ontstaan en welke professionele kwaliteiten er voor het uitvoeren van dit vak nodig zijn.

Dit deel biedt overzicht en handvatten voor thuisbege- leiders en leidinggevenden om hun werk goed te kunnen doen. Daarbij helpen de feiten bij het begrijpen van de mogelijkheden én grenzen van Thuisbegeleiding, en ondersteunen ze bij het (met elkaar) kunnen reflecteren.

In een sector waar zelforganisatie steeds belangrijker wordt, is dit essentieel.

Deel II bestaat uit verhalen uit de dagelijkse praktijk.

Aan de hand van dit deel kunnen thuisbegeleiders, maar ook leerlingen en stagiaires van opleidingen in zorg en sociaal werk en alle mogelijk betrokken partijen binnen zorg en sociaal domein, een goed beeld krijgen van wat Thuisbegeleiding inhoudt. De verhalen beschrijven wie de (potentiële) samenwerkingspartners en opdrachtgevers (onder andere gemeenten) zijn en wat Thuisbegeleiding zoal betekent en oplevert in de praktijk. Er wordt kritisch stilgestaan bij de rol en het werk van een thuisbegeleider.

In deel III wordt vermeld op welke informatie, artikelen en boeken een beroep is gedaan, van interviews tot brochureteksten. De artikelen en boeken waaraan wordt gerefereerd, zijn terug te vinden in de literatuurlijst. Er zitten waardevolle leestips bij.

Het materiaal voor deze publicatie is verzameld door middel van literatuuronderzoek, interviews met thuis- begeleiders, cliënten, een coördinator en een manager Thuisbegeleiding. Daarnaast is gebruik gemaakt van diverse communicatiemiddelen rond Thuisbegeleiding, welke allen in de bronvermeldingen zijn terug te vinden.

In dit handboek worden regelmatig terugkerende begrippen en woorden gebruikt. Ter bevordering van de leesbaarheid is gekozen voor een leeswijzer die de lezer helpt bij de beeld- en begripsvorming.

Cliënt

Man/vrouw die gebruikt maakt van Thuisbegeleiding en zodoende cliënt is van de zorgaanbieder die Thuis- begeleiding verleent. Als er over de cliënt geschreven wordt, gaat het in deze publicatie ook over hij/zij.

Thuisbegeleider

Mannelijke of vrouwelijke begeleider die volgens de methodiek Thuisbegeleiding uitoefent, en/of de functietitel thuisbegeleider heeft. Als er over de thuisbegeleider geschreven wordt, gaat het in deze publicatie ook over hij/zij.

Thuisbegeleiding

Hulpverlening die voorheen Gespecialiseerde Verzorging heette en tegenwoordig zo genoemd wordt in de communicatie van en met zorgaanbieders, cliënten en het sociaal domein. Het gaat hier altijd om ambulante begeleiding achter de voordeur.

Inleiding

Thuisbegeleiding biedt een passend antwoord op de uitdagingen van burgers in onze moderne samenleving, en het huidige stelsel waarbinnen ondersteuning verleend wordt. Dit handboek is geen gewoon naslagwerk over zorg of hulpverlening. Het dient als inspiratiebron voor iedereen die iets doet met of meer wil weten over ambulante begeleiding en bovenal over generalistisch werken. Het gaat dan ook niet uitsluitend over de thuisbegeleider, de doelgroep en de problemen, maar bekijkt Thuisbegeleiding vanuit een breder historisch en actueel perspectief.

De overheid gaf jaren geleden aan dat zorg anders georganiseerd moest worden en introduceerde hiertoe in 2015 de nieuwe Jeugdwet, Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo). Hier- door werd de lokale overheid verantwoordelijk voor een groot deel van de zorg aan kwetsbare doelgroepen. Het transitieproces van de oude, landelijke indicatiestelling en overheidsfinanciering naar het nieuwe zorgstelsel waarbinnen gemeenten zelf indiceren en financieren, werd in gang gezet. Thuisbegeleiding was er op het juiste moment, op de juiste plek. De praktische en op- lossingsgerichte begeleiding kwam als geroepen voor gemeenten die nog worstelden met het vinden van een integrale aanpak van al die problemen van hun burgers.

En integraal is Thuisbegeleiding zeker: deze hulpverle- ning ziet problemen in samenhang met elkaar en benadert ze ook zo.

Thuisbegeleiding ondersteunt kwetsbare mensen bij het (her)vinden van hun zelfredzaamheid. Mensen leren zelf de zorg te organiseren en uit te voeren die nodig is voor henzelf en eventuele gezinsleden. Hierdoor kunnen zij langer zelfstandig blijven wonen en beter meedoen in de samenleving. Al die kwetsbare mensen vormen de doelgroep van Thuisbegeleiding: mensen, van jong tot oud, met minder en meer ingewikkelde problematiek.

Mensen in kwetsbare situaties, met psychiatrische, psychosociale of verslavingsproblemen, gezinnen waar- binnen pedagogische problemen spelen, risico- en multi- probleemgezinnen en mantelzorgers die overbelast raken.

Het is misschien wel die enorme diversiteit aan cliënten en hulpvragen die van het generalistische werk van een thuisbegeleider een heel bijzonder specialisme maakt.

Of Thuisbegeleiding is zo bijzonder omdat een thuis- begeleider zo laagdrempelig aansluit bij de dagelijkse praktijk van de cliënt. Misschien omdat het klantgerichte begeleiding pur sang is, met aandacht voor de cliënt en zijn of haar eigen vraag en mogelijkheden. Wat de precieze reden van het succes van Thuisbegeleiding is, blijft een kwestie van toetsing en interpretatie. Om hiertoe een goede aanzet te doen is dit handboek geschreven. Met de grootst mogelijke zorgvuldigheid beschrijft het boek hoe Thuisbegeleiding in bijna twintig jaar tijd niet alleen het resultaat is van profilering en professionalisering van de Gespecialiseerde Gezins- verzorging, maar vooral een passend antwoord op de recente transitie in zorg en sociaal domein blijkt.

(5)

1 Thuisbegeleiding in een notendop

Thuisbegeleiding is inzetbaar bij zeer diverse problemen en in zeer diverse omstandigheden. Bij hulpvragen voortkomend uit psychiatrische aandoeningen of een verstandelijke beperking, bij verslaving en pedagogische vraagstukken. Er is één overeenkomst tussen alle hulpvragen: de begeleiding vindt thuis plaats.

“Thuisbegeleiding is ‘decentralisatie avant la lettre’:

de voorloper van de hervorming van de langdurige zorg. Het laat zien wat we moeten doen, namelijk zorg toegankelijk maken en dicht bij mensen organiseren.”

– Staatssecretaris Van Rijn, 12 december 2013 –

Thuisbegeleiding is hulpverlening die activeert, structureert en het dagelijks leven weer op de rails zet. De hulpverlening kan preventief, kortdurend of langdurend zijn. Met behulp van een helder zorgplan en een concreet doel of doelen, wordt de cliënt door de thuisbegeleider aangemoedigd en geactiveerd.

Thuisbegeleiding is oplossingsgericht: in veel gevallen kunnen mensen hierdoor weer zo volwaardig mogelijk deelnemen aan de maatschappij.

Een thuisbegeleider staat naast de cliënt, kan en wil de ogen en oren voor andere partijen zijn en beschouwt zichzelf bovenal als specialist in generalistisch werken.

Thuisbegeleiding sluit met name goed aan bij cliënten die iets willen aanpakken en niet alleen adviesgesprek- ken willen voeren. De cliënten krijgen namelijk niet alleen gesprekken; zij krijgen ondersteuning bij het omzetten van adviezen naar de praktijk. Ze leren het zelf te doen.

1.1 Zorg binnen de nieuwe kaders

Thuisbegeleiding kan zich richten op personen of ge- zinnen die door ziekte, beperking of omstandigheden niet meer in staat zijn om zelfstandig of met hulp uit hun omgeving hun dagelijks leven of gezin draaiende te houden. De aard en ernst van de problemen kunnen sterk variëren, net als de oorzaken en gevolgen ervan.

Zo ervaren mensen met een chronische of progressieve ziekte heel andere problemen dan mensen met een verstandelijke beperking of ernstige verslaving. Mensen kunnen een beroep doen op Thuisbegeleiding vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Jeugd- wet en de Wet langdurige zorg (Wlz). De begeleiding sluit naadloos aan op wat met de decentralisaties van Jeugdzorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) beoogd wordt. Praktische ondersteuning, die erop gericht is mensen zo snel mogelijk weer zoveel mogelijk op eigen kracht te laten functioneren.

DEEL I DE FEITEN

1. Thuisbegeleiding in een notendop

1.1 Werken binnen de nieuwe kaders 1.2 Waarom eigenlijk?

1.3 De nieuwe kwetsbare burgers 1.4 Aanbieden en uitvoeren

2. Van alles wat: dé generalist

2.1 De vaardigheden 2.2 Het begeleidingsproces 2.3 Het begeleidingsplan 2.4 De leefgebieden

2.5 Randvoorwaarden en verwachtingen

3. Toen en nu: van traditie naar sociale vernieuwing

3.1 De uitgangspunten 3.2 Inzicht en inhoud 3.3 Wat levert het op?

3.4 Samenvatting en aanknopingspunten

x x x x

x x x x x

x x x x

(6)

Begeleid laten ‘afglijden’

Soms is het doel van Thuisbegeleiding enkel de situatie stabiel houden; hetzelfde te houden. De situatie kan verslechteren, maar dit gebeurt dan wel begeleid. De thuisbegeleider ziet erop toe dat eventuele (gezond- heids)schade enigszins beperkt blijft, is ‘erbij’ en biedt ogen en oren in de situatie. Het streven is niet om de situatie te verbeteren, problemen op te lossen of te verminderen, maar om de situatie zo goed als mogelijk stabiel te houden voor de cliënt en diens omgeving.

1.3 De nieuwe kwetsbare burgers

Hoewel er een breed spectrum van hulpvragen bestaat, kent Thuisbegeleiding doelgroepen die veelvoorkomend zijn:

• Multiprobleemgezinnen;

• Mensen met psychiatrische problemen/

psychische problemen;

• Alleenstaanden in een kwetsbare situatie/

tijdelijk overbelaste burgers.

Multiprobleemgezinnen

Een veelgehoorde uitspraak: ieder huisje heeft zijn kruisje. Maar wanneer er binnen een gezin problemen ontstaan die zich opstapelen uitzichtloos lijken of tot ernstige situaties leiden, gaat deze uitspraak niet meer op. Gezinnen die worstelen met meervoudige problemen lopen vaak vast op allerlei vlakken. Veel aspecten uit het dagelijks leven zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar wederzijds. Ruzie of onrust thuis geven bij kinderen op school problemen in gedrag, concentratie of prestatie. Leven met torenhoge schulden en een klein budget werken stress, kopzorgen en soms psychische klachten in de hand. In een gezin met meer- voudige problemen kan er van alles aan de hand zijn;

dit wordt een multiprobleemgezin genoemd.

De definitie1 van een multiprobleemgezin van het Nederlands Jeugdinstituut luidt als volgt:

“Een multiprobleemgezin is een gezin van minstens één volwassene en één kind van 0 tot 18 jaar dat langdurig kampt met een combinatie van problemen op verschillende gebieden. In hoofdzaak gaat het om:

problemen op sociaaleconomisch gebied;

problemen op psychosociaal gebied bij de volwassene(n);

problemen op psychosociaal gebied bij de jeugdige(n).

De problemen zijn chronisch, complex en met elkaar verweven en ze gaan vaak van de ene generatie op de andere. Daarnaast hebben deze gezinnen vaak problemen met hulpverlenende instanties.”

Er zijn ook gezinnen met meervoudige problematiek die niet meteen multiprobleemgezinnen zijn. In een gezin kunnen verschillende problemen tegelijk spelen, maar we spreken pas van een multiprobleemgezin wan- neer de problemen langere tijd spelen, en wanneer het (nog) niet goed lukt om begeleiding en hulp te vinden, of eraan mee te (blijven) werken.

Mensen met psychiatrische/psychische problemen

Wanneer zaken het dagelijks leven van mensen ernstig verstoren en waarbij het nodig kan zijn om behandeling te ondergaan, soms in combinatie met medicijnen, spreken we van psychiatrische problemen. Hieraan ten grondslag ligt een psychiatrische ziekte of diagnose.

Denk hierbij aan stoornissen als persoonlijkheidsstoor- nissen, ADHD en depressies. Ook verslavingsproblemen vallen onder psychiatrische problemen.

Een psychiatrische ziekte of diagnose wordt gesteld aan de hand van vastgestelde criteria volgens het psychiatrisch diagnostisch handboek, de DSM-5. De DSM-5 wordt ook gebruikt door instellingen buiten de ggz, zoals zorgorganisaties voor mensen met een functiebeperking, centra voor leerlingenbegeleiding en centra voor maatschappelijk werk. Daar wordt het handboek bijvoorbeeld gebruikt als naslagwerk met betrekking tot de diagnostiek van autisme.

Thuisbegeleiding is eerstelijnshulpverlening die door gemeenten aanbesteed wordt vanuit de Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning. Binnen de Jeugdwet kan Thuisbegeleiding vallen onder het preventieve deel van de Jeugdwet, samen met een deel van het JGZ-maatwerk. Binnen de Wet maat- schappelijke ondersteuning gaat het om cliënten met psychosociale, psychiatrische problematiek, waar ook verslavingsproblematiek bij hoort. Bovendien krijgt Thuisbegeleiding soms ook te maken met enkele elementen uit de Participatiewet. Bijvoorbeeld wanneer een thuisbegeleider cliënten ondersteunt bij vragen en behoeften rond beschut werk of betaald werk, vrijwilligerswerk, een leer-werktraject, arbeids- ongeschiktheidsvoorziening of re-integratie. Ook heeft een thuisbegeleider te maken met de Wet langdurige zorg, voornamelijk wanneer bij overbruggingszorg tot aan een opname van de cliënt.

Thuisbegeleiding bereikt cliënten die als gevolg van de nieuwe wet- en regelgeving tussen wal en schip dreigden te geraken. Bijvoorbeeld omdat zij psychosociale problematiek hebben en zonder diagnose niet meer in aanmerking komen voor, gespecialiseerde, ambulante begeleiding. Thuisbegeleiding is er (ook) voor onder- steunende begeleiding aan deze cliënten.

1.2 Waarom eigenlijk?

Kortgezegd heeft Thuisbegeleiding tot doel om struc- tuur aan te brengen in het dagelijks leven van cliënten, waardoor problemen verminderen en erger voorkomen wordt. De thuisbegeleider wil dat de cliënt weer grip krijgt op het dagelijks leven.

“Rust creëren, dat is wat een thuisbegeleider doet.

De voorspelbaarheid en regelmaat van mijn bezoek geeft de cliënt houvast, hoop, structuur.”

Problemen oplossen, verminderen of voorkomen

Thuisbegeleiding is gericht op herstel van het (gezins) systeem en op herstel van structuur, rust en regelmaat in het dagelijks leven. Door het aanbrengen van struc-

tuur en overzicht in het (gezins)systeem, verminderen problemen en wordt erger voorkomen. De cliënt (her) vindt de grip op het dagelijks leven. Thuisbegeleiding kan voorkomen dat kinderen in een onveilige situatie opgroeien, er overlast wordt veroorzaakt, schuldenlasten oplopen, vervuiling verergert, duurdere vormen van hulpverlening nodig zijn, de problemen toenemen in plaats van opgelost worden, kinderen onnodig uit huis geplaatst worden, mensen opgenomen worden of niet meer terug kunnen keren in hun huis.

Bestaande situatie verbeteren

Thuisbegeleiding is ook gericht op het verbeteren van een bestaande situatie. Wanneer het dagelijks leven is gestabiliseerd, is er ruimte om te werken aan meer overzicht over de huishouding en administratie, of weer greep krijgen op en plezier in de opvoeding van kinderen.

Ouders kunnen zich bijvoorbeeld weer zeker voelen over hun opvoeding als een specifiek probleem is opgelost en hun eigen opvoedvaardigheden zijn vergroot. Maar ook voor cliënten zonder kinderen kan Thuisbegeleiding de bestaande situatie verbeteren. Bijvoorbeeld doordat de contacten met omgeving zijn hersteld of opgebouwd, de cliënt ook andere hulpverlening weet te vinden, de problemen kleiner zijn geworden en er zodoende aan verdere verbetering gewerkt kan worden.

Wat is structuur aanbrengen?

De cliënt laten zien op welke manier iets in elkaar zit en inzicht geven in het verband dan wel de samenhang tussen verschillende stappen of elementen van een geheel.

Wat is dagelijks leven?

Het patroon van gebruikelijke handelingen en bezigheden, die als nodig of voor de hand liggend beschouwd worden in het leiden van een leven met een min of meer regelmatig terugkerend ritme. Het zijn handelingen en bezigheden zonder bijzonder karakter.

1 Kann-Weedage, D., Zoon, M., Addink, A., van Boven, J., Berger, M. & de Wilde, E.J. (2017).

Aantal en kosten van multiprobleemgezinnen in Almelo. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut

(7)

Bij verslavingsproblematiek gaat het om mensen die psychisch en lichamelijk afhankelijk zijn (of waren) van (meestal) middelen zoals alcohol of drugs. Een com- binatie van psychiatrische en verslavingsproblematiek komt ook regelmatig voor. Een Thuisbegeleider krijgt te maken met mensen die vaak korter of langer op- genomen zijn geweest in een psychiatrische instelling of verslavingskliniek en moeite hebben om weer zelf- standig in de samenleving te functioneren.

Sommigen gebruiken de term psychisch en psychiatrisch door elkaar. Alhoewel er geen overduidelijk verschil lijkt, is dat er wel. Aan psychische problemen hoeft namelijk geen ziekte/diagnose ten grondslag te liggen.

Wanneer er gesproken wordt over psychisch gaat het over zaken die met de geest te maken hebben, maar niet per se een psychiatrische stoornis zijn. Buikpijn krijgen omdat je niet naar je werkt wilt, wakker liggen van aanhoudende stress, je verdrietig, geïrriteerd of vaak boos voelen. Maar ook vermoeidheid, concentratie- en motivatieverlies en een rusteloos gevoel kunnen psychische problemen zijn. Psychische problemen leiden vaak tot grote moeite in het beleven en vooral (adequaat) uiten van emoties. Hierdoor wordt het bijvoorbeeld lastiger voor een cliënt om voor zichzelf op te komen, grenzen te stellen of orde en ritme in het dagelijks functioneren te houden. Voorheen werden psychische problemen ook wel psychosociale problemen genoemd.

De definitie van psychosociale problemen van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ)2 uit 2016 helpt bij een betere beeldvorming:

“Een symptoom van een psychosociaal probleem (bijv. druk gedrag) is een enkelvoudige of specifieke gedraging die als ongewenst wordt bestempeld, maar die op zichzelf niet kan worden beschouwd als een teken van (ernstig) disfunctioneren. Er is sprake van een psychosociaal probleem wanneer een aantal aan elkaar gerelateerde symptomen voorkomen. Dit kan duiden op een ernstigere situatie dan een enkel symptoom. Er is geen meetlat beschikbaar die aan- geeft wanneer er sprake is van een psychosociaal probleem.”

Binnen de geestelijke gezondheidszorg en verslavings- zorg is minder geld beschikbaar. Mensen met lichte tot matige psychiatrische problemen wachten over het algemeen langer op hulpverlening of behandeling en de hulpverlening voor mensen met ernstige en/of langdurige psychiatrische problemen is in frequentie en intensiteit afgenomen. Steeds vaker worden mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problemen aangemeld of overgedragen voor generalistische hulpverlening: bij- voorbeeld Thuisbegeleiding. Er blijkt een behoefte te bestaan aan samenwerking tussen de ambulante en poliklinische psychiatrie en de thuisbegeleider.

2 NJC, Richtlijn Psychosociale problemen, 2016

Het overzicht van alle hoofdcategorieën uit de DSM-5 ziet er als volgt uit:

- Stoornissen die meestal voor het eerst op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in deadolescentie gediagnosticeerd worden (waaronder Ontwikkelingsstoornissen) - Delirium, dementie en amnestische en

andere cognitieve stoornissen - Psychische stoornissen door een

somatische aandoening

- Aan middelen gebonden stoornissen

- Schizofrenie en andere psychotische stoornissen - Stemmingsstoornissen

- Angststoornissen

- Somatoforme stoornissen - Nagebootste stoornissen - Dissociatieve stoornissen

- Seksuele stoornissen en genderidentiteits- stoornissen

- Eetstoornissen - Slaapstoornissen

- Stoornissen in de impulsbeheersing, niet elders geclassificeerd

- Aanpassingsstoornissen - Persoonlijkheidsstoornissen

- Andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn - Aanvullende codes

(8)

maken, in budgetbeheer of schuldhulpverlening lopen maar de verplichte stukken niet opsturen, of een on- evenredig bestedingspatroon hebben door bijvoorbeeld een verslaving of een lager IQ. Mensen die nergens op reageren, de deur voor geen enkele instantie opendoen en de gordijnen potdicht houden. Mensen die niet komen opdagen in het ziekenhuis of zich niet laten behandelen door de wijkverpleegkundige. Soms komt geen enkele hulpverlener van een specialistische organisatie bij hen binnen. Een thuisbegeleider heeft vaker wel een ingang.

Het neutrale, oplossingsgerichte en generalistische karakter van Thuisbegeleiding helpt bij het leggen van contact en vinden van een ingang voor verdere begelei- ding, ook bij een andere organisatie.

1.4 Aanbieden en uitvoeren

Thuisbegeleiding is meestal onderdeel van de thuiszorg, maar door alle veranderingen in de hulpvragen en doel- groepen en onder invloed van andere financierings- stromen zijn totaal nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan, ook buiten de thuiszorg. Achter de voordeur komen is wat een thuisbegeleider doet. Meer dan andere hulpverleners ziet hij/zij hoe het dagelijks leven van een cliënt eruitziet, ervaart waar een goed idee vastloopt en merkt hoe opgelegde adviezen niet beklijven.

Alhoewel het lastig is om een gemiddelde in de duur en intensiteit van Thuisbegeleiding te geven, zijn er wel enkele kenmerken. Thuisbegeleiding is een aardig intensieve vorm van begeleiding, die vaak een keer per week wordt geboden. De gemiddelde duur van een begeleidingstraject door een thuisbegeleider varieert van 6 maanden tot 8 jaar. Bij sommige organisaties kent de begeleiding een gemiddelde duur van 2 jaar.

De thuisbegeleider voorziet in samenspraak met de cliënt ook andere partijen van waardevolle informatie over de werkelijke situatie bij cliënten thuis. Niet als klikspaan of doorgeefluik, maar als volwaardige en betrouwbare samenwerkingspartner.

De thuisbegeleider is door de praktische manier van werken in staat om problemen tot een voor de cliënt

hanteerbare schaal terug te brengen. Door deze prak- tische aanpak draagt de thuisbegeleider bij aan de oplossing van de problemen van het grotere geheel.

De samen met de cliënt geïnventariseerde wensen en behoeften zijn hierbij uitgangspunt. Ook is de indicatie zoals gesteld door de gemeente, de ‘beschikking’, of de informatie die verstrekt is door de verwijzer, een vertrekpunt. Daarnaast consulteert de thuisbegeleider in overleg met en met medeweten van de cliënt zo nodig ook hulpverleners van andere disciplines. De thuisbegeleider werkt altijd samen met de cliënt en diens omgeving en is zodoende coöperatief ingesteld.

Een doorsnee thuisbegeleider bestaat niet, want de variatie en gradatie in thuisbegeleiders is groot. Daar waar de een verpleegkundige is en uit de psychiatrie komt, is de ander agogisch geschoold en weet veel van opvoeding. De een is ijzersterk in het voeren van gesprekken over gevoelige onderwerpen, de ander krijgt als maatschappelijk werker samen met de cliënt de meest ingewikkelde regelzaken voor elkaar. Er is echter wel een sterke samenhang te zien. Een thuis- begeleider wil kwetsbare burgers helpen, op een manier die écht werkt. En die manier is de methodiek van Thuisbegeleiding, ongeacht de organisatie en gemeente waarbinnen een thuisbegeleider actief is.

Laatstgenoemde biedt namelijk een praktische vertaalslag van de behandeling en ondersteunt de cliënt in de uitvoering van behandeldoelen in hun dagelijks leven.

Alleenstaanden in een kwetsbare situatie/

tijdelijk overbelaste burgers

Alleenstaande ouderen die ziek worden, en ook ouderen die er als gevolg van ziekte of overlijden van hun partner alleen voor komen te staan, kunnen hulpbehoevend worden. Dit zijn zowel ouderen die tijdelijk ondersteuning nodig hebben, ouderen die als gevolg van een beperking niet (meer) zelfstandig hun huishouden kunnen voeren, als ook ouderen met een beperkt steunend netwerk die – al dan niet tijdelijk – ondersteuning nodig hebben.

Binnen deze doelgroep komen zowel lichamelijke als psychische/psychiatrische problemen en beperkingen voor. Denk hierbij aan dementie, hart- en vaatziekten, diabetes, maar ook ernstige eenzaamheid en depressie.

Jeugdigen

Er zijn jongeren onder de 18 jaar die door omstandig- heden niet veilig kunnen opgroeien. Dit kan zijn omdat zij in een zeer onrustige omgeving wonen, omdat zij worstelen met emotionele, cognitieve of psychiatrische problemen, of omdat ze sociaal niet goed ‘meekomen’.

Jeugdigen die gepest worden bijvoorbeeld, thuis ver- waarloosd of mishandeld worden, of die een of beide ouders hebben met een aandoening of beperking. Zij of hun verzorgers kunnen een beroep doen op de Jeugd- wet, waarmee ze toegang krijgen tot zorg waaronder ook de ambulante begeleiding door een thuisbegeleider.

Thuisbegeleiding stelt de veiligheid van de jeugdige als hoogste prioriteit.

Ook zijn er jongeren van 18 jaar en ouder die het alleen (nog) niet redden. Thuisbegeleiding kan de jeugdige en het gezin praktisch ondersteunen bij constructievere communicatie, de omgang met ‘lastig gedrag’ en leren praten en afspraken maken met elkaar. Maar ook kan de thuisbegeleider de jeugdige ondersteunen bij psycho- sociale problemen zoals gepest worden op school, on- zeker zijn, veel piekeren, ruziemaken of moeite hebben met de scheiding van ouders.

Mantelzorgers

Mensen die langdurig of intensief zorg dragen voor hun naaste worden mantelzorgers genoemd. Wat zij doen is informele zorg verlenen. De naaste kan een direct gezinslid zijn, partner of kind, maar ook een goede vriend, ver familielid of buurman/-vrouw. Volgens Mezzo, landelijke vereniging voor mantelzorgers, geven in Nederland jaarlijks circa 4,4 miljoen 16-plussers hulp aan hun partner, familie, vriend of buur die hulp nodig heeft vanwege lichamelijke, psychische, verstan- delijke beperkingen of ouderdom. Veel mantelzorgers moeten continu alle ballen in de lucht houden. Ondanks goede wil en inzet kunnen mantelzorgers overbelast raken. Tijdelijke inzet van Thuisbegeleiding kan een belangrijke bijdrage leveren in het voorkomen van overbelasting. Samen met de mantelzorger en diens omgeving kan de thuisbegeleider nagaan wat anders geregeld kan worden, zodat de mantelzorger ontlast wordt.

KOPP en KOV

Een thuisbegeleider begeleidt kinderen van ouders met psychiatrische of verslavingsproblemen. Deze kinderen worden ook wel KOPP- en KOV- of KVO-kinderen ge- noemd. Ongeveer 577.000 Nederlandse kinderen onder de 18 jaar hebben een ouder met een psychische aan- doening of verslaving. Daarvan zijn 423.000 kinderen 12 jaar of jonger3. Deze kinderen lopen een aanzienlijk risico om zelf ook psychische problemen te krijgen of een verslaving te ontwikkelen. Volgens het Trimbos- instituut hebben ze hierop een 2 tot 3 keer zo grote kans ten opzichte van kinderen die opgroeien zonder ouders met deze problemen. KOPP- en KOV-kinderen doen 5 keer vaker een beroep op de gespecialiseerde jeugd- GGZ dan kinderen van ouders zonder problemen en lopen 2 tot 3 keer zoveel risico op kindermishandeling.

Thuisbegeleiding kan helpen.

Dichte deur

Zorgmijders zijn mensen waar regelmatig (overlast) meldingen over worden gedaan, waar zorgen om zijn en waar de instanties geen voet tussen de deur krijgen of waarmee conflicten – al dan niet met omwoners – plaats- vinden. Mensen die leven op of onder de bijstandsnorm, werkloos zijn, de rekeningen niet (meer) kunnen betalen, hun post en administratie niet bijhouden, schulden 3 KOPP/KVO van Trimbos-instituut www.koppkvo.nl

(9)

De kernopgave van de thuisbegeleider is de begeleiding.

Begeleiding bestaat uit het activeren, ondersteunen, motiveren, adviseren, instrueren, confronteren en belangen behartigen van de cliënt tot hij/zij het zelf weer kan. De thuisbegeleider behoort afstand te bewaren en tegelijkertijd betrokken te zijn bij de cliënt.

Present zijn en gericht op de eigen kracht en eigen regie van de cliënt. De thuisbegeleider voert de begeleidings- taken op een methodisch verantwoorde manier uit.

Hoe die manier er in de praktijk uitziet, is verderop in het handboek te lezen.

De thuisbegeleider coördineert zaken die rond de cliënt geregeld moeten worden. De thuisbegeleider zal die zaken zo veel mogelijk door de cliënt zelf laten regelen.

Maar zeker aan het begin van de hulpverlening komt het soms voor dat de cliënt daar zelf nog niet aan toe is. De thuisbegeleider is steeds bezig om een situatie te creëren waardoor de cliënt de stap maakt om te veranderen en de regie over zijn leven terug te nemen.

Kennisniveau, huiscultuur, veranderingsrichting, levens- fase en levensloop van de cliënt zijn onder meer aspecten die de thuisbegeleider als vertrekpunt neemt.

Het vak van thuisbegeleider vraagt een ruime mate van creativiteit om telkens weer in te spelen op wat zich in de situatie voordoet.

Variatie en gradatie

Voor de uitvoering zijn mbo en hbo opgeleide mede- werkers nodig, die over het algemeen beschikken over veel werk- en levenservaring dan wel grote maatschap- pelijke betrokkenheid. Een thuisbegeleider kan zelf- organiserend werken, met op de voorgrond een aan- wezige coördinator, met name voor aanmelding- en financieringsprocedures, en op de achtergrond een manager. Een thuisbegeleider dient regelmatig te worden bijgeschoold en regelmatig te reflecteren op zijn/haar handelen. Werkbegeleiding en overleg zijn essentiële voorwaarden voor het werk. Een coördinator kan hierin veel betekenen. Wat het werk van de thuis- begeleider zo bijzonder maakt, is het gegeven dat de thuisbegeleider zelf het instrument is waar hij/zij mee werkt. Dit maakt dat de thuisbegeleider de methodiek altijd kleurt met eigen inbreng.

“Ook nodigt de afdeling regelmatig een deskundige van buitenaf uit, om over een specifiek onderwerp te vertellen. Gespreksvaardigheden bijvoorbeeld of praten met kinderen over kindermishandeling. En een keer per jaar organiseren we een brede scholing voor alle thuisbegeleiders, zoals over vechtscheidingen of morele oordeelsvorming.”

Communiceren, steunen en sturen

Belangrijke elementen in het bieden van begeleiding zijn communiceren, steunen en sturen4.

Bij communiceren gaat het om het voeren van een alledaags gesprek of ‘professioneel communiceren’.

Professioneel communiceren kent een aantal uitgangs- punten. Zo gaat het om respect voor de privacy, wensen van het cliëntsysteem en inlevingsvermogen. Daarnaast is aandacht hebben voor de levensgeschiedenis van de cliënt ook onderdeel van professioneel communiceren.

Bij steunen gaat het naast luisteren om begripvol zijn, nabij zijn, aanmoedigen, informeren en bevestigen.

Kenmerkend voor steunen is dat de cliënt richting geeft aan het gesprek.

Bij sturen ligt het initiatief voor de actie bij de profes- sional. Het gaat hierbij om instrueren, bemiddelen, overtuigen, onderhandelen en confronteren. Een strikte scheiding tussen steunen en sturen is niet goed te maken. De ene benaderingswijze gaat gemakkelijk over in de andere.

Leren van en met elkaar

Permanent reflecteren op jezelf is een van de belang- rijkste vaardigheden van de thuisbegeleider. Intervisie, supervisie, peercoaching en werkbegeleiding zijn bege- leidingstechnieken die het reflectievermogen helpen ontwikkelen. Omdat de thuisbegeleider veel alleen werkt is reflectie in de situatie, op de situatie en op zichzelf nodig.

Als thuisbegeleider is het natuurlijk belangrijk om over de nodige competenties en vaardigheden te beschikken.

Naarmate je ergens meer ervaring in hebt, is het vaak gemakkelijker je de juiste houding aan te meten.

2 Van alles wat: dé generalist

In de wereld van zorg- en welzijnsaanbieders is het voor alle belanghebbenden, zeker ook voor de cliënt zelf, ontzettend belangrijk om te begrijpen wat een hulpverlener te bieden heeft. In het huidige zorgsys- teem wordt sterk onderscheid gemaakt tussen gespecialiseerde en generalistische begeleiding. Net als een algemeen maatschappelijk werker of een sociaal wijkteam, kan Thuisbegeleiding zich richten op alle levensgebieden. Maar anders dan bij zojuist genoemde

‘verwijzers’ en ‘toeleiders’ kan Thuisbegeleiding zowel kortdurend als voor de lange termijn en zowel intensief als laagfrequent worden ingezet. Thuisbegeleiding kan een logisch gevolg zijn van toeleiding door andere generalisten of juist een vervolg zijn op specialistische begeleiding, zoals na ziekenhuisopname of psychiatri- sche zorg.

“De praktische insteek is nooit een doel op zich, maar een middel. Daar hoort ook bij dat je voordoet, samendoet en meegaat.”

Geen enkele thuisbegeleider is hetzelfde, en toch bestaan er overeenkomsten in de werkstijl: een praktische benadering, waarbij de thuisbegeleider niet overneemt, oplossingsgericht werkt en achter de voordeur komt.

“Thuisbegeleiders zijn gespecialiseerd in generalistisch werken. Dát is ons specialisme.”

De behoefte aan structuur in het huishouden is vaak een startpunt van samenwerking tussen de thuisbege- leider en cliënt. Samen bezig zijn met praktische zaken is niet bedreigend: het gaat niet over wat er mis is en anders kan, het gaat over wat handig en wenselijk is.

Zo kan er vertrouwen groeien tussen cliënt en thuis- begeleider. Vanuit een natuurlijke houding die aangepast is aan de situatie worden huishouden en dagelijks leven in kleine, overzichtelijke stappen op orde gebracht.

“Het heeft altijd meerwaarde om achter de voordeur te komen.”

Een thuisbegeleider ervaart in het werk dat er diverse

‘ingrediënten’ nodig zijn om een begeleidingstraject succesvol te noemen. Deze ingrediënten komen in de verhalen van thuisbegeleiders en hun leidinggevenden terug. In een eerder onderzoek van MOVISIE worden diverse werkzame bestanddelen van Thuisbegeleiding benoemd door cliënten, thuisbegeleiders, managers en gemeenten.

De werkzame bestanddelen van Thuisbegeleiding volgens MOVISIE zijn:

Bij de mensen thuis

Praktische vaardigheden

Opvoedingsondersteuning

Samen aan de slag

Brede aanpak

Flexibel qua aanpak en tijden

In het systeem

Het hele netwerk in het vizier

Problemen signaleren en toeleiden

Bron: MOVISIE, Thuisbegeleiding in beeld (2011)

2.1 De vaardigheden

Een goede thuisbegeleider heeft kennis en vaardigheden nodig om het werk goed te doen. Behalve het vervullen van de kernopgaven dient de thuisbegeleider te beschik- ken over diverse competenties. De thuisbegeleider werkt vraaggericht en oplossingsgericht en dient aan alle eisen te voldoen die horen bij professionele begeleiding. Een thuisbegeleider kan goed luisteren en doorvragen, infor- matie verschaffen, maar kan ook goed observeren. Een thuisbegeleider is in staat systeemgericht, methodisch en resultaatgericht te werken en om te gaan met grenzen.

Verder behoren kunnen reflecteren, goed kunnen over- leggen met collega’s en andere hulpverleners, goed verslag kunnen leggen en een inschatting kunnen maken van veiligheid, ook voor kinderen, tot de competenties.

4 Vulto en Morée (1998) maken in hun visie op begeleiden een onderscheid in communiceren, steunen en sturen.

(10)

Daarmee ben je er nog niet. Nog veel belangrijker is het om dicht bij jouw gevoel te blijven. Wat raakt jou en waarom? Waar liggen jouw krachten, grenzen en wat zijn eigenlijk jouw valkuilen?

“Als je dit werk al jaren doet, kan het nog weleens zijn dat je oogkleppen op hebt. En omdat het werk van een thuisbegeleider ook weinig harde of rigide kaders kent, is het des te belangrijker om situaties waarin je vastloopt of je niet lekker bij voelt, met je collega’s te bespreken.”

Eigenlijk is een goede thuisbegeleider nooit uitgeleerd.

Misschien deels omdat een thuisbegeleider juist niet routinematig wil werken. Organisaties die Thuisbege- leiding bieden, dienen de continue ontwikkeling van hun thuisbegeleiders te ondersteunen.

2.2 Het begeleidingsproces

Een thuisbegeleider werkt methodisch en resultaat- gericht en altijd samen met de cliënt. Dat wil zeggen dat de thuisbegeleider eerst met de cliënt de problemen bespreekt en in kaart brengt. Pas daarna stellen cliënt en thuisbegeleider samen een begeleidingsplan op.

Hierin staan doelen en subdoelen vermeld en een be- schrijving van hoe de cliënt, met ondersteuning van de thuisbegeleider, aan de doelen gaat werken. Gedurende de uitvoering van het plan bekijken thuisbegeleider en cliënt regelmatig of de acties/activiteiten nog aansluiten op de situatie. Zo nodig wordt het plan aangepast. Ook gaat de thuisbegeleider regelmatig na of de geboden hulp nog wel aan de behoefte van de cliënt voldoet.

De cliënt bepaalt het tempo.

“Het begeleidingsproces is een continu proces.

Dat klinkt heel mooi, maar de praktijk is grillig.

En juist die praktijk moet leidend zijn.”

Het begeleidingsproces van Thuisbegeleiding kan zowel kortdurend als langdurend zijn. Denk bij kortdurende Thuisbegeleiding bijvoorbeeld aan tijdelijke ondersteu- ning bij een terugval in een ernstige ziekte, opvoedings- problemen die niet van zeer ernstige aard zijn,

ontzorging van overbelaste mantelzorgers of nazorg bij een klinische opname. Thuisbegeleiding wordt hierbij ingezet als tijdelijke, kortdurende interventie.

Voorbeelden waarbij langdurige inzet nodig kan zijn, zijn aandoeningen van chronische aard, situaties waarin het met regelmaat op en af gaat (stabiele fase en terugval) of die enkel verslechteren, zoals bij dementie. Thuisbegeleiding wordt hierbij geboden om mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen.

Een thuisbegeleider die voor het eerst bij een cliënt binnenstapt, heeft meestal al wat informatie gekregen van de aanvrager. In eerste instantie zal het opbouwen van een vertrouwensrelatie het eerste zijn waar hij/zij aandacht op richt. Het is de opgave van de thuisbege- leider om gericht te zijn op de cliënt, een niet-weten houding aan te nemen, ‘te doen wat je zegt’ en ‘te zeg- gen wat je doet’. En aan te sluiten bij de hulpvraag zoals de cliënt die zelf formuleert of zoals die (non-verbaal) duidelijk wordt gemaakt. De ervaring leert dat ingaan op deze vraag veel oplevert. Dat geeft de cliënt het vertrouwen dat de situatie daadwerkelijk gaat veran- deren, met steun van buitenaf. Natuurlijk zijn er grenzen aan het mogelijke en zal de thuisbegeleider beoordelen of de vraag van de cliënt binnen het kader van Thuis- begeleiding valt.

Een begeleidingsproces laat zich lastig vastleggen in stappen. Bij de een zullen het grote stappen zijn, die elkaar in rap tempo opvolgen, bij de ander gaat het om hele kleine stappen die gedurende een lange periode worden gezet. Toch lijkt er wel een zekere regelmaat in de periodes van een begeleidingsproces te bestaan.

Deze periodes noemen we ook wel de vier fasen van het begeleidingsproces.

(11)

wat hij/zij zelf al gedaan kan of wil hebben als de thuisbegeleider langskomt.

Een thuisbegeleider toetst regelmatig eigen bezigheden en de ontwikkeling van de cliënt aan de hand van het opgestelde begeleidingsplan. Soms vindt er ook continue evaluatie plaats in de wekelijkse gesprekken.

Hoe is het de afgelopen week gegaan? Als zodanig is dit geen concrete aparte fase, maar wel een rode draad in het begeleidingsproces.

Er zijn twee soorten evaluatiemomenten: tussen- evaluaties en de eindevaluaties. Tussenevaluaties zijn belangrijk om tijdig het proces te kunnen bijsturen en de eindigheid van de begeleiding voor te bereiden.

De eindevaluatie vindt plaats op het moment dat de hulpverlening wordt afgesloten. Door het evaluatie- moment van tevoren te plannen en de cliënt de evaluatie- vragen van tevoren voor te leggen, stimuleert de thuisbegeleider de cliënt om een actieve bijdrage te leveren aan de evaluatie.

In een tussenevaluatie formuleren de thuisbegeleider en cliënt samen het antwoord op de volgende vragen:

• Wat vindt de cliënt van het verloop van de gang van zaken tot nu toe? (procesevaluatie)

• Wat vindt de thuisbegeleider van het verloop van de gang van zaken tot nu toe? (procesevaluatie)

• Hoe staat het met het behalen van de doelen uit het begeleidingsplan? (effect- en procesevaluatie)

• Moet het begeleidingsplan worden bijgesteld?

(effect- en procesevaluatie)

• Is Thuisbegeleiding nog steeds de juiste vorm van begeleiding?

• Welke doelen formuleert de cliënt voor de komende begeleidingstijd?

Van gerichte – tevoren geplande – evaluatiegesprekken (tussentijds en bij de afsluiting van de hulpverlening) maakt de thuisbegeleider een rapportage. Deze rapportage is van belang bij samenwerking met andere hulpverleners, voor de gemeenten in verband met een zorgtoewijzing, maar ook voor de eigen collega’s in het geval van vervanging. Daarnaast heeft de cliënt ook belang bij een goede rapportage, mede omdat de cliënt dan zelf kan teruglezen.

2.3 Het begeleidingsplan

Ook het begeleidingsplan is geen statisch gegeven. Ge- durende de uitvoering kan de cliënt andere problemen op het spoor komen of merken dat de volgorde in prio- riteit heel anders ligt. Dit heeft ook te maken met het signaleren en evalueren van veranderingen. De thuis- begeleider bespreekt dit met de cliënt en samen passen zij het begeleidingsplan zo nodig aan.

Het begeleidingsplan maakt het proces van de te nemen stappen inzichtelijk voor de cliënt. Het begeleidings- plan wordt altijd samen met de cliënt opgesteld. Het vastleggen gebeurt in het electronisch cliëntendossier, het ECD, of de zorgmap. Hierin heeft de cliënt altijd inzage. Het begeleidingsplan beschrijft waaraan en hoe gewerkt gaat worden en wie welke taken op zich neemt.

Door deze benadering neemt de cliënt vaker en eerder een actieve rol op zich.

Bij het formuleren van de doelen in het begeleidingsplan zijn suggesties te geven. De leidraad hierbij is het stellen

van SMART doelen. SMART staat voor: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden.

Door een doelstelling SMART te formuleren, is de kans op het behalen ervan groter. SMART helpt doelen te formuleren:

• in eindtermen;

• in positieve termen;

• aansluitend bij de wensen van de cliënt;

• in concreet waarneembaar gedrag;

• evalueerbaar;

• realistisch;

• binnen redelijke termijn haalbaar.

Tijdens ieder contact ruimt de thuisbegeleider tijd in om samen met de cliënt, al is het maar even, stil te staan bij de wensen, ontwikkelingen en omstandigheden van de cliënt. De thuisbegeleider kan een rustig gespreks- moment op de bank inbouwen tijdens een actieve en intensieve opruimsessie, of samen met de cliënt het – al dan niet door de cliënt zelf samengestelde – onder- werpenlijstje voor die week doornemen. Het kan zijn dat de cliënt steeds vaker of gemakkelijker bedenkt

De vier fasen van het begeleidingsproces

Fase 1: informatie verzamelen, signaleren en hulpvraag bepalen

In deze fase draait het om een vertrouwensrelatie opbouwen, waarnemen en in gesprek met de cliënt signalen vertalen naar een hulpvraag.

Fase 2: vaststellen van doelen en het plannen van activiteiten - het begeleidingsplan maken In deze fase is het belangrijk om samen met de cliënt de opgedane ervaringen te benoe-

men, gezamenlijke doel(en) te stellen en de volgende stappen te bepalen. Dit alles wordt vastgelegd in een begeleidings- of zorgleefplan.

Fase 3: uitvoeren van de activiteiten - het begeleidingsplan uitvoeren

In deze fase draait het om het uitvoeren van de samen bepaalde afspraken en stappen.

Ondanks dat deze fase geen duidelijke kop of staart heeft, is het belangrijk ook in de uitvoeringsfase oog te houden voor het aanvoelen en toetsen van wederzijdse verwachtin- gen.

Fase 4: evalueren en zo nodig bijstellen

In deze fase draait het om het evalueren en zo nodig bijstellen van de gemaakte afspraken.

(12)

2.4 De leefgebieden

Thuisbegeleiding richt zich op diverse leefgebieden, en dus heeft een thuisbegeleider ook diverse taken. De belangrijkste leefgebieden worden hierna opgesomd.

Vaardigheden bij activiteiten van het dagelijks leven (ADL)

Bij aanvang van Thuisbegeleiding komt vaak de behoefte aan structuur, rust en overzicht als een van de eerste prioriteiten van de cliënt naar voren. Er bestaat in veel gevallen een disbalans tussen in- en ontspanning, binnen- of buitenshuis of moeten (er zijn al veel verplichtingen of er is al veel hulpverlening in beeld) en willen. Het gaat erom dat de cliënt de juiste verhouding vindt tussen de dingen die moeten, mogen en kunnen. Samen met de cliënt onderzoekt de thuis- begeleider op welke gebieden er verandering wenselijk is. Wat moet, wat mag en wat kan? De besproken wensen en afspraken worden omgezet in concrete acties/activiteiten.

“Je ziet tijdens een huisbezoek precies hoe het ervoor staat voor de cliënt. Lege wijnflessen op tafel, boze gezinsleden of alle gordijnen dicht: het biedt zoveel meer informatie om iemands dagelijks leven te zien.”

Financiën

De thuisbegeleider begeleidt cliënten bij het beheer van hun financiën en hun administratie, en bij schulden- problematiek. Hij/zij ondersteunt cliënten die niet in staat zijn om een overzichtelijke administratie op te zetten en cliënten die, hierdoor of hiernaast, schulden hebben. Het is voor de thuisbegeleider zaak eerst over- zicht te krijgen op de vaste lasten, betalingen en de (hoogte van de ) schulden. De thuisbegeleider onder- zoekt in het geval van schuldenproblematiek samen met de cliënt of er in een minnelijk traject schulden afgelost kunnen worden. Bij te hoge schulden en te weinig aflossingscapaciteit leidt de thuisbegeleider de cliënt toe naar de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) of schuldhulpverlening. Het komt regelmatig voor dat een schuldhulpverlener de thuis- begeleider inschakelt voor het ondersteunen van een cliënt bij de dagelijkse administratie.

“Ik durfde de post niet meer open te maken. Schoof het ergens onder of stopte het in grote zakken. Zo deed ik alsof de schulden er niet waren. Samen met mijn thuisbegeleider ben ik eerst begonnen met het openen en ordenen van al die poststukken. Veelal acceptgiro’s en aanmaningen. Incassobureaus die schreven in dreigende taal. We maakten een overzicht van de grootte van mijn schulden. Dat was best schrikken, maar uiteindelijk ben ik eruit gekomen.

Ik heb weer rust en overzicht. En amper schulden meer.”

Daarbij helpt de thuisbegeleider ook cliënten om met het beschikbare budget rond te komen of verwijst daarvoor naar andere instanties met kennis van budget- beheer. Bovendien kan de thuisbegeleider ondersteuning bieden bij het invullen van formulieren of bij het maken van afspraken met instanties. De thuisbegeleider leert de cliënt om structuur in de financiën, budgetbeheer en ordening in de administratie aan te brengen. Hierbij gaat het vaak ook om het aanleren van administratieve vaardigheden als het digitaal uitvoeren van betalingen.

Voor begeleiding bij het beheer van financiën en admi- nistratie kan de thuisbegeleider, in complexe situaties, de cliënt verwijzen naar algemeen maatschappelijk werk, de gemeente of sociaal raadslieden.

Geestelijke gezondheid

Sommige cliënten hebben veel moeite om zich erbij neer te leggen dat zij beperking of ziekte hebben, en voelen zich minderwaardig. Anderen zijn bang om gekwetst te worden of te falen. Ook zijn er cliënten die al zo vaak afwijzing hebben ervaren, dat zij een nieuwe poging om iets te ondernemen, op voorhand afwijzen.

De thuisbegeleider kan helpen bij het (her)vinden van een realistisch zelfbeeld en vertrouwen in het eigen kunnen. Bijvoorbeeld door stil te staan bij een succesje dat de cliënt heeft geboekt bij een huishoudelijke klus, het nakomen van een afspraak of het voeren van een fijn gesprek met de kinderen. Successen in het ‘hier en nu’ zijn belangrijk om het zelfbeeld en zelfvertrouwen ten positieve te veranderen. Ook ondersteuning bij meer of andere vrijetijds- en dagbesteding kan helpen.

De thuisbegeleider kan de cliënt activeren om in- en ontspannende activiteiten met elkaar af te wisselen en

(13)

kind te besteden, bijvoorbeeld in de vorm van een spelletje spelen. De cliënt leert daarmee te zien dat aandacht geven een positieve sfeer brengt. Opvoedings- ondersteuning door de thuisbegeleider is vooral bedoeld om:

• De cliënt bewust te maken van zijn/haar eigen mogelijkheden;

• Basisvaardigheden aan te reiken aan de cliënt om gedrag effectief te beïnvloeden;

• Een zodanige sfeer te creëren dat de cliënt meer positieve aandacht geeft aan zijn/haar kinderen en doeltreffender leert te reageren op gewenst- en ongewenst gedrag;

• Begrip en handvatten aan te reiken die de cliënt kunnen helpen om te gaan met bepaalde gedrags- problemen van het kind zoals bij ADHD, autisme of een verstandelijke beperking.

Veel organisaties die Thuisbegeleiding bieden, maken gebruik van specifieke opvoedmethodieken zoals Video

Home Training en Triple P. Dit zijn evidence based methodieken die ingezet worden door daarvoor opgeleide thuisbegeleiders.

“Ik geloof niet dat jullie dit zo gewild hebben, dat jullie er vroeger al van droomden om er niet voor je kinderen te kunnen zijn. Volgens mij willen jullie, net als iedere andere ouder, gewoon goede ouders zijn.”

Als er veel zorgen zijn over de omstandigheden waarin kinderen opgroeien zijn er vaak meerdere hulpverlenings- instanties betrokken bij het gezin. Soms is het nodig om ingrijpende maatregelen op te leggen die voor ouders veel spanning en wantrouwen brengen. Juist in dit soort situaties is het belangrijk dat de thuisbegeleider de mogelijke gevoelens van angst en bedreiging bij de cliënt erkent en mogelijk wegneemt. Vertrouwen is dan erg belangrijk. Cliënten vinden het vaak ook prettig in de thuisbegeleider een klankbord te vinden.

om bewust vrije tijd te plannen. Passende vrijetijds- en dagbesteding komt het functioneren op alle gebieden, ten goede. Het geeft regelmaat aan de dag, biedt de mogelijkheid om contacten te leggen en verbetert, bij sportieve bezigheden, ook de fysieke conditie. Dit zijn factoren die de geestelijke gezondheid van de cliënt kunnen bevorderen.

Sociaal netwerk

Ondersteuning in het sociale netwerk van de cliënt is onderdeel van de taken van de thuisbegeleider. Bij de ondersteuning kan de thuisbegeleider samen met de cliënt het relatienetwerk in beeld brengen. Hierbij komen vragen aan de orde als: Wie kan ik vragen om hulp en wat kan ik voor anderen betekenen? Ook op maatschappelijk vlak biedt de thuisbegeleider ondersteuning, bijvoor- beeld binnen de dagstructurering. Waar ligt de interesse van de cliënt? Kan de cliënt betaald werk doen of start hij/zij liever eerst met vrijwilligerswerk?

Huiselijke relaties en opvoedingsproblemen

Spanning, stress en ingrijpende gebeurtenissen op an- dere gebieden kunnen invloed hebben op de opvoeding en huiselijke relaties. Soms leiden opvoedingsproblemen ook tot afname van contact met en steun uit het sociale netwerk. De thuisbegeleider ondersteunt de cliënt bij het opbouwen van zelfvertrouwen en stimuleert de cliënt het sociale netwerk te verstevigen en waar mogelijk uit te breiden. Daarbij stimuleert ze de cliënt om efficiënt gebruik te maken van de beschikbare diensten, voorzie- ningen en regelingen. Ook begeleidt de thuisbegeleider de cliënt bij het initiëren van een gesprek, het stellen van grenzen of ontwikkelen van sociale en communicatieve vaardigheden binnen de relatie en/of het gezin.

Bij opvoedingsproblemen biedt de thuisbegeleider advies en opvoedingsondersteuning. Door middel van voorbeeldgedrag leert de thuisbegeleider de cliënt aandacht aan de ontwikkeling van het kind te schenken.

De thuisbegeleider stimuleert de cliënt om tijd aan het

(14)

Huiselijk geweld en Kindermishandeling

Sinds 2013 zijn professionals bij vermoedens van geweld in huiselijke kring verplicht gebruik te maken van de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling5. Een thuisbegeleider dient de richtlijnen van de meld- code te volgen. De meldcode biedt een overzichtelijk vijfstappenplan en geeft houvast. De thuisbegeleider kan advies inwinnen bij een collega. Vaak is dit een aandachtsfunctionaris of leidinggevende. Daarnaast dient de thuisbegeleider open te zijn over de samen- werking met en verhoudingen tot de andere hulpverle- ner(s) en het overleg dat met hen plaatsvindt. In principe worden de ouders en/of opvoeders, hierbij betrokken, behalve als de veiligheid van kinderen ernstig in het geding is. Dit kan door hen uit te nodigen voor over- leg, mee te nemen in mailcorrespondentie en zoveel mogelijk transparantie te bieden. Ouders zien de thuisbegeleider immers vaak als het verlengstuk van de andere hulpverleners (als spelend onder één hoedje). Openheid kan dit vermoeden of deze angst verzachten of ontkrachten.

De thuisbegeleider kan als de veiligheid van een cliënt of diens gezinslid in het gedrang komt, advies vragen bij Veilig Thuis6. Dat zal bij voorkeur gebeuren in samen- spraak met de cliënt. Veilig Thuis zal in crisissituaties waarin vrijwillige hulpverlening niet meer mogelijk is, andere instanties inschakelen. Bijvoorbeeld voor uit- huisplaatsing of crisisopvang. Wanneer het om een minderjarige gaat, kan Veilig Thuis en/of de thuisbege- leider de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen.

De Raad kan, na onderzoek, een verzoek naar de rechter sturen om een maatregel van kinderbescherming uit te spreken. De rechter kan dan ondertoezichtstelling, ontheffing en ontzetting voorstellen.

Ondertoezichtstelling (OTS)

Ondertoezichtstelling (OTS) houdt in dat kind en ouders begeleiding krijgen van een gezinsvoogdij-instelling.

De gezinsvoogd neemt de belangrijke beslissingen over het kind, en de ouders die daarmee beperkt worden in hun ouderlijk gezag, zullen met de voogd moeten over- leggen en aanwijzingen moeten opvolgen. De gezins- voogd zal het kind begeleiden en de ouders helpen bij de opvoedingsproblemen, samen met de thuisbegeleider.

De gezinsvoogd bespreekt regelmatig met de thuisbe- geleider en ouders de doelen en de voortgang. Bij deze maatregel houden ouders zo veel mogelijk zelf de verantwoordelijkheid voor de opvoeding. In principe blijft het kind gewoon thuis wonen. Als het echt nodig is kan de gezinsvoogd via de kinderrechter regelen dat het kind (meestal) tijdelijk in een pleeggezin of tehuis wordt geplaatst. De OTS duurt in principe één jaar, maar kan verlengd worden.

Ontheffing

Als ouders hun kind niet meer zelf kunnen verzorgen, kan de rechter voor onbepaalde tijd de verantwoorde- lijkheid voor de opvoeding aan iemand anders geven.

Een voogdij-instelling krijgt dan meestal het ‘wettelijk gezag’ over het kind. Het kind gaat voor onbepaalde tijd naar een pleeggezin of een kindertehuis. De ouders hebben dan officieel geen zeggenschap meer over het kind, maar blijven wel zo veel mogelijk bij hun kind betrokken. In het geval van ontheffing blijft de thuis- begeleider meestal, soms tijdelijk, werkzaam in het cliëntsysteem voor de eventuele andere problemen die er zijn en voor ondersteuning bij het onderhouden van het contact met de uit huis geplaatste kinderen. Het kan ook zijn dat de thuisbegeleider voor een periode wegblijft, totdat zijn/haar hulp weer nodig is.

Ontzetting

Als ouders hun kind ernstig verwaarlozen of hun ouder- schap misbruiken, kan de rechter hen op verzoek van de Raad uit het ouderlijk gezag ontzetten. Dit kan alleen in heel ernstige situaties, waarbij de ouders aanhoudend niet willen meewerken aan een oplossing. Ook bij ont- zetting krijgt een voogdij-instelling meestal het gezag en wordt het kind uit huis geplaatst. De thuisbegeleider is verplicht ernstige verwaarlozing of misbruik te melden bij Veilig Thuis. Dit heeft te maken met de geldende meldcode7. In sommige gevallen trekt de thuisbegeleider zich daarna terug en nemen andere (meer specialistische) vormen van hulpverlening haar taak over.

Lichamelijke gezondheid

Gezond lichamelijk functioneren is belangrijk. De thuis- begeleider activeert en geeft informatie aan de cliënt

5 xxxxxxxx

6 Veilig Thuis is het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit zijn regionale organisaties waar slachtoffers, daders en omstanders terecht kunnen voor deskundige hulp en advies.

(15)

Privacy en vertrouwen

De privacy van de cliënt is een belangrijk facet in de samenwerking met de cliënt en andere hulpverleners.

Soms is het voor een thuisbegeleider een dilemma welke informatie hij/zij doorgeeft aan de samenwerkende instantie(s). Openheid en eerlijkheid zijn speerpunten van de thuisbegeleider. Vanuit die context verloopt het contact met andere hulpverleners zo veel mogelijk in overleg met de cliënt. Hiermee wordt zowel recht gedaan aan de privacy en het vertrouwen van de cliënt als de openheid die van een professional worden gevraagd.

“Een goede thuisbegeleider heeft geen geheimen of verborgen agenda. Je hebt het gewoon met elkaar over alles.”

Een uitzondering hierop is bijvoorbeeld een situatie waarin sprake is van gedrag van een cliënt dat sterk afwijkt van maatschappelijk aanvaard gedrag en dat schade berokkent, bijvoorbeeld kindermishandeling.

In dit soort situaties heeft de thuisbegeleider eerst contact met de leidinggevende. Die bekijkt samen met de thuisbegeleider hoe het best gehandeld kan worden.

Een thuisbegeleider stelt de cliënten op de hoogte dat hij/zij met andere hulpverleners kan overleggen.

Gelijkwaardigheid

Regelmatig terugkerende gesprekken, zogenoemd multidisciplinair overleg, met de cliënt en alle betrokken hulpverleners kunnen een voorwaarde vormen voor een goede samenwerking. Op deze manier kan de hulp- verlening vanuit de verschillende disciplines goed op elkaar afgestemd en geëvalueerd worden en krijgt een gezin/client één plan. Van belang bij deze gesprekken is het uitgangspunt van gelijkwaardigheid van de cliënt en alle hulpverleners; ieder heeft de erkenning van zijn eigen discipline. Er is in de samenwerking altijd één organisatie die de casemanager/regievoerder levert.

Dat is de organisatie met het hoogste deskundigheids- niveau, meestal de behandelaar. Een goede samen- werking met andere disciplines vergt inzicht in de rollen, de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van de thuisbegeleider.

“Thuisbegeleiders zijn ook de ogen en oren voor andere partijen.”

om tot een goede lichamelijke verzorging te komen.

Bovendien kan de thuisbegeleider een rol spelen in de acceptatie en omgang met de gevolgen van een lichamelijke ziekte of beperking.

“Na mijn ongeluk durfde ik niet meer te sporten, terwijl ik vroeger fanatiek voetbalde. Ik voelde me er ongelukkig bij. In gesprek met mijn thuis- begeleider kwam aangepast sporten ter sprake.

Ik ben gaan kijken bij een voetbalvereniging die dit deed en train nu twee keer per week met anderen met een lichamelijke beperking. En heel af en toe staat mijn thuisbegeleider tijdens een training langs de kant, om me aan te moedigen.”

Werk en opleiding

Werk en opleiding geven doorgaans structuur aan het leven, zin aan het bestaan en zorgen voor inkomen. Als cliënten werkloos zijn geworden kan het leefsysteem volledig ontregeld raken. Maar ook wanneer zij door een langdurige arbeidsbeperking niet langer actief kun- nen zijn op de arbeidsmarkt, kunnen twijfels en vragen de cliënt behoorlijk bezighouden. ‘Doe ik er nog wel toe?’ of ‘Ik tel niet meer mee’. De thuisbegeleider kan samen met cliënt op zoek gaan naar zingeving, interesses, opgedane ervaring en toekomstdromen. Hierbij onder- steunt de thuisbegeleider de cliënt bij de afweging of de doelen haalbaar zijn. Niet door te sturen, maar door te vragen. ‘Wat heb jij hiervoor nodig?’, ‘Waarom wil je dit zo graag?’, ‘Waar of hoe zie jij jezelf over vijf jaar het liefst?’.

Langzaamaan ontstaat er ruimte voor andere dingen, zoals het voeren van gesprekken over de toekomst buitenhuis. Want die is er. Dat laatste is iets waar Mariska niet eerder over heeft durven en kunnen nadenken. Nu er meer balans en regelmaat is, kan Mariska na jaren in de overlevingsmodus staan, eindelijk weer dromen van werken en een opleiding volgen.

2.5 Randvoorwaarden en verwachtingen

Uiteindelijk is het uitgangspunt van gemeenten bij de uitvoering van zowel de Wmo, Jeugdwet als ook de Participatiewet dat alleenstaande volwassenen, jongeren en gezinnen die dat niet zelfstandig kunnen, moeten worden geholpen en gestimuleerd om dit weer zelf te (kunnen) doen. Binnen de Wmo en Jeugdwet werkt een thuisbegeleider regelmatig samen met wijk- teams of opdrachtgevende instanties zoals gemeenten, jeugdzorginstanties of door de gemeente zelf aangelever- de regiehouders. De lijst van instanties en disciplines waarmee Thuisbegeleiding kan samenwerken verandert continu.

• Bij Thuisbegeleiding aan gezinnen wordt vaak samen- gewerkt met vanuit de gemeente geïndiceerde jeugdzorg en preventie in het kader van ‘1 gezin, 1 plan, 1 regisseur’, denk aan de Jeugdbescherming, behandelaars en de GGD;

• Bij Thuisbegeleiding aan cliënten met psychiatrische of psychische problemen wordt vaak samengewerkt met de geestelijke gezondheidszorg; de sociaal psychiatrisch verpleegkundige, het FACT-team of de behandelaar;

• Bij de Thuisbegeleiding aan ouderen is vaak een discipline op het gebied van ouderenpsychiatrie of geriatrie betrokken. Ook is de samenwerking met andere thuiszorgonderdelen zoals verpleging en verzorging, dagbehandeling, huishoudelijke hulp en mantelzorgers noodzakelijk.

Mogelijke samenwerkingspartners van Thuisbegeleiding

- Maatschappelijke dienstverlening - MEE

- Huisarts en/of Praktijkondersteuner Huisarts (POH)

- Welzijns- en opbouwwerk - GGZ

- Casemanager volwassenen-/ouderenzorg - Wijkteams

- CJG

- Jeugdbescherming en jeugdhulp - Schuldsaneringsinstanties en

bewindvoerders - Politie

- GGD

- Kinderbescherming - Vrijwilligerswerk - Vluchtelingenwerk

- Mantelzorg/informele zorg

- Peuterspeelzaal/kinderopvang/scholen - Thuiszorg

- Woonzorgcentra en verpleeghuizen - Stichting Maatschappelijke Opvang

(16)

3 Toen en nu: van traditie naar sociale vernieuwing

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog hebben in Nederland veel gezinnen forse problemen. Huurachter- standen en hierop volgende huisuitzettingen, slechte of geen huisvesting, schulden en alcoholproblematiek, opvoedingsproblemen, huwelijksproblemen en slechte verzorging van de kinderen. De Gespecialiseerde Gezinsverzorging (GGV) is eind jaren vijftig, in het kader van de projecten ‘Opbouwwerken in bijzondere situaties’, gericht op deze probleemgezinnen. De GGV instrueert voornamelijk de moeders in de uitvoering van het huishouden. De focus ligt op het traditionele gezinsverband.

De gezinsverzorgers hielden ons op de been doordat ze ons huishouden draaiende hielden. In de alledaagse praktijk leek het neer te komen op stoffen en dweilen, maar al schoonmakend hielden ze ons wel degelijk in het vizier. Aanpakken en aanvoelen. Ze waren, in de woorden van mijn zus, onze redding, al hadden we dat toen zelf niet door.

– Eva Vriend

De inzet en naam van de GGV veranderen in de loop van de jaren. De doelgroep wordt als gevolg van allerlei maatschappelijke en demografische ontwikkelingen verbreed. De hulpverlening die een gespecialiseerd gezinsverzorger biedt, bestaat inmiddels naast de onder- steuning aan het traditionele gezin uit ondersteuning aan alleenstaande ouders, aan ouderen en aan mensen met psychiatrische problemen.

In 1980 had Geeske als gevolg van de vernieuwingen binnen de gezinsverzorging voor het eerst meerdere adressen per week gekregen. Haar hoofdtaak bleef een weduwnaarsgezin, maar dat moest onder het mom van efficiency en de zelfredzaamheidstrend meer huishoudelijke taken zelf doen. Geeske kreeg daar- naast nog twee, zoals zij dat noemt, poetshuizen – veelal bejaarden.

– Eva Vriend

In 2009 verandert de naam Gespecialiseerde Verzorging in Thuisbegeleiding. Deze naam doet beter recht aan de taken en de doelstellingen, die in de loop van de tijd zo veranderd zijn. Het uitvoeren van huishoudelijke taken is gaandeweg overgegaan in het ondersteunen en activeren van de cliënt binnen alle leefdomeinen.

Thuisbegeleiders komen niet alleen om te praten […]

De thuisbegeleider springt allereerst praktisch bij, meteen op de eerste dag […] Al doende maken de thuisbegeleiders contact met mensen, en zo helpen ze hen om weer grip te krijgen op hun eigen leven.

– Eva Vriend

3.1 De uitgangspunten

Door alle problemen zien cliënten vaak door de bomen het bos niet meer. Ze zoeken vooral iemand die steun en erkenning biedt. Begeleiding die uitgaat van zelfregie.

Precies dat is wat een thuisbegeleider doet, maar vanuit welk mensbeeld en welke visie? Meestal zijn het de praktische zaken binnen de verschillende leefgebieden (financiën, huisvesting, gezondheid) en de problemen in de opvoeding die het meest in het oog springen.

Herstel van het gewone leven krijgt de hoogste prioriteit, waarnaast andere zaken worden aangepakt die de cliënt als belangrijk ziet.

“Thuisbegeleiding is praktisch gericht, het draait om eenvoud en aanpakken. Veel problemen worden te zwaar gemaakt. Terwijl je al een heel eind komt met een praktische aanpak ”

– Gusta Kragting, projectleider Thuisbegeleiding, geciteerd in publicatie ActiZ, 2015.

Presentiebenadering

In de begeleiding sluit de thuisbegeleider in eerste instantie aan bij de beleving van de cliënt. Zo onbevoor- oordeeld als mogelijk openstaan voor alles. Respect hebben voor afwijkende normen en waarden. Deze

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

belangrijkste vraagstuk. Bij de inrichting van de keten gaat het om de spelregels voor de samenwerking tussen twee autonome bestuurslagen. In de uitvoering binnen de keten is

Minister Wiebes stelt in zijn brief dat een sterk verminderde gaswinning uit het Groningenveld een positief effect zal hebben op het veiligheidsrisico voor de bewoners van

Kinderen worden lui gehouden door het apparaat, en ik zie de worsteling bij heel veel ouders, moet ik nou verbieden en moet ik dat juist niet, hoe zorg je dat de dialoog aan

Dit leidt er toe dat ouders minder tijd hebben en kinderen veel meer vrijheid hebben en meer gepamperd worden.. Kinderen worden meer aan hun lot overgelaten, hebben minder

Thuisbegeleiding helpt mij structuur aan te brengen in mijn huis- houden, want door mijn ADHD ben ik geneigd om overal tegelijk mee bezig te zijn.. Ik heb geleerd eerst iets af

• Bijna alle respondenten hebben melding gemaakt van de overlast, maar zijn zeer ontevreden over de manier waarop de gemeente tot nu toe reageert op en communiceert over

De impact van opvoedersgedrag en de bredere sociale omgeving op het welbevinden van kinderen wordt groter naarmate kinderen meer problemen thuis ervaren: Hoe meer problemen er

De impact van opvoedersgedrag en de bredere sociale omgeving op het welbevinden van kinderen wordt groter naarmate kinderen meer problemen thuis ervaren: Hoe