• No results found

DE INHEEMSCHE RECHTSPRAAK IN DE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE INHEEMSCHE RECHTSPRAAK IN DE"

Copied!
138
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE INHEEMSCHE RECHTSPRAAK

IN DE

ZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN TER OOSTKUST VAN SUMATRA

H

B i

v. 6**<

H. D. VON MEYENFELDT

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0093 5898

(3)

2

fil

DE INHEEMSCHE RECHTSPRAAK IN DE ZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN

TER OOSTKUST VAN SUMATRA

(4)
(5)

DE INHEEMSCHE RECHTSPRAAK

I N D E

ZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN TER OOSTKUST VAN SUMATRA

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN D E RECHTSGELEERDHEID AAN D E R I J K S U N I V E R S I T E I T T E L E I D E N , O P GEZAG VAN D E N R E C T O R M A G N I F I C U S DR. J. VAN DER HOEVE, HOOGLEERAAR IN D E FACULTEIT DER GENEESKUNDE, VOOR D E V E R E E N I G D E F A C U L T E I T E N D E R RECHTSGELEERDHEID EN DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE TE VERDEDIGEN O P

VRIJDAG 20 NOVEMBER 1936, DES NAMIDDAGS TE VIER UUR D O O R

HENDRIK DIEDERICH VON MEYENFELDT

GEBOREN TE AMSTERDAM

/ ^ " " S ' % .

f' -*> «»I > ;

v.T. ^ '

EN

(6)
(7)

Aan mijn vrouw en kinderen

(8)
(9)

I N H O U D .

Biz.

Inleiding g

§ 1. Overzicht van de bestuursindeeling . . . . 9

§ 2. Bestuur 21 a. Sultanaten en andere landschappen . . . 21

b. Rechtsgemeenschappen 26 c. Sultansambtenaren of volkshoofden . . . 27

§ 3 . Politie 28

§ 4. Landschapsonderhoorigen 35

§ 5. Onderscheid tusschen civiele en strafzaken . 39

HOOFDSTUK I : De beataande landéchapórechtópraak. . 43

§ 1. Dorpsrechtspraak 47

§ 2. Godsdienstige rechtspraak 50

§ 3. Eigenlijke landschapsrechtspraak 53

a. Regelingen 5 3 b. Toe te passen recht 55

c. Samenstelling van rechtbanken en gerech-

ten 57 d. Bevoegdheid van rechtbanken en gerechten 60

e. H e t proces 70 1. algemeen 70 2. burgerlijk proces 72

3. strafproces 75

(10)

Biz.

/ . Vonnis en uitspraak 76 g. Rechtsmiddelen ' ö b. Hooger toezicht 77

L Ten uitvoerlegging 80

HOOFDSTUK I I : HervórmingópLannen 82

a. D e inheemsche rechtspraak in direct bestuurd

gebied als prototype 82 b. Beginselenstrijd 8o c. Hoofdlijnen der ordonnantie in staatsblad 1932

no 80 ; • 8 7

d. Landschapsrechtspraak. Gevolgen van de nieu-

v 89 w e regeling " "

BIJLAGEN.

I . Overzicht der geraadpleegde zelfbestuurs-

verordeningen " o I I . Schema

I I I . Zelfbestuursverordening van Deli van

1 M a a r t 1906 94 I V . id. van D e l i van 10 December 1919 . . 102

V . id. van D e l i van 4 Februari 1922 no 135 . 107 V I . id. van Deli van 25 Juli 1929 no 110/P.K. 114 V I I . id. van Batoe B a r a van 15 M e i 1919 no 40 117 V I I I . id. van Batoe B a r a van 17 September 1931

no 107 1 1 9

I X . Overzichtskaart

Literatuurlijst 1 2 3

1 24

Zakenregister 1 Z |*

(11)

I N L E I D I N G .

§ 1. O v e r z i c h t v a n de b e s t u u r s i n d e e l i n g . H e t gewest Sumatra's Oostkust bestaat bijna geheel uit zelfbesturende landschappen. Slechts het eiland Bengkalis, de gewestelijke hoofdplaats M e d a n met uit- zondering van de verblijfplaats van den sultan van Deli en den kedjoeroean van Pertjoet en de afdeelingshoofd- plaats Pematang Siantar, met uitzondering van de ver- blijfplaats van den radja van Siantar, behooren tot het rechtstreeks bestuurde gebied.

H e t kenmerk dier zelfbesturende landschappen is, dat hun, hoewel integreerende deelen van N . I . vormend, een belangrijke mate van eigen meesterschap is gelaten.

D e grenzen d a a rv an zijn afgebakend door de politieke contracten, die het gouvernement sloot met de land- schappen Asahan, Deli, Koealoe en Ledong, Langkat, P e l a l a w a n , Serdang en Siak Sri Indrapoera. x)

*) D e geldende politieke contracten zijn:

Opgenomen in de bijlagen der handelingen van de 2e Kamer der St. G. van het zittingjaar:

Asahan, gesloten op 23 Augustus 1907. 1908-1909 onderwerp 1 no 39 gewijzigd op 22 M a a r t 1913. 1913-1914 „ 345 no 10

„ 11 October 1 9 1 6 . 1 9 1 8 - 1 9 1 9 „ 217 no 14

„ 2 8 Juli 1920. 1924-1925 „ 237 no 4 zie vervolg noot volgende blz.

(12)

V o o r de overige landschappen, wier verhouding tot het gouvernement van N . I . beheerscht wordt door de zgn. korte verklaring, vindt men de afbakening dier grenzen in de Zelfbestuursregelen 1927 (Ind. S. 1927 no 190) !).

N a a r de bekende westersche indeeling omvat dit eigen meesterschap zoowel bestuur als rechtspraak en wet- geving. Voor de inheemsche maatschappij ter Sumatra's Oostkust is deze onderscheiding van niet meer dan theoretische w a a r d e . I n h a a r gedachtengang vormt de overheidstaak een eenheid en is deze te omschrijven als de handhaving van de van de voorouders geërfde in-

Deli

Koealoe- Ledong

Langkat

Pelalawan

Serdang,

Siak Sri Indrapoera

gesloten op 2 Juni gewijzigd op 2 Juni

,, ,, 14 October 1907.

1913.

1916.

gesloten op 23 September 1907.

gewijzigd op 25 M a a r t

„ 22 October

„ 28 Juli gesloten op 6 Juni gewijzigd op 27 M a a r t

,, „ 14 October 1913.

1916.

1920.

1907.

1913.

1916.

, gesloten op 29 December 1906.

gewijzigd op 8 April

„ 20 October gesloten op 11 Juni gewijzigd op 14 M a a r t

„ 29 Mei

„ „ 11 October , gesloten op 24 Mei

1913.

1916.

1907.

1910.

1913.

1916.

1916.

1908-1909 onderwerp 1 no 36 1914-1915

1918-1919 1908-1909 1913-1914 1918-1919 1924-1925 1908-1909 1913-1914 1918-1919 1908-1909 1913-1914 1918-1919 1908-1909 1910-1911 1914-1915 1918-1919 1917-1918

345 no 8 217 no 13

1 no 40 345 no 11 217 no 16 237 no 5

1 no 37 345 no 9 217 no 15 , 1 no 35 345 no 7 217 no 17

1 no 38 309 no 7 411 no 8 217 no 12 166 no 4 Behalve in de bijlagen der handelingen zijn deze contracten ook te vinden in de Mededeelingen van de Afdeeling bestuurszaken der Buitengewesten van het Departement van Binnenlandsch Bestuur. Serie A no 3, getiteld: „Overeen- komsten met de Zelfbesturen in de Buitengewesten", Landsdrukkerij, W e l t e - vreden 1929.

1) Deze korte verklaringen zijn, evenals de politieke contracten, opgenomen in de bijlagen der handelingen van de 2e Kamer der St. G. van verschillende zittingjaren. Een overzicht van de afgelegde korte verklaringen is te vinden in de in de vorige noot genoemde mededeelingen, blz. 545 e.v. Zie ook de Regee- ringsalmanak 1935, blz. 125 en 126, deel I .

10

(13)

IV

Ten onrechte worden in de heerendienstordonnanties de diensten tot afwering van rampen van hoogerhand onder het begrip heerendienst gerangschikt.

V

Ten onrechte is a a n den directeur van binnenlandsch bestuur bij art. 7, lid 1 van het reglement op de verkie- zing, de schorsing en het ontslag van de hoofden der inlandsche gemeenten op Java en M a d o e r a (ordonnan- tie van 7 April 1907, S. no 212), de bevoegdheid ver- leend tot het vaststellen van het model proces-verbaal voor de bijeenkomst ter verkiezing van de hoofden der inlandsche gemeenten op Java en M a d o e r a .

V I

D e erkenning door den gouverneur generaal van de Sultans van Deli en Serdang, de soetans van Panei en Bila (1862) en den radja van Langkat (1865), w a s in strijd met het in 1857 met het landschap Siak Sri Indra- poera gesloten politieke contract, w a a r i n bedoelde ge- bieden onderhoorigheden van dit landschap werden genoemd.

V I I

H e t heffen van een extra uitvoerrecht van de ten- gevolge van de monetaire maatregelen hoogere opbrengst van indische exportproducten, verdient geen aanbe- veling.

(14)

S T E L L I N G E N I

H e t verdient aanbeveling de in art. 19 van de poli- tieke contracten van Asahan, Koealoe en Ledong en in art. 17 der zelfbestuursregelen 1927 voorkomende, be- paling, krachtens welke de rechtspraak geschiedt vol- gens de godsdienstige wetten, volksinstellingen en ge- bruiken en het tweede lid van art. 19 van de politieke contracten van Deli, Langkat, Pelalawan, Serdang en Siak Sri Indrapoera, bepalende dat elk misdadiger wordt gestraft volgens de in het landschap bestaande wetten en instellingen, aldus te wijzigen dat duidelijk blijkt dat de rechtspraak der zelfbesturende landschappen ge- schiedt volgens het adatrecht.

I I

D e bedoeling van de bestuurshervorming komt beter tot h a a r recht, indien als standplaats van den toekom- stigen gouverneur van Sumatra een andere gekozen w o r d t dan een der tegenwoordige gewestelijke hoofd- plaatsen.

I I I

Ten onrechte wordt in de nog geldende circulaire van den directeur van financiën van 28 October 1875 no 14009 (bijblad op het staatsblad no 2936) aan het inlandsch bezitsrecht hetzelfde karakter toegekend als aan de zakelijke rechten volgens het burgerlijk wetboek.

(15)

richting der maatschappij en vooral het instandhouden der traditie en van harmonie in de samenleving.

E r bestaat dus verband tusschen het rechtswezen en het bestuur der landschappen. D a a r o m dient een overzicht van de bestuursindeeling a a n de beschrijving van de organisatie van het rechtswezen vooraf te gaan.

Sumatra's Oostkust telt 34 van dergelijke landschap- pen. Zij vallen in drie groepen uiteen, t.w. de vijf sulta- naten (Asahan, Deli, Langkat, Serdang en Siak Sri Indrapoera), de maleische en de bataksche landschaps- groepen.

D e sultanaten omvatten vooreerst een rechtstreeks door den sultan bestuurd gebied en daarnaast een groo- ter of kleiner aantal ommelanden, w a a r de oude adat- rechtelijke bestuursvoering min of meer intact is ge- bleven.

Als zoodanig kent Deli een viertal oeroengs x) en een drietal onderhoorigheden 2). D e z e oeroengs, met deels maleische, deels bataksche bevolking, zijn de gebieds- deelen w a a r de sultan, vanuit Atjeh gekomen, vermoe- delijk in de 17e eeuw, het eerst invloed kreeg. Hij ves- tigde zich a a n de monding van de Deli-rivier te Laboean Deli en trok van hieruit het binnenland in op beide oevers van deze rivier een strook gebied onder zijn direct bestuur brengende. D e strook op den rechter- oever behoorde deels tot het gebied van Pertjoet — dat

*) Hampenan Perak (of X I I Kota), Serbanjaman (of Soenggal), Soekapiring (of Kampong Baroe) en Senembah Deli.

2) Pertjoet, Padang en Bedagei.

(16)

later een onderhoorigheid van Deli werd •—• en deels tot de oeroeng Soekapiring. D e strook op den linker- oever behoorde tot de oeroeng Hampenan P e r a k (of X I I Kota). Ten slotte werd M e d a n de definitieve sul- tansver blij fplaats.

D e onderhoorigheden zijn onderworpen gebieden. D e aanspraken van Deli zijn niet steeds erkend; ze werden door Serdang betwist. Ten slotte zijn de geschillen door tusscbenkomst van het gouvernement in voor Deli gun- stigen zin beslecht.

O o k de andere sultanaten zijn op dergelijke wijze tot stand gekomen. 1).

D e besturen der ommelanden verloren door den invloed der sultans een deel van hun macht. D e z e sul- tans beschouwden zich nl. bevoegd om gronden uit te geven a a n landbouwondernemingen, hoewel het be- schikkingsrecht over den grond a a n de ommelanden zelf toekwam. Hierdoor rezen moeilijkheden; ten slotte is het recht der ommelanden toch weer gedeeltelijk erkend en ontvangen ook de hoofden een aandeel van den door de landbouwondernemingen verschuldigden cijns.

H e t bestuur over de aldus tot stand gekomen sulta- naten droeg een federatief karakter en w e r d gevoerd

1) H e t landschap Asahan bestaat uit: a. eigenlijk Asahan, b. Boentoe Panei, c. Haboko, d. Panei.

H e t landschap Langkat bestaat uit : a. eigenlijk Langkat, b. Stabat, c. Bingei, d. Selesai, e. Bohoroq, ƒ. Lepan, g. Besitang.

H e t landschap Serdang bestaat uit: a. eigenlijk Serdang, b. Senembah Serdang met TandjongMoeda, c. de Timor batak doesoen, d. Serbadjadi, e. Perbaoengan, ƒ. Denai.

H e t landschap Siak Sri Indrapoera bestaat uit: a. eigenlijk Siak, b. het gebied van den voormaligen Datoek Laksamana, c. Mandau, d. Pekan baroe, e. Tratah Boeloeh, ƒ. de eilanden, g. Tapoeng kanan, h. Tapoeng kiri, ('. Tanah Poetih, j . Bangka, k. Koeboe.

12

(17)

door den sultan en de hoofden der ommelanden, teza- men den rijksraad vormende.

D i t karakter bleef echter niet overal gehandhaafd.

H e t gouvernement drong a a n op de invoering van een éénhoofdig sultansbestuur. Zulks geschiedde in de land- schappen Asahan, Langkat en Siak Sri Indrapoera.

D a a r m e d e gepaard ging de invoering van een districts- bestuur. x) D e districtshoofden zijn dan niet langer leden van het zelfbestuur, maar plaatselijke vertegenwoordi- gers van den zelfbestuurder, rechtstreeks a a n dezen ondergeschikt. Bij de bepaling der grenzen der districten en onderdistricten heeft men de bestaande grenzen der ommelanden behouden en dan, w a a r noodig, gesplitst.

Tot de maleische landschapsgroepen behooren : de Batoe Barasche,

de Laboean Batoesche, de Rökan,

de K a m p a r Kiri landschappen 2) en het landschap Pelalawan.

x) H e t landschap Asahan is verdeeld in de districten: Tandjoeng Balei, Kisaran en Bandar Poelau.

H e t landschap Langkat is verdeeld in drie gebieden (loehaks) : Boven Lang- kat, Beneden Langkat en Teloek Haroe.

H e t eerste omvat de districten: Bindjei, Kebon Lada, Selesai, Bohoroq, Soengei Bingei en Selapian.

H e t tweede omvat de districten: Tandjoeng Poera, Stabat, Bingei, Tjempa, Pantei Tjermin, Inei, Padang Toealang, Teroesan, Sitjanggang en Gebang.

H e t derde omvat de districten: Babalan, Besitang, Lepan, Poelau Koempai en Poelau Sembilan.

H e t landschap Siak Sri Indrapoera is verdeeld in de districten: Siak (om- vattend de onderdistricten: Siak, Mempoera en Mandau), Boekit Batoe, Ta- poeng Kanan, Tapoeng Kiri, Tanah Poetih, Koeboe en Bangka (Reg. Alm. 1935, dl. 1, blz. 143, 144).

2) D e Batoe Barasche landschappen heeten: Indrapoera, Soekoedoea, Tanah- datar, Pasisir en Limapoeloeh.

D e Laboean Batoesche landschappen heeten: Koealoe en Ledong, Kota-

(18)

N a a r de wijze w a a r o p het bestuur over deze land- schappen georganiseerd is, kan men deze groepen nog weer onderscheiden in landschappen met districtsbe- stuur en landschappen w a a r het adatbestuur intact bleef.

D e beide eerste groepen en Pelalawan voerden het dis- trictsbestuur in, terwijl men in de Rökan en Kampar- Kiri groepen het adatbestuur aantreft.

D e bestuursorganisatie van het landschap P e l a l a w a n vertoont veel overeenkomst met die van de sultanaten.

H e t bestaat uit een viertal gebieden J), thans districten, vereenigd tot één zelfbestuur onder het voornaamste hoofd als zelfbestuurder.

D e bestuursorganisatie der Batoe Barasche en La- boean Batoesche landschappen wijst op menangkabau- sche herkomst. Zij zijn samengesteld uit soekoe's (sedert eenige jaren districten). D i t begrip beteekent hier niet, zooals gewoonlijk, óf geslachten (stamdeelen) dus een bloedgemeenschap, of unies van onderling niet verwante groepen, doch groepen van kolonistenfamilies, afkom- stig uit éénzelfde oord. H e t zijn dus oneigenlijke soe- koe's 2), territoriale begrippen. Zij stonden aanvankelijk onder hun eigen hoofden; het ambt van soekoehoofd w a s erfelijk. D e voornaamsten onder hen werden als vorsten beschouwd.

E e n zuiverder menangkabausch beeld vertoonen de

pinang, Panei en Bila.

D e Rökan landschappen heeten: I V Kota Rökan Kiri, Koentodoressalam, Rambah, Kapanoehan, Tamboesai.

D e Kampar-Kiri landschappen heeten: Goenoeng Sahilan en Singingi.

x) Langgam, Pangkalan Koeras, Boenoet, Serapang.

2) Prof. v. Vollenhoven, H e t adatrecht van N . I . , dl. 1, blz. 154.

(19)

bestuursorganisaties der Rökan en Kampar-Kiri land- schappen. O o k hier treft men de soekoe-indeeling aan, maar meer in de oorspronkelijke beteekenis van ge- slachten-unies. D e z e landschappen omvatten een aantal negerien, dat zijn territoriale gemeenschappen, w a a r leden tot verschillende soekoe's behoorend, bijeenwo- nen. D e leden der verschillende soekoe's wonen hierin verspreid dooreen. In elke negeri is één soekoe de heer- schende; uit deze w o r d t het negeri-hoofd genomen.

In de Kampar Kiri landschappen zijn deze negerien vereenigd tot bonden, a a n het hoofd w a a r v a n stede- houders staan.

Ten slotte bevat het gewest nog t w e e groepen batak- sche landschappen: de Karo-groep en de Simeloen- goensche groep 1).

D e landschappen tot de Karo-groep behoorende, be- staan ieder uit een a a n t a l gebiedsdeelen, die den naam dragen van oeroengs, perbapaans of dorpenbonden. Een dergelijke bond is een vereeniging van een of meer moe- derdorpen met de door deze elders gestichte nederzet- tingen.

Bij de vestiging van het gouvernementsgezag in de Karolanden w a r e n deze bonden de hoogste bestuurs- eenheden. H e t gouvernement achtte het aantal dezer bonden te groot voor een goede bestuursvoering; het bracht daarom verdere centralisatie door de vereeniging dezer bonden tot landschappen. M e n maakte hiertoe

) D e eerste groep omvat de landschappen: Lingga, Baroesdjahe, Soeka, Sarmembah en Koeta Boeloeh, de tweede de landschappen: Tanahdjawa Siantar, Panei, Raja, Dolok (Silau), Poerba en V Koeta (Si Lima Koeta).

(20)

gebruik van een instelling, dateerend uit den tijd dat de bonden de suprematie van Atjeh erkenden. D e z e erken- ning bestond hierin dat de vier voornaamste oeroeng- hoofden zich als zoodanig lieten bevestigen door het atjehsche vorstenbestuur. D e z e vier hoofden behoorden tot verschillende stammen. E r w a s nog een vijfde stam, die deze gewoonte nooit gevolgd had. H e t gouverne- ment heeft deze gewoonte weer toegepast en stelde vijf landschappen in. *)

D e invloed van maleische vorsten w a s hier van weinig beteekenis.

Grooter w a s deze in de Simeloengoensche land- schappen, w a a r in de verschillende landschappen een eenhoofdig gezag ontstond dat de dorpenbonden, die hier vermoedelijk ook bestonden, verdrong. D e vorsten gaven, zooals elders ook geschiedde, deelen van hun gebied als apanages a a n familieleden. D e z e apanage- houders wisten een groote mate van onafhankelijkheid te verkrijgen. I n plaats van dorpenbonden bestaan deze landschappen dus uit een gebied onder den zelfbestuur- der en uit een of meer onderhoorigheden. Alleen in het landschap Si Lima Koeta, dat een deels karosche bevol- king telt, bleven de oorspronkelijke instellingen intact 2).

!) H e t landschap Lingga bestaat uit de oeroengs: Teloe Koeroe, X I I Koeta, Si Empat Teran, Si Lima Senina, Tiga Pantjoer en Tiga Nderdet.

H e t landschap Baroes Djahe bestaat uit de oeroengs: Si Pitoe Koeta en

Si Enam Koeta. . H e t landschap Soeka bestaat uit de oeroengs : Si Pitoe Koeta 1 jengging Jiaro,

Si Pitoe Koeta Tjengging Toba, Soekapiring en Soeka.

H e t landschap Sarinembah bestaat uit de oeroengs: Sepoeloeh Pitoe Koeta, Perbesi, Djoehar en Koeta Bangoen.

H e t landschap Koetaboeloeh bestaat uit de oeroengs: Nomahadn en Liang

2) Tot het landschap Tanah D j a w a behooren de onderhoorigheden: Dolok

(21)

I n dit verband dient nog iets gezegd te worden over de deels bataksche bevolking der delische oeroengs. Niet alleen Deli, maar ook Langkat, Serdang, de Batoe Ba- rasche landschappen hebben een gedeeltelijk bataksche bevolking, wonend tusschen de kuststrook en den voet van het hooggebergte. Prof. van Vollenhoven noemt deze streken den batakschen achterwal 1).

D e tot Deli en Langkat behoorende bataksche achter- w a l is gekoloniseerd vanuit de Karolanden en behield den band met het land van oorsprong, totdat de malei- sche invloed zich deed gelden.

D e z e w a s het sterkst in de benedenstreken, de Senoean boenga ( w a a r vroeger kapok geplant werd).

Later drong die invloed ook door in de moeilijker be- gaanbare bovenstreken, de Senoean gambir ( w a a r men vroeger gambir plantte). D e voornaamste der kam- pongbestuurders in ieder van deze streken werd de schakel tusschen het oeroenghoofd en de kampong- bestuurders. M e n zou hen onder-oeroeng-hoofden kun- nen noemen.

In Langkat zijn enkele voorname kamponghoofden (anak soerambik), die rechtstreeks contact bleven be- houden met het oeroenghoofd.

D e bevolking van denserdangschen achterwal behoort,

Periboean, Simpang Bolon en Girang.

Tot Siantar behooren: Bandar, Sidepmanik en Si Polha.

Tot Panei: Dolok Batoe Nanggar, Goenoeng Maryah, Dolok Sariboe en Si Poldas.

Tot Raja : Boeloeh Raja.

Tot Dolok: Oeroeng Silau.

Tot Poerba: Kinalang.

x) H e t Adatrecht van N . I . , dl. 1, blz. 294.

(22)

evenals die der simeloengoensche landschappen tot de timoer bataks, die in veel grooter mate dan de karo- bataks den maleischen invloed ondergingen. Hierdoor werd minder rekening gehouden met de bataksche in- stellingen. Zij kwamen onder het eenhoofdig gezag van een vertegenwoordiger van den sultan.

H e t sterkst verworden zijn de bataksche instellingen in de Batoe Barasche landschappen en Asahan, niet alleen tengevolge van den invloed van het vorstenbe- stuur, m a a r ook door de vermenging met maleiers en bataks uit andere streken. *)

O n d e r de hiervoren besproken deelen w a a r u i t de landschappen bestaan, vindt men de dorpen. N a a r de mate w a a r i n deze dorpen beïnvloed zijn door de buiten- wereld, hebben zij hun karakter van geestelijke eenheid verloren. H e t sterkst is dit in die streken die den invloed ondergingen van vreemd vorstengezag, later van de europeesche cultures. In een regeeringspublicatie van het jaar 1918 2) w o r d t gezegd dat in vroeger tijden het dorpsbestuur waarschijnlijk op veel hechter grondslag heeft gestaan dan thans het geval is. D e macht der ma- leische vorsten en rijksgrooten en later in het cultuur- gebied de innerlijke ontwrichting door de vestiging in de kampongs van talrijke vreemde elementen, die zich niet onderhoorig achtten a a n de dorpshoofden, w a r e n oor- zaak, dat het tegenwoordige kampongbestuur der ma- leische streken bijna niet meer fungeert als vertegen-

*) Mededeelingen van het Encyclopaedisch bureau, dl. I I , afl. 3, I e stuk.

2) Mededeelingen van het Encyclopaedisch bureau, deel I I , aflevering i, I e stuk, blz. 164.

(23)

woordiger der dorpsgemeenschap tegenover de centrale overheid, doch slechts eenigen invloed bezit als h a a r lastdrager binnen de kampong.

H e t bestuur trachtte daarom te geraken tot werkelijke dorpsgemeenschappen met een vrij groote mate van autonomie. Geleidelijk herstel van het oude kampong- bestuur, waarbij het kamponghoofd weer geheel zijn oorspronkelijke plaats zou innemen, nl. die van volks- hoofd n a a r binnen, tevens vertegenwoordiger der kamponggemeenschap n a a r buiten, w a s het einddoel.

Hierbij stond het bestuur voor oogen het beeld dat de karo-dorpen op de hoogvlakte vertoonen, w a a r de ge- zonde, krachtige, kleinste inheemsche rechtsgemeen- schap of belangenkring: de ,,wijk", vertegenwoordigd door den pangoeloe kesain (wijkhoofd) met de pangoe- loes roemah (familiehoofden), samengegroeid zijn tot het dorp, de ,,koeta", met zijn pangoeloe koeta bijge- staan door de wijkhoofden, uit welke dorpen op hun beurt de dorpsbond, de „oeroeng" groeide met den sibajak, bijgestaan door de dorps-pangoeloes, aan het hoofd.

H i e r derhalve een gezonde opbouw met de kleinste rechtsgemeenschap als grondslag, tegenover de verdwij- ning van dien grondslag in het maleische gebied voor het autocratische, centrale gezag der vorsten.

In het maleische gebied komt het er derhalve op aan door de zelfbesturen regelingen te doen treffen, welke in beginsel de autonomie van de kleinste inlandsche be- langensfeer herstellen, d.w.z. a a n die gemeenschappen het recht verleenen desgewenscht de inwendige regeling harer eigen belangen over te nemen.

(24)

H e t is hier niet de plaats in den breede op deze kwes- tie in te gaan. Volstaan w o r d t met de opmerking, dat zij ons plaatst voor het probleem dat Prof. Boeke behan- delt in zijn „ D o r p en D e s a " , ni. de vastkoppeling van het begrip „dorpsgemeenschap" a a n d a t v a n „ i n l a n d s c h e gemeente". D e z e k a n niet dienstbaar zijn a a n het her- stel van de eerste 1) . D e praktijk wijst dit uit. N o g steeds zijn de kampongs niet verder gekomen op den weg, die n a a r de bedoelde autonomie leidt.

H o e w e l den zelfbesturenden landschappen in be- langrijke mate eigen meesterschap gelaten is, zijn zij in de uitoefening hiervan toch niet geheel vrij. B e - halve de afbakening van de grenzen van dit recht in de politieke contracten en de zelfbestuursregelen, vindt men hierin ook bepaald dat het bestuur w o r d t gevoerd in overleg met en n a a r de aanwijzingen van den resi- dent en de betrokken ambtenaren (art. 8 der contrac- ten) of, zooals a r t . 12 I e lid der zelfbestuursregelen (S. 1927 no 190) het uitdrukt, d a t de regeling en het bestuur der aangelegenheden van het landschap onder leiding van het hoofd van gewestelijk bestuur en, vol- gens diens aanwijzingen, onder die van de hun onder- geschikte ambtenaren, overgelaten worden a a n het zelf- bestuur.

E r moet dus een voortdurende aanraking zijn tus- schen het zelfbestuur en het europeesch bestuur. O m deze mogelijk te maken is het gewest gesplitst in een vijftal afdeelingen, die ieder w ee r gesplitst zijn in een

*) Prof. D r . J. H . BOEKE, Dorp en desa, blz. 52 e.v.

(25)

aantal onderafdeelingen. *) D e z e organisatie is noodig in het belang van een goede taakverdeeling. D e onder- afdeelingshoofden hebben dagelijks contact met de zelf- besturen, de afdeelingshoofden houden hier toezicht op en komen in direct contact met de zelfbesturen, wanneer zich bijzondere vragen voordoen. Slechts zelden is er een onmiddellijke aanraking van het hoofd van gewes- telijk bestuur met de zelfbesturen.

§ 2. B e s t u u r . a. Sultanaten en andere landschappen.

D e overheidstaak w o r d t in de zelf besturende land- schappen verdeeld tusschen het zelfbestuur en het be- stuur der verschillende deelen, w a a r u i t de landschap- pen bestaan. D a a r de rechtspraak een onafscheidelijk onderdeel van de bestuurstaak is, zijn beide bekleed met een bepaalde rechterlijke bevoegdheid.

In de sultanaten berust het bestuur bij den sultan,

*) D e afdeeling Deli en Serdang.

Onderafdeelingen: Beneden Deli en Boven Deli (landschap Deli), Serdang (landschap Serdang).

D e afdeeling Langkat (landschap Langkat).

Onderafdeelingen: Beneden Langkat, Boven Langkat en Pangkalan Brandan.

D e afdeeling Asahan.

Onderafdeelingen: Asahan (landschap Asahan), Batoe Bara (de Batoe Barasche landschappen), Laboean Batoe (de Laboean Batoesche landschappen).

D e afdeeling Simeloengoen en de Karolanden.

Onderafdeelingen : Simeloengoen (de Simeloengoensche landschappen), Karo- landen (de Karosche landschappen).

D e afdeeling Bengkalis.

Onderafdeelingen: Selat pandjang (landschap Pelalawan), Bengkalis, Siak en Bagan Si Api2 (landschap Siak Sri Indrapoera), Rökan (de Rökan landschap- pen), Kampar Kiri (de Kampar landschappen).

(26)

die tevens voorzitter is van het hoogste rechterlijke college.

In het rechtstreeks door den sultan bestuurde gebied is de leiding van den dagelijkschen gang van zaken toe- vertrouwd aan een vertegenwoordiger van den sultan.

In Deli zijn er zelfs twee, één te M e d a n en één te La- boean Deli. H i e r en in Serdang dragen zij den titel van wazir (vizier).

D e hoofden der ommelanden voeren verschillende titels. D i e van de Delische onderhoorigheden Padang en Badagai heeten radja, dat van Pertjoet en van de oeroeng Senembah Deli, kedjoeroean. D e hoofden der andere oeroengs dragen den titel van datoek ( X I I Kota, Serbanjaman en Soekapiring).

In Serdang is de titel van kedjoeroean gebruikelijk voor de hoofden der ommelanden.

H e t gebruik van den titel kedjoeroean duidt op atjeh- schen invloed x), die van datoek is van menangkabau- sche herkomst. O f de titel radja van bataksche herkomst is, valt niet te zeggen.

In de sultanaten w a a r een districtsbestuur werd in- gevoerd dragen de districtshoofden eveneens den titel van datoek (Asahan, Langkat en Siak Sri Indrapoera) en kedjoeroean (Langkat). In laatstgenoemd landschap heeten de loehakhoofden 2) : pangeran.

Al deze hoofden hebben ook een t a a k op het gebied der rechtspraak.

x) Mededeelingen Encyclopaedisch bureau, dl. 2, af 1. 3, 2e stuk, blz. 177 noot 1.

2) Zie blz. 13 noot 1.

(27)

In de maleische landschapsgroep dragen de zelf- bestuurders verschillende titeis : D a t o e k 1), Radja 2), S o e t a n3) , Jangdipertoean *), Jangdipertoean besar 5), Toeangkoe M a h a r a d j a 6) of Toengkoe besar 7).

A l deze zelfbestuurders oefenen een bepaalde rech- terlijke bevoegdheid uit en voor zoover de landschappen in groepen vereenigd zijn, heeft iedere groep een recht- bank met grooter bevoegdheid dan die der afzonderlijke onderdeden. D e zelfbestuurders zijn de leden van die gemeenschappelijke rechtbank.

In P e l a l a w a n hebben ook de districtshoofden recht- sprekende bevoegdheid.

D e lagere bestuursorganen in de Batoe Barasche en Laboean Batoesche landschappen, de tongkats, hebben geen, die in de Rökan en Kamparlandschappen, r esp. de b a n d a h a r a ' s en chalipah's, wel een bepaalde rechts- macht.

In de bataksche landschapsgroep dragen de zelfbe- stuurders den titel van sibajak (Karolanden) en van radja (Simeloengoen). D e rechtsmacht is hier op de- zelfde wijze geregeld als in de maleische landschaps- groepen.

Zoowel in de Karolanden als in Simeloengoen oefent de r a a d van zelfbestuurders de hoogste rechtsmacht uit.

1) In de Batoe Barasche landschappen.

2) In I V Kota Rökan Kiri.

3) In Tamboesai en Singingi, Bila en Panei.

4) In Koealoe-Ledong, Kotapinang, Koentodoressalam en Goenoeng Sahilan.

5) Rambah.

6) Kapanoehan.

' ) Pelalawan.

(28)

Bovendien heeft iedere zelfbestuurder in zijn eigen land- schap een zekere rechtsmacht.

D e hoofden der karosche oeroengs, de radja's oeroeng, de hoofden der senoean boenga en senoean gambir in de bataksche achterwal van het landschap Deli en de perbapaans, dat zijn de hoofden der simeloengoensche onderhoorigheden, oefenen eveneens een bepaalde rech- terlijke bevoegdheid uit.

U i t hetgeen opgemerkt werd omtrent het karakter der dorpen volgt, dat de dorpshoofden in de sultanaten, de pangoeloe's, feitelijk niet anders zijn dan lasthebbers van het zelfbestuur, die in hoofdzaak belast zijn met de inning van belasting, terwijl zij moeten zorgen voor het opkomen der heerendienstplichtigen, gesteld dat deze de voorkeur geven a a n het verrichten van arbeid boven afkoop in geld.

I n de Batoe Barasche en Laboean Batoesche land- schapsgroepen dragen de kamponghoofden den titel van ketoea, in Siak batin balang en in de K a m p a r land- schappen poetjoek negeri.

O v e r het bataksche dorpsbestuur werd reeds eerder gesproken. *)

H e t dorpsbestuur oefent overwicht uit op de door het dorp gestichte nederzettingen, die wanneer zij voldoende belangrijk zijn, op dezelfde wijze bestuurd worden als de moederdorpen. H e t moederdorp vormt tezamen met de nederzettingen een dorpsbond.

1) Zie hiervoor blz. 19.

(29)

Iedere batak heeft, ook als bij de functie van hoofd bekleedt, t w e e adatborgen, de anak beroe en de senina.

D e anak beroe is de zoon van een vrouwelijk familie- lid. Aangezien huwelijken in denzelfden stam verboden zijn, huwen de vrouwelijke familieleden dus met lieden uit een anderen stam. D e anak beroe behoort dus tot een anderen stam.

D e senina behoort wel tot denzelfden stam, maar be- hoeft niet in nauwe verwantschap te staan tot dengene, wiens senina hij is.

Bij bestuur en rechtspraak komt vooral de anak beroe op den voorgrond, omdat hij in alles de vervanger van den pangoeloe is 1).

D e rechtsmacht van het wijkhoofd is niet, die van het dorpshoofd is wel erkend door het Gouvernement 2).

Eveneens bleef de dorpsrechtspraak bestaan in Sime- loengoen en den batakschen achterwal van Deli en Ser- dang. In Langkat werd ze afgeschaft.

H e t is de vraag of de dorpsrechtspraak ooit weer her- steld zal worden. Zijn de dorpen vroeger geestelijke een- heden geweest 3), dan hadden zij tevens rechtsprekend gezag over de inwoners. E r zijn teekenen die erop wij- zen dat vroeger de dorpsrechtspraak, zoowel in de sul- tanaten als in de maleische landschapsgroepen, alge- meen voorkwam. D e laatste mededeelingen omtrent in onbruik geraken dan wel afschaffing van dit instituut

x) Mededeelingen Encyclopaedisch bureau, dl. 2, afl. 3, I e stuk, blz. 167.

2) Adatrechtbundel 35, blz. 216.

3) Prof. D r . J. H . BOEKE, D o r p en desa, blz. 54.

(30)

stammen uit Asahan, Laboean Batoe en P e l a l a w a n . E n dit is te wijten a a n dezelfde oorzaak, nl. het ver- dwijnen van de geestelijke eenheid en het ontstaan eener samenleving deels gebonden a a n de traditie, deels mo- derner levensopvattingen aanhangend. H e t zal afhan- gen van de nieuwe eenheid w a a r t o e het dorp zich in de toekomst ontwikkelt, welk gezag het over zijn inwoners zal uitoefenen.

b. Rechbgemeendchappen.

Zooals bleek, zijn de zelfbesturen ontstaan uit een grooter of kleiner aantal lagere rechtsgemeenschappen, w a a r i n de samenleving zich had geordend. H i e r heersch- ten bepaalde regels ter verzekering van de orde en er w a s gezag om op de naleving dier regels toe te zien. D e vestiging en de uitbreiding van de macht dezer zelf- besturen is van grooten invloed geweest op deze ge- meenschappen.

D e overheidstaak is voor een groot deel op de zelf- besturen overgegaan, er ontstond in den loop der jaren een nieuwe ordening, ook op het gebied van de recht- spraak. M a a r hierin komt nog steeds uit hoe de zelf- besturen zijn opgebouwd. D e rechtsgemeenschappen w a a r u i t deze gemeenschappen bestaan, zijn:

in de sultanaten, de dorpen en de ommelanden (event, districten) ;

in de maleische landschapsgroepen, de soekoes (event, districten), de nagaries en bonden van nagaries;

(31)

in de bataksche landschapsgroepen, de wijken, koeta's, de dorpenbonden.

c. SuLtaiuambtenaren of völkóhoofden.

D e organen, die als hoofden der hier besproken ge- meenschappen belast zijn met de uitoefening van be- stuurs- en rechtsmacht, kunnen onderscheiden worden in een tweetal categoriën : sultansambtenaren en volks- hoofden. D i t onderscheid hangt samen met de bestuurs-

organisatie.

In de landschappen, w a a r de van ouds bestaande or- ganisatie instand bleef, al werd zij ingepast in het hooge- r e zelfbestuursverband, bleef het hoofdschap voorbehou- den a a n hiervoor geschikte afstammelingen uit de fami- lies, w a a r u i t de hoofden steeds voortkwamen. D e erfe- lijke opvolging met electie bleef dus voortbestaan, uiter- aard onder voorwaarde van bekrachtiging door het zelfbestuur en het europeesch bestuur.

In de eigenlijke sultansgebieden en in de zelfbesturen w a a r het districtsbestuur werd ingevoerd, bestaat dit erfelijke systeem niet of niet meer.

H e t zelfbestuur wijst hier de hoofden aan, de keuze is hier dus niet zoo beperkt, al zal deze zich bepalen tot candidaten uit vooraanstaande families, die a a n de gestelde eischen voldoen.

Hetzelfde onderscheid vertoont zich ook t.a.v. de dorpshoofden. D a a r w a a r de dorpen het minst zijn aangetast in hun karakter van geestelijke gemeenschap, is het dorpshoofd het meest volkshoofd gebleven en

(32)

w o r d t de omvang van zijn gezag en zijn aanwijzing ge- heel door de adat beheerscht. Aantasting van het dorpskarakter heeft verandering van de positie van het dorpshoofd tengevolge, hij w o r d t van volkshoofd zelf- bestuursambtenaar. O m zijn gezag zoo sterk mogelijk te maken zal het zelfbestuur zijn keuze doen uit de voor- naamsten in de dorpen, die zoo groot mogelijken invloed hebben. M a a r de dorpsbewoners hebben op die keuze niet den minsten invloed.

§ 3 . P o l i t i e .

D e opsporing en vervolging van strafbare feiten be- hoort ingevolge art. 18 van de politieke contracten tot de t a a k van den zelfbestuurder en de landsgrooten. O o k de kamponghoofden zijn, ieder in hun eigen ressort, hier- mede belast. H e t artikel zegt dat bestuurder en lands- grooten aansprakelijk zijn voor de handhaving van orde en rust onder hunne onderhoorigen 1) . Klaarblijkelijk moet hieronder ook de opsporing en vervolging van strafbare feiten verstaan worden. Immers het derde lid van het aangehaalde artikel zegt dat, wanneer hun eigen middelen daartoe te kort schieten, zij bevoegd zijn t.a.v.

l) H e t contract bezigt den term „onderdanen". Deze term wordt sedert de wet van 10 Februari 1910 (N. S. 1910 no 55), ni. de wet op het Nederlandsen onderdaanschap, gebezigd ter regeling eener aangelegenheid, die het geheele koninkrijk betreft. Gebruik van het woord „onderdaan" ter aanduiding van een staatsrechtelijke verhouding binnen een der deelen van het Koninkrijk, i.e.

Ned. Ind., kan tot verwarring leiden. Hoewel tot heden in de politieke contrac- ten (niet in de zelfbestuursregelen) de term onderdanen blijft voorkomen, zal hier in de plaats daarvan de juistere term „onderhoorigen" gebruikt worden.

(33)

die politiezorg de hulp van het europeesch bestuur in te roepen.

Hetzelfde bepaalt het 2e lid van art. 16 der Zelf- bestuursregelen 1927 ( S . no 190).

D e ,,eigen middelen" van de zelfbesturen zijn intus- schen van weinig beteekenis. W e l hebben zij politie in dienst, maar deze corpsen verrichten, althans in het groot- ste deel der landschappen, practisch geen politiediensten in den zin van repressief optreden tegen strafbare feiten.

In hoofdzaak zijn zij belast met het bewaken van zelfbe- stuurskantoren en -gevangenissen en het overbrengen van dienstbrieven. Zij zijn in den loop der tijden niet uitge- groeid tot instituten, die van eenig belang zijn voor het voorkomen en opsporen van strafbare feiten.

D e oorzaak van dit verschijnsel ligt in de omstandig- heid dat na de vestiging van de westersche cultures ter Oostkust al spoedig allerlei vreemde elementen als werklieden d a a r binnenkwamen, die na een zekere pe- riode gedeeltelijk wee r vertrokken en vervangen werden door andere. D i e elementen leefden d a a r onder geheel andere omstandigheden dan in het land w a a r zij van- daan kwamen, w a r e n gedwongen met elkaar een nieuw verband te vormen en geregelden, vrij zwaren arbeid te verrichten onder poenale sanctie.

D i t bracht nadeelen mede. Velen konden a a n den nieuwen toestand, w a a r i n zij geplaatst werden, niet ge- wennen en trachtten door weg te loopen zich te onttrek- ken aan den arbeid, w a a r t o e zij zich hadden verbonden.

Af en toe kwam het tot verzet tegen degenen die de ge- dwongen arbeid hadden te leiden. W a a r een belangrijk

(34)

gedeelte van de bij de westersche cultures betrokkenen, gouvernementsonderboorigen waren, met name de bui- tenlandsche werkkrachten, bracht dit mede dat het be- stuur de zorg kreeg voor de handhaving van orde en rust onder dit deel der ingezetenen en zoo ontwikkelde zich al spoedig een goed geoutilleerd politiecorps, dat gemak- kelijk ook de zorg voor de zelfbestuurspolitie voor zijn rekening kon nemen.

D e wijze van legering der politie werkte dit in de hand. Elke onderafdeeling toch kreeg h a a r eigen deta- chement, gelegerd ter hoofdplaats. Bovendien behoorde bij elk detachement een aantal posten, bezet door eenige manschappen. D e z e posten, voorzien van telefoon, werden gevestigd in de nabijheid van één of soms meer ondernemingen. Zij w a r e n bovendien voor de kampong- hoofden gemakkelijk bereikbaar en zoo w a s dus bij voorkomende gelegenheden politiehulp spoedig in te roepen, vooral toen de gewapende politie, een semi- militair corps, dat geen opsporingsbevoegdheid had, vervangen werd door veldpolitie •—• met volle politioneele bevoegdheid •—• welk corps beschikte over snelle vervoer- middelen. H e t is dus geen wonder dat al gauw de gouver- nementspolitie, in opdracht van het Europeesch bestuur en met toestemming van het zelfbestuur, geregeld h a a r hulp ging verleenen ook bij de vervolging van strafbare feiten, door zelfbestuursonderhoorigen gepleegd.

M e n zag de groote voordeelen, verbonden a a n deze werkwijze, in. Immers w a r e n noch de kamponghoofden, noch de landsgrooten op politioneel gebied voldoende ervaren en het w a s voor een kamponghoofd, b.v. door

(35)

een verren afstand, moeilijk contact te krijgen met den landsgroote, onder wien hij ressorteerde.

Zooals reeds werd gezegd, is de veldpolitie zeer mo- biel, zij kan geregeld patrouilleeren en heel w a t straf- bare feiten achterhalen. Zij maakt van de door h a a r on- derzochte misdrijven de door de rechters gevraagde uit- voerige stukken van voorloopig onderzoek op, zoo noodig verduidelijkt door schetsteekeningen van de plaats des misdrijfs. D e behandeling dezer zaken ter terechtzitting w o r d t hierdoor in belangrijke mate vergemakkelijkt.

D e hier uiteengezette oorzaken hebben tot gevolg dat bijna alle door de zelfbestuursrechtbanken en rechters be- handelde zaken door de veldpolitie worden aangebracht.

N i e t alleen de veldpolitie, maar ook de algemeene politie te M e d a n en te Bela w a n Deli (de stadspolitie- korpsen) heeft bemoeienis met de opsporing en vervol- ging van door zelfbestuursonderhoorigen gepleegde strafbare feiten.

D e hoofdplaats M e d a n bestaat voor een deel uit rechtstreeks bestuurd gouvernementsgebied en voor een deel uit indirect bestuurd gebied, ni. de kampongs K o t a Matsoen, w a a r de sultan van Deli zijn verblijf heeft en de kampong Soengei Kerah, w a a r het hoofd van de delische onderhoorigheid Soengei Kerah gevestigd is.

Zoo-wel in het directe als in het indirecte bestuurde gebied treedt de stadspolitie op, omdat het zelfbestuur, zooals gezegd, niet over een behoorlijk politiekorps beschikt en omdat in het indirect bestuurde gebied vele gouvernementsonderhoorigen gevestigd zijn.

Belawan Deli, een belangrijke oceaanhaven, eischt de

(36)

aanwezigheid van een behoorlijk sterke gouvernements- politiemacht. H i e r komt nog bij dat deze plaats door het zelfbestuur van Deli afgestaan is a a n het gouverne- ment, toen dit het havenetablissement ging inrichten. D e inlanders, gevestigd binnen de grenzen van het afgestane gebied, behooren ingevolge art. 15, lid 1, sub d van het po- litiek contract tot de rechtstreeksche onderhoorigen van het gouvernement, een aanleiding temeer tot de legering van gouvernementspolitie.

V a n deze statusverandering is overigens in de prak- tijk weinig merkbaar geworden. O o k na den afstand bleef het zelfbestuur de hier gevestigde inlanders als eigen onderhoorigen beschouwen.

Toen de ha vendirectie in later jaren te Bela w a n de malaria-bestrijding ter hand nam en daartoe terreinen, grenzende a a n het aan het gouvernement afgestane ge- bied, ging opspuiten, bleek het noodig een daarop voor- komende kampong te doen ontruimen. D e bewoners .—' zelfbestuursonderhoorigen —• verhuisden grooten- deels n a a r het gouvernementsgebied, w a a r inmiddels goede huizen gebouwd waren. E r is nooit a a n gedacht dat deze lieden door hun verhuizing ook van status ver- anderden, althans het zelfbestuur ging door met hen aan te slaan in de eigen belastingen. L a t e r viel de aan- dacht van de inspectie van financiën te M e d a n op de zaak; men trachtte toen in oude archiefstukken de ver- klaring van dezen toestand te vinden. Uit een gevoerde briefwisseling bleek dat de regeering reeds geruimen tijd tevoren had verklaard in de aldus gegroeide verhouding te zullen berusten.

(37)

D e hier uiteengezette verhouding te Medan en Bela- w a n Deli heeft voor europeesch bestuur en politie con- sequenties, die men vaak aarzelend trekt. D e bevolking in indirect bestuurd gebied leeft onder andere regelen dan die in direct bestuurd gebied. "Wat hier toegelaten is, behoeft het daarom ginds nog niet te zijn. Duidelijk bleek dit toen een politieke vereeniging, die door h a a r gestes de aandacht op zich had gevestigd, een besloten vergadering wilde houden. I n het direct bestuurde ge- bied kon dit niet verboden worden, doch het zelfbe- stuur, dat b e z w a a r had tegen het houden van die ver- gadering, verbood h a a r in het eigen gebied en riep de hulp van de gouvernementspolitie in om een eventueele overtreding van het verbod tegen te gaan. D e politie- ambtenaren, die niet dagelijks met zelfbestuursaange- legenheden te maken hadden, aarzelden a a n dit verzoek gevolg te geven, niettemin w a s datgene w a t van hen gevraagd werd, volkomen rechtmatig.

U i t het vorenstaande blijkt de noodzakelijkheid om de politieke contracten te herzien en in overeenstem- ming te brengen met de werkelijkheid.

Gedurende het voorloopig onderzoek worden de ver- dachten aangehouden, hetzij ten kantore van de stads- politie, hetzij in het kampement van de veldpolitie. E r is geen termijn voor deze aanhouding bepaald. I s het voorloopig onderzoek beëindigd —• waarbij in dringende gevallen, ter beoordeeling van den met het vooronder- zoek belasten ambtenaar, b.v. wanneer een getuige z w a a r ziek is of op sterven ligt of bij vertrek naar elders,

(38)

dien getuige den eed kan worden afgenomen *) •—< dan w o r d t de verdachte met de op zijn zaak betrekking heb- bende stukken a a n het zelfbestuur overgegeven. D i t stelt den verdachte, indien hiervoor termen zijn, in voor- loopige hechtenis ; hij w o r d t dan opgenomen in de land- schapsgevangenis.

N i e t in alle landschappen heeft men een regeling, waarbij is vastgesteld in welke gevallen de voorloopige hechtenis toegepast mag worden 2) (vgl. art. 498 van het Rechtsreglement voor de Buitengewesten). D a a r - door loopt de praktijk in de verschillende gebieden uit- een.

O v e r het al of niet verder vervolgen van een aanhan- gig gemaakte zaak beslist het zelfbestuur zelfstandig.

Als regel w o r d t het europeesch bestuur hierin niet ge- mengd. D e toezending van verdachten en stukken van voorloopig onderzoek door de politie a a n het zelfbe- stuur geschiedt dan ook gewoonlijk rechtstreeks, zonder dat het europeesch bestuur hierbij zijn bemiddeling verleent en gelegenheid heeft eerder dan het zelfbestuur van de onderzochte zaak kennis te nemen.

In de praktijk w o r d t de gouvernementspolitie niet ge- mengd in zaken, die de godsdienstige wetten en instel- lingen raken, b.v. klachten wegens overspel e.d. D e z e klachten worden ingediend bij de ambtenaren van het

x) Een dergelijke regeling is ingevoerd in de landschappen : Deli, Serdang, de Batoe Barasche, Karosche en Simeloengoensche landschappen.

2) Een dergelijke regeling is ingevoerd in het landschap Langkat, D e Batoe Barasche, Karosche en Simeloengoensche landschappen.

(39)

o.m. bij de zelfbestuursrechtbanken of bij de hoofden en door dezen onderzocht.

§ 4 . L a n d s c h a p s o n d e r h o o r i g e n .

Artikel 14 van de politieke contracten en artikel 13 van de zelf bestuursregelen 1927 ( S . no 190) bepalen over wel- ke personen de macht van het zelfbestuur zich uitstrekt.

Eerstgenoemd artikel bepaalt dat als landschaps- onderhoorigen worden beschouwd alle personen die in een landschap gevestigd zijn en niet krachtens artikel 15 tot de rechtstreeksche onderhoorigen van den lande worden gerekend.

Als rechtstreeksche onderhoorigen van den lande worden beschouwd:

a. europeanen en met dezen gelijkgestelden ;

b. vreemde oosterlingen (met inlanders gelijkgestelde personen) ;

c. inlandsche landsdienaren ;

d. inlanders, gevestigd binnen de grenzen der ter- reinen, die door het Zelfbestuur ter beschikking van den lande gesteld of a a n den lande afgestaan zijn of zullen worden; (nl. voor het leggen van bezetting, het opwer- pen van versterkingen en het oprichten van etablisse- menten).

e. inlandsche christenen, zoodra en voor zoover zulks door den Gouverneur-Generaal zal worden bepaald;

ƒ . inlanders van buiten het gewest, die zich tijdelijk in het landschap bevinden.

(40)

g. inlanders, die krachtens met hunne werkgevers op den voet der bestaande wettelijke bepalingen gesloten werkcontracten werkzaam zijn op de ondernemingen van handel, landbouw of nijverheid, zoomede bij de openbare werken en den aanleg en de exploitatie van spoor- en tramwegen in het gewest.

H e t in de tweede plaats genoemde artikel bepaalt dat het gezag van de zelfbesturen zich slechts uitstrekt tot zijne onderhoorigen, d.z. de personen, die niet vallen onder een der navolgende groepen :

a. europeanen en met dezen gelijkgestelden ;

b. vreemde oosterlingen, met uitzondering van vreem- de oosterlingen, die zich zoozeer met de inheemsche be- volking hebben vermengd, dat zij geacht kunnen worden daarin geheel te zijn opgegaan en van afstammelingen van leden van het zelfbestuur ;

c. inlands che landsdienaren ;

d. alle personen, gevestigd binnen de grenzen van door het landschap a a n het land afgestane öfter beschik- king van het land gestelde stukken grond;

e. inlanders van buiten het ge-west, die zich tijdelijk in het landschap bevinden;

ƒ . inlanders, die met hunne werkgevers werkovereen- komsten hebben aangegaan op den voet van de rege- lingen in zake de onderlinge rechten en verplichtingen van werkgevers en werknemers.

Uit deze bepalingen blijkt dat een groot aantal groe- pen a a n het gezag der zelfbesturen en dus ook a a n de jurisdictie der zelfbestuursrechtspraak onttrokken is.

(41)

V o o r sommige groepen is dit begrijpelijk, nl. voor die,

•welke onderworpen zijn aan een geheel ander recht als in de zelfbesturen geldt, de europeanen en •— behoudens enkele wettelijke uitzonderingen, die zich ter Oostkust niet voordoen •— de vreemde oosterlingen.

M e d e is de onttrekking begrijpelijk t.a.v. de inland- sche werknemers, die met hun werkgevers werkover- eenkomsten sloten en werkzaam zijn op ondernemingen van handel, landbouw of nijverheid, zoomede bij de openbare werken en den aanleg en de exploitatie van spoor- en tramwegen. H u n verhouding toch tot de werk- gevers, w o r d t niet door de zelfbesturen, maar door het gouvernement geregeld. E n niet alleen deze verhoudin- gen, maar alles w a t op dergelijke werknemers betrekking heeft, w o r d t beheerscht door westersche opvattingen en s t a a t in de nationale en internationale belangstelling.

Bovendien komen deze werknemers uit een ander deel van den archipel, staan dus vreemd tegenover de zelf- bestuurssfeer en worden door den a a r d van hun werk- zaamheid ook niet zoo licht daarin opgenomen. D e z e redenen leiden ertoe dat het gouvernement zich hun lot rechtstreeks aantrekt en dat zij gouvernementsonder- hoorigen blijven.

Minder sprekend is de uitzondering ten opzichte van de inlandsche landsdienaren gemaakt. Zij kunnen onder- scheiden -worden in twee groepen. O n d e r de eerste zijn te rangschikken de landsdienaren, die :

of financieel verantwoordelijk zijn a a n het gouverne- ment,

(42)

ôf belast zijn met het toezicht op de naleving van door het gouvernement vastgestelde bepalingen en de uitoefening der politie,

óf werkzaam zijn bij de landsverdediging.

O n d e r de tweede groep zijn te rangschikken de lands- dienaren, die zuiver administratieve werkzaamheden verrichten.

H e t ligt voor de hand dat de tusschen het gouverne- ment en de in de eerste plaats bedoelde landsdienaren bestaande band en de verantwoordelijkheid, die zij hier- door dragen, het gevolg medebrengt dat zij onderhoori- gen van het gouvernement worden.

V o o r de in de tweede plaats genoemde ambtenaren bestaat dezelfde verantwoordelijkheid niet; hun kwali- teit rechtvaardigt de onttrekking dus niet.

O o k de uitzondering van de inlanders, gevestigd binnen de grenzen van ter beschikking van den lande gestelde of a a n den lande afgestane terreinen lijkt min- der noodig, omdat de regeling van en de voorziening in de belangen dier inlanders ook van zelfbestuurswege geschieden kan. H e t bleek dan ook dat de praktijk zich a a n deze uitzondering niet stoort. *)

In de zelfbestuursregelen 1919 ( S . no 822), thans vervangen door die van 1927 ( S . no 190), w a s evenals in het boven aangehaalde artikel uit de politieke con- tracten, de mogelijkheid opengelaten om de inlandsche christenen a a n het gezag der zelfbesturen te onttrekken.

D e zelfbestuursregelen van 1927 bevatten deze mogelijk-

x) Zie blz. 32.

(43)

heid niet meer, omdat het aannemen van een anderen godsdienst niet van overwegenden invloed is op het recht, -waaronder men leeft.

D e uitzondering t.a.v. inlanders van buiten het ge- west, die zich tijdelijk in het landschap bevinden, mag eveneens minder noodzakelijk geacht worden. W a n n e e r zij gedurende dit tijdelijke verblijf met den rechter in aanraking komen, zal er wel nimmer sprake zijn v a n t o e - passing van regelen uit het adatrecht van de streek, w a a r zij thuis behooren en die het zelfbestuur van het landschap, w a a r zij zich tijdelijk ophouden, onbekend zijn.

H e t vorenstaande leidt tot de conclusie dat er aan- leiding bestaat om de hier besproken bepalingen te her- zien en alleen a a n het gezag der zelfbesturen te ont- trekken die categorieën van personen, voor wie zulks bepaald noodig is om de bovenaangegeven redenen, t . w . de europeanen, de vreemde oosterlingen, bepaalde cate- gorieën van inlandsche landsdienaren, alsmede de werk- nemers, die werkovereenkomsten aangingen onder poe- nale sanctie, een overigens uitstervende groep. Alle andere categorieën w a r e n te rangschikken onder de zelf- bestuursonderhoorigen.

§ 5 . O n d e r s c h e i d t u s s c h e n c i v i e l e e n s t r a f z a k e n . Prof. VAN VOLLENHOVEN wijst erop 2) dat een der grondgedachten van het wetboek van strafrecht voor Ned. Indië is dat het strafbare feit de overheid en het

*) Het Adatrecht van N . I . dl. 2, blz. 746.

(44)

landsbelang r a a k t . M . a . w . het s t a a t niet a a n den ge- laedeerde om te beoordeelen of zijn belangen door bet tegen hem gepleegde strafbare feit zoodanig getroffen zijn dat hij de hulp van de overheid inroept om het te bestraffen. O p een enkele uitzondering na — de zgn.

klachtdelicten, a r t t . 7 2 - 7 5 van genoemd wetboek —•

s t a a t zulks ter beoordeeling van de overheid. Krenking van persoonlijke belangen is in dezen gedachtengang tot algemeen belang gemaakt, waartegen de overheid w a a k t . N a a r indonesisch recht staat echter, evenals in civiele zaken, het persoonlijke belang van den gelae- deerde voorop, vandaar dat de inheemsche samenleving geen onderscheid ziet tusschen strafzaken en civiele zaken.

Ter Oostkust van Sumatra is weinig meer merkbaar van deze opvatting. H o e is dit te verklaren?

Elders zegt Prof. VAN VOLLENHOVEN dat in den schaars bevolkten maleischen rechtskring, met vele bij- woners, een krachtig en volledig adatrecht niet kan worden verwacht. x) H e t kan dus niet verwonderen dat van dit adatrecht weinig n a a r buiten bleek en dat onder den invloed van het gouvernement vele westersche opvat- tingen -werden overgenomen. Voortdurend drong het bestuur bij de zelfbesturen a a n op maatregelen, die een zoo groot mogelijke concordantie beoogden tusschen zelfbestuurs- en gouvernementsbepalingen 2), hetgeen echter nog niet zeggen wil dat al die bepalingen van vreemden oorsprong tot levend recht werden. D i t zal

!) H e t Adatrecht van N . I . , dl. 2, blz. 290.

2) Zie het overzicht, bijlage I .

(45)

in het vervolg nog blijken. E r is echter geen strijd ge- voerd, die leidde tot het verdringen van den adat. Veel- eer moet het gemis a a n krachtig levende adatregels de oorzaak zijn van het •—• zij het uiterlijk —• aanvaarden van regelingen van vreemden oorsprong.

D a t dit verschijnsel bij het civiele proces meer tot uiting komt dan bij het strafprocesrecht, is hieraan toe te schrijven dat, zooals werd opgemerkt in § 3, het vooronderzoek in strafzaken zoo goed als geheel in handen is van gouvernementsambtenaren en hun wijze van onderzoek voldoende waarborgen biedt dat met een hoofdzakelijk hierop gebaseerd vonnis genoegen kan worden genomen, al valt over de z w a a r t e van de straf soms te twisten. D i e waarborgen bestonden niet t.a.v.

het civiele procesrecht en deze leemte heeft men ge- meend te moeten aanvullen door de invoering van gou- vernementsregelingen te bevorderen.

Toch zijn er wel aanwijzingen w a a r u i t blijkt dat de oude opvatting niet geheel verdwenen is. In de land- schappen Asahan, Deli en de onderhoorigheid Padang, Langkat, Serdang en de Batoe Barasche landschappen wonen de dj aksa's alle zittingen van de groote kerapa- tans bij, zoowel die in strafzaken als die in civiele zaken.

Bij den gouvernementsrechter wonen de djaksa's alleen de strafzittingen bij. Hieruit blijkt dat een onderscheid tusschen beide soorten zaken niet gevoeld w o r d t en dat n a a r inheemsche opvatting de overheid in beide soorten van zaken een overeenkomstige t a a k heeft. In overeen- stemming hiermede bepalen de rechtsregelingen voor de landschappen Deli (en de onderhoorigheid Padang)

(46)

en Langkat, dat de djaksa een onderzoek moet instellen in alle bij de groote kerapatans ingediende klachten, zoowel civiele als crimineele.

D e djaksa moet beschouwd worden als een door de landschapsoverheid ingesteld orgaan, waarbij men in eerste instantie zijn beklag kan doen en dat verder zorgt dat de ontvangen klachten klaargemaakt worden voor behandeling door den rechter. In dit opzicht lijkt de rol, die den djaksa toebedacht is, op een deel van dien van den president van den landraad.

O o k bij de tenuitvoerlegging van vonnissen in burger- lijke zaken gewezen, is een zekere bestuursbemoeienis w a a r te nemen, dus weer anders dan bij de gouverne- mentsrechtbanken die, althans in beginsel, geen bestuurs- bemoeienis kennen. In het landschap Langkat zijn de drie pangerans, vertegenwoordigers van den sultan in de drie loehaks, belast met de tenuitvoerlegging van civiele vonnissen. Elders is wel bepaald dat het zelf- bestuur deurwaarders voor dit doel benoemt, maar in de praktijk zijn dit toch steeds personen, die werkzaam zijn op de inlandsche bestuurskantoren.

(47)

H O O F D S T U K I.

D E B E S T A A N D E

L A N D S C H A P S R E C H T S P R A A K .

Als algemeene regel geldt dat alle onderhoorigen van het zelfbestuur, voor alle zaken, onderworpen zijn a a n zijn rechtspraak (art. 19 der politieke contracten, art. 17 der zelfbestuursregelen 1927). O p dezen regel zijn uitzonderingen gemaakt (art. 16 der politieke con- tracten en het 2e lid van het genoemde art. 17 der zelf- bestuursregelen); de landschapsonderhoorigen staan voor den gouvernementsrechter terecht wegens :

a. misdrijven en overtredingen tezamen met gouver- nementsonderhoorigen gepleegd ;

b. misdrijven tegen het gouvernement of zijn recht- streeksche onderhoorigen, dan wel t.a.v. zijn eigen- dommen of die zijner rechtstreeksche onderhoorigen ge- pleegd. D e uitzondering gemaakt t.a.v. misdrijven tegen de rechtstreeksche gouvernementsonderhoorigen en hun eigendommen is vervallen in de politieke contracten van Asahan, Koealoe, Ledong en Siak Sri Indrapoera en komt ook niet voor in de zelfbestuursregelen ;

c. misdrijven en overtredingen t.a.v. de gouverne- mentsinkomsten ;

(48)

d. overtreding van de bepalingen op den in- en uit- voer en doorvoer van vuurwapenen, buskruit en ammu- nitie ;

e. misdrijven en overtredingen met betrekking tot tele- graaf lijnen en -kabels, hetzij deze liggen binnen het land- schap, hetzij daarbuiten;

f. overtreding van door den indischen wetgever vast- gestelde of nader uit te vaardigen verordeningen en be- palingen, die voor het landschap en zijn onderhoorigen van verbindende kracht zijn.

In de zelfbestuursregelen zijn de onder d\f opgesomde uitzonderingen samengevat t o t : overtreding van alge- meene verordeningen en gewestelijke keuren, die voor het landschap van verbindende kracht zijn. H e t hoofd van gewestelijk bestuur kan ni. de door hem vastgestelde keuren van toepassing verklaren in de landschappen met korte verklaring (art. 16 der zelfbestuursregelen 1927).

I n de landschappen met politiek contract doen de zelf- besturen dit op verlangen van genoemd bestuurshoofd (art. 18 der politieke contracten).

W ' a t betreft de burgerlijke zaken werden uitgezon- derd de rechtsvorderingen :

a. w a a r i n een of meer gouvernementsonderhoorigen als medegedaagden betrokken zijn;

b. welke gegrond zijn op de a a n de rechtsmacht van den zelfbestuursrechter onttrokken misdrijven en over- tredingen.

I n de zelfbestuursregelen worden bovendien nog uit- gezonderd de rechtsvorderingen tegen een landschap, zoomede die waarbij een vermogen dat gezamenlijk a a n

(49)

meerdere landschappen, of een dat a a n een gedeelte van een landschap toebehoort, is betrokken.

D e z e regelingen bakenen dus een tweetal terreinen af, dat van den gouvernementsrechter en dat van den zelf bestuursrechter.

A a n den eerste zijn voorbehouden alle rechtsgedin- gen ter zake van regelingen, die het gouvernement voor de zelfbesturen vaststelde. E n bovendien de berechting van alle misdrijven en overtredingen, w a a r i n het gou- vernement zelf, zijn eigendommen of inkomsten of w a a r i n gouvernementsonderhoorigen als medegedaag- den of medebeklaagden betrokken zijn.

D e vraag doet zich evenwel voor of deze onderschei- ding bestemd is om altijd gehandhaafd te blijven, of hier niet een weg open ligt om de positie der zelfbesturen te verstevigen door de grenzen der bevoegdheid van den gouvernementsrechter minder ruim af te bakenen.

M e t name zou het gezag van den zelf bestuursrechter winnen, wanneer men diens bevoegdheid uitbreidde en hem ook overliet de berechting der gedingen wegens over- treding van de door het gouvernement vastgestelde en voor de landschappen geldende regelingen. D e z e uit- breiding lijkt uitvoerbaar, mits een behoorlijk toezicht op deze rechtsbedeeling gewaarborgd is.

A a n den gouvernementsrechter blijven dan opgedra- gen de berechting der strafbare feiten, gepleegd tegen den lande, zijn inkomsten en eigendommen, omdat de hierbij betrokken belangen uitgaan boven die der zelf- besturen, die een locaal karakter dragen. O o k dient a a n deze voorbehouden te blijven de berechting der ge-

(50)

dingen -waarin een of meer gouvernementsonderhoori- gen tezamen met zelfbestuursonderhoorigen betrokken zijn. Een uitzondering zou op dit punt gemaakt kunnen worden voor een aan de rechtsmacht van den zelf- bestuursrechter onderworpen schuldenaar, die een gouvernementsonderhoorige tot borg heeft, een zgn.

strooborg. Zij zouden ieder aan hun eigen rechter onder- worpen kunnen blijven.

Vergelijkt men beide regelingen met elkander, dan blijkt verder dat, behalve een verschil in woordkeus, de zelfbestuursregelen bepalen dat rechtsvorderingen tegen een landschap, of die, waarbij het vermogen van een gedeelte van een landschap of die, w a a r i n een land- schap medegedaagde is, a a n de rechtsmacht van den zelfbestuursrechter onttrokken zijn. D e z e bepaling ontbreekt in de politieke contracten.

Bovendien bleek dat de contracten, onderling verge- leken, ook niet gelijkluidend zijn.

V e r d e r missen zoowel de contracten als de zelf- bestuursregelen een regeling voor het veelvuldig voor- komend geval dat iemand, die een strafbaar feit beging, daarna van status verandert en eerst gouvernements- onderhoorige dan zelfbestuursonderhoorige wordt of omgekeerd. Logisch lijkt het in een dergelijk geval zijn status op het tijdstip van het plegen van het strafbare feit den doorslag te laten geven.

Al zou men de nog bestaande bevoegdheidsgrens tus- schen gouvernements- en zelfbestuursrechter in beginsel ongerept willen laten, dan geven deze laatste opmer-

(51)

kingen nog voldoende aanleiding tot een herziening van de hier besproken regelingen.

§ 1. D o r p s r e c h t s p r a a k .

N a hetgeen medegedeeld werd omtrent de dorpen als rechtsgemeenschappen zal het duidelijk zijn dat alleen in die streken, w a a r de dorpen hun karakter als rechts- gemeenschap het meest ongerept behielden, w a a r de in- vloed van het vorstengezag het dorpsleven het minst aantastte, de dorpsrechtspraak als erkend instituut voorkomt. D i t zijn de bataksche landschappen en de bataksche achterwal der sultanaten, behalve die van het sultanaat Langkat. D e in 1893 hier nog voorkomende dorpsrechtspraak is sedert verdwenen x) en w o r d t in de voor dit landschap geldende rechtsregeling van 20 Juni 1905 niet meer genoemd.

M a a r ook in de streken w a a r de dorpsrechtspraak voorkomt, bleef zij niet onaangetast. W o r t e l e n d in het adatrecht en dus oorspronkelijk uitgeoefend door alle inlandsche rechtsgemeenschappen, werd zij onder gou- vernements- en zelfbestuursinvloed gedeeltelijk afge- schaft. Z o o erkent men de rechtsprekende bevoegdheid der bataksche wijkhoofden niet meer 2). M a a r zij blijkt een t a a i leven te hebben, w a n t in de Karolanden komt zij nog voor als bemiddelende rechtspraak 3).

x) Mededeelingen van het Encyclopaedisch Bureau, dl. I I , afl. 3, I e stuk.

Oostkust van Sumatra, blz. 188.

2) Mededeelingen van het Encyclopaedisch Bureau, dl. I I , afl. 3, I e stuk.

Oostkust van Sumatra, blz. 189.

3) Adatrechtbundel 33, blz. 216.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verplichte bijeenroeping van de algemene vergadering: beoordeling en afweging ten opzichte van andere actiemiddelen.. Het vraagrecht

Omdat lokale politieke partijen per definitie alleen actief zijn in één gemeente, zouden zij ten opzichte van landelijke partijen minder effectief kunnen zijn omdat zij

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Deze organisaties kunnen niet zonder meer doorsnee overheidsorganisaties worden beschouwd en een aantal karakteristieken van de marine (wereldwijde karakter van de

[r]

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

VOR DER, Assistent Ned.-Indisch Landsyndicaat, omgekomen bij torpedering in September 1944.. VAN, Opzichter