• No results found

Studies naar het ontstaan van stormvloeden in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Studies naar het ontstaan van stormvloeden in Nederland"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Studies naar het ontstaan van stormvloeden in Nederland

Een beknopt historisch overzicht tot 1980, met biografische aantekeningen

Inleiding J. D. van der Tuin

H et begrip ‘storm vloed’ is in ons land zo algemeen bekend dat het veel weg heeft van

‘w ater naar de zee dragen’ w anneer we proberen een N ederlander te vertellen wat een storm vloed is en hoe deze ontstaat. Schijn bedriegt o o k hier. Ais geen ander volk heb­

ben wij N ederlanders weliswaar ervaren wat overstrom ingen zijn, m aar welke rol de storm vloeden daarin spelen is velen niet echt duidelijk. Een overstrom ing kan het ge­

volg van allerlei factoren zijn, de storm vloed is er slechts één van. Toch worden storm ­ vloeden en overstrom ingen dikwijls in één adem genoemd, net zoals de begrippen

‘v u u r en brand’ of ‘geluid en lawaai’. Voor een goed begrip is het nodig om oorzaak en gevolg te k u n n en scheiden, dus: een overstrom ing kan veroorzaakt w orden door een storm vloed, m aar (gelukkig) heeft niet elke storm vloed een overstrom ing to t ge- volg.

Wat is een stormvloed? Een storm vloed is een com binatie van een d o o r het getij voort­

gebracht hoogw ater m et een door sterke w ind veroorzaakte opwaaiing van het water­

oppervlak. Storm vloeden kom en voor langs de kust, m et name daar waar de water­

diepte gering is en het uitgestrekte wateroppervlak aan langdurige sterke w ind wordt blootgesteld. In ons land hebben storm vloeden zich het sterkst doen gelden in de ri­

vierm ondingen en in de voorm alige Zuiderzee.

Storm vloeden laten zich m oeilijk voorspellen, ze laten zich lastig m eten en beschrijven en, eenm aal historie geworden, is het m oeilijk ze to t lering mee te laten tellen.

U it oude berichten kennen we de datering van talloze overstrom ingen. Vele ervan zul­

len het gevolg geweest zijn van storm vloeden. D at valt eerder op te maken uit de loka- ties van de calam iteiten dan uit de deskundigheid van de geschiedschrijver in kwestie.

Deze laatste im m ers werd m eer geïm poneerd d o o r de gevolgen die hij zag dan dat hij zich een goede voorstelling kon m aken van de oorzaak van het verschijnsel. Bovendien was de oorzaak iets abstracts dat niet in w oorden of beelden was uit te drukken. De gevolgen daarentegen waren concreet: ellende en ontreddering werden in alle toonaar­

den aan het papier toevertrouwd: dichters berijm den de gevolgen van een dijkbreuk alsof ze hoogstpersoonlijk in de bres waren gesprongen en tekenaars wisten nog eeu­

wen later de misère in beeld te breng en alsof deze zich voor hun eigen ogen voltrokken had. Resultaat hiervan is dat wij N ederlanders zeer veel literatuur geproduceerd heb­

ben over de gevolgen van storm vloeden, m aar de betrouw baarheid van zulke inform a­

tie is dikwijls twijfelachtig. M en hoede zich voor foutieve interpretaties van de dikwijls sensationele aantekeningen. Een afrekening hierm ee, tevens een zeer uitvoerige inven­

tarisatie van literatuur over de in ons land plaatsgevonden overstrom ingen is het onvol­

prezen werk van M .K .E . G o ttsch alk .1

Van heel andere aard is de literatuur over het ontstaan van storm vloeden ais fysisch verschijnsel. Deze is van recenter datum en gebaseerd op een andere filosofie: wie niet de veronderstelling accepteert dat bovenmenselijke krachten een storm vloed laten ont-

1 M aria K aro lin e E lisab eth G o ttsc h a lk ; ge­

b o ren te M ö n ch en -G lad b ach o p 28 o k to b e r 1912 en overleden te A m sterdam o p 14 sep­

te m b e r 1989. N a een lo o p b a an ais o n d erw ij­

zeres en lerares aard rijk sk u n d e begon zij in 1949 h a a r stu d ie sociale geografie in U tre c h t w aar ze in 1955 prom oveerde o p d e h isto ri­

sche geografie van w estelijk Zeeuws- V laanderen. Sinds 1958 w as zij ais w eten­

sch ap p elijk m ed ew erk er v o o r de h istorische geografie in U tre c h t en sinds 1962 o o k in A m sterd am w erk zaam w aar ze to t h aa r pen­

sio n erin g le cto r in de h isto risch e geografie

(2)

T ijd s c h rift v o o r W a terstaa tsg esch ie d en is 5(1996); w e b v e rs ie 2006

A fb. 1. R a m p ta fe re e l v a n ee n o v e rs tro ­ m in g in N e d e r la n d ,

2 J o n k h e e r Jaco b R e in b o u t T h e o d o o r O r tt; geb o ren te A m sterd am o p 30 n o v em ­ b er 1817 en overleden te ’s-G ravenhage o p 16 ju n i 1887. Was h o o fd in sp ec teu r-titu la ir van d e R ijksw aterstaat.

staan die eert overstrom ing to t gevolg kan hebben, tracht dit ontstaan óp rationele gronden te verklaren. Eerst in de 19e eeuw werden, gesteund d o o r waarnem ingen, stu­

dies verricht naar de fysische factoren die ais o orzaak van het verschijnsel ‘storm vloed’

kunnen worden aangem erkt. D it nu is het onderw erp van dit artikel; m aar eerst m eer over het verschijnsel zoals dat sinds m ensenheugenis werd ervaren door de bewoners van de lage landen aan zee.

Opwaaiing en afwaaiing

D o o r de geringe diepte van de N ederlandse kustw ateren blijkt de w ind een relatief gro­

te invloed te hebben op de waterstanden. Bij wat langer aanhoudende w ind blijft het zeeoppervlak ais gevolg van w indw rij ving niet horizontaal m aar w ordt het opgestuwd, een verschijnsel dat ‘opwaaiing’ w ordt genoemd. Deze opwaaiing veroorzaakt tegen­

krachten die een com penserende terugstrom ing over de zeebodem to t gevolg hebben zodanig en zo lang totdat er een evenwichtstoestand intreedt. Eén en ander is voor een doorsnede van een m eer in afbeelding 2 weergegeven.

Aan de andere zijde van het water, aan de lijoever, v indt het tegenovergestelde plaats:

een door ‘afwaaiing’ sterk verlaagde waterstand m et ais gevolg onvoldoende vaardiepte voor de schepen die in dat.geval stranden o f zelfs op het droge kom en te liggen.

In een voordracht op 26 april 1872 gehouden, in een vergadering van de Koninklijke A kadem ie van W etenschappen te A m sterdam , presenteerde J.R.T. O r tt2 resultaten van opwaaiingsmetingen verricht op diverse plaatsen langs de N ederlandse kust, op de voormalige Zuiderzee en het toen nog open IJ bij Amsterdam. H ij stelde vast dat de waterspiegel onder invloed van de w ind een helling aanneem t die steiler is naarm ate het water ondieper is. Bij zuidwestelijke w ind mat hij een opm erkelijke verlaging op het IJ doordat de afwaaiing ter plaatse kennelijk niet gecompenseerd werd d o o r het onderlangs terugstrom en van water. D it werd nam elijk verhinderd d o o r de ondiepte van het Pampus. Zo werd op 1 februari 1868 op het IJ een waterstand van slechts 2.63 m - A.P. gemeten!

(3)

w a t e r s p i e g e l z o n d e r w i n d

h o o g w a t e r

N A P

o p w a a i i n g

N A P

s t o r m v l o e d = h o o g w a t e r + o p w a a i i n g

N A P

H oe ontstaat een stormvloed?

De w aterstanden in de N ederlandse kustwateren worden beheerst door een com bina­

tie van zogenoem de astronom ische en meteorologische factoren.

D e astronom ische factoren veroorzaken een m in of m eer regelmatige rijzing en daling van h et w ateroppervlak, de getijbeweging. Deze beweging kan, ook op langere term ijn, goed voorspeld w orden m aar bij tijd en wijle op onregelmatige wijze w orden verstoord d o o r meteorologische factoren: w ind en luchtdrukverschillen. Zoals we in de vorige paragraaf reeds vaststelden, kan vooral de w ind aanzienlijke peilveranderingen veroor­

zaken, zowel in positieve ais negatieve zin (opwaaiing respectievelijk afwaaiing). De com binatie van een door het getij ontstaan hoogw ater m et een door storm veroorzaak­

te opwaaiing w ordt, wanneer het wateroppervlak boven een bepaald grenspeil3 stijgt, een storm vloed genoemd. Afbeelding 3 geeft het w aterstandsverloop tijdens storm ­ vloed weer ais som m atie van getij en opwaaiing. Valt een storm vloed samen m et een springtij, dan noem t m en het resulterend hoogw ater een springvloed.

A fb . 2 . D o o rs n e d e v a n een m e e r w a a rin o p w a a iin g e n s tr o m in g ais g ev o lg v a n w in d z ijn w eerg eg ev en .

A fb . 3 . D r ie d ia g r a m m e n w a a rin de w a te r­

s ta n d (v e rtik a a l) is w eerg eg ev en ais f u n c ­ tie v a n d e tijd ( h o riz o n ta a l): h e t g e tij, h e t w in d e ffe c t e n de s o m m a tie v a n b eid e.

3 H e t grenspeil is de w aterstan d die, statis­

tisch bepaald, eenm aal in de tw ee jaar w o rd t b ereik t.

(4)

T ijd s c h rift v o o r W a terstaa tsg esch ie d en is 5(1996); w e b v e rs ie 2006

MET ZOMERTIJD

A F E L S VOOR R L A N D

A fb . 4. V o o rk a n t v a n d e 10 0ste u itg a v e v an d e G e tijta fe is v o o r N e d e r la n d . © 1995 S d u U itg e v e rij-D e n H a a g

Eerste analyses van stormvloedwaarnemingen

H et was E. Engelenburg die ais eerste de invloed van het getij elimineerde bij zijn analy­

se van storm vloedw aarnem ingen over de jaren 1887 en 1888 te Vlissingen. Reeds sinds 1833 bevond zich hier een peilm eetstation waar de waterstanden op een peilschaal wer­

den afgelezen. H ij bepaalde van de.dagelijks gemeten hoog- en laagwaterstanden de ge­

middelde waarden, zogenaamde halftijwaarden. Zijn veronderstelling hield in dat af­

wijkingen ten opzichte van deze halftijwaarden veroorzaakt werden door wdnd en luchtdruk. Daarom correleerde hij elke berekende halftij waarde m et de dagelijks geme­

ten w indsnelheid, w indrichting en barom eterstand. N aast het verband dat hij vond tussen w indsnelheid en opwaaiing berekende hij een waterstandsverschil van 6 m m voor elk luchtdrukverschil van een mm kw ikkolom bij oostenw ind en zelfs 8 m m bij westenwind. De onderzoekingen d o o r Engelenburg hadden eerder een verklarend dan een voorspellend doei.

Getijtafeis ais hulpmiddel

Eerst in 1895 begon de Algemene D ienst van de Rijkswaterstaat m et de jaarlijkse uitga­

ve van getijtafeis. Deze geven voor diverse plaatsen langs de kust de door berekening voorspelde waarden en tijdstippen van hoog- en laagwater, gebaseerd op de stand van de voornaam ste getijverwekkende hem ellicham en, nam elijk de maan en de zon. D er­

gelijke getijtafeis worden nog steeds elk jaar uitgegeven, sinds kort ook onder de titel Getij-G enerator op floppy voor gebruik m et de PC.

Deze getijgegevens zijn dus uitsluitend op astronom ische en niet op meteorologische factoren gebaseerd. D aardoor bieden ze de m ogelijkheid om, d o o r vergelijking m et waargenomen waterstanden, de invloed van w ind en luchtdruk snel en eenvoudig vast te stellen.

4 J o n k h e e r Felix L ouis O r tt; geboren in G ro n in g en o p 6 ju n i 1866 ais zesde k in d van J.R .T . O r tt, overleden te Soest o p 15 o k to ­ b e r 1959. S tudeerde van 1883 to t 1887 aan de P oly tech n isch e S chool te D elft. Was van 1888 to t 1899 in g e n ieu r bij d e A lgem ene D ien st van de R ijksw aterstaat; zijn vo o r­

naam ste ta ak was h et b erek en en van getijta­

feis. In 1899 b rachten zijn levensbeschouw e­

lijke p rin c ip es h em in co n flict m et de taak ­ op v attin g b in n e n zijn w e rk k rin g en w erd hij d aarn a ais Felix O r t t v o o rm a n van idealisti­

sche bew egingen, red acteu r van h u m a n ita ire tijd sch riften , filo so o f e n a u teu r (van o n d er m eer een kin d erb ijb el).

5 P .H . G alle; geboren o p 18 ju n i 1873 en overleden o p 9 m ei 1934. Was van 1906 to t 1919 adjuncr-directeur van h e t K N M I te D e B ilt en van 1919 to t aan zijn d o o d d irecteu r van d e filiaa lin ric h tin g te A m sterd am . Legde g rote w erk zaa m h eid aan de dag in de weer- d ien st en de sto rm w aarsch u w in g sd ien st. P u­

b liceerde over cy clo n en en de invloed van h et w eer o p d e scheepvaart in o ceanen en tro p isc h e zeeën. H ij w erd o p 4 ju li 1918 b e ­ n o em d ais lid, later ais secretaris van de S taatscom m issie Z uiderzee. M ede v o o r het in die fu n ctie v errich te w erk w erd hem in 1932 d o o r Z K H p rin s H e n d rik de grote g ou­

den D e R uyter-m edaille uitgereikt.

H e t is de verdienste van de N ederlander E L . O r tt4 in 1897 zeer waardevolle gegevens te hebben gepubliceerd over de wetm atigheden die er bestaan tussen de opwaaiing enerzijds en de afm etingen van een open w ater en de w indsnelheid anderzijds. In tegen­

stelling to t Engelenburg beschikte hij wel over de gegevens van de getijtafeis. In plaats van m et halftijwaarden te rekenen kon hij zonder meer de waargenomen en voorspelde waterstanden vergelijken: de verschillen werden gecorreleerd m et w indsnelheid, w ind­

richting en barom eterstand. U it zijn analyse van w aarnem ingen, gedaan te IJm uiden en H oek van H olland, concludeerde hij dat er geen verschil is tussen de opwaaiing bij eb of bij vloed. D it betekent dat een peilverhoging ais gevolg van opwaaiing zonder meer opgeteld mag worden bij elke stand van het getij. Verder stelde hij vast dat de w ind een zekere tijd nodig heeft om de maximale opwaaiing te doen ontstaan. In zijn onder­

zoek vond O rtt voor dit tijdsinterval circa 6 uur. H et zal niem and verbazen dat ook de w indrichting van belang is; de windinvloed is het grootst in de w in d rich tin g en nihil in de richting loodrecht daarop. Tenslotte vond O rtt een kwadratisch verband tussen opwaaiing en w indsnelheid, m et andere woorden: een tweemaal zo grote w indsnelheid heeft een viermaal zo hoge opwaaiing tot gevolg.

Onderzoek na de stormvloed van 1916

In 1916 had op 13 en 14 januari een zware storm vloed grote overstrom ingen veroor­

zaakt m et nam e langs de kusten van de voormalige Zuiderzee. Bij de plannen to t afslui­

ting van de Zuiderzee rees dan oo k terecht de belangrijke vraag welke invloed een der­

gelijke afsluiting zou hebben op toekom stige storm vloeden langs de Friese en G ro­

ningse kust.

H et was P.H. Galle5 die in 1917 de resultaten van een belangrijk onderzoek hierover publiceerde ais rapport van de Zuiderzeevereniging. H ij ging voor 42 storm perioden u it het nabije verleden na hoe de gemiddelde luchtdrukverdeling was boven de oceaan in de omgeving van G root-B rittannië en Ijsland twee dagen en één dag vóór de storm ­ dag en op de storm dag zelf. H ij bewerkstelligde een volledige elim inatie van het getij

(5)

voor elk u u r van de dag d o o r toepassing van harm onische analyse van het getij. H et bleek dat d o o r het naderende w indveld dat bij deze luchtdrukverdelingen behoorde, o o k vóór de storm dag het zeewater reeds naar de N oordzee werd gestuwd; het zoge­

noem de ‘verwijderde effect’. In overeenstem m ing daarmee werd dan ook reeds vóór de storm dag gemiddeld een bepaalde opzet gevonden die niet verklaard kon worden uit de invloed van de lokale w ind alleen. Ter illustratie hiervan berekende hij voor de periode van 1 t/m 12 januari 1916 (de 12 dagen voorafgaand aan de eigenlijke storm ­ vloed), in welke periode er voortdurend buiig storm achtig weer uit zuidwestelijke en westelijke richting was, een gemiddelde waterstand te Elburg, Kraggenburg en Schok­

land van m aarliefst 0.71 m boven NAP. Tevens stelde hij vast dat het getij zich bij derge­

lijke hogere waterstanden sneller voortplant w aardoor ook de tijden van hoog- en laag- w ater vervroegd worden.

N aar aanleiding van dezelfde storm vloed in 1916 bracht een daartoe ingestelde com ­ missie in 1920 rapport uit van een grondig onderzoek naar de voortplanting van storm ­ vloeden op de Rotterdam se Waterweg. H iervoor waren de gegevens van honderd ver­

schillende dagen tussen 1887 en 1917 geanalyseerd w aaruit 2562 hoge waterstanden konden w orden gerelateerd aan de w indsnelheid en w indrichting, daarbij luchtdruk en verwijderd effect buiten beschouw ing te hebben gelaten.

D e resultaten van laatstgenoemde studie werden naderhand gebruikt door E. van Everdingen6 bij de opzet van een storm vloedwaarschuwingsdienst. Reeds in 1913 werd aan het K N M I en de Algemene D ienst van de Rijkswaterstaat opdracht verleend to t het ontw erpen van een storm vloedwaarschuwingsdienst. N a jarenlange proefnem in­

gen en regelmatige bijstelling van de instructie voor storm vloedw aarschuw m g werd de storm vloedwaarschuwingsdienst ais instituut bij ministeriële beschikking pas op. 22 septem ber 1938 ingesteld. D e leiding ervan was in handen van P.J. Wemelsfelder7 die in 1939 een voor die tijd bijzondere publicatie over een logaritm ische frequentieverde­

ling van storm vloeden het licht deed zien. Reorganisatie en een andere werkwijze, van de dienst volgden na de februari-ram p van 1953. De dienst behoort tegenwoordig to t het R ijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) van Rijkswaterstaat en is dus ais vanouds gevestigd in VGravenhage.

O p 4 juli 1918 werd de Staatscommissie Zuiderzee ingesteld, onder voorzitterschap van H .A . L orentz.8 D oei was de gevolgen vast te stellen van de afsluiting van de Zuider­

zee voor de waterstaatkundige toestand van het Waddengebied en voor de dijken van de aangrenzende provincies. De ingewikkelde waterbeweging vereiste een mathem a- tisch-fysische behandeling waarbij Lorentz zowel voor de getij beweging ais voor het stormvloedverschijnsel een effectieve berekeningsm ethode ontw ikkelde. H et gehele gebied van Zuiderzee en "Waddenzee werd daarbij geschematiseerd to t een netw erk van geulen en knooppunten. In dit verband m oet zeker ook het Werk verm eld worden van C.W. Lely9 die in 1921 prom oveerde op het onderzoek naar de invloed van de afsluiting op de storm vloedstanden langs de Friese kust. Bijzondere inbreng bij het rekenwerk had o o k J.T h. Thijsse10 die in 1919 ais tweede secretaris aan de Staatscommissie was toegevoegd en verantw oordelijk was voor de invoer van de meetgegevens. De bevindin­

gen van de Staatscommissie werden in 1926 gerapporteerd. M etingen verricht na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 bleken in goede overeenstem m ing te zijn m et ge­

noem de berekeningen.

Berekening van opwaaiing en stormvloeden

In 1935 besteedde het Internationaal Scheepvaartcongres speciale aandacht aan de fac­

toren die de w aterstanden op lange kanaalpànden beïnvloedden. D e N ederlandse ex­

pertise op dit gebied werd gerapporteerd door J.T h. Thijsse die de form ule presenteer­

de waarmee de opwaaiing kan w orden berekend uit w indsnelheid, w indrichting, waterdiepte en strijklengte.11 Gebaseerd op de eerder beschreven studies, werd deze praktische form ule door w aterloopkundigen dankbaar gebruikt en zelfs bekend ais ‘de form ule van Thijsse’.

6 E w o u d van Everdingen; geboren te D elft o p 26 feb ru ari 1873 en overleden te A m ers­

f o o rt o p 19 juli 1955. Studeerde vanaf 1891 wis- en n a tu u rk u n d e te Leiden en p ro m o ­ veerde d aar in 1897 o p ‘M etin g en over h et verschijnsel van H aii en de to en am e van d en w eerstand in h et m agnetisch veld’. Was van 1900 to r 1908 priv aat-d o cen t n a tu u rk u n d e , van 1905 to t 1938 h o o fd d ire cteu r van h et K N M I en van 1910 to t 1946 b u itengew oon h o o g leraar in de m eteorologie, klim ato lo g ie en oceanografie te U trech t.

7 P ieter Jaco b u s W em elsfelder; g eboren te G oes o p 18 n o v em b er 1907 en overleden te A im en o p 1 juli 1995. Studeerde in 1930 af aan de T H te D elft ais civiel-ingenieur en kw am ín d ienst van h e t W aterlo o p k u n d ig L a b o rato riu m te D elft. In 1934 tra d hij in d ien st van R ijks w aterstaat en was to t 1972 h o o fd van de H y d ro m etrisch e A fdeling van de D irectie W aterh u ish o u d in g en W aterbe­

weging. H ij was h et die in 1939 d e relatie tu s­

sen extrem e w aterstan d en en h u n kan s van v o o rk o m e n aan sch o u w elijk m aakte. D e o n tw ik k e lin g van m e th o d e n e n in s tru m e n ­ te n v o o r h e t m e ten van w aterstan d en , golven en getijden is één van zijn gro o tste verdien­

sten v o o r o n s lan d . ‘N ie t to t w eten z o n d e r m eten ’ en ‘één w aarn em in g is geen w aarn e­

m in g ’ zijn b ekende, van h em afkom stige zin ­ spreuken.

8 H e n d rik A n to o n L orentz; geboren te A m sterd am o p 18 juli 1853 en overleden te H aarle m o p 4 feb ru ari 1928. Studeerde w is­

en n a tu u rk u n d e te Leiden en prom oveerde e r in 1875 o p d e te ru g k aatsin g en b rek in g van lich t. Werd in 1877 h o o g leraar in de th eo retisch e n a tu u rk u n d e te Leiden w elke fu n ctie hij in 1912 neerlegde n a zijn b en o e­

m in g to t c u ra to r van h e t T eyler’s L ab o rato ­ riu m te H aarle m . ín 1902 w erd h em , sam en m et Z eem an, de N o b elp rijs v o o r n a tu u r­

ku n d e toegekend. Van 1918 to t 1926 was hij v o o rzitte r van de S taatscom m issie Z uider­

zee, o o k b ek en d ais de C o m m issie L o ren tz.

9 C o rn elis W illem Lely; geb o ren te D ev en ­ te r o p 9 ju n i 1885 ais zo o n van de bek en d e C o rn elis Lely en overleden te A in tre e (GB) o p 8 ap ril 1932. S tudeerde af aan de T H te D elft ais civiel ingenieur, tra d in d ien st van R ijk sw aterstaat en p ro m o v eerd e in 1921 o p de invloed van d e Z u id erzee o p de sto rm ­ vlo ed stan d en langs de Friese k u st. G ro o tste bek en d h eid v erw ierf hij e c h ter in 1926 ais o n tw e rp e r van de p la n n en te r v erb eterin g van de M aas; de u itv o erin g ervan heeft hij w egens zijn vro eg tijd ig overlijden ec h ter n ie t m ogen m eem aken.

10 Jo h an n es T h e o d o o r Thijsse; geboren te A m sterd am o p 11 ap ril 1893 ais z o o n van de bekende b io lo o g D r. Jae. P. Thijsse en over­

leden te Lisse o p 30 ap ril 1984. Studeerde in 1917 cu m lau d e af ais civiel in g e n ieu r aan de T H te D elft. In 1919 werd hij tijd elijk aange- steld ais in g e n ieu r bij de Staatscom m issie Z uiderzee, v eran tw o o rd e lijk v o o r de invoer van meetgegevens in d e b erekeningen die o n ­ d e r leiding van P ro f.D r. H .A . L o re n tz wer­

d en uitgevoerd en w aarv o o r hij in 1927 w erd on d ersch eid en . Van 1920 to t 1958 was hij w erk zaa m bij d e D ien st d e r Zuiderzeew er­

k en , laatstelijk ais hoofd in g en ieu r-d irecteu r w elke fu n ctie hij van 1927 to t i9 6 0 c o m b i­

neerde m et die van d ire cteu r van h et W ater­

lo o p k u n d ig L a b o rato riu m . In 1938 w erd hij b en o em d to t bu iten g ew o o n h o o g le raar en in 1946 to t gew oon h o o g le raar in de th e o re ­ tische en ex perim entele hydraulica aan de T H te D elft. H ij v erv u ld e d it hoo g leraar­

schap to t aan zijn p e n sio n e rin g in 1963.

11 S trijklengte; afstan d in de w in d ric h tin g w aarover w atergolven d o o r de w in d w o rd en opgew ekt.

(6)

T ijd s c h rift v o o r W a terstaa tsg esch ie d en is 5(1996); w e b v e rs ie 2006

A fb , 5 . S c h e m a tisa tie v a n h e t w estelijk W a d d en g eb ie d v o o r d e b e re k e n in g v a n g e­

tijd e n e n s to r m v lo e d e n d o o r de S ta a ts ­ co m m issie Z u id e rz e e .

12 Jo J o h a n n is D ro n k ers; geboren te P o o rtv lie t o p 24 m ei 1910 en overleden te ’s- G ravenhage o p 20 feb ru ari 1973, Studeerde van 1928 to t 1934 w is-en n a tu u rk u n d e te L eiden en tra d h ie rn a in d ien st van R ijksw a­

terstaat bij de S tudiedienst B enedenrivieren o n d e r leid in g van d r ir J o h a n van Veen. In 1939 pro m o v eerd e hij aan de U n iv ersiteit te Leiden o p ‘stratificeerbare congruenties*, een p u u r w isk u n d ig o n d erw erp. H ij was van 1949 to t 1963 w erk zaam bij de C en trale Stu­

diedienst (na 1959: D irectie W a terh u ish o u ­ d in g en W aterbew eging) o n d e r leid in g van ir J. B. Schijf. H ij had ais h o o fd w isk u n d ig e een b elan g rijk aandeel in d e voo rstu d ies vo o r h et D eltap lan . S inds 1963 was hij h o o fd van de W aterlo o p k u n d ig e A fdeling van de D elta­

dien st. In 1965 o n tv in g hij van h et K.I.V.I.

de C o n rad -m ed aille v o o r zijn bekende b o ek

‘T id al C o m p u ta tio n s ’.

13 Jan n is P iere rM az u re; g eboren te R o tter­

d am o p 24 dec em b er 1899 en overleden te V G ravenhage o p 3 n o v em b er 1990. Studeerde in 1923 af ais civiel in g en ieu r aan de T H te D elft. V errich tte zeer veel ‘Jangwi jlig' reken­

w erk v o o r d e S taatscom m issie Zuiderzee.

P ro m o v eerd e in 1937 o p de b erek en in g van getijden en sto rm v lo ed en o p b en ed en riv ie­

ren (w aaro n d er m e t nam e de Biesbosch).

Was van 1923 to t 1950 w erk zaam bij de D ien st d e r Z u id erzeew erk en en w as van 1950 to t 1964 h o o g leraar in de toegepaste m ech an ica aan de T H te D elft.

14 W illem F re d e rik Schalkw ijk; geboren te A m sterd am o p 22 april 1913 en overleden te E in d h o v en o p 4 feb ru ari 1989. Studeerde in 1940 af in d e wis- en n a tu u rk u n d e aan de V U te A m sterd am en was to t 1947 ais w eten­

schappelijk m ed ew erk er w erk zaam bij h e t K N M I te D e Bilt. P ro m o v eerd e in 1947 aan d e R U te U tre c h t o p h et o n d e rz o e k naar sto rm v lo ed en langs d e N ed erla n d se k u st.

Was van 1947 to t 1973 w erk zaa m ais h o o fd ­ fysicus bij N.V. P h ilip s te E in d h o v en en was van 1969 to t 1983 ais buiten g ew o o n ho o g le­

raar v erb o n d en aan de E c o n o m isch e F acul­

te it van de V U te A m sterd am .

15 jo h a n C h ris to p h Schönfeld; geboren te V lissingen o p 5 ju n i 1918. Studeerde in 1943 af ais n a tu u rk u n d ig in g e n ieu r bij P ro f.ir J .T h . Thijsse aan de T H te D elft o p een af­

stu d ee ro n d erzo ek over getijden. W erkte van 1943 to t 1948 bij de O ctro o iraad . D aarn a tra d h ij in d ienst van R ijksw aterstaat bij de C en trale S tudiedienst o n d e r leiding van ir J.B. Schijf. In 1951 pro m o v eerd e h ij aan de T H te D elft o p de v o o rtp la n tin g van getij­

d en en soortgelijke golven. N aast h y d ro d y ­ n am isch o n d erzo e k , o n d e r m eer van tu r b u ­ len tie en diffusie in zee, h ad hij een w erk­

zaam aandeel in de toepassing van de analoge rek en tech n iek en au to m atiserin g van reken­

w erk e n m etin g en . H ij w erd in 1965 be­

n o em d to t b u iten g ew o o n en in 1969 to t ge­

w o o n h o o g le raar in de A fdeling d e r Weg- en W aterb o u w k u n d e van de T H te D elft.

16 J o h a n van Veen; geb o ren te U ith u izer- m eeden o p 21 d ec em b er 1893 en overleden te V o o rb u rg o p 9 d ec em b er 1959. Studeerde

B orniif 12* \

27 c

276 9 a

Fieri; - 2,s0

G ronden H a r lin g e n

2 4 a

In 1935 vond J.J. D ronkers12 m et zijn zogenaamde ‘exacte m ethode’ een oplossing voor het probleem veroorzaakt d o o r de invloed van de bovenafvoer op de berekening van de getijbeweging op benedenrivieren.

Toepassing van de to t dusver vergaarde kennis over het ontstaan van storm vloeden én de voortplanting van getijden op benedenrivieren resulteerde in 1937 ín een proef­

schrift van J.P. M azure.13 In feite borduurde hij voort op de do o r Lorentz ontw ikkelde m ethode, maar dan speciaal toegepast op benedenrivieren.

Aan de verdere uitdieping van de theorie werd in belangrijke mate bijgedragen door W.F. Schalkw ijk.14 In zijn proefschrift (1947) geeft hij een gedegen historisch overzicht van vroegere studies, zowel in binnen- ais buitenland uitgevoerd en gaat uitvoerig in op het ‘verwijderde effect’. H ij verdeelde de N oordzee in twee vakken en bepaalde m et behulp van gemeten w aterstanden te H o ek van H olland de variatie van deze w aterstan­

den in afhankelijkheid van w indrichting en w indsnelheid in deze twee vakken en in een vak dat het Kanaal omvatte. Indien de variaties van de waterspiegel in afhankelijk­

heid van de w ind in de drie vakken eenmaal bekend waren, kon m et behulp van een voorspeld w indveld op de N oordzee en in het Kanaal o o k de waterstand te H o e k van H olland voorspeld worden.

Een belangrijke bijdrage aan de kennis van de voortplanting van getijden en andere lan­

ge golven werd in 1951 gepresenteerd in het proefschrift van J.C . Schönfeld15, met na­

me wat daarin de toepassing van de m ethode der karakteristieken betreft.

O ntw ikkeling van het getij-analogon

Reeds tijdens de Zuiderzee-studie constateerde Lorentz dat, bij benadering, de vergelij­

king voor de voortplanting van een getijgolf in een geul d o o r hetzelfde formalisme w ordt beschreven ais de vergelijking voor de voortplanting van een signaalgolf in een telecomkabel. E chter, voor toepassing van die analogie was destijds nog geen techniek voorhanden.

In een artikel in D e Ingenieur van 1937 heeft J. van Veen16 een analogie beschouwd tussen getijstrom en en elektrische strom en. D aarop heeft J.M . Burgers, in hetzelfde jaar en tijdschrift, een essentieel com m entaar gegeven. Van Veens opvatting van de ana­

logie was principieel ontoereikend doordat zijn vergelijking van een getijdenetwerk m et een elektrisch netw erk gebaseerd was alleen op de bewegingsvergelijking. De

(7)

-H O E K VAN H O L L A J

aM- continuteitsvergelijking17 had hij buiten be­

schouw ing gelaten en de analogie van de water- berging m et de elektrische capaciteit over het hoofd gezien.

Echter, het idee van een elektrische analogie heeft Van Veen niet losgelaten. In de veertiger ja­

ren was het technisch mogelijk om het voort- plantingssysteem van de getijgolf analoog- elektrisch te simuleren. Daarvan gebruik ma­

kende heeft H .J. S troband’8 een elektrisch ana- logon voor een getijdenetw erk ontw ikkeld.

M et deze ‘voorloper van de com puter’ werd dus voortgeborduurd op het principe waarbij een getijgebied w ordt geschematiseerd to t een net­

w erk van geulen en knooppunten. G ing het eer­

der om Zuiderzee en Waddenzee, nu betrof het de wateren van het N ederlandse Deltagebied.

H ierm ee was een belangrijke stap gezet in de aanpak van een complex rekenprobleem . H et analogon kreeg de vorm van een aaneenschake­

ling van elektronisch-gevarieerde elem enten voor capaciteit, zelfinductie en weerstand. Be­

gin 1953 was het analogon gereed voor een deel van het N ederlandse Deltagebied. N a de storm ­ vloed van 1953 werd besloten dit analogon uit te breiden to t het gehele Deltagebied, waarbij men de gebleken beperkingen in nauw keurig­

heid en in reproduceerbaarheid heeft geaccep­

teerd.

Te zelfder tijd werd besloten om bij de Centrale Studiedienst een analogon-rekenm achine te ontw ikkelen die zou m oeten voldoen aan hoge­

re eisen van nauw keurigheid en reproduceer­

baarheid, Deze m achine, D eltar genaamd, werd o ntw ikkeld door C .J.D .M . Verhagen m et th e o ­

retische ondersteuning door J.C . Schönfeld. De D eltar is van 1961 to t 1982 in gebruik Afb' b' Vakmdeiing voor de berekening

a J ° v a n s to r m v lo e d s ta n d e n te H o e k v a n H o l-

geweest. la n d v o lg e n s d e m e th o d e v a n S c h alk w ijk .

Onderzoek na de stormvloed van 1953

Zoals eerder de storm vloed van 1916 de afsluiting van de Zuiderzee belangrijk had bespoedigd, gaf ook de storm vloed van 1953 een doorslaggevende stoot to t de afsluiting van de zeegaten in het zuidwesten van N ederland, de D eltawerken. Zulke omvangrijke afsluitingswerken ku n n en niet verantw oord worden voorbereid zonder een goed in ­ zicht in het ontstaan en de voortplanting van storm vloeden en vorm en derhalve een sterke stim ulans v o o r het onderzoek.

O p 21 februari 1953 werd de Deltacom m issie ingesteld onder voorzitterschap van A .G . Maris, destijds directeur-generaal van Rijkswaterstaat. D oei was te onderzoeken welke waterstaatstechnische voorzieningen in de getroffen gebieden nodig waren en of daarbij o o k de afsluiting van de zeearm en wenselijk zou zijn.

H e t R ap p o rt D eltacom m issie verscheen in 1961 en bevat, in de delen 2, 3 en 4, u it­

voerige beschouwingen over storm vloeden en getijbeweging w aaronder bijdragen van eerdergenoemde onderzoekers D ronkers, Schönfeld, Stroband en Wemelsfelder. Bij h et M athem atisch C en tru m werd d o o r H .A , Lauw erier en zijn medewerkers ge­

w erkt aan num erieke m odellen voor storm vloeden op de N oordzee. D e resultaten hiervan werden o o k afzonderlijk gepubliceerd i n de artikelenreeks ‘H et N oordzee- probleem ’.

in 1919 af aan de T H te D elft ais civiel inge­

n ieu r, w erk te to t 1926 bij de P ro v in ciale Wa­

terstaat van D re n te en to t 1928 bij de S u ri­

naam se B auxiet M ij. In 1929 trad hij in d ienst bij h et arro n d issem en t D o rd re c h t van de R ijksw aterstaat; de to tsta n d k o m in g van de H ellegatdam was een ta stb aar resultaat van zijn o n d erzo e k in g en . In 1936 p ro m o ­ veerde h ij te Leiden o p ‘O n d erzo ek in g en in d e H o o fd e n in v erb an d m et de gesteldheid d e r N ed erla n d sc h e k u s t’. H ij was secretaris van de in 1929 o p g erich te S torm vloedcom - m issie en van de in 1953 o p g erich te D elta­

com m issie. In 1942 w erd hij b e n o e m d to t h o o fd van de stu d ied ien st van de D irectie Be­

n ed en riv ieren . K o rt n a 1953 w erd h e t o n d e r zijn beleid o n tw ik k e ld e analo g o n van het N ed erla n d se D eltagebied v o lto o id . Vanaf 1955 was hij h o o fd van de D irectie A lgem e­

n e D ien st en W aterh u ish o u d in g . H ij w o rd t algem een b eschouw d ais de geestelijke vader van h e t D eltap lan .

17 Z o n d e r h iero v er in detail te tred en , zij o p g em erk t d at beide vergelijkingen een o n ­ m isbare basis v o rm e n v o o r berek en in g en op d it gebied.

18 H e n ric u s Jo h a n n e s S troband; geboren te L eeuw arden o p 26 juli 1914 en overleden te B en n ek o m o p 7 o k to b e r 1985. Studeerde

(8)

T ijd s c h rift v o o r W a terstaa tsg esch ie d en is 5(1996); w e b v e rs ie 2006

A fb. 7. G e d e e lte v a n d e e lectrisc h e a n a lo g o n -re k e n m a c h in e , d e z o g e n a a m d e D e lta r , v o o r h e t b e s tu d e r e n v an d e w a te r­

b ew eg in g in h e t D e lta g e b ie d .

D e studies verricht vóór de storm vloed van 1953 waren vooral gericht op de verklaring van het verschijnsel storm vloed (het ontstaan). M et het oog op mogelijke herhaling en dus o o k ten aanzien van de noodzaak to t het treffen van technische maatregelen, was de aandacht nu vooral gericht op de m ogelijkheden om storm vloeden d o o r middel van berekeningen te kunnen voorspellen.

Beperkte het onderzoek zich aanvankelijk tot een directe vergelijking gebaseerd op een zeker evenwicht tussen w in d en waterstand, in w erkelijkheid is het verschijnsel storm ­ vloed aanzienlijk ingewikkelder. Zo speelt de factor tijd een bijzondere rol: de zee zal vaak niet voldoende tijd krijgen om een evenwicht van krachten te bereiken. O o k wrij- vingskraçhten langs de zeebodem en het Coriolis-effect (gevolg van de draaiing van de aarde) m aken het stelsel vergelijkingen waarmee gerekend m oet w orden erg ingewik­

keld. Pas in de tweede helft van de jaren zestig werd het, d o o r het gebruik van de com ­ puter, beter mogelijk om storm vloeden in al h u n com plexiteit te berekenen. H e t waren P. G roen en M, P. H . W eenink die een berekeningsm ethode uitw erkten waarbij het aan­

tal vakken, zoals d o o r Schalkwijk geïntroduceerd, werd uitgebreid en waarbij de oplos­

sing van de vergelijking m et acceptabele vereenvoudiging in principe voor de gehele k u s t , ja zelfs voor de gehele N oordzee gold.

in 1935 af aan de H T S ce L eeuw arden ais wa­

terb o u w k u n d ig e. Was to t aan zijn p en sio n e­

rin g on afg eb ro k en w erk zaam bij R ijksw a­

terstaat te ’s-Gravenhage, aanvankelijk bij de stu d ied ien st van de D irectie B enedenrivie­

ren o n d e r d r ir J o h a n van Veen. ín 1944 k reeg hij de leid in g van de rekenafdeling en o n tw ik k e ld e hij een elek trisch analo g o n v o o r de sim ulatie van de getijbew eging in h et N ed erla n d se deltagebied. W erd in 1956 h o o fd van d e rekenafdeling van de W ater­

lo o p k u n d ig e A fdeling van de D eltad ien st en k reeg in 1964 een nev en taak ais w etenschap­

p elijk h o o fd am b ten aa r A bij de T H te D elft.

V oor zijn b ijzo n d ere verdiensten w erd h ij bij zijn 25-jarig am b tsju b ileu m in 1960 o n d er­

scheiden ais R id d e r in de O rd e van O ra n je N assau.

O m in N ederland de coördinatie op dit gebied to t stand te brengen en te bevorderen, werd in 1968 de Raad van O verleg voor het Fysisch-Oceanografisch O nderzoek van de N oordzee ingesteld. H ieraan w ordt deelgenom en door K N M I, Rijkswaterstaat, Technisch-Physische D ienst T N O -T U D , Rijks Geologische D ienst, D ienst der H y ­ drografie van de K oninklijke M arine, N ederlands In stitu u t voor O nderzoek der Zee en 'W aterloopkundig Laboratorium .

E ind jaren zeventig werd overgegaan op voorspellingen m et een atmosferisch model dat d o o r het K N M I wás ontw ikkeld. Dergelijke m odellen bestrijken een zeer groot gebied, in feite de gehele wereld, en lenen zich dus voor voorspellingen op langere ter­

m ijn, zij het m et betrekkelijke nauwkeurigheid.

Latere ontwikkelingen

M athematisch-fysisch worden getijbeweging, storm vloeden en allerlei andere ver­

schijnselen m et betrekking to t de waterbeweging alle door hetzelfde stelsel differenti­

aalvergelijkingen beschreven, bekend ais de ‘ondiepwatervergelijkingeri. O ndanks de veelheid van toepassingen blijven er no g allerlei fundam entele vragen onopgelost lig­

gen. Eén daarvan is onze gebrekkige kennis van het turbulentieverschijnsel. T urbulen­

tie is een strom ingstype waarbij strom ing en drukverdeling op zeer onregelmatige wij-

(9)

ze fluctueren. D e wijze waarop dit verschijnsel in de berekeningen w ordt m eegenomen is m edebepalend voor de betrouw baarheid van de resultaten die uit de berekeningen volgen. N aast dergelijke fysische vraagpunten zijn er ook complicaties van model- technische aard die maken dat de studies naar het voorspellen van storm vloeden nog volop in ontw ikkeling zijn. H et schrijven van een recente historie van voorspel- lingsm ethoden valt dan o o k buiten het bestek van deze publikatie.

Literatuur

- D ronkers, J.J, ‘Een getijberekeningvoor benedenrivieren’, Delngenieur, 50 (1935), no. 34.

- D ronkers, J.J. en J.C . Schönfeld, ‘Tidal com putations in shallow w ater’, Proc.

A SC E , H ydr. D ivn., Separate 714, 1955, 50 p.

- D ronkers, J.J., Tidal computations in rivers and coastal waters. A m sterdam , N o rth - H olland Publ. Cy., 1964, 518 p.

- Engelenburg, E., ‘O ver den invloed van w indrichting en luchtdrukking op den zeespiegel’, De Ingenieur, 6 (1891), no. 39, p. 349-352.

- Everdingen, E. van, Annales de la Commission pour l ’étude des raz de marée. 4 (1933), p. 116-129.

- Gallé, P.H ,, Stormvloeden langs de Noordzee en de Zuiderzeekusten. Am sterdam , Zuiderzeevereniging, 1917, 54 p.

- G ottschalk, M .K .E ., Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland. Assen, Van G orcum , 1971-1977, 3 dln.

- Graphische voorstelling der waterstanden in de Zuiderzee bij Zeeburg, in het IJ voor Am sterdam en op R ijn la n d ’s boezem te Spaarndam van 1 Junij 1872 tot en m et 25 Maart 1876. Uitg. onbekend [±1876], 154 p.

- G roen, P., ‘T he K N M I-m ethod o f forecasting w ind induced sea level height distur­

bances’, Deutsche Hydrographische Zeitschrift, 14 (1961), no. 3, p. 93-98.

- Lauwerier, H .A ., ‘The N o rth Sea problem ’, Proc. KNAW, A 63, nos. 2-5, A 66, no.

2, 1960-1963, 8 din., 119 p.

- Lely, C.W., De invloed van de Zuiderzee op de stormvloedstanden langs de Friesche kust. Delft, proefschrift T H , 1921.

- M azure, J. P., De berekening van getijden en stormvloeden op benedenrivieren. Delft, proefschrift T H , 1937, 223 p.

- N iekerk, D.J. van, Kort overzicht betreffende ontstaan en werkwijze van de Storm ­ vloed Waarschuwingsdienst. ’s-Gravenhage, Algemene D ienst van de Waterstaat, m aart 1935.

- O rtt, F.L., ‘D e invloed van w ind en luchtdruk op de getijden’. ’s-Gravenhage, Verh.

Kon. Inst. van Ingenieurs 1896-1897, p. 117-130.

- O rtt, J.R .T ., ‘Eenige waarnem ingen en opm erkingen over het opwaaien van w ater’.

Am sterdam , Versl. en Med. Kon. Akad. van Wetenschappen, Afd. N at., 2e reeks, 6 (1872), 48 p.

- Schalkwijk, W.F., Onderzoekingen over stormvloeden. D e Bilt, K N M I, colloquium 19 feb. 1943, 7 p.

- Schalkwijk, W.F., A contribution to the study o f storm surges on the Dutch coast.

U trecht, RU, proefschrift, 1947, D e Bilt, K N M I, no. 125, 111 p.

- Schönfeld, J.C ., Propagation o f tides and similar waves. Delft, T H , proefschrift, 1951.

- Schönfeld, J.C . en H .J. Stroband, ‘Getij onderzoek do o rm id d el van de hydraulisch­

elektrische analogie’, Rapport Deltacommissie.'s-Gravenhage, Staatsuitgeverij, 1961, deel 4, bijdrage III.8, p. 211-230.

- Stormvloedrapporten. ’s-Gravenhage, R ijksinstituut voor Kust en Zee (R IK Z )/

Rijkswaterstaat, 1948 to t heden.

- Stroband, H .J., ‘D e voortplanting van het getij bepaald met behulp van de elektro­

techniek, met inachtnem ing van de kwadratische weerstandswet’, Polytechnisch Tijdschrift, 3 (1948), no. 45-46, p. B661-B667, no. 47-48, p. B 691-698.

- Thijsse, J.T h., Onderzoek betreffende den invloed van rijzingen en dalingen van den waterspiegel op lange panden van optredende (heerschende) winden op de scheepvaart

(10)

T ijd s c h rift v o o r W a terstaa tsg esch ie d en is 5(1996); w e b v e rs ie 2006

en op de in standhouding van de oevers. Brussel, 16e Int. Scheepvaartcongres, 1935, le Afd., le vraag, p. 30-33.

- T im m erm an, H ., Waterstanden langs de Nederlandse kust. D e Bilt, K N M I, Versl.

V-174, 1965, 36 p.

- T im m erm an, H ., ‘W indeffecten op de N oordzee’. In: O tto, L en M.P. Visser, H et K N M I en de zee 1950-1980. De Bilt, K N M I, Publ. nr. 157, 1980, p. 121-136.

- Veen, J. van, ‘G etijstroom berekening m et behulp van w etten analoog aan die van O h m en K irchhoff’, De Ingenieur; 52 (1937), no. 19, p. B73-B82. C om m entaar van J.M . Burgers: no. 28, p. B112-B113.

- Veen, J. van, ‘Electrische nabootsing van getijden’, De Ingenieur; 58 (1946), no. 2, p. B17-B20. C om m entaar van J.J. D ronkers: no. 8, p. B70-B73.

- Verslag van de Staatscommissie inzake buitengewoon hooge waterstanden tijdens den stormvloed van 13/14 januari 1916 voorgekomen op de in Zuidholland gelegen Bene­

denrivieren, meer bepaaldelijk op den Rotterdamseben Waterweg. ’s-Gravenhage, Gebr. J.& H . Langenhuysen, 1920, 3 dln.

- Verslag Staatscommissie Zuiderzee 1918-1926. ’s-Gravenhage, Algemene L andsdruk­

kerij, 1926, 345 p.

- Vreugdenhil, C. B., ‘N um erieke getijmodellen; na 25 jaar nog aktueel?’, N ieuw A r ­ chief voor Wiskunde, 30 (1982), no. 3, p. 167-194.

- W eenink, M.P. H ., A theory and method o f calculation o f w in d effects on sea levels in a partly-enclosed sea, with special application to the southern coast o f the North Sea.

U trecht, RU, proefschrift, 1959, De Bilt, K N M I, Med. en Verh. no. 73,1958, 111 p.

- W eenink, M .P.H . en P. G roen, ‘A semi-theoretical, semi-empirical approach to the problem o f finding w ind effects on water levels in a shallow partly enclosed sea’, Proc. Kon. Ned. Akad. van Wetenschappen, B 61, 1958, p. 198-213.

- Wemelsfelder, P.J., ‘W etm atigheden in het optreden van storm vloeden’, De Inge­

nieur, 54 (1939), no. 9, p. B31-B35.

- Wemelsfelder, P.J., ‘Klassificatie van storm vloeden’. Land en Water, 7 (1963), no. 1, p. 8-13, no. 2, p. 42-46.

Summary

This publication presents a brief historical survey of studies on the origin and com pu­

tation of storm surges in The N etherlands. Since times im m em orial, storm surges in the low countries by the sea form the subject of num erous historical records, journal articles, books and reports. Classical publications on storm surges do not treat their causes b u t th e ir effects: floods including all the damages and miseries involved, i.e.

storm-surge disasters. O n the o th er hand, m ore recent studies, especially o n the de­

velopm ent of predictive m ethods, have also been om itted in this publication. C losely related to th e studies described are the pro m in en t parts played therein by the research­

ers m entioned. It is for this reason th at some biographical data have been included.

Dankbetuiging

Bij de totstandkom ing van dit artikel heb ik dankbaar gebruik mogen maken van door onderstaande personen verstrekte informatie: D rs J. van den Borne van het C entraal Bureau voor Genealogie te D en Haag, de heer J. van der Lingen van het K N M I te D e Bilt, m evrouw J. Rousei van het RIK Z te ’s-Gravenhage, m evrouw H .C . Schalkwijk- van G eyt te Heeze, P ro f.D r.Ir J.C. Schönfeld te Nijensleek, m evrouw J. Stroband- H iensch te Veenendaal, P ro f.D r.Ir C.B. Vreugdenhil té Zeist, en m evrouw H . Wemelsfelder-van der Waa te Goes.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook bij die ex zullen het verdriet en de boosheid van je kind een rol in hun relatie spelen, en ook voor die andere ouder zal het niet meevallen om daarmee om te gaan – maar dat

Alvorens het traject van planontwikkeling te vervolgen en daartoe ook het overleg met de klankbordgroep (KBG), heeft Rijnhart Wonen de gemeente gevraagd kaders en..

droogte, vraat van verschillende vlinders, maar vooral ook van de eikenprachtkever, en verder de verzuring van bosbodems, waar- door bomen niet meer in staat zijn essentiële

pokkenuitbraak vanaf 1870, die aan circa 23.000 mensen het leven kostte, werd de inenting echter weer verplicht gesteld en mochten kinderen dus alleen nog naar school als ze daar

2.1 U bent verzekerd voor de kosten die u moet maken als de bruiloft door ziekte, ongeval of overlijden van één of meer personen die u heeft opgegeven op het aanvraagformulier -

Mensen die in armoede leven en die normaliter aanspraak zouden moeten kunnen maken op de goedkopere sociale huurwoningen, zijn dus feitelijk vooral aangewezen op de private

Wanneer u kiest voor minderwerk, kunt u geen aanspraak maken op het eerder opleveren van uw woning dan de geprognosticeerde oplevering... Hierbij dient u bij het (laten) uitvoeren

Voeg de Parmezaanse kaas en room erbij als de saus warm is, breng op smaak en laat verder opwarmen.. Verwarm de Ravioli gedurende