• No results found

g Ruimtelijke onderbouwing Mercuriusstraat-Ommelseweg inclusief bijlagen voorontwerp

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "g Ruimtelijke onderbouwing Mercuriusstraat-Ommelseweg inclusief bijlagen voorontwerp"

Copied!
259
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ruimtelijke onderbouwing

‘Woningbouw Ommelseweg/

Mercuriusstraat, Asten’

gemeente Asten

status: definitief

datum: 8 mei 2019

projectnummer: J184750

adviseur: BWE

(2)
(3)
(4)
(5)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ... 1

1.1 Aanleiding ... 1

1.2 Ligging en begrenzing plangebied ... 2

1.3 Vigerend bestemmingsplan ... 3

1.4 Leeswijzer ... 4

2 Beleid ... 5

2.1 Inleiding ... 5

2.2 Rijksbeleid ... 5

2.3 Provinciaal beleid ... 8

2.4 Gemeentelijk beleid ... 11

3 Projectprofiel ...16

3.1 Gebiedsbeschrijving ... 16

3.2 Plangebied ... 16

3.3 Projectbeschrijving ... 17

4 Sectorale aspecten ...21

4.1 Milieu algemeen ... 21

4.2 Bodem ... 21

4.3 Geluid ... 22

4.4 Luchtkwaliteit ... 23

4.5 Milieubescherming, veiligheid en overige zones ... 24

4.6 Externe veiligheid ... 24

4.7 Kabels en leidingen ... 25

4.8 Flora en Fauna ... 26

4.9 Archeologie en cultuurhistorie ... 29

4.10 Milieueffectrapportage ... 31

4.11 Waterparagraaf ... 32

5 Juridische opzet ...36

6 Haalbaarheid ...37

6.1 Financiële haalbaarheid ... 37

6.2 Maatschappelijke haalbaarheid ... 37

6.3 Conclusie ... 37

7 De procedure...38

8 Bijlagen ...39

(6)
(7)

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

(8)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

1

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Earth and Eternity (verder: initiatiefnemer) is voornemens om 17 levensloopbestendige en duurzame woningen met een positieve energiebalans, minimaal gelijkwaardig aan nul op de meter, en met in hoge mate de toepassing van circulaire bouwmaterialen en –technieken, inclusief bijgebouwen, infrastructuur en parkeerplaatsen te realiseren ter plaatse van het ‘binnenterrein’ tussen de Ommelseweg en de Mercuriusstraat te Asten.

Het plangebied van het planvoornemen is niet opgenomen in het bestemmingsplan ‘Woongebieden Asten’. In dit bestemmingsplan is de locatie een witte vlek. Hiervoor is het ontwerpbestemmingsplan

‘Ommelseweg’ in 2011 in procedure gebracht om woningbouw op deze locatie planologisch – juridisch mogelijk te maken. Vanwege de crisis is dit niet doorgegaan en is dit plan nooit vastgesteld. Hierdoor is het onderliggende bestemmingsplan ‘Liender I, 1982’ nog steeds van kracht.

Het nieuwe beoogde planvoornemen past niet binnen het geldende bestemmingsplan en wijkt ook af van de planologische-juridische mogelijkheden die het ontwerpbestemmingsplan ‘Ommelsweg’ biedt.

Dit betreft met name de situering van de woningen en het ruimtebeslag van de infrastructuur.

Vanwege deze strijdigheid is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.

De gemeente Asten heeft aangegeven in principe bereid te zijn medewerking te verlenen aan het planvoornemen. Om het planvoornemen mogelijk te maken is de gemeente voornemens om de herziening van het bestemmingsplan voor het planvoornemen te betrekken bij het eerste Verzamelplan 2019-2. voor het bebouwd gebied van 2019. Hierin wordt het planvoornemen planologisch-juridisch geregeld.

Ter verantwoording van het planvoornemen dient de formele aanvraag te zijn voorzien van een goede

ruimtelijke onderbouwing van het planvoornemen. Deze onderbouwing c.q. verantwoording voorziet

hierin.

(9)

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen binnen de kern van Asten. Meer specifiek betreft het plangebied het binnenterrein tussen de Ommelseweg en de Mercuriussstraat. De locatie wordt omgeven door woningen, waarbij de (semi)vrijstaande en twee-onder-een kapwoningen domineren. De achtertuinen van deze woningen aan de Mercuriusstraat en Ommelseweg vormen de begrenzing van het besluitgebied. Op korte afstand is voorts bedrijventerrein Molenakkers en de kern van Asten gelegen.

Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Asten, sectie G, nummers 4582, 4894, 4954, 4961,

4253, 4247, 5013, 5014, 5009, 3201 gedeeltelijk en 3202 gedeeltelijk.

(10)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

3

1.3 Vigerend bestemmingsplan

In 2011 is het ontwerp bestemmingsplan ‘Ommelseweg’ in procedure gebracht dat thans nog niet is vastgesteld. Derhalve zijn de regels van het voorgaande bestemmingsplan “Liender I. 1982” op het plangebied vigerend. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad op 28 april 1987 en goedgekeurd door G.S. op 11 augustus 1987 onder nummer 87.02226. Op grond van dit plan zijn voor onderhavige locatie de volgende bestemmingen van kracht:

- ‘eengezinshuizen in open bebouwing, klasse 2, met bijbehorende erven’;

- ‘eengezinshuizen in open bebouwing, klasse 3, met bijbehorende erven’;

- ‘garagebedrijf met bijbehorend erf’;

- ‘voor- of zijtuin, open erf’.

Het planvoornemen is in strijd met de voorgaande bestemmingen in verband met de situering van de woningen en de aanleg van infrastructuur, ontsluitingen en parkeergelegenheden op het achter- c.q.

binnenterrein. Een bestemmingsplanherziening is derhalve noodzakelijk om de woningbouw hier

planologisch – juridisch mogelijk te maken. De gemeente Asten biedt hiervoor de mogelijkheid door

middel van een zogenaamd Verzamelplan 2019-2.

(11)

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk worden eerst de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet. Daarna wordt een beschrijving van de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en het planvoornemen gegeven.

Vervolgens wordt aandacht besteed aan de verschillende sectorale aspecten, zoals Bodem, Wet

geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, flora en fauna, archeologie en water. Tenslotte wordt

er nader ingegaan op de haalbaarheid en de procedure die onderhavige ruimtelijke onderbouwing

doorloopt als onderdeel van het Verzamelplan 2019-2.

(12)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

5

2 Beleid

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. De voor het planvoornemen relevante beleidsdocumenten worden toegelicht.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:

 de veranderende behoefte aan wonen en werken;

 de mobiliteit van personen;

 economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw;

 de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;

 waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling;

 aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet worden vergroot;

 deregulering.

Betekenis voor het plangebied

Het planvoornemen is dermate kleinschalig en gelegen binnen het bestaande bebouwde gebied van de kern Asten dat het geen invloed heeft op de gestelde doelen van het Rijk. Daarnaast geeft het invulling aan de veranderende behoefte aan wonen en duurzame energiebronnen. Die woningen die gerealiseerd gaan worden zijn immers zelfvoorzienend (nul op de meter) door gebruik te maken van zonne-energie en gasloos te bouwen. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden, maar hierop juist aansluit.

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De SVIR (zie paragraaf 2.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor ruimtelijke plannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.

Betekenis voor het plangebied

Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 17 woningen op de locatie. Het planvoornemen heeft

geen invloed op de gestelde doelen van het Rijk maar draagt hieraan bij. Bovendien voorziet het Barro

niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het

planvoornemen geen beperkingen vanuit het Barro gelden.

(13)

2.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze Ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zodat de ruimte in stedelijke gebieden optimaal wordt benut. De Ladder is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid Bro). Kern van de Ladder is dat de stedelijke ontwikkeling op een locatie pas doorgang kan vinden als op regionaal niveau is aangetoond dat er daadwerkelijk een actuele behoefte aan is en dat de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied optimaal wordt benut. Van belang daarbij is of elders in de regio een soortgelijke ontwikkeling is gepland die reeds in de behoefte kan voorzien. In juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij de afzonderlijke treden zijn losgelaten. Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt nu als volgt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

De eerste en de tweede trede zijn samengevoegd en de derde trede is vervallen. De uitgebreide motivering is beperkt tot 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' buiten het bestaand stedelijk gebied.

Tevens is het begrip 'actuele regionale behoefte' vervangen door het begrip 'behoefte' en wordt een nieuw onderdeel toegevoegd waarmee het mogelijk wordt een dubbele Laddertoets bij flexibele planvorming te voorkomen. Uiteindelijk zal de gewijzigde Ladder via het invoeringsbesluit van de Omgevingswet worden ingevoegd in het Besluit kwaliteit leefomgeving. De strekking van de Ladder blijft daarbij gelijk. De Ladder-onderbouwing zorgt ervoor dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte én voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. Hieronder volgt een toetsing van het planvoornemen aan de nieuwe Ladder.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De Ladder-onderbouwing is verplicht voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen'. Voordat getoetst wordt of een voorziene ontwikkeling 'nieuw' is, dient te worden getoetst of deze ontwikkeling kan worden aangemerkt als een 'stedelijke' ontwikkeling. De definitie van 'stedelijke ontwikkeling' is: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1 lid 1 sub i van het Bro).

In de definitie voor stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1 lid 1 sub i van het Bro) is geen ondergrens opgenomen. Hieruit zou men kunnen concluderen dat iedere stedelijke ontwikkeling, hoe kleinschalig ook, valt binnen het toepassingsbereik van de Ladder. Echter, blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling, dat er wel sprake kan zijn van een voorziene ontwikkeling die te kleinschalig is om als nieuwe stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt. In de literatuur wordt er bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw zelfs gesproken over een daadwerkelijke ondergrens.

Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18-11-2015, ECLI:NL: RVS:2015:3542, r.o. 8.2.).

Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22-07-2015, ECLI:NL: RVS:2015:2329, r.o.

6.3).

(14)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

7

Wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte aan de woningen die mogelijk worden gemaakt bevatten. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkeling. Kort gezegd is de 'behoefte' het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). Een niet benutte wijzigingsbevoegdheid valt niet onder de harde plancapaciteit. De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld.

Bestaand stedelijk gebied

Indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling die buiten bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd dient uitgebreid te worden gemotiveerd waarom deze ontwikkeling niet mogelijk is binnen bestaand stedelijk gebied. Het bestaand stedelijke gebied is in het Bro gedefinieerd als 'het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.'

Het planvoornemen

Het voorliggend plan voorziet in de realisatie van 17 woningen. Het planvoornemen valt hierdoor onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling' (artikel 1.1.1 lid 1 sub i van het Bro). Gezien het aantal van meer dan 12 woningen is toetsing aan de ladder noodzakelijk. De behoefte dient aangetoond te worden. Het planvoornemen vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied van de gemeente Asten. Er wordt gebruik gemaakt van de beschikbare ruimte door de invulling van dit binnenterrein tussen de bestaande bebouwing van de kern Asten.

Aantonen behoefte

In de woonvisie 2010-2019 van de gemeente Asten, zie ook paragraaf 3.4.1, is de ambitie uitgesproken om positie als aantrekkelijke woongemeente te behouden en waar mogelijk te versterken de komende jaren. Onderdeel daarvan is dat gemeenten voor eigen behoefte voorzien in woningbouw. Om in de behoefte van Asten te voorzien is de onderhavige planlocatie destijds al opgenomen als woningbouwlocatie. Destijds werd er op de locatie eveneens een 17 tal woningen voorzien, waarbij er een iets andere verdeling beoogt was tussen seniorenwoningen en starterswoningen. Uitvloeisel daarvan was ook het destijds beoogde plan en het ontwerp bestemmingsplan dat daarvoor is opgesteld. Zoals reeds vermeld heeft deze ontwikkeling door de crisis geen doorgang kunnen vinden.

In de woningbouwbehoefte van Asten zijn nadien nog ontwikkelingen geweest, waarbij de woonvisie 2015 -2024 is opgesteld in navolging van de visie 2010-2019. Hierin werd ondermeer geconcludeerd dat de woningbouwopgave hoger is dan verwacht in 2009. Voor de kern Asten zou dit neerkomen op een ontwikkeling van 683 woningen voor 2030. Deze opgave is dus aanzienlijk. In deze woonvisies is tevens duidelijk de wens uitgesproken in te zetten op woningen voor starters, senioren en sociale huurwoningen.

Daarnaast zorgt de recente ambities op het gebied van energieneutraal wonen voor uitdagingen. Zo is in de Toekomstagenda Asten 2030 expliciet de doelstelling opgenomen om substantiële stappen te zetten naar een energieneutrale gemeente, waarbij zelfvoorzienende dorpen een speerpunt vormen.

Dit vraagt om woningbouwplannen die oog hebben voor duurzamheid.

(15)

Het planvoornemen past naadloos in de bovenstaande behoefte doordat het voornemen voorziet in de realisatie van levensloopbestendige woningen die daardoor enerzijds geschikt zijn voor een brede doelgroep en anderzijds op grond van de energiebalans minstens energieneutraal zijn. Daarnaast omdat het plan gelegen is binnen een bestaande stedelijke contour, die reeds is aangewezen als mogelijke woningbouwlocatie.

Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat voor onderhavig planvoornemen een dringende behoefte bestaat en dat het voornemen zowel politiek als sociaal-maatschappelijk wenselijk is.

Uitsnede structurenkaart structuurvisie

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

De Structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.

Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren.

De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten.

In de structuurvisie beschrijft de provincie ook vier ruimtelijke structuren: de groen-blauwe structuur,

het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Iedere structuur wordt verder

onderverdeeld in verschillende structuurvisiegebieden, waarvoor telkens het beleid en de ambities

uiteengezet worden. Asten is gelegen binnen de aanduiding 'kernen in het landelijk gebied'. Binnen

deze aanduiding wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en

voorzieningen). De stedelijke ontwikkelingen passen qua maat en schaal bij de kern. De

(16)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

9

ontwerpopgave hangt daarnaast samen met de historische gegroeide identiteit van de kern en omliggend landschap en met de fase van verstedelijking van de kern. De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van 'migratiesaldo-nul'. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen.

Onderling verschillen de kernen in het landelijk gebied van elkaar qua omvang, karakter en relatie met het omliggende landschap. In de SVRO wordt onderscheid gemaakt tussen suburbane kernen, dorpen en plattelandskernen. Onderhavig plangebied is gelegen binnen een plattelandskern.

Plattelandskernen zijn de kleinere kernen die meer onderdeel uitmaken van het omliggende landschap en dan ook een natuurlijke overgang naar het landschap hebben. Omdat deze kernen hun historische karakter, eigen identiteit en contrasten behouden hebben, zet de provincie in deze kernen in op het verweven van functies binnen de dorpse structuur.

Betekenis voor het plangebied

Het planvoornemen bestaat uit de realisatie van 17 duurzame levensloopbestendige woningen die daarnaast levensloop bestendig zijn. Aan het planvoornemen zal invulling worden gegeven door de woningen te situeren op het bestaande binnenterrein waarbij zal worden aangesloten op de bestaande ruimtelijke structuur. Dit gebeurd ondermeer door de woningen te situeren op lange, ruime kavels zoals in het gebied te doen gebruikelijk en te focussen op de uitstraling van de woningen die aansluit op de bestaande waarden maar desalniettemin een eigentijds karakter heeft. Derhalve vormt het planvoornemen binnen het bestaande bebouwd gebied geen aantasting van het landschap.

Uitsnede plankaart Verordening Ruimte

2.3.2 Verordening Ruimte Noord Brabant

De Verordening ruimte Noord-Brabant is de juridische vertaling van de Structuurvisie Ruimtelijke

Ordening en bevat derhalve onderwerpen die in de visie naar voren komen. De verordening bevat

algemene regels waaraan gemeenten zich dienen te houden bij het opstellen van

bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen waarbij afgeweken wordt van

bestemmingsplannen. Ook wordt in de Verordening ruimte geregeld op welke wijze het regionaal

(17)

ruimtelijk overleg, waarin afspraken worden gemaakt over verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen), wordt georganiseerd.

Naast deze direct bindende regels voor gemeenten kent de verordening ook een aantal bindende regels voor burgers. Door middel van deze regels wordt voorkomen dat ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden op het moment dat een bestemmingsplan van de gemeente nog niet is aangepast aan de Verordening ruimte.

Kernen in het landelijke gebied

In en rondom deze kernen staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal.

Voor deze kernen geldt in het algemeen dat er nieuwe woningen alleen mogelijk zijn als dat nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei. Dat wil zeggen dat nieuwkomers in de kernen en vertrekkende huidige inwoners niet meetellen (migratiesaldo-nul). Zoals reeds hierboven aangegeven.

Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling (uiteraard binnen de grenzen van wetgeving). Wel is in artikel 3.1 een aantal bepalingen opgenomen over zorgvuldig ruimtegebruik en de verantwoording die de provincie daarover vraagt aan gemeenten.

De provincie verwacht van gemeenten dat zij bij de ontwikkeling van woningbouwlocaties en het opstellen van gemeentelijke ruimtelijke plannen daarvoor rekening houden met de afspraken in het regionaal ruimtelijk overleg. Dit artikel bevat regels over de verantwoording bij bestemmingsplannen en andere planologische besluiten.

Hierbij is het nodig ook een relatie te leggen naar de bestaande harde plancapaciteit. Tevens moet uitdrukkelijk een relatie gelegd worden met regionale afspraken over de nieuwbouw van woningen.

Deze afspraken worden jaarlijks gemaakt en zo nodig herzien. Zij worden gebaseerd op de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose, zoals bepaald in artikel 35.6 van deze Verordening.

De afspraken hebben in ieder geval betrekking op de aantallen te bouwen woningen. Daarnaast kunnen de afspraken betrekking hebben op:

 de aard van de woningen voor bijzondere doelgroepen zoals ouderen, jongeren, zorgvragers, arbeidsmigranten, starters op de woningmarkt en in het bijzonder groepen met een lager inkomen;

 de aard van de woningen met betrekking tot de woningbouwcategorieën sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en particulier opdrachtgeverschap (zoals geregeld in artikel 3.1.2, eerste lid, Besluit ruimtelijke ordening);

 locaties waaraan in regionaal verband de voorkeur worden gegeven.

Betekenis voor het plangebied

Door het planvoornemen om binnen het bebouwd gebied van Asten 17 duurzame levensloopbestendige woningen te realiseren wordt tegemoet gekomen aan de regionale en gemeentelijke woningbouwbehoefte. Deze woningen zijn voor een brede doelgroep geschikt. Dit ondermeer door het levensloopbestendige en energieneutrale karakter van de woningen.

Door de woningen te realiseren op een binnenterrein, dat thans grotendeels braak ligt, en daarbij aan

te sluiten op de reeds bestaande ruimtelijke structuren wordt zorgvuldig ruimtegebruik geborgd. Het

planvoornemen is daarmee in overeenstemming met de bepalingen zoals opgenomen in de

Verordening.

(18)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

11

2.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Woonvisie 2010 - 2019

De gemeente heeft de ambitie de positie als aantrekkelijke woongemeente voor alle doelgroepen te behouden en waar mogelijk te versterken in de komende jaren. Om hier invulling aan te geven heeft de gemeente behoefte aan een actueel beleidskader op het terrein van wonen. Daarbij gaat het zowel om beleid voor de gehele gemeente als een perspectief op het wonen in de wijken van Asten en de kernen Heusden en Ommel. Met de Woonvisie heeft de gemeente, samen met andere partijen een goede basis om concrete woonprojecten op te pakken.

Om richting te geven aan de ontwikkeling van de gemeente, biedt de Woonvisie belangrijke handvatten. Het geeft een kwantitatieve en kwalitatieve inkleuring aan de woningbouwontwikkeling van de gemeente. Bepaalde groepen dreigen tussen wal en schip te vallen. Zij komen bijvoorbeeld niet aan bod door hoge koopprijzen of er is te beperkte keuzevrijheid in het aanbod.

De hoofdkern Asten en de kernen Heusden en Ommel vormen samen de gemeente Asten. De hoofdkern verschilt nogal van de overige dorpen en heeft een centrumdorps karakter, wat zich onder andere uit in omvang en voorzieningenniveau.

Het beleid van de provincie Brabant is er in beginsel op gericht om gemeenten te laten bouwen voor de eigen behoefte (zogenaamd migratiesaldo is 0). In de woonvisie wordt onderscheid gemaakt in additionele woningbehoefte, vervangingsbehoefte en wonen ten behoeve van volkshuisvestelijke ambities. Voor Asten is het voorgaande vertaald naar het zogenoemde 20-40-40 kader:

 ongeveer 20% van de nieuwbouw is bestemd voor starters;

 40% voor doorstromers met de oriëntatie op gezinswoningen;

 en ook nog 40% voor doorstromers, met de oriëntatie op zorgwoningen.

Waarbij dit kader geldt voor het bouwprogramma in de kern Asten in totaliteit en niet individueel per locatie of plan.

Voor Asten Noord geldt dat onderhavige locatie reeds is opgenomen in deze woonvisie:

“Naast het herstructureringsplan Bloemenwijk worden er in Asten Noord nog 16 nieuwbouwwoningen gerealiseerd aan de Mercuriusstraat-Ommelseweg. Het uitgangspunt van dit plan is het ‘bouwen voor de buurt’. Er is gekozen van een mix aan eengezinswoningen en geschikte zorgwoningen, waardoor senioren kunnen doorstromen en de vrijgekomen woningen weer beschikbaar komen voor doorstromers en starters”.

Betekenis voor het plangebied

In de Woonvisie 2010-2019 wordt de noodzaak benoemd om in Asten woningbouw te realiseren

waarbij in bepaalde verhoudingen wordt gericht op starters, gezinswoningen en zorgwoningen. De

onderhavige locatie is daarin specifiek als woningbouwlocatie opgenomen. De opzet van het plan wijkt

op dit moment enigszins af van de plannen ten tijde van het opstellen van de Woonvisie 2010-2019,

maar doet geenszins afbreuk aan de doelstelling om te ‘bouwen voor de buurt’. De te realiseren

woningen bieden namelijk de kans om levensloopbestendig te wonen (dat inspeelt op de behoefte

voor seniorenwoningen) en tevens om klimaatneutraal te wonen (dat inspeelt op de energieopgave

van de gemeente Asten en behoefte voor de klimaatbewuste inwoner van Asten om duurzaam te

kunnen wonen). Daarmee vormt het planvoornemen een belangrijke hoeksteen voor de

instandhouding van Asten noord en Asten in het algemeen als vitale kern.

(19)

3.4.2 Woonvisie gemeente Asten 2015-2024

Na vaststelling van de hiervoor beschreven Woonvisie 2010-2019 door de gemeenteraad op 3 november 2009 hebben op het beleidsterrein wonen veranderingen plaatsgevonden. Deze ontwikkelingen vormen de aanleiding om de gemeentelijke visie op onderdelen aan te passen. Voor dat doel is het document “Woonvisie gemeente Asten 2015 t/m 2024”, in de vorm van een uitgangspuntennotitie, opgesteld. De aangepaste Woonvisie fungeert als kapstok om invulling te kunnen geven aan de ambitie ten aanzien van wonen: de gemeente Asten als aantrekkelijke woongemeente voor alle doelgroepen.

Uit de laatste prognose van de provincie (2014) blijkt echter dat de bouwopgave hoger is dan in 2009 werd verwacht. Krimp van de bevolking komt pas in 2030 in zicht. De in de Woonvisie opgenomen kwantitatieve bouwopgave moet als gevolg daarvan aanzienlijk worden bijgesteld. Dit geldt ook voor de kwalitatieve bouwopgave. Aanpassing van deze opgave is nodig als gevolg van veranderingen op de woningmarkt door de economische crisis en recente wetswijzigingen op het gebied van wonen en zorg.

Deze ontwikkelingen zorgen voor een andere woningbehoefte. Ook de verplichte regionale afstemming als gevolg van de Provinciale Verordening Ruimte en de Ladder voor duurzame verstedelijking vormen aanleiding voor aanpassing van de Woonvisie. Regionale afstemming van lokale woningbouwprogramma's vindt plaats in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO). Alle gemeenten van het Metropoolregio Eindhoven gebied en de provincie zijn daarin vertegenwoordigd.

Asten richt zich op het realiseren van een woningvoorraad die past bij de woonbehoeften van de Astense bevolking, zowel kwantitatief (voldoende woningen) als kwalitatief (juiste woningen). Dit uitgangspunt geldt niet alleen voor de gemeente Asten als geheel maar ook voor de drie afzonderlijke kernen.

Het opstellen van een gemeentelijk woningbouwprogramma zonder regionale toetsing is verleden tijd.

Voor gemeentelijke plannen is het van belang dat voorgenomen ontwikkelingen voorzien in een regionale behoefte. Ook dienen ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied plaats te vinden. Pas als binnen bestaand stedelijk gebied geen geschikte locatie voorhanden is, is bouwen op een uitbreidingslocatie denkbaar.

De huidige Woonvisie kan in hoofdlijnen ongewijzigd blijven. Aan de vorm van volkshuisvestelijk beleid worden wettelijk geen formele eisen gesteld. Om deze redenen is de aanpassing van het beleid vervat in een uitgangspuntennotitie, genaamd “Woonvisie gemeente Asten 2015 t/m 2024”. Hierin zijn de uitgangspunten van het volkshuisvestingsbeleid voor de komende 10 jaar geformuleerd.

In de nieuwe Woonvisie staat dat 75% van de gemeentelijke taakstelling in de kern van Asten wordt gerealiseerd. Dit betekent dat tot 2030, 683 nieuwe woningen kunnen worden gebouwd.

Betekenis voor het plangebied

De actualisatie van de Woonvisie leidt tot een extra woningbouwopgave voor Asten. Dat betekent dat meer nog, dan reeds aangegeven onder de Woonvisie 2010-2019, de onderhavige inbreidingslocatie broodnodig zal zijn om Asten als vitale en kwalitatief aantrekkelijke woongemeente te bestendigen.

Het planvoornemen wordt daarnaast gekenmerkt door de geschiktheid voor een brede groep

woningbehoeftigen: zowel senioren die een levensloopbestendige woning zoeken, als gezinnen, alsook

klimaatbewuste Astenaren op zoek naar een duurzame woning. Deze elementen zorgen ervoor de

beoogde ontwikkeling uitstekend past in het woningbouwbeleid van de gemeente Asten voor de

komende jaren.

(20)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

13

3.4.3 Welstandsbeleid 2015

De bouwplannen voor de nieuw te realiseren woningen moeten worden getoetst aan het Welstandsbeleid. In dit beleidsstuk is de kern Asten verdeeld in tien welstandsthema's. Aan ieder thema zijn afzonderlijke afwegingscriteria gesteld waaraan een bouwplan moet voldoen. Het gaat daarbij om de ruimtelijke verschijningsvorm en beeldkwaliteit.

Kaart welstandsniveus Asten, uit Welstandsnota

Binnen het plangebied is één woning gelegen binnen het welstandsniveau 1 en de rest binnen welstandsniveau 2.

Niveau 1 en 2 Niveau 1

Binnen welstandsniveau 1 zijn In de eerste plaats die gebieden aangewezen die van cruciale betekenis zijn voor het totaalbeeld van de kernen en het landschap. Verder is niveau 1 toegekend aan gebieden met hoge cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige waarde.

Daarnaast is uit oogpunt van representativiteit niveau 1 toegekend aan objecten aan of duidelijk in het zicht van de hoofdontsluitingswegen. Niveau 1 is toegekend aan de volgende gebieden en bebouwing:

 Binnen 15 meter vanaf de voorgevelrooilijn en op hoekpercelen 15 meter vanaf de perceelsgrens van bebouwing in het centrum gebied in de kom van Asten dorp en de kernen als mede de voorzijden van bebouwing aan de historische uitvalswegen indien hier nog met regelmaat historische (vooroorlogse) bebouwing in aanwezig is.

 Binnen 15 meter vanaf de voorgevelrooilijn en op hoekpercelen 15 meter vanaf de perceelsgrens van instituten met cultuurhistorische waarde.

 Enkele cultuur historisch waardevolle gebieden in het buitengebied.

 De natuurgebieden in het buitengebied.

 Individuele monumenten en de directe belendingen.

(21)

 De zogenaamde “traditionele boerderijen” in het buitengebied. (niet op kaarten aangegeven). Een lijst is in bijlage 9.4 opgenomen. Niveau 1 geldt in voornoemde gebieden met inachtneming van hetgeen is vermeld in paragraaf 3.4.2.

Niveau 2

Onder dit niveau vallen de gebieden die om een zorgvuldige afstemming vragen van nieuwe bouwkundige ingrepen. Niveau 2 is van toepassing op de meeste coherente woon- werk- en leefomgevingen. Niveau 2 is toegekend aan de volgende gebieden en bebouwing:

 Binnen 10 meter vanaf de voorgevelrooilijn en op hoekpercelen 10 meter vanaf de perceelsgrens van woonwijken waarbij sprake is van een samenhangend bebouwingsbeeld.

 Binnen 15 meter vanaf de voorgevelrooilijn en op hoekpercelen 15 meter vanaf de perceelsgrens van instituten zonder noemenswaardige cultuurhistorische waarde.

 De groen parken en sportgebieden.

 Binnen 50 meter vanaf de as van de weg langs hoofdwegen, met uitzondering van de provinciale weg N279 en rijksweg A67. Buiten deze zone van 50 meter, de N279 en A67 geldt het gebiedsniveau.

Voor welstandsniveau 1 geldt dat voor alle aspecten, d.w.z. hoofdaspecten, deelaspecten en detailaspecten toetsing plaats dient te vinden. Voor welstandsniveau 2 geldt dat toetsing alleen vereist is voor de hoofd- en deelaspecten. Deze aspecten hebben betrekking op kwantitatieve aspecten zoals schaal, massa en situering alsook op kwalitatieve aspecten zoals gevelindeling, materialen en kleursetting.

Betekenis voor het plangebied

Door de overwegende ligging van het plangebied binnen welstandsniveau 2 dient het planvoornemen getoetst te worden aan de criteria voor hoofd- en deelaspecten. Voor de kavel aan de noordzijde geldt dat deze gelegen is binnen het welstandsniveau 1, waarvoor naast hoofd- en deelaspecten ook op detailaspecten dient te worden getoetst. Deze kavel blijft echter buiten het planvoornemen en zal door de gemeente separaat tot ontwikkeling worden gebracht. De woningen worden afgewerkt met een moderne architectuur en voorzien van alle noodzakelijk en duurzame installaties. Daarbij zal de definitieve afwerking worden uitgevoerd in overeenstemming met de in de Welstandsnota daarvoor opgestelde toetsingscriteria op hoofd-, deel- en detailniveau.

3.4.5 Toekomstvisie Asten: De Avance

In 'De Avance', vastgesteld door de gemeenteraad op 22 februari 2006, is voor de gemeente Asten een toekomstvisie vastgelegd. Het biedt een richtinggevend kader en tevens een toetsingskader voor wat wel en wat niet gewenst is met het oog op de toekomst. Daarmee wordt beoogd zowel kernwaarden te behouden, maar ook in te kunnen spelen op uitdagingen voor de toekomst. Dit heeft geresulteerd in het formuleren van een aantal strategische keuzen voor de toekomst:

 Asten kiest voor een bewuste en beheerste schaal- en kwaliteitssprong die het behoud en de versterking van wonen, werken en sociaal-maatschappelijke voorzieningen mogelijk maakt;

 Asten kiest daartoe voor het geconcentreerd benutten van de economische potenties die voortvloeien uit de ligging aan de A67;

 buiten het economisch ontwikkelingsgebied kiest Asten voor behoud en versterking van de bestaande omgevingskwaliteiten. De ligging tussen de armen van de Aa en de Astense Aa wordt ten volle benut;

 Asten richt zich in eerste instantie op de opvang van de lokale behoefte, maar waar opportuun zal zij zich ook inzetten om in de vraag naar recreatie en ontspanning van de regio Eindhoven- Helmond te voorzien.

In 'De Avance' worden de opgaven van de gemeente Asten op het gebied van wonen beschreven. Tot

de opgaven behoren het aanpassen van toekomstige woningbouw op de vraag, rekening houdend met

vergrijzing, en marktontwikkelingen. Hierbij wordt ook genoemd het doelgroepenbeleid voor starters,

(22)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

15

waarbij voldoende huurwoningen en goedkope koopwoningen centraal staan en ouderen, waarbij levensloopbestendige woningen belangrijk zijn. Eveneens wordt zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij kwaliteit en inpassing zowel aandachtspunt als opgaven.

Betekenis voor het plangebied

Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van 17 grondgebonden woningen met bijbehorende erf, tuinen, infrastructuur en parkeerplaatsen. De woningen zijn duurzaam van aard en bovendien levensloopbestendig. Daarmee bedienen zijn de lokale gemeenschap in Asten in de vraag naar woningen die beantwoorden aan zowel een duurzame woning op energiegebied alsook een duurzame woningen in termen van levensloopbestendigheid. Gezien het bovenstaande draagt het planvoornemen bij aan de opgaven en aandachtspunten geformuleerd in de toekomstvisie. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de realisatie van het planvoornemen past binnen de toekomstvisie van de gemeente Asten.

3.4.6 Toekomstagenda Asten 2030

Op 27 juni 2017 heeft de gemeenteraad van Asten de Toekomstagenda Asten 2020 vastgesteld in de raadsvergadering. Het doel van deze toekomstagenda is de manier van besturen binnen de gemeente Asten aan te laten sluiten bij de veranderende omstandigheden en bij de behoefte van de inwoners van de gemeente Asten. Centraal in de toekomstagenda zijn vier opgaven. Dit betreft de volgende opgaven:

 transformatie van het buitengebied;

 vitale kernen;

 centrumontwikkeling;

 klimaatbestendig en energieneutraal Asten.

De gemeente Asten wil graag een aantrekkelijke woongemeente blijven, hiervoor voert zij een flexibel woonbeleid. Verder wil de gemeente Asten de aantrekkingskracht voor mensen die graag rustig landelijk willen wonen, dichtbij stedelijke voorzieningen en werk versterken.

Betekenis voor het plangebied

Het planvoornemen kan een substantiele bijdrage leveren aan twee kerndoelstelling van de gemeente Asten. Allereerst is dat het vitaal houden van de kern. Door de realisatie van 17 woningen die levensloopbestendig zijn, zijn deze geschikt voor een brede groep Astenaren. De woningbouwvisies, hiervoor besproken, hebben daarbij ook expliciet de noodzaak voor woningbouw in Asten geschetst.

Het voornemen draagt daarnaast op een substantiële manier bij aan de realisatie van energie-neutrale

woningen die noodzakelijk zijn om aan de ambitie te voldoen van de gemeente Asten om stappen te

zetten naar een energie-neutrale gemeente. Daarbij is duurzaam en energie-neutraal wonen een van

de pijlers. De woningen voorzien daarmee ook in een alternatief voor de duurzame, klimaatbewuste

Astenaar die duurzaam wonen belangrijk vind en weet daarmee ook deze groeiende, gezien de

belangrijke positie die energietransitie maatschappelijk inneemt, groep te bedienen in hun

woonbehoefte. De ontwikkeling past daarmee zeer goed binnen de ambities die de gemeente Asten

uitspreekt in de Toekomstagenda Asten 2030.

(23)

3 Projectprofiel

3.1 Gebiedsbeschrijving

Het plangebied wordt zoals reeds aangegeven begrensd door de Ommelseweg en de Mercuriusstraat.

De twee straten verschillen enigszins qua karakter. De Ommelseweg betreft een uitloper van een historisch lint, waarbij de bebouwing bestaat uit halfvrijstaande en vrijstaande woningen en een gedifferentieerde verschijningsvorm qua architectuur, bouw- /goothoogte en kapvorm. De bebouwing aan de Mercuriusstraat daarentegen bestaat overwegend uit grondgebonden eengezinswoningen uit de jaren ’70 van de vorige eeuw. Meer specifiek betreft het halfvrijstaande en vrijstaande woningen met twee bouwlagen op vaak diepe kavels.

In de directe omgeving van het plangebied is voorts het bedrijventerrein de Molenakkers gelegen dat zich kenmerkt door een verscheidenheid aan bedrijven. Over het algemeen omvatten deze bedrijven een loods met aan de voorzijde een kantoorruimte. Het bedrijventerrein wordt voorts gekenmerkt door eenduidige bouwvolumes van wisselende schaal, eenvoud in vormgeving en een sobere afwerking met divers materiaalgebruik. De hoogte van de bedrijfsgebouwen achter de Ommelseweg bedraagt overwegend 6 meter. Het open bedrijfsterrein is veelal in gebruik als parkgelegenheid, eventuele groenvoorzieningen en opslag van goederen.

Ten slotte is aan de Mercuriusstraat 35 het speelgoedmuseum “De Speeldoos” gevestigd.

3.2 Plangebied

Het plangebied zelf is momenteel volledig braakliggend. De voormalige bebouwing is gesloopt. Door de buurt wordt het braakliggende plangebied deels gebruikt als speelveld.

Het plangebied betreft een open plek c.q. binnenterrein waaraan de woningen gelegen aan de Mercurriusstraat en Ommelseweg met hun achteruinen grenzen. Het geheel heeft een groene uitstraling door beplanting.

De achterzijde van de woningen aan de Ommelseweg en de Mercuriusstraat hebben een ongeordende

uitstraling. Het braakliggende binnenterrein wordt door enkele aanwonenden gebruikt voor opslag en

als extra tuin. Bovendien worden verschillende soorten erfafscheiding gebruikt.

(24)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

17

3.3 Projectbeschrijving

3.3.1 Planvoornemen

Initiatiefnemer is voornemens om 17 woningen te realiseren. Dit betreffen woningen die in beginsel levensloopbestendig zijn en derhalve geënt zijn op duurzaamheid. Uitgangspunt daarbij is een positieve energiebalans, minimaal gelijkwaardig aan nul op de meter, en met in hoge mate de toepassing van circulaire bouwmaterialen en –technieken. Het plan beoogt daarmee en oplossing voor het thans rommelige verschijning van het plangebied waar schaal, gebruik en omvang conflicteren alsmede een aanzienlijke stap in de richting van duurzaamheid op het gebied van woningbouw in de gemeente Asten. Door de realisatie van deze woningen wordt beter aangesloten op de bestaande bebouwingsstructuur, een oplossing gecreëerd voor het braakliggende terrein en daarmee het realiseren van een ruimtelijke kwaliteitswinst.

Impressie inrichting plangebied (bovenaanzicht)

Het levensloop bestendige karakter van de woningen houdt niet zondermeer in dat deze woningen kunnen worden aangemerkt als seniorenwoningen. De woningen beogen een laag energieverbuik, eigen energieopwekking, fijn binnenklimaat en woonautomatisering te combineren. Gelijkvloers wonen behoort daarbij eveneens tot de mogelijkheden.

Het betreft vrijstaande woningen op een perceelgrootte van tussen de 220 en 400 vierkante meter.

De woningen worden binnen de architectonische kaders, zoveel mogelijk naar de specifieke wens van

de kopers, gerealiseerd. Dit betekent woningen met een woonoppervlak tussen ca. 110 en 200

vierkante meter en corresponderende inhoud tussen de 400 en 600 kubieke meter. De woningen

(25)

worden volledige afgewerkt opgeleverd met alle technische installaties, zonnepanelen, vloeren, wanden, plafonds, keuken en sanitair. Daarnaast kunnen potentiële kopers ervoor kiezen om ook de tuin te laten aanleggen.

De woningen krijgen een moderne architectuur. Alle noodzakelijke voorzieningen zijn op de begane grond mogelijk. Op de verdieping is een extra slaapkamer, badkamer en bergruimte voorzien. De woningen worden met een flauw hellend dak afgewerkt en hebben een goothoogte van 5 meter, een maximale bouwhoogte van respectievelijk 7 meter en 8,5 meter afhankelijk van de dakrichting t.o.v.

de hoofdmassa. Alle dakhellingen zijn in zuidelijke richting gepositioneerd. Daarnaast worden de woningen opgetrokken uit circulaire bouwmaterialen en – technieken.

Inrichting plangebied

Onderstaande afbeelding met betrekking tot de inrichting geeft de beoogde situatie weer en de kavelindeling. De planopzet beoogt om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande ruimtelijke woonstructuren en tevens een specifiek eigen karakter te borgen waarbij comfortabel en eigentijds wonen centraal staat. In dat kader is ervoor gekozen om diepe kavels te hanteren die aansluiten op de aangrenzende kavelstructuur aan de Mercuriusstraat en Ommelseweg. Ook de keuze voor vrijstaande woningen borgt dit karakter. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de kavel gelegen direct aan de Ommelseweg, op de afbeelding hieronder rechtsboven gelegen met de groene kleur, buiten het planvoornemen zal blijven en door de gemeente separaat van dit plan zal worden ontwikkeld.

Het terrein zal voorts worden ingericht met hagen en vrijstaande bomen om een sfeervol, gemoedelijk karakter te waarborgen.

Inrichting plangebied (schematisch)

Daarnaast is het plangebied ook voorzien van groeninrichting. Zoals op de impressie van het

plangebied is te zien, is er gekozen voor diverse bomen waarbij er voldoende ruimte is geborgd tussen

de woningen, straat en de bomen onderling. Ook is er een binnenterrein gerealiseerd waar groen en

(26)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

19

bomen zullen worden aangelegd. Indien er een toegang naar een woning over dit binnenterrein loopt, wordt dit semi verhard. Dit binnenterrein doet tevens dienst als buffer voor hemelwater tijdens piekafvoer. De erfscheidingen met de openbare ruimte worden uitgevoerd in hekwerk met hedera haag.

3.3.2 Ontsluiting en parkeren

Ontsluiting

Het plangebied zal worden ontsloten op de Ommelsweg. Het plangebied vanaf de doorgaande weg via twee ontsluitingswegen te bereiken die in een u-vorm door het plangebied lopen. De meeste woningen liggen direct aan deze weg. Daarnaast zal er een doodlopende aftakking worden gerealiseerd waarmee de resterende woningen worden ontsloten. Zie hiervoor ook bovenstaande afbeelding met betrekking tot de inrichting van het plangebied. In voorgaande afbeelding van de inrichting van het plangebied is ook de rijrichting aangegeven. Ter hoogte van de delen waar tweerichtingsverkeer mogelijk is, resulteert dit in een wegbreedte van 4,8 meter. Ter hoogte van eenrichtingsverkeer is de wegbreedte 3,8 meter. Dientengevolge wordt de verkeerscirculatie geoptimaliseerd voor bestemmingsverkeer van grotere voertuigen zoals onder andere pakketdiensten en vuilophaaldiensten en worden verkeersopstoppingen voorkomen.

Parkeren

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van verkeer en parkeren gekeken naar verschillende beleids- en toetsingskaders, namelijk:

 CROW (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek). Het CROW is een nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Een stichting die zich bezighoudt met kennisvergaring en kennisverspreiding voor mensen, organisaties, partijen en overheden die zich bezighouden met de openbare ruimte.

 ASVV; de ASVV is een door het CROW uitgebracht boek met aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom. Het bevat aanbevelingen op alle mogelijke terreinen betreffende wegen binnen de bebouwde kom vanaf planvoorbereiding tot en met onderhoud, zoals dwarsprofielen, parkeervoorzieningen, verkeerdrempels, etc.

 Publicatie CROW 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012). Deze publicatie geeft tijdig inzicht in de verwachte hoeveelheid gemotoriseerd verkeer en het benodigde aantal parkeerplaatsen zodat deze tijdig kunnen worden meegenomen in het ruimtelijk-ordeningsproces.

Op deze wijze kan tevens een zorgvuldige afweging worden gemaakt.

Door de gemeente Asten zijn in 2016 parkeernormen opgesteld waarbij zoveel als mogelijk aansluiting

is gezocht bij de parkeernormen zoals die gesteld zijn in de publicaties van het CROW (publicatie 317)

en de ASVV. Hieronder volgt een overzicht van de parkeernormen ten aanzien van wonen.

(27)

Het plangebied is gelegen in het gebied “rest bebouwde kom”. Hier geldt een norm van 2,3 per vrijstaande koopwoning. In het onderhavige geval impliceert dit 40 parkeerplaatsen. In onderhavig planvoornemen is voor iedere kavel een separate parkeerplaats voorzien. Daarnaast zijn er in het plangebied nog 23 resterende vrije parkeerplekken beoogd. In totaal voorziet het planvoornemen daarmee in 40 parkeerplekken en kan aan de parkeernorm worden voldaan.

3.3.3 beeldkwaliteit

Het planvoornemen voorziet zoals gezegd in de realisatie van 17 duurzame levensloopbestendige woningen op een thans braakliggend binnenterrein. Uitgangspunt bij de realisatie van deze woningen is dat deze duurzaam en levensloopbestendig zijn, maar ook dat deze zodanig worden gerealiseerd dat deze aansluiten bij de bestaande bebouwingsstructuren. Dit gebeurt ondermeer door de moderne architectuur van de woningen.

Door de situering van de woningen ontstaat een reguliere achterkant/achterkant situatie door de

tuinen van de te realiseren woningen aansluiten op de tuinen van de reeds bestaande woningen aan

de Mercuriusstraat en Ommelseweg. Deze situering zorgt ervoor dat de te realiseren woongebouwen

op voldoende afstand zijn gelegen van de bestaande woongebouwen en derhalve geen bedreiging

vormen voor de mate van privacy en bezonning die deze woningen thans genieten. Wat daarbij ook

een rol speelt is de beperkte hoogte van de te realiseren woningen en het overwegend leven van de

bewoners op de begane grond omdat deze levensloopbestendig worden ingericht. Het planvoornemen

voorziet daarmee in een reguliere woonsituatie waarbij de aspecten bezonning, privacy en

beeldkwaliteit in voldoende mate geborgd worden.

(28)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

21

4 Sectorale aspecten

4.1 Milieu algemeen

Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen.

4.2 Bodem

Voor het toekennen van nieuwe bestemmingen en voor bestemmingen die nog niet zijn verwezenlijkt moet inzicht worden gegeven in de bodemkwaliteit. Aangetoond moet worden dat de locatie in milieuhygiënisch opzicht geschikt is voor de beoogde bestemming. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen, die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt, onderzocht moet worden.

Betekenis voor het plangebied

Ten tijde van de opstelling van het ontwerp bestemmingsplan Ommelseweg, waarin de onderhavige locatie destijds was opgenomen, is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten is gebleken dat ongeveer 50 m3 bodemvolume sterk verontreinigd is met zink. Geadviseerd wordt om deze verontreiniging verder in kaart te brengen en te saneren.

In 2011 heeft op het plangebied een sanering plaatsgevonden. Een en ander is hierbij verwerkt in het saneringsrapport opgesteld door Archimil, d.d. 1 juni 2011 , met referentienummer AR- BO/BVB/bvb/110359.

Thans is er ten behoeve van de onderhavige ontwikkeling ter actualisatie een bodemonderzoek uitgevoerd.

Dit onderzoek is uitgevoerd door Econsultancy, d.d. 27-02-2019 , onder referentienummer 7591.001 en bijgevoegd als bijlage 1. Uit dit bodemonderzoek is het volgende gebleken.

Er is sprake van voormalige en/of huidige bodembelasting op het noordelijke deel van de locatie, waardoor het vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig is. Het betreft hier de noordzijde van de locatie vanaf het hekwerk ten midden van de locatie. Dit in het verband met de voormalige bebouwing op de locatie (autohandel en autoreparatiebedrijf), het voormalig gebruik van de locatie als boomgaard, het aantreffen van puinresten op het maaiveld en de aangetroffen zinkverontreiniging bij het nader onderzoek van 2007.

Verwacht wordt dat er verspreid over het noordelijke deel van de locatie wisselende gehalten aan verontreinigende stoffen voorkomen. De verwachte verontreinigende stoffen voor deze situatie zijn zware metalen, PAK, minerale olie, OCB en asbest. Op basis van de resultaten van het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat het noordelijke terreindeel van het plangebied, onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming, niet lijnvormig" (VED-HE-NL). Het doel van het verkennend bodemonderzoek in deze situatie is het bepalen van de aard van de heterogeen verdeelde verontreinigende stof op schaal van monsterneming. Tevens wordt vastgesteld of de vermoedelijk verontreinigende stof de achtergrondwaarde of het geldend achtergrondgehalte overschrijdt.

Op basis van het vooronderzoek wordt tevens geconcludeerd dat de aangetroffen zinkverontreiniging

onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met plaatselijk

(29)

bodembelasting en met een duidelijke verontreinigingskern" (VEP). Het doel van het verkennend bodemonderzoek in deze situatie is vast te stellen of de vooronderstelde verontreinigingskern ook daadwerkelijk nog aanwezig is en in hoeverre het zinkgehalte de interventiewaarde overschrijdt”.

Dit aanvullend bodemonderzoek zal door initiatiefnemer worden uitgevoerd en de uitkomsten van dit onderzoek zullen worden meegenomen in het planvoornemen.

4.3 Geluid

Het wettelijk kader bij ruimtelijke procedures is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, bescherming tegen geluidhinder van geluidsbronnen:

wegverkeer, spoorwegen, industrie en luchtvaart. De bescherming vindt primair plaats door middel van zonering.

De zonering betreft een afstand, uitgaande van een geluidsbron, waarbinnen het normenstelsel uit de Wgh van toepassing is. Deze normen mogen niet verward worden met de normen die gelden in geval van een milieuvergunning. Hiervoor gelden andere normen en procedures, welke niet vergelijkbaar zijn met het normenstelsel uit de Wgh. Op grond van de Wgh gelden grenswaarden op basis waarvan de bouw van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone wordt beperkt of wordt verboden. Wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai kennen ieder afzonderlijke normen. Deze normen worden in de Wgh 'voorkeursgrenswaarden' genoemd. Voldoet een nieuwe geluidgevoelige bestemming niet aan de voorkeursgrenswaarde, dan kan een hogere waarde aangevraagd worden, mits de relevante maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden.

Betekenis voor het plangebied - Industrielawaai

Het plangebied is op voldoende afstand gelegen van het gezoneerde industrieterrein Molenakkers (ca.

150 meter). Derhalve vormt dit geen belemmering voor het planvoornemen. Het plangebied ligt overigens ook niet binnen de zone van een spoorweg.

Betekenis voor het plangebied - Wegverkeerslawaai

Het planvoornemen betreft een geluidgevoelige ontwikkeling, die is gelegen binnen de geluidzone Ommelseweg en de Mercuriusstraat. Om aan te kunnen tonen dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat is er een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd ten tijde van het opstellen van het ontwerp betemmingsplan Ommelseweg.

Het huidige planvoornemen is gewijzigd ten opzichte van dit voorgaande voornemen bij het ontwerp bestemmingsplan Ommelseweg. Derhalve is er een actualisatie van dit onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is door Econsultancy uitgevoerd d.d. 26-02-2019 onder referentienummer 7591.006 en als bijlage 2 toegevoegd bij deze ruimtelijke onderbouwing.

De voornaamste conclusie uit het onderzoek luidt:

De geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woningen bedraagt maximaal 48 dB. Er vindt geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB plaats. Er gelden, bij het instellen van een maximumsnelheid van 30 km/uur voor de binnenplanse weg met een elementenverharding in keperverband, vanuit akoestisch oogpunt geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.

Het planvoornemen voldoet daarmee aan de eisen die vanuit het aspect wegverkeerslawaai worden

gesteld en planvoornemen borgt daarmee een goed woon- en leefklimaat.

(30)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

23

4.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 vormt het aspect luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer de basis voor de besluitvorming in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Op basis van deze Wet luchtkwaliteit gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen zijn middels grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingscomponenten stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijn stof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht.

De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen.

In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Voor projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen hoeven geen aanvullende maatregelen getroffen te worden. Het project draagt dan niet in betekende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging. De NIBM-grens voor woningbouwlocaties is als volgt bepaald: 3%

criterium = 1500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg, en = 3000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Dit houdt in dat de ontwikkeling op basis van de Wet Luchtkwaliteit niet in betekende mate bijdraagt aan aantasting van de luchtkwaliteit omdat er slechts 17 woningen worden gerealiseerd. Dit blijft ruimschoots onder het aantal van 1500 woningen.

Goede ruimtelijke ordening (NSL-monitoringstool)

Buiten het feit dat dit project op basis van het aantal woningen NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit is het daarnaast van belang dat er wordt aangetoond dat er ter plaatse van het plangebied geen sprake is van luchtverontreiniging welke de NSL doelstellingen overschrijden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn om die reden, middels de NSL-monitoringstool, de jaargemiddelde concentraties NO

2

, PM

10

en PM

2,5

bepaald ter plaatse van het plangebied. In de NSL-monitoringstool zijn langs de Ommelseweg, direct aanliggend bij het plangebied, de jaargemiddelde concentraties NO

2

, PM

10

en PM

2,5

bepaald. In de volgende afbeelding zijn de jaargemiddelde concentraties NO

2

, PM

10

en PM

2,5

weergegeven voor het peiljaar 2017.

Uitsnede NSL monitoringstool kaart

(31)

Uit de afbeelding blijkt dat de jaargemiddelde concentraties NO

2

, PM

10

en PM

2,5

ter plaatse van het plangebied de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m

3

(voor NO

3

en PM

10

) en 25 µg/m

3

(voor PM

2,5

) niet overschrijden. Daarnaast is de trend dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen, waardoor geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn te verwachten.

Betekenis voor het plangebied

Het planvoornemen betreft hier de realisatie van slechts 17 woningen waardoor de verkeersaantrekkende werking beperkt toeneemt. Met het aantal van 17 woningen blijft het planvoornemen onder de NIBM-grens van 1.500 woningen. Het project kan dan ook worden aangemerkt als NIBM. Daarnaast blijkt uit de NSL monitoringstool dat de huidige luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het planvoornemen. Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen.

4.5 Milieubescherming, veiligheid en overige zones

Het plangebied ligt niet in een milieubeschermingsgebied, grondwaterbeschermings- of waterwingebied, stiltegebied, bodembeschermingsgebied of ecologische hoofdstructuur.

4.6 Externe veiligheid

4.6.1 Algemeen

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.

Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid).

Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren.

Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een

transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk)

slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het

groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden

als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is

mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een

verantwoordingsverplichting.

(32)

Woningbouw Ommelseweg / Mercuriusstraat

Asten

25

Uitsnede Risicokaart

4.6.2 Risicovolle inrichtingen en transport gevaarlijke stoffen Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) is gebleken dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen. In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen aardgastransportleidingen van de Gasunie of zijn geen andere transportroutes over weg, spoor of water van gevaarlijke stoffen aanwezig.

Er is altijd een zeker risico aanwezig. Dit betekent dat er eisen zijn aan de zelfredzaamheid van aanwezigen en bestrijdbaarheid van de gevolgen bij een eventuele calamiteit. Het planvoornemen is niet bedoeld voor bijvoorbeeld het huisvesten van mensen met een beperkte zelfredzaamheid. Ook zijn door de aanwezigheid van meerdere routes goede mogelijkheden voor een passende noodroutering en inrichting gericht op bestrijdbaarheid. Door een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten.

Met het planvoornemen worden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare functies gerealiseerd. Het aspect externe veiligheid hoeft dan ook niet verder onderzocht te worden.

4.7 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn geen ondergrondse of bovengrondse hoofdtransportleidingen voor elektriciteit of gas gelegen, die planologische bescherming dan wel zonering behoeven, om hun functioneren veilig te stellen.

Daarnaast zijn voor de realisatie van de woningen, gezien hun zelfvoorzienende en gasloze constructie,

weinig leidingen en infrastructuur van dien aard voorzien.

(33)

4.8 Flora en Fauna

4.8.1 Algemeen

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Hiervoor zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. In het vervolg van deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.8.2 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, inwerkingtreding 1 januari 2017, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden:

Natura 2000. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van natuurwaarden binnen een Natura 2000-gebied, moet een vergunning worden aangevraagd. Gedeputeerde staten van de provincie zijn het bevoegd gezag voor verlening van deze vergunning. Als eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarvoor tevens een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is vereist, dan haakt de natuurtoets aan bij de omgevingsvergunning.

Verder moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De regels met betrekking tot het NNN zijn opgenomen in de provinciale verordening. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Het plangebied is niet gesitueerd in een aangewezen NNB gebied. De natura 2000 gebieden Strabrechtse Heide, Deurnese peel en Groote Peel zijn op ruime afstand ( 7 tot 9 kilometer) gelegen.

Gezien deze afstand zijn er ten aanzien van het planvoornemen geen significante effecten te verwachten voor de natura 2000 gebieden.

4.8.3 Soortenbescherming

De bescherming van dier- en plantensoorten is eveneens in de Wet natuurbescherming geregeld. In deze wet zijn drie beschermingsregimes opgenomen: voor vogels in de zin van de Vogelrichtlijn, voor dier- en plantensoorten uit de Habitatrichtlijn en voor overige soorten. Kort gezegd is het verboden om beschermde diersoorten opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Hun voortplantings- en rustplaatsen mogen niet (opzettelijk) worden beschadigd of vernield. Verder is het verboden beschermde plantensoorten te vernielen. Onder voorwaarden is ontheffing van de verbodsbepalingen mogelijk. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een ontheffing zijn gedeputeerde staten van de provincie. Als eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, dan haakt de ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming daarbij aan.

Ten tijde van het opstellen van het ontwerp bestemmingsplan is een flora en fauna onderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat in het gebied een aantal beschermde vaatplanten, libellen, sprinkhanen en broedvogelsoorten voor kunnen komen. Op de onderzoekslocatie zelf of in de directe omgeving zijn deze echter niet waargenomen. Ook zijn er geen andere beschermde diersoorten of hun habitat waargenomen op de locatie. De invloed op de natuurwaarden door de bouw van de nieuwe woningen op de percelen kan gezien deze bevindingen als beperkt worden beschouwd. Er gelden op grond van de inventarisatie geen beperkingen voor het uitvoeren van de nieuwbouw.

Ten behoeve van onderhavige ontwikkelingen is dit flora en fauna onderzoek geactualiseerd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het eerste artikel in de Wet natuurbescherming heeft betrekking op de zorgplicht en heeft betrekking op het voorkomen of beperken van schade aan soorten en gebieden, voor

Dit kan betekenen dat voor een bedrijventerrein nabij landelijk gebied met woningen een afstand moet worden aangehouden van 300 meter (correctie: ( ! ); van stap 5 naar stap 6).

Het perceel rond het pand wordt opnieuw ingericht. Het project voorziet in 41 parkeerplaatsen op eigen terrein. Dit zijn meer dan voldoende parkeerplaatsen voor het project.

Het deel uit het voorontwerp dat betrekking heeft op de wijziging van artikel 2:333k van het Burgerlijk Wetboek inzake de medezeggenschap van werknemers in geval

Ruimtelijke onderbouwing Meerkoetweg 14 te Asten 34 Concluderend kan gesteld worden dat voor de locatie geldt dat er geen belemmeringen zijn op het wateraspect.. 5.4

Met de beoogde herontwikkeling is geen sprake van een aanzet tot stedelijke ontwikkeling maar van een duurzame inpassing van twee Ruimte voor Ruimte woningen binnen een

In het kader van een goede ruimtelijke ordening voor het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat moet de geluidbelasting op de gevels van nieuw te bouwen woningen nabij 30

projectontwikkeling medegedeeld dat de anterieure overeenkomst dient te worden nagekomen, waaronder de verplichting om de woningen voor 1 januari 2015 op te leveren.