M M E E M M O O
AAN : commissie Ruimte
VAN : E. van Amelsfoort
DATUM : 23 augustus 2010
BETREFT : interpretatie wet permanente bewoning recreatieverblijven
In de commissie ruimte van mei jl. is, naar aanleiding van een commissievoorstel, de vraag gesteld of het zin heeft om gemeentelijk beleid op te stellen inzake permanente bewoning recreatieverblijven, nu een nieuwe wet hierover binnenkort in werking treedt.
De vraag uit de commissie was of de nieuwe wet vergunning permanente bewoning recreatieverblijven uitsluitend gericht is op die groep mensen die vóór 1 november 2003 permanent een recreatiewoning bewoonden.
Deze groep zou een persoonsgebonden beschikking krijgen.
Voor de groep die daarna permanent een recreatiewoning zijn gaan bewonen zou handhavend opgetreden kunnen worden.
De vraag is of de gemeente, voor die periode ná 31 oktober 2003 beleidsvrijheid, heeft om al dan niet handhavend op te treden of impliceert de wet dat bij deze groep altijd
handhavend moet worden opgetreden.
Deze vraag was actueel omdat het college inzake het handhavend optreden voorstelde om een peildatum te hanteren van 1 januari 2010.
Hierdoor zou de groep die tussen 1 november 2003 en 1 januari 2010 ook in aanmerking komen voor een persoonsgebonden beschikking.
Bijgaand liggen er twee mails.
De eerste van 31 mei jl. waarin de vraag werd gesteld en de tweede van donderdag 17 juni van de VNG als antwoord.
Hieruit blijkt dat de gemeente inderdaad beleidsvrijheid heeft voor de groep ná 31 oktober 2003. De wet raakt deze groep niet.
Het is dus wel degelijk mogelijk om gemeentelijk beleid vast te stellen voor de periode na 31 oktober 2003.
namens het college van B&W E. van Amelsfoort
afd. ruimtelijk ontwikkeling