• No results found

Voorontwerp bestemmingsplan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Voorontwerp bestemmingsplan"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Croonen Adviseurs

Inhoud

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 1

Artikel 1 Begrippen 1

Artikel 2 Wijze van meten 9

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 11

Artikel 3 Agrarisch – Glastuinbouw 11

Artikel 4 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 18

Artikel 5 Groen – Landschapselement 22

Artikel 6 Verkeer – Ontsluitingsweg 23

Artikel 7 Water 24

Artikel 8 Wonen 25

Artikel 9 Waarde – Archeologie Categorie 5 30

Hoofdstuk 3 Algemene regels 35

Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling 35

Artikel 11 Algemene Bouwregels 35

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels 35

Artikel 13 Algemene gebruiksregels 36

Artikel 14 Overige regels 36

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 37

Artikel 15 Overgangsrecht 37

Artikel 16 Slotregel 38

(2)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:

het bestemmingsplan ‘Heusden, glastuinbouwgebied Kleine Heitrak herziening 2012’

van de gemeente Asten.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0847.

.BP02012001-VO01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

aanbouw:

een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar inge- volge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, thera- peutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij er geen sprake is van een verkeersaantrekkende werking en de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt; kappers, schoonheidsspecialisten vallen vanwege de verkeersaantrekkende werking niet onder het begrip aan huis verbonden beroep.

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het fokken, houden, africhten of veredelen van dieren.

(agrarisch) bedrijf, glastuinbouw:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn.

(3)

Croonen Adviseurs

2

andere teeltvoorzieningen:

bouwwerken of andere werken, geen kassen, tunnels of teeltfolies zijnde, veelal voor- zien van of bestaande uit een bedekking en/of afscherming van afdek- of doekmateri- aal, met eventuele ondersteunende en/of ophangconstructies, dienend voor volle- gronds tuinbouwteelten, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bestemmingsvlak of het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de be- stemming of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

bed & breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt, door het be- schikbaar stellen van slaap- en sanitaire ruimten, aan steeds wisselend publiek dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed

& breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrich- ten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

bedrijfsgebouw:

een gebouw, geen kassen of hoge tunnels en bedrijfswoning of bijgebouwen daarbij zijnde, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de be- stemming.

bestaande bebouwing:

bebouwing, zoals die bestaat, of rechtens mag bestaan, op het tijdstip van de ter- inzage-legging van het ontwerpplan.

bestaand gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of planonderdeel rechtskracht heeft verkregen.

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

(4)

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheid.

Bou Bou Bou

Bouwbesluwbesluwbesluit:wbesluit:it:it:

Besluit van 7 augustus 2001, houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt vanveiligheid, gezondheid, bruikbaar- heid, energiezuinigheid en milieu.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij el- kaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die het- zij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

((((sta)caravan:sta)caravan:sta)caravan:sta)caravan:

een caravan, of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, die dient of kan dienen tot woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen, die het hoofdverblijf elders hebben.

cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt

(5)

Croonen Adviseurs

4

van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de be- planting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling voor verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan personen die goederen kopen voor ge- bruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of be- drijfsactiviteit.

erfbeplanting:

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met andere specifieke func- tie.

extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied.

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

gebruiksoppervlakte:

de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit.

hydrologisch neutraal met betrekking tot het oppervlaktewater:

het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen aanbrengen/aanwezig zijn van voorzieningen ten behoeve van regenwaterpiekberging dat ten minste 43 mm/m² c.q. 430 m³/ha ver- hard oppervlak op eigen terrein gebufferd wordt zodat het systeem van waterlopen waarop wordt afgewaterd bij hevige regenval geen grotere water(piek)afvoer ondervindt dan normaal in het (agrarisch) buitengebied het geval is.

hydrologisch neutraal met betrekking tot het grondwater

het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen zodanig loskoppelen van (een deel van) de he- melwateropvang dat ten minste 1/3 deel daarvan ofwel 250 mm/m² c.q. 2.500 m³/ha

(6)

verhard oppervlak per jaar aan regenwater via infiltratievoorzieningen op eigen terrein passief in de bodem geïnfiltreerd wordt.

huisvesting van arbeidsmigranten:

huisvesting van arbeidsmigranten:

huisvesting van arbeidsmigranten:

huisvesting van arbeidsmigranten:

het huisvesten in tijdelijke dan wel (semi-)permanente voorzieningen van buitenlandse werknemers, die in verband met een grote (tijdelijke dan wel structurele) arbeidsbe- hoefte gedurende een periode werkzaam zijn op een agrarisch bedrijf, voorzover nood- zakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

infiltratievoorziening:

een open voorziening, zonder bodemverhardingen en gelegen boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand, waarmee tijdelijk opgevangen (schoon) regenwater weg kan zijgen c.q. passief kan infiltreren in de bodem.

kassen of hoge tunnels:

gebouwen en/of andere menstoegankelijke bouwwerken met een hoogte van 1,5 m tot maximaal 4 m tenzij in de voorschriften anders bepaald, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen voor tuinbouw, alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen.

lage tunnels:

niet-menstoegankelijke bouwwerken of andere werken en met een hoogte van maxi- maal 1,5 m, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander be- schermend materiaal die dienen voor tuinbouw alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen.

landschapselementen:

de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurelementen.

landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en nietlevende natuur.

logies:

logies:

logies:

logies:

het bedrijfsmatig verschaffen van tijdelijk onderdak aan personen, waarbij er sprake is van een pensionhouder dan wel een aanspreekpunt bij calamiteiten.

mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishou- ding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.

(7)

Croonen Adviseurs

6

overkapping/ carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden be- grensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet- recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunc- tie en het hoofdgebruik.

regenwaterpiekberging:

een gebouwde of aangelegde voorziening voor de tijdelijke opvang/buffering van over- tollig regenwater afkomstig van bebouwing en/of verhardingen.

ruimtelijke ontwikkeling:

ruimtelijke ontwikkeling:

ruimtelijke ontwikkeling:

ruimtelijke ontwikkeling:

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit

omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval ver- staan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutie- bedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combi- natie met elkaar.

teeltfolies:

uitgespreide folies dienend, als afdek- en/of ondermateriaal, ter bescherming voor vo- legronds tuinbouwteelten alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

teeltondersteunend:

het bouwen en/of aanbrengen van kassen of hoge tunnels, lage tunnels, andere teelt- voorzieningen of teeltfolies ter ondersteuning van bij een agrarisch bedrijf aanwezige vollegronds tuinbouwteelten;

tijdelijk teeltondersteunend:

het tijdelijk, gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en tot maximaal 8 maanden per jaar (afhankelijk van de teelt), bouwen en/of aanbrengen van kassen of hoge tun- nels, lage tunnels, andere teeltvoorzieningen of teeltfolies ter ondersteuning van bij een agrarisch bedrijf aanwezige vollegronds tuinbouwteelten;

(8)

tunnel:

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescher- ming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

VAB VAB

VABVAB----vestiging:vestiging:vestiging:vestiging:

vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwblok waarbinnen het bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m2 toestaat;

verhard oppervlak:

de oppervlakte van het geheel van bouwwerken, verhardingen en teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter op de bij één bedrijf behorende gron- den die gelegen kunnen zijn binnen meerdere bestemmingen.

Verordening ruimte:

Verordening ruimte:

Verordening ruimte:

Verordening ruimte:

Verordening ruimte Noord-Brabant 2011, zoals vastgesteld op 17 december 2010 door Provinciale Staten;

vloeroppervlak(te):

vloeroppervlak(te):

vloeroppervlak(te):

vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt.

voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

a gelijk is aan de in de voorschriften voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;

b gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het be- treffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de voorschriften voorgeschreven afstand.

waterhuishoudkundige doeleinden:

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaat- kundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.

watergang:

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang.

(9)

Croonen Adviseurs

8

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, danwel voor de huisvesting van maximaal 10 personen, die geen ge- zamenlijk huishouden vormen maar wel gezamenlijk gebruik maken van de voorzienin- gen als ware het één huishouden; in het laatste geval dient sprake te zijn van een gebruiksoppervlakte van minimaal 12 m2 per persoon mits rookmelders zijn geplaatst conform woonfunctie nieuwbouw Bouwbesluit 2012 en in de keuken een goedgekeur- de brandblusser is geplaatst; binnen een woning is sprake van één zelfstandige woon- eenheid.

woonunit:

woonunit:

woonunit:

woonunit:

een zelfstandig verplaatsbaar gebouw, bestaande uit 1 bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een (sta)caravan.

zelfstandige wooneenheid:

zelfstandige wooneenheid:

zelfstandige wooneenheid:

zelfstandige wooneenheid:

een (deel) van een gebouw geschikt ten behoeve van wonen, waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd doordat elke eenheid beschikt over de daartoe strek- kende voorzieningen (sanitair, kookgelegenheid en dergelijke.

(10)

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

afstand tot de perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoor- stenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

lengte c.q. breedte van een bouwwerk:

horizontaal tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeen- schappelijke scheidingsmuren.

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neer- waarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

peil:

a voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maai- veld.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

(11)

Croonen Adviseurs

10

(12)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch – Glastuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Glastuinbouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a agrarische bedrijfsdoeleinden, uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van glas- tuinbouwbedrijven alsmede teelt in de open grond;

b bedrijfswoningen;

c bij de onder a behorende voorzieningen zoals kassen, bedrijfsgebouwen, parkeer- voorzieningen, installaties i.v.m. warmtekrachtkoppeling, watervoorzieningen en gietwaterbassins;

d voor waterhuishoudkundige voorzieningen in de vorm van regenwaterpiekopvang en infiltratievoorzieningen, landschappelijke en erfbeplantingen;

e ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ uitsluitend voor :

1 waterberging in de vorm van natuurlijk aangelegde regenwaterpiekberging met infiltratievoorzieningen;

2 groenvoorzieningen ten behoeve van landschappelijke inpassing van nabijgele- gen kassen en bedrijfsgebouwen van glastuinbouwbedrijven ten opzichte van het omringende landschap.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

De tot ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ bestemde grond mag uitsluitend worden bebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven bestemming waarbij, behoudens afwijking, aan de hierna gestelde bepalingen moeten worden voldaan.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a Bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwvlak 1’ en ‘specifieke bouwaandui- ding – bouwvlak 2’, waarbij geldt dat:

1 ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwvlak 1’ binnen het bouwvlak maximaal 1.000 m² aan bedrijfsgebouwen per hectare kassen mag worden gebouwd;

2 ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwvlak 2’ het bouwvlak daarvoor volledig mag worden gebouwd.

b De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

(13)

Croonen Adviseurs

12

3.2.3 Kassen of hoge tunnels

Voor het bouwen van kassen of hoge tunnels, gelden de volgende bepalingen:

a Kassen of hoge tunnels mogen uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwvlak 1’worden gebouwd.

b De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

3.2.4 Bedrijfswoningen en aanbouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en aanbouwen gelden de volgende bepalingen:

a Deze mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwvlak 2’ waarbij geldt dat per bouw- vlak niet meer dan één bedrijfswoning is toegestaan.

b De inhoud van de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij de inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt.

c De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

3.2.5 Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a Deze mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwvlak 2’

b De gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 80 m².

c De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

3.2.6 ‘Specifieke bouwaanduiding – bouwvlak 3’

Voor het bouwen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouw- aanduiding – bouwvlak 3’ gelden de volgende bepalingen:

a Binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwvlak 3’ zijn uitsluitend bouwwerken ten behoeve van waterberging voor giet- water en/of regenwaterpiekberging toegestaan.

b De bouwhoogte mag niet meer dan bedragen dan 3 m.

3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalin- gen:

a De bouwhoogte mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 12,5 m en daar- buiten niet meer dan 4,5 m, met uitzondering van terreinafscheidingen.

b De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn niet meer bedragen dan 1 m en overigens niet meer dan 2 m.

(14)

3.2.8 ‘Waterberging’

Ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ mag niet worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels 3.3.1 Algemeen

Bij de inrichting van de, bij één bedrijf behorende, gronden dient te worden voldaan aan de volgende normen:

a Het realiseren van nieuw verhard oppervlak met een omvang van meer dan 500 m² dient (op het niveau van het plangebied) hydrologisch neutraal met betrekking tot zowel het grondwater als het oppervlaktewater plaats te vinden.

b Op bedrijfsniveau mogen op grond van punt a vereiste piekbergingen en infiltratie- voorzieningen niet met elkaar in één voorziening gecombineerd worden.

c Per ha kassen dienen minimaal 3 parkeerplaatsen voor personenauto’s ten behoe- ve van personeel/bezoek op eigen terrein te worden gerealiseerd.

d Ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan het aanleggen van verhardingen en/of gietwaterbassins of -vijvers.

3.3.2 Nieuwvestiging glastuinbouw

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch glastuinbouw - nieuwves- tiging’ is de ingebruikname van nieuwe kassen slechts toegestaan na sloop van de kassen binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van de huisvesting van arbeids- migranten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. de huisvesting vindt plaats in woonunits;

b. huisvesting in woonunits is niet toegestaan binnen bouwvlak III; huisvesting in woonunits is wel toegestaan zowel binnen als buiten bouwvlak I en II;

c. woonunits kunnen niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar kunnen worden toe- gestaan; na deze 6 maanden dienen de woonunits te worden verwijderd;

d. door de werkgever dient te worden aangetoond dat de huisvesting noodzakelijk is voor de bedrijfsbehoefte van het agrarisch bedrijf; hiertoe wordt nader advies inge- wonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen

e. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

f. de huisvesting betreft maximaal 40 werknemers;

g. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van de woonruimte bedraagt minimaal 6 m2 per persoon, inclusief de daarbij behorende voorzieningen, zoals sanitaire en ge- meenschappelijke voorzieningen;

h. de hoogte van een woonunit bedraagt niet meer dan 3 m;

i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

(15)

Croonen Adviseurs

14

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor maximaal 5 jaar; door de aanvrager dient te worden aangegeven hoe de huisvesting van arbeidsmigranten na deze 5 jaar zal worden opgelost in permanente voorzieningen.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5.1 Verbodsbepalingen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ de volgende werken en werkzaamheden, uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

a het dempen of anderszins herprofileren van de aanwezige voorzieningen ten be- hoeve van regenwaterpiekberging en infiltratie;

b het verwijderen van groenvoorzieningen.

3.5.2 Verlening, voorwaarden en advies

a Een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 3.4.1, kan uitsluitend worden verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting c.q. verminde- ring plaats vindt van:

1 het waterbergend vermogen zoals bedoeld in lid 3.1, tenzij aantoonbaar verze- kerd is dat er (anderszins) sprake is van een afdoende regenwaterpiekberging en infiltratievoorzieningen zodat het systeem van waterlopen waarop wordt af- gewaterd bij hevige regenval geen grotere water(piek)afvoer ondervindt dan normaal in agrarisch gebied het geval is.

2 de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in lid 3.1.

b Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag om omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 3.4.1, wordt advies ingewonnen van het waterschap.

3.5.3 Uitzonderingen

Van het vereiste van een aanlegvergunning, als bedoeld in lid 3.4.1, zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden:

a die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen waterbergende en infiltratie- functie van de gronden;

b die behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer, gebruik of exploitatie over- eenkomstig de bestemming.

3.6 Wijzigingsbevoegdheden

3.6.1 Semi-permanente huisvesting arbeidsmigranten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het toestaan van semi-permanente huisvesting van arbeidsmigranten op het agrarisch be- drijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

(16)

a de huisvesting vindt ofwel plaats in bedrijfsgebouwen en/of gedeelten daarvan, of- wel in een bedrijfswoning of een gedeelte daarvan;

b ter plaatse van het bedrijfsgebouw dan wel de bedrijfswoning als bedoeld onder a.

wordt de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch

- huisvesting arbeidsmigranten” opgenomen, hetgeen inhoudt dat huisvesting van arbeidsmigranten in het bedrijfsgebouw dan wel de bedrijfswoning is toege- staan, waarbij aan de in deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen voorwaarden moet worden voldaan;

c door de werkgever dient te worden aangetoond dat de huisvesting noodzakelijk is voor de bedrijfsbehoefte van het agrarisch bedrijf; hiertoe wordt nader advies in- gewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

d voor de huisvesting in bedrijfsgebouwen geldt dat op het perceel een bestaande bedrijfswoning aanwezig moet zijn, en dat deze door het bedrijfshoofd wordt be- woond;

e voor de huisvesting in een bedrijfswoning geldt dat deze ook door het bedrijfshoofd wordt bewoond;

f de huisvesting betreft uitsluitend werknemers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

g de bewoning per individuele gehuisveste persoon mag niet meer dan 9 maanden per kalenderjaar bedragen. Het bedrijfshoofd dient ter controle hiervan een door of namens het college van burgemeester en wethouders vastgesteld nachtregister bij te houden;

h de gebruiksoppervlakte ten behoeve van de woonruimte bedraagt minimaal 12 m2 per persoon, inclusief de daarbij behorende voorzieningen, zoals sanitaire en ge- meenschappelijke voorzieningen;

i de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten mag per agrarisch bedrijf maximaal 250 m2 bedragen;

j er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

k op basis van een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond dat wordt vol- daan aan de voorkeursgrenswaarden zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder;

l er dienen geen milieuhygiënische belemmeringen te zijn van (agrarische) bedrijven zoals onder meer op het punt van geurhinderproblematiek;

m het gebruik mag niet een ontoelaatbare invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en mag niet leiden tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

n er is geen sprake van zelfstandige wooneenheden.

3.6.2 Verwijderen aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – huisvesting arbeidsmi- granten’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de aanduiding

“specifieke vorm van agrarisch – huisvesting arbeidsmigranten” te verwijderen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

(17)

Croonen Adviseurs

16

a er is geen sprake meer van een noodzaak van de huisvesting in een agrarisch be- drijfsgebouw of bedrijfswoning voor de bedrijfsbehoefte van het agrarisch bedrijf.

Hierover dient advies te worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen; dan wel

b op een andere manier kan in de huisvesting van arbeidsmigranten worden voor- zien;

c niet langer wordt voldaan aan de vereisten zoals gesteld in artikel 3.6.1 onder d t/m n.

3.6.3 wijzigingen in bestemming ‘Logies’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden wijzigen in de be- stemming “Logies”, waarbij uitsluitend de vestiging van logies is toegestaan ten behoe- ve van de huisvesting van arbeidsmigranten (VAB-vestiging), mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a het betreft uitsluitend hergebruik van bestaande gebouwen;

b de wijziging heeft betrekking op alle gronden van het voormalig bedrijf, waarop het gebouw dat wordt hergebruikt, is gelegen, waarbij maximaal één logiesbedrijf op de betreffende gronden kan worden toegestaan;

c er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

d vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:

- de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bestemmingsvlak ‘Logies’ met een oppervlakte van meer dan 5.000 m2;

- de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;

- deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde platte- landseconomie;

e in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzake- lijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige bebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben; indien een gebouw deels voor de nieuwe functie wordt gebruikt, mag het overige deel deel van het gebouw blij- ven staan;

f er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; daartoe dient een erfbeplantingsplan te worden overlegd; indien er sprake is van een ruim- telijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is g opgenomen in artikel 2.1 en 2.2 van de Verordening ruimte; in dit kader dient in

ieder geval aan het bepaalde onder e. en f. te worden voldaan;

h de gebruiksoppervlakte ten behoeve van de woonruimte bedraagt minimaal 12 m2 per persoon, inclusief de daarbij behorende voorzieningen, zoals sanitaire en ge- meenschappelijke voorzieningen;

i de totale vloeroppervlakte ten behoeve van gebruik voor logies mag per VAB- vestiging maximaal 250 m2 bedragen;

j er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden;

(18)

k het gebruik mag niet een ontoelaatbare invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer;

l op eigen terrein dient in minimaal 1 parkeerplaats per mogelijk onder te brengen arbeidsmigrant te worden voorzien.”

(19)

Croonen Adviseurs

18

Artikel 4 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn be- stemd voor:

a de uitoefening van het agrarisch bedrijf;

b behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;

c waterhuishoudkundige doeleinden;

d extensief recreatief medegebruik;

e doeleinden van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en slo- ten, en overeenkomstig de in 4.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

4.1.2 Nadere detaillering

Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medege- bruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

Landschappelijke waarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden.

Dit houdt in dat de binnen het gebied voorkomende akkercomplexen, steilranden en landschapselementen dienen te worden gehandhaafd. Ook mogen de openheid en/of het reliëf van de open en bolle akkers niet onevenredig worden aangetast.

- Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - cul- tuurhistorische waardevolle akkers en kampontginningen’ is het beleid gericht op de ontwikkeling van natuur en landschap binnen de gehele regionale eenheid (de Peelvenen).

Veldschuren

Ten dienste van het agrarisch bedrijf is een veldschuur toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – veldschuur’. De afmetingen mogen niet meer bedragen dan bestaand.

(20)

4.2 Bouwregels

4.2.1 Toegestane bebouwing

Op de tot ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden” bestemde gronden mag uit- sluitend worden gebouwd ten behoeve van doeleinden omschreven in 4.1.1 en nader gedetailleerd in 4.1.2

4.2.2 Bouwwerken

Voor het oprichten van bouwwerken geldt het volgende:

a uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dien- ste van de bestemming, met een maximale bebouwingshoogte van 2,5 m.

b In afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van erf- en perceelsafschei- dingen maximaal 1,5 m bedragen;

c het oprichten van sleufsilo’s en overkappingen is niet toegestaan;

d het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen is niet toegestaan

e ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het op- richten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, pick- nicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m;

f paardenbakken zijn niet toegestaan.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Afwijken teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder d teneinde bouwwerken in de vorm van (lage en hoge) tijdelij- ke teeltondersteunende voorzieningen (TOV) op te kunnen richten, zoals wandelkap- pen, schaduwhallen en hagelschermen, met een maximale bebouwingshoogte van 2,5 m en tot een maximum van 1 ha; alsmede boomteelthekken; een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische be- drijfsvoering;

b de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de doeleinden als omschreven in 4.1.1 en 4.1.2.

4.3.2 Afwijken veldschuur

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - veldschuur’ mag een veld- schuur worden herbouwd, waarbij geldt dat de bestaande afmetingen niet mogen wor- den vergroot.

4.4 Specifieke gebruiksregels

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van:

a gronden en/of opstallen voor het opslaan, storten of bergen van materialen, pro- ducten en mest, behoudens voor zover noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt op het agrarisch bouwvlak;

(21)

Croonen Adviseurs

20

b gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

c gronden en/of opstallen voor detailhandel;

d gronden voor buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;

e woondoeleinden;

f (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woon- ruimte.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aan- leggen de in het schema onder 4.5.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige wer- ken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

4.5.2 Uitzonderingen

Het onder 4.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

a waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omge- vingsvergunning is verleend;

b welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren op grond van voorgaand bestemmingsplan;

c welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

4.5.3 Toelaatbaarheid

De in 4.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een be- langenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ter plaat- se aanwezige waarden. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema on- der 4.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.

4.5.4 Schema omgevingsvergunning

Omgevingsvergunningplichtige we Omgevingsvergunningplichtige we Omgevingsvergunningplichtige we Omgevingsvergunningplichtige wer-r-r-r- ken/wer

ken/wer ken/wer

ken/werkzaamhedenkzaamhedenkzaamhedenkzaamheden

Criteria voor verlening van de omgeving Criteria voor verlening van de omgevingCriteria voor verlening van de omgeving Criteria voor verlening van de omgevings-s-s-s- vergunning

vergunningvergunning vergunning het aanbrengen van (infrastructurele)

ondergrondse leidingen.

1 het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;

2 er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;

(22)

het aanleggen van waterbas- sins/waterbergingen

1 de aanleg van het waterbas- sin/waterberging is noodzakelijk in het kader van agrarische bedrijfsvoering;

2 er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; aantasting kan worden voor- komen door zorgvuldige inplanting 3 er mag geen aantasting plaatsvinden

van de verkeersveiligheid ter plaatste;

dit betekent dat de afstand tot de weg minimaal 15 m bedraagt;

het aanbrengen van oppervlakteverhar- dingen groter dan 200 m²

1 het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;

2 er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;

het vellen of rooien van houtgewas er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waar- den;

Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuur- historisch waardevolle akkers en kam- pontginningen’:

- het beplanten van gronden met hout- gewas, met uitzondering van het be- planten van houtgewas in het kader van agrarische wisselteelt (teelt van max. 5 jaar);

- het diepploegen en diepwoelen van de bodem;

- het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;

3 er mag geen aantasting plaatsvinden van de het reliëfrijke karakter van de bolle akkers;

4 de openheid van de open akkers mag niet onevenredig worden aangetast.

het aanbrengen van lage en hoge (voor zover het geen bouwwerken betreft) tij- delijke teeltondersteunende voorzienin- gen uitsluitend zolang de teelt het ver- eist met een maximum van 6 maanden

1 de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoe- ring en/of de ontwikkeling van het agra- risch bedrijf;

2 rekening moet worden gehouden met de landschappelijke waarden als om- schreven in 4.1.2;

3 het plaatsen van de voorzieningen mag geen afbreuk doen aan het functione- ren van de (mogelijke) ecologische ver- bindingszone;

(23)

Croonen Adviseurs

22

Artikel 5 Groen – Landschapselement

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Landschapselement’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de be- scherming van landschapselementen ten behoeve van de landschappelijke inpas- sing/afscherming van nabijgelegen kassen en bedrijfsgebouwen van glastuinbouwbe- drijven ten opzichte van het omringende landschap en daaraan te onderkennen land- schappelijke waarden, eventueel in combinatie met water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

De tot ‘Groen – Landschapselement’ bestemde grond mag niet worden bebouwd.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.3.1 Verbodsbepalingen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende wer- ken en werkzaamheden, uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

a het verwijderen van landschapselementen en groenvoorzieningen.

5.3.2 Verlening en voorwaarden

Een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 5.3.1, kan uitsluitend worden verleend in- dien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting c.q. vermindering plaats vindt van de landschappelijke inpassing.

5.3.3 Uitzonderingen

Van het vereiste van een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 5.3.1, zijn uitgezon- derd werken en werkzaamheden:

a die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de landschappelijke inpassing;

b die behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer, gebruik of exploitatie over- eenkomstig de bestemming.

(24)

Artikel 6 Verkeer – Ontsluitingsweg

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Ontsluitingsweg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor

a verkeers- en ontsluitingsdoeleinden waarbij de volgende functies zijn toegekend ter plaatse van de aanduiding:

1 ‘specifieke vorm van verkeer – verhard’: voor de ontsluiting van de daaraan ge- legen bebouwing en gronden, zonder doorgaand karakter en met beperkte ver- keersfunctie;

2 ‘specifieke vorm van verkeer – onverhard’: voor incidenteel gebruik als onver- harde ontsluitingsweg zonder noemenswaardige verkeersbetekenis;

b groenvoorzieningen in de vorm van berm-/laanbeplantingen c nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

De tot ‘Verkeer – Ontsluitingsweg’ bestemde grond mag niet worden bebouwd.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.3.1 Verbodsbepalingen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende wer- ken en werkzaamheden, uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

a het aanbrengen van verhardingen;

b het verwijderen of anderszins herprofilering van onverharde wegen;

c het verwijderen van groenvoorzieningen in de vorm van berm-/laan-beplantingen

6.3.2 Verlening en voorwaarden

Een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 6.3.1, kan uitsluitend worden verleend in- dien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting c.q. vermindering plaats vindt van het landschappelijke karakter als onverharde weg.

6.3.3 Uitzonderingen

Van het vereiste van een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 6.3.1, zijn uitgezon- derd werken en werkzaamheden:

a die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van het landschappelijke karakter als onverharde weg;

b die behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer, gebruik of exploitatie over- eenkomstig de bestemming.

(25)

Croonen Adviseurs

24

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor

a de aanleg en instandhouding van waterhuishoudkundige doeleinden ten behoeve van de landbouw en natuur;

b behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige of nieuwe landschappelijke waar- den in de vorm van waardevolle oeverbeplanting en/of landschapselementen.

7.2 Bouwregels

De tot ‘Water’ bestemde grond mag niet worden bebouwd.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.3.1 Verbodsbepalingen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende wer- ken en werkzaamheden, uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

a het dempen of anderszins herprofileren van de waterlopen;

b het verwijderen van groenvoorzieningen of landschapselementen.

7.3.2 Verlening, voorwaarden en advies

a Een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 7.3.1, kan uitsluitend worden verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting c.q. verminde- ring plaats vindt van:

1 de functie van de waterlopen zoals bedoeld in lid7.1 onder a;

2 de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in lid 7.1 onder b;

b Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag om omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 6.3.1, wordt advies ingewonnen van het waterschap.

7.3.3 Uitzonderingen

Van het vereiste van een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 7.3.1, zijn uitgezon- derd werken en werkzaamheden:

a die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de functie van de waterlopen of landschappelijke inpassing;

b die behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer, gebruik of exploitatie over- eenkomstig de bestemming.

(26)

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen, waarbij geldt dat maximaal één woning per bestemmingsvlak is toegestaan;

b recreatieve voorzieningen in de vorm van bed & breakfast en kleinschalig kampe- ren;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zo- als woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2.2 Woningen

Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:

De inhoud van het hoofdgebouw van een woning, inclusief aangebouwde bijgebouwen, mag maximaal 600 m³ bedragen.

Indien de bestaande inhoud van een woning inclusief aangebouwde bijgebouwen,meer bedraagt dan 600 m³, mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan de be- staande inhoud. Indien de woning een bestaande woonboerderij betreft, geldt de in- houd van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa als maximum.

8.2.3 Maatvoering bebouwing

Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:

Bouwwerken algemeen Bouwwerken algemeen Bouwwerken algemeen

Bouwwerken algemeen MinimaalMinimaalMinimaalMinimaal MaximaalMaximaal MaximaalMaximaal

Afstand tot de perceelsgrens 3 m n.v.t.

Afstand tot de as van de weg 15 m n.v.t.

Woningen Woningen Woningen

Woningen MinimaalMinimaalMinimaalMinimaal MaximaalMaximaal MaximaalMaximaal

Goothoogte n.v.t. 7 m

Bouwhoogte n.v.t. 10 m

Afstand tot zijdelingse perceelsgrens 3 m n.v.t.

Inhoud n.v.t. Zie 8.3.2

(27)

Croonen Adviseurs

26

Vrijstaande bijgebouwen bij woning Vrijstaande bijgebouwen bij woning Vrijstaande bijgebouwen bij woning

Vrijstaande bijgebouwen bij woning MinimaalMinimaalMinimaalMinimaal MaximaalMaximaal MaximaalMaximaal Gezamenlijke oppervlakte per woning n.v.t. bestaand

Goothoogte n.v.t. 3 m

Bouwhoogte n.v.t. 5,5 m

Afstand tot voorgevel (en het verlengde daar- van) van woning

5 m n.v.t.

Afstand bijgebouwen tot bedrijfswoning 1,5 m 25 m

Bouwwerken, geen gebouwen zijnd Bouwwerken, geen gebouwen zijnd Bouwwerken, geen gebouwen zijnd

Bouwwerken, geen gebouwen zijndeee e MaximaalMaximaalMaximaalMaximaal Bouwhoogte van erfafscheidingen Voor voorgevelrooilijn: 1 m

Overige: 2 m

Bouwhoogte van carports c.q. overkappingen 3 m

Oppervlakte van een carport c.q. overkapping 20 m² Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m

8.2.4 Herbouw van bestaande woningen

Herbouw van bestaande woningen is uitsluitend toegestaan indien en voorzover:

a de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande funda- menten;

b de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voor- gevelrooilijn;

c de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te her- bouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke wo- ning(en);

d het bepaalde in 8.2.2. en 8.2.3. wordt in acht genomen.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.3.1 Afwijken bebouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.2.3 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

a indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 80 m² vermeer- derd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m²; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt; sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet toegestaan.

b geen afwijking kan worden verleend indien:

1 op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden, 2 sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,

(28)

3 sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderij- takken,

4 de sloop al op andere wijze is verzekerd;

c de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen.

8.3.2 Afwijken voor vergroten inhoud woning

Ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de maximale inhoud voor een burgerwoning tot een maximum van 900 m³ onder de volgende voorwaarden:

a per 50 m³ vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal op- gerichte bebouwing te worden gesloopt;

b het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 80 m²) moet in één keer worden gesloopt en de- ze sloop moet als voorwaarde aan de afwijking worden verbonden;

c geen afwijking kan worden verleend indien:

1 op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden, 2 sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voorruimteregeling,

3 sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderij- takken,

4 of de sloop al op andere wijze is verzekerd;

d de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen.

8.3.3 Afwijken m.b.t. herbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.2.4 teneinde herbouw van de woning buiten de be- staande fundamenten toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieu- kundig aanvaardbaar;

b er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;

c door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;

d de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de be- drijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelge- ving;

e het bepaalde in 8.2.2 en 8.2.3 wordt in acht genomen.

8.3.4 Afwijken minimum afstand van bebouwing tot de weg/perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.2.3, teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg en/of de voorgeschreven minimum afstand tot een perceelsgrens te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

(29)

Croonen Adviseurs

28

a de noodzaak vanuit een doelmatige perceelsinrichting en/of de uitbreiding van of aansluiting op aanwezige bebouwing met een reeds op deze punten afwijkende maatvoering, moet aanwezig zijn;

b er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;

c er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;

d de wegbeheerder dient te worden gehoord;

e de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;

f aangetoond dient te worden dat de externe veiligheid kan worden gewaarborgd;

g de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 8.1 om- schreven doeleinden;

h indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder.

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.4.1 Strijdig gebruik

Als met de bestemming strijdig gebruik geldt in ieder geval het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

a het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;

b detailhandel;

c verblijfsrecreatie;

d seksinrichtingen.

e gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

8.4.2 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep als bedoeld in 8.1. is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m².

b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.

c Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

d Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep.

e De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

f De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

(30)

8.5 Afwijken van de gebruiksregels 8.5.1 Afwijken afhankelijke woonruimte

a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.4.1 onder e en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

1 een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

2 het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in een deel van het hoofdgebouw, of in een vrijstaand dan wel een aangebouwd bijgebouw;

3 de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, niet meer be- draagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 80 m²;

4 de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast;

b Het bevoegd gezag kan een verleende ontheffing voor het gebruik van een bijge- bouw als afhankelijke woonruimte in te trekken, indien niet (meer) wordt voldaan aan bovenstaande voorwaarden.

8.5.2 Afwijken bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1 teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voor- zieningen e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a bed & breakfast vindt plaats in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;

b de gebruiksruimte voor bed & breakfast bedraagt niet meer dan 80 m², met een maximum van 10 (éénpersoons)bedden;

c indien en voor zover er sprake is van cultuurhistorische waarden, mogen deze cul- tuurhistorische waarden door toepassing van de afwijking niet onevenredig worden aangetast;

d de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

e er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

f het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwel- zijnswetgeving;

g de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 8.1 om- schreven doeleinden.

(31)

Croonen Adviseurs

30

Artikel 9 Waarde – Archeologie Categorie 5

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie categorie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en be- scherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Omgevingsvergunning

a De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen om- gevingsrecht, die betrekking heeft op de voor ‘Waarde-Archeologie categorie 5’

aangewezen gronden, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.

b Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat:

1 er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;

2 schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften.

9.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen

a In de situatie als bedoeld in 9.2.1 onder b.2, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumen- ten in de bodem kunnen worden behouden;

2 de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

b Indien het bepaalde onder a.3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergun- ning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden ge- daan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

9.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in 9.2.1 en 9.2.2. zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

a vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de op- pervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

(32)

b een bouwwerk met een bruto oppervlakte van ten hoogste 2500 m2;

c een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm onder maai- veld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of

d een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 meter.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

9.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden om op of in de voor ‘Waarde-Archeologie categorie 5’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:

a het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;

b het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplanting waarbij de stobben worden verwijderd;

c het ophogen en egaliseren van gronden;

d het verlagen van het waterpeil;

e het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;

f het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers, zwembaden en andere wa- teren;

g het omzetten van gras- of akkerland in teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend worden boomteelt en graszodenteelt;

h het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;

i het aanbrengen van ondergrondse transport- energie-, of telecommunicatieleidin- gen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;

j het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;

k het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden of l parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.

9.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 9.3.1 is niet van toepassing indien de werkzaamheden of werken:

a maximaal 0,4 m diep reiken ten opzichte van het maaiveld, tenzij het werkzaamhe- den betreffen, genoemd onder 9.3.1, sub b, of sub g of sub h ;

b een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 2500 m2;

c en dienste van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

d het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangings- werkzaamheden van bestaande riolen, kabels en leidingen, bestratingen en beplan- tingen;

(33)

Croonen Adviseurs

32

e reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmings- plan, of;

f mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning, kap- vergunning of een ontgrondingvergunning.

9.3.3 Rapport en toelaatbaarheid

a De aanvrager van een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.3.1, die betrekking heeft op de voor ‘Waarde-Archeologie categorie 5’

aangewezen gronden, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.

b Alvorens een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 1, winnen burgemees- ter en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

c Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat:

1 er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;

2 schade door werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel moge- lijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften.

9.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

a In de situatie als bedoeld in 9.3.3 onder c.2, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumen- ten in de bodem kunnen worden behouden;

2 de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

b indien het bepaalde onder a.3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergun- ning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden ge- daan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

9.4 Meerdere vergunningen

Voor zover voor de omgevingsvergunning meerdere bouwwerken, werken of werk- zaamheden vergunningen worden aangevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.

(34)

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde-Archeologie categorie 5’

aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor be- scherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeel- telijk van de

verbeelding te verwijderen, indien:

a uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologi- sche waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;

b het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

(35)

Croonen Adviseurs

34

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De aanvraag omgevingsvergunning wordt aangehouden omdat er sprake is van het bouwen van een bouwwerk en er geen grond is om de omgevingsvergunning te weigeren, maar voor de dag van

Omdat het plan niet past in het bestemmingsplan kan de vergunning alleen worden verleend als de activiteit niet in strijd is met goede ruimtelijke ordening.. Ook moet de motivering

Bestemmingsplan: Gaanderen, subbestemming “Wonen, gestapelde woningen en bijzondere woonvorm”, bestemd voor gestapelde woningen en/of bijzondere woonruimten, al dan niet met

Ingeval door brand, veroorzaakt door schuld van pachter of van hen die met zijn toestemming op of in het pachtobject verblijven, de gepachte gebouwen geheel of gedeeltelijk worden

In geval door brand, veroorzaakt door schuld van pachter of van hen die met zijn toestemming op of in het pachtobject verblijven, de gepachte gebouwen geheel of gedeeltelijk worden

Indien uit het in lid 14.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen

Overeenkomstig het in artikel 3.16 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde kunnen burgemeester en wethouders de de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,