• No results found

Eén lijn bij toezicht op ontbundeldetoegang en interconnectietarieven 10

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eén lijn bij toezicht op ontbundeldetoegang en interconnectietarieven 10"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

N

IEUWS

-

EN PUBLICATIEBLAD VAN DE

O

NAFHANKELIJKE

P

OST EN

T

ELECOMMUNICATIE

A

UTORITEIT 2000 nr.

10

De Europese Commissie heeft, als uitvloeisel van een brede herziening van de geldende Europese telecommu-nicatieregels, een verordening opgesteld over ontbun-delde toegang tot de aansluitlijn (de ‘laatste kilometer’ van woonhuis naar wijkcentrale). Deze verordening draagt ertoe bij dat consumenten meer keuzevrijheid

krijgen bij het kiezen van een aanbieder voor hun vaste telefoon- en internet-aansluiting. De verordening heeft als invoeringsdatum 31 december 2000. De IRG onder-schrijft, net zoals de Europese regeringsleiders dat doen, deze plannen van de Commissie volledig. De Euro-pese toezichthouders zijn ervan overtuigd dat de veror-dening niet alleen kan zorgen voor meer concurrentie op het niveau van de lokale aansluitlijn, maar ook bijdraagt aan de keuzevrijheid voor alle Europese consumenten.

De verordening is van toepassing op alle lidstaten van de Europese Unie. In Nederland gold de verplichting voor KPN om haar concurrenten toegang te verlenen tot haar aansluitnet overigens al. Dankzij de verorde-ning over ontbundelde toegang tot de aansluitlijn zijn aanbieders van telecommunicatie- en internetdiensten in alle lidstaten van de Europese Unie beter in staat om te concurreren met de voormalige monopolist in hun land en een breed pakket aan hoogwaardige diensten aan te bieden aan hun klanten.

De nu overeengekomen gezamenlijke standpunten van de IRG, Principles of Implementation and Best Practice

Eén lijn bij toezicht op ontbundelde

toegang en interconnectietarieven

Europese telecomtoezichthouders:

De Europese telecomtoezichthouders gaan één lijn hanteren bij het houden van toezicht op twee belangrijke beleidsinitiatieven van de Europese Unie op telecommunicatiegebied. Dit betekent dat OPTA en haar collega-toezichthouders vanaf 31 december 2000 zullen werken met dezelfde principes voor het uitvoeren van de Europese verordening over ontbundelde toegang tot de aansluitlijn en de toepassing van de LRIC-kostentoerekeningssystematiek voor inter-connectietarieven. Dit hebben de toezichthouders, verenigd in de Independent Regulators Group (IRG), eind november besloten tijdens hun halfjaarlijkse bijeenkomst.

P

RIJS VOOR ABONNEEGEGEVEN MOET LAGER ZIJN DAN HALVE CENT

4

KPN

MAG MEER KORTING GAAN GEVEN OP NATIONAAL EN VAST

-

MOBIEL TELEFOONVERKEER

6

O

NDERZOEK

OPTA

NAAR BIJZONDERE TOEGANG TOT MOBIELE NETWERKEN

10

OPTA

DOET GEEN UITSPRAAK OVER MEDEGEBRUIK ANTENNES VOOR DOORGEVEN RADIO

-

EN TV

-

SIGNALEN

12

(2)

(PIB’s) genaamd, zorgen ervoor dat de invoering van de hiervoor beschreven Europese verordening voorspoedig kan verlopen. Bovendien is al op voorhand duidelijk hoe de Europese toezichthou-ders in voorkomende gevallen met de rechten en plichten van belanghebben-den rekening zullen houbelanghebben-den. Hierbij hanteren de toezichthouders de globale indeling voor rechten en plichten die de Europese Commissie heeft voorgesteld, het zogenoemde Reference Format.

INTERCONNECTIETARIEVEN

Naast gemeenschappelijke beginselen voor uitvoering van de verordening voor ontbundelde toegang tot de lokale aan-sluitlijn, hebben de toezichthouders in IRG-verband afgesproken ook op het gebied van kostentoerekening gemeen-schappelijke uitgangspunten te hanteren.

Het zogenoemde LRIC-kostentoereke-ningsmodel (LRIC staat voor Long Run Incremental Costs), waarvan de toepas-sing door de Europese Commissie wordt aanbevolen, is kort gezegd een methode om bijvoorbeeld de kosten voor gebruik van het netwerk van een aanbieder van post- en telecommunicatiediensten te kunnen bepalen als dat moet worden opengesteld voor concurrerende bedrij-ven. De LRIC-beginselen zijn echter nog onvoldoende concreet uitgewerkt voor toepassing op de telecommunicatiemarkt. Daarom is de IRG met een eerste gemeen-schappelijke interpreratie gekomen om de toepassing van het LRIC-model beter mogelijk te maken.

De integrale (Engelstalige) tekst van de besproken documenten, voorzien van een inleiding, is te vinden op de website van OPTA: www.opta.nl. 

Het gebruik van technieken voor breed-band-toepassingen in het aansluitnet (de ‘laatste kilometer’ van woonhuis naar wijkcentrale) zoals ADSL, kunnen storingen teweeg brengen tussen deze toepassingen. Daardoor kan spectraal-management (controle over het breed-bandgebruik van het telefoonnet) noodzakelijk kan zijn. OPTA heeft op 14 december haar voorlopige standpunten over spectraalmanagement gepubli-ceerd, evenals de resultaten van een TNO-evaluatie van spectraalmanage-ment voor xDSL-technieken in het aan-sluitnetwerk. Beide documenten zijn te vinden op de website van OPTA: www.opta.nl.

OPTA nodigt telecombedrijven en andere belanghebbenden uit om op 18 januari a.s. te discussiëren over zowel de voorlopige OPTA-punten als het TNO-rapport. Wie aan deze bijeen-komst wil deelnemen moet zich voor 16 januari per e-mail aanmelden bij mw. M. van Druten

(m.vandruten@opta.nl).

Na sluiting van de aanmeldingsdatum krijgen de deelnemers een agenda van de bijeenkomst toegestuurd. Het is ook mogelijk schriftelijk te reageren op de voorlopige standpunten. Deze reacties moeten voor 19 januari a.s. aan het hiervoor genoemde mailadres zijn toe-gestuurd.

Bijeenkomst over

spectraalmanagement

OPTA houdt op donderdag 18 januari a.s. een bijeenkomst over spectraal-management. De bijeenkomst heeft plaats in het Servex-zalencentrum dat zich bevindt boven de hal van het Centraal Station in Den Haag en begint om 14.00 uur.

Colofon

Eindredacteur:

Alex van Kalken

Redactie:

Jasper van Delft Rob van Eijl Bernd de Nijs

Fotografie:

Kelle Schouten

Bert Hilberts, pagina 12

Grafische productie:

Herbschleb & Slebos

Drukwerk: Teunissen, Amsterdam Redactieadres: Postbus 90420, 2509 LK Den Haag Telefoon (070) 315 35 66 Telefax (070) 315 35 01 OPTA Connecties is het nieuws- en publicatieblad van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit. OPTA wil met deze uitgave onder meer bereiken dat de organisaties in de markt voor telecommunicatie en post op gelijke voet geïnformeerd zijn over de ingenomen standpunten, gedane uitspraken en nieuwe ont-wikkelingen in verband met het werk van OPTA. Reacties op de inhoud van dit blad zijn van harte welkom.

Connecties wordt met grote zorg-vuldigheid samengesteld, maar om de leesbaarheid te bevorderen zijn juridische zinsneden vaak vereenvoudigd weergegeven. Soms betreft het ook delen van of uittreksels uit wetteksten. In al deze gevallen is het verstandig de originele teksten te raadple-gen. Aan de artikelen in Connec-ties kunnen geen rechten worden ontleend.

Missie OPTA

(3)

Bellen vanaf een vaste telefoon naar een mobiele tele-foon is veel duurder dan een gesprek vanaf een mobieltje naar een vaste toestel. Dat is vreemd omdat in beide gevallen dezelfde onderdelen van het vaste en het mobiele net worden gebruikt.

Het tarief voor bellen van een vast naar een mobiel bestaat uit een vergoeding voor het gebruik van het vaste net en een vergoeding voor het gebruik van het mobiele net. KPN is verplicht een op daadwerkelijk gemaakte kosten gebaseerde vergoeding te rekenen voor het gebruik van haar vaste net. Deze vergoeding is altijd hetzelfde, ongeacht de mobiele aanbieder waar naartoe wordt gebeld. Mobiele aanbieders bepalen zelf de hoogte van de vergoeding voor het afwikkelen van telefoonver-keer. Deze interconnectievergoeding verschilt per aanbie-der. Tegen die achtergrond is het vreemd dat de vast-mobiele tarieven tot voor kort exact hetzelfde waren, of je nu belde naar een abonnee bij Ben, Dutchtone, KPN Mobile, Libertel of Telfort.

OPTA vindt dat gebruikers moeten betalen voor wat ze gebruiken, niet meer en niet minder. Als de ene aanbie-der een lagere vergoeding vraagt, dan moet dat tot uit-drukking komen in een lager eindgebruikerstarief. En andersom. In juni is deze één-op-één doorberekening ingevoerd en sindsdien gelden er verschillende tarieven voor bellen van vast naar mobiel.

Bij de invoering van deze tariefdifferentiatie heeft KPN op aandringen van OPTA de vergoeding voor het vaste net aanzienlijk verlaagd. Die vergoeding bedraagt nu ongeveer een dubbeltje per minuut. Gegeven de vast-mobiele tarieven is het niet moeilijk uit te rekenen wat mobiele operators er zelf aan overhouden (een veelvoud daarvan). OPTA verwachtte dat door invoering van tarief-differentiatie prijsconcurrentie op de vast-mobiele tarie-ven zou ontstaan.

Aanvankelijk leek dat ook te werken. KPN Mobile leek zich door een verlaging van haar interconnectie-vergoeding als ‘goedkope’ aanbieder te willen profileren. De andere aanbieders volgden echter niet en hielden hun oude vergoedingen in stand. Inmiddels heeft KPN Mobile de verlaging van haar interconnectievergoeding voor een deel teruggedraaid. Een andere aanbieder heeft zelfs nog iets extra’s bovenop zijn oude interconnectievergoeding gedaan.

Waarschijnlijk hebben de lagere tarieven voor bellen vanaf het vaste net naar KPN Mobile haar te weinig extra klanten en verkeer opgeleverd. Ook de situatie bij het afwikkelen van telefoonverkeer van het ene mobiele naar het andere mobiele toestel speelt hierbij een rol. Bij

gebalanceerde verkeersstromen tussen twee mobiele aan-bieders – wat meestal het geval zal zijn – betaalt de aanbieder met de laagste tarieven dus meer aan de ander dan hij ontvangt. Hiermee subsidieert hij als het ware zijn concurrent. Lage interconnectievergoedingen moeten dus behoorlijk wat extra klanten en telefoonver-keer opleveren wil dit per saldo een positief resultaat geven. Toch zou het mobiele aanbieders bij gebalanceer-de verkeersstromen niet moeten uitmaken welke intercon-nectievergoeding ze onderling hanteren. Hoog of laag, dat maakt niet uit, want per saldo spelen ze quitte. Dat de interconnectievergoedingen hoog blijven heeft te maken met verkeer van en naar het vaste net. Van ouds-her wordt er meer vanaf het vaste net naar mobiel gebeld dan andersom. Daar komt nog bij dat de vergoe-ding op het vaste net van KPN veel lager is (want op daadwerkelijke kosten gebaseerd). Per saldo moet KPN dus veel meer aan mobiele operators betalen dan zij aan KPN. Voor KPN is dat vooralsnog geen probleem, omdat zij deze betalingen gewoon doorberekent in de vast-mobiele tarieven.

Op deze manier wordt het merendeel van de kosten voor mobiel bellen afgewenteld op de gebruikers van het vaste net. Mobiele aanbieders maken zo ‘handig’ gebruik maken van het monopolie dat ze hebben voor het afwik-kelen van gesprekken naar hun eigen abonnees. De vraag kan worden gesteld of KPN voetstoots akkoord zou moe-ten gaan met de hoge interconnectievergoeding, laat staan met verhogingen daarvan. Tot een formeel inter-connectiegeschil heeft het echter nog niet geleid. Het bovenstaande probleem is niet typisch Nederlands. Vrijwel de hele Europese Unie worstelt hiermee. Op beide fronten wordt nagedacht over een betere manier om dit marktfalen aan te pakken. Wellicht doet zich nog een onverwachte wending voor als de grootste speler op het vaste net besluit de redelijkheid van de mobiele intercon-nectievergoeding bij OPTA aan te vechten.

Kor Noorlag, hoofd afdeling Eindgebruikersmarkt

(4)

KPN maakte bezwaar tegen de eind vorig jaar door OPTA vastgestelde prijs van min-der dan een halve cent per basisgegeven. Volgens KPN zijn de kosten die zij moet maken voor het afstaan van de gegevens meer dan 85 cent per gegeven per jaar. Volgens OPTA heeft KPN onvoldoende aan-nemelijk kunnen maken dat zij een extra inspanning moet verrichten om de gege-vens, waarover zij toch al beschikt, af te staan. OPTA blijft daarom bij haar eerdere

besluit dat KPN alleen de marginale kosten voor het ter beschikking stellen van de gegevens aan derden in rekening mag brengen. Dit betekent dat KPN minder dan een halve cent per per afgestaan gegeven mag vragen.

Verder vroeg KPN een zekerheidsstelling (een soort bankgarantie) aan Denda van 30 cent per gegeven. Volgens OPTA is een dergelijke zekerheidsstelling in strijd met de voorwaarden van artikel 43 van het Besluit ONP Huurlijnen en Telefonie (BOHT). Daarin staat dat de prijs die KPN vraagt voor het ter beschikking stellen van

de abonneegevens kostengeoriënteerd – dat wil zeggen gebaseerd op daadwerkelijk gemaakte kosten plus een opslag voor de winst – moet zijn.

BEZWARENDENDA

De voornaamste bezwaren van Denda richtten zich tegen het feit dat KPN alleen de verplichting was opgelegd om aan Denda de gegevens van de abonnees van vaste telefonie te geven en niet ook de gegevens van KPN’s ‘mobiele’ abonnees. Verder was het volgens Denda niet duide-lijk welke gegevens onder artikel 43 van het BOHT vallen.

Volgens OPTA blijkt uit artikel 43 van het BOHT dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen nummers voor vaste en voor mobiele telefonie èn dat degene die deze nummers (feitelijk) uitgeeft de abonneegegevens alleen op verzoek ter beschikking hoeft te stellen. De mobiele-telefoonnummers zijn namelijk in gebruik gegeven aan KPN Mobile en niet aan KPN Telecom. OPTA vindt daarom dat Denda een apart verzoek bij KPN Mobile moet indienen om de beschikking te krijgen over de mobiele-telefoonnummers. Wat betreft de vraag wat moet worden verstaan onder de zogenoemde basis-vermeldingsgegevens uit het BOHT, stelt OPTA dat dit de gegevens zijn die de klant van een telecombedrijf ‘kant en klaar’ verstrekt. Dit zijn dus onder meer naam, adres en woonplaats van de abon-nee. 

De prijs die KPN vraagt aan Denda Multimedia vraagt voor het ter beschikking stellen van abonneegegevens moet lager zijn dan een halve cent per gegeven. Ook mag KPN geen ‘zekerheidsstelling’ (een soort bankgarantie) vragen van 30 cent per gegeven. Daarentegen is KPN niet verplicht ook de mobiele telefoon-nummers van haar klanten af te staan aan Denda. Dat heeft OPTA besloten naar aanleiding van de bezwaren die zowel KPN als Denda hadden ingediend tegen een eerder besluit van OPTA in deze kwestie.

Uitspraak OPTA in beslissing op bezwaar Denda-zaak:

Prijs voor abonneegegeven moet lager zijn dan

KPN mag alleen

marginale kosten voor

het ter beschikking

stellen van abonneegegevens

(5)

OPTA en de NMa hadden bij de onderteke-ning van het samenwerkingsprotocol op 4 januari 1999 afgesproken dat het proto-col na een jaar zou worden geëvalueerd. Deze inmiddels uitgevoerde evaluatie maakte duidelijk dat de overzichtlijkheid van het protocol moest worden aangepast aan de dagelijkse praktijk van samenwer-ken tussen de NMa en OPTA.

Deze samenwerking is noodzakelijk als in een bepaalde zaak zowel de NMa als OPTA bevoegdheden hebben, bijvoorbeeld als er sprake is van misbruik van een economi-sche machtspositie door een bedrijf uit de post- of telecommunicatiesector. Verder maakten de inwerkingtreding van de nieu-we Postnieu-wet en het Verdrag van Amsterdam aanpassing van het protocol noodzakelijk. Omdat de samenwerking tussen de NMa en OPTA zeer goed verloopt is gekozen om de inhoud van het protocol zo min mogelijk te veranderen. Hierdoor wordt de consis-tentie van deze goede samenwerking gewaarborgd. De portee van het protocol is dan ook gelijk gebleven. OPTA blijft dan ook de eerst aangewezene om op te treden op grond van de Telecommunicatiewet (de lex specialis-regel) als er sprake is van misbruik van een machtspositie. Het is immers niet wenselijk dat de uitoefening van samenlopende bevoegdheden leidt tot tegenstrijdige besluiten dan wel resultaten van de NMa respectievelijk OPTA. Als het optreden van OPTA op grond van haar eigen bevoegdheden ertoe leidt dat er geen sprake meer kan zijn van misbruik van een economische machtspositie, blijft OPTA dan ook als sectorspecifieke toezicht-houder de eerst aangewezene om op te treden.

OPTA en NMa hebben ervoor gekozen één

definitie te hanteren voor het begrip ‘samenloop van bevoegdheden’. Onder deze samenloop wordt verstaan ‘Een situatie waarin de bevoegdheden van de NMa op grond van de Mededingingswet of Europese wet- en regelgeving, of de mogelijke uitoe-fening daarvan en de bevoegdheden van OPTA op grond van de Telecommunicatie-wet, de Postwet of Europese wet- en regel-geving, of de mogelijke uitoefening daar-van, ten aanzien van ondernemingen in de post- of telecommunicatiesector, samenval-len dan wel kunnen samenvalsamenval-len’.

ADVISEREN

Tevens hebben OPTA en NMa afspraken gemaakt over een onderlinge reactieter-mijn van drie weken. Binnen die terreactieter-mijn moeten OPTA en NMa elkaar wederzijds bij-staan dan wel adviseren met een mogelijk-heid – wat een zeer uitzonderlijk geval moet zijn – van verlenging met drie weken. Ook is de nummering van het pro-tocol aangepast. Hierdoor wordt nu gespro-ken van artikelen met nummers in plaats van artikelen met letters en cijfers. Daar-naast is de volgorde van deze artikelen aangepast aan de praktijk. Dit heeft tot gevolg dat de behandeling bij samenlopen-de bevoegdhesamenlopen-den is gesplitst in meersamenlopen-dere artikelen. Hierdoor is het protocol veel overzichtelijker en beter hanteerbaar voor degenen die er in de dagelijkse praktijk mee werken.

De tekst van het vernieuwde samenwer-kingsprotocol is te vinden op de websites van de NMa (www.nma-org.nl) en OPTA (www.opta.nl). Daaraan zijn ook schema’s toegevoegd die de gang van zaken duide-lijk maken bij het samenlopen van bevoegdheden. 

Samenwerkingsprotocol OPTA - NMa vernieuwd

OPTA en de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) hebben hun samenwerkings-protocol geëvalueerd en op een paar punten aangepast. In hoofdlijnen is het pro-tocol echter hetzelfde gebleven. Het samenwerkingspropro-tocol werd bijna twee jaar geleden opgesteld. In dit document zijn de afspraken vastgelegd over de onder-linge samenwerking tussen beide toezichthouders.

(6)

KPN mag aan haar klanten onder bepaal-de voorwaarbepaal-den korting op bepaal-de prijs voor vast telefoonverkeer geven. Het gaat dan meestal om grote zakelijke gebruikers. Om de kortingsregelingen van KPN te toetsen heeft OPTA eind 1998 een beoordelings-kader opgesteld. Dit beoordelings-kader komt erop neer dat kortingen die gebaseerd zijn op direct aanwijsbare kostenvoordelen in principe altijd zijn toegestaan. Daarnaast mag KPN, afhankelijk van de concurrentieont-wikkeling op een deelmarkt, korting geven tot een bepaald maximum.

Uitgangspunt is dat naar mate de concur-rentie in de loop der jaren toeneemt, de kortingsruimte van KPN stapsgewijs kan

groeien. Omdat de concurrentie zich per soort telefoonverkeer in verschillend tempo ontwikkelt, neemt de kortingsruim-te voor KPN per soort kortingsruim-telefoonverkeer ook in verschillend tempo toe, tot maxi-maal het verschil tussen de tarieven voor eindgebruikers (particuliere en zakelijke consumenten) en de kosten van het telefoonverkeer. KPN mag dus niet door middel van kortingen bepaalde soorten telefoonverkeer onder de kostprijs aan-bieden.

BEOORDELINGSKADER

Onlangs is dit beoordelingskader voor de tweede keer sinds 1998 geëvalueerd. Op

basis van de concurrentieanalyse over 1999 en de eerste helft van 2000 heeft OPTA een inschatting gemaakt van de ontwikkeling van het marktaandeel van KPN per soort telefoonverkeer. Als het gaat om lokaal telefoonverkeer blijkt KPN nog nauwelijks concurrentie te ondervin-den. Op de deelmarkten nationaal en vast-mobiel telefoonverkeer neemt het marktaandeel van KPN geleidelijk af, maar blijft het hoog. Op internationaal tele-foonverkeer neemt de concurrentie het snelst toe, hoewel ook op deze deelmarkt KPN een zeer dominante marktpartij blijft.

KORTINGSRUIMTE

Eén en ander betekent dat KPN volgend jaar op de deelmarkt lokaal telefoonver-keer geen korting mag geven. Wel zal de kortingsruimte op de deelmarkten natio-naal en vast-mobiel telefoonverkeer toe-nemen van 50 tot 75 procent van de maximale kortingsruimte, terwijl op de deelmarkt internationaal telefoonverkeer al sinds januari 2000 de maximale kor-tingsruimte mag worden benut. 

KPN mag meer korting gaan geven op

nationaal en vast-mobiel telefoonverkeer

KPN mag meer korting gaan geven aan haar klanten op nationaal en vast-mobiel telefoonverkeer. Hier mag KPN voortaan 75 in plaats van 50 procent van de maximale kortingsruimte – het verschil tussen de gemaakte kosten en de consumententarieven – benutten. De kortingen die KPN mag geven op andere soorten vast telefoonverkeer blijft ongewijzigd. Dat heeft OPTA besloten op basis van de evaluatie van haar eigen beoordelingskader voor kortingsregelingen van KPN voor vaste telefonie.

Bij OPTA is weer een aantal nieuwe geschillen ingediend. Het gaat om geschillen over het doorgeven van een radioprogramma en een tv-programma via de kabel. Verder zijn geschillen ingetrokken over het aanleggen van kabels en over de hoogte van de doorgiftevergoeding van een programma.

Love Radio vraagt OPTA om Casema op grond van artikel 8.7 van de Telecommunicatiewet de bindende aanwij-zing te geven het programma van Love Radio door te blijven geven na 1 januari 2001. Love Radio is niet

lan-ger opgenomen in het advies dat de gemeenteraad van Utrecht heeft gegeven aan Casema. Casema baseert de toegangsweigering vanaf 1 januari 2001 op dit advies. Love Radio maakt er onder andere een punt van dat in Utrecht geen programmaraad is geïnstalleerd. Naast het aan OPTA gerichte verzoek heeft Love Radio ook een verzoekschrift ingediend bij het Commissariaat voor de Media.

In de regio IJmuiden wil Casema sinds 1 december jl. IJmond TV niet langer doorgeven. Tot dat moment werd het programma doorgegeven als onderdeel van het stan-daardpakket. IJmond TV is echter niet langer opgeno-men in het advies van de Algeopgeno-mene Programma Raad voor het vanaf december 2000 door te geven pakket.

(7)

UPC diende in november bij OPTA een handhavingsverzoek in op grond van de Telecommunicatiewet. Een particulier in de gemeente Nederlek wilde UPC niet toe-laten in zijn grond voor de aanleg van een kabel. Een deel van deze grond fun-geert echter ook als berm van de openba-re weg. De berm valt onder het in de wet omschreven begrip ‘openbare grond’. OPTA werd verzocht de toegang tot deze grond af te dwingen.

Bij eerste navraag door OPTA bleek dat de gemeente Nederlek geen instemmings-besluit had afgegeven voor het door UPC geplande tracé. UPC mag zonder dit instemmingsbesluit niet graven in open-bare grond. Hiermee ontviel de basis voor verdere behandeling voor OPTA. Daags na deze constatering gaf de gemeente alsnog een besluit af. Uit deze gang van zaken trekt OPTA de conclusie dat de gemeente geen contact

had gezocht met de betrokken grondeige-naren. De gemeente had de coördinerende rol die zij heeft bij het aanleggen van kabels dus niet volledig uitgevoerd. OPTA wijst er daarom nogmaals op dat de gemeente op grond van de Telecommuni-catiewet hiertoe wel degelijk verplicht is. Als een gemeente deze plicht niet nakomt, kan zij ook niet nagaan of de voorgenomen werkzaamheden daadwerke-lijk mogedaadwerke-lijk zijn. Bijvoorbeeld: zijn er (door de eigenaar) werkzaamheden gepland die de aanleg van kabels onmo-gelijk maken? Of zijn bijzondere regelin-gen noodzakelijk voor de bescherming van aanplant in de berm?

Pas als de gemeente één en ander heeft nagegaan, kan zij een instemmings-besluit voor het aanleggen van kabels afgeven. Een grondeigenaar kan overigens desgewenst bezwaar aantekenen tegen een dergelijk instemmingsbesluit. 

OPTA kan handhavingsverzoek van

UPC niet in behandeling nemen

UPC diende bij OPTA een handhavingsverzoek in om een kabel aan te kunnen leggen. Maar omdat een gemeentelijk instemmingsbesluit ontbrak kon OPTA deze zaak niet in behandeling nemen.

Casema heeft dit advies opgevolgd. Ook hierover loopt een procedure bij het Commissariaat voor de Media.

INGETROKKEN

Een particulier diende in september een geschil aan bij OPTA tegen KPN Telecom. KPN wilde in de grond van de persoon in kwestie kabels voor een openbaar telecommu-nicatienetwerk aanleggen. De particulier was het hier niet mee eens en vroeg de OPTA het voornemen van KPN te toetsen aan de Telecommunicatiewet. Tijdens het onder-zoek besloot KPN tot een ander traject voor de kabels, waardoor de aanleiding van het geschil kwam te vervallen. Overigens bleek dat KPN, al voordat deze kwestie was aangemeld bij OPTA, een kabel onder de opritten van de

(8)

Internationale ontwikkelingen

In Zwitserland zou de veiling van UMTS-frequenties aanvankelijk op 13 november jl. plaatsvinden, maar werd uitgesteld omdat enkele gegadigden zich hadden teruggetrokken. Inmiddels heeft de veiling op 6 december 2000 alsnog plaatsgevon-den, hoewel er slechts vier bieders waren voor evenveel vergunningen. De opbrengst bedroeg 205 miljoen Zwitserse francs (ongeveer 300 miljoen gulden), terwijl een aantal weken geleden nog werd gerekend op een opbrengst van tussen de zes en acht miljard Zwitserse francs.

In Polen waren er voor de beschikbare vijf kavels slechts drie gegadigden. Polen heeft daarom de veiling afgelast en besloten om drie van de vijf vergunningen tegen een vaste prijs te verkopen aan de kandidaten. Voor elke vergunning moet ongeveer 1,4 miljard gulden worden betaald.

In Zweden zijn de UMTS-vergunningen door middel van een ‘beauty-contest’ ver-deeld. Er waren in Zweden tien gegadig-den voor vier UMTS-vergunningen. De ver-gunningen komen in handen van Europoli-tan, HIG3, Tele2 en Orange. De grootste telecomaanbieder van Zweden, Telia, is buiten de boot gevallen. Telia is het

ech-ter niet eens met de gang van zaken en stapt naar de rechter om alsnog een ver-gunning te krijgen.

In Ierland zijn er vier UMTS-vergunningen te verdelen. Eén van de vergunningen zal door de eraan gekoppelde verplichtingen in het bijzonder geschikt zijn voor zogeheten Mobile Virtual Network Operators. Die bie-den via andermans netwerk hun mobiele diensten aan. De houder van deze vergun-ning zal moeten voldoen aan hogere eisen wat betreft dekkingspercentage en snelheid van uitrollen dan de houders van de overi-ge vergunninoveri-gen. Ierland zal de vergunnin-gen, net als Zweden, verdelen door middel van een ‘beauty contest’.

Ierland

Op 1 december jl. was het twee jaar gele-den dat de Ierse telecommunicatiemarkt werd geliberaliseerd. Het marktaandeel van de nieuwe toetreders op de markt voor vaste telefonie bedraagt inmiddels 17 pro-cent. Met name de markt voor mobiele telefonie blijkt echter een zorgenkindje te zijn, aangezien het prijsniveau relatief hoog is.

OPTA wijst in de brief op de noodzaak om het nummerbeleid en de regels over inter-connectie en bijzondere toegang op elkaar af te stemmen. Anders blijven er situaties van ‘regulatory squeeze’ bestaan. Het gaat dan om situaties waarin aanbieders van telecomdiensten zonder eigen netwerk enerzijds geen mogelijkheden hebben netwerkexploitanten te prikkelen de voor-geschreven nummers in gebruik te stellen en anderzijds op grond van de huidige

OPTA en DGTP: betere afstemming nummer

OPTA en het Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post (DGTP) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat gaan intensiever samenwerken bij het ont-wikkelen van het beleid voor en het beheer van (telefoon)nummers. Aanleiding daarvoor was een rapport dat het onderzoeksbureau OVUM voor het ministerie heeft opgesteld. Hierin signaleert OVUM onderwerpen die bij het te ontwikkelen nummerbeleid moeten worden betrokken. OPTA heeft recentelijk hieraan nog haar eigen visie toegevoegd in een brief die aan DGTP is verzonden.

Verenigd Koninkrijk

In de vorige Connecties werd gemeld dat Oftel, de Britse toezichthouder, British Telecom (BT) heeft verplicht om per 1 februari een nieuw aanbod voor flat rate internettoegang te doen aan internet-ser-viceproviders. Oftel heeft inmiddels ook bekend gemaakt onderzoek te gaan doen naar de prijzen van BT van een aantal pakketten voor flat rate internettoegang voor consumenten. Oftel heeft het ver-moeden dat BT mogelijk misbruik maakt van haar dominante marktpositie. In juli van dit jaar heeft Oftel een aan-wijzing gegeven aan BT Cellnet, de Engel-se voormalig monopolist voor mobiele telefonie. Volgens Oftel bevoordeelde BT Cellnet met ongeoorloofde kruissubsidie de aan haar verbonden serviceproviders boven andere serviceproviders. De aanwij-zing was bedoeld om een einde aan deze situatie te maken. BT Cellnet heeft Oftel inmiddels van meer informatie voorzien. Daaruit is gebleken dat van ongeoorloof-de benaongeoorloof-deling van onafhankelijke service-providers geen sprake was, zo maakte Oftel onlangs bekend. Oftel gaat daarom geen vervolg geven aan de in juli gege-ven aanwijzing.

(9)

Op 7 december heeft de Europese Commis-sie het zesde implementatierapport aange-nomen. Een dergelijk rapport geeft een zeer uitgebreid overzicht van de stand van de Europese telecommunicatiemarkt over het jaar 1999. Het gehele rapport is te vinden op: http://europa.eu.int/ISPO/ infosoc/telecompolicy/6threport.html. Hierna volgen de belangrijkste conclusies uit dit rapport.

 De nationale telecomtoezichthouders doen hun werk goed, ze nemen bijvoor-beeld belangrijke beslissingen op gebie-den als internet tegen een vast bedrag (flat rate internet access), UMTS, carrier preselectie etc. Daarnaast worden de toezichthouders steeds onafhankelijker van de markt en politieke beïnvloeding.  De telecommunicatiemarkt als geheel is

in Europa met bijna negen procent ge-groeid. De mobiele-telecommarkt is de grootste groeier. De penetratiegraad steeg van 36 procent in augustus 199 tot 55 procent in augustus 2000. Het inter-netgebruik varieert sterk: van minder dan 10 procent in één lidstaat tot meer dan

50 procent in twee lidstaten. In de ove-rige lidstaten is dit percentage 25.  De Europese Commissie heeft vastgesteld

dat sommige lidstaten te weinig geld beschikbaar stellen voor de nationale telecomtoezichthouder. Deze lidstaten hebben een brief gekregen met het ver-zoek voor betere financiering te zorgen.  Er zijn momenteel 54 aanbieders van

mobiele telefonie in Europa.

 In 1999 zijn 80 procent meer aanbieders van vaste telefonie toegetreden tot de telecommarkt dan in 1998.

 De consumententarieven in Europa daal-den in 1999 voor nationaal telefoon-verkeer gemiddeld met tien tot vijftien procent en voor internationaal telefoon-verkeer met dertien tot vijftien procent.  De tarieven voor huurlijnen in Europa

daalden in 1999 met gemiddeld dertig procent. De levertijden zijn echter zeer lang en vormen een groot probleem in sommige lidstaten, waaronder Nederland.

 De voormalige monopolisten behouden op de Europese markt nog steeds zeer veel marktmacht ten opzichte van de nieuwe toetreders.

 De tarieven die de mobiele-netwerk-aanbieders vragen voor het afleveren van een telefoongesprek op hun netwerk (terminating access-rates) blijven veel te hoog.

 De ‘first mover advantages’ (voorsprong-posities) van de voormalige monopolis-ten blijven een probleem vormen, met name bij het aanbieden van diensten over het aansluitnet.

 In tegenstelling tot Nederland zijn in tweederde van de lidstaten van de Europese Unie de telefoontarieven niet geherbalanceerd, dat wil zeggen de abonnementstarieven verhoogd en de gesprekskosten verlaagd. Dit baart de Europese Commissie zorgen, omdat in de meeste lidstaten de consument daardoor nog steeds te veel betaalt voor het gebruik van zijn vaste telefoon. 

regelgeving geen gebruik mogen maken van andere nummers uit het nummerplan die wèl in gebruik te stellen zijn. Hierdoor komen innovatieve diensten (zoals unified messaging) of diensten met een bijzonde-re maatschappelijke (bijvoorbeeld politie) of politieke (Europese nummerruimte) waarde moeilijk van de grond.

Verder dringt OPTA aan op het meer struc-tureel nagaan of de huidige, vaak gede-tailleerde, regelgeving voor nummers

glo-baler van karakter zou kunnen worden. Dit maakt de regelgeving flexibeler, waardoor zij meer ruimte biedt aan ontwikkelingen in de markt. Ook speelt meer globale regelgeving in op trends als convergentie oftewel het samenvloeien van communica-tiesectoren, zowel op het gebied van het bellen van een vast naar een mobiel toe-stel als op het terrein van telecom en media.

Daarnaast stelt OPTA voor dat DGTP de

wenselijkheid van andere vormen van nummerportabiliteit (bijvoorbeeld het-zelfde nummer kunnen blijven gebruiken als je van de ene regio naar de andere verhuist) beoordeelt. Dergelijke vormen kunnen niet alleen gunstige effecten hebben voor het efficiënt gebruik van nummers, maar ook voor de concurren-tieverhoudingen op de markt. OPTA heeft aangeboden hierover met DGTP samen te werken. 

beleid en nummerbeheer

(10)

Bijzondere toegang vormt een kernelement in de Telecommunicatiewet en is nauw ver-bonden met de ontwikkeling van concur-rentie op diverse markten binnen de tele-communicatiesector. Via regelgeving is beoogd een regime tot stand te brengen waarbij onder bepaalde voorwaarden aan-bieders van telecommunicatiediensten toe-gang kunnen krijgen tot netwerken van telecomaanbieders met een aanmerkelijke marktmacht. Dit zijn aanbieders die op een bepaald deel van de markt een aandeel hebben van 25 procent of meer. De achter-liggende doelstelling is het creëren van een zogenoemd ‘level playing field’ (gelijk speelveld). Daarmee wordt het eenvoudiger effectieve (diensten)concurrentie te intro-duceren en te bevorderen.

Het is echter niet zo dat bijzondere

toe-gang ongelimiteerd en zonder nadere voor-waarden mogelijk is. Zo moet een verzoek tot bijzondere toegang redelijk zijn en geldt de verplichting voor het verlenen van bijzondere toegang alleen voor aanbieders met een aanmerkelijke marktmacht. Op deze manier wordt gestimuleerd dat dien-stenaanbieders ook zelf netwerken aanleg-gen en er concurrentie tussen infrastructu-ren plaatsvindt.

OPTA heeft KPN en Libertel onlangs (opnieuw) aangewezen als partijen met aanmerkelijke marktmacht op de mobiele-telefoonmarkt. Daardoor is het begrip bij-zondere toegang tot mobiele openbare telefoonnetwerken een hoogst actueel onderwerp. Tevens krijgt OPTA in toene-mende mate vragen op dit gebied van bedrijven die de mogelijkheden

onderzoe-ken om via mobiele-telefoonnetweronderzoe-ken van andere partijen hun eigen diensten aan te kunnen bieden. Met name voor de ontwik-keling van concurrentie op de mobiele markt is het van belang te beseffen dat frequentieruimte beperkt is. Hierdoor kan slechts een beperkt aantal bedrijven beschikken over een frequentie voor het aanbieden van mobiele telefonie. Dit vormt in feite een natuurlijke belemmering voor toetreding van nieuwe telecombedrijven die hun diensten via een eigen mobiel net-werk zouden willen aanbieden.

CONSULTATIE

De hiervoor genoemde redenen waren voor OPTA aanleiding een project op te zetten dat betrekking heeft op bijzondere toegang tot mobiele netwerken. In het kader van dit project is OPTA onlangs een onderzoek begonnen naar de diverse vormen van bij-zondere toegang die op mobiele netwerken mogelijk zijn. De resultaten van dit onder-zoek zullen mede de basis vormen voor een tweede onderzoek. Daarbij wordt de invloed van de diverse vormen van bijzon-dere toegang op de concurrentiestructuur binnen de mobiele sector bestudeerd. OPTA zal de markt over de resultaten van beide onderzoeken consulteren. Daarna zal OPTA eventueel richtsnoeren over bijzondere toegang tot mobiele netwerken opstellen. Voorafgaand aan de onderzoeken en de consultatie heeft OPTA een aantal aspecten van bijzondere toegang tot mobiele net-werken al nader beschouwd. OPTA’s overwe-gingen en zienswijzen kunnen dienen als aanzet tot verdere discussie. Deze voorlo-pige zienswijzen zijn gepubliceerd in een brief aan het FIST (Forum voor Intercon-nectie en Speciale Toegang), dat om een reactie van OPTA had gevraagd. Deze brief is terug te vinden op de website van OPTA (www.opta.nl, doorklikken via ‘bibliotheek’, ‘documenten’, ‘achtergrondinformatie’). Voor vragen op dit terrein kunt u contact opnemen met ir. M. Klijn, telefoon (070) 315 92 42, e-mail m.klijn@opta.nl. 

Onderzoek OPTA naar bijzondere

toegang tot mobiele netwerken

(11)

Doel van de toezichtsactie was inzicht te verkrijgen in de mate waarin de nummer-houders (degenen die het nummer toege-wezen hebben gekregen) de informatie-nummers in gebruik hebben genomen. Verder controleerde OPTA of de nummers voldoen aan de gestelde bel-eisen wat betreft het aantal belpogingen (4500) en belminuten (10.000) per maand gemid-deld over een jaar.

Voor de toezichtsactie zijn de korte infor-matienummers geselecteerd die vóór 1 maart 1999 zijn toegekend aan een num-merhouder. Deze nummers zijn gebeld en de desbetreffende nummerhouders is ver-zocht beloverzichten te overleggen aan OPTA. Als niet wordt voldaan aan de gestelde bel-eisen kan OPTA overgaan tot intrekking van het korte nummer. In de bij dit artikel afgedrukte grafiek staan de aantallen beschikbare en uitgegeven korte informatienummers in de verschil-lende categorieën (stand in januari 2000). In totaal vallen 3114 nummers, toege-kend aan 934 nummerhouders, binnen de toezichtsactie. Met behulp van een belac-tie is vastgesteld welke nummers in gebruik waren. Hieruit bleek dat 49 pro-cent niet in gebruik was, 48 propro-cent wel en 3 procent onduidelijk of onjuist. Op basis van de uitkomsten van de toe-zichtactie zijn er inmiddels 525 korte nummers, die niet in gebruik waren, inge-trokken. Voor de nummerhouders die geen reactie hebben ingeleverd bestaat de mogelijkheid dat OPTA, nu er niet wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften en beperkingen, overgaat tot intrekking van het nummer.

De 684 korte informatienummers waarvan

de volledige overzichten zijn ontvangen vormen de basis voor de beoordeling van de resultaten ten opzichte van de bel-eisen. Van de volledige reacties voldoet respectievelijk 25 en 24 procent aan het vereiste aantal belpogingen en belminu-ten. Aan beide eisen voldoen 110 van de 684 informatienummers (16 procent).

DUIDELIJK VERSCHIL

De ervaring leert verder dat er tussen een aantal dienstcodes een duidelijk verschil is in de verhouding belpogingen en bel-minuten. Zo heeft de dienstcode 0906 (erotische nummers) bijvoorbeeld een

gespreksduurverlengende aard en zal daardoor gemiddeld een lager aantal bel-pogingen hebben, maar een hoger aantal belminuten. Dit is een logisch gevolg van de dienstcode-indeling in het nummer-plan. Voor dienstcode 0800 geldt dat, aangezien het een gratis dienst is, het aantal belpogingen hoog zal zijn ten opzichte van het aantal belminuten omdat de nadruk, gelet op de kosten voor de nummerhouder, op een zo kort moge-lijke gespreksduur ligt. De dienstcode 0800-41, -43, -46 en -49 is bedoeld voor (gratis) erotiek en genereert daardoor naar verhouding een laag aantal belpo-gingen en een hoger aantal belminuten. Op basis van de overgelegde beloverzich-ten onderzoekt OPTA of er aanleiding bestaat tot aanpassing van de huidige bel-eisen wat betreft het aantal belpogin-gen en belminuten. Die lijken voor som-mige dienstcodes wat aan de hoge kant. Naar verwachting zal OPTA in het eerste kwartaal van 2001 hierover een besluit nemen. 

OPTA trekt 525 korte informatienummers in

OPTA heeft 525 zogeheten korte informatienummers ingetrokken omdat gebleken is dat die niet worden gebruikt. Basis voor deze intrekking vormde een toezichts-actie onder 934 nummerhouders aan wie in totaal 3114 korte (dat wil zeggen achtcijferige) informatienummers waren uitgegeven. De actie is voor OPTA tevens aanleiding om te onderzoeken of de bel-eisen voor korte informatienummers misschien moeten worden versoepeld.

(12)

OPTA doet geen uitspraak over medegebruik

antennes voor doorgeven radio- en tv-signalen

OPTA ziet het delen van antennes of antennesystemen als een oplossing voor het tekort aan mastruimte en ook als sti-mulans voor de ontwikkeling van de con-currentie tussen omroepzendernetwerken. Volgens OPTA geeft de huidige

Telecommu-nicatiewet haar echter alleen bevoegdhe-den om uitspraken te doen over het delen van antenne-opstelpunten en niet over het delen van de antennes zelf. Antenne-opstelpunten zijn de fysieke locaties waar antennes kunnen worden opgesteld. OPTA

heeft inmiddels in een brief aan de staats-secretaris van Verkeer en Waterstaat gevraagd OPTA eveneens een wettelijke basis te geven voor het doen van uitspra-ken in geschillen over het delen van antennes.

Broadcast heeft verder in het geschil dat zij tegen de Nederlandsche omroep-zender-maatschappij (Nozema) heeft aangespan-nen, een uitspraak gevraagd over de omvang en de positie van de ruimte op de masten die zij van Nozema wil huren voor de door haar gewenste antennes. OPTA is tot de conclusie gekomen dat beide partij-en tot nu toe onvoldopartij-ende hebbpartij-en onder-handeld en gebiedt de onderhandelingen te hervatten. OPTA heeft Broadcast en Nozema daarbij opgedragen normen op te stellen voor het bepalen van de positie en de omvang van de antennes die passen bij een bepaald zendvermogen. Daarbij heeft OPTA geadviseerd om deze normen in samenspraak met de Rijksdienst voor Radiocommunicatie (RDR) op te stellen. Verder heeft OPTA zich vooralsnog onbe-voegd verklaard uitspraak te doen over tarieven die Broadcast voor gebruik van mastruimte aan Nozema zou moeten beta-len. OPTA kan hierover pas uitspraak doen na een akkoord tussen beide partijen over de positie en de omvang van de te huren gedeelten van de mast. Wel benadrukt OPTA het belang van het prijsniveau van vergoedingen voor gebruik van mastruimte in verband met de totstandkoming van concurrentie op omroepzendernetwerken. 

(13)

KPN diende enige tijd geleden bij OPTA een voorstel in om aan 0800-platformhou-ders (aanbie0800-platformhou-ders van 0800- en 0900-tele-foondiensten die ook de aansluiting van de nummers verzorgen) voor het gebruik van 0800-nummers vanuit openbare telefoon-cellen een toeslag in rekening te brengen. De voorgestelde toeslag van 41,5 cent per minuut dient als dekking van de exploita-tiekosten van openbare telefooncellen. Voor alle duidelijkheid: bellers betalen deze toeslag niet. Bellen naar een 0800-nummer is immers gratis. Voor andere gesprekken vanuit een telefooncel wordt deze toeslag wèl aan de beller in rekening gebracht.

Op verzoek van een aantal 0800-platform-houders besloot OPTA een ronde-tafeleenkomst te organiseren. Tijdens die bij-eenkomst konden de direct betrokken tele-combedrijven hun zienswijze op de door KPN voorgestelde toeslag naar voren bren-gen. OPTA heeft de toeslag, mede naar aanleiding van de reacties van de telecom-bedrijven, onder een aantal voorwaarden goedgekeurd.

VOORWAARDEN

Tot de belangrijkste voorwaarden behoort dat als platformaanbieders het 0800-ver-keer vanuit telefooncellen voor hun klan-ten willen afwikkelen, het voor hen vol-strekt duidelijk moet zijn onder welke voor-waarden en tarieven KPN dit telefoonver-keer aan hen aanbiedt. Daarbij geldt dat KPN de toeslag niet eerder mag invoeren dan het moment waarop de platformhou-ders feitelijk de keuze hebben om 0800-verkeer voor hun klanten al dan niet te ontvangen. Dit betekent dat platformhou-ders in staat moeten worden gesteld om,

afhankelijk van de vraag van hun klanten, zelf het 0800-verkeer te blokkeren. Verder mag KPN de toeslag ook niet eerder invoe-ren dan het moment waarop platformhou-ders de benodigde maatregelen hebben kunnen treffen voor de afwikkeling van het 0800-verkeer naar hun klanten. Daarbij valt te denken aan maatregelen in de

com-municatie naar klanten, het versturen van de rekening etc.

Als platformhouders vanwege de toeslag op het 0800-verkeer aan KPN vragen al dit telefoonverkeer vanuit telefooncellen naar hun netwerk te blokkeren, dan moet KPN aangeven op welke wijze zij dat gaat doen. In dergelijke gevallen is het KPN niet toegestaan de toeslag eerder in te voeren dan het moment waarop platform-houders het telefoonverkeer vanuit open-bare telefooncellen naar 0800-nummers kunnen blokkeren. Voor de integrale beoordeling van het voorstel verwijst OPTA naar haar website (www.opta.nl). 

KPN mag toeslag voor 0800-verkeer

doorberekenen aan platformhouders

(14)

KPN vroeg OPTA haar standpunt kenbaar te maken over een aantal problemen waarmee KPN in de praktijk te maken heeft bij de aanleg van telecommunicatiekabels. Deze problemen gaan onder meer over de rol die gemeenten bij deze aanleg spelen op basis van hun coördinatieplicht op grond van de Telecommunicatiewet. Daarom is OPTA in haar antwoord mede ingegaan op de reik-wijdte van die coördinatieplicht.

Allereerst stelt OPTA dat het gedoogregi-me van hoofdstuk 5 van de Telecommuni-catiewet een drie-lagen-principe kent voor verschillende soorten grond. Het

drie-lagen-principe houdt in:

Openbare gronden (artikel 5.1, lid 1, van de Telecommunicatiewet). In deze gronden moet de aanleg van alle kabels en voorzieningen voor een openbaar telecommunicatienetwerk en een omroepnetwerk worden toegestaan (‘gedoogd’).

Alle overige gronden, behalve afgeslo-ten tuinen en erven die met bewoonde percelen één geheel vormen (artikel 5.1, lid 2, van de Telecommunicatiewet). In deze gronden, behalve afgesloten tui-nen en erven die met bewoonde

perce-len één geheel vormen, moet de aanleg van interlokale en internationale kabels worden gedoogd. Als het hierbij om bebouwde grond gaat, maar niet bebouwd met woningen, dan is er tevens sprake van een gedoogplicht voor de aanleg van kabels in en aan dat gebouw en in en op gronden die daar-mee één geheel vormen, die zijn bedoeld voor aansluitingen in dat gebouw en in naburige gebouwen.

Bewoonde gebouwen en gronden, die daarmee één geheel vormen, inclusief die gebouwen zelf (artikel 5.5 van de Telecommunicatiewet). Hiervoor is slechts sprake van een gedoogplicht voor kabels in en aan dat gebouw bedoeld voor aansluitingen in dat gebouw en naburige gebouwen.

COÖRDINATIEPLICHT GEMEENTEN

OPTA heeft KPN laten weten dat de coördi-natieplicht van gemeenten en de daarmee samenhangende gemeentelijke

bevoegd-OPTA gaat uit van het drie-lagengedoogprincipe

OPTA gaat, bij het uitleggen van de Telecommunicatiewet op het gebied van gedogen van de aanleg van kabels, uit van het zogenoemde drie-lagen-principe. Wat betreft de coördinatiebevoegdheid van gemeenten bij de aanleg van kabels betekent dit onder meer dat een telecomaanbieder ook voor de aanleg van een aansluitlijn in openbare grond een instemmingsbesluit van de gemeente moet vragen. Dat heeft OPTA geantwoord op vragen van KPN.

Afkoelingstermijn niet-gebruikte informatie

OPTA is onder meer belast met de uitgifte en intrekking van informatienummers (dat zijn nummers die beginnen met de cijfer-code 0800, 0900, 0906 of 0909). Als een informatienummer, al dan niet op verzoek van de nummerhouder (degene aan wie het nummer is toegekend), is ingetrokken, dan geeft OPTA het desbetreffende nummer niet meteen opnieuw uit. OPTA hanteerde tot nu toe in alle gevallen een termijn van één jaar ‘afkoeling’. Daarna is het nummer weer beschikbaar voor toekenning of reser-vering.

Een periode van afkoeling is nodig omdat de klanten van de nummerhouder van wie het nummer is ingetrokken, er vaak niet direct van op de hoogte zijn dat de door hen gewenste dienst niet langer via dat nummer te bereiken

is. Als een ingetrokken

(15)

informatienummer meteen opnieuw zou worden uitgegeven, dan bereiken de klan-ten van de oude nummerhouder niet de dienst die zij eigenlijk verwachten. Voor de nieuwe nummerhouder zou dit betekenen dat hij ongewenste telefoontjes krijgt. Ook zou de oude nummerhouder het gevaar lopen dat een concurrent, als die het num-mer toegewezen zou krijgen, zijn klanten overneemt. Een afkoelingsperiode voor-komt dit soort problemen. Daar staat ech-ter tegenover dat nummers, bij een afkoe-lingstermijn van een jaar, erg lang onge-bruikt ‘op de plank’ blijven liggen. Uit oogpunt van efficiënt nummerbeheer is dat niet wenselijk.

CONSULTATIE

OPTA heeft door middel van een consulta-tie geïnventariseerd wat de meningen

waren van de verschillende aanbieders en nummerhouders op de voorstellen van OPTA om de gehanteerde afkoelingster-mijnen voor informatienummers te bekor-ten. Zo stelde OPTA voor om voor infor-matienummers die niet in gebruik zijn geweest de afkoelingstermijn terug te brengen van een jaar naar zes weken. Deze wel toegekende maar nog niet gebruikte nummers zijn immers in de regel nog niet bij het publiek bekend als behorend bij een bepaalde informatie-dienst. Voor informatienummers die wèl zijn gebruikt, had OPTA een afkoelings-termijn van zes maanden (in plaats van een jaar) voorgesteld.

Op de OPTA-voorstellen is verschillend gereageerd. De helft van de partijen (veertien) vonden de afkoelingstermijn van een half jaar voor gebruikte

informa-tienummers, gelet op hun ervaringen, te kort. Vier partijen gaven aan dat de afkoelingstermijn moet afhangen van het belverkeer dat nog op het oude nummer binnenkomt. De overige partijen hadden geen bezwaar tegen een afkoelingstermijn van een half jaar.

Gelet op de binnengekomen reacties bestaat onder telecombedrijven en num-merhouders op dit moment geen duidelij-ke behoefte aan een bekorting van de afkoelingstermijn. OPTA zal dan ook voor alle nummers die in gebruik zijn geweest een afkoelingstermijn van één jaar blij-ven hanteren. Voor ingetrokken nummers die niet zijn gebruikt zal OPTA voortaan een termijn aanhouden van zes weken. Daarna komt het nummer weer beschik-baar voor uitgifte, wat wenselijk is uit oogpunt van efficiënt nummerbeheer. 

bij aanleg van kabels

nummers naar zes weken

heid een instemmingsbesluit af te geven voor de aanleg en instandhouding van kabels, betrekking heeft op graafwerk-zaamheden in gronden die onder de eerste categorie vallen. Dit betekent onder meer dat een telecomaanbieder ook voor de

aanleg van en onderhoud aan een aan-sluitlijn in openbare grond een instem-mingsbesluit van de gemeente moet vra-gen. Voor dat deel van de aansluitlijn dat loopt van de erfafscheiding van niet-open-bare grond tot in of aan een gebouw voor

aansluitingen in dat gebouw, hoeft de aanbieder dus geen instemming van de gemeente te vragen.

INSTEMMINGSBESLUIT

(16)

Mensen die bij OPTA komen met klachten over de hoogte van hun telefoonrekening, verwijst OPTA door naar de Geschillencom-missie telecommunicatie in Den Haag, telefoon (070) 310 53 10). Er komen ook

nog steeds veel klachten binnen over mobiele telefonie. Nieuw daarbij zijn de klachten over ongewenste SMS-berichten. Naast klachten krijgt OPTA ook veel vragen over mobiele telefonie, met name over dekking, abonnement, beltegoed en derge-lijke. Eveneens informeren veel bellers naar de stand van zaken rond internet en in het bijzonder naar de levertijd van ADSL.  Een belangrijk deel van het

consultatie-document is gewijd aan de voorstellen van OPTA zoals die al op 18 oktober jl. tijdens een openbare bijeenkomst aan marktpartij-en zijn toegelicht. Het gaat hierbij bij-voorbeeld om het voornemen van OPTA om bij de beoordeling van de interconnectie-tarieven van KPN in de nabije toekomst onderscheid te maken tussen telefoonver-keer dat een alternatieve telecomaanbieder bij KPN ‘ophaalt’ (originating access) en telefoonverkeer dat KPN aflevert bij de abonnee van een concurrent (terminating access). Voor terminating access betekent dit de introductie van een systematiek

waarbij wordt uitgegaan van toekomstge-richte gemiddelde incrementele lange-ter-mijnkosten (‘bottom up LRAIC’). Voor origi-nating access zou het neerkomen op hand-having van de EDC-systematiek. Tevens is OPTA van plan om binnen de originating accesstarieven wat betreft de tariefregule-ring een zeker verschil tussen spraakver-keer en internetverspraakver-keer te introduceren. OPTA legt deze voornemens, evenals een aantal andere daarop betrekking hebbende onderwerpen, in het consultatiedocument voor aan telecombedrijven en andere belanghebbenden. OPTA verzoekt hen te reageren op de inhoud van het

consulta-tiedocument. Dat kan schriftelijk tot en met vrijdag 26 januari a.s. Daarnaast bestaat voor alle partijen de mogelijkheid om tijdens een hoorzitting, die plaatsvindt op woensdag 17 januari a.s., mondeling hun visie te geven. OPTA zal de reacties op het consultatiedocument betrekken bij de voltooiing van haar beleidsvoornemen op het punt van de interconnectietarieven.

CONSULTATIEDOCUMENT

Het consultatiedocument is te vinden op de website van OPTA: www.opta.nl. Wie een gedrukt exemplaar wil, kan een e-mail of brief sturen naar OPTA, ter attentie van mevrouw M. van Druten: m.vandruten@opta.nl, afdeling Intercon-nectie en Bijzondere Toegang, postbus 90420, 2509 LK Den Haag, onder vermel-ding van ‘Consultatiedocument tariefregu-lering interconnectiediensten’.

Aanmelding voor de hoorzitting is mogelijk tot 10 januari a.s., eveneens op hetzelfde (e-mail)adres. 

OPTA krijgt veel klachten over

hoogte van telefoonrekening

OPTA begint met consultatie over

tariefregulering interconnectie

OPTA heeft vorige maand relatief veel klachten over de hoogte van de tele-foonrekening gekregen. Het percentage klachten over dit onderwerp verdubbel-de zelfs in vergelijking met verdubbel-de maand oktober. Klachten over mobiele telefo-nie en carrier(pre)selectie staan ook nog steeds hoog in de klachten-top 10.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Kosten bellen uit het buitenland gedaald van €0,71 naar €0,47 per minuut.. • Kosten gebeld worden in het buitenland gedaald van €0,45 naar €0,22

Sinds de invoering van het Uitgiftebeleid 2011 moeten nieuwe nummerhouders hun routeringsystemen in richten op basis van het aantal aan hen toegekende nummers zodat ACM binnen

Voor zover het geen nummers betreft die gebruikt worden voor netwerkgebonden voice-mail, blijkt uit een globale toetsing van het college dat de meeste operators voor wat betreft

In de meeste gevallen is dit het Nummerplan voor telefoon- en ISDN-diensten (Stct. Het gebruik van het nummer of de nummers moet met deze bestemming overeenkomen. Deze voorwaarde is

Page 2 Opta moet regels tarieven mobiele telefonie herzien Het Financieele Dagblad October

mogelijkheid om orde te brengen in de wereld rondom en in zich". Het verschil tussen menselijke en andere evoluties zit in de grootte van de hersenen, de zetel

Geen enkele partij immers heeft in haar orgaan "Democraat" ja-nee- andere(geen) mening rubriek. Juist daarom is het zo jammer dat deze poging tot duidelijkheid

Eindelijk is de interne discussie over de politieke plaatsbepaling van D'66 in het proces van partijvernieuwing op gang gekomen. Beter laat dan nooit zal men zeggen,