• No results found

Maar in de Her- overwegingen ontbreekt elke relatie met het werkgelegenheidsbe- leid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Maar in de Her- overwegingen ontbreekt elke relatie met het werkgelegenheidsbe- leid"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SOCIAUSMI

IN DIMOCRATII

4

socialisme en democratie, nummer 4, april 1982 137

Sociaal-economische vraagstukken 138 Caspar Wiebrens

Heroverwegen in de sociale zekerheid

Het ambtelijke rapport Heroverwegingen (het eerste, er volgen er meer) vormt de grondslag voor de bezuinigingsvoorstellen die nu zoveel stof doen opwaaien. Herziening van het stelsel van sociale zekerheid, aldus de auteur, is inderdaad noodzakelijk; er moet be- zuinigd worden, en bovendien vraagt de gelijke behandeling van mannen en vrouwen om wijziging van het stelsel. Maar in de Her- overwegingen ontbreekt elke relatie met het werkgelegenheidsbe- leid. Het zijn 'pure bezuinigingsvoorstellen'.

Buitenland

148 Berend Jan van den Boomen/Jan Marinus Wiersma Naar een Europese defensie

De problemen tussen West-Europa en de Verenigde Staten stape- len zich op. Volgens de auteurs gaat het niet om incidenten, maar om een structurele kloof tussen beide werelddelen, die vooral op militair gebied tot een heroriëntatie dwingt. Een pleidooi voor een eigen, niet-nucleaire Europese defensie - met het prijskaartje eraan.

Onderwijs 159 Jacques Wallage

Een nieuwe bestuursvorm voor het openbaar onderwijs

Decentralisatie van het onderwijsbeleid, aldus PvdA-kamerlid Wal- lage, is dringend geboden. Beter dan het rijk kan de gemeente concrete verbindingen leggen tussen wetgeving en onderwijsprak- tijk. Maar de dubbelrol van die gemeente (zij voert niet alleen on- derwijsbeleid, maar is ook belanghebbende bij het openbaar on- derwijs) vormt een hindernis voor die decentralisatie. Vandaar een voorstel voor een nieuwe gemeentelijke bestuursvorm, de Raad voor het Openbaar Onderwijs.

Staat en burger 168 H. C. M. Michielse

Over de aard van welzijnsvoorzieningen

De sociaal-democratie zou er goed aan doen, zich bij de discussie over de verzorgingsstaat eens in haar eigen verleden te verdie- pen. De theorie en praktijk van de SOAP inzake de 'welzijnspoli- tiek'-avant la lettre biedt vruchtbare aanzetten voor die discussie.

Voortijdige capitulatie voor radicale critici van het welzijnswerk is niet noodzakelijk

Signalementen

177 De arbeidersorganisatie in de SPD Boeken

180 Dirk Dragstra over The Polish August Pen op papier

185 Waarom ik mijn lidmaatschap heb opgezegd

187 Vakbondsonderzoek, kwaliteit van de arbeid en ziekteverzuim 191 Oe partij vnn de cognitieve dissonantie-reductie

(2)

sociaal- economische vraagstukken

socialisme en democratie, nummer 4, april 1982

Caspar Wiebrens

Heroverwegen in de sociale zekerheid

Aard en omvang van de economische crisis zijn door velen onderschat. Al·

Ie voorspellingen over de ontwikkeling van het aantal werklozen zijn achter af bezien te optimistisch geweest; verschillende keren werd ten onrechte een omslag van de stijgende werkloosheidstrend aangekondigd. Nu dringt het besef door dat er meer aan de hand is dan een tijdelijke verstoring van de economische orde. 'Wij hebben ons op de crisis verkeken. De lengte, de diepte en de insnijdende betekenis ervan hebben wij niet voorzien·, al- dus Wim Meijer. 1

Het grotendeels in tijden van grote economische groei opgebouwde stelsel van sociale zekerheid is mede onder invloed van de crisis onder zware druk komen te staan. Het aantal arbeidsongeschikten is sinds 1970 met bij na een half miljoen toegenomen tot bijna 700 000. Het aantal (geregistreer·

de) werklozen bedraagt thans bijna een half miljoen. In 1970 was een vijfd1 deel van het nationaal inkomen gemoeid met de bekostiging van de sociale zekerheid (incl. pensioen), nu tweevijfde. Het ziet er niet naar uit dat het beroep op de diverse sociale zekerheidsregelingen op korte termijn zal te- ruglopen. Het tegendeel lijkt eerder het geval te zijn gezien de sombere economische voorspellingen en gelet op de demografische ontwikkelingen.

Er komen de eerstvolgende jaren bijvoorbeeld 1 00 000 ouderen met aan- spraak op een AOW uitkering bij.

Gezien dit vooruitzicht lijken bezuinigingen op sociale zekerheidsuitkeringer onontkoombaar. Mogelijke alternatieven voor verlaging van de uitkeringen zijn verhoging van belasting- en premiedruk, verlaging van salarissen van ambtenaren en trendvolgers, bezuinigingen op overheidsuitgaven ten be- hoeve van onderwijs, gezondheidszorg, defensie, enz. Deze instrumenten worden reeds toegepast maar dit kan niet steeds herhaald worden. In een recente publicatie van de WBS, De toekomst van de sociale zekerheid is daar uitvoerig op ingegaan. 2 Het regeerakkoord vraagt trouwens stabilise- ring van de collectieve lastendruk. 3

Ombuigingen in de sociale zekerheid lijken dus onontkoombaar. In het doo het kabinet-Van Agt-1 uitgebrachte rapport Heroverwegingen wordt een aantal mogelijkheden voor bezuinigingen in de sfeer van de sociale zeker- heid (ter grootte van zes miljard gulden in 1985) aangegeven. De opstellen van het Heroverwegingsrapport geven aan dat de ombuigingsoperatie moe worden gekoppeld aan een bezinning op doelstelling, grondslagen en wer- king van het stelsel van sociale zekerheid. Gezien de omvang van de hero verwegingen kan met deze conclusie slechts worden ingestemd. Ik zal hier proberen daaraan een bijdrage te leveren, aan de hand van de in de Hero·

verwegingen gedane voorstellen. De suggesties in de Heroverwegingen gelden daarbij, wat mij betreft, niet als het laatste woord; zij moeten eerder worden opgevat als exemplarisch voor tal van in omloop zijnde bezuini- gingsvoorstellen.

Een herziening van het stelsel van sociale zekerheid is overigens ook om andere redenen noodzakelijk. Eind 1984 moeten volgens de Derde Richtlijr van de Europese Commissie gelijke rechten voor man en vrouw binnen de

(3)

sociaal- economische vraagstukken

socialisme en del'llocratie, nummer 4, april 1982 139

sociale zekerheid gerealiseerd zijn. In het tweede deel van dit artikel wordt op deze kwestie ingegaan.

De bestaande, verbrokkelde en onoverzichtelijke structuur van de uitvoe- ringsorganisatie is een derde reden om na te denken over veranderingen in de sociale zekerheid. Het zou echter te ver voeren ook dit aspect hier te behandelen. In de genoemde WBS-publikatie is over dit onderwerp door Wolfson een aantal behartenswaardige dingen gezegd.4

Bezuinigingen in de Heroverwegingen

De in de Heroverwegingen voorgestelde bezuinigingen zijn niet nieuw. Veel aangeduide mogelijkheden zijn afkomstig uit stukken als Bestek '81, ver- schillende SER-adviezen en regeringsnota's. De Heroverwegingen zijn dan ook voor een deel een compilatie van al langer in omloop zijnde ideeën, plannen en beleidsvoornemens. Voor elk idee of plan is een raming van het te besparen bedrag aangegeven.

Aanpak van het ziekteverzuim en invoering van een zgn. twee trajectensys- teem vormen de hoofdmoot (in financieel opzicht) van de Heroverwegingen Sociale Zekerheid. Ondanks de actuele deining over de Ziektewetvoorstel- len zou invoering van dat twee trajectensysteem wel eens de meest ver- gaande ingreep in de sociale zekerheid kunnen zijn. Men is ervan uitge- gaan dat het twee trajectensysteem geldt voor alle onderdelen van het stel- sel; de verschillen tussen arbeidsongeschiktheidsregelingen en werkloos- heidsregelingen komen daarmee te vervallen. De opstellers van het rapport hebben twaalf mogelijke varianten van een twee trajectensysteem ontwik- keld. Daarvan komen er drie voor verdere uitwerking in aanmerking. De overige leveren te weinig op en laten een 'nauwelijks denkbare ineendruk- king van de uitkeringen aan de onderkant van de inkomensschaal zien'.

Het twee trajectensysteem kent twee onderdelen: een basisvoorziening en een aanvullende regeling. De basisvoorziening, het eerste traject, biedt een dekking voor loonderving (wegens werkloosheid of arbeidsongeschiktheid) tot aan het minimumloon en garandeert een sociaal minimum. Daarbij is het aantal volwassenen en het aantal inkomens in een gezin (of leefeen- heid) bepalend voor de hoogte van de basisuitkering. In principe krijgt iede- re werkloze of arbeidsongeschikte een uitkering ter grootte van vijftig of ze- ventig procent van het minimumloon, afhankelijk van de te volgen variant. 5 Daar bovenop krijgen alleenstaanden een toeslag van twintig procent om

'het voeren van een eigen huishouding' mogelijk te maken. Werkloze jon- geren, die nog bij hun ouders thuis wonen, zouden derhalve geen aan- spraak kunnen maken op een alleenstaanden-toeslag.

Voor gezinnen (of andere leefeenheden) met een kostwinner wordt het per- centage van vijftig of zeventig procent aangevuld tot honderd procent. Er wordt dus gekeken of de partner van de arbeidsongeschikte of werkloze persoon eigen inkomsten uit arbeid, vermogen of onderneming heeft. In- dien dat wel het geval is, wordt geen gezinsteeslag verstrekt. Uitsluitend de alleenverdiener heeft recht op een uitkering, die gelijk is aan het minimum- loon. Het voorgestane systeem lijkt daarmee haaks te staan op de wensen tot verzelfstandiging van het recht op een uitkering in de sociale zekerheid.

Verderop kom ik op deze tegenstelling terug.

De tweede traject zou moeten bestaan in een aanvullende uitkering, waar- van de hoogte afhangt van het laatstverdiende inkomen. Aan de hoogte van de aanvullende uitkering wordt een limiet gesteld ter grootte van vijfig of zeventig procent van het minimumloon, afhankelijk van de gekozen va- riant. Dit tweede traject is een uitvloeisel van de werknemersverzekeringen.

Volgens de Heroverwegingen kan overwogen worden om de aanvullende uitkering te zijner tijd te beëindigen.

(4)

sociaal- economische vraagstukken

socialisme en democratie, nummer 4, april 1982 140

Voor verschillende inkomensgroepen heeft het twee trajectsysteem de vol- gende consequenties: de uitkeringen op het minimumniveau blijven gelijk, uitkeringstrekkers met een modaal inkomen gaan er circa vijf procent op achteruit, en personen met een maximum WW- of WAO-uitkering leveren twaalf tot dertig procent in.

Het ziektegeld mag zich sinds de voorstellen van Den Uyl en Dales in een grote belangstelling verheugen. De belangrijkste punten uit het oorspronke- lijke, fel aangevochten, voorstel van de bewindsmansen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn invoering van vijf wachtdagen ten laste van de werkgever en het stellen van de ziektewetuitkering op tachtig procent van het laatstverdiende loon (het laatste is inmiddels van de baan). Verder zou voortaan premie over de uitkeringen moeten worden betaald. In grote lijnen zijn deze voorstellen ook terug te vinden in het rapport Heroverwegingen.

De maatregelen in het kader van het ziekteverzuim worden geacht een be- sparing van ruim één miljard op te leveren. Een bedrag dat vrijwel zeker anders door middel van ontkoppeling moet worden gevonden. Althans wan- neer wij ervan uitgaan dat, zoals is vastgelegd in het regeerakkoord, de collectieve lasten niet mogen toenemen. In het rapport Heroverwegingen worden overigens meer maatregelen ter bestrijding van het ziekteverzuim genoemd, zoals verkorting van de duur van de ziektewetuitkering tot zes maanden, het sneller op gang brengen van activiteiten voor revalidatie en reïntegratie, betere samenwerking tussen GAB's en GMD, enz.

Voorts worden in de Heroverwegingen meer maatregelen in de sociale ze- kerheidssfeer opgesomd, zoals de invoering van een sociale zekerheids- kaart (ter vergroting van de efficiëntie en terugdringing van misbruik), een herziening van het beleid inzake de AAW-voorzieningen en beperking van uitkeringen voor jongere alleenstaanden. Ook de structuur van de uitvoe- ringsorganisatie wordt ter discussie gesteld.

Tekortkomingen

De Heroverwegingen zijn opgesteld met het oog op de noodzaak om te be- zuinigen. Het rapport moest in zeer korte tijd worden opgesteld. Men ont- komt niet aan de indruk dat een aantal ambtenaren bestaande nota's uit hun bureaulade hebben gehaald. Ook over de gehanteerde cijfers heb ik zo mijn twijfels, maar dat lijkt mij eerder iets voor fijnproevers of columnis- ten van vakbladen. Op een aantal meer fundamentele punten schiet de he- roverwegingsoperatie mijns inziens ook tekort, met name ontbreekt een verbinding met het werkgelegenheidsbeleid.

Mijn eerste punt van kritiek betreft de interne consistentie van de plannen.

Een operatie van de omvang van de Heroverwegingen heeft alleen zin als de voorgestelde maatregelen op elkaar aansluiten en niet strijdig met el- kaar zijn. Een gestopt lek moet niet elders tot een overstroming leiden. He- laas vertonen de voorstellen enkele merkwaardige innerlijke tegenstrijdighe- den. Arbeidsongeschikten met nog enige 'restcapaciteit' moeten weer aan het werk. Een verlaging van de uitkering, zoals besloten ligt in het twee tra- jectensysteem, moet daartoe als prikkel fungeren. Ook de eerder genoem- de verlaging van de aanvullende uitkering in de tijd moet daartoe bijdragen.

Economen drukken dat als volgt uit: 'er moet worden gestreefd naar een uitkeringsstructuur, die de uitkeringsgerechtigde zowel een aantrekkelijke mogelijkheid biedt, als hem er vanuit de optiek van zijn eigen verantwoor- delijkheid toe aanzet zijn (rest)capaciteit via de arbeidsmarkt te benutten. 6 Of dat effect zal sorteren is echter zeer de vraag. In het algemeen kan men wijzen op het grote absolute tekort aan arbeidsplaatsen en op de bereid- heid van arbeidsongeschikten om liever vandaag dan morgen weer aan de

(5)

sociaal- economische vraagstukken

socialisme en democratie, nummer 4, april 1982 141

slag te gaan - zoals bleek uit het onderzoek van Merens-Riedstra. 7 Verder kan men vraagtekens zetten bij specifieke voorstellen als een uitbreiding van de quoteringsregeling voor arbeidsgeschikten. In plaats van nu twee zou vijf procent van het personeelsbestand van bedrijven uit gehandicapten moeten gaan bestaan. Aan de effectiviteit van de twee procent regeling - destijds ingevoerd om oorlogsinvaliden een plaats in de maatschappij te garanderen - wordt echter alom getwijfeld. Veel kan er van een dergelijke maatregel, die overigens op grote weerstand stuit bij werkgevers, niet wor- den verwacht.

Een werkelijke hinderpaal voor reïntegratie van arbeidsongeschikten lijkt mij de invoering van wachtdagen in de ziektewet voor rekening van de werkge- ver. Dit kan alleen maar leiden - zelfs met een nageleefde vijf procent norm - tot een scherpere selectie van personeel en, vanwege de risico- spreiding, een voorkeur voor gezonde deeltijdwerkers bij werkgevers. Het aantal niet-actieven zal door zo'n maatregel ternauwernood worden beïn- vloed; voor degenen met een ziekteverleden wordt het nog moeilijker om aan de slag te komen. Het zal hoogstens enig effect hebben op de verbor- gen werkloosheid van huisvrouwen, aangezien het in dienst hebben van gezonde deeltijdwerkers voor de werkgever met zo'n regeling profijtelijk kan zijn.

Overigens kan men zich afvragen of terugdringen van het ziekteverzuim wel tot het beoogde volume effect leidt. De benodigde reserve menskracht waarover een bedrijf moet beschikken om de produktie draaiend te houden, kan bij terugdringing van het ziekteverzuim worden verminderd. Bij een ziekteverzuim van tien procent moeten er voor honderd werknemers tien reserves aanwezig zijn. Het terugschroeven van het verzuim tot bijvoor- beeld vijf procent betekent dat vijf reserves elders emplooi kunnen gaan zoeken. De eventuele winst van de ziektewet betekent dus een nog onbe- kende verliespost voor het werkloosheidsfonds.

Over een andere barrière, de keuringen ten behoeve van pensioenregelin- gen, rept het rapport Heroverwegingen niet. Toch vormen juist deze keurin- gen, (die van het ABP zeker niet uitgezonderd) voor vele arbeidsongeschik- ten en oudere werklozen een groot struikelblok. 'Kafka, Kafka' mompelt de WAO'er, die net is afgekeurd voor een in het kader van het arbeidsplaat- senplan gecreëerde deeltijdbaan bij de overheid.

De Heroverwegingen zijn dus op te vatten als pure bezuinigingsmaatrege- len. Zij mogen wellicht de WW'ersen WAO'ersstimuleren aan het werk te gaan door korting op de uitkeringen, van het uit de weg ruimen van hinder- palen om aan het werk te kunnen gaan, lijkt weinig sprake. De aanbodre- stricties worden zeer eenzijdig opgevat. Naar mijn oordeel dient een bezui- ningsbeleid in de sociale zekerheid zoveel mogelijk samen te gaan met een werkgelegenheidsbeleid, waarbij expliciet aandacht wordt geschonken aan (her)intreding van uitkeringstrekkers ( = volumebeleid). Een daarop gericht beleid behelst meer dan struiken laten snoeien door werkloze schoolverla- ters. Een 'Plan van de Arbeid', om die term maar eens te gebruiken, moet niet alleen arbeidsplaatsen scheppen, het moet ook bestaande belemme- ringen voor (her)intreding, waarmee uitkeringstrekkers worden geconfron- teerd, wegnemen. Bij dit laatste denk ik niet in de laatste plaats aan de structuur van de uitvoeringsorganisaties.

Een dergelijk plan moet ook attractief zijn voor werkenden in die zin dat het hen in staat moet stellen zonder teveel verlies van inkomsten een deel van hun arbeidsplaats af te staan. Het in deeltijd gaan werken van een volle tijd werker betekent thans vaak een onevenredig groot verlies aan inkomen.

Door het bestaan van premieplafonds en fiscale regelingen kan het afstaan

(6)

sociaal- economische vraagstukken

socialisme en democratie, nummer 4, april 1982 142

van een vijfde arbeidsplaats een groter verlies dan een vijfde van het inko- men betekenen. Navrant is dat dit met name speelt in situaties waarbij één partner een vijfdaagse werkweek heeft en de ander in deeltijd werkt, dus juist in die gevallen waar een herschikking van bezigheden, zowel binnen- als buitenshuis voor de hand liggend is. 8

Niet alleen van het huidige, maar ook van het toekomstige inkomen kan een onevenredig groot deel worden ingeleverd bij het in deeltijd gaan wer- ken. Iemand, die nu vijf dagen per week werkt en besluit om in het vervolg drie dagen te gaan werken, gooit in feite een deel van zijn pensioenrechten overboord. Hij heeft jarenlang premie betaald voor een pensioen, dat geba- seerd is op verdiensten uit een vijfdaagse werkweek. Vanaf het moment dat hij of zij drie dagen gaat werken, wordt het pensioen berekend op basis van de inkomsten van de driedaagse werkweek. Een deel van de premies, die betaald zijn bij een veertigurige werkweek, wordt cadeau gedaan aan het pensioenfonds.

Een effectief werkgelegenheidsplan moet leiden tot een vergroting van het aanbod van (deeltijd)banen door bezetters (of bezitters) van volletijdsbanen te stimuleren een deel van hun baan af te splitsen. Dit lijkt mij van belang aangezien de enige werkelijke effectieve oplossing van het werkgelegen- heidsprobleem op herverdeling van arbeid berust. Een dergelijk plan moet ook de uitkeringstrekkers in staat stellen beter van het (vergrote) aanbod gebruik te maken door belemmeringen in de sfeer van pensioenregelingen, bemiddeling, een slechte coördinatie tussen de verschillende (ambtelijke) instanties uit de weg te ruimen. Door een grotere onderlinge afstemming van bezuinigingsbeleid en werkgelegenheidsbeleid kan het betrokken mi- nisterie zijn nieuwe naam eer aandoen.

Verzelfstandiging

Gelijke behandeling van man en vrouw is een tweede reden om na te den- ken over wijziging van het stelsel van sociale zekerheid. Eind 1984 moet volgens de zgn. Derde Richtlijn van de Europese Commissie het beginsel van gelijke behandeling in de sociale zekerheid zijn ingevoerd. De Richtlijn houdt in dat geen direct of indirect onderscheid naar sekse mag worden gemaakt; ook verwijzingen naar burgerlijke staat of kostwinnerschap zijn uit den boze. De Richtlijn is van toepassing op de beroepsbevolking en op ge- pensioneerde of invalide werknemers. Huisvrouwen vallen buiten het bereik van de Richtlijn. Een eerste aanzet tot gelijke behandeling is te vinden in de AAW (1976) en in de adviesaanvraag aan de SER over de AOW (van 1981 ).

De Richtlijn heeft als consequentie dat bij wijzigingen in de sociale zeker- heid met de positie van de vrouw rekening dient te worden gehouden. Ten aanzien van de sociale zekerheid zal moeten worden gekozen tussen een gezinsmodel (waarbij de behoeften en bestedingen van het gezin of leef- eenheid centraal staan) of verzelfstandiging (waarbij deelname aan gezin of andere relatiepatronen geen rol spelen).

Aan het streven naar verzelfstandiging ligt de idee ten grondslag dat ieder individu de verantwoordelijkheid voor zijn of haar eigen leven dient te kun- nen dragen en bijgevolg niet financieel afhankelijk mag zijn van anderen (partners, echtgenoten). Een emancipatoir stelsel garandeert de economi- sche zelfstandigheid van individuen. Voorwaarde voor een dergelijk stelsel is dat mannen en vrouwen in gelijke mate kunnen deelnemen aan het ar- beidsproces en op grond van die deelname rechten kunnen opbouwen.

De huidige: uitgangspunten van de sociale zekerheid zijn tweeledig. De werknemersverzekeringen (WW, WAO, ZW) bieden een garantie tegen in- komensderving door werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. De uitkering

(7)

sociaal- economische vraagstukken

socialisme en democratie, nummer 4, april1982 143

bedraagt tachtig procent van het laatstverdiende loon. Door de zgn. mini- mumdagloonbepaling is er een vloer in de uitkering bij het minimumloon.

Iemand met een loon net boven of gelijk aan het minimumloon zou name- lijk, vanwege het feit dat de uitkering minder is dan het loon, onder het mi- nimumloon kunnen komen. Zijn uitkering zou daarmee komen te liggen on- der het niveau van het sociaal minimum.

De WW, ZW en WAO zijn op het equivalentie-beginsel gebaseerde verze- keringen. De verzekerde werknemer betaalt een premie, in ruil daarvoor heeft hij recht op een uitkering bij ziekte, werkloosheid of arbeidsonge- schiktheid. Deze regelingen zijn op individuele leest geschoeid. Zij zijn ge- bonden aan de persoon van de verzekerde en niet aan zijn of haar gezins- situatie. Voor de werkloze is de WW maar tijdelijk. Na zes maanden werk- loosheid belandt de werkloze in de WWV, na 2,5 jaar in de RWW (een bij- standsregeling). Zowel bij WWV als bij RWW wordt met de gezinssituatie rekening gehouden.

Naast de werknemersverzekeringen kent de sociale zekerheid een aantal regelingen, die een uitkering verstrekken op het niveau van het sociaal mi- nimum. Het betreft hier ten eerste de volksverzekeringen (AOW, AAW, AWW). Deze verzekeringen zijn bestemd voor specifieke groepen (bejaar- den, weduwen). Formeel gaat het hier om verzekeringen. Werknemers en zelfstandigen betalen premies voor zichzelf en hun eventuele partner. In feite zijn het bodemuitkeringen. Ten tweede kennen we de sociale voorzie- ningen. Hieronder vallen de eerder genoemde WWV en ABW. De bijstand verschaft een uitkering aan degenen, die niet in eigen onderhoud kunnen voorzien en die niet onder een bestaande regeling vallen. De bijstandsuit- kering is ook een bodemuitkering op het niveau van het sociaal minimum.

Dankzij het bestaan van bodemvoorzieningen is het in principe onmogelijk dat personen of huishoudens onder het niveau van het sociaal minimum geraken. Dergelijke bodemvoorzieningen vormen het fundament van de verzorgingsstaat.

Vooral bij dit type uitkeringen wordt het gezinsmodel toegepast. De uitkerin- gen op sociaal minimum niveau worden geacht te voorzien in de kosten van het bestaan van een gezin (van twee volwassenen). De bijstandsuitke- ring bedraagt momenteel f 1435 per maand. Het sociaal minimum voor een alleenstaande is gesteld op zeventig procent van dit bedrag. De verhouding honderd-zeventig voor gezinnen en alleenstaanden is gebaseerd op in het begin van de jaren zestig gehouden budgetonderzoek. Daaraan ten grond- slag ligt het gegeven dat het samen voeren van een huishouding relatief goedkoper is door gezamenlijk gebruik van verwarming, abonnementen, enz. Deze verhouding staat overigens ter discussie. Van de zijde van al- leenstaandenorganisaties wordt er bijvoorbeeld op gewezen dat door de re- latief sterke toename van een aantal posten (huur, gas, elektra) het aan- deel van de vaste lasten in het budget sterk toegenomen is. Ook in de Her- overwegingen wordt de vraag gesteld of de verhouding honderd-zeventig gewijzigd moet worden.

In de AAW en ook in het voorstel voor de AOW is de verhouding honderd- zeventig aangehouden.91n de AAW is de basisuitkering zeventig procent van het minimumloon; de alleenverdiener krijgt een gezinstoaslag van der- tig procent. Bij samenloop van uitkeringen binnen een huishouden wordt een korting toegepast, zodanig dat de som van de uitkeringen gelijk is aan honderd procent van het minimumloon. De rekenregel is hier dus twee maal zeventig procent is honderd procent.

In het voorstel tot wijziging van de AOW wordt gesproken van een hoofdva- riant waarbij mannen en vrouwen recht hebben op een uitkering ter grootte van vijftig procent van het minimumloon bij het bereiken van de vijfenzestig

(8)

sociaal- economische vraagstukken

socialisme en democratie, nummer 4, apri11982 144

jarige leeftijd. Aan alleenstaanden wordt, aangezien vijftig procent van het minimumloon onder het sociaal minimum ligt, automatisch een opslag van twintig procent gegeven. Wanneer een van de echtgenoten pensioenge- rechtigd is en de ander niet, dan kan, wanneer de jongere partner zelf niet in zijn of haar onderhoud kan voorzien, een gezinstoeslag van vijftig pro- cent worden verleend. Ook deze gezinstoaslag loopt via de basisuitkering, de AOW.

Zowel bij de voorstellen voor AOW als AAW is dus sprake van een ver- menging van het verzekeringselement met het aspect van een bodemvoor- ziening. De uitkering wordt verstrekt op grond van het verzekerd zijn. Een aanvulling tot de hoogte van het sociaal minimum kan plaatsvinden wan- neer andere inkomsten ontbreken. Voorstanders van verzelfstandiging ke- ren zich tegen die vermenging van verzekering en bodemvoorziening. Bij verzelfstandiging wordt een belangrijke plaats toegekend aan de deelname aan het arbeidsproces en de daar opgebouwde rechten. De werknemers- verzekeringen en de volksverzekeringen (AOW, AAW) worden uitsluitend als individuele verzekeringen beschouwd. Het introduceren van een be- hoefte-element in die verzekeringen, door een minimumdagloonbepaling of door f!ezins- of alleenstaandentoeslagen, wordt daarmee onverenigbaar ge- acht. Voorts wordt gesteld dat met de gezinsteeslag de notie van kost- winner, zij het via een achterdeur, weer wordt ingevoerd.

Gezinsteeslagen of alleenstaandentoeslagen worden dus afgewezen. De mogelijkheid ontstaat hierdoor dat het (gezins)inkomen onder het niveau van het sociaal minimum komt. Dit wordt ook onderkend door Asscher-

Vonk en Bruijn-Hundt. Zij wijzen daarbij op de vangnet-functie van de Bij- standswet. De huishoudens waar het gezinsinkomen uitsluitend zou be- staan uit de basisuitkering van vijftig of zeventig procent dienen een beroep te doen op de mogelijkheden, die de ABW biedt. 11 Zo worden de kool en de geit gespaard. En verzelfstandiging en handhaven van het sociaal mini- mum, zij het via een (onprettige) omweg.

Ik vind dit niet de juiste oplossing. In de huidige AAW en in de voorstellen voor de AOW vinden zowel de uitkering als de aanvulling plaats binnen hetzelfde administratieve circuit. Voor de aanvrager heeft dit het voordeel dat hij of zij bij één instantie terecht kan. Het doolhof van de sociale zeker- heid wordt hierdoor wat minder onoverzichtelijk. Dit lijkt mij van belang aan- gezien degenen, die op een aanvullende uitkering een beroep zullen moe- ten doen, veelal tot de lager opgeleiden zullen behoren. Juist voor hen is overzichtelijkheid en een zo gering mogelijk aantal procedures en verwijzin- gen belangrijk. 12 (Dit afgezien van het feit dat sommige instanties niet zo vlot met uitbetalen zijn. Hetgeen vooral lastig is wanneer men met een mi- nimuminkomen moet rondkomen.)

Een tweede reden om vast te blijven houden aan het gezinsmodel waar het de bodemvoorzieningen betreft, is dat niet iedereen zich een plaats kan verwerven in het arbeidsproces of zich daar kan handhaven. Er bestaat al- tijd een kloof tussen de laagste vijf of tien procent van de inkomens en de rest van de bevolking. Deze groep wordt, behalve door een laag inkomen ook gekenmerkt door een laag opleidingsniveau, een slechte huisvestings- situatie, een gering gebruik van collectieve goederen en weinig bureaucrati·

sche vaardigheden. Het bestaan van zo'n groep is niet uitsluitend in econo- mische termen te verklaren. Deleeek en Townsend zien het bestaan van deze groep als een bewijs van een dieperliggende, blijvende sociale onge- lijkheid.13

Met het bestaan van die groep dient rekening gehouden te worden. Zelfs in een maatschappij met een geëmancipeerde arbeidsverdeling zal zo'n groep aanwezig zijn. De eis die aan de leden van die groep wordt gesteld vanuit

(9)

sociaal- economische vraagstukken

socialisme en democratie, nummer 4, april 1982 145

een geïndividualiseerd sociaal zekerheidssysteem - namelijk dat een ieder in staat moet zijn de kost te verdienen en sociale zekerheidsrechten op te bouwen - is gewoon te zwaar. Een op de behoeften toegesneden stelsel van bodemvoorzieningen (met een voor de cliënten doelmatige uitkerings- structuur) is en blijft onontbeerlijk.

Het is dus zaak een compromis te vinden tussen een systeem dat gelijke rechten van man en vrouw en onafhankelijkheid van een partner voorstaat en een systeem waar het accent ligt op de relatieve behoeften.14 De voor- gestane wijziging in de AOW spreekt mij daarbij het meeste aan. Gelijke rechten van man en vrouw zijn daarbij verzekerd, terwijl ook een doelmati- ge oplossing is gevonden voor degenen, die onder het sociaal minimum dreigen te komen.

Overigens is de premiebetaling tot nu toe, behoudens een incident in 1981 naar aanleiding van een voorstel om de teruggaaf van de premies volksver- zekeringen te beperken, nauwelijks aan de orde geweest bij de discussie rond verzelfstandiging in de sociale zekerheid. Tot nu toe wordt voor de premiebetaling het inkomen van de (gehuwde) vrouw bij dat van de man geteld. De man betaalt daarover, tot een bepaald maximum (in 1982 f 57 050) premie. Gelijke rechten van man en vrouw impliceert ook verzelf- standiging van de premiebetaling.

Samenvatting

De noodzaak van bezuinîgingen en invoering van de Derde Richtlijn verei- sen een wijziging in het stelsel van sociale zekerheid. In het rapport Hero- verweging3n wordt een aantal mogelijkheden van bezuinigingen in de so- ciale zekerheid aangegeven. De voornaamste tekortkoming van Herover- wegingen is een gebrek aan samenhang met een werkgelegenheidsbeleid.

Het betreft een pure bezuinigingsoperatie; mogelijkheden of reële stimulan- sen voor (her)intreding van werklozen, arbeidsongeschikten of bijstands- trekkers worden nauwelijks gegeven. Op een aantal punten lijken de hero- verwegingsmaalregelen eerder belemmerend dan bevorderend te werken voor deelname aan het arbeidsproces door niet-actieven. Een tweede te- kortkoming van de Heroverwegingen is dat uitsluitend is gekeken naar het 'eerste orde effect' van de maatregel. Door de segmentsgewijze aanpak zijn de onderlinge effecten van de verschillende maatregelen en de samen- hang binnen het stelsel van sociale zekerheid uit het oog verloren. Daar- door is niet onderkend dat een te realiseren bezuiniging elders tot een ver- groting van uitgaven kan leiden (hetgeen achteraf weer tot een bijstelling van het beleid moet leiden)

Bezuinigingsplannen in de sociale zekerheid moeten naar mijn mening ge- koppeld zijn aan een werkgelegenheidsplan, dat zich expliciet richt op (her)intreding van niet actieven. De creatie van arbeidsplaatsen moet ge- paard gaan met het wegnemen van de (vele) hindernissen, die de werkloze of arbeidsongeschikte ontmoet bij het zoeken naar werk.

Invoering van de Derde Richtlijn voor eind 1984 is een andere reden om na te denken over wijzigingen in de sociale zekerheid. Volledige verzelfstandi- ging lijkt mij, waar het de bodemvoorzieningen betreft, onaanvaardbaar. De eisen, die vanuit een emancipatoir stelsel worden gesteld aan de mensen die van een minimuminkomen moeten bestaan, zijn te zwaar. Voor nie- mand is een plaats in het arbeidsproces gegarandeerd. De kansen op werk voor ongeschoolden, oudere werklozen en arbeidsongeschikten zijn, zelfs in tijden van economische voorspoed, minder dan die van hun beter ge- schoolde medeburgers. Verzelfstandiging op het niveau van de bodemvoor- zieningen betekent naar mijn mening ook een uitbreiding van de bureaucra-

(10)

sociaal-

economische vraagstukken

socialisme en democratie, nummer 4, april 1982

tische rompslomp en een nog complexer en moeilijker doorzichtbaar geheel van regelingen, bepalingen en instanties. Daar is niemand, en vooral niet degenen die op het minimum zitten, mee gebaat.

Caspar Wiebrens is medewerker van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

NOTEN

1. Tweede Kamer der Staten Generaal, Handelingen 2, begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. Wiardi Beekman Stichting, De toekomst van de sociale zekerheid, Ekonomiese Notities, nummer 10, Amsterdam, 1981.

3. Tweede Kamer der Staten Generaal, Witte Stukken, 17 000, nr 4 (regeerak- koord).

4. De toekomst van de sociale zekerheid, p. 67 e.v.

5. Het niveau van de sociale minima en het koppelingsmechanisme wordt wel be- sproken in de Heroverwegingen, maar uitgewerkte voorstellen tot wijziging worden niet gedaan.

6. C. Petersen: 'Naar een verantwoorde(lijke) uitkeringsstructuur', Economisch Sta- tistische Berichten, 13-1-1982, p. 34.

7. H. S. Merens-Riedstra: Leven zonder werk. Een sociaalwetenschappelijk onder- zoek naar arbeidsongeschiktheid, Diss., Maastricht, 1981, p. 78.

8. Een gehuwde man, die in 1981 f 50 000 verdient, betaalde de maximumpremie volksverzekeringen in dat jaar (f 5776). Zijn vrouw verdient f 25 000. De door haar betaalde premies volksverzekeringen (f 2963) krijgt het echtpaar in 1982 van de fis- cus terug. Bij een vierdaagse werkweek gaat de man f 40 000 verdienen. Hij betaalt aan premies f 4740. Man en vrouw betalen aan premies in dat jaar (bij inleveren van werk door de man) samen f 7703. Daarvan krijgen zij terug f 1927. Het echt- paar levert dus f 2963 - f 1927 = f 1036 extra in. Daar komt nog bij dat allerlei af- trekposten van het huishouden (hypotheekrente bijv.) volgens een lager schijventa- rief belast worden. Dit geldt eveneens voor door de vrouw gemaakte kosten, die bij de echtgenoot aftrekbaar zijn (haar premie ZFW en het werkgeversdeel, studiekos- ten, ziektekosten en rente van schulden van de vrouw)

9. Ministerie van Sociale Zaken, Adviesaanvrage over gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de AOW, Den Haag, 1981.

1 0. M. Bruijn-Hundt: 'Gelijkheid van man en vrouw in de sociale verzekeringen', Be- leid en Maatschappij, 1981/1982, p. 270.·

I. P. Asscher-Vonk: 'Gelijke rechtspositie voor man en vrouw in het arbeidsrecht', Sociaal Maandblad Arbeid, 1977, p. 395.

11. M. Bruijn-Hundt: Beleid en Maatschappij, 1977, p. 277.

Wiardi Beekman Stichting: Een rechtvaardig pensioenstelsel, Ekonomiese Notities, Nummer 11, Amsterdam, 1981, p. 106.

12. Een recente Duitse studie naar het niet of niet ten volle gebruiken van de mo- gelijkheden die de sociale zekerheid biedt, wijst hier ook op. H. Hartmann, Sozialhil- febedürftigkeit und Dunkefzifter der Armut, Schriftenreihe des Bundesministers für Jugend, Familie und Gesundheit, p. 117 e.v.

13. H. Deleeck, 'De sociale zekerheid, een situatiebepaling', Sociaal Maandblad Ar- beid, 1980, p. 627-p. 637.

P. Townsend: Poverty in the United Kingdom, Londen, 1979.

14. Eenzelfde discussie speelt zich overigens in de fiscale sfeer af. Daar gaat het om draagkracht(= gezamenlijk inkomen) versus individualisering. Tot 1973 werd het inkomen van de gehuwde vrouw voor de fiscus bij dat van de man opgeteld.

Sinds dat jaar is zij apart belastingplichtig. In 1979 werd door de toenmalige staats- secretaris van Financiën de nota Op weg naar een gelijke fiscale behandeling van de (werkende) gehuwde vrouw en haar man, en van deelgenoten aan vormen van samenleven en samenwonen (kortweg de nota Op weg) ingediend waarin verder voorstellen voor een geïndividualiseerde belastingheffing werden gedaan. Deze no- ta is in de Kamer gestrand.

(11)

sociaal- economische vraagstukken

socialisme en democratie, nummer 4, april 1982 147

Gebruikte afkortingen

AAW Algemene Arbeidsongeschiktheidsverzekeringswet ABP Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds

ABW Algemene Bijstandswet AOW Algemene Ouderdomswet

AWW Algemene Weduwen en Wezenwet CAO Collectieve Arbeidsovereenkomst

RWW Rijksgroepregeling Werkloze Werknemers SER Sociaal Economische Raad

WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering WW Werkloosheidswet

ZW Ziektewet ZFW Ziekenfondswet

(12)

buitenland Berend Jan van den Boomen/Jan Marinus Wiersma

socialisme en democratie, nummer 4, aprll1982

Naar een Europese defensie

Als vandaag in het Amerikaans Congres een Mansfield-resolutie zou wor- den ingediend, zou die worden aangenomen. Dit is althans de mening van Sam Nunn, vooraanstaand democratisch senator en specialist in defensie- aangelegenheden.

De stemming in de Verenigde Staten zou, met andere woorden, rijp zijn voor een aanzienlijke vermindering zo niet voor een volledige terugtrekking, van het aantal troepen dat de VS in Europa gelegerd hebben. 1

'Europa voor de Europeanen' luidt de kop boven een recent artikel van W.

L. Brugsma. 2 Brugsma pleit voor het toevoegen van slechts een artikel aan de slotakte van Helsinki, dat zou moeten luiden: 'De VS en de Sowjet-Unie zullen geen strijdkrachten enlof kernwapens tijdelijk of blijvend stationeren op het grondgebied der andere hoge contracterende partijen. Evenmin zul- len zij multilaterale of bilaterale pacten van militaire bijstand met die partijen aangaan.'

De Amerikanen weg uit Europa, zo zou men de boodschap kunnen samen- vatten. Aan beide kanten van de Atlantische oceaan staat de verhouding tussen de Verenigde Staten en West-Europa ter discussie. De natuurlike belangengemeenschap die aan het Atlantisch bondgenootschap ten grond- slag lag, lijkt sterk aan slijtage onderhevig. Wanneer men de afgelopen ja- ren overziet zijn talloze voorbeelden van meningsverschillen tussen de VS en West-Europa te noemen. De reactie op de Russische inval in Afghani- stan, de boycot van de Olympische Spelen, de Midden-Oosten problema- tiek, de ratificatie van SALT 11, de neutronenbom, de modernisering van de middellange-afstandswapens, Reagans economische politiek, de herbewa- pening van de Verenigde Staten, Polen, El Salvador, de handelscontacten met het Oostblok. De verschillen van inzicht over al deze kwesties hebben gelijktijdig geleid tot uitgebreide discussies in de media en in verschillende politieke fora over de 'West-Westverhouding'. Centraal staat daarin de vraag of het hier gaat om een tijdelijke verslechtering van de wederzijdse verstandhouding door toevallige omstandigheden dan wel om een structu- rele verwijdering tussen de Atlantische bondgenoten.

Is er sprake van het eerste - en velen zijn daar nog steeds van overtuigd - dan zou een verbetering van de onderlinge contacten voldoende zijn om de misverstanden uit de weg te ruimen. Geldt het tweede, dan is het zaak de verhouding VS/West-Europa opnieuw te bezien. Wij zijn van mening dat de problemen het gevolg zijn van fundamentele verschuivingen in de poli- tieke, economische en veiligheidsbelangen van West-Europa en de VS. In dit artikel zullen wij de situatie zoals die gegroeid is, en de oorzaken van de gewijzigde verhoudingen schetsen, waarbij de nadruk zal liggen op de veiligheidsaspacten van de relatie. Vervolgens zullen wij de verschillende opties voor alternatief beleid, onder de loep nemen. Het betoog zal uitlopen op een pleidooi om te komen tot een eigen, conventionele, Europese de- fensie, los van het Amerikaanse kernwapen.

(13)

buitenland

socialisme en democratie, nummer 4, april1982 149

De historische context

De Poolse crisis heeft in West-Europa geleid tot groeiende twijfel aan de geldigheid en werkbaarheid van de afspraken die de geallieerden aan het einde van de Tweede Wereldoorlog over de toekomst van Europa hebben gemaakt. Dat gebeurde grotendeels tijdens een conferentie van Roosevelt, Churchi/1 en Sta/in in Jalta, in februari 1945. Op basis van de daar gemaak- te afspraken werd Europa na de oorlog door de beide overgebleven grote mogendheden, de VS en de USSR, verdeeld in invloedssferen. De zeer snel slechter wordende verhouding tussen de twee grote mogendheden sloot een andere uitkomst (die op basis van Jalta ook zeker niet onmogelijk was geweest) ook uit. De afspraken over het verslagen Duitsland werden zo uitgevoerd dat een feitelijke deling van dat land - met Berlijn als een- zaam eiland - het resultaat was.

Over de vraag welk van beide landen verantwoordelijk te stellen is voor de- ze uitkomst en voor het (ermee samenhangende) ontstaan van de Koude Oorlog, zijn de historici het nog steeds niet eens. Hadden de Sawjets schuld, die uit een sterke behoefte aan veiligheid zich vastklampten aan een 'cordon sanitaire' van Oosteuropese landen, en er onder het vaandel van de 'volksdemocratieën' een communistische dictatuur vestigden en te- vens treuzelden met de demobilisatie van hun daar gelegerde troepen (zoals de traditionele Amerikaanse historiografie wil)? Of waren het de Amerikanen die de Sowjet-Unie wilden isoleren en het vermeende 'Russi- sche gevaar' aanwenden om de 'vrije wereld' aan zich te binden (zoals de revisionistische Amerikaanse historiografie het ziet)? Imperialisme van de ene of van de andere kant? Of is voor beide interpretaties wel iets te zeg- gen, en moet de deling van Europa worden toegeschreven aan een inge- wikkeld samenstel van imperialistische motieven, defensieve reacties en al dan niet gerechtvaardigde percepties over de bedoelingen van de andere kant (zoals de 'revisionisten van de revisionisten' onder de historici conclu- deren)?

Hoe dan ook, de Koude Oorlog, die met het Korea-conflict zijn hoogtepunt bereikte, leidde tot de verdeling van de wereld in twee antagonistische blokken met een gedeeld Duitsland in de frontlinie. De oude -Europese mo- gendheden speelden in deze constellatie bijna geen rol meer en schikten zich naar de supermachten, waarvan de VS in de jaren vijftig in alle opzich- ten de sterkste waren. De Sowjet-Unie consolideerde haar invloed in Oost- Europa en begon aan een tussensprint om de VS onder andere op nucleair en militair-technologisch gebied in te halen.

West-Europa schikte zich naar de leiding van de VS. Gepreoccupeerd met de noodzaak van economisch herstel na een verwoestende oorlog, liet het zich de militaire bescherming van de VS graag aanleunen en accepteerde het de organisatie die de VS voor de westerse verdediging ontwikkelde. De NAVO, de Duitse herbewapening, de nadruk op nucleaire verdediging wer- den aanvaard zonder dat men zich veel leek te bekommeren om de blijven- de gevolgen daarvan: de verdeling van de wereld in twee militaire machts- blokken.

Economisch volgde West-Europa het Amerikaanse voorbeeld. Gesteund door de Marsha/I-hulp werd, mede in het kader van Europese economisch integratie, tamelijk eendrachtig gewerkt aan de totstandkoming van wat af- wisselend 'sociale markteconomie' en 'verzorgingsstaat' wordt genoemd.

Ook in cultureel opzicht werkte het Amerikaanse voorbeeld aanstekelijk. De Europese leefwijze onderging een tamelijk ingrijpende 'amerikanisering', een proces dat nog steeds niet tot stilstand is gekomen. Natuurlijk was niet alles rozegeur en maneschijn. Met enige regelmaat traden wel degelijk te- genstellingen in opvattinqen en belangen aan het licht, maar die stelden de

(14)

buitenland

socialisme en democratie, nummer 4, april 1982

relatie in haar geheel niet of nauwelijks ter discussie. Pas met het aan de macht komen van De Gaulle werd duidelijk dat de relatie tussen de VS en West-Europa minder vanzelfsprekend harmonieus was dan in de jaren vijf- tig had geleken. Deze oorlogsveteraan twijfelde namelijk sterk aan de waarde van de Amerikaanse veiligheidsgarantie voor West-Europa. Het leek hem voor de VS een nauwelijks rationele politiek om, in het geval van een conflict in Europa dat tot een nucleaire slag zou kunnen escaleren, de veiligheid en integriteit van het eigen grondgebied in de waagschaal te stel- len. De Gaulle trok zijn conclusies, bouwde de Force de Frappe en trok Frankrijk terug uit de militaire poot van de NAVO. De Gaulle voorkwam daarmee in feite een al te sterke militaire binding van West-Europa als ge- heel aan de VS. In dezelfde jaren trad ook een andere tegenstelling duide- lijk aan het licht: die tussen de Sowjet-Unie en de Volksrepubliek China.

Beide ontwikkelingen vertonen een geleidelijke ontwikkeling van een bipo- laire naar een multipolaire wereld. De opkomst van de Derde Wereld en van de OPEC-landen zou deze tendens later versterken. Voor West-Euro- pa als geheel gold dat het zich in de jaren zestig volledig herstelde van de economische gevolgen van de oorlog en bezig was aan een opmerkelijk 'Wirtschaftswunder', waarbij op menig terrein de achterstand op de VS werd ingelopen. In de loop van het daarop volgende decennium zou blijken dat deze nieuwe machtspositie Europa geheel eigen belangen had bezorgd die steeds minder automatisch strookten met Amerikaanse belangen. De voormalige beschermeling zou steeds meer met de beschermheer in con- flict geraken en ook een steeds ambivalentere houding innemen tegenover het Amerikaanse leiderschap. Het Europese protest tegen het Amerikaanse optreden in Vietnam maakte daarnaast duidelijk dat de Europees-Ameri- kaanse verhouding in de toekomst niet slechts door belangenconflicten maar ook door culturele en emotionele verwijdering gekenmerkt zou wor- den. Anno 1982 is er sprake van verschillen van inzicht over een groot aantal punten die gezamenlijk het beeld bieden van een fundamenteel ver- stoorde verhouding.

De politieke problemen

De kern van de wrijvingen op politiek vlak lijkt te zijn dat de Europeanen de VS nog wel een leidende rol in de wereld willen toekennen, maar dat zij te- gelijk steeds grotere bezwaren koesteren tegen de wijze waarop de VS hun hegemonie in praktijk brengen. Deze bezwaren hebben hun oorsprong we- derom vooral in de verschillen in belangen zoals die in Europa worden ge- zien. Het duidelijkst komen de meningsverschillen naar voren in de Oost- West-verhouding. Gaandeweg is duidelijk geworden dat West-Europa veel meer dan de VS hecht aan een politiek van ontspanning vis à vis de Sow- jet-Unie, iets wat onder meer ook blijkt uit het veel omvattender ontspan- ningsbegrip dat de Europeanen hanteren. De Amerikanen voelen zich be- drogen door de Sowjet-Unie, die er voor hun gevoel in is geslaagd de pe- riode van ontspanning uit te buiten om de VS militair te overvleugelen en hun positie in de (vooral Derde) wereld te ondermijnen. Voor de Europea- nen is ontspanningspolitiek een veiligheidsconcept van toenadering en sa- menwerking, dat in de laatste vijftien jaar veel vruchten heeft afgeworpen en dat zij niet graag voor een nieuwe politiek van wereldwijde confrontatie zouden willen prijsgeven. Dat verklaart ook de Europese bezwaren tegen de groeiende Amerikaanse neiging om ontwikkelingen in de Derde Wereld exclusief in termen van de Oost-West-relatie te interpreteren en daarop vooral met militaire middelen (Rapid Deployment Force, opvoeren van mili- taire steun aan repressieve rechtse regimes, enz.) te reageren.

Voor wat betreft het Midden Oosten komt daar nog bij, dat de Europese af·

(15)

buitenland hankelijkheid van olie uit dat gebied vooralsnog zo groot is, dat militair in- grijpen aldaar de Europese veiligheid (in brede zin) vermoedelijk eerder zou schaden dan baten. Dit in tegenstelling tot de VS die veel minder af- hankelijk zijn van olie uit het Midden Oosten (ofschoon Amerikaanse olie- concerns er grote belangen hebben). De herinnering aan het Europese ko- lonialisme en de traumatische ervaring van twee verwoestende Europese oorlogen hebben veel Europeanen bovendien tamelijk sceptisch gestemd over de heilzaamheid van het gebruik van militaire macht als pressiemiddel in het internationale verkeer.

socialisme en democratie, nummer 4, april 1982

De economische geschillen

De Europees-Amerikaanse geschillen op economisch vlak weerspiegelen de politieke problemen. In Europese ogen vervullen de VS te weinig meer de rol van leider in de industriële wereld en, waar ze dat nog wel doen, nei- gen ze tot misbruik van hun machtspositie wat wordt beschouwd als korte termijn eigenbelang. De problemen zijn in feite begonnen met het loslaten van de convertibiliteit in goud van de dollar (1971) en vervolgens met dat van de vaste wisselkoers van de dollar (1973). Met deze eenzijdig geno- men stappen slaagden de Amerikanen er niet alleen in de kosten van de Vietnam-oorlog voor een belangrijk gedeelte op de schouders van de Euro- peanen af te wentelen, maar ook - en dat was op langere termijn veel ge- wichtiger - bliezen zij in één klap het systeem van Bratton Woods op. Dit symboliseerde het terugtreden van de VS als hoeders van het naoorlogse stelsel van (liberaal-kapitalistische) internationale economische betrekkin- gen, zoals dat grotendeels in VN-kader had vormgekregen (IMF, Wereld- bank, GATT, enz.). Sindsdien opereren de VS slechts als primus inter pares in een concert van belangrijke handelsnaties (met de Bondsrepubliek en Japan als meest vooraanstaande), die weliswaar nog regelmatig de toe- stand van de wereldeconomie bespreken, maar zelden meer tot gecoördi- neerde actie, laat staan tot echte samenwerking, komen. Sinds het optre- den van de regering-Reagan wordt zelfs de schijn van consultatie en coör- dinatie niet meer opgehouden. Het laatste topoverleg van de Zeven - in Ottawa in juli 1981 - stond geheel in het teken van het reaganomics-offen- sief van de Amerikaanse regering. Dit houdt in de eerste plaats een kille monetaristische politiek in gericht op terugdringing van het tekort op de overheidsbegroting en daarmee van de inflatie. De belangrijkste bondgeno- ten en economische partners werd niet eens meer om hun mening ge- vraagd. Dat met deze koerswending eerdere afspraken over een tweespo- renbeleid - inflatiebestrijding gekoppeld aan werkloosheidsbestrijding - werden gebroken, en dat de hoge rentestand en dure dollar die het resul- taat zijn van reaganomics, een ernstige recessieversterkende werking zou hebben, werd toen (en wordt nog steeds) door de Amerikaanse regering hooghartig weggewimpeld. De Europeanen dienen volgens Washington het Amerikaanse voorbeeld slechts te volgen, onder meer door hun dure ver- zorgingsstaat af te breken ten gunste van een drastische verhoging van het defensiebudget, om op termijn een even rooskleurige economische toe- komst tegemoet te gaan als de VS.

Uiteraard was het, gegeven de afgenomen verschillen in relatieve economi- sche kracht, onvermijdelijk dat de naoorlogse constellatie, en de overheer- sende positie van de VS daarin, vroeger of later aan heroverweging had moeten worden onderworpen. Dat de Europese landen daarbij meer ver- antwoordelijkheid op hun schouders hadden moeten nemen, is om die re- den ook zonneklaar. (Door de oprichting van het Europees Monetair Stel- sel, enkele jaren geleden, zijn ze daartoe op monetair terrein ook reeds overgegaan. Hetzelfde kan worden gezegd over de Europese pogingen,

I I

,Ji'

1: ,,

I

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1ste fase bachelor Biochemie & Biotechnologie, Chemie, Geografie, Geologie en Informatica.. Schakelprogramma Master Chemie en Master Toegepaste Informatica maandag 13 januari

“Ook voor bedrijven en vereni- gingen lassen we een voor- verkoop in van 29 oktober tot 11 november.. Zij kunnen zich aan- melden

In het kader van de Warmste Week schen- ken ze de opbrengsten van de eetavond weg aan De Stappaert, een lokale vzw die zich inzet voor kansar- me jongeren en jonge al-

Iedereen die twee jaar geleden een emmer ijswater over zijn hoofd kieperde voor de Ice Bucket Challenge, mag blij zijn.. Dankzij de opbrengst van die actie, ten voordele

UWV hoeft in de uitbetaling geen rekening te houden met loon dat is betaald door de werkgever vóór aanvang van (en eventueel tijdens) de uitkering. UWV past VCR alleen toe over

Deze maatjes kunnen de jongeren overal bij helpen, en nemen ons veel werk uit handen.’.. ‘Het traject van Learn2work duurt tien

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Van elk zelfgericht verlangen, van mijn levenslange schande, van de angst voor lege handen;!. bevrijd mij, HEER,