• No results found

Nu is er in die Ianden democratie en maakt dat wat ODR was plotseling deel uit van de Gemeenschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nu is er in die Ianden democratie en maakt dat wat ODR was plotseling deel uit van de Gemeenschap"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Column

Or. HAC.M. Notenboom

Angstvoorsucces?

De laatste twaalf maanden is in Europa enorm veel tot stand gekomen en er staat nog veel te gebeuren op gebieden waar- voor de Europese federalisten zich na de laatste wereldoorlog hebben ingezet. Ook de christen-democraten in West Europa behoren tot de federale beweging en zij hebben majeure bijdragen geleverd aan het Europees integratieproces. Wat thans geschiedt is mede vrucht van de visie en inspanning van christen-democratische staatslieden in verschillende Ianden, van leidende mannen en vrouwen in onze drie christen-democratische partijen, van ver- kiezings- en regeringsprogramma's en van stellingnamen in beide Kamers van de Staten-Generaal De voornaamste grond daarbij was en is een immateriele het voorgoed voorkomen van oorlog tussen onze volkeren en staten. Oaarnaast een meer materiele: meer welvaart door een grotere, niet afgeschotte mark! en een open wereldhandel, ook om die hogere welvaart te Willen inzetten VOOr meer recht- vaardige wereldverhoudingen.

In de campagne voor de eerste verkie- zing van het Europese Parlement had ik het - vooral met jongeren - vaak over de ideele achtergrond van de gemeen- schapsarbeid door te wijzen op Ianden als Tsjechoslowakije, Hongarije, Polen en de OOR, waar veel mensen via illegale blaad- jes en met risico voor hun veiligheid het

Chnsten Democratische Verkennrngen 1/91

proces in het Westen met grote spanning volgden. Omdat zij het Europese opbouw- werk zagen als de weg waarlangs hun be- vrijding komen en waar hun toekomst lig- gen zou. Nu is er in die Ianden democratie en maakt dat wat ODR was plotseling deel uit van de Gemeenschap.

Wat thans in voile voorbereiding ver- keert is een verdere slap naar een markt via 'Europa'92' en de fasegewijze verwe- zenlijking van de Economisch Monetaire Unie, leidend tot een gemeenschappelijke munt. Oil alles gekoppeld aan een poging tot modernisering van de structuur van het bouwwerk qua interne en externe be- voegdheidsverdeling. De externe betreft de vraag waartoe de Gemeenschap bevoegd is en waartoe de lidstaten. De in- terne gaat over de vraag welke instelling binnen de EG tot wat bevoegd is. De volks- vertegenwoordiging het Europese Parle- ment; de vertegenwoordigers der lidsta- ten de Raad; of de onafhankelijke politie- ke bestuurders de Commissie. De desbe- treffende regeringsconferenties zijn begonnen in december 1990, hetzelfde jaar waarin zich de omwenteling in Midden en Oost Europa voltrok. Oeze omwenteling droeg bij aan de politieke wil om het tempo van cte communautaire intensivering te versnellen Omgekeerd kan die intensi- vering niet meer zonder de nieuwe pan- Europese dimensie daarbij te betrekken.

(2)

Oat het politici duizelt bij zoveel tegelijk valt te begrijpen er ligt inderdaad wei een en ander op hun bord (afgezien nog van complexe problemen, waarvoor het demo- cratisch instrumentarium waarmee wij ple- gen te werken waarschijnlijk niet adequaat is). Die duizeling zal toch niet lang mogen duren, wil men althans het proces mee kunnen blijven sturen, juist nu er zoveel successen en kansen zijn

Burcht

De vraag komt bij miJ op of het Binnenhof anno 1990 niet eerder op een burcht leek waarin men zich terugtrekt dan op een centrale van impulsen aan een koersbern- vloeding van dit immense proces In deJa- ren van Eurosclerose en een dreigend ver- loren gaan van het bereikte was de Twee- de Kamer meestal het decor van aanspo- ringen, soms zelfs verwijtend, aan het adres van de regering om zich krachtiger in te zetten op de rechte koers van voort- gaande integratie en vorming van een economische, sociale, monetaire en poli- tieke Gemeenschap De laatste tijd lijkt het er wei eens op also! men terugschrikt van de resultaten. Terughoudendheid, zelfs angst en remmen lijken het beeld te domi- neren van de debatten over de EG. Het zal toch niet zo zijn dat daarbij de eigen toe- komstige positie van de nationale volks- vertegenwoordiging voorop staat? Heeft men dan vroeger niet eerlijk gemeend wat men zei? Was het lippendienst in de ge- dachte dat het toch wei nooit zover zou ko- men, het echec overlatend aan het handje- vol specialisten dat op dat terrein de nek uitstak? lk hoorde vroeger wei - terecht- spreken over de voorgangersfunctie van de gekozene, die niet uitsluitend de vertol- ker mocht zijn van wat leefde onder de mensen, maar daaraan vanuit geloof, overtuiging en politiek program mee lei-

2

Column

ding moest geven Geldt dat niet ook nu en betreft dat niet ook de constructie van de Europese Gemeenschap, waarvan na zoveel onderzoek - als heel bewuste keu- ze- herhaaldeliJk werd geconcludeerd dat die zeker ook in ons natlonaal belang is?

De klemtoon lijkt nu weer gelegd op in- strumenten, die nationaal begrensd, grote- re rechtvaardigheid, zuiverder milieu en efficientere bestuurskracht moeten ople- veren. Denkt men weer over de maakbaar- heid van een nationale samenleving'7 Wordt vergeten, dat op de meeste van deze zorggebieden slechts duurzaam ef- fect gesorteerd kan worden, mils dit supra-nationaal wordt geregeld'7 lk wil hiermee niet suggereren dat een Europese samenleving wei maakbaar zou zijn en evenmin dat de EG een oplossing voor al- les in petto heeft Maar ik vraag miJ af of de aansporing dat de zich thans aandienen- de mogelijkheden als uitdaging moeten worden gezien aileen voor het bedrijfsle- ven geldt en niet evenzeer politiek en be- stuur. De haast traditioneel voor Neder- land kenmerkende kritische houding bij het Europees avontuur moet miJns inziens aan effect inboeten bij een houding van angst en remmen van de geschiedenis Verhindert remmen immers niet het bewust bepalen van richting en koers'7

Niet iedereen in de polrtiek behoeft de aandrang te voelen de geschiedenis als staatsman of -vrouw in te gaan, maar wei past eenieder bezinning op de vraag wat zij of hij bijdroeg aan de historische kansen in het laatste decennium van de twintigste eeuw.

Chrrster1 Dcmocratrscl1e Verkennrngen 1/91

(3)

Cultuur

Groepsgesprek Geloof en cultuur

De overhe1d heeft invloed op de cultuur, maar is er zeit ook afhankelijk van. Over cultuur, ge!oof en de rol van de christen- democratie spraken drs. M Beinema, dr.

PA van Gennip, drs. GJA Schampers, OL Schrover, mr. LB.M Wust. drs. CJ Klop en drs. ThBFM Brinkel Een ver- slag van een gesprek waarin de proble- men worden aangestipt, maar nog niet tot de kern kon worden doorgedrongen.

De overheid doe! aan cultuurbeleid. Aile gewilde, of ongewilde be1nvloeding van normen en waarden in de samenleving door de overheid en de uitingen daarvan in gedragingen en geestesprodukten vor- men te zamen een algemeen cultuurbe- leld. Uit1ngsvormen en geestesprodukten op het gebied van media, onderwiJS en kunsten die collectieve waardering genie- ten ziJn specifiek cultuurbeleid te noemen.

Over cultuur, chr1stelijk geloof en de rol van de christen-democratie spraken drs.

M Be1nema. lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dr. PA van Gennip, se- cretaris van de Katholieke Raad voor Kerk en Samenleving, drs. G JA Schampers, burgemeester van Uden, O.L. Schrover, kunstenaar, mr. L.B.M Wust, oud-KRO di- recteur en drs. C.J. Klop. lid van de redac- tie van Christen Democratische Verkennin- gen, Ievens gespreksleider De redactie- secretaris maakte het verslag.

Chr~s1cr1 Democratrsche Vorkennrngen 1/91

De beleving van normen en waarden in het gezin, de kerk, het bedrijfsleven, maat- schappelijke organisaties en b1j de over- heid zelf stempelt de algemene cultuur, de 'levensstijl' van de Nederlandse samenle- ving. Het lijkt wei of de godsdienstigheid in Nederland verandert. Het christelijk geloof bezit niet meer het exclusieve, onwrikbare en doordringende karakter van bijvoor- beeld de eerste helft van de twintigste eeuw. Oat heeft effecten op de cultuur. Is de Nederlandse cultuur niet christelijk meer? 'De Evangelische Omroep zal zeker zeggen dat Nederland geen christelijke samenleving meer is. Hoe je daar over denkt hangt af van je eigen godsdienstig- heid,' aldus de heer Schrover. 'We belan- den daarmee (indirect) biJ een van de kernpunten van de christen-democrati- sche cultuurproblematiek De christen-de- mocratle staat voortdurend voor de moei- lijke opgave om de samenhang tussen po- litiek, geloof en kerk naar de eisen van de tijd te definieren. Vanwege de scheiding tussen kerk en staat, die wanneer zij in ex- tremis word! toegepast altijd leidt tot een marginalisering van de religieus gelnspi- reerde netwerken, is dat geen eenvoudige taak. Wat is de kerstenende functie van de christen-democratische inspiratie? lk ge- loof dat je in deze context kunt zeggen dat een andere positie van het geloof in de sa-

3

(4)

Van Gennip: Het adagium 'buiten de kerk geen heil' doet nog steeds opgeld.

menleving niet direct een ontkerstening van de cultuur behoeft te betekenen '

De heer Van Gennip wijst erop dat het christendom meer is dan het geloof aileen 'Het hart van het christendom is natuurlijk het geloof. Maar na 2000 jaar is daar wei wat meer bijgekomen. De christelijke cul- tuur is meer dan aileen de gelovige cul- tuur. De hele samenleving is gekerstend.

Overigens ben ik gelukkig met de term al- gemeen cultuurbeleid, als iets waar bij- voorbeeld ook de minister van Financien mee te maken heeft. Oat is een nieuwe in- valshoek, die de komende jaren belangrijk zal worden. De rol van het onderwijs moet niet onderschat worden.'

De heer Wust: 'De algemene cultuur lijkt me in haar waardenbeleving niet zoveel minder christelijk dan in het verleden, dat op dit punt evenzeer zijn tekortkomingen te zien geeft. Er is natuurlijk wei een 'secu- larisatie' vast te stellen in de formele insti- tutionele zin. In de tijd van de Republiek was de (gereformeerde) Kerk een gelnsti- tutionaliseerd onderdeel van de staatkun- dige orde. Oat is niet meer zo. Maar dat ligt op een ander vlak.' Volgens de heer Bei- nema is er toch wei wat veranderd 'Het minder massief worden van de normen heeft zich niet aileen in de samenleving voltrokken, maar ook in de kerken, in de theologie. De theologie is ook minder ge- sloten geworden. Oaardoor kan de kerk beter herkennen wat in de samenleving

4

Cultuur

leeft. Neem het milieu. Het christendom heeft dat vroeger te vaak vergeten. Nu sluiten de kerken zich met het concept van de heelheid van de schepping aan bij wat buiten de kerken leeft. Consensus tussen christenen en niet-christenen is dus wei mogelijk Meer dan vroeger misschien.'

En er is nog een ander belangrijk ver- schil met vroeger. De heer Wust: 'Op het punt van de zingeving van het menselijk bestaan bestond er consensus. ledereen geloofde, dat de mens door God gescha- pen is en op weg is naar een toekomstig Ieven. Thans Ieven lang niet aile mensen in dat besef, dat vroeger het Ieven en samen- leven fundamenteel structureerde en be- zielde. Het wegvallen daarvan schept een geestelijk vacuum. En er heeft zich, voor zover ik zie, (nog) geen alternatief voor dat bestaansfunderende Verhaal aangediend.

Tal van opgekomen 'grote verhalen' zijn sindsdien alweer leeg gebleken. Het ge- loofsverhaal onthult nog altijd het diepst wat er met de mens aan de hand is en op het spel staat.'

Oat betekent volgens Van Gennip dat het adagium 'buiten de kerk geen heil' in zekere zin nog steeds opgeld doet. Uitein- delijk komt de mens pas tot zijn recht in het voile geloof. Het gaat er, aldus Van Gen- nip, om wat voor definitie van kerk jeer op na houdt. Met het adagium is de geinstitu- tionaliseerde kerk bedoeld met al haar machtsaanspraken. Maar als je de ruimere

Christen Democrat1sche Verkenningen 1/91

(5)

Cultuur

definitie van kerk als gemeenschap van aile gelovigen hanteert, dan heeft hij er als theoloog geen bezwaar tegen. Het chris- tendom kan de stelling immers niet opge- ven, dat het geloof heil brengt. De heer Schrover: 'lk ben het met Van Gennip eens dat het christelijk geloof heil brengt, maar wat betekent dat voor de christen-demo- cratie? We moeten de- toch- tegenstrijdi- ge relatie tussen kerk en staat niet uit het oog verliezen. Er bestaat een zekere span- ning tussen de politieke realiteit en de ker- kelijke uitgangspunten. Je kunt zelfs spre- ken van contradicties die echter naar hun wezen een diepe verbondenheid kunnen uttdrukken. Kerk en politiek zijn structuren die elkaar 'doordringen'. Er zijn dus geen scherpe lijnen die de kerkelijke en politieke belevenis van elkaar scheiden, uit-kade- ren. lk zou dus aan Van Gennips stelling willen toevoegen: Het christendom kan de stelling niet opgeven dat het geloof heil brengt 66k door politiek handelen, door werktuigen te zijn van God, door christelij- ke solidariteit en rentmeesterschap '

De heer Klop brengt naar voren dat in de algemene cultuur waar we nu in Ieven christenen een van de vele groepen zijn geworden. De mensen Ieven niet meer vanuit een besef. Toch speelt de religie in geseculariseerde zin nog wei een rol.

Deze komt tot uiting in de waarden van medemenselijkheid en voorkeur voor fami- lieleven. Hoe komt daJ'? Van Gennip: 'Ais het er op aan komt geeft de helft van de bevolking aan dat ziJ tot een bepaalde kerk wil behoren. Maar tussen de 70% en 80%

hangt wei een soort algemeen geloof aan.

Slechts 20% wil zich niet gelovig noemen.

Zou het in de zeventiende of achttiende eeuw veel anders geweest ziJn? Ook als de percentages zakken blijft het christen- dom de sterkste kracht. De christenen hebben een goed verhaal. ZiJ doen actief aan gemeenschapsvorming. Ze blijven de motor. De rest is immers zo vergruisd ' De heer Beinema wil dat vanuit ziJn geloofsop- vatting graag beamen. Maar, vraagt hij zich af, 'blijven christenen zich ook onder-

Chr1sten Oemocrat1sche Verkenn1ngen 1/91

scheiden als drijvende krachJ'? Er kunnen verschuivingen optreden. De islam her- vindt haar kracht. Is dat ook een gunstige ontwikkeling? Of komt daar concurrentie van? Als de ene godsdienst vervalt, kun- nen er andere opkomen.'

De heer Wust voegt daar aan toe 'Men- sen ruilen hun christelijk geloof niet in voor niets. Ze gaan naar afgoden grijpen. Bij een dergelijk verval krijg je massieve vor- men van bijgelovigheid. Mensen kunnen niet zonder de religieuze dimensie.' De heer Schrover onderstreept daten wijst er op dat een derde van de Amerikanen te- genwoordig in re·lncarnatie gelooft. En hun aantal groeit. En ook in het bedrijfsleven zijn er tendensen naar afgodische vormen van religieus besef. Veel van de nieuwe bewegingen hanteren vormen van magie.

'Wij zijn in onze cultuur getuige van een heropleving van de gnostiek, met esoteri- sche stromingen, New Age, moderne kun- sten,' aldus de heer Van Gennip. Hij somt een paar eigenschappen van de nieuwe religieuze bewegingen op: Zij zijn eclec- tisch, een vorm van levensbeschouwelijk toerisme. Als Je op de een bent uitgekeken stap je over naar de ander. Zij zijn vrijblij- vend, je komt niet tot een eigen geloofs- keuze. Zij zijn esoterisch, er is geen be- trokkenheid bij maatschappelijke omstan- digheden. En zij zijn elitair; je moet gestu- deerd hebben om te begrijpen waar het om gaat. Van Gennip trekt parallellen met de tijd van de opkomst van het christelijk geloof in het Romeinse Rijk 'Wij zijn een groot imperium geworden, waarin ieder- een in geestelijk opzicht grote persoonlijke vrijheden kan genieten.' Gnostieke invloe- den zijn nooit afwezig geweest, maar heb- ben zich eeuwenlang aan de rand van de samenleving geconcentreerd. Is er een groei van dit soort alternatieve religiebele- ving? Volgens de heer Schrover zal het zich n1et doorzetten. De samenhang ont- breekt. 'En het past niet in ons mensbeeld,' aldus de heer Schampers. Het uit zich vol- gens hem aileen maar in kleine, losse groepjes en is niet consistent. Aan de an-

5

(6)

dere kant lijkt de kerk naar de mening van de heer Beinema daartegen tamelijk pas- sief te zijn. ZiJ oefent er geen kritiek op uit en spreekt het niet tegen. Beinema 'De kerk is niet meer zo zeker van haar zaak.'

Maar wat betekent dit voor de algemene cultuur? Wust We moeten er niet a priori van uitgaan dat dit soort verschiJnselen zich in Europa overal in dezelfde mate zal voordoen. Daar ziJn de omstandigheden en de voedingsbodems te verschillend voor. Veel zal in de toekomst afhangen van de kracht, die van de plaatselijke of regio- nale christelijke gemeenschappen zelf uit- gaat. Chnstenen moeten hun Verhaal echt, geloofwaardig voorleven ·

De heer Schampers wijst in dit verband op het voorbeeld van Zweden, dat door- gaat voor het meest geseculariseerde land van Europa 'Er is daar een reveil van het lutheranisme en de katholieke kerk maakt er een geweldige groei door. Bij bultenlan- ders en biJ Zweedse intellectuelen On- langs is er een klooster lutherse benedicti- nessen collectief katholiek geworden. Veel mensen zijn opgegroeid in een sfeer d1e indifferent stond ten opzichte van de kerk.

Die missen wat.' De heer Van Gennip ziet de grote u1tdag1ng in de mogelijkheid voor het christendom om zich te handhaven in een welvaartscultuur. Het christendom is van afkomst een religie met sterke impul- sen, die samenhangen met een schaarste- cultuur, zoals bijvoorbeeld het ascetisme '

6

Wust: Dankzij de

christen-democratie zijn we ontkomen aan de extremen van liberalisme en socialisme.

Cultuur

Zichtbaar maken

Om geloofwaardig en wervend te kunnen zijn in die omstandigheden zou het chris- tendom zich dus moeten onderscheiden van de andere groeperingen Vallen chris- tenen op door een eigen levensstiji? De heer Wust 'WiJ liJden er erg onder dat wiJ het mystieke, dat het christendom ook in zich heeft, zo slecht kunnen combineren met de maatschappelijke betrokkenheid.

Christenen zouden een onbaatzuchtige, dienende rol moeten uitstralen naar de we- reid. Een antenne moeten hebben voor het grote en kleine leed van de samenleving.

Omwille van hun geloofwaard1gheid zou- den ze meer naar hun pretenties moeten Ieven. Oat geld! natuurlijk niet aileen voor christenen, maar de laatsten zouden daar- in eigenlijk moeten uitblinken. · Maar we moeten de christenen van dit moment ook weer niet te hard vallen, zegt Van Gennip 'Er is zo veel bereikt in kerk en samenle- ving. Als je onderzoekt wat er aan prakti- sche christelijkheid plaatsv1ndt. is dat veel meer dan uit de statistieken blijkt.

AnderziJdS, als dat n1et zichtbaar ge- maakt wordt, zullen nieuwe impulsen uit- blijven. Daarom moe! die inzet weer zlcht- baar gemaakt kunnen worden. Oat IS een belangrijk thema van christen-democra- tisch cultuurbeleid 1n algemene zin · De heer Beinema meent dat we niet moeten onderschatten wat er wei gebeurd is. Het geven van aalmoezen aan de armen is ver-

Chr~sten Democrat1scr1e Verkennmgen 1/91

(7)

Cultuur

Schrover: De

vanzelfsprekendheid waarmee bureaucratieen uitdijen is beangstigend.

dwenen. We hebben een stelsel van socia- le zekerheid, waar de christen-democrat1e aan b11gedragen heeft. Oat wil niet zeggen dat chnstenen onder de maat blijven. De zegeningen van de cultuur ziJn mede tot stand gekomen dankziJ de inzet van chris- tenen.' De heer Van Gennip is het er mee eens dat die inzet een zegening is ge- weest. Maar tegeliJkerliJd heeft zij ook een aderlating van het functioneren van de ker- ken in de samenleving betekend. 'Toen de zorg voor de armen of het onderw1js nog v1a de kerk verl1ep, kon het bindende ver- haal via deze deelfuncties naar de men sen worden overgebracht. Ooordat het nu in de economie en de staat georganiseerd is,

IS het Verhaal, de levensbeschouwing, in een hoekje terechtgekomen ' De heer Wust w11 evenm1n tekort doen aan wat christenen bereikt hebben. Wust ·oankziJ de chr1sten-democratie zijn we ontkomen aan de extremen van liberal1sme en socia- lisme. We hoeven ons beslist n1et te gene- ren voor ons eigen verleden. Maar de jaren waarin dat werd opgebouwd. gingen ge- paard met het elan van een breder eman- cipatlestreven Nu die emancipatie bereikt

IS, is veel van dat elan weggevallen. lk wacht met smart op nieuwe impulsen.'

De heer Klop leidt de discuss1e naar een uitwerking van de manier waarop de chris- telijke insp1ratie heeft doorgewerkt in maat- schappelijke instellingen. Zo is bijvoor- beeld een aantal funclles van de kerk

Chnston Democratlsche Vorkonn1ngen 1/91

overgegaan naar het sociaal zekerheids- stelsel In de structuur van de sociale ze- kerheld z1t een flink brok chnstelijkheid, de oorspronkelijke solidariteitsimpuls. Her- kennen de mensen die wei voldoende? De heer Wust vindt dat in het gangbare eco- nomische denken solidariteit eerder ge- zien wordt als een sociaal lapmiddel. dan dat het hele systeem van binnenuit door- dringt. Oat komi volgens de heer Schrover vanwege het feit dat onvoldoende reken- schap wordt gegeven van het onder- scheid tussen gemeenschapszin en bur- gerzin. Zo roept de PartiJ van de Arbeid de laatste tijd om meer burgerzin. Burgerzin gaat primair uit van een relatie tussen de burger en de overheid. Gemeenschapszin de verantwoordelijkheid tussen burgers onderling. Schrover vindt daarom het En- gelse woord 'commonwealth' zo'n treffen- de term. De heer Van Gennip is het eens met dit onderscheid. 'Model len van sociale zekerheid, waar de solidarite1t zit ingebak- ken, zijn ingeruild voor meer marktgerichte verzekeringen, waarin mensen de factor solidariteit niet meer herkennen. Kijk maar naar je loonstrookje. Alles wordt automa- tisch afgeschreven en verwerkt. I k ervaar dat niet als solidariteit. Maar is dat niet on- vermiJdelijk? Als wij ideele elementen in- brengen in de politiek worden ze zo gera- tionaliseerd, dat de waardebeleving ervan word! weggehaald, en daarmee Ievens de motivatie.' De heer Beinema bespeurt hier-

7

(8)

in een teveel aan idealiseren van het verle- den. Beinema 'lk wil niet terug naar de diaconie, die kleren uitdeelde, aardappels en kolen. Ook het lekkere gevoel van het geven was niet zo ideaal.·

De organisatie van de solidariteit in staatsinstellingen heeft de wezenlijke waarde die zij vertegenwoordigt minder zichtbaar gemaakt. Het is van belang haar weer naar voren te halen. De heer Wust wil de idealen niet stellen tegenover de func- tionele rationaliteit. die in de bureaucratie zo'n dominante rol speelt. ·Je moet ze we- ten te combineren. Je moet voor lief nemen dat in de sociale zekerheid niet meer een onmiddellijke relatie is tussen gever en ontvanger. Verzakelijking in die relatie is voor de ontvanger een verbetering. Oat is het probleem niet. Het probleem is dat de organisatiemodellen waarin dit alles gego- ten wordt zelf net zo goed de dragers van waarden zouden moeten zijn. Het gaat er om: hoe houd ik grootschalige organisa- ties humaan.' Volgens de heer Schrover los je dat niet op door aileen te praten over burgerzin en niet over gemeenschapszin.

'Burgerzin is belangriJk. De relatie tot de overheid moet duidelijk zijn Mensen beta- len belastingen en de overheid moet daar zorgvuldig mee omgaan. Tegelijkertijd zijn er ook normen en waarden nodig. Om mis- bruik van sociale zekerheid tegen te gaan.

Om zwartrijden te voorkomen. De overheid kan daarvoor aileen een instrumentele be- nadering vinden in de vorm van de invoe- ring van stadswachten, concierges. Oat wil zeggen zonder dat zij probeert ook de gemeenschapszin te herstellen. Want dat is vooral een zaak van de institutionele en politieke cultuur, van een zorgvuldige om- gang met mensen en zaken; zoiets laat zich niet regelen of dwingen, wei is een voorwaardenscheppend beleid mogelijk.

Oit impliceert het afremmen van zichzelf genererende bureaucratieen. De vanzelf- sprekendheid waarmee beheersappara- ten af en toe uitdijen is beangstigend. Ge- meenschapszin: De zorg van de mens voor zijn omgeving. De onderlinge salida-

8

Cultuur

riteit. Oat leidt tot structuren, tot cobpera- tieve verbanden en netwerken. In de chris- telijke opvattingen is de vrijheid daarom ook altijd gecombineerd met solidariteit, is er geen tegenstelling.'

De heer Schampers is er optimistisch over: 'Je kunt een beroep doen op de soli- dariteit van mensen. Het institutionaliseren van sociale voorzieningen heeft niet geleid tot het verdwiJnen van het verantwoorde- lijkheidsgevoel. De invoering van de glas- bak is bijvoorbeeld een enorm succes, dankzij die gemeenschapszin. Maar er is controle nodig. Er is geen onbeperkt ver- trouwen. Bij de kruidenier staat de weeg- schaal ook op de toonbank, zodat de klant kan meekijken. Burgerzin is: Je bouwt mee aan de stad. Je gaat stemmen. Je bent lid van een politieke partij. Gemeenschapszin is veel breder. Het doet een beroep op het medeverantwoordelijkheidsgevoel van mensen.' De heer Beinema wil de ge- meenschapszin van mensen best stimule- ren, maar blijft zich ervan bewust dat de mens ook geneigd is in eerste instantie aan zijn eigenbelang te denken. Ous moet je sancties inbouwen, afspraken nakomen en controleren of anderen ze ook naleven.

Beinema: 'lk moet namelijk nog zien of de mensen bereid zullen zijn de kosten te be- talen van het behoud en herstel van het mi- lieu. Als de rekening komt weet ik het nog zo net niet.'

Waardenoverdracht

Oat de gemeenschapszin bevorderd zou moeten worden is een belangrijk element van een algemeen cultuurbeleid. Welke rol speelt het christelijke geloof daarin? Hoe wordt het waardebesef levend gehouden?

Het motiveren van mensen op basis van Bijbelse waarden, de verkondiging van het Woord, is, volgens de heer Beinema, in de eerste plaats de taak van de kerken. De vertaling ervan naar de politieke praktijk is de taak van een politieke partij. Met het ri- sico dat dan de band tussen Bijbel en be- leid niet meer zo direct zichtbaar is. Beine- ma: 'Volgens cijfers van het Centraal Plan-

Christen Democrat1sche Verkennmgen 1/91

(9)

Cultuur

Beinema: Mensen die naar hun nieuwe tv kijken zijn niet met

vrijwilligerswerk bezig.

bureau zijn de uitgaven voor vrijetijdsbe- steding enorm toegenomen. Maar dan vooral van de individuele vrijetijdsbeste- ding. Weer een nieuwe TV en weer een nieuwe stereotoren. Oat is het dilemma waar de politiek voor staat. Zo staan we nu voor de invoering van de HDTV (high defi- nition televisie), waarmee mensen worden gelokt om weer nieuwe dure spullen te ko- pen. En we stimuleren dat vanuit de poli- tiek nog ook, omdat er banen biJ Philips op het spel staan. Maar de mensen die naar hun nieuwe HDTV gaan zitten kijken zijn niet met vrijwilligerswerk bezig. En dat is niet wat ons met gemeenschapszin voor ogen stond.'

Die constatering brengt het gesprek op de rol van de politiek. Het CDA wil bijdra- gen aan de totstandkoming van een sa- menleving waarin de Bijbelse gerechtig- heid zichtbaar kan worden. Oat betekent dat de verschillende maatschappelijke verbanden zich elk naar hun eigen aard en funct1e moeten kunnen ontplooien. Voorts hoort de overheid geen bepaalde opvattin- gen dwingend als norm voor het culturele en maatschappelijke Ieven op te leggen, maar de geestelijke vrijhe1d te eerbiedi- gen De heer Wust: De staat heeft de op- dracht voor aile mensen op te komen. Niet om iedereen christen te maken. De staat kan wei de voorwaarden scheppen voor mensen om zo goed mogelijk te Ieven. Het

Chr~sten Democrat1sche Verkenn1ngen 1/91

gaat dus niet zozeer om kerstening, als wei om humanisering van de cultuur. En dat is een geweldig probleem. De vereconomi- sering van de samenleving leidt tot een re- ductie van relaties tot vraag en aanbod.

Oat model verdraagt zich niet met model- len, die voor duurzame persoonsontwikke- ling en sociale integratieprocessen nodig zijn Als het onderwijs of de media bijvoor- beeld volgens dat economische model moeten gaan werken, gaat er veel verlo- ren. Je kunt het warenmarkt-model niet zo maar overbrengen op waardenoverdracht.

Oat te voorkomen is een geweldige op- dracht voor christen-democratische poli- tiek.'

Kunstbeleid

Dit thema wordt uitgewerkt in de sfeer van het zogenaamde specifieke cultuurbeleid.

De heer Klop schetst het probleem aldus 'Er is sprake van een economisering van de cultuur. Om dat tegen te gaan is over- heidsbemoeienis noodzakelijk. De over- heid maakt regelingen, benoemt ambtena- ren. Oat kan weer leiden tot een misken- ning van de christelijke inspiratie.' Beine- ma 'Er was een tijd dat de kunstproduktie aileen maar door de mark! bepaald werd.

De schilder werd betaald door zijn op- drachtgever. Hij was afhankelijk van wat hij kon verkopen. Het arbeidsloon, ook van kunstenaars, werd echter steeds hoger.

9

(10)

Op een gegeven moment is de overheid aanvullende maatregelen gaan nemen. De gemeenschap is diverse vormen van kunst gaan subsidieren. Oat leidde wei tot bu- reaucratisering, maar anders was er van de kunstproduktie weinig overgebleven.

Oat is niet verwerpelijk, maar hard nodig Uiteraard kan het altiJd beter. ·

Maar het probleem is dat bepaalde vor- men van bureaucratisenng kunnen leiden tot een m1skenning van chnstelijke inspira- tie. De mensen uit het vak en uit de vraag- sector organiseren z1ch tot een soort maat- schappelijk middenveld van degenen d1e er met verstand over praten, de fondsen- structuur, aldus de heer Schrover, maar de christelijke kunst komt daarin nauwelijks aan de bak. Van Gennip ·oe invulling van de criteria om de kunst te beoordelen wil zij voor subs1diering in aanmerking komen wordt overgelaten aan een incrowd Die kan zichzelf uitselecteren en zeggen dat christelijke kunst geen kunst is. Het zicht- baar maken van het christendom wordt door dit soort processen belemmerd. Het gaat ons echter niet om de behartiging van de belangen van christenen. Het gaat om instrumenten om de kunst in het algemeen te bevorderen DaarbiJ zal het de gemld- delde burger een zorg ziJn wat er aan schilderijen tot stand komt, die is meer ge1nteresseerd wat er op Veronica te z1en is

10

De heer Schampers is het daar niet mee

Schampers: Er is iets nieuws aan de gang. Het christendom leeft weer in de kunst.

Cultuur

eens. ·oe kunstconsumpt1e is groter dan ooit. De vraag is, wat christelijke kunst is.

De christelijkheid hoeft niet expliciet uit het kunstobject te blijken In de Jaren zestig waren er veel schildenJen d1e een react1e waren op het christelijk geloof. Was dat christelijke kunst'7 Daarna volgde er een penode, waarin de christelljke inspirat1e niet te merken was. Oat viel samell met de crisis in de kerken en het wegvallen van de kerk als opdrachtgever. Op het ogenbl1k komt de christelijke inspiratie weer op. Er IS iets nieuws aan de gang Het christendom leeft weer in de kunst. En chr1stelijke kun- stenaars krijgen erkenning lk denk dat de aversie 1n de Raad voor de Kunst ook n1et vol te houden is ' Maar de heer Schrover houdt vol dat de recensenten nog steeds kritisch ZIJn en een ambivalente houding hebben jegens christelljk ge1nspireerde kunst. AI verbetert de situat1e.

Moderne kunst

De heer Wust vindt dat de moderne kunst uberhaupt in een soort nacht verkeert.

Wust 'Niemand begrijpt meer wat de mo- derne kunst- de beelden, de schilderijen, de muziek - eigenlijk nog bedoelt uit te drukken. En de kunstenaar legt er ook geen bedoel1ng in, dat rnoet het publiek zelf doen. ZiJ lijkt meer door haar onbegriJ- pelijkheid te fascineren, dan herkenbaar uitdrukking te geven aan menselijke oer- verlangens. Daarorn is er, vermoed ik, zo'n uitbreiding van de pop-cultuur en het po- pulaire drama, die in de honger naar dat laatste JUist voorzien. Veel 'hoge' kunst is ontoegankelijk geworden. Oat maakt het ook voor de overheid onmogeliJk er beoor- delingscriteria voor te vinden. Zij tracht ob- Jectiverende maatstaven te vinden, maar kan daar niet in slagen. ZiJ vervalt in niet nader verklaarde en ook niets verklarende criteria als bijvoorbeeld 'grensverleg- gend', op grond waarvan dan loch bepaal- de mensen of stromingen bevoordeeld of benadeeld worden '

Volgens de heer Van Gennip is het on- mogelijk voor de overheid een specifiek

Christen Democrat1sche Verkennmgen 1/91

·l

f ·'

(11)

! .

Cultuur

kunstbeleid te voeren. 'De overheid kan niet aan kunstbeleid doen, want de over- heid heeft geen smaak. Een vorst, ja die had wei een smaak. NatuurliJk moet de overheid een tegenwicht bieden tegen de economische dominantie in de cultuur.

Maar de overheid heeft zeit geen criteria.

De ten dens om de staatsmacht te anonimi- seren leidt tot principiele blokkades om een kunstbeleid te voeren. TenziJ je de overheid loch weer zou beschouwen als kleine vorstjes. Dan zouden gedeputeer- den, ministers, en zo. weer individuele op- drachtgevers kunnen worden, ieder naar ziJn eigen smaak.'

De heer Wust voelt dan loch meer voor verdergaande maatschappelijke sprei- ding van de cultuurfactor. Wust 'Men moet de actieradius niet beperken tot een pro- fessionele incrowd. Dan kweek je een een- ziJdige elite. Men zou ook andere dragers van cultuurwaarden kunnen inschakelen, zoals kerken die op dat punt een grote en nog altijd levende traditie hebben. Is het niet gek dat de kunstvoorziening in kerken de zorg van de overheid uit het oogpunt van cultuurbeleid zo beperkt gaande maakt? Als een mis van Mozart in het Con- certgebouw wordt uitgevoerd wordt daar subsidie aan verstrekt. Maar als week in week uit gewone kerkkoren door uitvoering van oude en nieuwe kerkmuziek een ui- terst fundamentele en existentiele cultuur- overdracht en cultuurbeleving overeind houden met toenemend schaarse finan- ciele middelen, dan onttrekt zich dat aan de zorgzame aandacht van de overheid.' De heer Beinema vindt dat een heel com- plex probleem, dat raakt aan de scheiding tussen kerk en staat. De overheid moet niet bepaalde waarden dwingend als norm op- leggen, maar de geestelijke vrijheid eer- biedigen. Oat betekent noodzakelijk dat de cultuurparagraaf in het verkiezingspro- gram van het CDA mager moet zijn Je kunt niet aan de ene kant zeggen dat de overheid geen kunstbeleid kan voeren en aan de andere kant pleiten voor een kunst- paragraaf die inhoudelijk voorwaarden uit-

Chr~sten Democratische Verkenningen 1/91

spreekt. Het is principieel onjuist als de overheid inhoudelijke waarden zou gaan opleggen. Een koning met smaak kon vroeger heel waardevol ziJn, maar de vorstjes van nu wisselen elkaar wat sneller at. Het zou niet goed zijn, als eerst vier jaar aileen maar christen-democratische kunst- aankopen gedaan zouden zijn, daarna so- cialistische en daarna weer andere. Nee, de overheid moet de voorwaarden schep- pen, zodat de pluriformiteit zich kan ont- wikkelen. De toepassing van dat uitgangs- punt blijkt in de praktijk niet helemaal ideaal te verlopen. Maar dat doet aan het uitgangspunt niet at, of dat nu voor onze persoonlijke voorkeuren gelukkig is of niet.

De bevordering van de christelijke kunst moet van de christelijke gemeenschap af- hangen, niet van een politieke partij.'

De heer Schrover ziet dat de cultuur ge- confronteerd wordt met ontkerstening en economisering. Hoe kun je daarop inspe- len? Schrover 'De overheid mag zeit geen smaak hebben, maar zij heeft de smaak overgedragen aan stichtingen, raden en andere tussenclubs. Het zijn elitaire peer- groups met hun eigen selectiecriteria. De enige controle die plaatsvindt is een eco- nomische, in die zin dat de overheid de boeken controleert. Een specifiek cultuur- beleid, zoals bijvoorbeeld minister Jack Lang in Frankrijk gevoerd heeft, kan voor- delen hebben. Je kunt variatie aanbren- gen in het bestand van deskundigen en het systeem van cobptatie, dat bij ons in de Raad voor de Kunst gepraktizeerd wordt, doorbreken. En je kunt andere structuren opzetten in de zin van decentra- lisatie en deconcentratie binnen de provin- cie van gemeenschappen van ge·interes- seerden, die de kunst toetsen aan maat- schappelijke opvattingen. Oat is een meer democratische opbouw. Daarmee kan de dialoog worden bevorderd en kunnen ook nieuwe elementen worden ingebracht.' De heer Schampers is het eens met de stelling dat de overheid niet een geestelijke rich- ling als norm mag opleggen. Schampers:

'De overheid moet de voorwaarden schep-

11

(12)

pen. De structuur van adviescolleges is daarvoor een goede oplossing. Maar er moet wei de nodige pluriformiteit inge- bracht worden en aanvoer van vers bloed.

Het moet geen elite-aangelegenheid zijn.

Naast levensbeschouwelijke is ook geo- grafische spreiding noodzakelijk. De over- heid moet zich wei Iaten adviseren, want de overheid zelf heeft geen mening Hoewel minister d'Ancona daar wei anders over lijkt te denken. lk ben het er mee eens dat ook de kerk als opdrachtgever in aan- merking zou moeten kunnen komen voor subsidie. Waarom zou aileen de gemeente Eindhoven in aanmerking kunnen komen, of een museum, en waarom niet de kerk?'

12

Cultuur

De heer Klop rondt de discussie at. Er blijkt nog weinig consensus te zijn. De dis- cussie ging vooral over de eerste vragen van of en hoe de overheid zich met cultuur en kunst zou moeten bemoeien. Het is met name een strijd over het vinden van een optimum in de relatie tussen het economi- sche en het ideele en de vraag welke taak de overheid daarbij heeft. Zijn conclusie 'We stipten de problemen aan, maar heb- ben de kern nog niet te pakken.'

Chnsten Democrat1sche Verkenningen 1/91

(13)

Ontwrkkelrngssamenwerkrng

Drs. H.J. Brinkman

Ontwikkelingssamen- werking en

universiteiten

Moderne samenlevingen zijn te complex voor aileen overheidssturing. Oat geldt zo- wel voor Nederland. als voor ontwikke- lingslanden. Oaarom is ontwikkelingssa- menwerking met aileen een zaak van de regering, maar ook van anderszins ge- kwalificeerde instanties.

Universiteit en ontwikkeling

Elke samenleving wil 'selfreliant' zijn, zoals dat heel in de terminologie van ontwikke- lingssamenwerking: beschikken over het vermogen om eigen problemen zelf op te lossen. om het eigen lot zoveel mogelijk in eigen handen te nemen. Moderne samen- levingen maken daarvoor gebruik van de kennis en vaardigheid die onder andere dankziJ scholing in de samenleving aan- wezig ziJn Tot de elementaire natuurlijke hulpbronnen behoren immers de 'human resources·. ook een belangriJk onderwerp in ontwikkelingssamenwerking.

Kwaliteit van het onderwijs- en kennis- systeem is in onze wereld dan ook van le- vensbelang voor Ianden en samenlevin- gen. in Noord en Zuid. In dat systeem spe- len universiteiten een bijzondere rol omdat zij gewoonlijk de top ervan vormen, het hoogste scholingsniveau verzorgen en putten uit de internationale wetenschaps- beoefening.

Het verschil tussen rijke, machtige ian- den en arme, zwakke Ianden in de wereld

Christen Democratische Verkennrngen 1/91

komt meestal ook tot uitdrukking in het ver- schil in kracht en kwaliteit van hun onder- wijs- en kennissystemen. Ontwikkelings- landen beschikken gewoonlijk over minder hoger-opgeleiden, minder onderzoekers, minder professionals (vooral in natuurwe- tenschappen en technologie), zwakkere universiteiten, enzovoort. Bijgevolg schiet hun 'selfreliance' tekort, beschikken zij over ontoereikende 'human resources' voor ontwikkeling van de eigen samenle- ving.

Natuurlijk zijn vormen van scholing en kennis niet de oplossing voor ontwikke- lingsproblemen. Uit onze geschiedenis en samenleving weten we wei beter. Maar zonder kunnen we niet. Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn welis- waar geen voldoende, maar loch noodza- kelijke voorwaarden voor ontwikkeling. Oat hoeft geen hoger onderwijs voor velen te zijn, want massa-hoger-onderwijs van be- hoorlijke kwaliteit is een luxe die aileen rijke Ianden zich kunnen veroorloven.

In die beperktheid van rol en bijdrage onderscheiden onderwijs en wetenschap, en met name de universiteiten, zich niet van andere werkgebieden en actoren in

Drs. H.J. Brinkman rs voorzitter van het College van Be- stuur van de Vri1e Unrversiteit. De VU heeft samenwer- kingsverbanden met unrversrteiten in lndonesre, Botswa- na, Lesotho. Swaziland. Mozarnbrque. Zimbabwe en Ma- lawi

13

(14)

ontwikkelingssamenwerking Hun bijdrage is zowel beperkt als belangriJk. Daarom vormen universiteiten in ontwikkelingslan~

den een van de doelgroepen voor ontwik~

kelingssamenwerking.

Onderdeel van het Nederlandse over~

heidsprogramma voor ontwikkelingssa~

menwerking is dan ook sinds Jaar en dag de hulpverlening aan en ondersteuning van universiteiten in ontwikkelingslanden die universiteiten meer 'selfreliant' maken ten behoeve van de 'selfreliance' van hun land, dankziJ beschikbaarheid en goed gebruik van eigen intellectuele human re~

sources.

De vraag is nu hoe, u1t ontwikkelingsgel~

den ter beschikking gesteld door de Ne~

derlandse belastingbetalers, effectieve, op ontwikkeling gerichte steun aan univer~

siteiten in ontwikkelingslanden kan worden verleend. Daarbij zal het gebru1kelijke pa~

troon van problemen en mogelijkheden biJ ontwikkelingssamenwerking zich voor~

doen noodhulp naast structurele ontw1k~

keling, korte en lange termijn, effectivite1ts~

raming, prioriteitsstellingen en selecties, garanties voor kwaliteit en prestaties, en~

zovoorts. De vorm die in Nederland in de jaren zeventig voor d1t onderdeel van ont~

wikkelingssamenwerking is gekozen, in overleg tussen universiteiten en regering, is die van samenwerkingsverbanden tus~

sen Nederlandse universiteiten (en andere instellingen voor hoger onderwijs) en uni~

versiteiten in ontwikkelingslanden. In die verbanden worden projecten uitgevoerd die geheel of gedeelteliJk worden bekos~

tigd door de Nederlandse minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Die vorm, het internationaal samenwer~

kingsverband tussen universiteiten vol~

gens 'non~governmental' contract, was uniek in de wereld. Ondertussen zijn er nog een paar Ianden die zo'n formule (de 'Dutch formula') in het regeringsprogram~

ma voor ontwikkelingssamenwerking heb~

ben opgenomen.

Dit betekent een complex patroon van samenwerking tussen overheid en univer~

14

Ontw1kkelrngssamenwerk1ng

siteiten in Nederland, die beide in relatie staan met hun 'counterparts' in een ontwik~

kelingsland, die op hun beurt natuurlijk ook in een of andere relatie tot elkaar staan.

Het ligt voor de hand dat het vormgeven aan deze samenwerkingen en relaties, waardoor Nederlands overheidsbudget tot besteding wordt gebracht in een ontwikke~

lingsland, enige problemen oplevert.

Universitaire samenwerkingsverbanden Wat is een samenwerkingsverband in uni~

versitaire ontw1kkel1ngssamenwerking?

Het word! gereguleerd door een meerjarig contract tussen de betrokken universiteits~

besturen waarin gebieden van samenwer~

king, procedures voor selectie en sturing van projecten, en besturing van de samen~

werking worden vastgelegd. Het contract kan 1n principe onbeperkt verlengd wor~

den en de samenwerking kan, als zij goed verloopt en partners het goed met elkaar kunnen v1nden. een relatie zijn van een zo lange term1jn als past bij opbouw en kwali~

te1tsvorming van een universiteit. Oat is de~

cenn1awerk.

Gewoonlijk wordt aan de contractperio~

de (v1er jaar) een meerjarenplan verbon~

den waarin uit te voeren projecten globaal worden gedefinieerd. De projecten zelf worden vervolgens zeer precies beschre~

ven en vastgelegd, omdat zij activ1teiten van docenten en medewerkers regelen en de basis vormen voor toekenning van fi~

nanciering door de minister voor Ontwik~

kelingssamenwerking. De projectbeschriJ~

ving bestaat onder andere uit een 'plan of operations·. op basis waarvan voortgangs~

controle en achteraf evaluatie mogelijk ziJn.

Meestal zullen de projecten betrekking hebben op een of meer faculteiten. danwel op specifieke onderwijsactiviteiten in de universiteit in het ontwikkelingsland. maar ook opbouw van onderzoekinstituten, van bibliotheek en van universitaire administra~

tie behoort tot de mogelijkheden. De inzet van Nederlandse kant bestaat vooral uit Nederlandse docenten of onderzoekers,

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 1/91

iJ

(15)

Ontw1kkel1ngssamenwerk1ng

die hun tiJd en expertise in dienst stellen van de andere universiteit, geheel of ge- deeltelijk op kosten van Nederlandse ont- wikkelingssamenwerklng. Hulpmiddelen die ziJ nodig hebben, zoals apparatuur, worden ook gefinancierd, maar investerin- gen in huisvesting niet.

De uitgezonden stafleden kunnen kart- of langverbanders zijn, senioren of JUnio- ren, personeelsleden van de Nederlandse 1nstelling of speciaal voor het proJect gere- cruteerde specialisten. Als het JUnioren of specifieke projectmedewerkers ziJn, zal de Nederlandse universiteit gewoonlijk een hoogleraar of hoofddocent inzetten voor begeleiding; die zal dan regelmatig tijd aan en in de universiteit in het ontwlkke- lingsland moeten besteden.

Planning, organisatie, administratie en bestuur van activiteiten, vooral de zorg voor uitgezonden medewerkers, vergen specifieke inzet van universitaire admini- stratie en bestuur van Nederlandse kant. in goed contact met de samenwerkingspart- ner. Voor het goed functioneren van een samenwerkmgsverband zijn inspann1ngen van beide niveaus in beide universiteiten nodig, facultair en un1vers1tair.

Nederlandse uitgezondenen nemen meestal deel aan het onderwijsproces in het ontwikkelingsland, varierend van zelf doceren als noodhulp tot meewerken aan curriculumverbetering en opzet van mo- derne infrastructuur en, in sommige situa- ties. tot begeleiding en bijscholing van lo- kale collega's. Soms gaat het om tijdelijke proJecten, die na opbouw overgedragen kunnen worden of na voltooiing kunnen worden beeindigd, maar vaak zijn proces- sen in het geding die langdurig ziJn, zoals verhoging van kwaliteit en competentie van een bepaalde faculte1t en haar staf. In Ianden als lndones1e zijn proJecten voor bijscholing van universita1re docenten, ook dankziJ beurzen voor nascholing in Neder- land, van groot belang.

Zeer interessante proJecten ZIJn die waarin specifieke problemen van het be- trokken land en zijn un1versiteit opgelost

Chr··cton Democratlsche Verkenn1ngon 1/91

moeten worden door buiten het standaard- repertoire van internationaal gangbare kennis en universitair gebruik te gaan. Dan is maatwerk nodig, met inzet van het hoog- ste niveau van kennis en ervaring in bege- leiding en met voile toewijding en vakmens- schap van Nederlandse uitgezondenen ter plaatse. alles in creatieve samenwerking met collega's van de universiteiten in het ontwikkelingsland Meer dan in noodhulp, zoals tijdelijk een deel van de onderwijs- taak verzorgen. komt in dergelijke projec- ten datgene tot stand wat aileen in en door samenwerking tussen univers1teiten be- reikbaar is.

Een voorbeeld daarvan ZIJn de 'pre-en- try science' projecten van de VriJe Univer- siteit in Botswana. Lesotho en Swaziland.

In die Ianden was het middelbaar onder- wiJS zo zwak dater vrijwel geen eersteJaars studenten voor natuurwetenschappelijk (en technisch, medisch, etc) hoger onder- wijs werden aangeleverd, met als gevolg een tekort aan hoger geschoolden in die disciplines, inclusief leraren wiskunde en natuurwetenschappen. Een vicieuze cirkel die aileen op onorthodoxe wijze doorbro- ken kon worden. Oat gebeurde door in de eerste plaats met hulp van speciaal ont- wikkelde tests en andere selectieprocedu- res eindexamenkandidaten uit te zoeken die talent voor wiskunde en natuurweten- schappen hadden, al bleek dat niet uit hun cijfers. In de tweede plaats werd voor hen een specifieke cursus wiskunde en natuur- wetenschappen van meer dan een half jaar binnen de universiteit opgezet, met veel practica en zeer intensief onderwijs.

met speciaal lesmateriaal waarin met ac- culturatieproblematiek rekening was ge- houden, en gegeven door voor dit doel uit- gezonden Nederlandse docenten. Oege- nen die deze cursus met goed resultaat doorliepen. bleken succesvolle studenten in de faculteit natuurwetenschappen te worden; degenen die het minder goed de- den, konden met succes in beroepsonder- wiJS worden geplaatst.

Het vervolg op het succes liep uiteen 1n

15

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De hoop is, zoals geschetst in het theoretisch kader, dat de hyperlocals dit opvullen door andere onderwerpen, genres en bronnen te gebruiken, maar de hyperlocals in Utrecht

A one-way repeated measures ANOVA was conducted to compare the mean scores of purchase intention (DV) among the different digitizations (IV: AmazonGo, KrogerEdge,

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the

Namibian arid and semiarid rangeland managers largely rely on the classical rangeland succession model based on Clements (1928) to explain changes in the composition of the

Niet helemaal duidelijk wordt, waarom die saamhorigheid (in kleiner of groter verband) niet gemotiveerd kon zijn door een zorg om het eigen zielenheil?. Aan het boek ligt

De verklarende variabelen in het fixed model waren: − Tijdstip van het protocol − Tijdstip2 − Leeftijd van het kuiken − Leeftijd2 − Conditie van het kuiken − ‘50%-hoogte’

Indien een aanvraag wordt gedaan voor het plaatsen van nieuwe toestellen of een nieuwe speelplek dan worden deze vragen als volgt door de beheerder behandeld:.. Toetsing

Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de evolutie van de uitgaven op het niveau van de 9 grote budgettaire rubrieken in de documenten C (waarbij C1 verder wordt uitgesplitst)