• No results found

Schone brandstof voor bet socialisme

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Schone brandstof voor bet socialisme "

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Links belasten, maar met mate

Tijdens de jongste Algemene Beschouwingen bleek overeenstemming te bestaan over het milieubeleid, maar niet over de financiering ervan. Overeenstem- ming was er ook over een verlaging van de loonkosten op minimum-niveau om de vraag naar minder ge- schoolde arbeid te bevorderen. De PvdA nam het ini- tiatief en toonde zich bereid achterhaalde stand pun ten te verlaten. Het CDA en de VVD toonden dit ook, door het met de PvdA eens te zijn dat dit moet gebeu- ren zonder het minimumloon zelf te verlagen.

Op vier punten liepen de visies uiteen. Ten eerste: ver- dergaande werkgelegenheidsmaatregelen, niet aileen ter bestrijding van werkloosheid, maar ook om het werk gelijker te verdelen, en om vervanging van arbeid door kapitaal tegen te gaan. De keuze is tussen extre- me arbeidsmarktflexibiliteit en wederkerend verplicht en betaald (her-)scholingsverlof voor iedereen. Ten tweede: de investeringen ter verhoging van de kwali- teit van onderwijs, gezondheidszorg en infrastruc- tuur. De keuze is tussen een marktorientatie - hoge kwaliteit voor sommigen, verloedering voor ande- ren - en een collectieve inspanning om voldoende kwaliteit te waarborgen voor elk. Ten derde: de inko- mensverdeling. Moet deze nog ongelijker worden (door de uitkeringen geen gelijke tred te doen houden met de welvaartsgroei; door belastingverlaging vooral aan hogere inkomensgroepen ten goede te Iaten ko- men) of is terugkeer gewenst naar meer gelijke verhou- dingen?

Ten vierde: de belastingen, het centrale issue van de komende verkiezingen. De verschillen inzake milieu- beleid, werkgelegenheid, kwaliteit van voorzieningen en inkomensbeleid maken dat de PvdA weinig ruimte heeft voor belastingverlaging. Daarmee is het laatste woord niet gezegd, tenzij wij denken verkiezingen te kunnen winnen door aileen te pleiten voor een hoge kwaliteit van de collectieve bestedingen. Maar met een als te hoog gevoelde belastingdruk, prijst men zich uit de politieke markt.

Om de vier verschillen te financieren zijn vier stappen gewenst: fiscale aftrekposten, inclusief de hypotheek- rente, voor iedereen gelijk, maar dan overeenkomstig het laagste tarief; sterke vergroting van het gemeente- lijk belastinggebied; ruime toepassing van het profijt- beginsel; een omvangrijk eigen bezuinigingsprogram- ma. Op naar een evenwichtig links verkiezingspro- gram!

Jan Pronk

Lid van de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid;

redacteur van SenD

sociallsme en democratie nummer 11

319 november 1988

(2)

===----

----._,..-..=

--- ---- -

...

d mocratie

soclalisme en e 320

nummer 11 november 1988

(3)

Schone brandstof voor bet socialisme

Verkenningen in het grensgebied van pragmatisme en ideologie

Met het politieke decor veranderen de spelers en de spelregels. Het socialisme vormt daarop geen uitzon- dering. Het dirigistische, reeel bestaande socialisme in Oost-Europa verkeert in een crisis. Daar zoekt men nu naar nieuwe wegen. Ook het democratische socialisme in het Westen bezint zich op zijn grondslagen. De in financieel-economisch opzicht bereikte grenzen van de herverdeling in de welvaartsstaat leiden tot pogin- gen van herwaardering van uitgangspunten en begin- selen. De schaalvergroting in het bedrijfsleven en het bestuur doet de panelen verschuiven. Het toenemend milieubesef en vooral de milieubeweging relativeren het belang van een beleid, waarin de mens centraal staat. De van bovenaf opgelegde solidariteit met de medemens moet plaats inruimen voor solidariteit met het milieu.

Ook de verzelfstandigingstendens moet politiek wor- den vertaald. Er moet meer plaats komen voor indivi- duele ontplooiing, waarbij in het bijzonder de vrou- wen meer tot hun recht moeten komen. Tenslotte ver- schuift ook het Europese decor. Grensoverschrijden- de belangen komen in beeld. De samenwerkingsge- dachte krijgt opnieuw grond onder de voeten. In het kielzog van handel en econornie krijgen de sociale be- langen van andere volken en groepen directe politieke betekenis.

Daarmee is slechts zeer schetsmatig en zeer in het kort aangegeven, hoezeer het socialistische denken onder spanning staat. Doelstellingen en programma's roe- pen een beeld op, dat te complex is geworden voor een samenhangende en duidelijk politieke ideologie. Het pragmatisch denken overheerst, zoals dat trouwens ook in de moderne filosofie het geval is. De argumen- tie in de politieke keuze-beslissingen moet zijn kracht meer dan ooit zoeken in zuiver zakelijke argumenten;

zonder ideologische ondertoon. }!ij het dieper funde- ren van die argumenten kan men blijkbaar zoveel kan- ten uit, dat daarmee de geloofwaardigheid van de ideologische uitgangspunten op het spel staat. Zo ver- bleekt het democratisch socialisme van een pretentieu- ze, maar niet meer zo houdbare wereldbeschouwing tot een vorm van sociaal en liberaal populisme, waar- mee voorlopig verworvenheden van het verleden moe- ten worden verdedi:gd.

Dat is niet iets om blij om te zijn. Linkse belangenbe- hartiging zonder ideo Iogie is linkse politiek zonder ge- voel voor richting. Dat zal zich wreken in bijvoorbeeld de pogingen om tot een meer sociaal Europa te ko- men. Enig onderzoek naar de toekomstwaarde van elementaire noties van het socialisme zal geen kwaad kunnen.

Bij een kritische herwaardering van het socialisme

past de afrekening met het gedachtengoed van het po- sitivistische materialisme. De maatschappij kent geen natuurwetten die de wereld min of meer automatisch vooruit brengen. Daarop kan geen beroep worden ge- daan ook niet door degenen die die natuurwetten met toepassing van staatsmacht en ten koste van vrijheid, een handje willen helpen. Als we iets hebben geleerd, dan is het wei, dat gelijkheid-in-vrijheid niet in een automatische wisselwerking tot stand komt, als men daarvoor van boven-af de materiele voorwaarden tracht te realiseren. In de Sovjet-Unie en andere com- munistisch geregeerde Ianden is dat inzicht nog geen gemeengoed geworden.

Anders dan het communisme, is in de sociaal- democratie altijd afstand genomen van ondemocrati- sche middelen. De macht tot verandering moest ver- diend worden met de in vrijheid verworven steun van de kiezers. In die kring was er ruimte voor een minder mechanistische wereld- en levensbeschouwing. Het daar voortschrijdende inzicht kreeg steeds meer oog voor de mens en zijn plaats in verschillende samenle- vingsverbanden. In die verbanden moet de spreiding van macht, inkomen en kennis tot een beter Ieven lei- den. Hoe dat precies moet, is niet goed aan te geven.

Er zullen geen alleenzaligmakende oplossingen zijn voor aile tijden en plaatsen. Zoveel is zeker: de demo- cratische methode vraagt een bij de mensen zelf !even- de bereidheid tot actief en passief mee werken aan ge- organiseerde solidariteit. Voorzover dat geen welbe- grepen eigenbelang is, doet het socialisme een beroep op moreel of ethisch te aanvaarden solidariteit.

Daarmee komt het democratisch socialisme in de buurt van de christen-democratie. Die hoofdstroming beroept zich immers ook op · beginselen van mede- menselijkheid, die niet in de wetenschap maar in ge- loof verankerd zijn. De vraag is echter, of het socialis- me er nu mee kan volstaan de voor haar doe! noodza- kelijke solidariteit te verankeren in het vaarwater van het geloof. Het socialisme is immers meer een kind van verlichting dan van het christelijk denken. Het heeft het streven tot ontplooiing en ontwikkeling van men- sen altijd inhoud weten te geven door een voortgaande bezinning op eigen uitgangspunten en een weten- schappelijke reflectie op maatschappelijke verschijn- selen. Het zou zichzelf tekort doen, als die kritische onderbouwing zou gaan ontbreken. Meer dan ooit vragen de in de politieke praktijk veranderde en ver- ruimde doelstellingen van het soeialisme om een goed beredeneerde samenhang. Daarmee is niet gezegd, dat een sluitende theorie een absolute voorwaarde is voor een goede politieke praktijk; wei dat zonder zo'n sa- menhang het gevaar dreigt van een onherkenbaar zwalkend beleid.

A.P. Oele

Commissaris der Koningin van de provincie Drenthe;

oud-voorzitter van het curatorium van de Wiardi Beckman Stichting. Oe/e neemt aan het eind van deze maand afscheid als Commissaris der Koningin, vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

socialisme en democratie nummer 11

321 november 1988

(4)

sociallsme en democratle nummerll

De onderstaande beschouwingen hebben niet de pre- tentie dit gevaar geheel te kunnen keren. Ze zijn be- doeld als een even persoonlijke als bescheiden bijdra- ge aan de huidige discussie over de toekomst van het socialisme. Ze beperken zich tot een bespreking van enkele zwakke schakels in het socialistische denken.

Gepoogd wordt om een verbinding aan te brengen tus- sen de op het eerste gezicht tegengestelde elementen in het programma van de sociaal-democratie. Gepoogd wordt deze verbindingen nader te beschrijven en aan te geven hoe ze kunnen worden versterkt. Het gaat daarbij om de schakels tussen individualisering en ge- meenschapsvorming; tussen de materiele ontplooiing van mensen en het beheer van het milieu, terwijl ook aandacht wordt geschonken aan tegenstellingen ver- bonden aan de eis van een gegarandeerd inkomen en volledige werkgelegenheid in een markteconomie, als- mede aan het streven naar gelijkheid in een veelvormi- ge samenleving.

lndividualisering en solidariteit

De sterk toegenomen materiele welvaart brengt het in- dividu bijna automatisch op het pad naar een minder dienstbaar en een althans meer op eigen keuzes geba- seerd bestaan. De vergrote mobiliteit voegt daar nog het een en ander aan toe. De banden van huwelijk en gezin worden door onverwacht vee! volwassen part- ners als problematisch ervaren. Zij blijken uitwissel- baar en maken ten dele plaats voor contacten met een minder verplichtend karakter. Buiten het gezin nemen vriendschapsnetwerken een grote plaats in. De vraag is echter, wie toegang tot die netwerken heeft. Vooral voor mensen zonder de sociale contacten van geregeld werk is het gevaar van vereenzaming niet denkbeeldig.

Deze ontwikkeling is onder de gegeven omstandighe- den vrijwel onomkeerbaar. Er wordt een grotere wis- sel getrokken op het onderlinge respect en vertrouwen van levenspartners, ook waar het de opvoeding van kinderen betreft. De tijd zal Ieren, wat de aldus veran- derde samenleving voor de nieuwe generatie in petto heeft. Voor deze beschouwing is het van belang, dat de gemeenschapsvorming minder dan in het verleden kan aansluiten bij de traditionele samenlevingsverbanden van gezin, kerk en buurt. Tussen de onvermijdelijke verzelfstandiging en de vorming en waardering van kleinere en grotere gemeenschappen ontstaat een spanning die niet zonder gevolgen is voor de maat- schappelijk gewortelde solidariteit.

Vee! signalen wijzen in de richting van een afnemende loyaliteit met de verzorgingsstaat. In ons land staat de omvang van de overdrachtsuitgaven, ter discussie, waarbij ook twijfel aan het rendement en de beheers- baarheid van die uitgaven een woordje mee spreekt.

De druk om te bezuinigen zal ook in de komende jaren onverminderd groot blijven. Waar het tot nu toe uiter- mate moeilijk was om die bezuinigingen binnen de overheid in engere zin, d. w .z. door inkrimping van het ambtenarenapparaat, te realiseren, zal die druk onge- twijfeld worden afgeleid naar de uitgaven in de zorg- sector en de sociale zekerheid. Het debat over de in- voering van een algemene ziektekostenverzekering

november 1988 322

met een vast, niet-inkomensafhankelijk deel van de te betalen premie, getuigt van die druk. Dezelfde tenden- sen bestaan in de andere Ianden van Noord-West Europa.

De gang van zaken in het Verenigd Koninkrijk is bij- zonder tekenend. Daar is het van huis uit syndicalisti- sche socialisme a! geruime tijd in de verdediging tegen een zelfbewuste conservatieve overmacht, die weinig oog heeft voor van boven-af opgelegde solidariteit.

Niet aile, in de bakermat van de 'Welfare State' be- vochten sociale verworvenheden, zijn daarvan het slachtoffer geworden. Er is echter wei sprake van een nieuwe onderklasse en ook anderszins zijn de verschil- len in hetland opvallend groot geworden.1 Om terug te komen en de mensen te helpen, die het echt nodig hebben, zal Labour in program en methode rekening moeten houden met de grotere zelfstandigheid van de progressieve Brit.

Ook in West-Duitsland, Denemarken en Frankrijk zoekt men een eigentijds antwoord op de golf van pri- vatisering, bezuiniging en markt-conform denken. In a! deze Ianden heeft het democratisch socialisme zijn eigen geschiedenis en positie. Wei krijgt men in EG- verband steeds meer met elkaar te maken, waarbij ook de belangen van het armere Zuid-Europa meer in beeld komen. Daar koestert men hoge verwachtingen van een sociaal Europa, dat groeit in verandering en niet stagneert door bezuiningen en achterhoedege- vechten rond gevestigde deelbelangen.

Dat grotere en meer solidaire Europa vergt een breed politiek draagvlak, waar steeds meer mensen van ver- schillende nationaliteit hun schouders onder willen zetten. Een houdbare verzorgingsstaat zal in de ogen van velen daar hulp moeten bieden waar zorg duide- Iijk geboden is. Voor dat concrete doe! zullen de niet- gedepriveerde middengroepen wat over moeten heb- ben. Vooral in Europees verband zal de overheveling van koopkracht niet beperkt kunnen blijven tot offers van de 'well-to-do'.

Wil men anderzijds niet te vee! welvaart prijsgeven, dan zal die houdbare verzorgingsstaat verenigbaar moeten zijn met de voornaamste elementen van een prestatie-maatschappij. Ook dat beperkt de mog~Iijk­

heden om het iedereen goed naar de zin te maken. Van Stiphout wees daarop in zijn recente studie. 2 Hij con- cludeerde, dat de bereidheid tot het meebetalen aan collectieve voorzieningen zal afnemen als de daarvoor nodige overdrachtsuitgaven voor ieder individueel zichtbaar worden gemaakt. Zijns inziens mag men niet bouwen op een onwankelbare persoonlijke soli- dariteit. Wat men zelf niet opbrengt of wil opbrengen, mag echter wei via de overheid worden herverdeeld.

Voorwaarde is dan wei, dat die vorm van herverdeling qua rendement en effect vaste voet krijgt en houdt in de politieke cultuur. Die cultuur zal vermoedelijk meer draagvlak moeten hebben dan aan een puur za- kelijk comprornis van groepsbelangen kan worden ontleend.

Een manier om de afbrokkeling van de verzorgings- staat tegen te gaan, is het betrekken van meer mensen bij hulpverlening en maatschappelijk werk. Die be- trokkenheid kan worden vergroot door de inschake-

(5)

ling van vooral meer vrijwilligers in de uitvoering, maar ook in het bestuur van dat sociale werk. Het ter- rein is groot en gevarieerd genoeg: scboolbesturen, besturen van ziekenhuizen, verpleegtehuizen, instel- lingen voor cultuur en kunst en bejaardenzorg, etc.

Toch mag men hier geen wonderen van verwachten.

Deskundigheid en professionaliteit blijven nodig; zo- wel in de uitvoering als ook in bet management van de instellingen en organisaties in de zorgsector en in de sociaal-culturele sfeer. Vooal de minder gespeciali- seerde taken in deze kwartaire sector zouden voor een dergelijk niet-professionele invulling in aanmerking moeten komen.

Op de regel van vrijwilligheid bij deelneming zou met name voor jongeren een uitzondering kunnen worden gemaakt; echter niet zonder tegenprestaties van de zij- de van de overbeid in de vorm van betaling van extra studiekosten en/of vrijstelling van militaire dienst.

Voor andere vrijwilligers zou een redelijke beloning geheel of ten dele in de sfeer van verlaging van premie- betaling of belasting kunnen worden gevonden. Dit fi- nanciele aspect, dat maar ten dele kan bijdragen aan verlaging van de uitgaven voor gezondheidszorg en maatschappelijk werk is niet de hoofdzaak. Hoofd- zaak is een maatschappelijk zinvolle verruiming van de betrokkenbeid van vee! medeburgers met de zorg- sector.

Deze deelname zou primair in de nabije kring van ge- meente, wijk of buurt moeten worden georganiseerd.

Jongeren, maar vooral vee! vi tale senioren, zouden op deze wijze kunnen bijdragen aan meer 'care' naast de bestaande mogelijkheden van 'cure'. Op deze prakti- scbe manier versterkt men de sociale structuur in het maatschappelijk middenveld. Men vermeerdert daar- mee ongetwijfeld ook de politieke bereidheid in finan- cieel opzicht bij te dragen tot de instandhouding van een stuk verzorgingsmaatschappij.

Misschien brengt men ook wei wat meer burgers dich- ter bij het bestuur daarvan. Dat alles is nuttig en zelfs nodig, en brengt sociaal-democraten in de buurt van pleidooien in christen-democratische kring voor een 'zorgzame samenleving'. Afdoende voor de vrijwillige aanvaarding van de voor de verzorgingsmaatschappij nodige solidariteit is het echter niet. Socialisten zoe- ken en willen een steviger band tussen verzelfstandi- ging en gemeenscbapsvorming. Dat zoeken is niet van vandaag of gisteren.

In de jaren '30 bepleitte Vorrink - onder de indruk van het gevaar van het opkomende nationalisme en volkse sentimenten - de 'vrije mens in een nieuwe ge- meenschap'. Het democratiscb socialisme bevond zich tussen twee vuren: het inhumane communisme en het agressieve nazisme. Toen en nu was en is het haar taak om de met democratische middelen te handhaven grondrechten te combineren met de verplichtingen en sociale recbten in het verband van overheid en staat.

Inmiddels is bet fascistische gevaar grotendeels be- zworen. Tegenover het rigide economisch vastgelopen communisme hebben de klassieke grondrechten van vrijheid van meningsuiting en vereniging en vergade- ring duidelijk meer nadruk gekregen. Toch mag niet

uit bet oog worden verloren, dat ook bet recbt op werk en de vrijwaring van gebrek als individueel grondrecht nog steeds een gelijkwaardige plaats op de politieke en sociale agenda verdienen.

Voor socialisten is de tegemoetkoming aan deze ver- langens niet slechts een zaak van geweten en sociale etbiek, maar ook een eis van sociale hygiene. Een sa- menleving, die de massale deprivatie toelaat als prijs voor vrijheid en verzelfstandiging, deugt niet. Die koestert namelijk de kiemen van verzieking en geweld.

Dat mag en moet de essentie van de socialistiscbe boodscbap zijn en blijven. Als ergens de mensen de kans moeten bebben om door verzelfstandiging en ontplooiing verder te komen, dan zijn dat wei zeer in bet bijzonder de groepen die nu als gevolg van tekor- ten in opleiding, afkomst en milieu over de rand wor- den geduwd. Daar ligt dan tegelijkertijd de even moei- lijke als voor de hand liggende verbinding tussen ver- zelfstandiging en gemeenschapsvorming.

Daarbij heeft het geen zin verstoppertje te spelen. De hulp aan de slachtoffers van de duale samenleving kan en mag geen liefdadigbeid zijn. Het is namelijk geen toeval, dat zij tijdens en na de crisis van het begin van de jaren '80 niet aan de bak gekomen zijn. Zij zijn ook het slachtoffer van de misschien onbedoelde, maar toch sterke verdediging van de gevestigde belangen door de meerderheid. Die heeft zijn welvaart uit de cri- sis kunnen redden en laat met zijn belangenorganisa- ties niet vee! ruimte voor inschakeling van gedepri- veerden. In vrijwel aile Ianden van West-Europa doet zich deze situatie voor. Naast de reeds eerder geciteer- de Dahrendorfl, heeft Minc3 , vanuit zijn neoliberale visie op de Franse samenleving, hierop gewezen. In naam van de gelijkheid wordt de grote ongelijkbeid ten opzichte van een kleine en vaak ook etnisch ver- schillende bevolkingsgroep in stand gehouden.

Dat roept spanningen op. Binnen de vakbonden wordt regelmatig gepoogd om met medewerking van over- beid en werkgevers betere voorwaarden voor deze acb- terblijvers te verkrijgen. Het blijft grotendeels bij po- gingen: de marges van het georganiseerde eigenbelang zijn te smal. Als men voor de toekomst pijnlijke litte- kens en breuklijnen in de samenleving wil voorkomen, dan zullen die marges moeten worden verruimd.

Niemand kan bewijzen tot hoever bet streven naar ge- lijkheid moet gaan. Evenmin kan precies worden aan- gegeven welke mate van ongelijkheid de maatscbappij kan verdragen. Zoveel is duidelijk, dat grote verscbil- len in materiele welvaart, gepaard gaande met de grote nadruk op de bijzondere waarde van die materiele rijkdom, de verhouding in de samenleving zwaar op de proef stellen. Er zijn echter ook andere waarden en juist socialisten dienen daarvoor oog te hebben. In diepste wezen is de verzelfstandiging van mensen voor hen pas dan zinvol, als dat tot waardering en respect in de gemeenschap leidt. Erkenning van eigenwaarde moet van anderen komen. Gelijkwaardigbeid moet beleefd worden, ook door mede-mensen die door opleiding of zakelijk beroep niet zo goed in de markt liggen. Vrijwel iedereen - mits niet zwaar gehandi- capt - is wei ergens goed in. Ook in de sport, de mu-

socialisme en democratie nummer 11

323 november 1988

(6)

socialisme en democratie nummer 11

november 1988

ziek en andere min of meer ludieke bezigheden kan men tot opmerkelijke en soms zelfs goed beloonde prestaties komen. Voorwaarde is dan wei, dat men de kans krijgt. Dat nu veronderstelt een samenleving, die mensen de gelegenheid geeft zich ook in die andere le- vensbereiken van muziek, cultuur en sport te ont- plooien. Dat is dan de ratio voor de koppeling van in- dividualisering aan een sociaal bestel met voorzienin- gen voor niet aileen onderwijs, maar ook voor de cul- turele ontplooiing van economisch zwakkeren. Dat is niet slechts een kwestie van sociale moraal of sociale ethiek, maar ook een logische consequentie van ver- ruimd cultureel denken, kortom: van voortgaande ontwikkeling; van beschaving dus.

Milieuzorg en welvaartsgroei

Vanuit een oogpunt van milieubehoud is de wereld uit zijn voegen geraakt. De expansieve mensensoort heeft het leefmilieu onomkeerbaar veranderd en geschon- den. Dat inzicht begint door te dringen in de meer wel- varende ontwikkelde samenlevingen. Het wordt nog niet gedeeld door het economisch achtergebleven dee!

van deze planeet. Daar voltrekt zich in een vee! sneller tempo datgene, wat ook onze voorouders in een trager tempo hebben misdaan aan natuur en milieu. We kun- nen ze dat nauwelijks kwalijk nemen. Ontwikke- lingslanden hebben te maken met een onomkeerbaar proces van een grote bevolkingsgroei en een niet te be- heersen trek van het platteland naar de steden. Ben nieuw evenwicht is niet in zicht, maar zal moeten wor- den gezocht langs de lijnen van een houdbare ontwik- keling, zoals globaal aangegeven in het Brundt/andt- rapport. 4 W aar het rij kere Westen nog worstelt met het terugdringen van de verwerking van het vele afval van de daar gevestigde industriele samenleving, kan moeilijk van een gepantenteerde eindoplossing wor- den gesproken. De oplossing zal moeten worden ge- zocht langs de weg van een weliswaar moderne maar meer milieu-vriendelijke landbouw en een meer op kringloopprocessen gerichte exploitatie van grond- stoffen. Dat zal allemaal moeten gebeuren met een naar verhouding vee! schonere industrie.

Voor een enigszins houdbare ontwikkeling is nogal wat nodig. In de rijke Ianden zal men beduidend meer moeten betalen voor de grondstoffen en de agrarische produkten van de arme Ianden. Br zal ook vee! meer geld moeten worden vrijgemaakt om grensoverschrij- dende en wereldomvattende verontreiniging van wa- ter, bodem en atmosfeer tegen te gaan. Dat kan wel- vaart kosten en dus weerstand opleveren. Vee! zal af- hangen van de houdbaarheid van een royale energie- voorziening als de belangrijkste materiele basis voor die welvaart. Ook de demografische ontwikkeling is bepalend. Als er echte energieschaarste komt (wat al- lerminst zeker is!), dan zal er uiteindelijk meer mense- lijke arbeid (zonder vee! energetisch-mechanische hulpmiddelen) op een naar verhouding lonende basis beschikbaar moeten zijn voor de instandhouding van waardevolle, natuurlijke hulpbronnen en voor de te- rugwinning van schaarse grondstoffen. Ook in ont- wikkelingslanden zal de groei van het inkomen en de aanpassing van de economische organisatie ruimte

324

moeten Iaten voor het lonend gebruik van menselijke arbeid voor de instandhouding van het arsenaal van potentieel belangrijke en waardevolle grondstoffen.

Het restbestand van de voor de klimaatregeling on- misbare regenwouden zal moeten worden ontzien.

Ben zekere mate van materiele welvaart en ook van welvaartsverdeling in de ontwikkelingslanden lijkt no- dig om voor een dergelijk beleid de nodige medewer- king te krijgen. De reis volgens het spoorboekje van de houdbare ontwikkeling zal voor de arme Ianden via het tussenstation van een zowel mens- als milieu- gericht groeibeleid gaan, waarbij de voordelen van materiele groei de voorwaarden scheppen voor een meer breed aanvaarde zorg voor het milieu.

Ook in de rijke Ianden-zal de welvaartsverdeling niet los gezien kunnen worden van de medewerking aan een meer stringent milieu- en grondstoffenbeleid. De daarvoor nodige offers zullen niet door een of door slechts enkele Ianden kunnen worden opgebracht. Bo- vendien lijkt het op zijn minst onwaarschijnlijk, dat die offers en de daaraan verbonden kosten kunnen worden afgewenteld op consumenten, die qua inko- men sterk verschillen in draagkracht. De spreiding van de lasten van het milieubeleid is vermoedelijk even no- dig als de spreiding van de kennis over de noodzaak van dat beleid. Zo gezien, is er een verband tussen so- ciaal beleid en milieubeleid. Het politiek meer tot zijn recht Iaten komen van het milieu gaat blijkbaar toch samen met vermindering van de ongelijkheid.

Om het milieu tot zijn recht te Iaten komen, is er nog iets meer nodig. Br moet ook bereidheid zijn tot enige gedeelde ontbering. Daarmee wordt dan niet bedoeld het aanvaarden van ouderwetse armoede, maar veel- eer het afzien van die welvaart die een voor het milieu te hoge prijs heeft. Ook bier is sociaal beleid, gericht op minder ongelijkheid, voorwaarde. Grote welvaarts- verschillen rich ten de minder-bedeelden op het belang van uitsluitend materiele ontplooiingsmogelijkheden.

Daar zijn grenzen aan verbonden, voorzover die bij gelijke verdeling te groot beslag zouden leggen op grondstoffen en milieu. Voorts vereist het rnilieube- lang een toenemende waardering en opwaardering van culturele naast materiele waarden. De infonnatie- technologie, die in vele opzichten milieuvriendelijk is, kan ons hier een heel eind op weg helpen. Men mag daar niet alles van :verwachten en stellig niet de vor- ming van een collectief en effectief wereld-verbreid milieugeweten. s Het kan echter wei de spreiding van kennis over verbeterd milieugedrag versnellen.

Onze kennis van wat goed of slecht is voor het milieu, is onvolledig. Dat zal wei zo blijven. We zijn immers zelf dee! van het milieu. Niemand kan zich met een he- licopterblik ver verheffen boven de natuur en boven de weg, die de evolutie zal gaan. Dat proces immers kent een andere tijdrekening dan wij mensen zullen beleven. Wei kan worden gesteld dat het mechanisine van de overleving van de sterkste soorten en variaties minder dan de helft van het verhaal is. Ook het voort- bestaan van tijdelijk zwakkere levensvormen en het beschikbaar hebben van beschermde plaatsen voor die levensvormen is van een grote betekenis. Op deze rna-

(7)

nier blijven planten en dieren behouden, die later on- der geheel andere milieu-omstandigheden meer le- vensvatbaar kunnen blijken. Het zijn in het bijzonder de veranderingen in het milieu en dus in die levensom- standigheden, die in wisselwerking met de mecha- nismen van het Ieven de bron zijn van voortdurende veranderingen.

De in de levende natuur terug te vinden orde sluit de chaos niet uit. Die kan zelfs een kind van de chaos zijn. 6 Wij mensen mogen ons dan ook niet opwerpen tot superdeskundige rentmeester van het milieu. Wij zullen het grotendeels met wat wetenschappelijke ken- nis, maar ook met intultie en feeling moeten doen. Dat is geen schande, maar een zeer existentieel gegeven.

Daarom past ons enige bescheidenheid. Simplistische opvattingen over onze rol en door lot en wetenschap opgedrongen beheerstaken hebben veel ellende ver- oorzaakt. Tegen die achtergrond moet er afstand wor- den genomen van het knalgroene socialisme, waarin het allesomvattende milieubeleid in naam van het nieuwe proletariaat van bedreigde dieren en planten tot de allerhoogste prioriteit is verheven. Daarmee zou men dezelfde fout maken als eertijds het commu- nisme, dat in naam van ontwikkeling en gelijkheid over de fundamentele mensenrechten heenwalste.

Het milieu moet veel aandacht hebben, maar niet meer en ook niet minder dan in overeenstemming is te bren- gen met de zeer politieke opdracht van de sociale en culturele ontplooiing van mensen op basis van vrijheid en gelijkheid. Wie zich aan de wereld onderwerpt, kan haar niet veranderen.

Hierboven is betoogd, dat rnilieubeleid sociaal beleid veronderstelt en daarmee ook het afzien van niet goed te verdelen en in dat opzicht ook niet houdbare mate- riele welvaart. Er is nog een tweede scbakel. De nu overal actuele strijd tegen de verontreiniging van wa- ter, bodem en Iucht, kost niet alleen geld en veel be- stuurlijke inspanning, maar ook veel samenwerking van besturen. Die samenwerking is ook nodig voor de aanpak van grensoverschrijdende verontreiniging.

Met het schoonvegen van het eigen straatje en het op orde brengen van het eigen huis, is men niet klaar. De aantasting van de ozonlaag, de mogelijke bedreigin- gen voor het klimaat van de voortgaande kaalslag van de regeawouden en de nog steeds wijd verspreide zure regen, vergen meer bestuurlijke coordinatie dan is voorzien in de bestaande landsgrenzen overscbrijden- de samenwerking. De markt kan dit in geen geval ver- zorgen. De overheden zullen het moeten doen. Zij zijn ook bier de aangewezen bondgenoot in de strijd tegen de vervuiling van deze planeet.

Coordinatie is hier belangrijker dan concurrentie.

Voor die coordinatie zullen de nationale overheden de nodige beleidsruimte moeten krijgen en die ook moe- ten kunnen overdragen aan uitvoeringsorganen op het supra-nationale vlak. Dat betekent ook een centrale sturing op basis van een internationaal milieubeleid en bet concept van de houdbare ontwikkeling. Daarmee is een tweede sterke schakel tussen milieubeheer en so- cialisme gegeven in de zin van een overkoepelende or- dening.

De markt en de verdeling van inkomen en werk Er is veel, dat pleit voor een markt-economie. De me- dedinging verdeelt en beperkt de macht van de grote organisaties op het gebied van de produktie en de han- del. De vrijheid om - binnen algemene regels - te produceren en te distribueren voor de koopkrachtige vraag, bevordert de dienstverlening en de keuzemoge- lijkheden in het aanbod voor de consumenten. Een naar het buitenland open markt-economie bevordert bovendien een grensoverschrijdende arbeidsverdeling met een uiteindelijk boger en voor lage-lonen-landen groeiend welvaartsniveau.

Men behoeft geen liberaal te zijn om het hiermee eens te zijn. Een streng doorgevoerde nationale plan- economic blijkt met zijn onvermijdelijke klant- onvriendelijke en behoudende bureaucratic zoveel na- delen te hebben, dat de daarmee te verkrijgen buffer tegen werkloosbeid in meer dan een opzicbt te duur wordt betaald. Dat heeft democratisch-socialisme in West-Europa niet verhinderd om in samenwerking met de ondernemingen en de sociale partners te stre- ven naar meer economische stabiliteit met behulp van planning. In Nederland, maar vooral in Frankrijk heeft de staat met een indicatieve planning ricbting trachten te geven aan de markt. Dit systeem is in de pe- riode van opbouw en groei na de oorlog van veel nut geweest. Ontwikkelingen in de techniek konden echter evenmin worden gepland als ontwikkelingen op de we- reldmarkt konden worden beheerst. De schaalvergro- ting, de energiecrisis en vooral het volledig loslaten van de wisselkoersen, gooiden zand in de niet of nau- welijks op elkaar afgestemde planningsmachines van de afzonderlijke Ianden.

Een boven-nationale aanpak past meer in deze tijd en dit stadium van ontwikkeling. De Europese Gemeen- schap komt daarvoor bet eerst in aanmerking als mo- gelijk stuurbaar verbond van staten. De nu berleefde pogingen om een echt begin te maken met een econo- mische en monetaire unie zullen wel succes moeten hebben voor er op dat niveau aan een zekere mate van overkoepelende sturing kan worden gedacht. Er is echter geen reden om de markt-georienteerde plan- ning op te geven. Een houdbare ontwikkeling vergt een samenbangende sturing op een grensoverschrij- dende scbaal. In Europees verband kan daarmee een begin worden gemaakt.

Socialisten mogen en kunnen geen genoegen nemen met werkloosbeid, die beduidend boger dan onverrnij- delijk is voor een goede werking van de arbeidsmarkt.

De crisis van het begin van de jaren '80 zadelde ons op met een werkloosheidspercentage, dat vele malen bo- ger is dan de zogenaamde frictie-werkloosheid. Nie- mand mag blijvend of langdurig worden uitgescha- keld. Bij de bestrijding van bovenmatige, structurele werkloosheid doen zicb een aantal mogelijkheden voor. Verkorting van de arbeidsduur, loonmatiging, bevordering van de investeringen, meer onderwijs en voortgezette scholing komen in aanmerking. Aan die verschillende mogelijkheden zitten niet alleen prakti- sche maar ook principiele kanten.

Als middel voor de bevordering van de werkgelegen-

socialisme en democratle nummerll

325 november 1988

(8)

socialisme en democratie nummer 11

november 1988

heid had en heeft de overheid de mogelijkheid om met overheidsdeelneming en ondernemende initiatieven zelf tot verruiming van produktie en groei bij te dra- gen. Dat instrument is nu vee! moeilijker toe te passen dan in de periode van industriele opbouw. Er komt nu vee! meer innovatie en marktkennis bij kijken dan destijds bet geval was. De sterk concurrerende verhou- dingen op de wereldmarkt en het sterk gegroeide aan- bod van goederen maken, dat deze vlucht naar voren in het kader van een gemengde economie niet het mid- del bij uitstek kan zijn voor bet realiseren van volledi- ge werkgelegenheid.

Onder deze huidige omstandigheden gaat de aandacht meer naar acties gericht op een betere werking van de arbeidsmarkt. Tot voor kort leek de verkorting van de arbeidsduur bet middel om ruimte te maken op deze arbeidsmarkt. De vakbeweging en de democratisch- socialistische partijen zaten hier op een lijn en nog steeds is ADV een niet te verwaarlozen instrument.

Dit mesje is echter wei hotter geworden en in geen ge- val meer geschikt om op korte termijn de meeste Iang- durig werklozen aan het werk te krijgen. ADV Ieidt namelijk tot een tekort aan nu reeds schaarse kwalitei- ten op de arbeidsmarkt en geeft geen garantie voor de inschakeling van de veelal te weinig geschoolde achter- blijvers en werkzoekenden. Een meer gericht beleid is nodig. De knelpunten, waar dat beleid meer concreet op moet inspelen, zijn het vergroten en aanpassen van het aanbod van aanvullende scholing en de motivatie om a! of niet via scholing werkervaring op te doen. Die bereidheid kan niet los worden gezien van het geringe verschil tussen minimumloon en uitkering en de daar- mee verbonden geringe materiele motivatie om werk- loosheid en uitkering in te wisselen voor de aan gere- geld werk verbonden verplichtingen.

De situatie plaatst het socialisme voor een principiele keuze. Door in bet bijzonder voor jeugdigen de uitke- ring te korten en voor een dee! te vervangen door de verplichting om werkervaring op te doen en zich te Ia- ten scholen met een bijbehorende toelage, worden in de verzorgingsstaat verworven rechten aangetast. Dat roept verzet op, niet aileen bij de direct-belanghebben- den maar ook bij de werkenden, die daarmee de bo- demvoorzieningen van de sociale zekerheid zien aan- getast. Diezelfde meerderheid verzet zich echter bij monde van haar vakbonden ook tegen het aan de slag he! pen van langdurig werklozen met behulp van subsi- dies voor de werkgevers. Daarvan wordt - niet onte- recht - verdringing van reeds werkenden gevreesd. AI met a! dreigt hier een patstelling, waarbij een overwe- gend verdedigende houding niet aan de maat is van het probleem. Het onmiskenbare belang van de nog rela- tief grote meerderheid der werkenden en in bet bijzon- der de solidariteit met de groepen rondom het tnodale inkomen mogen er niet toe leiden, dat men een kwets- bare minderheid afscheept met een uitkering, maar voor het overige in de kou Iaten staan. Dat is niet soli- dair en niet socialistisch.

Hier past dan ook een actief, meer aanvallend beleid.

Met dat meer actieve beleid komt het socialisme on- herroepelijk in het vaarwater van bet meer liberale

326

denken over de arbeidsmarkt. In liberale kring wordt a! lang gepleit voor een groter verschil tussen uitkering en minimumloon en voor een verkleining van de wig tussen netto-loon en bruto-loon; en, meer in bet alge- meen, voor een grotere flexibiliteit in de loonvorming, met meer afhankelijkheid van de resultaten van de on- derneming. De eerstgenoemde aanpak heeft duidelijk het karakter van een inhaalmanoeuvre; de tweede kan van meer blijvende betekenis zijn.

Bepalen we ons eerst tot die eerstgenoemde aanpak.

Die zal zich moeten rich ten op de jeugdige werklozen, die zonder begeleiding en extra scholing niet aan het werk kunnen komen. Dit vraagt een intensieve, per- soonlijke begeleiding. Daarin wordt de aanvullende scholing met nadruk aangeboden en een afwijzing van scholing wordt in materieel opzicht ontmoedigd. Dat is, gelet op de gegroeide situatie, niet niks en slechts te rechtvaardigen als een noodzakelijke ingreep om een verloren sociaal evenwicht te herstellen en het aantal drop-outs tot het absoluut overmijdelijke te beperken.

Het sociale belang van een dergelijk optreden mag groter worden geacht dan van verworven rechten.

Voorwaarde is wei, dat de doelgroep van de jeugdige kansarmen in meerderheid baat heeft bij deze meer in- grijpende aanpak. Die moet er namelijk sociaal en cul- tureel beter van worden in de zin van het verkrijgen van mogelijkheden tot verdere ontplooiing, die bin- nen en buiten de werksfeer ter beschikking staan. De resultaten moeten daarom niet aileen gemeten worden in termen van werkgelegenheid maar ook van een meer brede maatschappelijke participatie. Aan dat laatste kan de overheid vee! doen en wei meer naarma- te de met langdurige werkloosheid en sociale depriva- tie verbonden kosten lager zijn e1;1 er dientengevolge meer ruimte is voor deze aanvullende begeleiding.

En dan de tweede mogelijkheid, die van flexibele loon- vorming. De arbeidsmarkt maakt bij dalende winsten en .stijgende lonen meer mensen werkloos dan bij een gedeeltelijke maar substantiele aanpassing van de lo- nen aan de resultaten van de onderneming. Omge- keerd kunnen succesvolle ondernemingen meer men- sen in dienst nemen als ze meer loon mogen betalen bij grotere winsten. Dit effect is, althans op papier, ge- makkelijk te bewijzen. 7 De methode ligt echter niet in de lijn van de vakbeweging en van de voor haar !eden zo belangrijke garantie voor periodiek onderhandel- baar vast loon. Meer nog dan bij het aan werk helpen van jongeren met behulp van overheidssubsidies zijn bier historisch verworven rechten en praktijken in het geding. Men zal daarom in die flexibilisering van de lonen niet a! te ver kunnen gaan. Toch kan een gedeel- telijke aanpassing van de lonen op deze manier de kans op massaal ontslag verminderen en de neiging bij ondernemers om meer mensen op vaste contracten in dienst te nemen vergroten.

De afweging is er een tussen volstrekte inkomensze- kerheid op korte termijn en werkgelegenheid op lange termijn. Het netto-resultaat kan een duurzame verbe- tering van de werking van de arbeidsmarkt betekenen, waardoor grote schokken met blijvende gevolgen, zo- als in het begin van de jaren '80, beter kunnen worden opgevangen. Bovendien dringt deze oplossing zich op,

(9)

nu de verruiming van de interne markt in de Europese Gemeenschap en de daardoor toegenomen mededin- ging op afstand steeds meer ondernemingen op de tocht zet. Met de op werkloosheidsuitkeringen bespaarde uitgaven kan een meer flankerend sociaal beleid worden gefinancierd. Wat in een periode van voortgaande vergrijzing geen overbodige luxe is.

Men kan zich afvragen waarom dit alles zo nodig moet. Er ligt immers voldoende werk op de plank. In de ziekenhuizen, in de zorgsector in bet algemeen, maar ook op bet gebied van voorzieningen voor het milieu, is er nog bijzonder vee! te doen.

Dat is juist en stellig moet er voldoende ruimte blijven op de arbeidsmarkt om menskracht in te zetten voor deze zaken. Er moet echter ook geld voor zijn. Het is dus een kwestie van afweging als er gepleit wordt voor meer flexibele beloning. Onder de gegeven omstandig- heden heeft, althans in Nederland, de overheid te wei- nig financiele ruimte om door investeringen en activi- teiten in de sectoren zorg en milieu de werkgelegenheid te verruimen. Pas op langere termijn zou hierin, met behulp van het hierboven aangeduide beleid verande- ring kunnen komen.

Bestuurlijke vormgeving

Een pleidooi voor bet verschaffen van verschillende mogelijkheden van ontplooiing voor mensen in een veelvormige samenleving en het terugdringen van de beperkingen van de ongelijke verdeling van werk en inkomen, zou niet compleet zijn zonder een beschou- wing over de bestuurlijke vormgeving van zo'n samen- leving, waar ruimte wordt geboden voor verschillende levensbereiken. Daarmee immers kunnen de gevolgen van inkomen uit de markt sociaal en cultureel worden opgevangen.

Pogingen om macht te spreiden en bepaalde sectoren in de samenleving meer onafhankelijk te maken, zijn eerder ondernomen. V66r en kort na de laatste oorlog waren veel politici gecharmeerd van bet corporatisme.

Vooral christelijke bestuurders zagen er de uitwerking in van eigen gedachten over souvereiniteit in eigen kring en het subsidiariteitsbeginsel. Zelfbestuur van bedrijfstakken en organisaties van maatschappelijke zorg en zelfs cultuur zouden de staat op afstand hou- den en de afzonderlijke sectoren de structuur geven om de daar spelende belangen goed en deskundig te doen behartigen. Een apart bestuursgebouw voor de verschillende sectorale belangen met overkoepelend bestuur, samengesteld door vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en daarin bijgestaan door deskundigen, zou spreiding van macht en bundeling van deskundigheid bewerkstelligen op bet voor werk en welvaart zo belangrijke terrein van macro-econo- misch beleid.

Liberalen zagen er niets in. Socialisten gaven wei me- dewerking, op voorwaarde van een grote invloed van de werknemersbonden. Het systeem had op zijn minst de verdienste van een aanzet tot decentrale ordening.

Het is bij een aanzet gebleven. De succesvolle groei van de economie en de ondernemingen in de jaren zestig en de schaalvergroting in de Europese markt, bekoelden het enthousiasme voor dit in wezen corpo-

ratistische systeem, zodat men afzag van verdergaan- de invoering van zelfbesturende bedrijfsorganisatie.

Wij hebben er wei de Sociaal Economische Raad en - als belangrijkste deelorgaan - het Landbouw- schap aan overgehouden.

Men kan dus niet stellen, dat de voor 1980 in Neder- land opgebouwde verzorgingsstaat corporatistische trek ken heeft. Althans niet in formeel opzicht en zeker niet in de economische sector. Ook in het maatschap- pelijk middenveld is bet nog steeds de centrale over- heid, die een groot deel van de verantwoordelijkheid draagt voor een goede gang van zaken. In feite deelt ze die verantwoordelijkheid met een historisch gegroeid conglomeraat van organisaties, die een belangrijke schakelfunctie vervullen bij de financiering en de uit- voering. Dat blijkt duidelijk bij de weerstanden tegen de huidige bez4inigingen en reoganisaties. Het valt op, dat ook de reorganisatie van (en de bezuinigingen op) de rijksdienst minstens zoveel voeten in de aarde heeft. In beide gevallen stuit de politiek op goed geor- ganiseerd belangen. Van een evenwichtige, bestuurlij- ke vormgeving met een goed ingebouwde afweging van de vele andere belangen is geen sprake.

De voorbeelden van verstarrend corporatisme liggen voor bet oprapen: verkeersleiders, specialisten e.d. Er gaan jaren overheen, voordat er in onderhandelingen een compromis met deze deelbelangen is bereikt. Toch mag men zich bij bet zoeken naar een betere bestuur- lijke vormgeving niet blind staren op deze weerstan- den en voor de definitieve oplossing van deze proble- men zijn heil zoeken bij de privatisering en de tucht van de markt. Men komt dan in bet vaarwater van de neo-conservatieve en liberale voorstanders van de pri- vatisering. Voor hen draait het bij de overheid om de parlementaire democratie en de door wet en recht te verdedigen fundamentele mensenrechten. Zij erken- nen de noodzaak van collectieve voorzieningen, maar achten die niet per se een zaak van de overheid. Zij wil- len veel ruimte voor de mededinging op de markt en hebben er weinig bezwaar tegen als de overheid terug- treedt en in de maatschappelijke zorg, de gezond- heidszorg en de cultuur de invloed van geld en spon- sorslaattoenemen.

Socialisten kunnen en mogen daar geen vrede mee hebben. Zij moeten een eigentijds antwoord vinden op de vraag naar een meer gedecentraliseerde vorm van aanvullend bestuur, om de nieuw verworven zelfstan- digheid in verschillende levensbereiken veilig te stel- len, zonder de staat de mogelijkheid te ontnemen ef- fectief te waken tegen bet grensoverschrijdende impe- rialisme van deelbelangen. De centrale overheid moet bovendien bet laatste woord behouden bij de verde- ling van middelen. Als de algemene toestand en de ex- terne omstandigheden dat. vereisen, zal die staat de be- voegdheid en ook de macht moeten hebben om de ver- deling aan te passen. Dat betekent, dat de macht van de centrale overheid aan de maat moet zijn van de ge- zamelijke macht van de deelbelangen.

Dat die deelbelangen voldoende invloed verkrijgen om te voorkomen, dat bij bet ingrijpen van de centrale overheid de belangen van hun clienten onevenredig

socialisme en democratle nummerll

327 november 1988

(10)

sociallsme en democratle nummerll

november 1988

worden geschaad, is geen slechte zaak. Zij moeten echter niet de dienst uitmaken.

Wat betekent dit alles nu voor een socialistische visie op het bestuur? Hoe kan dat bestuur ertoe bijdragen, dat mensen meer vrijheid, maar ook meer gelijkheid ervaren, gegeven de verscheidenheid van hun cultuur en aanleg? Hoe kan het bestuur vorm geven aan een maatschappelijk compromis, waarin het evenwicht tussen meer centraal en meer decentraal bestuur is ge- waarborgd en waarbij voor een ieder in afzonderlijke levensbereiken voldoende mogelijkheden van ont- plooiing en zorg worden aangeboden?

Een bestuur, dat aan die eisen voldoet, zal er voor moeten waken, dat het aanbod van ontplooiingsmo- gelijkheden en zorg niet overwegend wordt bepaald door de betekenis, die personen of groepen hebben voor de marktsector. In de ontwikkeling van de be- schaving zijn andere levensbereiken dan de produktie van materie!e goederen van vitaal belang geworden.

Daarvoor moet ruimte zijn. De daarvoor nodige be- scherming door bijvoorbeeld zelfregulering of zelffi- nanciering in een sector mag echter niet tot autonoom corporatisme ten koste van andere legitieme deelbe- langen in die sector leiden. Deze bescherming mag geen verkokering worden. Zij mag slechts zover gaan, als nodig is om de sociale grondrechten op onderwijs, culturele ontwikkeling en zorg te behoeden voor onge- lijke kansen, deprivatie van minder weerbare mensen en culturele vervlakking. De daarvoor nodige centrale sturing moet garant staan voor zoveel zelfstandigheid in het beheer en de ontwikkeling binnen de sectoren als nodig is om de verschillende sociale en culturele claims goed tot hun recht te Iaten komen. Dat houdt een ge- deelde verantwoordelijkheid in en dus in controleer- bare bestuursovereenkomsten zichtbare compromis- sen met de vertegenwoordigers van het beleid in deaf- zonderlijke sectoren.

De op deze manier gestructureerde plurale samenle- ving zal bij voortduring onder druk staan van interna- tionale ontwikkelingen. Ze is afhankelijk van instand- houding en van de groei van het econornisch draag- vlak. Ze is daarmee ook afhankelijk van de goede voortgang in de internationale samenwerking. Die zal verder gestalte moeten krijgen. De nationale staat mag dan geen struikelblok zijn; eerder springplank. Op het trans-nationale vlak zullen de welvaart-genererende voordelen van de vrije markt ten volle moeten worden uitgebuit. De nadelen in sociaal en cultureel opzicht zullen vooral in de bestuurlijke onderbouw moeten worden opgevangen. De uitgangspunten voor een goed sociaal beleid en niet te vergeten milieubeheer zullen op het allerhoogste niveau moeten worden ge- respecteerd.

Verreikende aspiraties

In deze beschouwing over het socialisme op het grens- vlak van pragmatiek en ideologie is zelfs niet in hoofd- lijnen alles aangestipt van wat tot de aspiraties van het socialisme kan worden gerekend. Die aspiraties reiken ver. Ze veronderstellen de innerlijke samenhang van cultuur, techniek en kunst. Ook bestuur en organisatie

328

vormen onderdeel van dat geheel. Organisatievormen in de samenleving zijn evenzeer onderdeel van de tech- niek, als van de cultuur. De wisselwerking tussen de economische en de sociale en de culturele ontwikke- ling moet bevorderd worden. Kunst en cultuur zijn niet iets voor later. Zij horen bij de gewenste verande- ring en de voortgang in de samenleving. Men kan met die culturele ontwikkeling niet wachten tot de laatste min-bedeelde in materieel opzicht op gelijk niveau is gekomen. Dat geldt overigens ook voor het milieube- leid. Ook daarmee kan men niet wachten tot de laatsten van de thans nog minder ontwikkelde volken de planeet geheel ten eigen bate hebben gekoloniseerd.

Het socialisme behoeft dus niet op sterk water te wor- den gezet. Het moet wei aandacht hebben voor en wer- ken aan de consolidatie van sociale en culturele ver- worvenheden. Dat betekent een bestuursstructuur, waarin afzonderlijke organen garant zijn voor de uit- voering en het beheer van diensten, respectievelijk voorzieningen, die het inmiddels verkregen pakket aan sociale en culturele voorzieningen veilig stellen.

Anderzijds betekent dat voor het bestuur het handha- ven en verder uitbouwen van het noodzakelijke econo- mische grondvlak. Daarin mag de markt zeer zeker een grote rol spelen. Bestuur, ook op het hogere ni- veau, moet echter voldoende krachtig zijn om de noodzakelijke overdrachtsuitgaven te kunnen garan- deren. In de koppeling van houdbare economische groei met de verdeling van de resultaten van die groei ten behoeve van de sociale en culturele vooruitgang, ligt de historische opgave van het socialisme.

Dat houdt dan tegelijkertijd de niet geringe opgave in, om grensoverschrijdend te denken en niet aileen aan- dacht te hebben voor decentraal, maar ook en in toe- nemende mate zelfs voor centraal bestuur. Dat centra- le bestuur moet echter gefundeerd zijn in een degelij- ke, zware onderbouw.

Er is nog een lange weg te gaan. Kernvraag was en is, of socialisten daarbij een eigen en goed gevoel voor richting hebben. Een blauwdruk hebben ze niet. Maar ze hebben wei in de hierboven aangegeveJil zin een kompas voor de ontelbaar velen, die het maatschappe- lijke ideaal van meer gelijkheid en vrijheid willen nastreven. In die zin is het socialisme een moreel en te- gelijkertijd bestuurlijk project, waarin eerlijk gedeel- de ontbering niet het eindpunt is, maar het begin van een zowel materiele als culturele groei.

Noten

1. R. Dahrendorf: 'De Nieuwe Onderklasse', in: NRC- Hande/sb/ad, 8-7-1987.

2. H.A. van Stiphout: Tussen loyaliteit en satisfactie in de ven.orgingsmaatschappij. Proefschrift D.O.P, Den Haag, 1988.

3. Alain Mine: La machine ega/itaire, Paris, Grasset, 1987.

4. Brundtlandt c.s., Our common future, Oxford Universi- ty Press, 1985.

5. Peter Russel: The awakening earth, London, Paul, 1982.

6. I. Pregogene and E. Stengers, Order out of chaos, New York, Bantam Books, 1984.

7. M.L. Weizman: The share economy, Cambridge, Mass., Harvard University Press, 1984.

(11)

e

v

Het de bat moet eigenlijk nog beginnen Kanttekeningen bij een WBS-rapport

In het zomernummer van SenD publiceerden we een door redacteur Ger Verrips geschreven bespreking van Paul Kalma's Het socialisme op sterk water. Hieron- der drukken we nog twee andere commentaren af, van de hand van Wim Meijer, vice-voorzitter van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer, en van Ger Harm- sen, historicus en oud-hoogleraar aan de Rijksuniver- siteit van Groningen.

Nederland verkeert in de jaren tachtig, in een soort ideologisch vacuum, aldus Paul Kalma in Het socialis- me op sterk water. Achtereenvolgens zagen we de do- minantie van het naoorlogse verzorgingsstaat-socia- lisme en in de jaren zeventig de liberale reactie daarop.

Het thans ontstane vacuum zou door de PvdA kunnen worden opgevuld als zij haar eigen oppositiecultuur, zoals Kalma het noemt, weet te ontvluchten en in het bijzonder haar imago van drammerigheid en klagerig- heid van zich weet te schudden.

Maar voor het zover is, voordat de sociaal-democratie een dominante positie inneemt, zal zij de identi- teitsproblemen waarmee zij worstelt, te boven moeten zien te komen. Niet door een vlucht naar voren, dat wil zeggen door haastig op zoek te gaan naar antwoor- den op de meest uiteenlopende nieuwe uitdagingen; de vernieuwing van de PvdA begint, aldus Kalma vrij vertaald, door zich grondig rekenschap te geven van de eigen voorgeschiedenis. Met andere woorden, terug naar de authentieke uitgangspunten opdat een derge- lijke terugblik kan helpen bij het formuleren van het programma waarmee de toekomst vorm kan krijgen.

Daarbij past het afwerpen van een onbestemd verlan- gen naar radicale maatschappijhervorming, van het utopisch socialisme van de maakbare samenleving en de nieuwe mens. Dit bezorgt de PvdA een latent rnin- derwaardigheidscomplex ten opzichte van hetgeen is bereikt - met aile gevolgen van dien voor haar prak- tisch-politieke opstelling. Voor minderwaardigheids- gevoelens is ook geen aanleiding, want zonder de over- dreven historische belasting van de socialistische ideo- logie ontstaat het beeld van een sociaal-democratie, die de burgerlijk-Iiberale samenleving in belangrijke mate heeft bijgestuurd door het kapitalisme ingrij- pend te corrigeren, de parlementaire democratie te versterken en door de collectieve sector dienstbaar te maken aan de belangen van de burger. De PvdA heeft een grote bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de verzorgingsmaatschappij en is met het heersen- de systeem, de daarbij behorende belangen verbonden geraakt. De sociaal-democratie moet daaraan voor een belangrijk dee! haar eigenwaarde ontlenen. Met andere woorden, de sociaal-democratie moet zich vee!

meer rekenschap geven van haar eigen succes.

Kalma ziet Iangs deze lijn ook de contouren van een politiek programma dat zijn zwaartepunt moet vinden in

een verdediging van zg. rechtsorde van de arbeid waarbij bestrijding van de werkloosheid eerste prioriteit heeft;

een verdere democratisering van het openbaar bestuur en van maatschappelijke organisaties;

een pragmatisch beheer van de collectieve sector.

Een dergelijke programmatische aanpak moet ge- paard gaan met een stijl van optreden die gekenmerkt wordt door zakelijkheid en openheid.

Kalma's keuze voor het nieuwe reformisme gaat ge- paard met een oproep om de ambities van de sociaal- democratie, en de politiek in het algemeen, te relative- reo. De zelfopgelegde beperkingen in doelstellingen en instrumenten leiden zo tot een minimaal socialisme, dat de pretentie heeft opgegeven een algemene visie op mens en maatschappij te ontwikkelen. Het tijdperk waarin de sociaal-democratie behalve een politieke partij ook een culturele beweging (cultuursocialisme) geacht werd te zijn, is voor Kalma voorgoed afgeslo- ten. We kunnen het beroep op mythe en utopie missen en kunnen ons, aldus Kalma, de keuze permitteren om de rationaliteit in de politiek centraal te stellen.

Spreiding van ink omen, kennis en macht is in de visie van Kalma nog altijd een bruikbare keuze voor de PvdA, maar dan wei voorzien van een nieuwe inter- pretatie waarin spreiding van inkomen minder in het teken dient te staan van het gelijkheidsideaal en meer op het recht op een zelfstandig, door middel van ar- beid verworven inkomen is gericht. Het inkomensbe- leid moet meer in verband worden gebracht en even- tueel ondergeschikt worden gemaakt aan het werkge- legenheids- en arbeidsmarktbeleid. Bij de spreiding van macht dient de controle op machtsuitoefening centraal te staan, en niet de vermindering van macht en van machtsconcentraties als zodanig. De spreiding van kennis, tenslotte, moet nadrukkelijk dienstbaar worden gemaakt aan de spreiding van inkomen en macht. Het gaat daarbij vooral om vergroting van de weerbaarheid op de arbeidsmarkt en beperking van machtsmisbruik in de sfeer van politiek en bestuur.

De bestuurlijke schaal waarop dit streven gestalte moet krijgen, is uitermate belangrijk. Kalma neemt stelling tegen te grote verwachtingen van bestuurlijke decentralisatie. Hij legt de nadruk op het belang van het nationale niveau als plaats waar de sociaal-demo- cratie haar doelstellingen moet realiseren.

lndividualisering

Tot zover in enkele pennestreken een weer gave van de

·inhoud van Paul Kalma's boek Het socialisme op

WimMeijer

Lid van de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid

sociallsme en democratie nummer 11

329 november 1988

(12)

socialisme en democratie nummerll

november 1988

sterk water. Kalma behandelt een groot aantal onder- werpen in zijn publikatie. In dit verband kunnen wij slechts op enkele aspecten ingaan. Dat zullen wij doen in een meer kritisch-beschouwende zin. Maar eerst nog een opmerking vooraf.

Met het boek van Kalma wordt een nieuwe bijdrage geleverd aan de reeks recente publikaties van de Wiar- di Beckman Stichting over de achtergronden en ont- wikkelingen in de hedendaagse sociaal-democratie.

De WBS Ievert daarmee een onmisbare bijdrage aan wat tamelijk pretentieus de vernieuwingsdiscussie in de PvdA wordt genoemd. Het socialisme op sterk wa- ter is, gegeven de inhoud van het hoek, geen goede

- want gemakkelijk verwarring zaaiende - titel. De- ze veroorzaakte aanvankelijk ook onnodige mis- verstanden in eigen kring en daarbuiten. Het tegen- draadse karakter van het hoek kan evenwel een be- langrijke functie vervullen in de plaatsbepaling van onze beweging. De eigensoortige, kritische maar loya- le beschouwingswijze van Kalma biedt vee! stof voor discussie, confrontatie en herkenning. Hier is een so- ciaal-democraat aan het woord die de toekomst van zijn beweging met grote betrokkenheid en genegen- heid volgt.

De publikatie moet ook in de kring van staf en curato- ren het nodige hebben losgemaakt. De opmerkingen in een woord vooraf van J. Th.J. van den Berg, direc- teur van de WBS, lijken immers niet voor tweeerlei uitleg vatbaar. 'Staf en Curatoren beschouwen deze studie als een eigen en doe/bewust geprovoceerde bij- drage aan het vernieuwingsdebat in de PvdA, niet Ian- ger meer met een "col/ectief" karakter, maar - na het werk van de commissie-Pronk - met een noodza- ke/ijkerwijs meer individue/e toon en stijl. ' Uit deze woorden van Van den Berg blijkt dat de herorientatie van de sociaal-democratie op beginselen en methode in dit stadium noodzakelijkerwijze individueel getint is en kennelijk nog weinig collectieve wilsvorming kent. In dat Iicht moeten ook mijn opmerkingen wor- den beschouwd.

In de benadering van Kalma wordt de sociaal-demo- cratie vooral gekenmerkt door een methode. De keuze voor versterking van de reformistische variant van de sociaal-democratie, de afwijzing van wat wordt ge- noemd het cultuursocialisme legt de aandacht vooral bij de wijze van realisatie van programma en beginse- len. Deze reductie van de sociaal-democratie tot me- thode leidt tot wat Kalma omschrijft als minimaal so- cialisme. Teveel pretenties kunnen een schadelijke werking hebben en onnodige teleurstelling veroorza- ken. Maar een zienswijze die leidt tot een !outer prag- matische beweging, die het belang van de rationaliteit in de keuze van de middelen en instrumenten voorop stelt, loopt het gevaar dat haar achterban te weinig in- spiratie en perspectief wordt geboden. Ideologie die als ballast gaat werken, die vernieuwing en dynamiek in de weg staat, moet overboord. Maar tegelijkertijd moet de sociaal-democratie een eigentijdse visie ont- wikkelen op de verantwoordelijkheid en samenhang in de samenleving. Dit vraagt nieuwe ideologische zin-

330

geving. Deze notie wordt door Kalma niet voldoende behandeld.

Hij wekt daardoor mede de indruk bepaalde vraagstukken in een beperkt kader te beoordelen. Dit is b.v. het geval met de beschouwing over individuali- sering. Kalma steekt tamelijk kritiekloos de Joftrom- pet over de individualisering. Dat individualisme nim- mer zonder meer gelijk moet worden gesteld met on- maatschappelijk is juist. Dat individualisme een im- puls heeft betekend voor vrijheid, vooruitgang en emancipatie dient ook niet te worden bestreden. De in- dividualisering van de samenleving heeft onmisken- baar grote betekenis en dient als zodanig positief te worden gewaardeerd. Maar er is ook een andere kant, die onderbelicht blijft in de studie van Kalma.

In een samenleving die sterk individualiseert, ontstaat tegelijkertijd een grote behoefte aan samenhang, aan referentie aan de gemeenschap. Ben van de grote pro- blemen voor de sociaal-democratie is naar mijn opvat- ting dat dit probleem onvoldoende serieus wordt ge- nomen. Het lijkt soms of er een soort verlegenheid ontstaat als een van de grote emancipatie-idealen, na- melijk broederschap, in deze tijd nieuwe inhoud moet krijgen. De solidariteitsformules zijn soms versleten, soms verbureaucratiseerd en zijn mede door de sterke individualiseringstendens dringend toe aan nieuwe in- houd. Dat betekent echter tegelijkertijd een oproep tot bet opnieuw tot Ieven brengen van een ethisch im- peratief in de politiek, het ontwikkelen van nieuwe normen voor de relatie tussen individu en gemeen- schap.

Kalma heeft ook weinig oog voor de problemen die het individualiseringsproces begeleiden, zoals vervreem- ding, egocentrisch gedrag, wegvallen van sociale con- trole, e.d. Hier ligt een nieuwe uitdaging voor de poli- tiek, namelijk om in een zich individualiserende cul- tuur nieuwe vormen van solidariteit en gemeenschaps- zin te organiseren. Daarom kan de crisis in de verzor- gingsmaatschappij ook niet, zoals Kalma doet, worden teruggebracht tot een organisatieprobleem.

Natuurlijk is een betere rechtsorde van de arbeid, een betere functionerende overheid van belang. Maar de verzorgingsmaatschappij is, afgezien van p,roblemen met betrekking tot structuur, organisatie en volume, vooral in moeilijkheden gekomen vanwege een solida- riteitsformule waarvan de uitwerking in deze tijd pro- blematisch is geworden. Wat zijn de rechten en plich- ten van het individu, hoe manifesteert gemeenschaps- zin zich in deze tijd, welk appel wordt er gedaan op de verantwoordelijkheid van individu en organisaties?

De beantwoording van deze vragen vraagt ontwikke- ling van nieuwe normen en gedragsregels in het ver- keer tussen overheid, individu en gemeenschap. Dit onderwerp vormt een blinde vlek in de publikatie van Kalma.

Dat geldt trouwens in breder verband voor het vraagstuk van de verhouding van de sociaal-democra- tie tot maatschappelijke organisaties. Kalma brengt daarvoor (te) weinig belangstelling op. Meer aandacht ervoor zou niet misstaan hebben in een studie waarin we bij herhaling worden gewaarschuwd tegen te hoge verwachtingen van de mogelijkheden van de politiek.

(13)

In bet traject van organisaties, verbanden, structuren tussen de overbeid en de burger krijgt een zeer groot dee! van de maatschappelijke activiteiten gestalte. Het is bij uitstek het gebied waar de burger verantwoorde- lijkheid voor eigen sociale omgeving kan dragen en waar via democratisering nieuwe vormen van mede- zeggenscbap en bebeer kunnen worden ontwikkeld.

Als Kalma oproept geen overspannen verwacbtingen te hebben van participatie van aile geledingen op aile niveaus, zijn wij het daarmee eens. Maar om de ont- wikkeling van de democratisering vervolgens aileen te zoeken in versterking van de controlefuncties is op- nieuw een eenzijdige keuze.

Het vernieuwingsproces in de sociaal-democratie moet ook een nieuwe belangstelling voor vraagstuk- ken van participatie, medezeggenscbap en medever- antwoordelijkheid kunnen opleveren.

Een ander aspect dat de aandacht vraagt in de publika- tie van Kalma is de opmerkelijke keuze voor centrali- satie van bestuur. Voor een deel uit opportunistiscbe overwegingen (bij wijze van tegenwicbt tegen de heer- sende decentralisatiecultuur), voor een ander deel uit principii!le overwegingen ('omdat centralisme een werkelijke afweging van belangen mogelijk maakt', of 'wie bet centralisme overboard wil zetten, zet de so- lidariteit overboard'). Wij herinneren ons van Kalma, zelfs in polemiscbe bijdragen, sterkere beschouwingen dan de tamelijk groteske opmerkingen die bij maakt over het vraagstuk centralisatie en decentralisatie. Het gaat tocb werkelijk niet aan om de decentralisatiege- dacbte af te doen als een liberale utopie en bet centrali- satiestreven neer te zetten als bet kenmerk van solida- riteit. Ook indien Kalma, uit politieke of bistorische overwegingen, een grotere betekenis toekent aan de mogelijkheden van een centralistisch bepaald beleid, dan nog is hij verplicht dat te beargumenteren.

Wat in de studie ontbreekt is een meer genuanceerde verkenning van criteria, die bij de afweging decentrali- satie of centralisatie in bestuur en beleid een rol moe- ten spelen. Hier helpen louter ideologisch bepaalde keuzen ons niet veel verder. Soms zal het vanuit so- ciaal-democratisch gezichtspunt wenselijk zijn een af- weging centraal te maken (b.v. bij toepassing van uit- gangspunten van gelijkheid op de inkomensverde- ling), op een ander moment verdient het decentralisa- tiestreven een grotere prioriteit (b. v. bij versterking van het lokaal bestuur of een beleidsterrein waarop veel differentiatie mogelijk moet zijn). Deze onvoiie-

dige en ongenuanceerde benadering van het centrali- satie- en decentralisatievraagstuk door Kalma is voor- al daarom jammer, omdat een meer adequate behan- deling hiervan het hoofdstuk 'Sociaal-democratie als methode' zoveel meer had kunnen verrijken.

Fundameoteel

Maar deze min of meer kritische noties over enkele on- derdelen van het hoek wegen niet op tegen de waarde van de publikatie Het socialisme op sterk water. Het hoek munt uit door heldere en puntige formuleringen.

Het schetst op een brede en vaak fundamentele wijze de afwegingen waarvoor de sociaal-democratie staat.

Het is - waarschijnlijk ook door de geprononceerde visie van de schrijver - een belangrijke bijdrage aan het debat in de PvdA. Een debat dat niet eindigt met enkele publikaties, maar dat dan pas eigenlijk moet gaan beginnen.

Het is te hopen dat daarbij ruime aandacht wordt ge- geven aan een van de centrale aandachtspunten in het hoek: het nieuwe maatschappelijke compromis, waar- van de rechtsorde van de arbeid de uitwerking vormt.

Het betreft de inspanning om te komen tot een com- promis tussen kapitaal en arbeid, metals inzet voiiedi- ge werkgelegenheid als belangrijke voorwaarde voor ontplooiing en eerlijk delen van macht en inkomen voor aile burgers. Dit vraagt een prijs, een offer in de vorm van medewerking van de werknemers aan eco- nomische efficientie en sociale modernisering van de onderneming, afspraken over flexibilisering van dear- beidsmarkt en een zekere differentiatie in de inko- mensontwikkeling.

Hierbij hoeft de PvdA mijns inziens, in tegenstelling tot wat Kalma stelt, haar opvattingen over gekoppelde inkomensontwikkelingen niet te Iaten vallen. Integen- deel, er zijn voldoende aanwijzingen dat juist het besef van de noodzaak van een samenhangende en eerlijker verdeling van de welvaartsgroei een belangrijke voor- waarde is geweest voor een zeer gematigde ontwikke- ling van de arbeidskosten in ons land, en dus een bij- drage heeft geleverd aan een relatief sterke internatio- nale concurrentiepositie.

Een dergelijke inspanning om te komen tot een nieuw maatschappelijk compromis zou op termijn zeer waardevol kunnen zijn. Voor de direct belanghebben- den - de werkzoekenden, maar ook in termen van het algemeen belang, namelijk een gemeenschappelijk perspectief voor de bevolking van dit land.

sodallsme en democratie nummerll

331 november 1988

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

37 “Es ist die durch den Liebesdienst Christi geheilte und befreite Kirche, die zur geschwi- sterlichen Gemeinschaft nach innen und zur Dienerin am Heil und an der Befreiung der

In de afgelopen tien jaar heeft de Partito Socialista Italiano zich stormachtig ontwikkeld. In 1980 kon zij nog worden gedefinieerd als de 'grootste der kleine

Ontwikkeling van het bruto·minimumloon, feitelijk en con- form de WAM, in procenten vanaf I januari 1980. Ieder jaar werd een beleidsmatige afweging gemaakt met betrekking tot

zwaarder kaliber is dan La condition postmoderne. Van de kleine geschriften uit de jaren tachtig verdie- nen vooral Le Postmoderne explique aux enjants en Tombeau

Aan hen, die daaraan wel behoefte hebben, dient de overheid mogelijk- heden te bieden om hulp of steun te verkrijgen, terwijl zij voor groepen, die in de maatschappij te kort

Desnieteenstaande was daar geen vooruitgang nie. Zelfs de leerlingen worden niet afzonderlik onderwezen. Daar nu de beide scholen afzon- derlike inrigtingen zyn,

Dr.. :rlie gefcf)id)Uic{Je @nttvicffung be{l ~apf)olliinbi;cf)en ift nicf)t beriicf[icf)tigt tvorben. :rler befcf)riinfte 9tnum berbot eine eingel)enbere

Stel dat L gegeven wordt door de basisvectoren b1 = ( ) en = ( 14) Hoe vinden we vanuit deze basis een gereduceerde basis voor.. Hierna.ast is naast de twee basisvectoren ook