• No results found

Tijdelijk en telkens opnieuw : een onderzoek naar zingeving in een levensverhaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tijdelijk en telkens opnieuw : een onderzoek naar zingeving in een levensverhaal"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

TIJDELIJK EN TELKENS OPNIEUW

Een onderzoek naar zingeving in een levensverhaal

(2)
(3)

TIJDELIJK EN TELKENS OPNIEUW

Een onderzoek naar zingeving in een levensverhaal

Doctoraalscriptie Universiteit voor Humanistiek

12 december 2008 Pauline Gibson

Begeleider: Prof. Dr. Adri Smaling Externe begeleider: Dr. Doortje Kal Interne meelezer: Mr. Dr. Ton Jorna

(4)
(5)

Maar wel weven we van binnen

en onophoudelijk

van de duurste en taaiste materie

heel precieze en doorzichtige webben

waarmee orde geschapen wordt

en de chaos

tijdelijk en telkens opnieuw

wordt bedwongen

en waarin wij datgene vangen

dat op zo’n ogenblik

misschien zin genoemd kan worden

(6)

Inhoudsopgave

Voorwoord 6

1 Te voorschijn komen: opnieuw 7

1.1 Inleiding 7

1.2 Probleemstelling 7

1.2.1 Een berg materiaal: de geur van shag 8

1.2.2 Onderzoeksmethode 8

1.2.3 De relatie onderzoeker-onderzochte: een empathische relatie 10

1.3 Theoretisch kader 10

1.3.1 Vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg 10

1.3.2 Zingeving 11

1.3.3 Humanistische Geestelijke Begeleiding 11

1.3.4 Theoretische relevantie 11

1.3.5 Praktische relevantie 12

1.4 Tenslotte 12

2 Het verhaal Rien 13

Deel 1 - Pauline 13

Deel 2 - Emmy 43

Deel 3 - Sam 48

3 Rien weeft zijn web 52

3.1 Inleiding 52

3.2 Theoretische kader 53

3.3 Samenvatting 54

3.4 Mijn plan van aanpak 54

3.5 Wat is zingeving? 54

3.6 De existentiële boodschappenlijst 55

3.7 De behoefte aan doelgerichtheid 55

3.8 De behoefte aan rechtvaardiging 56

3.8.1 Uit het leven van Rien: zijn behoefte aan rechtvaardiging 56

3.9 De derde behoefte aan zin: Efficacy 58

3.9.1 Uit het leven van Rien: efficacy en doelgerichtheid. 59 3.10 De vierde behoefte aan zin : de behoefte aan eigenwaarde 60 3.10.1 Uit het leven van Rien: de individualistische en de collectieve basis van eigenwaarde 61 3.10.2 Uit het leven van Rien: eigenwaarde en ervaringsdimensies 61

3.10.3 De vermaatschappelijking van de zorg 66

3.10.4 Een verslag van een multiloogbijeenkomst 69

3.11 Het zelf reflexief tot stand brengen 70

3.12 Conclusies 71

4 Raadswerk: ons verhaal over ons 73

4.1 Inleiding 73

4.2 Een andragogische benadering van begeleiding 74

4.3 De presentie-benadering van Baart 76

4.3.1 Het concept presentie 76

4.3.2 Wat is de relevantie van de onderdompeling voor geestelijke begeleiding? 79 4.3.3 Open te zijn en zonder plan: de benadering van een humanistisch geestelijk begeleider 79

4.4 Opnieuw naar zingeving kijken 80

4.4.1 De rol van de Ander in zingeving. 81

4.4.2 Zingeving en verbondenheid 82

4.5 Spiritualiteit 83

4.6 Ons verhaal over ons 85

4.6.1 Ontmoeting in een niche: een imaginair verhaal 85 4.7 Zelfdoding en zorgvuldige levensbeëindiging 89

(7)

4.8 Conclusies 91 Nabeschouwing 93 Samenvatting 94 Bronnen 95 Bijlagen 97 Eindnoten 110

(8)

Voorwoord

Deze scriptie is tot stand gekomen over een lange periode. Ten eerste een beginperiode van zeer intensief lezen van aangrijpende levensdocumenten. Ten tweede een lange periode waarin mijn gezondheid mij noodzaakte acht maanden te revalideren. Gelukkig kwam er een derde intensieve periode waarin ik opnieuw las en het schrijfwerk heb kunnen verrichten. Deze werkwijze heeft ertoe geleid dat ik en mijn begeleiders steeds na langere tijd de draad weer moesten oppakken. Desondanks was mijn betrokkenheid bij het onderwerp en de welwillendheid van mijn begeleiders onverminderd. De scriptie is nu klaar.

Zonder de bijdragen van anderen was dit niet gebeurd. Op vele manieren hebben vrienden en vriendinnen mij moed ingesproken door hun meedenken, meewerken en door samen

ontspanning te zoeken. Wandelingen, bijpraten, koffie drinken bij V&D of King Arthur, samen eten, ik kijk hier met plezier op terug.

Ik dank mijn begeleiders Adri Smaling en Doortje Kal voor de aangeboden ruimte de scriptie periode op mijn manier in te delen. Hun geduld en betrokkenheid waardeer ik. Hun

inspirerende en aandachtige begeleiding heeft ertoe bijgedragen dat ik veel heb geleerd tijdens mijn onderzoek. Ook Ton Jorna dank ik. Zijn verhelderende opmerkingen moedigden mij aan om tot afronding te komen.

Mijn partner Dick en mijn kinderen Mary Rose en Katie hebben mij steeds aangespoord om door te gaan met mijn studie op de momenten waarop ik aan de zin ervan twijfelde.

Doorzetten, was hun boodschap. Het komt goed! Met z’n vieren wachten wij in spanning af wat er na mijn UVH-tijd gaat gebeuren!

Zonder het vertrouwen van Riens ex-partner Emmy en zijn zoon Sam had ik niet aan deze scriptie kunnen beginnen. Ik dank hen voor het vertrouwen. Ik hoop dat ik iets heb geschreven wat recht doet aan Rien en aan hun herinneringen aan hem.

Riens levensverhaal is nu verweven met het mijne. Zijn verhaal heeft mijn verhaal verrijkt en veranderd.

Nijkerk, november 2008 Pauline Gibson

(9)

1 Te voorschijn komen: opnieuw

1.1 Inleiding

Welk verhaal schuilt er achter iemand die tijdens de studie op de Universiteit voor

Humanistiek reflectieverslagen met de volgende titels schrijft: Ik moet eruit; De Aarzeling voorbij; Tevoorschijn komen? Het verhaal zou kunnen gaan over een gevangene, of iemand die de hele dag op kantoor zit en wat frisse lucht kan gebruiken, over een voorzichtig persoon die toch een beslissing neemt, of over iemand die iets te verbergen heeft.

In 1999 begon ik te studeren aan de UVH, met als doel in vier jaar een diploma op zak te hebben, en daarna een baan als humanistische geestelijke begeleider te vinden. Het is anders uitgepakt. ‘Trage vragen’ (Kunneman, 2000) hebben mij gedwongen een trage leerling te zijn. Ik sluit mijn studie nu af met het schrijven van deze scriptie, the last big thing! Mijn

autobiografie heeft meegedeind met en zit verweven in mijn studie humanistiek. Zij

resoneerde in mijn historisch onderzoek naar de vredesbeweging in Noord-Ierland, waar ik vandaan kom; het schaduwde mij tijdens het schrijven van het empirisch leeronderzoek over vrouwen die geëmigreerd zijn, en die bijna altijd heimwee ervaren. Mijn zoeken naar een scriptie onderwerp vlotte niet tot ik een oproep van Doortje Kal in de Nieuwsbrief las. Na zestig seconden geaarzeld te hebben, heb ik gereageerd en gezegd dat ik het kwalitatief onderzoek naar de speurtocht naar de zin van het bestaan van deze onbekende man met een psychiatrische achtergrond wil doen. Ik wil zijn dagboeken lezen en zijn levensverhaal optekenen, zijn pogingen tot zingeving een centrale plaats geven. Hoe heeft hij geleefd, overleefd in een wereld die hij, zo stond het in de oproep, telkens wantrouwde? Er zou sprake zijn van een spirituele zoektocht. In mijn verbeelding zag ik een man die leed. Het nog te ontdekken levensverhaal oefende een grote aantrekkingskracht uit omdat ik tijdens mijn stageperiode in een Huis van Bewaring overtuigd raakte van het belang van levensverhalen voor het raadswerk. Daar openbaarde zich voor mij de tragische trek van levensverhalen (Mooren, 1999). Vanaf het begin van deze studie lag mijn hart bij het raadswerk en ik herinner mij een college waarin een andragogische benadering van hulpverlening uit de doeken werd gedaan. Hierin stonden het verhaal van de hulpverlener, het verhaal van de cliënt en het nieuwe gezamenlijke verhaal dat voortkwam uit hun ontmoeting, centraal

(Warmenhoven, 1985). Die manier van werken, dat wil ik leren, dacht ik toen.

Uit de oproep was duidelijk dat deze man geworsteld had met vragen rond zingeving. Dat is mij ook niet vreemd. De zelfmoord van een oom, het leed van zijn vrouw daarna, het

overlijden van mijn moeder, ziekte van familieleden en mijn eigen gezondheid zijn zaken die mij de laatste zes jaar soms deden twijfelen aan de zinvolheid van het leven, van mijn leven. Ik maak mijn eigen speurtocht naar zingeving en ben erin geïnteresseerd hoe anderen zo’n tocht ervaren. De psychiatrie was voor mij nieuw terrein en daarin lag ook de

aantrekkingskracht van het verhaal. Ik wilde mij verdiepen in de mogelijke betekenis van een geestelijk begeleider voor iemand met een psychiatrische achtergrond.

Ik was blij dat ik het onderzoek mocht doen, de kans kreeg een ontmoeting tussen een verhaal, zingeving en het raadswerk tot stand te brengen. Het levensverhaal van Rien kwam op mijn pad en intrigeerde mij onmiddellijk.

1.2 Probleemstelling

Mijn probleemstelling omvat de vraag hoe mensen met een psychiatrische achtergrond hun levens kunnen leiden in de maatschappij. Ik ben benieuwd naar hun levensverhalen. In het

(10)

bijzonder gaat mijn belangstelling uit naar het levensverhaal van Rien, een Nederlander, geboren op 1 juli 1949 en gestorven op 9 september 2004.

Deze probleemstelling specificeer ik in een tweevoudige vraagstelling: 1. Welke pogingen doet Rien om zin te geven aan zijn bestaan?

2. Heeft het beroep van Humanistisch Geestelijk Begeleider iets te bieden aan mensen als Rien?

Op basis hiervan formuleer ik een meervoudige doelstelling:

1. Mijn hoofddoel is het levensverhaal van Rien te vertellen op een manier die hem recht doet en waarin hij zelf zoveel mogelijk aan het woord komt. Ik wil proberen te laten zien hoe zijn pogingen erbij te horen, zijn bestaan zin te geven, zijn spirituele zoektocht, zijn beleving van vriendschappen en zijn relaties met familieleden soms op grote

teleurstellingen uitliepen. Hierbij hoort dat vrienden, familie en hulpverleners moesten ervaren dat nabijheid onmogelijk bleek en dat iedereen genoegen moest nemen met gevoelens van verwondering, schuld en schaamte, onmacht en verlies. Ook wil ik laten zien dat er lichtpunten waren in zijn leven.

2. Mijn tweede doelstelling is de zingevingaspecten van het leven van Rien te ontsluieren, te analyseren en te interpreteren om bij te dragen aan de kennis van de dagelijkse ervaringen van een psychiatrische patiënt onder Humanistisch Geestelijke Verzorgers.

3. Mijn derde doelstelling is enkele inspiratiebronnen te omschrijven die mijn werk als Humanistisch Geestelijk Begeleider kunnen voeden en een poging wagen tot een imaginair raadsgesprek met Rien.

Onderzoeksopzet

1.2.1 Een berg materiaal: de geur van shag

Ik ontving de levensdocumenten in grote bananendozen. De dagboeken: 36 schrijfblokken A4 formaat handgeschreven; tien schriftjes A5 formaat (waaronder één met aantekeningen uit 1974). Verder cassettebanden voor een cursus astrologie, een archief krantenknipsels,

voornamelijk uit de Volkskrant, materiaal voor een driejarige opleiding Intuïtieve Astrologie, een aantal artikelen, losse vellen papier met paperclips bij elkaar gehouden, elf tijdschriften, 35 dossiermappen en insteekhoezen vol aantekeningen over therapieën, opleidingen e.d. en ook correspondentie. Ik heb er foto’s van gemaakt. De geur van papier, van shag, van Riens leven vulde mijn studeerkamer.

1.2.2 Onderzoeksmethode

Mijn kwalitatief onderzoek is beschrijvend en interpretatief.

Voor het schrijven van deze scriptie ga ik mij onderdompelen in de levenservaringen van Rien. Hij staat voorop. Aan de hand van het lezen van ruim tweeduizend pagina’s grotendeels handgeschreven dagboeken en aantekeningen ten behoeve van zijn therapieën, diepte

interviews met zijn ex-vriendin en zijn zoon, bezoeken aan zijn geboortedorp en een zogenaamde multiloogbijeenkomst, schrijf ik zijn levensverhaal. Dit verhaal is mijn

constructie en vormt het tweede hoofdstuk van de scriptie. Alle namen in het levensverhaal zijn gefingeerd. Bijlage één is een chronologisch overzicht van Riens levensloop. Bijlage twee is een beschrijvend namenregister.

Ik hanteer een onderzoeksmethode waarbij ik onderdelen uit zowel de empirische fenomenologische methode als de heuristische methode gebruik. Ik zie af van vooronderstellingen over de zingevingaspecten van het leven van Rien en over de humanistische geestelijke begeleiding. Ik stel mij bloot aan de geschriften en andere levensdocumenten van Rien en voorlopig zet ik mijn opvattingen over zingeving en

(11)

raadswerk terzijde. Rien is bijzonder en ik sta open voorzover en in de wijze waarop het verschijnsel Rien, de zingever en cliënt, zich aan mijn bewustzijn voordoet. Deze eerste fase heet de epoche (Maso en Smaling, 1998). Hierbij doorloop ik ook de tweede fase van

heuristisch onderzoek waarbij het begrip onderdompeling hoort: ‘immersion into the topic and question’ (Moustakas, 1994, p.18).

De onderdompeling houdt in dat alles uit de dozen door mijn handen gaat, het coderen van de dagboeken en de dossiermappen en het rangschikken van het overige materiaal, voor zover mogelijk, in chronologische volgorde. Ik begin de dagboeken te lezen, waarbij ik

aantekeningen maak. Ik leg een namenregister aan. Dan volgt een tweede lezing. Ik lees alle dossiermappen. Ik concentreer mij vooral op handgeschreven teksten. Ik maak opnieuw aantekeningen.

Het schrijven van zijn levensverhaal is de uitkomst van deze eerste onderdompeling. Ik ben vooral gericht op het subjectieve bewustzijn van Rien, van zijn eigen bestaan, van zijn bestaanscrises. Het verhaal wordt niet geschreven met het oog op een objectieve serie van levensfasen zoals Erikson beschrijft (Plummer, 2001), maar volgt het subject en zijn subjectieve herinneringen en ervaringen in oktober 1974 en vanaf juli 1990 tot september 2004.

Naast de fenomenologische benadering gebruik ik ook aanwijzingen van Plummer voor een ordening van de levensdocumenten. Mijn core files zijn de inhoud van al de dozen, de analytic files zijn mijn aantekeningen en ik houd ook een personal log bij, ook voor de interviews (Plummer, 2001).

Daarna volgt de tweede fase van mijn onderzoek, namelijk een literatuuronderzoek

aangestuurd door de vragen over zingeving en raadswerk die tijdens het fenomenologische onderzoek naar boven kwamen. In paragraaf 1.4 licht ik dit literatuuronderzoek toe. Dit onderzoek vormt de basis voor mijn derde en vierde hoofdstukken. Het derde hoofdstuk is een interpretatieve analyse van de zingevingaspecten van Riens leven. De verwijzingen aangeduid met VR hebben betrekking op hoofdstuk twee ‘ Het Verhaal Rien’.

Het vierde hoofdstuk beschrijft inspiratiebronnen voor de humanistische geestelijke

begeleiding. Hier wordt tevens het begrip zingeving uitgebreid en wordt een poging gedaan om tot een imaginair raadsgesprek te komen. Dit lijkt op de volgende fase van de empirische fenomenologie, de ideatie, waarbij ik inzicht probeer te krijgen in de ideeën over zingeving en raadswerk die aan mijn bewustzijn zijn verschenen tijdens het schrijven van het verhaal. De derde fase van een fenomenologisch onderzoek heeft een zeer bescheiden rol in dit onderzoek omdat ik niet de ambitie heb een uitgebreid theoretische kader te bieden.

De open interviews ten behoeve van de bronnentriangulatie

Ik houd open interviews met Riens ex-vriendin Emmy en met hun kind Sam. Deze interviews zijn een vorm van bronnentriangulatie en bevorderen de interne validiteit van mijn onderzoek (Maso en Smaling, 1998). Zij worden opgenomen op een cassetteband, uitgetypt en verwerkt in de vorm van twee afzonderlijke verhalen. Nadat beide gesprekspartners de verhalen hebben gelezen en goedgekeurd voeg ik ze toe aan het levensverhaal van Rien. Ook het bezoek aan een zogenaamde multiloogbijeenkomst en regelmatig contact met Doortje Kal, een zeer goede bekende van Rien en bovendien mijn externe begeleidster, verhogen de interne validiteit van het onderzoek. Het verslag van deze bijeenkomst staat in het derde hoofdstuk. Verder maak ik een logboek en houd ik een reflectief dagboek bij (Maso en Smaling, 1998).

(12)

1.2.3 De relatie onderzoeker-onderzochte: een empathische relatie

Het is mijn streven Rien empathisch te verstaan ook al kan ik niet met hem spreken. Smaling beschrijft een dialogisch-hermeneutisch empathisch begrijpen en bouwt dit verder uit door er de aspecten van sensibiliteit, verbeelding, reflectie, argumentatie en inclusiviteit aan toe te voegen. Ik zal proberen mij optimaal in te leven in de ervaringen van Rien, zijn ex-vriendin en zijn zoon (Smaling, 2008).

1.3 Theoretisch kader

Voor het schrijven van het levensverhaal is het begrip narrativiteit van groot belang en het daarvan afgeleide woord narratief. Narratief betekent verhalend en verwijst naar een visie op de mens. Ieder van ons heeft een levensverhaal, een innerlijk narratief, waarvan de

continuïteit en betekenis ons leven is. Je zou kunnen zeggen dat ieder mens een narratief construeert en leeft, en dat dit narratief onze identiteit is. Het levensverhaal van Rien moet het unieke, historische verhaal zijn, waarin helder te zien is wat zijn percepties waren, zijn gevoelens, zijn gedachten, zijn handelingen en zijn discours. Ik schrijf het op maar ik tracht hem tot zijn recht te laten komen, zijn stem te laten horen, zijn taal te laten lezen (Plummer, 2001).

Er zijn zeer veel theorieën over narrativiteit (Plummer, 2001) maar de volgende begrippen behoren tot de basis: verhaal, plot, karakters, thema’s, poetics, genres. Verhaal impliceert dat iemand iets vertelt over iemand die iets doet. Plot kan gezien worden als een literair

instrument om spanning in een verhaal te brengen. Ik hoefde dit zelf niet in te brengen. Het verhaal volgt zijn dagelijkse leven min of meer in chronologische volgorde en de spanning en crises verschenen vanzelf. Denzin noemt zo’n gebeurtenis een epiphany. Mijn constructie, het levensverhaal, lijkt het meest op wat Plummer de Career of Status Passage Narrative noemt. Dit houdt in dat op bepaalde momenten het leven geconfronteerd wordt met keerpunten, grote levensgebeurtenissen: ouder worden, trouwen, scheiden, carrièrebreuken, ziek worden. Maar er zitten ook elementen in van een narratief waarin de levensgang gezien wordt in het licht van kleine noodlottige momenten. Beslissingen waarvan wij de consequenties niet helemaal kunnen overzien, drijven ons in een bepaalde richting. Het leven is altijd in beweging en onze identiteiten worden gevormd ten koste van andere mogelijkheden. Het gevolgde pad had ook een ander pad kunnen zijn. Het vertellen van het levensverhaal is het creëren van een

geschiedenis en het projecteren van een toekomst (Plummer, 2001). 1.3.1 Vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg

Het leven van Rien als iemand met een psychiatrische achtergrond speelt zich af tussen 1988 en 2004 in een bepaalde maatschappelijke context en ik acht het belangrijk om dat goed te beschrijven. Het gaat hier specifiek om de situatie in de gezondheidszorg. In haar proefschrift getiteld Kwartiermaken (2002) stelt Doortje Kal het vermaatschappelijken van de geestelijke gezondheidszorg aan de orde. Dit proces omvat twee bewegingen. In eerste instantie ziet de geestelijke gezondheidszorg psychiatrische patiënten als gewone burgers met hun verlangens volop mee te tellen in de maatschappij en daarin een rol te mogen spelen. Dit betekent dat de institutionele kaders waarin hulpverleners en patiënten verkeren, doorbroken moeten worden. De tweede beweging heeft betekenis voor de samenleving van de standaard mens. Deze mens is gezond en verricht betaald werk. In zijn boek De standaardmens voorbij levert Douwe van Houten (1999) kritiek op een genormaliseerd straatbeeld waarmee hij bedoelt een

‘samenleving zonder zwakzinnigen, doven, blinden, gekken, chronisch zieken, kreupelen en noem maar op’. Vermaatschappelijken houdt in dat deze mensen als anders ervaren worden, maar dat zij welkom zijn op de werkvloer, op de sportvereniging, in het vrijwilligerswerk, als ouders, en op de verjaardag van de vrienden. Dit leidt tot een gevarieerde samenleving. Het

(13)

leven van Rien speelt zich af in de context van dit proces van vermaatschappelijking. Hij is iemand die ‘niet-standaard’ is, maar zeer verlangt mee te tellen.

1.3.2 Zingeving

Ten behoeve van mijn interpretatieve analyse van de zingevingaspecten van Riens leven kies ik literatuur uit de hoek van de sociale en existentiële psychologie. In hoofdstuk drie wordt zingeving begrepen vanuit de vier behoeften aan zin voorgesteld door Roy Baumeister: doelgerichtheid, efficacy, rechtvaardiging en eigenwaarde (Baumeister, 1991). Zingeving wordt vooral gezien in termen van het vermogen samenhang in het leven te brengen. Hij schaart zich achter de existentialisten die beweerden dat er geen externe macht is die

betekenis geeft aan het menselijke leven, geen god, geen land, geen horoscooplezing. Mensen geven zelf betekenis aan het leven door te spreken, te denken, te plannen, te beslissen. Ieder mens construeert zelf de betekenis of zin van het leven. Bij dit perspectief op de zin van het leven hoort de mening dat het leven een rijkdom aan inhoud en vormen van zingeving biedt, maar dat er geen heldere aanwijzingen voor fundamentele waarden zijn. De betekenis van het leven is persoonlijk en individueel maar zingeving op zich is volgens Baumeister

fundamenteel sociaal. Hij stelt dat zingeving het resultaat is van de onderhandelingen tussen het individu en het sociaal systeem. Zijn werk is gebaseerd op uitgebreid empirisch

onderzoek. Naast Baumeister gebruik ik werk van Emmy Van Deurzen die een counseling methode voorstelt vanuit een filosofische basis (Van Deurzen, 2002). Haar benadering is gericht op inzicht krijgen in de onvermijdbare paradoxen van het leven om met deze kennis met meer kracht het leven tegemoet te treden. Hiervoor beschouwt zij de mens in vier ervaringsdimensies: de Umwelt, de Mitwelt, de Eigenwelt en de Uberwelt.

1.3.3 Humanistische Geestelijke Begeleiding

In hoofdstuk vier bespreek ik de praktijk van en de inspiratiebronnen voor humanistische geestelijke begeleiding.

Mijn keuze valt op literatuur die inspireert tot nadenken over de narratieve (Warmenhoven, 1985) en de presentie benadering (Baart, 2001) van cliënten. Deze benaderingen zijn niet resultaatgericht en zijn ontworpen om de cliënt ruimte te bieden, ruimte om zijn verhaal te vertellen en als het even kan, daarvan weer op te leven. Mijn aandacht gaat ook uit naar literatuur die de spirituele dimensie van het raadswerk voedt. Ik beschrijf hoe professionaliteit vanuit de spirituele invalshoek vorm kan krijgen (Jorna, 1993).

In dit hoofdstuk wordt het begrip zingeving uitgebreid. Naast Baumeisters vermogen tot samenhang, zal ik beschrijven hoe verbondenheid, verbeelding (Alma, 2005 ) en de

waardering van zinervaringen (Hermans, 1987 ) ook relevante begrippen kunnen zijn om de zingevingaspecten van het leven van Rien goed te interpreteren.

Verder zal ik met het oog op de praktijk van een humanistisch geestelijk begeleider aandacht besteden aan het fenomeen zelfdoding en een mogelijk alternatief, een zorgvuldig levenseinde (Chabot, 2008). Hierna beschrijf ik hoe nabestaanden de zelfdoding van een naaste zouden kunnen begrijpen in termen van een herinnering aan het gemeenschappelijk verlangen deze wereld leefbaar te maken (Coenen, Hamelink, Ter Horst, 1990).

Tot slot zal ik beschrijven hoe mijn onderzoek over Rien mijn theoretische en praktische vorming als humanistisch geestelijk begeleider zal beïnvloeden.

1.3.4 Theoretische relevantie

Het is zinvol om te achterhalen welke theorieën over zingeving behulpzaam kunnen zijn bij het leggen van de theoretische fundamenten van humanistische geestelijke begeleiding. Mijn empirisch fenomenologisch onderzoek van het leven van Rien geeft inzicht in hoe theorie zijn weerslag krijgt in de weerbarstige praktijk. Welke theorieën zijn toereikend om recht te doen

(14)

aan de cliënt die probeert zijn leven zinvol te leiden? Hoe kunnen bestaande theorieën worden uitgebreid en gecombineerd worden zodat de fundamenten, waarop de werker staat, stevig staan?

1.3.5 Praktische relevantie

De dagboeken van Rien zijn rijke bronnen van openhartige weergaven van zijn dagelijkse ervaringen en zijn pogingen zin aan het leven te geven. Mijn empirisch onderzoek levert een bijdrage aan de casuïstiek voor humanistische geestelijke begeleiders en andere professionals, vrijwilligers, mantelzorgers en vrienden die zich inzetten voor mensen met een psychiatrische achtergrond – waarmee ik niet wil zeggen dat dit een eenduidige categorie mensen zou zijn. 1.4 Tenslotte

De eerder genoemde titels van reflectieverslagen waarmee ik dit hoofdstuk begon zijn natuurlijk van mijn hand. Dat had u geraden. Mijn scriptie laat iets zien van wat ik geleerd heb: ik ben er uit, ik heb een keer niet geaarzeld en ik kom straks te voorschijn als

(15)

2 Het verhaal Rien

Deel 1 - Pauline Voorwoord

En ik? Ik was een koppig kind dat zich vaak onbegrepen en alleen gelaten voelde met weinig zelfvertrouwen en veel ongeloof in eigen kunnen (Map 18, p. 14).

In 1992 is de schrijver van deze woorden een volwassen man die graag een opleiding voor therapeut wil volgen en daarvoor een motivatiebrief schrijft. Hij wil graag iets doen met zijn ervaringen opgedaan tijdens een crisisperiode, met zijn vraag over hoe het zover kon komen en hij spreekt zijn verwondering uit over de enorme mogelijkheden van de mens. Hij is geboeid geraakt door wat zich allemaal in het hoofd afspeelt en later door de ‘ontdekking van zijn lijf’ en de betekenissen daarvan.

Dit koppige kind en de man die therapeut wil worden, daarover ga ik een verhaal schrijven. Als het verhaal uit is, is eriemand te voorschijn gekomen. Een man van vlees en bloed.

I

De jonge jaren Naar de akkers

Rien is geboren in Nederland in de zomer van 1949, een maand later dan hij wordt verwacht. Hij is het achtste kind in een rij van tien en groeit op in een gereformeerd tuinders gezin. Als kind ervaart hij een schreeuwend gebrek aan aandacht en leidt op de lagere school een teruggetrokken leventje. Later heeft hij het gevoel dat hij geen echt kind van zijn ouders is. Hij omschrijft zijn vader als iemand die het leven vreest en zijn moeder als een vrouw die het leven omarmt en vertrouwen uitstraalt. Hun geloof is de noemer waarop zij elkaar vinden en wat hen kracht geeft.

In zijn jonge jaren wordt Rien vaak voor dingen gestraft, terwijl hij niet begrijpt wat er fout is. Als hij protest aantekent, wordt hij voor brutaal uitgemaakt of wordt er gezegd dat hij voor galg en rad opgroeit. Zijn wereld is vol geboden en verboden en het gereformeerde geloof overheerst alles. Hij vindt dat het een pessimistische mensvisie omvat en het zorgt voor een loodzwaar schuldbesef. Zijn vader dwarsboomt zijn plannen om dingen te doen die hij zelf wil en zo leert hij hetaf om zijn eigen wensen uit te voeren. Hij heeft maar te luisteren en niet voor zichzelf te leven. Er wordt verwacht dat hij in de voetsporen van zijn vader zal treden. Als hij geen tuinder wordt, zal hij een andere goede baan vinden, liefst in de kerkelijke sfeer. De nadruk ligt niet op veel geld verdienen of aanzien genieten, maar op een bijdrage leveren aan de maatschappij, gelovig zijn, op trouw en eerlijkheid, op getrouwd zijn.

In zijn kinderjaren komt hij aan zijn moeders behoeften tegemoet door witte boordjes te dragen, door haar over de rug te aaien, door hard te studeren. Hij heeft het gevoel dat hij niet uitgaat van zijn eigen gevoelens en dat er thuis nooit echt gepraat wordt over zijn problemen. Het gezinsleven is niet warm. Vader is een autoritaire man en moeder bang voor zijn

kwaadheid. Zij probeert haar kinderen te beschermen tegen zijn dreigingen van geweld, zij zet hem ook in als dreigement als de kinderen niet gehoorzamen. Het land van zijn vader vormt een bedreiging voor Rien.Omdat zijn moeder niet tegen ruzie kan stuurtzij hem,

(16)

wanneer hij en zijn broer ruziën, ’s ochtends met vader mee naar de akkers. Toen hij een keer als klein kind huilend op bed lag kwam er niemand. Later op de middelbare school heeft hij problemen met wiskunde en ligt hij te huilen op zijn ouders bed. Ook dan is er niemand met aandacht voor hem of praktische hulp met de breuken. Hij wordt geplaagd door zijn grotere broers en herinnert zich hoe gekwetst hij is wanneer een broer hem uitlacht omdat hij door de kraamverzorgster aan het aanrecht gewassen wordt. Een andere keer weigert een broer mee te gaan naar de stad omdat Rien ook mee gaat. In de vijfde klas vind er een vervelend incident plaats met meester Bos. Het volgende droomfragment interpreteert hij in het licht hiervan. Ik wil toegelaten worden tot een voetbalclub en ik moet drie keer proefschieten. De trainer/beoordeler is heel erg kwaad en geeft me m’n ontslagbrief. Ik moet maar op m’n knieën iedereen bidden of ze me nog willen hebben (meester Bos!) dwz er wordt komplete aanpassing en onderwerping van me geëist! En ik snap maar niet wat ik nou fout gedaan heb, maar ik hou er het idee van over dat ik een vreselijk persoon ben.

Het gezag

Van 1962 tot 1967 zit Rien op de middelbare school waar hij zich ongemakkelijk voelt, vooral in het contact maken. Hij is onzeker over zijn seksualiteit en op afstand kijkt hij naar de stoere of populaire jongens en weet zich niet te verweren als hij gepest of uitgelachen wordt. Hij plast veel in bed en slaapwandelt regelmatig. Met meisjes weet hij zich geen raad en de meerdere afwijzingen van een meisje op wie hij verliefd is komen aan als mokerslagen. Hij blijft stilletjes zijn liefde koesteren en praat er met niemand erover.

Als Rien in de tweede klas van de MULO blijft zitten, wordt er gedreigd dat hij naar het land moet in plaats van verder te leren. Dit is voor hem het ergste wat hem zou kunnen gebeuren en hetmotiveert hem om zich toe te leggen op schoolresultaten. Hij sluit zich op in de schoolboeken en tot zijn vreugde en verbazing is het zijn vader die hem inschrijft voor de HBS. Dit is in de winter van 1963, een lange strenge winter. Zijn vader heeft last van zijn maag, moet zijn oudste zoon missen in het bedrijf omdat hij in dienst moet en verzwikt zijn pols als hij een zoon slaat. Er zijn ruzies over de bedrijfsvoering en zijn vader, vijfenvijftig jaar oud, zegt dat hij nog zo’n winter niet zal overleven. Hij is kortademig en kan nauwelijks meer uit de Bijbel lezen of een gebed uitspreken. Hij is geknakt. In deze tijd verandert de gezinsstructuur en hierdoor ookde machtsstructuur binnen het gezin. Zijn moeder komt uit deze crisis tevoorschijn als de sterkste en krijgt alle verantwoordelijkheid;zijn vader is min of meer uitgeschakeld. Moeder steunt haar zoon in zijn wens verder te leren.

Na de MULO komt hij als zeventienjarige jongen in de derde klas van de HBS. Hij voelt zich erkend en kan eindelijk een beetje ademen. Hij krijgt zijn eerste vriendinnetjes, maar

desondanks blijft hij ervaren dat er eenonneembare barrière tussen hem en het leven staat. Al zijn energie blijft hij in zijn schoolwerk steken en hij zit tot middernacht boven de boeken. Als de dominee het zondag over de zin van het leven heeft, spitst hij zijn oren. Het eens bange en gedweeë kind begint zich te verzetten tegen vooral het gezag van de kerk. Hij voelt dat dit een onvolkomen gezag is, gebaseerd op angst.

Naar de grote stad

In 1969 gaat hij aan de universiteit sociologie studeren en op kamers wonen. Hij ontwikkelt een belangstelling en een luisterend oor voor anderen, in het bijzonder voor diegene in een zwakkere positie. In het weekend is hij thuis omdat hij daar zijn sociale contacten heeft. Hij is voorzitter van de Gereformeerde Jeugdvereniging en voelt zich thuis bij het progressieve

(17)

gedeelte daarvan. Hier leert hij zijn latere vriendin kennen. Tijdens deze jaren is hij aan het stoeien met het geloof. Omstreeks 1972 breekt hij met zijn vader en met het geloof.

De breuk met vader gaat gepaard met een flinke ruzie op de verjaardag van zijn moeder. Verjaardagen zijn beladen gebeurtenissen binnen de familie. Het moet gezellig zijn en moeilijke onderwerpen worden vermeden. Zijn moeder treedt vaak sussend op als de sfeer dreigt te worden verpest. Rien omschrijft het als een breuk met zijn milieu waarin God de Vader en zijn werkelijke vader complementaire rollen speelden. Op dat moment is zijn kwaadheid tegen zijn vader zo groot dat hij het niet aankan, weg moet lopen en er liever helemaal niet meer wil wezen. Later voelt hij zich schuldig, past zich aan en vecht het niet uit.

Studie perikelen

Kort hierna gaat hij samenwonen met zijn vriendin, Emmy. Hij onderhoudt nauwelijks contact met zijn eigen familie, maar des te meer met haar familie, waar een minder strenge sfeer heerst.

In 1972 haalt hij zijn kandidaats en daarna begint hij arbeids- en organisatie sociologie te studeren. Dit is een periode waarin hij nogal wat toppen en dalen kent.

De studievoortgang is traag en hij loopt steeds meer vast. In eerste instantie lijkt een student-assistentschap perspectief te bieden en in oktober 1974 begint hij onderzoek te doen bij een grote olie maatschappij. Na de eerste kennismaking begrijpt hij nog niet zo goed wat onderzocht moet worden en met name de verbinding tussen de abstracte theorie en het onderzoek zelf is koffiedik voor hem. Na enig literatuuronderzoek krijgt hij er toch wat grip op, maar het is voor korte duur.

In dezelfde tijd komt hij tot de volgende conclusie: ‘De enige mogelijke weg tot bewust vooruitkomen, tot bewust de werkelijkheid om je heen beïnvloeden en tot zelfontplooiing komen, is kritiek te leveren op wat je tegenkomt. Men moet niets laten liggen, een zaak afdoen met een vaag gevoel van oneens zijn zonder precies te weten waar het om draait en zonder na te vragen hoe het precies zit.

Rien ziet hierin een relevantie voor zichzelf. Hij gelooft dat hij het beste kan functioneren in een project of een baan. Een studie is te vrijblijvend, een baan niet. Hij verwacht dat hij in een baan precies zal weten wat zijn verantwoordelijkheden zijn, waar hij aan toe is. Hij maakt plannen om zijn scriptieonderwerp aan te laten sluiten bij het onderzoek bij de

oliemaatschappij met het oog op een baan. Maar het werk vlot niet. In november 1974 schrijft hij over persoonlijke problemen en een zoeken naar zichzelf, en over bezoeken aan de arts en de tandarts. Hij verzandt in de literatuur en kan zich niet concentreren. Hij wordt verkouden, een beetje grieperig en schrijft dat de toppen en dalen van zijn gemoed waarschijnlijk een kenmerk van het ‘ziektebeeld’ zijn. Na anderhalf jaar ploeteren aan het onderzoek en zijn eigen scriptie staakt hij beiden. Voor zijn scriptie bestudeert hij o.a. vakbondswerk,

arbeidstijdverkorting, arbeidssatisfactie en ploegendiensten maar het lukt hem niet een heldere afgegrensde probleemstelling te formuleren en een verbinding te leggen tussen de concrete werkelijkheid en de abstracte theorie. Ook houdt hij moeite met het zoeken naar een balans tussen wetenschappelijke afstand en menselijke betrokkenheid. Het is inmiddels 1977. Inkomen verwerft hij door verschillende parttime baantjes aan te nemen en zijn leven neemt een nieuwe wending. Hij is lid geworden van de CPN en wordt afdelingsvoorzitter en lid van het stadsbestuur. Bij de CPN houdt hij zich eerst bezig met het interne functioneren van de afdeling, met name ieders mening tot gelding brengen. Later richt hij zich op

samenwerkingsverbanden in de buurt. Hij komt tot bloei, ontdekt nieuwe kwaliteiten in zichzelf en begint zichzelf meer te waarderen. Na ontslag als chauffeur bij een

(18)

transportbedrijf, officieel omdat hij te veel aanrijdingen zou hebben veroorzaakt, maar officieus omdat hij te lastig is, krijgt hij een uitkering.

In 1979 richt hij samen met andere mensen uit de buurt een wijkopbouworgaan op waarin hij veel energie steekt en ook resultaten bereikt. Er ontstaan overleggen en

samenwerkingsverbanden die de anarchistische sfeer in zijn wijk doen verminderen. Tot 1984 maakt hij deel uit van het bestuur. In 1980 en 1982 probeert hij verder aan zijn scriptie te werken maar hij strandt opnieuw.

Zijn eerste baan

In 1982 vindt hij een baan als organisatorisch medewerker bij een stedelijk project voor de ondersteuning van ‘taallessen voor buitenlanders’. Wat begint als een klein bureau met drie medewerkers groeit uit tot een stichting met veertien medewerkers waar hij per 1 april 1986 algemeen coördinator van wordt. Deze benoeming vindt hij een Pyrrusoverwinning omdat hij onvoldoende kennis en ervaring heeft om daar te kunnen functioneren. Het zijn roerige tijden en voordat hij en zijn staf tijd hebben aan hun eigen opbouw te werken, komt de noodzaak van fusie en reorganisatie. Rien neemt deel aan de fusie-overleggen maar moet afhaken en gaat minder werken. Bij zijn terugkeer wordt hij uitgenodigd te solliciteren naar de functie van regionaal (adjunct) directeur. Het is inmiddels 1988. Hij wordt afgewezen. Vervolgens solliciteert hij naar de functie van beleidsmedewerker die voor hem open wordt gehouden. Op het laatste moment trekt hij zich echter terug en meldt zich ziek. Hij komt terecht in een neerwaartse spiraal van ziek zijn, overspanning en paranoia, een rondtollende carrousel waar hij niet meer uit kan stappen.

In april 1988 wordt hij opgenomen in een crisiscentrum. Na een week gaat hij naar een psychiatrisch ziekenhuis waar hij tien dagen verblijft tot een oudere broer hem ophaalt en thuis opvangt. Hierna logeert hij bij een broer van zijn vriendin en uiteindelijk gaat hij terug naar de woongroep en trekt zich helemaal terug. ‘s Zomers trekt hij er alleen op uit met de fiets en de tent. Dit was zijn eerste psychose.

Een klein portret 21/7/93

Emmy,

Ik ben dat gesodemieter met jou over die tent gewoon spuugzat. Die tent is van mij en als je hem wilt lenen kan je dat gewoon normaal vragen. Verder kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat je de zaak gewoon bewust zit te belazeren toen je de vorige keer zei dat jij ‘m had gekocht en betaald. Hoe lang wil je nog met dat soort spelletjes doorgaan? Ik eis je excuses voor dit soort optreden voordat ik er ook nog maar één woord verder over vuil maak. Rien (D8, brieven).

Ik neem nu even tijd om Emmy, de vriendin van Rien voor het voetlicht te brengen. Zij komt uit hetzelfde dorp, haar vader is ook tuinder en zij leren elkaar kennen in de Gereformeerde Jeugdvereniging. Haar vader is in eerste instantie niet zo blij met hun verkering en stuurt hem een keertje weg met de woorden ‘Weg jij’! Kort nadat hij in de grote stad gaat wonen, trekt zij bij hem in. Hij denkt later dat zij hem alleen gebruikt om uit het dorp te kunnen komen want zij wil ook met een andere jongen vrijen wat hem jaloers maakt. Hun relatie houdt stand maar nadat Emmy een keer verliefd van vakantie terugkomt, besluiten zij een andere woonvorm te gaan zoeken en elkaar meer vrijheid te geven. Zij oriënteren zich op woongroepen en na een proefperiode betrekken zij een pand waar ieder een eigen kamer heeft. Kort hierna, begin 1984 wordt Emmy zwanger. Het kindje, een jongen, wordt een maand te vroeg geboren en

(19)

later verwijt Emmy Rien dat het misschien aan hem gelegen heeft omdat zij de avond voor de geboorte vrijen. Rien is zeer gekwetst door dit verwijt en zijn toch al wankele zelfvertrouwen krijgt een deuk. Haar woorden spoken jaren door zijn hoofd en de latere twijfels over zijn vaderschap hebben te maken met hun keuze voor de vrije liefde. Hij gaat zelfs zo ver dat hij naar gelijkenissen gaat zoeken bij bekenden!

Tijdens hun relatie voelt hij zich vaak buitengesloten, onbemind en belachelijk gemaakt. Nadat hij ziek is geworden, zegt Emmy lachend tegen iemand dat ze twee kinderen heeft, wat Rien natuurlijk opvat als een belediging. Hoewel het in de jaren na zijn zoons geboorte niet goed met hem gaat, is hij zoals het in hun kring hoort, zijn zorgtaken niet uit de weg gegaan. Vijftig/vijftig is het! De pijnlijkheden rondom de geboorte van Sam zet hij aan de kant en met de komst van zijn zoon struikelt hij een nieuwe wereld binnen.Hij gaat helemaal op in het bezig zijn met zijn kind waarbij hij merkt dat hij moeilijk grenzen kan stellen. De

samenwerking met Emmy hierover loopt slecht en hij heeft het gevoel dat zij hem pakt en kleineert wanneer zij maar kan. Tijdens deze zware jaren in de woongroep probeert hij in alles zijn best te doen maar ervaart hij alleen kritiek, waarop hij nog meer zijn best doet om aan de vermeende verwachtingen van Emmy en anderen te voldoen.

Er zijn lange perioden waarin zij de nachten niet samen doorbrengen. Reeds langer voelt hij dat hij zijn seksualiteit langzamerhand heeft laten ‘afpakken’. Wat hij de ‘afbraak’ noemt, begint als Emmy hem een keer verwijt dat hij niet dansen kan, wat hem diep kwetst. Dit is een belangrijk moment geweest en in de loop der jaren echoën deze woorden in zijn oren. Ten eerste maakt het hem onzeker en wil hij nooit meer met haar dansen. Ten tweede meent hij dat haar verwijt voort komt uit haar eigen onzekerheid over haar seksualiteit en dat zij zich steeds de mindere voelt van hem. Ook in maatschappelijk opzicht zou zij dit gevoelen hebben, want hij neemt altijd het voortouw. Volgens hem ligt hier de basis voor de tussen hun ontstane machtsstrijd.

Wanneer er tussen hem en Emmy geen enkel contact meer mogelijk is, gaat hij in september 1986 naar de Riagg om hulp voor zichzelf te zoeken. Hij kiest voor een aantal sessies

relatietherapie en later wil hij alleen verder. De sessies lopen vanaf mei 1987 tot aan zijn opname in het crisiscentrum voorjaar 1988.

Tot zo ver dit portret van Emmy. Ik pak de draad van het verhaal weer op bij het puntdat Rien bij zijn broer en schoonzus in huis logeert, nadat zij hem hebben opgehaald uit het ziekenhuis.

Eerste psychose

Tijdens zijn eerste psychose ervoer hij letterlijk dat de wereld op z’n kop stond. De zon stond plotseling op een andere plek aan de hemel dan normaal, alsof hij in het westen opkwam in plaats van het oosten! Vrachtwagens met reclame zeiden dat de zon in het westen opkwam! Ook herinnert hij zich de kwaadheid. Hij had in die tijd ook angst voor lichamelijk geweld gevoeld. Toen hij in huis bij Evert en Gerrie logeerde gingen zij de duivel uitdrijven. Zo keken zij aan tegen zijn psychose. Gerrie had een venijnige blik in haar ogen en zei: duivel ga uit! Evert had gehuild en gezegd dat er nog meer zat, en Rien was het daar mee eens. Hij had intensief in Openbaringen (Bijbel) zitten lezen. Evert was erg aangedaan en ook later kwam hij hem steeds opzoeken. Hij droeg liefde uit, vond Rien. Maar zijn vrouw was hardvochtig. Rien interpreteerde haar gedrag als zich op één lijn stellen met Jezus en dat stoorde hem immens. ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen’ dacht Rien. Evert definieerde de

(20)

psychose als een geestelijk probleem, maar Rien vond dat het een sociaal probleem was (D1 en D11).

II

Levenskunst: Van scherven weer iets moois maken2 (D 1, p.7)

De tweede psychose. Zomer 1990

Ik raakte in een negatieve spiraal. Heb ook nog Karin van de fysiotherapie gebeld omdat ik bij haar iets wilde rechtzetten, haar opmerking dat Sam er maar beter niet had kunnen wezen……

En ik, ik heb ’t gevoel alsof zo langzamerhand ik weet niet wie allemaal denken of in een soort geheimtaal zeggen dat ik maar beter weg kan wezen. Ik dacht gisteren serieus over zelfmoord na. Belde Fred om z’n boeken en plaat terug te geven, zijn reactie gaf me weer een beetje steun (D1, p. 29).

Zomer 1990 krijgt Rien zijn tweede psychose die hij toeschrijft aan de euforie rondom zijn afscheid van het dagcentrum - waar hij een intensieve deeltijdbehandeling volgde -, de voorbereidingen voor zijn verjaardag en het feit dat hij te veel hooi op zijn vork neemt en zich bloot stelt aan veel informatie over het wereldgebeuren. Hij krijgt het gevoel verantwoordelijk te zijn voor alle ellende en heeft bijna het gevoel dat hij Jezus is die alle zonden van de wereld op zich moet nemen en de wereld redden. Zijn leven heeft te weinig structuur en hij stort zich op allerlei activiteiten als een koor, een relatie en de fietsclub waardoor hij te weinig ‘bij zichzelf blijft’ en de associaties en waanbeelden blijven voortbestaan. Het gaat van kwaad tot erger. Het contact met Sam en Emmy loopt niet soepel en hij voelt zich niet serieus genomen. Het feit dat zijn huisnummer niet wordt ingevuld op het lijstje van ouders van de kinderen van de basisschool (wel zijn naam) stoort hem in hoge mate omdat hij zich niet erkend voelt. Naar zijn mening verzanden zijn initiatieven tot gesprekken over zijn zoon en het maakt hem onzeker als zijn zoon een keer door de telefoon schreeuwt dat hij niet meer bij zijn vader wil komen en hij zich afvraagt waarom zijn ex niet terugbelt om hem te informeren waarom het jongetje dat zegt. Hij schrijft naar aanleiding van dit incident:‘En ik maar weer denken dat ik dat uit moet leggen, ik verdom het verder!!’

Van het bedoelde gezamenlijk beleid over hun zoon is volgens hem nauwelijks sprake en hij ziet steeds meer problemen met het gedrag van Sam zoals bijvoorbeeld het gebruik van een fopspeen en zijn agressie bij het verliezen van spelletjes. Ook is hij benieuwd naar de zaken die Sam bezig houden. Hij wil regelmatig overleg voorstellen en het co-ouderschap contract officieel maken. Ook ziet hij in dat het contact met Emmy en de opvang van zijn zoon heel wat van hem vergen en dat hij zelf voor structuur moet zorgen. ‘Eerst eten koken, eten, afwassen!!’

Rien schrijft dat zijn tweede psychose gekenmerkt wordt door ‘vooral verdriet, verlaten zijn en eenzaamheid’ (D7, p. 73).

Wederom vangt zijn broer Evert hem op, wat hem ontspanning, een dagritme en verzorging brengt. Hij ervaart ontspanning in de zin dat niets moet en dat er maar één is die werkelijk aan het kruis genageld werd. Wat de kroon spant is dat Jezus opgestaan is en de dood overwonnen heeft! Het verblijf bij Evert brengt hem terug naar zijn wortels en geeft hem een dieper inzicht in de betekenis van lijden en opstanding. Vroeger dacht hij in termen van een opdracht, maar nu ziet hij in dat het een bevrijding betreft. ‘De liefde overwint!’schrijft hij. Hierdoor dreigt hij weer door te draven en een nieuw levensdoel voor zich te zien, terwijl hij nog moet zien dat hij weer goed op z’n benen komt te staan.

(21)

Hij schrijft dat hij een therapie nodig heeft waarin hij zijn fantasieën kan bespreken zodat zij zijn dagelijks leven niet kunnen beheersen. Hij wil checken, want alles wat hij niet checkt gaat met hem op de loop. Hij betrekt allerlei dingen die er om hem heen gebeuren en gezegd worden op hemzelf. Hij schrijft dat het soms zal kloppen dat er een loopje met hem wordt genomen maar meestal zegt het iets over hemzelf. Hij heeft het idee dat als hij een omgeving kan vinden om deze fantasieën te bespreken, hij dan zijn medicatie kan verminderen om daarna weer in therapie te gaan. Tijdens deze periode gebruikt hij Seresta en Finigam.

Naweeën en therapieën

In de tweede helft van 1990 en daarna voelt hij de naweeën van de psychose nog. Zijn zoektocht naar de voor hem zo belangrijke veiligheid en acceptatie kost hem moeite. Zijn beschrijvingen van zijn vrijwilligerswerk bij een theehuis illustreren dit. Hij loopt daar rond met achterdocht, onzekerheden over zijn taken, heeft communicatieproblemen met de andere medewerkers, voelt kwaadheid als iemand in zijn ogen de kantjes ervan af loopt, zit met ongemak tijdens vergaderingen en in zijn beleving wordt hij niet gewaardeerd en willen mensen van hem af zijn.

Hij heeft slaapproblemen en is overgevoelig voor alle indrukken op straat, op het station, tijdens het fietsen, het wandelen en in het contact met zijn vrienden. In oktober vindt hij het nodig om zich te melden bij de acute dienst van de Riagg.

Hierna volgen maanden waarin hij een autogene training volgt, ergotherapie heeft en gesprekken bij de Riagg voert. Soms zijn dit vier gesprekken met zijn ex-vriendin om over hun zoon te praten. Zijn oordeel over de Riagg therapie is dat er veel overhoop wordt gehaald terwijl ‘zij’ zeggen voor regelmaat en rust te willen zorgen. Zijn therapeuten vindt hij passief en hij vraagt zich af wat hun plan met hem is en wat zij van hem denken. Een onderdeel van de therapie is het bijhouden van een dagboek in de vorm van een formulier met vragen waarin hij een bepaalde situatie waarin hij zich niet prettig voelt, beschrijft en analyseert. Op de achter kant van zijn schrijven krijgt hij van de therapeuten feedback die vaak bestaat uit suggesties voor gedragsverandering en vragen naar verheldering van zijn

situatiebeschrijvingen.

Zo beschrijft hij in zijn dagboek een vergadering in het theehuis met andere vrijwilligers waaronder enkele die hij voor het eerst ziet. Hij voelt een spanning hangen en er passeren punten waar hij uit onzekerheid niet op reageert. Op één punt voelt hij zich aangevallen en hierop reageert hij, maar achteraf vindt hij dat hij toch teveel over zich heen heeft laten lopen. Hij is naar de vergadering gegaan met de verwachting een open sfeer aan te treffen en dat blijkt niet het geval te zijn. Er worden heel wat strijdjes geleverd en dat gevoel heeft hij al langer. Zijn reactie op de situatie is dat hij zich zeer gespannen, onzeker en kwaad voelt. Hij denkt dat hij te weinig staat voor wat hij wil en daarom dreigt hij de positie die hij opgebouwd heeft uit handen te geven. Hierover zegt hij niets op dat moment. Daarna is hij een Sinterklaas cadeautje voor zijn zoon gaan kopen en gaat hij schaatsen tot hij drijfnat van het zweet is. ´s Nachts neemt hij een librium om te kunnen slapen. Het gevolg van zijn gedrag is dat hij zich weer een beetje moet terugvechten, beter beslagen ten ijs moet komen, ‘met geslepen schaatsen!’. Hij schrijft dat anderen in het vervolg niet meer om hem heen kunnen. Hij denkt dat verschillende mensen vinden dat hij te weinig positie op eist, enkelen denken dat hij een slijmerd is en enkelen dat hij edelmoedig of mild is. Op de vraag wat hij achteraf bezien anders had willen doen of zeggen schrijft hij dat hij graag de opgebouwde spanning had willen laten wegvloeien en meer onbevangen had willen reageren als hij zich aangevallen voelde. Voor de toekomst neemt hij zich voor dat hij een aantal ideeën, opvattingen en gevoelens zal checken, dat hij meer zal gaan staan voor wat hij wil en voor zijn ideeën, en zal gaan oefenen met spanning weg te laten vloeien.

(22)

In hun reactie vragen de therapeuten wat er gezegd wordt wanneer hij zich aangevallen voelt en waar zijn spanning mee te maken heeft. Spanning in het team heeft met meerdere dingen te maken en onbevangen reageren is niet eenvoudig als men zich aangevallen voelt. Zij raden hem aan om één ding tegelijk aan te pakken en geven als tip dat kritiekoefening bruikbaar zou zijn (D3a, Situatie / gevoelens / wens).

Rien maakt zich in het bijzonder kwaad als de therapeut tijdens een sessie niet serieus ingaat op Riens verzet tegen zijn situatie, met name waar het om werk gaat. Rien heeft niet veel mogelijkheden wat werk betreft en kan volgens de therapeut beter het vrijwilligerswerk ingaan. Hij heeft een uitkering waarmee hij blij kan zijn en voor de rest moet hij goed gebruik maken van de kennis van de ergotherapeuten over vrijwilligerswerk. Het voelt voor Rien alsof hij afgeschreven wordt. Tegen de therapeut vertelt hij dat hij veel zelfwaardering haalt uit zijn maatschappelijk functioneren, maar hierop wordt niet gereageerd. Er kan nog een

assertiviteitstraining volgen en dan kan de therapie stoppen. Rien vindt dat hij nogal warrig en onsamenhangend had gereageerd tijdens de bovengenoemde sessie en hij neemt zich voor om zich beter voor te bereiden.

Over de ergotherapie is hij positiever. Het is een veilige omgeving waar geen eisen worden gesteld en daar haalt hij structuur, warmte, een stukje bevestiging en waardering, een glimlach. Die waardering vindt hij overigens onverdiend omdat hij niets presteert, maar hij komt ook tot de conclusie dat de ergotherapie de gezinssituatie nabootst en dat betekent dat iedereen zijn eigen gang gaat en dat het contact oppervlakkig is. Hij wordt kwaad omdat hij beseft dat hij nu pas aan het leren is contact te maken met andere mensen. Vroeger is het niet gebeurd. Als een kind niet in vaders voetsporen trad, werd je aan je lot overgelaten. Volgens Rien komen de emoties los over het feit dat hij nooit echt gesteund is vroeger. Hij werd niet naar een tandarts gestuurd, kreeg geen zwemles en met verliefdheid wist hij geen raad. Het lijkt hem dat hij zich aanpaste om de goedkeuring te verdienen, dat een kameleon het resultaat was en dat hij op zijn eenenveertigste jaar nog eens moet beginnen om een eigen identiteit op te bouwen. Hij schrijft:

‘Daar zou ik dus wel wat steviger mee aan de slag willen: op zoek naar m’n kwaliteiten en sterke kanten, de muur om me heen afbreken, echt leven’ (D2, p. 34).

Vandaar waarschijnlijk dat Rien zich aangesproken voelt en geïnspireerd wordt door een spreuk uit juni 1989 van de Bond Zonder Naam: ‘Levenskunst: Van scherven weer iets moois maken’. Hij vertelt hoe vies hij zich voelt, wanneer hij in de spiegel kijkt en de puistjes en mee-eters ziet. Dit zet hem aan tot het maken van een afspraak met de schoonheidsspecialiste en het kopen van gezichts scrubcreme. Als hij met Sam op bezoek bij zijn moeder is, merkt zij op dat zijn shirtje gescheurd is en ongewassen. Hij denkt dat hij een vieze adem heeft omdat zijn tandarts op een frisse kauwgom kauwt. Hij omschrijft hoe hij eens thuiskomt en zich vreselijk alleen voelt, alsof hij niemand op de wereld heeft en het thuis een grote puinhoop is. Dan moet hij zichzelf vermannen. ‘Je laat je d’r niet onder krijgen en je gaat maar aan de slag!!’ spreekt hij zich toe. Tijdens deze maanden van schoonmaakneuroses en het idee dat hij camera’s in zijn ogen heeft, deel uitmaakt van een experiment en overal te kijk staat, houdt hij zich bezig met vragen als hoe hij zich kan ontworstelen aan zijn patroon van voldoen aan de verwachtingen van anderen om aardig gevonden te worden, in plaats van duidelijk zijn eigen keuzes te maken. Hij wil uit die ‘wurggreep’ komen. Hij vraagt zich af wat zijn eigen fundament is en stelt een verlanglijstje op.

Verlanglijstje Rien (D2, 1991, losse vellen). 1. Meer zelfvertrouwen ontwikkelen.

(23)

3. Meer voor mezelf uitkomen en opkomen. Meer mijn eigen gevoel als leidraad voor handelen nemen.

4. Meer betrokkenheid en interesse in mensen en zaken om me heen. Ergens bij willen horen, onderdeel ergens van vormen, erkenning bij anderen vinden.

5. Gemakkelijker, attenter en creatiever in kontakten. 6. Behoefte aan liefde, hartstocht, spontaniteit. 7. Meer doen aan/met sport, muziek, theater. 8. Ander werk, maar wat?

9. Hoe wil ik wonen?

Hij lijkt van plan om van scherven iets moois te maken en soms lijken zijn ervaringen tijdens de assertiviteitstraining te helpen. Hij werkt daar hard, naar eigen zeggen, om te leren omgaan met agressie van anderen, met bij zijn eigen gevoel en wensen blijven, met het uiten van zijn kwaadheid en gevoelens. Ook is er sprake van een helpers rol voor hem. Op een bepaald moment merkt hij op dat hij geleerd heeft dat hij zich niet moet terugtrekken uit een groep als het even niet naar zijn zin gaat. Hij vertelt dat een vrouw uit de groep hem opgebeld heeft en dit geeft hem een klein zetje om erbij te blijven. Hij neemt zich voor deze zetjes van anderen bewuster te gebruiken. Wel schrijft hij dat het oppassen is om niet mee te gaan in de

machtsstrijd van de vrouwen in de groep en dat het hem soms erom gaat de vrouwensolidariteit open te breken. Dan wordt duidelijk wie waar staat!

Al het werken aan zichzelf vergt veel en tegen het einde van het jaar heeft hij het gevoel op veel plekken op zijn tenen te moeten lopen. Wat hij meemaakt in de groepen, bij zijn vrienden, bij zijn vrijwilligerswerk in het theehuis herinnert hem aan zijn oude werksituatie waarin er spanningen in het team waren en hij het gevoel had dat er ‘kongsi’s’ werden gevormd waarover hij onvoldoende overzicht had en welke hijte veel op zichzelf betrok. Hij denkt dat hij nog veel onverwerkte kwaadheid naar dat werk heeft.

Tijdens het kijken naar een televisieportret van de schrijver Gerard Reve wordt hij getroffen door Reve’s overtuiging er niet bij te horen en zijn moeite met contacten met anderen. Onder het kijken komen herinneringen op van de laatste dagen. Een telefoonconversatie met Emmy waarin hij volgens hem weer toegaf, een therapiesessie waarin hij weer gewezen werd op zijn moeite met grenzen trekken en daardoor volgens de therapeut niet geschikt zou zijn voor een psycho-sociaal beroep. Hij schrijft dat hij worstelt met de vraag hoe hij tijd en ruimte voor zichzelf kan maken. Het gaat hem erom zichzelf te accepteren, te respecteren en een eigen manier van reageren te ontwikkelen. Omdat hij dit alles niet doet, vlucht hij in fantasieën, net als Reve. Rien voelt zich ontzettend eenzaam. Reve vond dat God eenzaam was, vond daarin herkenning en vond zichzelf dus ook God. ‘Niet bepaald katholiek, dunkt me zo’ schrijft Rien. Maar omdat Riens eenzaamheid door het programma over Reve wordt verbroken wordt Reve toch een beetje God voor hem. ‘God in je medemens!’ vervolgt Rien.

Hij neemt zich voor zichzelf te beschermen tegen mensen zoals de therapeut die naar zijn mening zijn pogingen zijn eigen manier van reageren, die nu op gang komt, de grond instampt. In januari stelt hij zijn leefregels op waarin het accent ligt op bij zichzelf blijven, voelen wat er in zijn lichaam gebeurt en omgaan met spanningen.

(24)

III Twijfels Vriendschappen 1992

Dit is geen leven, ik kan niet slapen zo word ik hartstikke gek, ’t is alsof iedereen het aan voelt komen. Hoeveel branduren heb ik nog?

Ik wil kinderschaatsjes, houten Friese doorlopers met Sam kopen. Hoe komt ’t nu dat ik niet kan slapen?

Alles van de afgelopen paar dagen blijft weer terugkomen. Het schaatsen met Cees, de vlinders op de theebekers, de chinezen/vietnamezen op het ijs die zo’n lol hadden, dat ik op straat bij de Hema opeens werd aangesproken door iemand die zei dat ze Freddy Mercury van achteren hadden gepakt (aids) en dat hij ze ging terugpakken op dezelfde manier want ’t had z’n broer kunnen wezen en hij leek veel op ‘m, zei ie. Freddy Mercury was veel te goed, zei hij. Ik kan me niet meer ontspannen. Het enige wat ik wil is een warm contact met andere mensen. ‘tLijkt alsof Cees en ik elkaar ook niet meer begrijpen. Is Cees te streberig, te

ambitieus voor mij? Ik heb ’t gevoel dat ik mezelf in iedereen of bijna iedereen herken. De ander een spiegel voor mij, ik een spiegel voor een ander?

In februari 1992 omschrijft Rien een maand waaruit blijkt hoe moeilijk het is om van de scherven iets moois te maken. Hij twijfelt bijvoorbeeld over de kwaliteit van zijn vriendschap met zijn oude schaatsvriend Cees waarmee hij wekelijks op de ijsbaan vertoeft.

Mario en Lotte

Een jaar eerder rees die twijfel ook over zijn vriendschap met Mario die hij al meer dan twintig jaar en vanaf zijn studietijd kent. Toen kwam het tot een breuk na een briefwisseling waarin Rien afscheid nam omdat naar zijn mening een eerlijk contact niet meer mogelijk was. Hij voelde zich gevangen tussen Mario en Lotte, een vrouw met wie Rien ook bevriend was en door wie hij in vertrouwen werd genomen over haar levensvragen waaronder haar relatie met Mario. Rien voelde zich ongemakkelijk met de situatie omdat hij haar vertrouwen niet wilde schenden, maar hij wilde ook zijn vriend kunnen vragen hoe bepaalde persoonlijke zaken lagen. Deze mensen hebben Rien opgevangen tijdens zijn psychoses, ze zijn

wandelgenoten, eetgenoten en samen bezochten zij films en concerten. In 1991 schreef Rien dat hij Mario dankbaar was voor alles wat hij voor hem had betekend maar dat hij niet tegen zijn agressie, zijn kille houding en zijn manier van in het leven staan, kon. De koppigheid van Mario belemmerde een ‘open en eerlijk contact’ en daarom nam Rien afstand.

In 1994 is er opnieuw contact en Rien vindt het leuk om Mario weer te spreken maar na een avond uit naar een toneelstuk vindt Rien dat het toch niet klopt. Hij schrijft dat hij een soort schizofrenie aan de dag legt. In zijn handelen en gedrag lijken zij oude vrienden terwijl zijn gevoel hem iets heel anders zegt. Mario vond het slecht toneelspel maar Rien schrijft dat het Mario ontging waar het om draaide. Je voelt het of je voelt het niet en Rien heeft geen zin om iets uit te leggen en vraagt zich af waarom hij dan eigenlijk verdere afspraken met hem zou maken. Op een verjaardagsfeest voelt hij een onprettige sfeer en Mario legt dit uit door te zeggen dat Rien niet goed in zijn vel zit en dus legt hij de zaak bij Rien neer. Dit vindt Rien niet kloppen. Als zij een discussie voeren over een politieke kwestie reageert Rien met ‘stomme populistische antwoorden’ en hij vindt dat hij zich ‘eigenlijk vreselijk’ heeft

misdragen. Hij voelt dat de zaak niet klopt maar drukt zich onduidelijk uit. De avond na deze afspraak slaapt hij onrustig en heeft een nachtmerrie. Hij heeft het gevoel alsof er een explosie in zijn hersenen plaatsvindt. In dezelfde periode vraagt Lotte wanneer Rien zich realiseerde

(25)

dat hij in de fout was gegaan bij de breuk in hun relatie. Dit vindt hij nergens op slaan, zij is ‘helemaal een merkwaardig figuur’

Cees

In 1992 wankelt zijn vriendschap met Cees maar het is pas in 1996 dat Cees een brief krijgt waarin staat dat als Cees blijkbaar voor een machtsstrijd kiest in plaats van voor openheid, vertrouwen, duidelijkheid en eerlijkheid waarop hun vroeger contact gebaseerd was, Rien liever een punt achter de vriendschap zet. De aanleiding is een opmerking die Cees maakt tijdens een fietstochtje. Rien betaalt ’t pontje waarop Cees opmerkt dat Rien nog wel een dropje van hem krijgt. In eerste instantie vat Rien dit als een flauwe grap op maar eenmaal thuis slaat bij hem de vlam in de pan en vindt hij dat hij belachelijk wordt gemaakt. Tijdens het laatste jaar had hij verandering in hun relatie gezien. Arrogant en hautain gedrag bij Cees, het gevoel dat hij aan de kant werd geschoven omdat Cees een nieuwe vriendin had en ging trouwen. Kort voor zijn trouwdag krijgt Cees dus een brief waarin dit staat en waarin Rien meldt dat hij weg gaat na de receptie. Tussen 1992 en 1996 hadden ze elkaar regelmatig gezien. Wel vraagt Rien zich op enig moment af, of zijn moeite komt omdat Cees een nieuwe relatie heeft, dat het confronterend voor hem zou zijn om op hun bruiloft oude bekenden tegen te komen die nog wel werken en succes genieten.

Medicijnen

In de maand februari 1992 spelen niet alleen de twijfels over zijn vriendschappen maar ook over zijn medicijngebruik. Bij zijn voorbereiding van een Riagg gesprek schrijft hij dat hij een recept voor seresta 25 mg wil en ook dat medicijnen ‘troep’ zijn en vraagt hij zichzelf af wat voor ‘rommel’ hij allemaal geslikt heeft. Hij wil niet zijn leven als een zombie of als een robot leven, ‘ik wil gewoon leven’ schrijft hij. Hij maakt en overzicht van wat hij al geslikt heeft vanaf zijn opname in het crisiscentrum. Op zijn overzicht staan de volgende medicijnen Impromen, Seresta Forte, Akineton, Librium, Temazepam MP, Oxazepam MP, Dogmatil, Promethazini, HALDOL, Normison, Chloordiazepam, Broxil, Noctamid, Augmentin 011186.

Derde psychose

Hij heeft veel last van lawaai en drukte op straat, van de buren die zijn krant in de oud papier doos gooien, slaat op hol met associëren bij het televisie kijken, en maakt zich boos over bijvoorbeeld het vervuilen van het milieu en het feit dat consumentisme de overhand in de maatschappij heeft. ‘Als mensen geen menselijk contact meer met elkaar hebben, maar alleen kijken naar wat je in je winkelwagentje hebt, welk merk je van dit of van dat gebruikt en dus wel of niet deugt, dat is toch echt het toppunt van waanzin’ schrijft hij op 15 februari 1992. Hij windt zich op over de EEG en vraagt zich af of de EEG een soort Nieuwe Muur betekent. In Berlijn was er één gesloopt, toch niet om een nog grotere op te zetten.

‘ZIJN ZE NOU HELEMAAL BEDONDERD’, schrijft hij op in blokletters.

Naast fijne momenten met zijn zoon maakt hij zich nog steeds zorgen over het contact met hem en zijn moeder. Een halve dag met Sam optrekken is hem al genoeg.

Al het praten bij de Riagg, de fysiotherapie, met vrienden, met Emmy, met Sam, op het vrijwilligerswerk, het is hem te veel. Hij wil ‘muziek maken, zingen, wandelen, Sam zien, lezen, muziek beluisteren, contact met mensen, lijfcontact, warmte voelen! huid voelen! omarmen! verstrengelen!’. Hij schrijft dat hij soms doordraait, teveel doordraaft. Als de Volkskrant weer in de doos voor oud papier ligt, hangt hij meteen een briefje op de deur van de buren. Hij blijft veel lezen ook al slaapt hij daardoor slecht. Hij wil rustig aan doen, een betere planning maken en zich daar aan houden, hij wil af van dat gedonder met de

(26)

februari zet hij een aantal eisen neer. Hij wil zijn gestolen bandje van Beethoven terug! Hij schrijft:

‘DAT GESODEMIETER MET INBREKEN MOET VOOR NU EN ALTIJD ZIJN AFGELOPEN

ZOWEL 1 IN MIJN WONING 2 IN MIJN LIJF

3 IN MIJN APPARATUUR’.

Op het schutblad van zijn dagboek plakt hij een cartoon uit de Volkskrant over de BVD met daaronder een papiertje met de woorden ‘Vechten of Ondergaan’ erop. En daaronder: ‘THAT ´S IT’.

Maart 1992 Allemaal flauwekul, zei je?

Beter ten halve gekeerd, dan ten hele verdwaald!

En ik wil nu en voorgoed af zijn van dat gedonder en gebliksem in mijn hoofd Die klok beneden bevalt me niks/nix.

’t Is alsof die steeds zegt Klootzak, klootzak En andere stemmetjes die zeggen

Droplul, droplul, drop – lul d’r op lul! (D6, p. 22).

In maart 1992 zit hij twee weken in zijn geboortedorp, bij een broer en ook bij zijn moeder. Hij maakt het niet goed, is onrustig en heeft last van stemmen horen. Over politieke

ontwikkelingen in Europa windt hij zich op, de oorlog in Koeweit en Irak, de plannen voor de WAO en AOW, Joegoslavië, het milieu, de economie, de strijd tussen de seksen op leven en dood, hij refereert aan bijbelteksten, naar Openbaringen en De Toren van Babel. Hij plakt radio en televisiegidsen in zijn dagboek en omcirkelt voor hem interessante programma’s. Hij schrijft in blokletters, met rode pen, plaatst grote uitroeptekens bij bepaalde gedachten, onderstreept belangrijke woorden. Hij verdenkt iemand in huis een kaart met een hond van hem te hebben gestolen en foto’s te hebben omgewisseld. Hij luistert naar Mozarts

fluitconcert en schrijft ‘die verschillende soorten vogels die in die prachtige sierlijke bewegingen door de lucht zweven, er gaat niets boven de natuur!’

En nu zou ik heel graag willen

Dat jullie me verder eens rust zouden gunnen, wat plezier, gewoon leven! Want echt, als jullie blijven doorgaan met mij te bestoken met jullie stralen dan ...

De gebeurtenissen van de afgelopen maanden zijn de opmaat voor zijn derde psychose. Hierover schrijft hij dat één van de kenmerken de enorme kwaadheid naar Emmy is en het gevoel ongelofelijk bedonderd te zijn door haar. Deze psychose brengt hem meer in contact met zijn woede en kwaadheid die in zijn leven op vele terreinen te bespeuren zijn. Hiermee is hij later aan de slag gegaan in therapiesessies met José waardoor hij zijn zelfrespect terug krijgt, wat van doorslaggevend belang voor zijn verdere levensweg is. In het contact met José voelt Rien zich gelukkig, erkend, gerespecteerd, op waarde geschat, gesteund en bewonderd. Dat is wat hij beoogt. Geluk om vandaar uit aan anderen te kunnen geven, om liefde en geluk door te geven. Deze therapie helpt hem in rustiger vaarwater terecht te komen en hij denkt na over de vraag waar en wanneer hij zijn gevoel kwijtgeraakt is. José vraagt: waar is die trein gaan rijden? Rien realiseert zich dat hij de verantwoordelijkheid van hoe zijn leven vorm

(27)

heeft gekregen, vaak toeschrijft aan anderen, zijn ouders, collega’s, Emmy, therapeuten, vrienden. Omdat zijn moeder haar gevoel niet uitte, kon hij dat ook niet, bijvoorbeeld. Daarmee blijft hij, naar zijn mening, in de slachttoffer rol zitten en geeft hij de macht uit handen. Toch vervolgt hij deze inzichten met herinneringen aan wat hij gemist heeft.

IV

Lichaam en betekenis Cees,

Ik wil graag voorlopig hier blijven omdat mijn hart, ziel en zaligheid bij het ELW3 ligt en de verdere ontwikkeling daarvan (integratie ELW-religie)

omdat ik hartstikke bang ben dat in mijn woonplaats( ik mij) in mijn hoofd schiet, c.q. knettergek word

ik graag voor Sam naar stad zou gaan en graag ’t wonen hier zou combineren maar dat dat momenteel geen wijze keuze zou zijn

ik veel behoefte heb aan een natuuromgeving, buiten wil zijn, meewerken op A., meditaties, Aarden, Aarden en nog meer AARDEN en STILTE

ik momenteel hoofdpijn en een heet hoofd heb

In maart 1994 begint Rien met de opleiding Emotioneel Lichaamstherapeut bij een erkend instituut in Nederland. Tijdens de eerste kennismaking wordt duidelijk wat er in de ogen van de oprichter van de opleiding van de aspirant therapeuten in het eerste jaar wordt verwacht. Ten eerste ligt de nadruk op het persoonlijke proces met de bedoeling te voorkomen dat zij therapeuten zullen worden die alleen steunen op hun technische en intellectuele kennis of vaardigheden. Het gaat hier om therapeuten op te leiden die mee durven vibreren met hun cliënt en vandaar uit naar hun ambacht grijpen en daar hun gereedschappen vinden. Menswording staat voorop. Ten tweede wordt waarde gehecht aan de ontmoeting met de ander. Volgens de geestelijk vader van de opleiding kan men alleen zichzelf worden in de toetsing aan de ander. Hierdoor wordt men gesterkt in wat men al weet en komt bloot te liggen wat men onbewust houdt. Dus wat wordt geëist van de leerlingen is dat zij zichzelf ter discussie stellen en dat zij bereid zijn in de eigen psyche te kijken, dat zij alles overhoop willen gooien om de eigen groei voort te zetten. Waar het om draait is de liefde en dat kan niet geleerd worden. Ook is gelukkig zijn, creatief zijn, intiem zijn niet te leren. Deze dingen komen vanzelf wel als men alle struikelblokken opruimt die men zelf in het leven heeft gelegd. De uitnodiging is om meteen al met de billen bloot te gaan en te tonen wie men is en hoe men tegenover alles staat. Men kan pas gelukkig zijn als er niets meer is waarvoor men zich schaamt, als er geen oordelen meer zijn en geen normen die door het hoofd warrelen. Het devies luidt: altijd alles tegen elkaar zeggen. De leerlingen moeten elkaar niet sparen, moeten eerlijk zijn, ook al komt het rauw aan, ook al denkt men dat de ander er niet aan toe is. De cursusleiders zullen dit constant blijven aanmoedigen.

Deze woorden geven het startsein tot de opleiding die opgesplitst is in praktijkblokken van zes weekenden intern en vijf theoriedagen. Vooraf is het verplicht een introductie weekend bij te wonen. Het eerste jaar theorie omvat de vakken anatomie, psychologie,

gesprekstechnieken. De praktijkblokken bestaan uit weekenden waarin samengeleefd en gewerkt wordt. Bio-energetica4 en meditatie zijn centrale elementen. De blokken starten om

10.00 uur en eindigen om 17.00 uur. Ook een persoonlijk procesgesprek is een onderdeel. De kosten van de opleiding: fl. 3600,- plus fl. 50,- per overnachting in de weekenden. Voor aanvang van de opleiding wordt gevraagd de volgende zaken op te sturen:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

een intakegesprek, een weekend in de abdij van Westmalle, 4 vormings- avonden, luister- en doestage met persoonlijke coaching en

In de fysische dimensie van zingeving komen we de volgende thema’s tegen: afleiding zoeken wanneer je het moeilijk hebt, tijdens de vrije tijd dingen doen waar je plezier

Bovendien kan aandacht voor dagelijkse zingeving bij cliënten hun levensplezier en draagkracht vergroten, omdat de invulling van het dagelijks leven van de cliënt dan goed

Sommige katten willen het liefst een mandje waarin ze zich geheel kunnen verstoppen, andere hebben een voorkeur voor een dekentje.. En sommige katten vinden de trui van de baas,

De Graaf, boomverzorger in de eigen bomenploeg van de gemeente Dronten, heeft twaalf exempla- ren van de Dendro Tree Wear aangeschaft voor boombescherming tijdens gemeentelijke

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Zij is geen samenvatting van het voorgaande (dat is met deze veelheid aan gegevens welhaast onmogelijk) en evenmin een conclusie in de strikte zin van het woord. Aan

Overigens laat de figuur zien dat de gemiddelde schaal niet alleen wordt bepaald door het aantal instellingen, maar ook door meer organische groei door fluctuaties in