• No results found

Vertrouwen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vertrouwen"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderzoek

levensbeschouwing

... ...

Docent: Patrick van Lommel Klas: 4G

Studentennummer: 2018306 Schooljaar 2011-2012

(2)

2

Samenvatting

Zoals ik in mijn voorwoord al aangaf is vertrouwen een rode draad in mijn leven. Zonder vertrouwen had ik niks bereikt in mijn leven en zou ik nu eenzaam en ongelukkig zijn. Ouders die hun kinderen naar mijn klas toe brengen hebben vertrouwen in mijn als leerkracht. Zij geloven erin dat ik de kinderen iets bij kan brengen en ze weer een stapje dichter bij de ‘grote mensen wereld’ kan brengen. Zij geloven er ook in dat ik de juiste opleiding heb gevolgd om dit allemaal te mogen en te kunnen doen. Mijn directrice heeft vertrouwen in mijn als leerkracht en laat mij zelfstandig de klas draaien.

Maar dan komen de kinderen. Vertrouwen de kinderen uit mijn klas mij wel, is het van belang dat deze kinderen mij vertrouwen en vertrouw ik hen wel? Kan ik meer bereiken met deze kinderen als er een wederzijds vertrouwen is? Waarom leer je als student tijdens je opleiding dat je geen ‘vriendje of vriendinnetje’ van de kinderen moet worden, maar wel het vertrouwen moet winnen? Dit zijn vragen die bij mij al heel erg lang spelen en die grotendeels in dit onderzoek beantwoord worden.

Kinderen, zijn kleine mensjes die je nog heel erg kunt kneden. Kleine mensjes waarvan de ziel nog erg teer is. Een kind wat ik als leerkracht sociaal emotioneel nog kan breken. Kinderen die nog erg onzeker zijn in de grote wereld die hen te wachten staat. Vertrouwen is voor deze kinderen van belang. Ze moeten vertrouwen hebben in andere mensen die ervoor gaan zorgen dat zij klaargestoomd worden voor de grote wereld. Ook moeten deze kinderen leren dat vertrouwen wederzijds is en wat vertrouwen inhoud. Vertrouwen kan beschaamd worden, hoe ga je daarmee om? Je hoeft niet iedereen te vertrouwen, je voelt zelf aan welke mensen je wel en welke mensen je niet vertrouwt. Kinderen geven mij inspiratie en vertrouwen in de toekomt. Ieder kind komt er wel, maar wel op zijn eigen manier. Door vertrouwen te winnen van de kinderen en vertrouwen terug te geven aan de kinderen heb ik geleerd dat er een wereld voor mij open gaat als ik een

vertrouwensband gecreëerd heb. Ik kan veel meer bereiken met het kind en het kind laat mij toe als leerkracht en als opvoeder. Op dat moment kan ik pas echt gaan werken met het kind, op alle gebieden.

(3)

3

Inhoudsopgave

Voorwoord ... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Samenvatting ... 2

1. Bezinning op professionele identiteit... 4

A. Reflectie over wie ben ik als leerkracht: ... 4

B. Reflectie over waar ik sta op het gebied van godsdienst/levensbeschouwing ... 5

C. Mijn leervragen ... 6

Zien en onderzoeken ... 7

2. De ervaring die mij heeft geraakt ... 7

3. Mijn onderzoeksvraag en deelvragen ... 8

4. Uitwerking deelvragen ... 9

Wat is vertrouwen? ... 9

Hoe belangrijk is het vertrouwen tussen leerkracht en het kind? ... 10

Wat kan ik als leerkracht doen om het vertrouwen van een kind te winnen? ... 11

Welk verband tussen geloven en vertrouwen? ... 11

In gesprek met een verhaal ... 12

Persoonlijke inzichten ... 14

5. Praktijkopzet ... 14

Handelen ... 15

6. De opzet... 15

Les 1: Vertrouwen ... 15

Les 3 beschaamd vertrouwen ... 16

Les 2: Hoe had jij gehandeld? ... 18

Les 4: Vertrouw jij de ander?... 19

Les 5: Terugblik op vertrouwen ... 20

Reflecteren ... 21

7. Reflectie op de professionele identiteit ... 21

8. Terugblik onderzoek ... 22

Bronnenlijst: ... 23

(4)

4

1. Bezinning op professionele identiteit

A. Reflectie over wie ben ik als leerkracht:

Zeven jaar geleden ben ik begonnen met de opleiding onderwijsassistent. Daar begonnen voor mij de eerste ervaringen op het gebied van onderwijs verzorgen. Vanaf jongs af aan wist ik zeker dat ik leerkracht wilde worden. Ik speelde vroeger ‘’schooltje’’ met mijn broertjes en deed mijn leerkracht, van die tijd, precies na. Ook mocht ik regelmatig met mijn vader mee naar school toe en was ik altijd verbaasd dat ik zelf 2 jaar jonger was, maar toch meer wist dan het gemiddelde kind op school. Later kwam ik erachter en begreep ik dat mijn vader op het speciaal onderwijs werkt en kinderen lesgeeft met leer- en gedragsproblemen. Dit was voor mij ook echt een eyeopener. Ik wilde later ook ‘’zulke’’ kinderen les geven. Helemaal niet beseffend dat er ontzettend veel gradaties zijn in het onderwijs en dat er zoveel verschillende soorten onderwijs zijn.

Op het MBO heb ik ingezien dat ik voor de juiste richting had gekozen en dat mijn passie echt in het onderwijs lag, tot op de dag van vandaag. Ik heb veel plezier in het geven van lessen, maar vooral in het begeleiden van kinderen. De kinderen geven mij veel voldoening. Wat mij blijft uitdagen is het feit dat het onderwijs iedere dag andere is. En ook al heb je alles tot in de puntjes voorbereid, de dag kan toch altijd anders lopen. Dit komt omdat de kinderen elke dag weer anders reageren. Je kunt niet van ze eisen dat ze stil op hun stoel blijven zitten en maar doen wat je wilt. Dat zou het onderwijs ook niet aantrekkelijk maken. Ik heb bewust gekozen voor het speciaal onderwijs. Ik merk dat ik het geduld heb voor het kind wat net wat meer nodig heeft dan een ander kind. Het kind wat meer begeleiding nodig heeft om zich tot een volwassene te ontwikkelen die zich redt in de maatschappij. Het kind waar ik meer moeite voor moet doen om een vertrouwensband te krijgen en waar ik meer geduld voor moet hebben. Maar ik vind dat je van deze kinderen zoveel terug krijgt. Een glimlach van een kind maakt mijn dag al goed.

Als leerkracht probeer ik van dag één een band op te bouwen met het kind. Ik merk dat dit vooral voor kinderen in het speciaal onderwijs van essentieel belang is. Als een kind jou niet vertrouwt, kun je minder bereiken met een kind, dan wanneer je een vertrouwensband hebt met het kind. Ik ben een leerkracht die geduldig is, die houdt van een grapje, dieprobeert de lessen aan te laten sluiten bij de belevingswereld van de kinderen en de lessen hierdoor aantrekkelijk probeert te maken. Ik laat het kind meedenken over zijn eigen leerproces en ben een leerkracht die samenwerking van

essentieel belang vindt. De kinderen moeten ook leren om elkaar te vertrouwen en elkaar om hulp te vragen. Kinderen kunnen veel leren van elkaar en moeten ook inzien dat iedereen kwaliteiten heeft en valkuilen. Probeer van de kwaliteiten van een ander gebruik te maken en probeer iemand te helpen bij zijn valkuilen. Ik straal voor de klas rust uit. Ik schiet niet snel uit mijn slof en ik vind dat je een rustige benaderingswijze van kinderen meer effect heeft dan “boos” worden en vaak mijn stem verheffen. Kinderen schrikt het vaak af als je hard gaat praten en natuurlijk is het soms nodig om je stem te verheffen, maar ik heb ingezien dat je met rustig praten vaak net zoveel bereikt als door continu je stem te verheffen. Daarom benoem ik ook altijd dat ik niet boos ben op het kind, maar dat ik zijn gedrag storend vind. Ik benoem ook welk gewenste gedrag ik graag zou willen zien. Dit heeft ook weer te maken met het vertrouwen. Ik denk dat ik een leerkracht ben die veel wil en kan bereiken met de kinderen door het investeren in de vertrouwensband, het waarderen van ieders kwaliteiten en valkuilen, het aansturen en aanmoedigen van een goede werk- en klassensfeer en geven van lessen die aansluiten bij de belevingswereld. Ik ben geduldig en praat tegen de kinderen op een rustige normale manier. Hierdoor voelen de kinderen zich op hun gemak bij mij en heerst er een prettig leefklimaat in de klas.

(5)

5

B. Reflectie over waar ik sta op het gebied van

godsdienst/levensbeschouwing

Als ik terug kijk naar mijn leven en hoe ik met godsdienst/levensbeschouwing ben opgegroeid, ben ik heel erg neutraal opgevoed. Ik ben niet gedoopt en heb dus ook geen communie etc. gedaan. Als ik aan mijn ouders vraag wat hiervan de reden is, geven mijn ouders de volgende reden: “Vroeger toen wij nog kind waren, is dit ons allemaal opgelegd. Wij moesten naar de kerk, wij moesten onze communie doen en hebben nooit de kans gekregen om een eigen geloofsovertuiging te kiezen. Wij vinden dat als jullie het echt zouden willen, dit jullie eigen keuze zou moeten zijn, en niet die van ons. Als je het dus wilt, kun je hier nog zelf voor kiezen!” Als ik daar nu aan terug denk ben ik heel erg blij dat mijn ouders mij niet in de positie hebben gezet dat ik ergens in moest geloven. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik niet gelovig ben, althans niet gelovig in een godsdienst die onder andere mensen wordt beleefd. Als mensen mij vragen of ik gelovig ben, reageer ik vaak met het gegeven dat ik in mezelf geloof. Hier zit ook wel een kleine kern van waarheid in en ik denk dat ik van alles wat geloof. Ik bid niet en ik ga ik niet naar de kerk toe. Toch geloof ik dat er iets is. Ik kan niet omschrijven wat dit zou zijn, maar ik geloof wel dat het leven na de dood niet ophoudt. Ik geloof niet in een hel of hemel maar wel in het feit dat er iets zou kunnen zijn. Iets waar iedereen weer herenigd wordt en gelukkig kan zijn.

Als ik dit vertaal naar hoe ik als toekomstig leerkracht naar godsdienst en levensbeschouwing kijk, merk ik dat ik niet anders naar gelovige mensen kijk, ook al ben ik zelf niet gelovig. Ik vind dat iedereen het recht heeft om te geloven wat hij/zij wilt geloven, maar dat we dit wel moeten

respecteren van elkaar. Ik vind dat je een ander niet kan dwingen om ergens in te geloven. Ik heb op een aantal christelijke scholen stage gelopen en ik heb zelf ook op een christelijke school gezeten. Ook al ben ik niet gelovig, toch vind ik de verhalen die uit de Bijbel voorgelezen worden wel interessant. Dit komt doordat ik denk en vind dat je uit ieder verhaal een levensles kan halen. En iedereen moet dit doen op zijn eigen manier en kan hier zijn eigen invulling aan geven. Dit probeer ik ook mijn kinderen in de klas mee te geven. Iedereen mag geloven wat hij/zij wilt en heb hier ook respect voor. Je kunt van ieder geloof iets leren. Het is niet erg als jij in iets anders gelooft dan de ander. Dit is alleen maar mooi. Probeer te leren van elkaar en maak het bespreekbaar. Dit is wat ik zelf ook doe. Ik maak het bespreekbaar en ik vind dat er over geloof altijd gepraat moet kunnen worden. Helemaal met wat er allemaal in de wereld speelt moeten kinderen leren en inzien dat je het geloof van een ander moet respecteren. Wat je ook gelooft, het is nooit fout!

(6)

6

Sterkte/ zwakte analyse

Competenties voor godsdienst/levensbeschouwing

C. Mijn leervragen

Vakinhoud: Ik wil te weten komen wat vertrouwen is? Wat vertrouwen inhoudt? Waarom vertrouwen zo belangrijk is? Is vertrouwen voor alle mensen hetzelfde?

Eigen vaardigheid: Ik wil leren hoe ik beelden en verhalen op een symbolische wijze hanteer. Ik wil leren zoeken naar de juiste bronnen en levensvisies die mijn onderzoek vorm geven.

Vakdidactiek: Ik wil kinderen leren begeleiden naar het leren kijk naar de werkelijkheid. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om gemeenschappelijkheid in mijn klas te creëren. Hierbij rekening houdend met de educatieve, sociale en levensbeschouwelijke doelen. Ik wil kinderen leren om realistisch naar situaties te kijken en de kinderen leren om hier op de juiste manier over te communiceren.

(7)

7

Zien en onderzoeken

2. De ervaring die mij heeft geraakt

Hieronder weergegeven in een mindmap wat mij raakt in het omgaan met kinderen, collega’s, ouders e.d. De dingen die mijn raken zeggen ook iets over mij en ik kan dit vanuit verschillende oogpunten bekijken. Uit deze mindmap komt mijn situatie voort en mijn probleemstelling en deelvragen.

(8)

8 De situatie die mij heeft geraakt en nog steeds raakt.

Als ik kijk naar mijn stage en mijn visie als leerkracht merk ik dat ik een vertrouwenspersoon ben. Ik vertrouw anderen best snel en ik merk dat hierdoor mijn vertrouwen ook wel eens beschaamd word. Alle kinderen bij mij op stage zijn in therapie bij GGZ en zijn opgenomen. Deze kinderen wonen op een kliniek of zijn overdag op de dagopvang. De kinderen die op de kliniek wonen, zijn de hele week niet thuis. Wat mij heel erg opvalt en wat mij nog steeds aan het denken zet is de vraag, waarom voor deze kinderen vertrouwen zo belangrijk is. Ik merk dat voor deze kinderen het vertrouwen van een vreemde erg lastig is, maar wanneer het vertrouwen gewonnen is er zoveel meer te bereiken valt met deze kinderen. Dit geldt zowel voor de therapeuten als voor de leerkrachten. Kinderen moeten zich welkom voelen bij mij in de klas, weten dat ze er mogen zijn en dat ze zelf maar ook anderen trots op ze zijn op wat ze al bereikt hebben.

Ik merk dat kinderen erg leerkrachtafhankelijk zijn en vaak ander gedrag laten zien bij een voor de kinderen onbekende leerkracht. Ik merk dat een vertrouwensband met een kind opbouwen van essentieel belang is om het kind zich ten volle te laten ontwikkelen. Maar waarom is dit zo belangrijk?

3. Mijn onderzoeksvraag en deelvragen

In mijn reflectie komt sterk naar voren dat vertrouwen voor mij van essentieel belang is. Ik denk dat het ook voor de kinderen heel erg belangrijk is. Ik denk dat wanneer een kind je vertrouwt, je meer kan bereiken met het kind. Ik denk ook dat vertrouwen in ieder geloofsovertuiging essentieel is en dat iedereen dit nodig heeft. Ik denk dat dit een basisbehoefte is om een relatie op te kunnen bouwen met iemand. Maar waar is mijn gevoel op gebaseerd en hoe ziet dat ‘vertrouwen’ er dan uit. Dit wil ik gaan onderzoeken in mijn onderzoek. Mijn probleemstelling luidt dan ook:

Waarom is een vertrouwensband tussen de leerkracht en het kind essentieel?

Deelvragen:

 Wat is vertrouwen?

 Hoe belangrijk is het vertrouwen tussen leerkracht en het kind?

 Wat kan ik doen als leerkracht om het vertrouwen van een kind te winnen  Welk verband is er tussen geloven en vertrouwen?

 Welke verschillen zijn er tussen vertrouwen van vroeger en nu?  Wat zijn de basisvoorwaarden voor vertrouwen?

 Welke invloed heeft de maatschappij op ons vertrouwen?

 Welk belang heeft het begrip vertrouwen in de vijf wereldgodsdiensten? De eerste vier leervragen werk ik uit in mijn onderzoek.

(9)

9

4. Uitwerking deelvragen

Wat is vertrouwen?

Volgens Schuyt en Verhoeven (2003) is er een onderscheid te maken tussen vertrouwen in en vertrouwen op. Hierin zijn twee dingen te onderscheiden. Het vertrouwen tussen personen en het vertrouwen op bijv. de overheid, ook wel institutioneel vertrouwen genoemd. Deze twee

wetenschappers geven aan dat onderling vertrouwen ontstaat op basis van gedeelde normen, waarden en gewoontes die mensen zich in de loop der tijd eigen maken en die het onderlinge verkeer voorspellen. Dit zou voor een sociale samenleving zorgen. Mensen die deze gewoontes en normen en waarden niet kennen, kunnen geen vertrouwensband krijgen met een samenleving. Volgens Uslaner (2002) is sociaal vertrouwen de mate waarin mensen vertrouwen hebben in anderen en vooral in onbekenden. Wie vertrouwend van aard is, denkt dat mensen alles goed bedoelen. Wie wantrouwend van aard is denkt overal iets achter.

Vertrouwen is een essentieel onderdeel in onze samenleving. Sociaal verkeer is erg belangrijk in onze samenleving en wordt onmogelijk gemaakt als er geen vertrouwen is. Over het algemeen proberen mensen te gaan voor een ‘zekere’ toekomst en daarvoor zullen mensen anderen moeten

vertrouwen. (Tom Marshall, 1999)

Vertrouwen wordt omschreven als een soort verkeer dat twee kanten op gaat. Vertrouwen moet van twee kanten komen en is een soort verbond wat je aan gaat. Iemand vertrouwen maakt een mens ook kwetsbaar omdat het deels afhankelijk wordt van een ander. Vertrouwen is iets wat je als persoon moet winnen bij een ander. Luhmann (1979) en Sztompka (1999) hebben vertrouwen verbonden met risico en onzekerheid. Zij zijn van mening dat acties van anderen jou geen schade zullen toebrengen en dat onzekerheid samen gaat met het vormen van vertrouwen. Als we iemand vertrouwen kunnen we een risico nemen: het kan altijd anders uitpakken.

Ik kan me heel erg vinden in de tekst: “Vertrouwen is iets dat je aan de ander geeft, niet iets wat je af kunt dwingen.” (Mildred Hofkens, Tica Peeman. 2010). Ik vind dat je vertrouwen moet verdienen. Je moet de ander laten zien dat je zijn vertrouwen waard bent. Ik denk dat je als persoon hier wel voor open moet staan. Vertrouwen kan samenhangen met onzekerheid. Daarom zie ik ook terug dat kinderen die erg onzeker zijn een ander minder snel vertrouwen dan kinderen die met twee benen op de grond staan. Dit betekent niet dat kinderen het vertrouwen niet aan durven gaan, het duurt alleen wat langer bij deze kinderen. Ik merk dat als ik iemand niet vertrouw ik het erg lastig vind om met deze persoon op persoonlijk gebied samen te werken. Ik zeg niet dat ik het niet kan, maar ik vind dit wel lastiger. De samenwerking gaat moeizamer. De keerzijde hiervan is dat ik wel tot andere inzichten kom en vaak iets anders op papier krijg, dan dat ik met iemand had samengewerkt die ik vertrouw. Ik laat minder van mezelf zien en geef me niet bloot. Dit zorgt ervoor dat de werkrelatie erg oppervlakkig wordt. Ik denk dat wanneer ik iets met kinderen wil bereiken en in de zone van naaste ontwikkeling wil gaan werken met de kinderen ik het vertrouwen van het kind nodig heb. Het kind moet zich veilig voelen bij mij in de klas en het gevoel hebben dat het erg mag zijn. Het is een mooi persoon en natuurlijk ben je nooit perfect, maar je kunt wel leren je kwaliteiten te benutten en omgaan met je valkuilen.

“Vertrouwen is iets dat je aan de ander geeft, niet iets wat je af kunt dwingen.” (Mildred Hofkens, Tica Peeman 2010)

(10)

10

Hoe belangrijk is het vertrouwen tussen leerkracht en het kind?

Als er gekeken wordt naar de onderwijskunde en pedagogische literatuur wordt vertrouwen op verschillende manier gedefinieerd. Vertrouwen zou opgesplitst kunnen worden in het kunnen van vertrouwen van een ander en vertrouwen in de intentie van een ander. Het zou belangrijk zijn dat zowel ouders als leerkrachten het kind vertrouwen, omdat zij degene zijn die controle geven over gebieden die niet herkenbaar zijn. (Spiecker, 1990). Door als leerkracht vertrouwen te hebben in het eigen kunnen van het kind of het kunnen wat in de toekomst bereikt kan worden, zal het kind zich bewust worden van zijn eigen competenties, wat ook het zelfvertrouwen zou bevorderen. (Spiecker, 1990). Door vertrouwen te hebben in de intenties van het kind zou het kind zich bewuster worden van zijn eigen keuzes en inzien wat de wensen van een anderen zijn. Hierdoor wordt het kind gemotiveerd om zorg en verantwoordelijkheid te dragen over anderen. Dit zorgt ervoor dat de morele identiteit van het kind gevormd wordt.

Uit onderzoek van Alting (2003) komt ook naar vertrouwen dat vertrouwen in het kunnen van een kind erg belangrijk is. De keuze van kinderen kan sterk beïnvloed worden door een leerkracht. Dit kan zowel positief als negatief uitpakken. Het hangt af van de richting waar de leerkracht het kind heen wilt sturen.

In Sociaal emotionele ontwikkeling wordt gesteld dat deze vertrouwensrelatie een basisvoorwaarde voor effectief handelen van de leerkracht is (van Lier, Hoeben en Lieshout, 1993). Als je iemand vertrouwt, geloof je in zijn eerlijkheid, integriteit en echtheid. Je hebt het gevoel dat die persoon betrouwbaar is, dat je van hem op aan kan en dat je veilig bij hem bent. In een vertrouwensrelatie voel je, je zowel fysiek als psychisch veilig bij de ander. Daardoor stel je je open voor wat de ander je te bieden heeft en ben je bereid meer van jezelf te laten zien en je kwetsbaarder op te stellen. Het lijkt erop dat er in een vertrouwensrelatie een gelijke waardige verhouding is: je vraagt hetzelfde van elkaar als het gaat om vertrouwen. Toch is de verhouding tussen leerkracht en kind niet helemaal gelijkwaardig. Het kind is afhankelijker van de leerkracht dan andersom. Dit betekent dat de leerkracht daarom grotendeels verantwoordelijk is voor het opbouwen van een vertrouwensband met het kind. Maar hiermee is nog niet de vraag beantwoord hoe belangrijk vertrouwen is tussen leerkracht en het kind. Als er een vertrouwensband plaats vindt tussen de leerkracht en een kind betekent dit: dat de leerkracht beter kan doordringen tot de kern van het kind, de leerkracht beter de behoeften en wensen van het kind kan inschatten en dat de leerkracht beter aan kan sluiten bij het niveau, het gevoel voor humor, de normen en waarden en de interesses van het kind. Dit zou leiden tot hogere kwaliteit van het werk van een kind, grotere acceptatie van de ideeën en inbreng van de leerkracht en een beter motivatie van het kind.

Van Lier, Hoeben en Lieshout (1993): “Als je als leerkracht sociale ondersteuning biedt, kan dit leiden tot vertrouwen in de leerkracht en de beschikbaarheid van de leerkracht.” Een belangrijk

basiskenmerk is wanneer je, je als leerkracht warm en meevoelend opstelt naar het kind er betere resultaten worden bereikt, dan dat je een koele opstelling hebt naar het kind toe. Kinderen moeten zich emotioneel veilig voelen bij de leerkracht.

De leerkracht is zelf het belangrijkste instrument voor de ontwikkeling van de kinderen in de klas. Een goede relatie met de leerling is daarvoor de basis. Hiertoe tracht de leerkracht met iedere leerling een vertrouwensrelatie op te bouwen. Hij biedt bescherming en veiligheid enerzijds, door middel van acceptatie en respect, duidelijkheid en structuur, voorspelbaarheid en geduld. Anderzijds biedt hij de leerlingen stimulans, prikkeling en uitdaging, door hen succeservaringen op te laten doen, hen verantwoordelijkheid te geven voor eigen taken en steeds situaties te creëren waarin het kind zich verder kan ontwikkelen. De leerkracht werkt daarmee toe naar een veilig pedagogisch – didactische relatie met elke leerling en naar een veilig pedagogisch klimaat in de groep in totaal. Humor en samen plezier beleven dragen daar nog krachtig aan bij. (Luc Stevens, 1997)

(11)

11

Uit de literatuur komt sterk naar voren dat een vertrouwensband tussen de leerkracht en het kind essentieel is. Ik sluit me ook bij deze literatuur aan. Ik denk dat wanneer er geen band is, er minder bereikt kan worden met het kind dan wanneer er wel een band is. Dit geldt zowel voor emotioneel, sociaal als cognitief gebied. Ik merk dat kinderen vaak leerkrachtafhankelijk zijn. Als er een ander voor de klas staat, laat een kind vaak ander gedrag zien. Ze proberen de leerkracht uit, kijken tot hoe ver ze kunnen gaan en laten zich vaak meeslepen in het gedrag van anderen. Als ik naar de theorie kijkt, begrijp ik wel waarom kinderen zich anders gedragen. De leerkracht weet niet precies hoe het kind sociaal, emotioneel en cognitief ervoor staat. De leerkracht weet niet precies waar het kind tegen aan loopt en hoe hun eigen leerkracht hier mee om gaat. Het kind vertrouwt de leerkracht nog niet, terwijl hij/zij zijn eigen leerkracht wel vertrouwt. Ik denk dat een vertrouwensband zorgt voor betere prestaties van de kinderen. Van Lier, Hoeben en Lieshout (1993) geven heel mooi aan wat het ‘voordeel’ kan zijn van een vertrouwensband. Een gemotiveerd kind is belangrijk. Het kind moet graag naar school toe willen gaan en zich veilig voelen op school. Ik vind dat iedere leerkracht de

vertrouwensband met het kind aan moet gaan, maar dat door deze band het kind niet té

leerkrachtafhankelijk moet worden. Het is de taak van iedere leerkracht om hier een middenweg in te vinden.

Wat kan ik als leerkracht doen om het vertrouwen van een kind te winnen?

Vertrouwen is iets wat zich in relaties moet ontwikkelen. Niet iedereen die je ziet, kent etc. kan je gelijk vertrouwen. Je kijkt naar het gedrag van de persoon, naar hoe ze met je omgaan, maar ook naar hoe ze met anderen omgaan. Vertrouwen moet groeien en dit kost tijd en geduld. Groeiend vertrouwen verbetert de relatie. De relatie krijgt ook meer betekenis. Als je iemand vertrouwt voel je een bepaalde klik met die persoon, een bepaalde warmte en geborgenheid. Je voelt je op je gemak en kan jezelf zijn in een relatie waar in je iemand vertrouwt.

Uit de literatuur komt naar voren dat het aangeraden wordt de vertrouwensband met een kind aan te gaan. Iedere leerkracht heeft het in zich om deze band met het kind aan te gaan. Iedere leerkracht doet dit op zijn eigen manier, zodat de leerkracht het zich eigen maakt. Het niet gemaakt is, maar echt.

Howes en Ritchie, (2002) geven een aantal basisvoorwaarden, waarmee je een vertrouwensband kan creëren en versterken. Zij geven aan dat als je als leerkracht de volgende dingen aanbiedt, de band gecreëerd en versterkt kan worden: individuele en positieve aandacht hebben voor de kinderen, helder zijn in de communicatie, voorspelbaar zijn voor de kinderen en het laten zien van consistent gedrag. Ook het klassenklimaat zou te maken kunnen hebben met een vertrouwensband. Als er routine, stabiliteit en samenwerking wordt aangeboden in de klas zou dit de band versterken.

Om een vertrouwensrelatie aan te gaan zijn er van beide kanten ook een aantal aspecten van belang: wederzijds respect, wederzijdse acceptatie, echtheid, openheid, eerlijkheid, veiligheid,

betrouwbaarheid, gelijkwaardigheid, positieve verbondenheid, afhankelijkheid, kwetsbaarheid, integriteit en zorgvuldigheid.

Welk verband tussen geloven en vertrouwen?

J. W. Fowler heeft de emotionele, rationele en morele ontwikkeling die iemand doormaakt van kind tot volwassene samengebracht in een beschrijving van religieuze ontwikkeling. Hij wil geen meetlat beschrijven waaraan ieder moet voldoen; de ontwikkeling van een kind is immers afhankelijk van verschillende omstandigheden.

Fowler maakt allereerst onderscheid tussen geloof als het aanhangen van regels en

betekenissen van een bepaalde groep of kerk (‘belief’), en geloof als een grondhouding, als vertrouwen, ervaring en inspiratie die een mens van binnenuit beleeft (‘faith’).

(12)

12 Het onderscheid tussen ‘belief’ en ‘faith’ wordt vaak zichtbaar aan de manier waarop mensen omgaan met de Bijbel. Bij ‘belief’ gaat het om vragen als: “Wat betekent dit verhaal voor de opvattingen van mijn kerk?” of “Hoe wordt in mijn geloofsgemeenschap dit verhaal

uitgelegd?” Bij ‘faith’ gaat het meer om de betekenis van een verhaal voor het persoonlijke leven en geloven en om de inspiratie die mensen aan een verhaal ontlenen. Het verwerven van ‘faith’ is een belangrijke voorwaarde voor een evenwichtige (en gezonde)

levensbeschouwelijke ontwikkeling.

Ik denk, net zoals Flowler, dat er onderscheid gemaakt kan worden tussen geloofsovertuigingen. Ik vind dat geloven gekoppeld kan worden aan vertrouwen. Als gelovige vertrouw je in een persoon, een goddelijk principe. Het heilige boek wordt een soort levenswijze voor deze personen. Gelovigen vertrouwen in het goddelijke principe, vragen hem om verlossing en kracht. Ik denk dat je als je geen vertrouwen hebt in het goddelijke principe je er ook niet in kunt geloven.

In gesprek met een verhaal

Ik heb gekozen voor het verhaal: Daniël in de leeuwenkuil.

Daniel, book of, J.C Whitcomb in New Bible Dictionary IVP, rev, 1987. Hoofdstuk 6.

Ik heb dit verhaal gekozen, omdat ik weet dat dit verhaal te maken heeft met vertrouwen. vertrouwen in jezelf en in anderen. Vertrouwen moet je verdienen, niet misbruiken.

Koning Darius, de Meder, had zo'n groot rijk dat hij van oost naar west en van zuid naar noord honderdtwintig stadhouders nodig had om zijn zaken te regelen. Boven hen stelde hij drie

rijksbestuurders aan. Een van hen was Daniël, een balling uit Judea, die zo schrander en rechtvaardig was dat Darius hem over het gehele koninkrijk wilde aanstellen. Dit nu zinde de andere

rijksbestuurders en de stadhouders niet. Afgunst rees in hen op en zij spanden samen tegen Daniël. De mannen zochten naar een reden om hem aan te klagen maar zij vonden er geen, want Daniël was de koning trouw. Toen zeiden zij tegen elkaar: "Wij zullen tegen deze Daniël geen enkele grond voor een aanklacht vinden, tenzij wij iets tegen hem vinden in de dienst van zijn God."

En zij verzonnen een list, en zij zeiden tegen hun koning: "Alle rijksbestuurders van het koninkrijk, alle oversten, stadhouders, raadsheren en landvoogden hebben zich beraden en vinden dat er een koninklijk besluit moet worden uitgevaardigd en een verbod vastgesteld, dat ieder die binnen dertig dagen een verzoek richt tot enige God of enig mens behalve tot u, o koning, in de leeuwenkuil zal worden geworpen. Vaardig dan nu, o koning, dat verbod uit en schrijf een bevelschrift, dat

onveranderlijk is naar de wet der Meden en Perzen, die niet kan worden herroepen." En koning Darius deed wat zij hem vroegen.

Daniël wist dat het bevelschrift geschreven was maar trok zich net als elke andere dag terug in zijn vertrekken en loofde zijn God. Daar vonden de rijksbestuurders en stadhouders hem. Zij sleurden hem naar koning Darius en zeiden: "Daniël, een van de ballingen uit Judea, heeft geen acht geslagen op u, o koning. Heeft gij niet een verbod uitgevaardigd dat ieder mens die binnen dertig dagen een verzoek richt tot enige God of enig mens behalve tot u, o koning, in de leeuwenkuil zal worden geworpen?" De koning, die zeer gesteld was op Daniël, zon op middelen om hem te bevrijden. Tot zonsondergang gaf hij zich de moeite hem te redden. Maar de mannen drongen bij Darius aan en zeiden: "Weet, o koning, dat het een wet van Meden en Perzen is, dat geen enkel verbod of besluit dat de koning heeft uitgevaardigd, veranderd kan worden."

Daarop sprak koning Darius tot Daniël: "Uw God, die gij zo volhardend dient, die bevrijde u!" Hij liet Daniël in de leeuwenkuil werpen en hij liet de leeuwenkuil afsluiten met een zware steen, en hij ging terug naar zijn paleis en vreesde het ergste. Maar toen de wilde dieren Daniël zagen, verwelkomden zij hem als honden die zich verheugen over de thuiskomst van hun baas, zij likten zijn handen en

(13)

13

kwispelden met hun staart en hem werd geen haar gekrenkt. Terwijl dit gebeurde, verscheen in Judea een engel aan de profeet Habakkuk en zei: "Breng voedsel naar Daniël, die in de leeuwenkuil zit." En de engel greep Habakkuk bij diens haar en zette hem in de leeuwenkuil, waar hij en Daniël samen de avondmaaltijd genoten. Daarna bracht de engel Habakkuk terug naar Judea.

De volgende morgen, bij het krieken van de dag, ging de koning, die de nacht vastend had doorgebracht, naar de leeuwenkuil om te zien wat er van Daniël geworden was. Zijn vreugde was groot toen hij ongedeerd bleek te zijn. "Mijn God heeft zijn engel gezonden en de muilen der leeuwen gesloten," zei Daniël, "en zij hebben mij geen kwaad gedaan, omdat ik voor Hem onschuldig ben bevonden; maar ook tegen u, o koning, heb ik geen misdaad begaan."

Toen gaf koning Darius het bevel om de vijanden van Daniël te halen. Zij zeiden dat de leeuwen geen honger hadden gehad, en dat Daniël om die reden ongeschonden was. Daarop nam de koning de proef op de som. Hij liet alle honderdtweeëntwintig vijanden van Daniël in de leeuwenkuil werpen, samen met hun vrouwen en kinderen, tweehonderdvierenveertig in getal, en de leeuwen hadden honger: allen werden in stukken gescheurd. Zelfs hun beenderen werden vermorzeld. En Daniël stond hoog in aanzien onder het koningschap van Darius en onder het koningschap van Kores, de Pers. (oude testament Daniël 6:1-29)

Vóór het lezen

Ik weet dat dit verhaal gaat over het vertrouwen in god en dat god je verlichting kan brengen. Wie het vertrouwen van een ander misbruikt wordt daarvoor gestraft.

Tijdens het lezen

Het verhaal gaat over Daniël, die ook wel beschermengel van koning Darius wordt genoemd. Doordat anderen mensen hem het aansturen van het land niet gunnen en hij zijn baas trouw blijft, verzinnen ze een list om toch van Daniël af te komen. Ze vinden dat hij de doodstraf moet krijgen en één nacht in het leeuwenhol moet blijven. Op het moment dat hij het leeuwenhol ingegooid wordt, begroeten de leeuwen hem en aanbidden hem als baas. Na één nacht komt de koning kijken hoe het met zijn Daniël is afgelopen. Hij vreest voor het ergste, maar als hij de steen weghaalt voor het hol, ziet hij dat Daniël nog leeft. De mensen die Daniël in het leeuwenhol wilden hebben, gaven aan dat dit te maken had met het feit dat de leeuwen geen honger hadden. De koning straft hen allen door henzelf in het leeuwenhol te stoppen. Helaas loopt het voor deze verraders iets minder af.

Na het lezen

Ik denk dat dit verhaal te maken heeft met geven en nemen. Een gunfactor. Soms hebben mensen geluk en ben je jaloers op dit geluk, op wat mensen hebben of hoe mensen zich voelen. Ik heb dat zelf ook wel eens dat ik jaloers ben en ik denk dat iedereen dit gevoel wel eens ervaart. Je moet hier mee leren omgaan en het leren accepteren. Deze mensen konden dit niet en waardeerden niet dat Daniël zo trouw was aan zijn koning. Hij kon nergens op gepakt worden gaven ze aan. Toch is het met een list gelukt. Ik denk dat dit te maken heeft met vertrouwen in jezelf. Je weet zelf hoe het zit, wat je hebt gedaan en ook al roepen mensen iets anders, jij bent degene die hier het beste antwoord op kunt geven. Vertrouw in jezelf en blijf jezelf trouw. Jaloezie is heel normaal en hoort erbij, maar leer dit wel accepteren. Ook uit dit verhaal komt naar voren dat bijna altijd leugens uit komen en dat het dan erger is dan dat je het eerlijk hebt verteld. Je misbruikt het vertrouwen van mensen als je liegt. Ik zeg zelf ook altijd tegen vrienden en mijn vriend: “ik ben liever boos omdat je eerlijk bent geweest, dan dat ik teleurgesteld moet zijn om een leugen.” Boosheid verdwijnt veel sneller dan teleurstelling. Dit breng ik ook over naar de kinderen. Ik waardeer je eerlijkheid van kinderen en straf ze dan vaak ook niet voor een leugen. Eerlijkheid duurt het langst, dit zorgt ervoor dat vriendschappen blijven staan en anderen je blijven vertrouwen.

(14)

14

Persoonlijke inzichten

Ik wist dat vertrouwen belangrijk was voor mensen en dat wanneer vertrouwen beschaamd wordt dat je erg verdrietig kan maken. Zo ervaar ik het zelf dan. Voor kinderen is vertrouwen van essentieel belang. Vanaf de geboorte hebben kinderen behoefte aan hechting en vertrouwen. Het vertrouwen dat je verzorgers je onderdak bieden, zorgen voor eten en liefde. Op de basisschool moeten kinderen veel leren. Ze leren lezen en schrijven, ze leren samenspel, delen etc. Dit gaat voor het ene kind makkelijker dan voor het andere kind. Als leerkracht heb je de belangrijke taak om kinderen met plezier naar school te laten gaan. De kinderen moeten zich veilig voelen op school, zodat ze zich optimaal ontwikkelen. Dit is alleen mogelijk als de kinderen zich vertrouwd voelen op school. De leerkracht is degene die ervoor moet zorgen dat er een vertrouwensband ontstaan tussen de leerkracht en het kind. Het kind moet zich gehoord voelen op school. Maar moeten vooral zichzelf kunnen zijn op school. Dit bevordert de leerprestaties. Leerprestaties kunnen gekoppeld worden aan vertrouwen. Vooral vertrouwen in zichzelf hebben, maar ook vertrouwen hebben in dat de

leerkracht je wilt helpen, er voor je is en het beste met je voor heeft. Als leerkracht heb je dus de moeilijke en belangrijke taak te zorgen dat kinderen zich optimaal ontwikkelen. Kinderen moeten leren anderen te vertrouwen, maar moeten ook leren omgaan met teleurstellingen. Het komt voor dat je vertrouwen beschaamd wordt, dit overkomt iedereen. Hoe ga je hier mee om als kind en de kinderen moeten leren om anderen een tweede kans te verdienen. Mensen kunnen echt spijt hebben van hun daden en laten zien dat ze wel het vertrouwen waard zijn. Ik blijf heel erg geloven in de zin: “vertrouwen is iets wat je een ander geeft, niet iets wat je af kunt dwingen!”

5. Praktijkopzet

Doelstelling:

Ik wil kinderen laten weten dat ze welkom zijn in de klas en met de kinderen praten over vertrouwen. Wat is er nodig voor de kinderen om een ander te vertrouwen en wat is vertrouwen voor kinderen. Wat betekent dit begrip nou eigenlijk voor de kinderen zelf? De kinderen bij mij op stage hebben veel meegemaakt en wonen vrijwel allemaal niet meer thuis. Ze zijn vaak uit hun veilige thuissituatie gehaald en moeten helemaal opnieuw beginnen op een groep. Waar ze samen moeten leven met mensen die ze niet uitgekozen hebben. Ik vind dat kinderen altijd de geloofsovertuiging van een ander moet accepteren. Iedereen mag geloven wat hij/zij zelf wilt. Het moet een ander alleen het eigen geloof niet opdringen. De kinderen moeten elkaar respecteren en om een goede

groepscohesie te creëren in de klas is er vertrouwen nodig. Ik wil aan de hand van vijf lessen kinderen begeleiden hier naar toe en de samen met de kinderen het groepsproces verbeteren. De kinderen moeten mij als leerkracht vertrouwen, maar ook elkaar. Want we hebben elkaar hard nodig als het gaat om ontwikkelen. Dit kan je niet alleen!

Praktijk

Aan de hand van 5 lessen wil ik stapje voor stapje dichterbij het vertrouwen van kinderen komen. Hierbij start ik met een les praten over vertrouwen. Wat is vertrouwen voor kinderen en wat hebben de kinderen nodig om een ander te vertrouwen. Ik wil met de kinderen een mindmap maken over wat voor de kinderen vertrouwen betekent. Dit wordt mijn beginpunt voor mijn onderzoek. Les 2: wil ik met de kinderen verschillende verhalen lezen die met vertrouwen te maken hebben. Verhalen over vertrouwen en wantrouwen. Wat hadden de kinderen gedaan als ze in deze situatie hadden gestaan, hetzelfde of iets anders. Hiervoor gebruik ik de padmethode.

Les 3: Ik wil met de kinderen praten over vertrouwen, maar vooral over vertrouwen wat beschaamd is. Vooral omdat alle kinderen dit bij mij op stage hebben meegemaakt wil ik in een kringgesprek hierover praten en de ervaringen van ieder delen met elkaar. Ik begin en vertel over een situatie die mij verdrietig heeft gemaakt, omdat mijn vertrouwen is beschaamd. Toch is dit allemaal goed gekomen, omdat ik diegene een tweede kans heb gegeven.

(15)

15 Les 4: Ik wil verschillende vertrouwensspelletjes doen met de kinderen, waarbij ze echt moeten vertrouwen op een ander. Blinddoekspelletjes, je naar achter laten vallen etc.

Les 5: Ik wil met de kinderen de afgelopen 4 lessen evalueren. Wat hebben de kinderen geleerd? Is er iets veranderd in hun vertrouwen naar mij toe en de klas? Samen met de kinderen wil ik

basisafspraken op papier zetten, die van belang zijn voor een goede groepscohesie.

Handelen

6. De opzet

“Vertrouwen, is geloven wat je nog niet kunt zien. De beloning voor dit vertrouwen is zien wat je gelooft.”

De lessen

Beginsituatie: De lessen die ik ga geven zijn voor de kinderen van .... Een school die verbonden is aan het …. Op deze school volgen kinderen gemiddeld 3 tot 6 maanden onderwijs. Zij volgen onderwijs op deze school in de tijd dat zij opgenomen zijn bij … voor behandeling. Het betreft een

combinatiegroep 5/6. Deze kinderen zijn tussen de 7 en 11 jaar. Het is een klas die op didactisch gebied erg goed loopt, maar op sociaal- emotioneel gebied erg veel problemen geeft. Ernstig pestgedrag is op dit moment veel aan de orde en ook het samen werken en samen spelen verloopt niet zoals het moet verlopen. De kinderen reageren veel op elkaar op een negatieve manier en kunnen weinig hebben van de ander.

Algemeen doel: De lessen die worden gegeven hebben als doel de kinderen meer te laten geloven in zichzelf en daardoor ook op de ander.

Les 1: Vertrouwen

Doel: het onderwerp vertrouwen onder de aandacht brengen, samen praten over wat vertrouwen betekent en basisafspraken maken.

Ik wil de eerste les beginnen met een verhaal van mezelf over vertrouwen. Wat is voor mij vertrouwen. Ook vertel ik een verhaal waarin mijn vertrouwen erg is beschaamd.

Na mijn verhaal vraag ik aan de kinderen om zelf een mindmap te maken over wat voor hen zelf vertrouwen betekent. Nadat dit gedaan is maken we een gezamenlijke mindmap. We bespreken de mindmap samen en staan kort stil bij de inbreng die iedereen heeft ingebracht.

(16)

16 (gezamenlijke mindmap) Ik bespreek met de kinderen dat ze vanuit deze mindmap nog 3 lessen krijgen over vertrouwen. Ik vertel de kinderen kort de opzet van de komende les en maken samen met hen een aantal, die van belang zijn voor een goed verloop van de lessen.

Basisafspraken:

1. We lachen elkaar niet uit

2. We laten elkaar uitpraten en we luisteren naar elkaar 3. Als je iets niet durft of niet wilt vertellen hoeft dat niet

4. Wat we aan elkaar vertellen houden we in de klas, dus we vertellen dit niet verder aan andere kinderen uit andere klassen

Reflectie:

Tijdens deze les begon een kind heel erg hard te huilen en kwam er naar voren dat dit kind erg gepest wordt al weken. Dit gebeurt vaak tijdens het wachten op de busjes, op groep en op sociale media, maar ook als de leerkracht even niet kwijt. Het gaat om dreigbriefjes schrijven, schelden, onder tuffen en uitlachen. Ik wist dat dit kind erg stil was en op zichzelf, maar dat deze pesterijen zo erg waren had ik niet verwacht. Ik heb aangegeven dat ik niet boos ben op iemand, maar dat ik graag wil weten wie er pesten in de klas. Ik wilde dit niet van het gepeste kind zelf horen, maar van de kinderen die het doen. In het begin stak niemand zijn hand op, maar na 2 minuten stak die ‘grootste’ pester zijn hand op en durfde de meelopers dit ook te doen. Ik heb aangegeven het heel erg oprijs te stellen dat de kinderen eerlijk zijn geweest. Ik heb er toen gelijk voor gekozen om de rest van het middagprogramma te cancelen en te starten met les 3.

Les 3 beschaamd vertrouwen

Doel: praten over vertrouwen dat beschaamd is en hoe daarmee om gegaan is.

Iedereen maakt wel eens mee dat zijn vertrouwen beschaamd wordt. Dit vindt niemand fijn en de meestal word je hier verdrietig van.

Deel 1 verhaal:

Ik vertel de kinderen dat ik op de basisschool een vriendin had waar ik heel erg veel om ging. Ik vertelde haar alles en ik vertrouwde haar echt. Ik had haar verteld dat ik heel erg verliefd was op een jongen uit de andere groep 8 en dat ik ook wel eens over hem droomde. Ik vroeg haar om advies wat ik met dit gevoel moest doen en of ik hem verkering moest vragen. Een dag later kwam ik aan op school ’s morgens en kwam er een jongen uit mijn klas naar me toe en begon me uit te lachen over het feit dat ik over die jongen droomde. Er kwamen steeds meer kinderen bij die mij ook begonnen uit te lachen. Mijn vriendin had dus alles doorvertelt.

Ik vraag de kinderen eerst om te reageren op mijn verhaal. Wat vinden ze ervan en hoe zouden zij zich voelen in deze situatie? Daarna vraag ik de kinderen of ze ook soortgelijke verhalen hebben meegemaakt. Of andere verhalen die ook het vertrouwen beschaamd hebben van het kind. Dit kan met alles en iedereen te maken hebben, zoals ouders, school, vrienden enz. We houden ons hierbij aan de basisregels.

Ik vertel daarna aan de kinderen hoe ik met deze situatie om ben gegaan. Ik vraag aan ze denken dat ik op de juiste manier gehandeld heb. Als de kinderen dit niet vinden vraag ik hen hoe zij gehandeld zouden hebben.

(17)

17 Deel 2 verhaal:

Ik wist ook een aantal geheimen van mijn vriendin en deze heb ik toen tegen iedereen vertelt. Ik voelde me zo verdrietig en uitte dit door haar terug te pakken. Ik dacht toen wat jij kan, kan ik ook. Dit heeft er voor gezorgd dat we daarna niet meer met elkaar praatte en veel negatief praatte over elkaar in de klas tegen anderen.

Ik geef aan dat ik achteraf het heel erg jammer vind dat dit gebeurd is en dat ik spijt heb van mijn handeling. Ik had nooit hetzelfde terug moeten gaan doen, want dan ben je beide fout vind ik. Op dat moment handelde ik op mijn gevoel, terwijl ik anders dacht. Ik schrijf de woorden: handelen, denken, voelen en willen op het bord in een schema en ik vul voor mezelf in hoe deze situatie ook anders had kunnen aflopen. Ik vul dus voor mezelf mijn denken, voelen en willen in. Daarin komt naar voren dat ik in conflict ben geweest met mijn denken, voelen en willen. Ik voelde me erg verdrietig, ik wilde haar heel erg graag terugpakken, maar ik wist dat dit niet slim was. Ik vraag de kinderen dit ook in te vullen voor de situaties die de kinderen zelf hebben ingebracht. Er hoeft niet altijd een conflict te ontstaan, maar dit komt wel voor. De les die ik de kinderen mee wil geven is dat je de

verantwoordelijkheid moet dragen voor je eigen gedrag. Je gedrag kan een positief, maar ook negatief effect hebben op de ander. Als jij het ander zijn vertrouwen beschaamd moet je hier zelf de verantwoordelijkheid voor dragen. Dit geldt andersom ook.

Reflectie:

Ik merkte dat doordat ik zelf begon met een redelijk indrukwekkend verhaal de kinderen ook durfde te vertellen over hun eigen ervaringen. Ook de gepeste jonge n vertelde dat hij ook het vertrouwen had beschaamd van de jongen die hem nu pest. Hij had hem verraden tegenover de gymleerkracht over iets wat daar weggehaald was. Daar was die jongen zo boos over geworden dat hij hem is gaan pesten en treiteren. Hij geeft aan dat hij hem niet had mogen verraden, maar dat hij het aan de andere kant niet eerlijk vond dat anders iedereen moest binnen blijven in de pauze. Hij zat dus ook in de knoop met zijn denken, voelen en willen. Ik had niet verwacht dat er zoveel verhalen los zouden komen bij de kinderen en we hebben bijna anderhalf uur gepraat over dit onderwerp.

(18)

18

Les 2: Hoe had jij gehandeld?

Doel: in gesprek gaan met de kinderen over vertrouwen aan de hand van verschillende verhalen. De kinderen denken na over hoe zij zelf zouden hebben gehandeld en leren zich verplaatsen in de ander. Ik begin met het liedje van Guus Meeuwis: vertrouwen. Dit lied gaat over vertrouwen. Het gaat over vertrouwen tussen een man en een vrouw, maar dit kan heel goed gekoppeld worden aan het vertrouwen tussen mensen als vrienden.

Vanuit de padmethode, die op ... gebruikt wordt als sociaal-emotionele methode, vertel ik verhalen die te maken hebben met vertrouwen. Deze verhalen worden in een context geplaats waarin de kinderen getriggerd worden hierop te reageren. De situaties die voorgelezen worden hebben bestaan uit ‘goede’ en ‘slechte’ voorbeelden. In deze situaties is dus op een juiste of niet juiste manier gehandeld en n de kinderen wordt gevraagd om hierop te reageren en te vertellen hoe zij in deze situatie gehandeld zouden hebben. Ik verdeel de kinderen in groepjes. Ieder groepje krijgt van mij een placemat en daarop gaan ze per verhaal schrijven hoe zij gehandeld zouden hebben in deze situatie en ze beschrijven per verhaal of ze vinden dat de persoon juist of onjuist gehandeld heeft. In totaal lees ik 4 verhaal voor. Daarna gaan de kinderen in ‘discussie’ over de verhalen en vertellen ze aan elkaar hoe ze gehandeld zouden hebben. Daarbij moeten de kinderen komen tot een

gezamenlijke handeling, waar ze allemaal achter staan. Dit wordt daarna teruggekoppeld naar de

rest van de klas. Als leerkracht stel ik vragen, waardoor ik de kinderen zich laat verplaatsen in de persoon uit het verhaal.

(19)

19 Reflectie:

Deze les is heel erg goed uitgepakt. Ik vond het best lastig om de kinderen te laten werken met een placemat, omdat er heel vaak ruzie ontstaat tijdens het samenwerken, maar bij deze les ging de samenwerking echt goed. De kinderen waren heel serieus bezig met de verhalen en kwamen met handelingen waar ze echt over nagedacht hadden. Ik had de pester en het gepeste kind bij elkaar gezet om te kijken hoe dit zich zou ontwikkelen en ik hield dit nauwkeurig in de gaten. Dit ging ook erg goed en er is geen lelijk woord naar elkaar uitgesproken. De verhalen sloten aan bij de

belevingswereld van de kinderen, waardoor het echt mogelijk was voor de kinderen om zich in te leven in de hoofdpersoon van het verhaal.

Les 4: Vertrouw jij de ander?

Doel: de kinderen leren vertrouwen op een ander door middel van vertrouwensspelletjes.

Ik begin met een oefening waarin ik aangeef waar mijn grens ligt. Deze grens heeft te maken met een zone tot hoe ver mensen mogen komen bij mij. Ik begin daarbij met een verhaal dat vertrouwen ook te maken heeft met je grenzen aangeven. Mensen die ik niet ken, niet vertrouw komen af en toe te dicht bij me staan. Dit vind ik niet fijn en voelt een beetje bedreigend. Ik vraag de kinderen hoe ze vinden dat ik dit bij ze doe. Kom ik af en toe te dicht bij de kinderen. Ik geef een voorbeeld door over een kind heen te gaan hangen, in plaats van ernaast te gaan zitten, en vraag het kind hoe dit voelt en of ik te dicht bij kom.

Opdracht 1:

Ik vraag de kinderen tweetallen te vormen en tegenover elkaar te gaan staan. De groep die aan de linker kant staat moet nu op de ander aflopen. Die persoon moet aangeven waarin hij te dichtbij komt door stop te zeggen. Dit is voor iedereen anders en dit moet dan ook gerespecteerd worden. Ik speel daarna een rollenspel waarbij mensen onbewust te dicht bij komen. Dit heeft met vertrouwen te maken. Mijn ouders en vriend mogen heel dicht bij komen, dit geldt ook voor veel vrienden. Maar leerkrachten bij mij op de opleiding moeten niet op mijn lip gaan staan, want dit vind ik bedreigend overkomen.

Opdracht 2:

Een kind krijgt een blinddoek om en moet buiten de klas gaan staan. De andere kinderen moeten hem vanaf de deur aanwijzingen geven waardoor hij op een vooraf afgesproken plek in de klas kan komen.

Opdracht 3:

De groep wordt in tweeën verdeeld en alle kinderen krijgen een blinddoek om, behalve het kind dat voorop loopt. Het kind dat voorop loopt leidt de andere kinderen door het lokaal heen en moet dus goed sturen, anders ontstaan er botsingen. De beurt wordt gewisseld.

(20)

20 Daarna wordt van twee groepen één lange groep gemaakt op dezelfde wijze.

Als dit goed verloopt wordt het achterste kind geblinddoekt. Deze moet dan de groep leiden. Eerst wordt dit gedaan vanuit twee groepen, daarna weer als een grote groep.

Opdracht 4:

Een kind wordt geblinddoekt, de andere kinderen gaan tegenover elkaar staan met de handen van de overbuurman/vrouw vastgepakt. Het kind dat geblinddoekt is mag zich naar achteren laten vallen en de andere kinderen vangen hem dan op. Dit is best eng, dus hierbij geldt ook dat als je niet durft het niet hoeft.

Reflectie:

Ik vond dit een les waaraan een aantal risico’s zaten en ik wist niet of de kinderen dit konden, wilden en er aan toe waren om dit te doen. Dit viel mij heel erg mee. In het begin waren de ‘stillere’

kinderen wat afwachtend, maar ook deze kinderen deden uiteindelijk mee. Zowel de kinderen als ik vonden het een super indrukwekkende les. Op een gegeven moment vroeg een kind of ik de kinderen vertrouwde. Ik voelde het natuurlijk al aankomen en ook ik heb geblinddoekt me laten vallen in de armen van de kinderen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik dit echt spannend vond. De kinderen hebben ook plezier beleefd aan de lessen en dit heeft ervoor gezorgd dat we deze spelletjes wel vaker hebben gedaan. Ik heb vanuit mijn minor bewegingsonderwijs een heleboel

vertrouwensspelletjes geleerd en deze spelen we af en toe.

Les 5: Terugblik op vertrouwen

Ik heb met de kinderen gepraat over de afgelopen lessen: wat hebben ze geleerd, wat vonden ze ervan, heeft het iets opgeleverd? Ik weet dat vertrouwen winnen een proces is wat niet binnen een aantal weken tot stand komt, maar het kan wel een zetje in de juiste richting zijn op deze manier. Ik merk dat het gemoedelijker is in de groep en dat de kinderen meer van elkaar accepteren. Er wordt niet continu gereageerd op de ander. We hebben het gehad over de kwaliteiten en valkuilen van elkaar. Iedereen heeft dingen waar hij/zij goed in is en dingen die hij/ zij lastig vindt. Ieder kind benoemd van zichzelf de valkuilen en kwaliteiten. Ik wil met de kinderen afspraken maken over hoe wij in de klas omgaan met elkaar. We maken een soort contract die we allemaal ondertekenen met afspraken die gelden in de klas. Zo kan iedereen op een positieve manier de ander herinneren aan het contract.

Reflectie:

Ik merk dat doordat er gepraat kon worden over vertrouwen het probleem qua pestgedrag in de klas ter sprake is gekomen en voor het grootste deel is uitgepraat en opgelost. De kinderen vonden het indrukwekkend lessen en leuker dan de padlessen die normaal gegeven worden op dit tijdstip. Één keer per week gaf ik een les en dit heeft 5 weken aan een stuk. Vooral door de vertrouwensspelletjes merk ik dat kinderen meer accepteren van elkaar. Ook doordat ik dit allemaal mee gedaan heb en zelf verhalen vertelt heb merk ik dat de band met de kinderen hierdoor ook anders is geworden. De juf heeft ook van dit soort dingen meegemaakt en daardoor is het toch anders. We zijn als groep een klein beetje hechter geworden, doordat er groepsactiviteiten hebben plaatsgevonden die te maken hadden met het praten over je gevoelens en ervaringen. Ook het leren vertrouwen op de ander is heel erg essentieel. We hebben als klas een soort klassencontract opgesteld, waarin afspraken staan die we gezamenlijk gemaakt hebben over hoe we omgaan met de ander. Alle kinderen en ik hebben dit contract getekend en dit hangt in de klas. Zie bijlage 1.

(21)

21

Reflecteren

7. Reflectie op de professionele identiteit

Voorafgaande aan het onderzoek had ik de volgende onderzoeksvraag bedacht: “Waarom is een vertrouwensband tussen de leerkracht en het kind essentieel?”

Ik sta nog steeds volledig achter mijn onderzoeksvraag. Ik heb gemerkt en geleerd van de kinderen bij mij op school dat vertrouwen een rode draad is in je leven. Door geen vertrouwen te hebben in iets of iemand, kun je naar mijn mening geen gelukkig leven leiden. Doordat deze kinderen uit hun veilige thuissituatie gehaald worden om in therapie te gaan en dus op een groep moeten gaan wonen, wordt je vertrouwen toch wel wat beschaamd. Je moet in een keer rekening houden met veel meer mensen en kinderen, die jou niet kennen en zelf ook een heleboel problemen hebben. Je bent, zoals in de meeste situaties, niet meer degene die alleen problemen heeft thuis, maar zit nu tussen een groep die ook problemen heeft, waar het voor geholpen wordt. Die geeft redelijk wat ballast mee voor de kinderen en ik merk dat ik dit jaar harder heb moeten vechten om een band op te bouwen met de kinderen.

Ik ben van mening dat de ideale leerkracht de kinderen inspireert, ervan leert en door een band op te bouwen tot de kern van een kind wil komen. Door tot de kern te komen denk ik dat alles uit het kind te halen is, wat er te halen valt. Dit geldt voor zowel didactiek als sociaal- emotioneel. Als een kind jou als leerkracht vertrouwt durft het zich kwetsbaarder op te stellen. Dit zorgt ervoor dat je op didactisch gebied het kind kan helpen met de problemen waar hij/zij tegenaan loopt en het kind dit sneller aan durft te geven. Het kind is niet bang om te falen bij jou, want er is geen falen. Mijn motto in de klas is dan ook van proberen kun je het leren. Ik leg het een kind liever duizend keer uit, dan dat het maar wat aanrommelt en achteraf op de toetsen lage scores haalt. Dit weten de kinderen ook van mij. Op sociaal- emotioneel gebied komen de kinderen naar me toe met problemen die ze hebben en durven ze dit ook te vertellen. Dit gebeurt niet altijd in de groep, maar ook wel eens alleen aan mij op gang. Hierdoor weet ik dat een kind wat geïrriteerder kan zijn doordat het een slechte dag heeft en baalt van dingen.

Na de carnavalsvakantie is mijn mentor op een andere school gaan werken en kreeg ik een nieuwe mentor. Op dat moment zag ik pas echt hoe relevant mijn band was met de kinderen. Heel veel kinderen konden niet zoveel hebben van de nieuwe leerkracht en een aantal kinderen wilden alleen met mij werken, omdat ik wist hoe ze werkte. Dit heeft mij heel erg aan het denken gezet. Ik heb me daar in het begin eigenlijk wel schuldig over gevoeld, maar achteraf begrijp ik het wel helemaal. Ik heb er een half jaar over gedaan voordat ik echt een band had met de kinderen. Ik wist hoe ze werkte en zoals ik het noem, hoe hun gebruiksaanwijzing werkt. Daardoor kan ik wel zeggen dat ik kon lezen en schrijven met de kinderen. Als je als leerkracht net weer start met een nieuwe klas weet je dat je moet vechten om die band weer op te bouwen!

Aan het begin van het onderzoek had ik voor mezelf drie leervragen opgesteld:

- Ik wil te weten komen wat vertrouwen is, wat vertrouwen inhoudt, waarom vertrouwen zo belangrijk is, is vertrouwen voor alle mensen hetzelfde?

- Ik wil leren hoe ik beelden en verhalen op een symbolische wijze hanteer. Ik wil leren zoeken naar de juiste bronnen en levensvisies die mijn onderzoek vorm geven.

- Ik wil kinderen leren begeleiden naar het leren kijk naar de werkelijkheid. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om gemeenschappelijkheid in mijn klas te creëren. Hierbij rekening houdend met de educatieve, sociale en levensbeschouwelijke doelen. Ik wil kinderen leren om realistisch naar situaties te kijken en de kinderen leren om hier op de juiste manier over te communiceren.

(22)

22 Als ik terugkijk naar mijn leervragen merk ik dat ik veel geleerd heb van dit onderzoek. Ik heb geleerd van de theorie, maar ook het koppel van de theorie aan de praktijk. Doordat ik dat gedaan heb, heb ik een compleet beeld van waarom vertrouwen zo essentieel is tussen een leerkracht en het kind. Vertrouwen is in alle godsdiensten hetzelfde. Iedereen heeft het nodig, maar iedereen geeft er zijn eigen invulling aan. Iedereen stelt er andere eisen aan. Dit gebeurt in alle geloofsovertuigingen. In de vijf wereldgodsdiensten vertrouwt men één of meerdere goden. Door de vaardigheden die ik

ontwikkeld heb, ben ik een leerkracht die met heel veel plezier en passie voor de klas staat. Door een vertrouwensband op te bouwen met een kind, haal ik nog meer plezier en passie uit mijn werk, doordat ik weet dat je veel meer kunt bereiken met een kind als deze band gecreëerd is. Als ik dit onderzoek moet beoordelen voor mezelf vind ik dit een zeer geslaagd onderzoek. Het zijn maar vijf lessen geweest die ik aan de kinderen heb gegeven, maar als ik zie hoeveel dit los heeft gemaakt bij de kinderen en dat door deze lessen het pesten boven tafel is gekomen, ben ik stiekem best wel trots. Ook ik, als startende leerkracht, heb ik enorm veel van geleerd en ook de kinderen leren vertrouwen. De kinderen zijn de toekomst van ons land en een mooier beroep kun je toch niet hebben als je deze kinderen mag helpen beetje bij beetje dichter bij de grote mensen wereld te laten komen!

8. Terugblik onderzoek

Als ik terug kijk naar dit onderzoek vind ik dit het leukste project wat ik heb mogen doen in het vierde jaar. Dit komt doordat ik alles zelf heb mogen bedenken en dat ik echt een onderzoek heb

geschreven, waarvan ik wist dat ik hier zoveel van kon leren. Ik had zoveel vragen bij de doelgroep die ik les geef en door dit onderzoek zijn een aantal van deze vragen beantwoord. De koppeling van theorie en praktijk zorgde ervoor dat ik een totaalplaatje kreeg. Zowel de kinderen als ik hebben echt genoten van dit onderzoek. Ik vind het erg leerzaam om theorie te koppelen aan praktijk: ik ben een mens wat in plaatjes denkt. Dit onderzoekt geeft voor mij weer hoe gepassioneerd en gemotiveerd ik voor de klas sta en hoe graag ik kinderen optimaal wil kunnen bereiken en helpen.

... ... 2011/2012

(23)

23

Bronnenlijst:

Stevens, Luc. Overdenken en doen. Procesmanagement Primair Onderwijs. Den Haag, 1997 Dijkstra, Rinske. Erbij horen en meetellen – Over de basisbehoefte relatie. APS, Utrecht, 1999

Dijkstra, Rinske. Laat dat maar aan mij over – Over de basisbehoefte competentie. APS, Utrecht, 2000 Dijkstra, Rinske. Ieder op zijn eigen wijs – Over de basisbehoefte autonomie. APS, Utrecht, 2000 Wim Rietkerk, ‘In dubio. Handboek voor twijfelaars’, Novapress 2000.

Ruth A. Tucker, ‘Walking Away from Faith. Unraveling the Mystery of Belief & Unbelief’, Intervarsity Press 2002.

McKnight, D. H., and Chervany, N. L. (1996) The Meanings of Trust. In: University of Minnesota, http:// www.misrc.umn.edu/ wpaper/ wp96-04.htm.

Blau, P. & J. Schwartz (1997) Crosscutting social circles: Testing a macrostructural theory, New Brunswick USA: Transaction Publishers.

Putnam, R. (2007) E Pluribus Unum: Diversity and Community in the Twenty-first Century: The 2006 Johan Skytte Prize Lecture, Scandinavian Political Studies, 30 (2007) - 2, pp. 137-174. Lieshout, Trix van. Pedagogische adviezen voor speciale kinderen – Een praktisch handboek voor professionele opvoeders, begeleiders en leerkrachten. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2002 Geesthuizen, M., T. van der Meer & P. Scheepers Ethnic diversity and social capital in Europe: A test of Putnam’s thesis in European countries (te verschijnen in: Scandinavian Political Studies).

Heckathorn, D. (1996) The dynamics and dilemmas of collective action, American Sociological Review, 61, pp. 250-277.

Lancee, B. & J. Dronkers (2008) Ethnic diversity in neighborhoods and individual trust of immigrants and natives: A replication of Putnam (2007) in a West-European country, Florence, Italy:

European University Institute, paper gepresenteerd op de conferentie ‘Theoretical Perspectives on Social Cohesion and Social Capital’, Royal Flemish Academy of Belgium for Science and the Arts, Brussels, May 15, 2008.

Idema, Eric. Een wereld vol geloof. Kwintessens Uitgevers.

Ruiters, F. (2008, december 8). Psycholoog.net. Opgeroepen op oktober 26, 2011

Oosterhof-van der Poel, M.M.W. (2004). Opvoedingsvragen 4-12 jarigen: handleiding voor opvoeders. Gorcum b.v., Koninklijke Van

Kaptein, M. (2004) De integere manager / druk 1: over de top, dilemma's en de diamant. Gorcum b.v., Koninklijke Van

Ankersmit, Frank. www.riagg.rnw.nl opgeroepen op November 01,2011. Van: http://www.riagg-rnw.nl/Portals/0/PDF/vertrouwen%20en%20transparantie%20-%20Frank%20Ankersmit.pdf

(24)

24

Nederlands Bijbelgenootschap. www.biblija.net opgeroepen op november 01, 2011. Van: http://www.biblija.net/biblija.cgi?m=Daniel+6&l=nl

Origineel: Alidina, S. Vertaling: Spoorenberg, L. (2010). Mindfulness voor Dummies. Pearson Education Benelux bv.

VanHoeck, C. van Deale, E.(1999) Werkboek daderhulp: therapie bij seksueel misbruik. Uitgeverij: Acco

www.profi-leren.nl opgeroepen op november 01,2011. Van: www.profi-leren.nl/files/saw_dc51.pdf Van Koppen, M. (2008) Veiligheid en vertrouwen Een kwantitatieve studie naar de samenhang tussen sociaal vertrouwen, institutioneel vertrouwen, objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid

Master thesis Bestuurskunde. Uitgeverij: Vrije Universiteit Amsterdam.

IlseInge. www.ilseinge.nl opgeroepen op november 02,2011. Van: http://www.iselinge.nl/Scholenplein/pabolessen/01022cgodsdienst

Meurs, P. Nauta, A. Völker, B. (2008) Eerste Verwey-Jonker/SER Lezing Sociaal Vertrouwen. Uitgeverij: Verwey-Jonker instituut.

www.beleven.org. Opgeroepen op: november 02, 2011. Van: http://www.beleven.org/verhaal/daniel_in_de_leeuwenkuil

Forrer, M., Kenter, B. en Veenman, S., Cooperatief leren in het basisonderwijs, Amersfoort, CPS, 2000.

(25)

25

Bijlagen

Bijlage 1

Klassenafspraken SO middenbouw 1. We luisteren naar elkaar. 2. We laten elkaar uitpraten. 3. We pesten elkaar niet.

4. We houden rekening met elkaar.

5. We zuinig op de spullen van school en op de spullen van elkaar. 6. We lachen elkaar niet uit.

7. We helpen elkaar indien nodig.

Ik heb deze klassenafspraken begrepen en daarom zal ik mijn uiterste best doen om te zorgen dit ik én anderen deze afspraken naleven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De ChristenUnie wil dat inwoners in Amstelveen zoveel mogelijk zelf verantwoordelijkheid nemen voor het eigen handelen en - samen met anderen en de overheid - de zorg voor de

Het landelijk congres geeft dit jaar weer een blik op de sociaaljuridische werkelijkheid van inkomen, sociale zekerheid, schulden en de positie van sociaal raadslieden

De gemeenten kunnen zich laten omringen en samenwerken met andere actoren, zoals Kind & Gezin, Huizen van het Kind maar ook de scholen en lokale verenigingen die in de eerste

Het proportioneel universalisme in de Huizen van het Kind kan verduidelijkt worden aan de hand van volgende metafoor: alle gezinnen komen samen in dezelfde woonkamer in het Huis

Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 377quater, 392 tot

Op basis van het voorgaande worden middelen en werkwijzen ontwikkeld die in alle gemeenten toepasbaar kunnen zijn, zo nodig op basis van wet- en regelgeving, die het mogelijk maakt

Scan deze QR-code voor (nieuws over) de data en de aanmelding voor activiteiten van de locatie Molenhuispad.. HO F V AN DELFT vo orlic htingsact ivi te

Ook hebben we geprobeerd om vooral informatie te geven die handig is voor jou als leerling van het Maarten van Rossem en jouw ouders.. Soms krijgt de school te maken met