• No results found

Proefdierkundig verslag 2017 en 2018

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Proefdierkundig verslag 2017 en 2018"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Proefdierkundig verslag

2017 en 2018

van de drie KNAW-instituten die

met proefdieren werken

• Hubrecht Instituut voor Ontwikkelingsbiologie

en Stamcelonderzoek

• Nederlands Herseninstituut

• Nederlands Instituut voor Ecologie

(2)

2019 Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) © Sommige rechten zijn voorbehouden / Some rights reserved

Voor deze uitgave zijn gebruiksrechten van toepassing zoals vastgelegd in de Creative Commons licentie. [Naamsvermelding 3.0 Nederland]. Voor de volledige tekst van deze licentie zie http://www.creativecommons.org/licenses/by/3.0/nl/ pdf beschikbaar op www.knaw.nl

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam

T 020 551 0700 knaw@knaw.nl www.knaw.nl

(3)

inhoudsopgave

ten geleide 4 1. beleid 5

2. de drie instituten en hun onderzoek 8 3. toezicht en toetsing 13

4. cijfers 15

5. veelgestelde vragen 17 6. achtergrondinformatie 22

(4)

ten geleide

Drie van onze instituten gebruiken proefdieren. Wetenschappers van het Hubrecht Instituut onderzoeken bijvoorbeeld met proefdieren hartfalen, suikerziekte, kanker en de ontwikkeling van embryo's. Onderzoekers van het Nederlands Herseninsti-tuut vergaren met hulp van proefdieren kennis waarmee betere therapieën kunnen worden ontwikkeld voor alzheimer, parkinson, multiple sclerose, blindheid, depres-sies, angststoornissen, dwarslaesies en beroertes. Bij het Nederlands Instituut voor Ecologie en het daar ondergebrachte Vogeltrekstation kijken onderzoekers hoe dieren en planten zich aanpassen aan hun omgeving en houden ze wilde vogels in de gaten die mogelijk virussen verspreiden die van dier op mens kunnen overgaan. De KNAW laat dierproeven achterwege als het ook maar enigszins kan. We investe-ren al meer dan tien jaar in alternatieven voor zogeheten verfijning, vermindering en vervanging. In de afgelopen periode ontwikkelden onderzoekers van de KNAW onder andere lichtere en aerodynamischere zendertjes voor vogels en een 3D-kweekmethode voor hartcellen die muizenharten deels kan vervangen.

Dit tweejaarlijks verslag laat zien welk wetenschappelijk onderzoek de KNAW-insti-tuten met proefdieren uitvoeren en welke innovaties uit ons fonds voor alternatie-ven zijn voortgekomen. Daarnaast staat er een overzicht van de aantallen proefdie-ren, de soorten en de inspecties. Achterin is een lijst opgenomen met veelgestelde vragen en de bijbehorende antwoorden. Mocht u nog meer vragen hebben, mail ons dan via communicatie@knaw.nl.

Mr. Mieke Zaanen

Algemeen directeur KNAW September 2019

(5)

1. beleid

De KNAW vindt dat alles in het werk moet worden gesteld om het aantal proef-dieren te verminderen en het ongerief voor de proef-dieren tot een minimum te beper-ken. Helaas blijven dierproeven vaak noodzakelijk voor biologisch en biomedisch wetenschappelijk onderzoek. In veel gevallen ontbreken namelijk gelijkwaardige alternatieven.1

Vervanging, vermindering, verfijning

De KNAW zet in op vervanging, vermindering en verfijning. Vervanging duidt op alternatieven zoals een andere diersoort of een cellijn of een diervrij systeem. Vermindering betekent dat de KNAW kijkt of de proeven met minder proefdieren toekunnen. Dat kan bijvoorbeeld door een andere proefopzet. Verfijning is gericht op het verminderen van het ongerief van de proefdieren. Onder verfijning vallen bijvoorbeeld betere huisvesting en verzorging en verfijnde technieken en geavan-ceerdere apparatuur. Sinds 2008 stelt de KNAW aan haar onderzoekers jaarlijks € 100.000 beschikbaar om maatregelen te financieren die kunnen zorgen voor vervanging, vermindering en verfijning.2

Zorgvuldige selectie van diersoorten

Bij het onderzoek in de drie instituten die met proefdieren werken, wordt zorgvul-dig nagegaan of er wel echt proefdieren nozorgvul-dig zijn en welke proefdieren dan het beste zijn. Uitgangspunt is dat een proef niet met een gewervelde diersoort mag worden uitgevoerd als de proef ook met een ongewervelde diersoort kan.

Code Openheid Dierproeven

De KNAW streeft naar meer openheid over dierproeven. De KNAW ondertekende in 2008 de Code Openheid Dierproeven.3 In de code staat onder andere dat onder-tekenaars maatschappelijke verantwoording moeten afleggen over het gebruik van proefdieren. Dit proefdierkundig verslag is daarvan een onderdeel. Ook on-derwijs en voorlichting zijn verplicht. De openheid over dierproeven brengt echter dilemma's met zich mee. De KNAW kan niet alles melden. Onder andere omdat te

1 Zie ook het KNAW-standpunt over het onderzoek met proefdieren: www.knaw.nl/publieks-standpunt-dierproeven.pdf (2009) en de inventarisatie Het belang van dierproeven en

moge-lijkheden tot vermindering daarvan in fundamenteel neurowetenschappelijk onderzoek (2019):

knaw.nl/inventarisatie-belang-dierproeven

2 Aan het eind van dit hoofdstuk staat een aantal projecten die met het 3V-fonds zijn gereali-seerd.

(6)

veel openheid de veiligheid van de onderzoekers in gevaar kan brengen en omdat sommige onderzoeksgegevens concurrentiegevoelig zijn. Daarom zoekt de KNAW steeds naar een balans tussen openheid, vertrouwelijkheid en veiligheid.4

Wet openbaarheid van bestuur

De KNAW ontvangt geregeld verzoeken om informatie over dierproeven. In 2017 heeft de KNAW tien Wob-verzoeken rond dierproeven ontvangen. In 2018 ontving de KNAW er twaalf.5 De KNAW streeft bij de afhandeling naar een zo groot moge-lijke openheid en heeft alle verzoeken op tijd beantwoord.

Scholing

De KNAW heeft in 2017 en 2018 onderwijs en trainingen gegeven rond het gebruik van proefdieren. De trainingen zorgen ervoor dat er uiteindelijk minder dierproe-ven nodig zijn met minder ongerief. In 2017 gaf de KNAW een basiscursus proef-dierkunde. Daarnaast organiseerde de KNAW in 2017 en 2108 zes cursussen rond vissen, vogels en non-humane primaten. De proefdieronderzoekers volgen allemaal een basiscursus en een of meer van deze soortspecifieke cursussen. De KNAW traint niet alleen onderzoekers, maar ook alle andere werknemers die betrokken zijn bij huisvesting van proefdieren of de uitvoering van dierproeven. Deze werknemers volgen een verkorte cursus en leren of verbeteren (biotechnische) vaardigheden.6

Scholing op maat voor 'ringers'

Sommige personen die geen cursus hebben gevolgd, maar wel bekwaam zijn, kun-nen een ontheffing krijgen voor de basiscursus en de soortspecifieke cursus. Die personen, zoals twintig ervaren 'ringers' van Vogeltrekstation, volgen een scho-lingsdag met aandacht voor wetgeving en ethiek. Daarnaast krijgen ze een prakti-sche training en een toets.7

4 Zie ook hoofdstuk 5 'Veelgestelde vragen'.

5 Deze cijfers zijn inclusief zogeheten zienswijze-verzoeken. Dan is een Wob-verzoek bij-voorbeeld aan een ministerie gericht en wil dat ministerie ook documenten openbaren met informatie over de KNAW.

6 De proefdieren die tijdens cursussen worden gebruikt, staan in tabel 4.4 'Dierproeven uitgevoerd in het kader van scholing en training'.

7 Zie ook de paragraaf over Vogeltrekstation in hoofdstuk 2 'De drie instituten en hun onder-zoek'.

(7)

Een greep uit de oogst van het 3V-fonds

Sinds 2008 stelt de KNAW aan haar onderzoekers jaarlijks € 100.000 beschikbaar uit het 3V-fonds om maatregelen te financieren die kunnen zorgen voor vervanging, ver-mindering en verfijning. Een greep uit de 3V-projecten.

2009/2010: in vitro kweeksysteem voor organen (organoïden)

2009/2010: niet-invasief vaststellen van motorische afwijkingen bij muizen 2011/2012: betere huisvesting voor vogels

2011/2012: menselijke netvliezen en microscoop in plaats van zebravissen en muizen 2013/2014: verrijkte huisvesting voor muizen

2013/2014: transponders voor vogelonderzoek

2015/2016: PhenoTyper: meerdere gedragsparameters van muizen en ratten in één opstelling

2015/2016: 3D-kweeksysteem voor menselijke leverstamcellen

2015/2016: actieve genen meten met menselijk weefsel in plaats van met muizen 2015/2016: ademmeter voor koolmezen in plaats van bloedmonsters

2015/2016: rijkere omgeving voor zebravissen

2017/2018: onderzoek naar lichtere en minder belastende zendertjes bij zwartkoppen 2017/2018: 3D-kweekmethode voor hartcellen in plaats van muizenharten

2017/2018: geavanceerd instrument om darmkanker bij muizen te volgen

Onderzoek naar lichtere en minder belastende zendertjes bij zwartkoppen

Vogeltrekstation begon in 2017 een experiment met zwartkoppen om het effect van zendertjes te bepalen. De vuistregel dat een zender lichter moet zijn dan vijf procent van het vogelgewicht leek namelijk onbetrouwbaar. De onderzoekers filmden met hogesnelheidscamera's onder gecontroleerde omstandigheden hoe twintig wilde zwartkoppen met lichte en zware geo-locators wegvliegen. Wat bleek? Zoals verwacht gold dat zwaardere zenders meer hinder opleverden. Maar ook bij lichte zenders was er al hinder. Daarop stuurde Vogeltrekstation in 2018 een groep zwartkoppen naar hun overwinteringsgebied met een heel lichte, flexibele, aerodynamische zender. In 2019 zijn meer vogels teruggekeerd van de overwintering dan in eerdere jaren. De onderzoekers concluderen dan ook voorzichtig dat de aanpassingen een succes zijn.

3D-kweekmethode voor hartcellen in plaats van muizenharten

Onderzoekers van het Hubrecht Instituut hebben een methode ontwikkeld om hart-cellen in het lab in 3D te kweken. Met deze miniorganen, organoïden genoemd, willen ze uiteindelijk onderzoeken hoe het hart reageert op schade en stress. Deze schade en stress ontstaat bijvoorbeeld bij hartziektes of als bijwerking van medicijnen. Tot nu toe gebruikten de onderzoekers muizen. Deze muizen waren dan bijvoorbeeld gene-tisch gemodificeerd zodat ze een hartziekte hadden. Dankzij de gekweekte hartcellen zijn er in de nabije toekomst mogelijk minder muizen nodig.

Geavanceerd instrument om darmkanker bij muizen te volgen

Het Hubrecht Instituut heeft een geavanceerd instrument aangeschaft om darmkan-ker bij muizen te onderzoeken. De basis van het instrument is een colonoscoop met mini-camera die via de anus in de dikke darm kan komen. Deze colonscopie levert nog wel licht ongerief op, maar heeft drie grote voordelen. Ten eerste kan tumorgroei in de muizen lange tijd gevolgd worden. Daardoor zijn er minder muizen nodig en is het onderzoek betrouwbaarder. Tot nu toe moest namelijk op regelmatige tijdstippen een muis gedood worden om tumoren te kunnen analyseren. Ten tweede spoort het instrument tumoren op die eerst over het hoofd werden gezien. Daardoor hoeft een muis niet onnodig lang te lijden. En ten derde kunnen tumoren plaatselijk worden opgewekt en behandeld. Daardoor wordt niet de hele darm aangetast.

(8)

2. de drie instituten en hun

onderzoek

Dit hoofdstuk schetst een beeld van het dierexperimenteel onderzoek van de drie KNAW-instituten die met proefdieren werken. Er is een aparte alinea over Vogel-trekstation. De dierproeven zijn gericht op het verkrijgen van kennis over funda-mentele biologische processen.

Hubrecht Instituut voor Ontwikkelingsbiologie en

Stamcelonderzoek

De wetenschappers van het Hubrecht Instituut onderzoeken hoe embryo's zich ont-wikkelen van bevruchte eicel tot organisme. Ook onderzoeken ze wat er gebeurt na beschadiging van organen zoals het hart en de alvleesklier. De onderzoekers verga-ren fundamentele kennis over erfelijke afwijkingen en ziekten als kanker, diabetes en hartfalen. Het onderzoek levert onder andere aanknopingspunten op voor het ontwikkelen van nieuwe behandelmethoden. De onderzoekers gebruiken stamcel-len, muizen, ratten, zebravissen, kikkers, insecten, rondwormen en organoïden.

Stamcellen

De Hubrecht-onderzoekers richten zich meer en meer op stamcellen. Stamcellen hebben namelijk veel eigenschappen gemeen met de sneldelende cellen in tumo-ren. Bovendien kunnen stamcellen zich ontwikkelen tot specifieke weefsels van de hersenen, de darmen of de alvleesklier. Medici zien veel potentie in het gebruik van stamcellen voor behandelingen. Maar voordat stamceltherapie kan worden toege-past, moeten ze de groei en specialisatie van deze stamcellen kunnen controleren.

Muizen

De onderzoekers van het Hubrecht Instituut gebruiken genetisch gemodificeerde muizen voor onderzoek naar hartfalen, suikerziekte, kanker en de ontwikkeling van embryo's. Met muizen onderzoeken de wetenschappers welke factoren een positief of juist negatief effect hebben op het herstel na hartfalen. Daarnaast proberen on-derzoekers muizen met suikerziekte te genezen. Dat doen ze door alvleesklierstam-cellen te isoleren, te vermeerderen in de reageerbuis en vervolgens terug te plaat-sen in de muis. Ook speuren onderzoekers met hulp van muizen naar de oorsprong van bloedstamcellen en kanker. Daarnaast bestuderen ze fundamentele vragen over het aflezen van genen tijdens de ontwikkeling van embryo's.

Zebravissen en kikkereitjes

Met zebravissen en dan met name met de embryo's daarvan, onderzoeken de men-sen van het Hubrecht Instituut hoe hart, botten, bloed en bloedvaten zich ontwik-kelen en welke genen daarbij betrokken zijn. Ook bestuderen ze hoe een bescha-digd zebravishart zich herstelt. De onderzoekers brengen gericht mutaties aan in zebravissen en modelleren zo menselijke erfelijke afwijkingen. Daardoor kunnen ze

(9)

onderzoeken hoe erfelijke afwijkingen ontstaan en hoe we ze kunnen voorkomen of genezen. De onderzoekers gebruiken verder nog kikkereitjes om extracten te maken waarmee ze het mechanisme van DNA-reparatie bestuderen.

Organoïden

Het Hubrecht Instituut staat wereldwijd bekend om de ontwikkeling van orga-noïden. Dat zijn miniorganen gemaakt uit stamcellen. Het werk aan organoïden vervangt een deel van het proefdieronderzoek. De onderzoekers zijn begonnen met minidarmen. Inmiddels kunnen ze verschillende soorten organoïden kweken in het lab.8 De cellen komen van muizen, van gezonde donoren of van patiënten met een erfelijke aandoening of tumor. De wetenschappers van het Hubrecht Instituut heb-ben met organoïden laten zien dat een paar gerichte mutaties al voldoende zijn om tumorweefsel weer gezond te maken. Verder kon dankzij organoïden van patiënten worden voorspeld dat een bepaald medicijn effectief zou zijn.

Nannette Jelluma over het onderzoek naar kanker

'De meeste tumoren bestaan uit cellen met abnormale hoeveelheden chromosomen. Dit fenomeen noemen we chromosomale instabiliteit. Als er echter teveel chromoso-male instabiliteit is, gaan kankercellen dood en stokt de tumorgroei. Wij onderzoe-ken of we daar een kankertherapie op kunnen baseren. Hiervoor moeten we eerst onderzoeken wat precies de rol van chromosomale instabiliteit in de ontwikkeling van kanker is. Daarvoor gebruiken we muizen. We wekken verschillende gradaties van instabiliteit op, op specifieke tijdstippen en in specifieke organen of tumoren. We kijken nu vooral naar huid- en darmkanker. In de toekomst willen we ook andere kankersoorten onderzoeken. Met ons onderzoek dragen we dus niet alleen bij aan het verkrijgen van meer fundamentele kennis over kanker, maar ook aan de zoektocht naar nieuwe kankertherapieën.'

Nederlands Herseninstituut

Het Nederlands Herseninstituut bestudeert hoe gezonde hersenen werken en waar en hoe het fout kan gaan. De wetenschappers vergaren kennis waarmee betere therapieën kunnen worden ontwikkeld voor alzheimer, parkinson, multiple sclerose, blindheid, depressie, angststoornissen, dwarslaesies en beroertes. De onderzoekers maken, indien mogelijk, gebruik van donormateriaal of gekweekte cellen. Een groot aantal van de onderzoeksvragen is echter niet te beantwoorden zonder dierproeven.

Natuurlijk gedrag

De onderzoekers van het Nederlands Herseninstituut gebruiken zebravissen, goud-vissen, ratten, muizen en resusapen. Daarbij is het belangrijk dat de dieren zoveel mogelijk hun natuurlijke gedrag vertonen. Het instituut huisvest de dieren daarom in groepen en in kooien met nestmateriaal, speelmateriaal, plekken om te schuilen en met verstopt voedsel.

8 Zie ook het kader '3D-kweekmethode voor hartcellen in plaats van muizenharten' aan het eind van hoofdstuk 1.

(10)

Resusapen

De resusapen zijn onder andere belangrijk voor het onderzoek naar de werking van de denk- en aandachtsprocessen en voor de ontwikkeling van een hersenschors-prothese voor blinden. De apen worden zorgvuldig verzorgd in moderne kooien en in een verrijkte omgeving. De apen worden alleen ingezet als het onderzoek van uitzonderlijk belang is en als het absoluut niet met lagere diersoorten kan.

Vissen

Het Nederlands Herseninstituut doet ook onderzoek naar het verbeteren van de leefomgeving van vissen in het laboratorium. Er is namelijk nog weinig bekend over hoe de leefomgeving van laboratoriumvissen het beste kan worden verrijkt. De re-sultaten van het onderzoek zullen uiteraard vrijkomen voor andere instituten, ook buiten de KNAW.

Dries Kalsbeek over zijn onderzoek naar de biologische klok en suikerziekte

'Met mijn groep onderzoeken we hoe de biologische klok in ons brein zijn wil oplegt aan allerlei processen in het lichaam. We gebruiken daarbij onder andere ratten. Eind vorige eeuw werd duidelijk dat het moleculaire mechanisme van de centrale biolo-gische klok in ons brein ook aanwezig is in de meeste organen en weefsels in de rest van ons lichaam. We vermoeden dat een verstoring van deze zogeheten lichaamsklok-ken belangrijk is bij het ontstaan van metabole stoornissen zoals overgewicht en sui-kerziekte. Met ons onderzoek kijken we bijvoorbeeld hoe nachtelijk licht de lichaams-klokken verstoort, hoe we dit kunnen voorkomen en de lichaams-klokken weer gelijk kunnen zetten. Ik werk voor een deel bij de afdeling Endocrinologie en Metabolisme van het Amsterdam UMC. Daardoor kunnen we onze proefdierexperimenten vergelijken met testen bij gezonde proefpersonen en bij patiënten met suikerziekte.'

Nederlands Instituut voor Ecologie

Het Nederlands Instituut voor Ecologie onderzoekt de interactie tussen dieren, planten en hun omgeving. De onderzoekers van het instituut bestuderen onder an-dere het aanpassingsvermogen van planten en dieren en kijken naar variatie binnen populaties. De wetenschappers doen bijvoorbeeld gedragstesten. Soms nemen ze enkele druppels bloed af voor DNA-onderzoek. Het natuurlijke gedrag van de dieren staat centraal. Daarom is het essentieel dat het onderzoek zo min mogelijk invloed heeft op de dieren.

Brutale koolmezen

De onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Ecologie gebruiken geen gene-tisch gemodificeerde dieren. Wel kruisen ze bijvoorbeeld bepaalde koolmezen om 'brutale' en 'timide' nakomelingen te krijgen. De onderzoekers kijken vervolgens hoe de persoonlijkheid van de mees het broedsucces beïnvloedt.

Volière met klimaatcontrole

De onderzoekers kunnen in een deel van de volières de temperatuur en de dagleng-te insdagleng-tellen. Zo bootsen ze klimaatverandering na en kijken ze of de mezen eerder beginnen met eieren leggen in het voorjaar en zich aanpassen aan de veranderende omgeving.

(11)

Koolmezen, pimpelmezen en bonte vliegenvangers in de natuur

Veel van het onderzoek vindt plaats in de vrije natuur. Een voorbeeld is het onder-zoek dat al sinds 1955 loopt in vier bossen bij nestkasten van koolmezen, pimpel-mezen en bonte vliegenvangers. De onderzoekers tellen eieren, ringen jongen en lezen de ringen van de ouders af. Met deze informatie onderzoeken ze onder andere de effecten van klimaatverandering, de veroudering van wilde vogels en de taakver-deling tussen mannetjeskoolmezen en vrouwtjeskoolmezen.

Zendertjes

Soms worden de vogels uitgerust met een licht zendertje. De onderzoekers bestude-ren bijvoorbeeld bij gezenderde koolmezen of ze onrustiger slapen als hun slaap-plaats beschenen wordt door kunstlicht. Verder heeft een aantal ganzen een gps-datalogger. Daarmee kunnen de wetenschappers volgen wanneer welke gans waar is. Zo kunnen ze bijhouden wanneer de ganzen vanuit hun overwinteringsgebied in Nederland vertrekken naar hun Arctische broedgebieden.

Vogeltrekstation

Vogeltrekstation, gehuisvest bij het Nederlands Instituut voor Ecologie, stuurt 560 vogelringers aan. De veelal vrijwillige 'ringers' vangen en ringen vogels voor wetenschappelijk onderzoek binnen grootschalige, gestandaardiseerde projecten. Veel ringers verrichten relatief eenvoudige handelingen voor proefdieronderzoek. Het gaat dan bijvoorbeeld om het nemen van een bloedmonster of het afnemen van wat speeksel of ontlasting.9 De ervaren ringers vormen letterlijk en figuurlijk een onbetaalbare aanvulling op de betaalde onderzoekers.

Verspreiding van virussen

In 2018 werden bijna tweeduizend vogels van circa tachtig soorten bemonsterd voor virusonderzoek. Het onderzoek speelt een cruciale rol in het in kaart brengen van de verspreiding van het usutuvirus dat sinds 2016 in Nederland rondwaart. Sinds 2018 zoeken de ringers ook naar het westnijlvirus. Dat virus maakte door de warme zomer een enorme sprong noordwaarts in Europa en zal vrijwel zeker Nederland koloniseren.

Zwartkoppen, karekieten en rietzangers

Steeds meer ringers worden ingeschakeld bij het aanbrengen van zenders, loggers en locators. In 2018 hielpen ringers bij grotere onderzoeksprojecten met geo-locators met zwartkoppen, kleine karekieten en bosrietzangers.10

Spreeuwen

In 2018 voerde Vogeltrekstation een pilot-experiment uit met veertig wilde spreeu-wen bij het Nederlands Instituut voor Ecologie. Onderzoekers keken naar de bijwer-kingen van het tijdelijk uitschakelen van het reukvermogen en de gevoeligheid voor het aardmagnetisch veld. De pilot vormt de start van een groter experiment dat de

9 Een deel van de ringers heeft een artikel 9-bevoegdheid of een artikel 12-bevoegdheid. Sommigen hebben een korte cursus gevolgd die tot een beperkte bevoegdheid leidt. Zie ook hoofdstuk 1 'Beleid' onder het kopje 'Scholing'.

10 Zie ook het kader 'Onderzoek naar lichtere en minder belastende zendertjes bij zwartkop-pen' bij hoofdstuk 1 'Beleid'.

(12)

komende jaren samen met het Duitse Max Planck Instituut voor ornithologie wordt uitgevoerd. Daarbij worden wilde spreeuwen tijdens de herfsttrek vanuit Nederland verplaatst naar Zwitserland. De spreeuwen krijgen een nieuwe, zeer precieze gps-zender. Het onderzoek is een verbeterde kopie van een klassiek experiment dat in de jaren 1950 vanuit Vogeltrekstation werd uitgevoerd door professor Perdeck.

(13)

3. toezicht en toetsing

Het toezicht en de toetsing op dierproeven verloopt in drie lagen. Het dichtst bij de werkvloer staan de Instanties voor dierenwelzijn. Elk van de drie KNAW-instituten die met proefdieren werkt, heeft een eigen Instantie voor dierenwelzijn. Hoger in de rangorde bevindt zich de Dierexperimentencommissie van de KNAW. Het hoogste niveau vormt het toezicht en de toetsing door de landelijke Centrale Commissie Dierproeven en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Drie eigen instanties voor dierenwelzijn

Elk van de drie KNAW-instituten die met proefdieren werken, heeft een eigen Instantie voor dierenwelzijn die toezicht houdt op de experimenten. De Instanties voor dierenwelzijn stemmen de aanvragen af voordat deze naar de Dierexperimen-tencommissie van de KNAW worden gestuurd. Daarnaast toetsen de instanties bij reeds verleende projectlicenties de studieprotocollen en de amendementen. De Instantie voor dierenwelzijn bestaat uit de personen die belast zijn met het interne toezicht op de dieren, uit meerdere wetenschappers en uit een aangewezen dierenarts. De KNAW stelt centraal de toezichthouders en een secretaris aan. De KNAW-instituten leveren de wetenschappers.

De Instantie voor dierenwelzijn van het Nederlands Herseninstituut en van het Hubrecht Instituut komen ongeveer elke week bijeen. De instantie van het Neder-lands Instituut voor Ecologie vergadert als er stukken zijn. Tot en met 2015 was er een KNAW-brede Instantie voor dierenwelzijn. Deze kwam één keer per maand bij elkaar. De onderzoekers vinden de huidige situatie met meer vergaderingen en snellere besluiten fijner.11

Eén Dierexperimentencommissie

De Dierexperimentencommissie van de KNAW bekijkt de vergunningsaanvragen van de drie KNAW-instituten en stuurt een advies naar de landelijke Centrale Com-missie Dierproeven.12

De Dierexperimentencommissie van de KNAW is samengesteld uit externe en on-afhankelijke deskundigen op het terrein van de dierexperimenten en de ethiek. De Dierexperimentencommissie heeft een voorzitter en zes leden. De voorzitter van de instanties voor dierenwelzijn adviseren de Dierexperimentencommissie en wonen de vergaderingen bij. De Dierexperimentencommissie wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris.

11 Cijfers over de vergaderingen en stukken staan in tabel 4.5.

12 Tussen 2014 en 2018 was er een overgangsregeling waarbij de aanvrager zelf advies vroeg aan de Dierexperimentencommissie. De aanvrager stuurde dat advies zelf naar de landelijke Centrale Commissie Dierproeven.

(14)

Extern toezicht door de Nederlandse Voedsel- en

Warenautoriteit

Regelmatig bezoeken inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit de proefdierfaciliteiten van de KNAW-instituten. Ze kijken naar de bevoegdheid en deskundigheid van de medewerkers en naar de huisvesting en verzorging van de dieren. Ook inspecteren ze de uitvoering van de handelingen en controleren ze of deze volgens het werkprotocol verlopen.

(15)

4. cijfers

Hieronder volgen tabellen met de belangrijkste cijfers over het proefdiergebruik bij de drie KNAW-instituten. Het gaat om het aantal dierproeven, om dierproeven met genetische dieren, om het ongerief, om trainingsdieren, om inspecties en om bijeen-komsten en beslissingen van de Instanties voor dierenwelzijn.

4.1 Aantal dierproeven 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Muizen Ratten Vissen Vogels Niet-humane primaten Klauwpadden 8.755 1.659 732 6.533 4 5 9.697 1.338 654 4.596 7 256 7.593 1.653 1.641 4.163 -247 8.502 1.146 343 5.933 6 400 7.396 1.455 715 6.857 3 370 6.019 1.788 1.024 7.676 2 411 4.724 1.493 1.749 6.906 -376 Totaal 17.688 16.548 15.297 16.330 16.796 16.920 15.248

Aantallen dierproeven per diersoort per jaar. Een dierproef is het gebruik van één dier voor één proef. Als een dier aan verschillende dierproeven meedoet, telt het dier dubbel mee. Alleen dierproeven die in het betreffende registratiejaar zijn afgerond, worden weergegeven. Er zijn bijvoorbeeld in 2018 geen dierproeven met niet-humane primaten afgerond. Er is in deze tabel geen onderscheid gemaakt in genetisch gemo-dificeerde dieren of dieren uit het wild (zie tabel 4.2). De dierproeven uit trainingen (tabel 4.4.) staan niet in deze tabel.

4.2 Dierproeven met genetisch gewijzigde muizen, ratten en zebravissen

muizen ratten zebravissen Percentage genetisch gewijzigde dieren in 2015

Percentage genetisch gewijzigde dieren in 2016 Percentage genetisch gewijzigde dieren in 2017 Percentage genetisch gewijzigde dieren in 2018

51,9% 48,9% 48,6% 37,5% 3,8% 6,9% 6,7% 9,0% 37,2% 77,7% 85,4% 86,4% 4.3 Ongerief terminaal onder anesthesie

licht matig ernstig totaal 2014 2015 2016 2017 2018 602 658 359 277 354 13.038 14.363 12.959 10.600 10.005 1.657 1.309 3.478 6.043 4.889 -15.297 16.330 16.796 16.920 15.248

(16)

4.4 Dierproeven uitgevoerd in het kader van scholing en training

terminaal onder anesthesie

licht matig ernstig totaal 2017 2018 2017 2018 2017 2018 2017 2018 2017 2018 Muis Rat Vogel Zebravis Klauwpad 101 48 -256 36 -12 -223 43 16 110 -318 11 25 137 2 41 6 45 4 -123 -365 97 61 114 -697 47 25 149 2 Totaal 149 304 392 493 96 123 - - 637 920

Deze dierproeven zijn verricht om medewerkers te trainen zodat ze bij de eigenlijke dierproeven goed beslagen ten ijs komen. De dierproeven uit deze trainingen zijn niet opgenomen in tabel 4.1 'Aantal dierproeven'.

4.4 Inspecties 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Aangekondigd Onaangekondigd 7 5 4 5 2 5 4 3 6 4 7 3 1 4 6* 3 Totaal 12 9 7 7 10 10 5 9

*De meeste inspecties worden uitgevoerd door medewerkers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. In 2018 waren er vier inspecties van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, één inspectie van de Instantie voor dierenwelzijn van het Nederlands Herseninstituut en één inspectie van de Instantie voor dierenwelzijn van het Hubrecht Instituut.

4.5 Bijeenkomsten en beslissingen van de Instantie voor dierenwelzijn

Hubrecht Instituut Nederlands Herseninstituut Nederlands Instituut voor Ecologie 2017 2018 2017 2018 2017 2018 Bijeenkomsten 34 33 33 43 7 11 CCD-aanvragen 3 3 10 4 4 1

Addenda op eerder positief

geadviseerde studies 3 8 1 3 -

-Studieprotocollen onder

CCD-licenties 67 74 114 125 6 12

Addenda op studieprotocollen 28 15 78 72 3 1

(17)

5. veelgestelde vragen

Stichting Proefdiervrij heeft een transparantiebenchmark voor dierexperimenteel onderzoek opgesteld. Deze 'meetlat' bevat een groot aantal vragen. Een deel van deze vragen is in de bovenstaande hoofdstukken beantwoord, een deel hieronder.

1. Wat is de missie van de KNAW-instituten? En waarom zijn daar dierproeven voor nodig? Welke rol spelen proefdieren om de onderzoeksprioriteiten van de KNAW te halen?

De KNAW is verantwoordelijk voor tien nationale onderzoeksinstituten en drie instituten die infrastructuur bieden voor onderzoek. Ze zijn werkzaam op het ter-rein van de geesteswetenschappen, de sociale wetenschappen en de levensweten-schappen. De KNAW-instituten nemen een prominente plaats in de (internationale) wetenschap in. Ze functioneren als nationaal kenniscentrum en beheren en ontslui-ten unieke en vaak wereldvermaarde collecties en/of onderzoeksfaciliteiontslui-ten. In drie instituten wordt met proefdieren gewerkt. Het gaat om het Nederlands Hersenin-stituut in Amsterdam, het Hubrecht InHersenin-stituut te Utrecht en het Nederlands InHersenin-stituut voor Ecologie (NIOO) in Wageningen. De missie van de KNAW-instituten is niet alleen om te behoren bij de wetenschappelijke wereldtop, maar ook om een zicht-bare rol te spelen bij het oplossen van maatschappelijke problemen rondom ziekte en gezondheid of op het gebied van klimaat en duurzaamheid. In dit onderzoek spelen proefdieren een belangrijke rol als model voor basale biologische processen (bijvoorbeeld de ontwikkeling van kankercellen of de regeneratie van zenuwcellen na schade), en bijvoorbeeld ook bij de studie naar de manier waarop vogels reage-ren op klimaatverandering. Bij dit ecologische onderzoek gaat het om de studie van het gedrag van de dieren.

2. Wat is het standpunt van de KNAW ten opzichte van dierproeven? Welk onderzoek doet de KNAW uit principe niet?

Het volledige standpunt van de KNAW staat op onze site ( www.knaw.nl/publieks-standpunt-dierproeven.pdf). Kort samengevat vindt de KNAW dat dierproeven, zij het onder strikte voorwaarden, nog steeds nodig zijn voor sommige wetenschappe-lijke onderzoeken. De KNAW is zich bewust van het feit dat dierproeven onderwerp zijn van een maatschappelijk debat en heeft daar ook oog en oor voor. De KNAW beschouwt de wettelijke kaders als beschreven in de Wet op de dierproeven (Wod) als de minimale vereisten waaraan het verrichten van dierproeven en het huis-vesten van proefdieren zouden moeten voldoen. Uitgangspunt is dat geen enkele dierproef doorgang kan vinden als er een alternatief bestaat. In de praktijk betekent dit ook dat binnen de onderzoeksorganisatie hoge eisen aan zorgvuldigheid en transparantie worden gesteld. Verdere uitgangspunten voor het proefdierbeleid van de KNAW worden gevormd door een objectieve informatieverschaffing en maximale openheid over dierproeven, met de intentie de dialoog hierover met de samenleving aan te gaan. Er wordt binnen de KNAW-instituten geen contractonderzoek voor bedrijven of enig ander op commercie gericht onderzoek uitgevoerd. Ook vindt er geen onderzoek plaats waarbij bij niet-humane primaten beschadigingen aan de

(18)

hersenen worden toegebracht om herstelprocessen te bestuderen. Dit laatste soort onderzoek wordt binnen de KNAW-instituten niet toegestaan.

3. Hoe is het proefdieronderzoek geregeld? Hoe ziet de keten eruit, waar ko-men de onderzoeksopdrachten vandaan, hoe is de financiering geregeld?

Het betreft voor het overgrote deel gesubsidieerd onderzoek, dat erop is gericht via fundamenteel onderzoek een aantoonbare bijdrage te leveren aan het vinden van therapeutische oplossingen voor ernstige ziekten. Het belang hiervan dient te allen tijde op te wegen tegen de nadelen van dierproeven. Het geld komt van de nationale onderzoeksfinancier NWO, van de collectebusfondsen (zoals de Nederlandse Hart-stichting) of van de Europese Commissie. Het onderzoek vindt voor het overgrote deel plaats met publiek geld. De KNAW-instituten verrichten geen commercieel, marktgericht onderzoek of onderzoek in opdracht van bedrijven waarvoor dier-proeven worden gedaan.

4. Wat is de visie van de KNAW op proefdiergebruik? Welke vooronderstellin-gen en uitgangspunten ligvooronderstellin-gen aan het beleid ten grondslag?

De huidige stand van de kennis binnen de biologie en de biomedische wetenschap-pen is voor een groot deel te danken aan het gebruik van proefdieren. Het stand-punt van de KNAW is dat dierproeven nog steeds noodzakelijk zijn voor bepaald biologisch en biomedisch wetenschappelijk onderzoek omdat gelijkwaardige of be-tere alternatieven voor het gebruik van proefdieren tot op heden niet beschikbaar zijn. Voor sommige wetenschappelijke domeinen komen alternatieven beschikbaar. Daar neemt het aantal dierproeven snel af. De KNAW stimuleert deze ontwikke-lingen. Het onderzoek van het Hubrecht Instituut met organoïden is hiervan een duidelijk voorbeeld.

5. Hoe is de compliance aan de wetgeving in de praktijk?

De proefdierdeskundigen van de KNAW hebben de bevoegdheid onderzoek on-middellijk te stoppen als niet aan de (wettelijke) voorwaarden wordt voldaan. De KNAW vindt dit een belangrijk thema en is dan ook van plan meer menskracht toe te voegen, met name om ervoor te zorgen dat het toezicht verder wordt versterkt. Ook is het beleid ingevoerd dat de Dierexperimentencommissie alleen uit externe leden bestaat, al is dat geen wettelijke vereiste. Zo voorkomt de KNAW dat 'slagers hun eigen vlees keuren'.

6. Hoe gaat de KNAW om met contractonderzoek dat dierproeven vereist?

Dat soort onderzoek wordt bij de KNAW-instituten niet uitgevoerd.

7. Gebruikt de KNAW faciliteiten van anderen? En hoe zorgt de KNAW dat die ook aan hun eisen voldoen?

De KNAW gebruikt over het algemeen geen faciliteiten van anderen. Daar waar dit incidenteel het geval is, geldt nog steeds dat de Dierexperimentencommissie van de KNAW alle voorgenomen proeven van een advies zal voorzien zodat al het proef-dieronderzoek van onderzoekers van de KNAW onder de verantwoordelijkheid van de KNAW wordt uitgevoerd. Het is uitgesloten dat de KNAW haar eigen maatstaven en controle rol afzwakt door de verantwoordelijkheid elders te leggen.

(19)

8. Houdt de KNAW bij het bepalen van de onderzoeksprogrammering reke-ning met de ethiek en met proefdieren?

Ja, dat blijkt bijvoorbeeld uit het gegeven dat bepaalde typen onderzoek niet wor-den uitgevoerd door de KNAW-instituten. Dat geldt voor commercieel onderzoek met proefdieren, maar ook voor het laesieonderzoek (zie ook vraag 2). Ook heeft de KNAW een opvatting over het wetenschappelijk onderzoek met niet-humane primaten (resusapen): dit onderzoek, hoewel van groot wetenschappelijk belang, mag niet worden uitgebreid.

9. Anticipeert de KNAW op maatschappelijke ontwikkelingen rondom proef-diergebruik?

Ja, de KNAW houdt uiteraard rekening met de maatschappelijke meningsvorming rondom proefdieren. In de maatschappij is echter sprake van een grote diversiteit aan opvattingen over de toelaatbaarheid van dierproeven. Zo willen bijvoorbeeld patiëntenverenigingen het onderzoek met proefdieren houden zolang er geen al-ternatieven voorhanden zijn. Anderen vinden dat die alal-ternatieven er allang zijn en dat proefdieren geen goed model zijn. Ook lastig is dat men er in de discussie soms ten onrechte vanuit gaat dat wetenschappers tegen beter weten in vasthouden aan dierproeven.

10. Is de KNAW in gesprek met de stakeholders? En met welke partijen dan? En met wie structureel?

Ja, en dat is nodig en belangrijk. Er zijn verschillende typen stakeholders: het we-tenschappelijk veld, de politiek, de ministeries, de maatschappelijke groeperingen (patiëntenverenigingen, tegenstanders). De KNAW brengt daarnaast op verzoek van bewindspersonen adviezen uit over proefdieren en dierproeven. Een voorbeeld is het advies 'Gebruik van niet-humane primaten als proefdier – nut en noodzaak?' uit 2014 (zie: knaw.nl/aanbevelingen-voor-verbetering-wetenschappelijk-onderzoek-met-apen). De instituten zelf zijn ook actief op dit vlak. Denk hierbij aan Hubrecht Instituut met zijn outreach-programma, het NIOO met zijn open dagen en het Nederlands Herseninstituut met zijn speciale webpagina's over onderzoek met resusapen (zie: www2.nin.knaw.nl/onderzoek_met_resusapen).

11. Welke rol spelen financiers/opdrachtgevers in het gesprek met de stake-holders?

De financiers van het onderzoek spelen hierbij geen rol. De KNAW bepaalt haar standpunten onafhankelijk.

12. Hebben de stakeholders invloed op het beleid? Hoe en waarover rappor-teert de KNAW aan de stakeholders?

Er is altijd sprake van invloed, omdat de stakeholders een afspiegeling vormen van het maatschappelijk debat. De KNAW spreekt op regelmatige basis met vertegen-woordigers uit het veld (zowel voorstanders als tegenstanders van dierproeven). Dat gebeurt ook door het organiseren van conferenties en debatten.

13. Met welke dilemma's worstelt de KNAW? Hoe pakt de KNAW dat aan? En wat verwacht de KNAW voor de toekomst?

Het onderzoek met apen levert bijvoorbeeld dilemma's op. Het is onderzoek van wereldklasse en zou om die reden moeten worden uitgebreid. Dat doet de KNAW echter niet, want de KNAW weegt de maatschappelijke opvattingen over onderzoek

(20)

met apen mee in haar overwegingen. Een ander dilemma vloeit voort uit de wens tot vermindering van het aantal proefdieren, terwijl tegelijkertijd de KNAW-weten-schappers steeds succesvoller zijn bij het in competitie verwerven van subsidies waardoor nieuwe wetenschappelijke terreinen binnen bereik komen. Het onder-zoeksvolume neemt hierdoor toe, met als gevolg dat er soms niet minder, maar meer proefdieren worden gebruikt. Een vergelijkbaar dilemma ontstaat door het beschikbaar komen van volledig nieuwe technologie die het mogelijk maakt om meer soorten vogels te voorzien van zenders en de dieren gedurende enige tijd te volgen.

14. Wat doet de KNAW als de Dierexperimentencommissie met dilemma's komt?

Dan ontstaat er in eerste instantie een discussie met de vergunninghouder, maar daar waar dit aan de orde is (geweest) wordt dan extern advies ingewonnen, bij-voorbeeld bij andere Dierexperimentencommissies.

15. Wat is de toekomstvisie van de KNAW met betrekking tot proefdier- gebruik? En zet de KNAW zich in om het aantal proefdieren te verminderen?

De KNAW is van mening dat het aantal dierproeven op termijn zeker zal gaan ver-minderen. Het is moeilijk te zeggen hoe snel het zal gaan. Wetenschappelijk onder-zoek is dynamisch: telkens ontstaan nieuwe gebieden waarop onderonder-zoek mogelijk is dat eerder door gebrek aan kennis niet kon worden uitgevoerd. Ook speelt mee dat onderzoek dat eerder niet werd geclassificeerd als dierproef dat nu wel wordt. Een voorbeeld hiervan is het uitrusten van vogels met een externe zender.

16. Hoe is de praktijk van het interne toezicht op proefdiergebruik en de bij-behorende handhaving geregeld? (Bijvoorbeeld qua huisvesting, verzorging en behandeling en bijbehorende handhaving, verdoving en euthanasie en bijbehorende handhaving, uitvoer van de proef en bijbehorende handhaving).

Dit is een cruciaal punt. De KNAW voldoet aan alle wettelijke vereisten en meer. De huisvesting is goed geregeld en voor sommige niet-KNAW-instellingen een voor-beeld. Ook worden de KNAW-instituten geregeld bezocht (ook onaangekondigd) door inspecteurs van de NVWA. De vergunninghouder krijgt een waarschuwing als zaken niet op orde zijn en bij meerdere waarschuwingen kan een proces-verbaal volgen. Wat betreft het toezicht is de KNAW van plan om extra formatie toe te voegen zodat naast de Dierexperimentencommissie ook de nieuwe Instantie voor dierenwelzijn haar taak optimaal kan uitvoeren.

17. Wat doet de KNAW om proefdiergebruik te voorkomen? Qua onderzoeks-methoden en qua formulering van onderzoeksvragen?

De KNAW heeft een eigen 3V-fonds voor haar instituten gecreëerd met daarin jaar-lijks een bedrag van € 100.000 waarop onderzoekers een beroep kunnen doen voor steun bij het zoeken naar alternatieve methoden, dan wel vermindering van dier-proeven, vervanging of verfijning. Vermindering van het absolute aantal proefdieren blijkt in de praktijk erg lastig te zijn. Onder andere omdat de KNAW-wetenschap-pers zo succesvol zijn dat de instituten groeien (zie ook vraag 13). Ook het eigen 3V-fonds heeft zo zijn uitdagingen. Er moet op worden toegezien dat niet vooral wordt geïnvesteerd in verfijning. Ook vervanging en vermindering zijn immers essentieel.

(21)

18. Wat zijn de belangrijkste onderzoeksprogramma's (in hoofdlijnen/ clusters) waarbij proefdieren worden gebruikt?

Het gaat om nagenoeg het totale onderzoeksprogramma van het Nederlands Her-seninstituut en het Hubrecht Instituut. Bij het NIOO ligt het genuanceerder, daar vindt ook veel onderzoek plaats waarvoor geen proefdieren nodig zijn.

19. Wat wil de KNAW verder nog toevoegen?

De KNAW is zich terdege bewust van de (zich ontwikkelende) opvattingen over dierproeven en proefdieren in Nederland. Tegelijkertijd ziet de KNAW ook dat het om een palet van meningen gaat die elkaar soms letterlijk uitsluiten en die het moeilijk maken voor tegenstanders en voorstanders om elkaar te respecteren. Tegen die achtergrond heeft de KNAW besloten om een ander profiel voor de voor-zitter van de Dierexperimentencommissie te introduceren. De nieuwe voorvoor-zitter is niet langer een wetenschapper met eigen ervaring op het terrein van dierproeven, maar een dierenarts-jurist met veel ervaring in het openbare debat.

(22)

6. achtergrondinformatie

Begripsomschrijvingen

In het jaarverslag komen termen en begrippen voor die hieronder nader worden toegelicht:

• Artikel 9-functionaris: persoon die leiding geeft bij de uitvoering van het

onderzoek.

• Artikel 12-functionaris: persoon die de dierproef uitvoert.

• Artikel 14-functionaris: persoon die het welzijn van de dieren waarborgt. • Dierexperimenteel onderzoek: hier valt onder: de dierproef zelf, het fokken

van dieren die als bestemming hebben proefdier te worden en het in stand hou-den van een foklijn van proefdieren.

• Dierproef: het gebruik van één dier voor één proef.

• Niet-humane primaten: verzamelnaam voor resusapen, java-apen en

marmoset-apen. Het Nederlands Herseninstituut gebruikt alleen resusapen.

• Proefdiergebruik: de inzet van een of meerdere dieren voor een of meerdere

dierproeven. Hieronder valt ook de huisvesting, verzorging, behandeling, verdoving en euthanasie van deze dieren.

Afkortingen

CCD: Centrale Commissie Dierproeven (de landelijke centrale commissie) DEC: Dierexperimentencommissie (de KNAW heeft een centrale DEC)

IvD: Instantie voor dierenwelzijn (de KNAW heeft drie instituutsgebonden IvD's) KNAW: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

NFU: Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra NIOO-KNAW: Nederlands Instituut voor Ecologie

NVWA: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (houdt toezicht) NWO: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek VSNU: Vereniging van Universiteiten

Wob: Wet openbaarheid van bestuur Wod: Wet op de dierproeven

(23)

Nuttige webpagina's

• knaw.nl/dierproeven: speciale website met meer informatie over dierproeven en de KNAW.

• knaw.nl/publieksstandpunt-dierproeven.pdf: in 2009 publiceerde de KNAW haar standpunt over het onderzoek met proefdieren en het belang

daarvan.

• knaw.nl/code-openheid-dierproeven: de Code Openheid Dierproeven.

• knaw.nl/hubrecht-instituut: het Hubrecht Instituut voor Ontwikkelingsbiologie en Stamcelonderzoek. Zie ook: www.hubrecht.eu.

• knaw.nl/nederlands-herseninstituut: het Nederlands Herseninstituut. Zie ook: www.herseninstituut.nl

• www2.nin.knaw.nl/onderzoek_met_resusapen: webpagina's over apen op het Nederlands Herseninstituut.

• knaw.nl/nioo: het Nederlands Instituut voor Ecologie. Zie ook: www.nioo.knaw.nl.

• www.vogeltrekstation.nl: Vogeltrekstation – Centrum voor vogeltrek en -demo-grafie (gehuisvest bij het Nederlands Instituut voor Ecologie).

• knaw.nl/aanbevelingen-voor-verbetering-wetenschappelijk-onderzoek-met-apen: KNAW-advies Gebruik van niet-humane primaten als proefdier – nut en

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn echter belangrijke verschillen tussen de sectoren: daar waar de meeste respondenten uit de socialprofit- sector en de privésector de opleiding om werkge- relateerde

• In 2021 (tot en met september) zijn 7 vergunningen verleend voor het gebruik van een reguliere woning voor kamerbewoning door internationale werknemers, waarvan 1

In dit gesprek zegde de Minister toe 'de gemeente Naaldwijk gedurende eon periode van drie jaar onthef fing te verlenen van de verplichting tot het beschikbaar stel- len

De gevolgen zijn voor Nederlandse burgers en bedrijven zijn beperkt, aangezien de regeling ziet op buitenlandse dienstverrichters en hun naar Nederland gedetacheerde

Het betrekken van schuldeisers, het beperken van kredietverstrekking, het afschaffen van loonbeslag (om zo kredietverstrekkers voorzichtiger te maken), het korting geven op

In 2019 hebben wij besloten om met de ondernemer van het pand Beneluxweg 21-27 opnieuw in gesprek te gaan over de mogelijkheden tot het verbouwen van het oud kantoorpand Oranjewoud

Houba R & GBGJ van Rooy, Arbeidshygiënisch onderzoek bij werkgerelateerde gezondheidsklachten van werknemers.. Hoofdstuk 24 in: Handboek Arbeid en

Er moeten in ieder geval meer woningen gebouwd worden, zowel voor de eigen bevolking, als voor langdurig verblijvende buitenlandse werknemers... 5 Bij de bouw van de datacenters