Stilte in de klas
Het ervaren van verbondenheid met het leven en het vergroten van het zelfbewustzijn
via stilte-‐oefeningen in groep 1/2
Avans Hogeschool, opleiding leraar basisonderwijs Onderzoeksrapportage in het kader van
de beroepstaak Identiteit Begeleider: M.
Stageschool: Kbs A Breda, 24 april 2014
Inhoudsopgave
Voorwoord 3 Inleiding 41. Mijn professionele identiteit 5
1.1 Wie ben ik als leerkracht? 5
1.2 Waar sta ik op het gebied van levensbeschouwing? 5
1.3 Leervragen 6
2. Zien en onderzoek 7
2.1 De ervaring en het thema 7
2.2 Deelvragen 9
3. Literatuuronderzoek 10
3.1 De maatschappelijke invalshoek 10
3.2 De levensbeschouwelijke invalshoek 11
3.3 De onderwijskundige invalshoek 13
3.4 Hoe creëer je momenten van rust in groep 1 en 2? 13
4. Zelf in gesprek met een verhaal 15
5. Conclusie literatuuronderzoek 18 6. Leeractiviteiten praktijk 20 6.1 Activiteit 1: Luisteren/Stenen 20 6.2 Activiteit 2: Denkpauze/Voorwerpen 22
6.3 Activiteit 3: Kikker/De betoverde kleerkast 23
6.4 Activiteit 4: Stenen/De vliegmachine 24
6.5 Andere korte activiteiten 26
7. Conclusie en reflectie op de ontwikkeling van mijn professionele identiteit 28
Literatuurlijst 29
Voorwoord
Tijdens dit onderzoek ben ik op zoek gegaan naar mijn levensbeschouwelijke identiteit als persoon en als leerkracht basisonderwijs. In onze complexe prestatiemaatschappij waarin mensen dagelijks worden geconfronteerd met een overdaad aan keuzes en informatie is stilte en rust belangrijk. In dit onderzoek is de onderzoeksvraag: Hoe kan ik
als leerkracht de verbondenheid met het leven vergroten via stilte-‐oefeningen in groep 1/2?
Het literatuuronderzoek en de uitvoering van de activiteiten hebben mij als leerkracht inspiratie en inzicht gegeven.
Graag wil ik alle mensen bedanken die mij hebben geholpen tijdens het uitwerken van dit onderzoek.
M. wil ik bedanken voor haar positieve en motiverende begeleiding. Mijn mentor wil ik bedanken voor de tijd en ruimte die ik heb gekregen om dit onderzoek te kunnen uitvoeren. Tenslotte wil ik de kinderen uit groep 1/2 van Kbs A bedanken voor hun actieve bijdrage tijdens de uitvoering van mijn onderzoek. Ik wens u veel plezier bij het lezen van mijn onderzoeksverslag.
Inleiding
Wat gaat u in dit onderzoeksverslag vinden? In hoofdstuk 1 staat een beschrijving van mijn levensbeschouwelijke identiteit als persoon en als leerkracht basisonderwijs. Daarna volgt een uitwerking van mijn leervragen op het gebied van levensbeschouwing.
In hoofdstuk 2 wordt het thema bepaald en uitgewerkt aan de hand van een ervaring die me heeft geraakt. De relevantie van het thema ‘stilte’ wordt beschreven en de onderzoeksvraag wordt geformuleerd:
Hoe kan ik als leerkracht de verbondenheid met het leven vergroten via stilte-‐oefeningen in groep 1/2?
In paragraaf 2.2 zijn deelvragen beschreven omtrent het thema ‘stilte’ vanuit drie invalshoeken: 1) de maatschappelijke, 2) de levensbeschouwelijke en 3) de onderwijskundige invalshoek. Deze deelvragen bieden een houvast voor het literatuuronderzoek.
In hoofdstuk 3 is het literatuuronderzoek beschreven waarin ik op zoek ga naar antwoorden op de deelvragen en mijn onderzoeksvraag. In hoofdstuk 4 ga ik in gesprek met een verhaal dat aansluit bij het thema ‘stilte’.
In hoofdstuk 5 staat de conclusie van het literatuuronderzoek en het algemene doel van de activiteiten die ik ga uitvoeren in de praktijk. In hoofdstuk 6 worden vier leeractiviteiten uitgewerkt met vier reflecties op de uitvoering in de praktijk. In paragraaf 6.5 worden een aantal korte activiteiten beschreven.
Tenslotte staat in hoofdstuk 7 een reflectie op het gehele onderzoek en op mijn professionele identiteit.
1. Mijn professionele identiteit
1.1 Wie ben ik als leerkracht?
Als leerkracht streef ik naar betrokkenheid, enthousiasme en creativiteit. Ik laat daarbij kinderen in hun waarde en ik wil graag dat ze hun authenticiteit behouden of versterken. Kinderen moeten zich vrij en veilig kunnen voelen om te zijn wie ze zijn. Daarom vind ik het belangrijk dat kinderen tolerant en aardig zijn ten opzichte van elkaar. Zelf heb ik deze vrijheid optimaal ervaren op de kunstacademie. Tijdens deze opleiding heb ik de kans gekregen om mezelf te ontwikkelen in een omgeving zonder vooroordelen. De individuele talenten werden gestimuleerd, iedereen mocht zichzelf zijn en ontdekken wie hij is. Destijds heb ik een jaar lang lessen filosofie gevolgd. Aan de hand van afbeeldingen werd het gedachtegoed van de belangrijkste filosofen behandeld. Ik heb ervaren dat andere of zelfs afwijkende gedachten/theorieën juist erg inspirerend zijn. Ik wil kinderen aanmoedigen om te
onderzoeken, te ontdekken. Ik wil dat ze nieuwsgierig blijven, dat ze leren zichzelf vragen te stellen, een mening te vormen en creatief te denken.
Ik heb zelf een onderzoekende houding en ben leergierig. Ik heb vaak sterke overtuigingen, maar ik kan daar ook weer vragen bij stellen als ik nieuwe inzichten krijg. Ik sta open voor nieuwe ideeën, ervaringen, theorieën, mensen en levenswijzen.
Ik maak bewuste keuzes uit idealisme. Bijvoorbeeld op het gebied van milieu en dierenwelzijn. Ook mijn keuze voor de opleiding tot leerkracht is mede vanuit idealisme gemaakt. Ik vond mijn oude werk als grafisch ontwerper minimaal bijdragen aan de belangrijkste maatschappelijke vraagstukken. Ik vond daarin onvoldoende zingeving.
1.2 Waar sta ik op het gebied van levensbeschouwing?
Ik ben niet religieus opgevoed, maar verschillende religies kunnen mij wel inspireren. Vorig jaar heb ik me tijdens mijn opleiding verdiept in het boeddhisme. Boeddhisten zien de leer van hun religie niet als een doel, maar als een
middel om bij de verlichting te komen. Het beoefenen van het boeddhisme betekent vooral het verbeteren van je
geest. Als mens ben je niet volledig autonoom en onafhankelijk. We behoren tot één grote menselijke familie. Dit spreekt mij erg aan. Ik geloof in de kracht van de verbondenheid van mensen met elkaar. Ik denk ook dat wanneer mensen door het leven gaan alsof het ego niet bestaat, ze zich gelukkiger voelen. De Dalai Lama (2010) geeft aan dat het bevrijdend is om te leven zonder hebzucht, haat en angst die voortkomen uit een acute bezorgdheid om onze status en ons eigen hachje.
In onze huidige westerse maatschappij is het de mens zelf die de inrichting van zijn leven kan en mag bepalen. Ook De Schepper (2004) schrijft dat het individualisme een keerzijde heeft: een verzwakking van de verbondenheid met andere mensen en met de natuur. Ik ben het eens met De Schepper; met al hun vrijheid kunnen mensen zich eenzaam voelen. Vroeger werd de persoonlijke levensbeschouwing bepaald door gezin, vereniging, partij of kerk. Levensbeschouwing is in deze tijd een persoonlijke opgave.
Hoe beïnvloedt mijn levensvisie mijn handelen als leerkracht?
Als leerkracht wil ik de kinderen op allerlei manieren prikkelen om vragen te stellen, na te denken, te reflecteren, meningen te vormen. Daardoor leren ze zichzelf kennen en worden ze zich bewuster van hun gevoelens: goed of fout, verdriet of blijdschap. De ontwikkeling van een eigen identiteit vind ik erg belangrijk.
Volgens het boeddhisme bestaat er geen onafhankelijke ‘ik’. Maar ik denk dat je een authentieke persoonlijkheid kunt hebben zonder egoïstisch te zijn. Zonder heel veel waarde aan dat ‘zelf’ toe te kennen. Daarnaast geloof ik wel (net als de boeddhisten) dat je persoonlijkheid (je voelen, denken en handelen) steeds verandert onder invloed van buitenaf: alles is voortdurend in beweging. Daarom vind ik filosoferen een wezenlijk onderdeel van levensbeschouwing. Kinderen leren vrij en kritisch denken. Opvattingen en meningen van anderen worden te gemakkelijk overgenomen. Ik vind het heel belangrijk dat kinderen zelf nadenken en onderzoeken.
Ik denk dat mijn levensvisie mijn handelen als leerkracht versterkt. Ik kan kinderen onbevooroordeeld tegemoet treden. Ik maak zelf bewuste keuzes uit idealisme, maar ik wil ervoor waken niet te moraliseren. Soms worden verhalen gebruikt om een lesje te leren hoe je wel of niet moet handelen. Dat staat een open communicatie in de weg. Een verhaal moet de kinderen zelf aan het denken zetten. Daarnaast geloof ik in een doorlopende wisselwerking tussen mij en de kinderen en tussen de kinderen onderling. We leren van en aan elkaar.
Wat vind ik de moeite waard als leerkracht?
Ik geniet van kinderen die zich kunnen verbazen over dingen en gebeurtenissen die voor ons vanzelfsprekend zijn. Deze verwondering zorgt ervoor dat kinderen veel vragen stellen. Dat vind ik een verrijking omdat ik hierdoor zelf ook nieuwe inzichten krijg. Ik ben een leerkracht die de kinderen wil helpen zichzelf blijvend vragen te stellen bij wat er gebeurt in hun dagelijkse leven. Ik vind het fascinerend als kinderen ‘anders’ denken en waarnemen. Ik kan zelf op een aandachtige manier kijken naar de werkelijkheid. Ik leer elke dag. Ik wil graag bijdragen aan de ontwikkeling van het waarnemen, vragen, voorstellen, vertellen en waarderen.
Door creatief gebruik van verhalen kun je het denken en voelen over thema's stimuleren. Door een verhaal na te spelen en door je in te leven in het verhaal dringt de betekenis beter tot je door. Wanneer kinderen van rol wisselen leren ze het verhaal vanuit verschillende kanten te bekijken.
Daarnaast geloof ik in het belang van symbolen en rituelen. Levensbeschouwing wordt daarin beleefd via de zintuigen en het hele lichaam. De Schepper (2004) geeft ook aan dat het krachtige middelen zijn om verbondenheid te laten ervaren.
1.3 Leervragen
Welke leervragen heb ik op het gebied van levensbeschouwing?
Hoe zorg ik ervoor dat jonge kinderen verbondenheid ervaren met elkaar en de wereld? Hoe creëer ik bij jonge kinderen een aandachtige manier van kijken en voelen?
Hoe stimuleer ik jonge kinderen in het stellen van levensbeschouwelijke vragen?
2. Zien en onderzoek
2.1 De ervaring en het thema
Ik associeerde levensbeschouwing sterk met denken. Echter De Schepper (2004) geeft aan dat opvattingen belangrijk zijn, maar dat levensbeschouwing niet gereduceerd mag worden tot alleen denken. Voelen en doen vormen de bron en de hartslag van levensbeschouwing. Dit gaf mij een inzicht en een richting voor deze
afstudeeropdracht. De ‘ervaring’ speelt een fundamentele rol. Verhalen, beelden, symbolen, vieringen en rituelen zijn bij uitstek de manieren waarop levensbeschouwing beleefd wordt, zeker bij jonge kinderen.
Tijdens de zwangerschap van mijn eerste kind heb ik zwangerschapsyoga gevolgd. Tijdens deze bijeenkomsten heb ik me voorbereid op de bevalling door ademhalingsoefeningen, yogahoudingen en meditatie-‐oefeningen. Ik heb ervaren dat denken, onwetendheid en angst mij kunnen belemmeren. Tijdens zwangerschapsyoga heb ik geleerd om de angst los te laten en vooral vertrouwen te hebben in het feit dat je kunt wat er van je wordt gevraagd. Daarnaast heb ik ervaren dat lichaam en geest één zijn. De gebruikelijke manier van leven is om niet stil te staan bij je lichaam. Hoe drukker we het hebben, hoe minder we in contact blijven met hoe ons lichaam zich op dat moment voelt. Als mijn lichaam gespannen is, ben ik gespannen. Als mijn lichaam rustig en ontspannen is, is mijn geest ook ontspannen. Het is een wisselwerking. Ik heb geleerd om via oefeningen in mijn kracht te gaan staan, te gronden, te centreren. Daardoor kan ik me ontspannen en voel ik me sterker.
Van Aalsum (2011) schrijft dat de leerkracht moet geloven in zijn eigen kennis en kunnen, in de onderwerpen die hij inbrengt, in zijn leerlingen, in het onderwijssysteem en in de samenleving waar hij deel van uitmaakt. Deze houding is onmiddellijk zichtbaar in zijn onderwijs. Hij heeft geen angst, maar vertrouwt op de dragende kracht van het leven. De ontwikkeling van ons basisvertrouwen hangt samen met de ontwikkeling van ons gevoel voor eigenwaarde en onze identiteit. Te weinig aandacht en opbouwende bevestiging, een overvloed aan prikkels of negatieve kritiek maakt onzeker. Dit geldt ook voor kinderen.
Als je jezelf, je relaties en je leven op een positieve een optimistische manier bekijkt en denkt in termen van succes in plaats van mislukking, kun je ervaringen werkelijk veranderen. Ik ben zelf verantwoordelijk voor mijn eigen geluk. Volgens het boeddhisme moet je de regels van het achtvoudige pad aanhouden om de verlichting te bereiken. Eén van deze regels is ‘de juiste aandacht’. Je moet je bewust zijn van alles wat je doet en wat je denkt. Wie je bent wordt bepaald door wat je ziet, voelt, denkt en hoort (Idema 2011).
Juist in onze complexe maatschappij waarin mensen dagelijks worden geconfronteerd met keuzes en informatie via televisie, internet, muziek, magazines, reclames etc., is stilte en rust belangrijk. Zondag 27 oktober 2013 is uitgeroepen tot landelijke Dag van de Stilte. Er worden diverse activiteiten rondom het thema stilte georganiseerd. Ook in Vlaanderen, daar heet het ‘Cultuur van Stilte’. Stilte is universeel, zij is van niemand en van ons allemaal.
Zij verbindt mensen met elkaar, ongeacht cultuur, religie of politieke overtuiging (de Dag van de stilte).
Ik heb regelmatig behoefte aan momenten van rust en bezinning. Ik vind het heerlijk om een dag lang te wandelen in het bos, langs het strand of in de bergen. Of een uur hard te lopen (zonder muziek). Ik besef me dat dit
momenten zijn die me helpen om afstand te nemen van de externe druk. Ik zet mijn gedachten op een rij. Het helpt mij om te focussen en de wezenlijke zaken te zien.
De Schepper (2007) onderstreept drie basisvaardigheden binnen levensbeschouwing die van belang zijn bij jonge kinderen:
1) Symbolen en rituelen vormen het niet-‐rationele aspect van levensbeschouwing. Het zijn zeer krachtige middelen om verbondenheid te voelen. Een dag in mijn stageklas (groep 1/2) is gevuld met rituelen. De dagopening-‐ en sluiting, de overgang van een ‘werkles’ naar de kringactiviteit, de overgang van de kringactiviteit naar het fruit eten, etc. Deze eenvoudige rituelen geven de kinderen voorspelbaarheid, veiligheid en verscherpen de concentratie. Het gaat erom dat het kind de beleving voelt. We doen iets samen.
2) Ook ‘diepgaand waarnemen’ is belangrijk bij het werken met jonge kinderen. Niet alleen met ogen en oren, maar ook met het hart: verwonderen, voelen, genieten.
3) Daarnaast is ‘verbeelden’ belangrijk voor de ontwikkeling van levensbeschouwing. Voor jonge kinderen is dat meestal geen probleem, zij hebben een rijke fantasie.
Ik denk dat jonge kinderen (groep 1/2) baat kunnen hebben bij stilte-‐oefeningen. Hoe kan ik als leerkracht de verbondenheid via rust, aandacht en concentratie vergroten? Volgens Algra & Dolfsma-‐Troost (2008) hebben rust, aandacht en concentratie met elkaar te maken. Concentratie is het gericht bundelen van je aandacht. Ergens aandacht aan schenken lukt alleen als je een zekere rust hebt om een prikkel uit de omgeving bewust op te nemen. Innerlijke rust is een basisvoorwaarde om te leren. Innerlijke rust bestaat uit een gevoel van veiligheid, weten dat je geaccepteerd wordt. Dat is een heel andere manier van je ontwikkelen dan omdat je nog niet goed genoeg bent. Deze laatste manier maakt onrustig, je bent niet wie je wilt zijn, je wordt opgejaagd door een streven dat van buitenaf opgelegd wordt. Als kinderen zich ontspannen, worden ze zich bewuster van hun innerlijk, zowel fysiek als psychologisch. Deze innerlijke rust is een bron voor creativiteit en fantasie.
Op basis van bovenstaande overwegingen is mijn onderzoeksvraag:
Hoe kan ik als leerkracht de verbondenheid met het leven vergroten via stilte-‐oefeningen in groep 1/2?
2.2 Deelvragen
A. De maatschappelijke invalshoek
Ervaren kinderen minder stilte in de klas? Hoe was dat vroeger? Is het onderwijs veranderd wat betreft stilte? Door gedifferentieerd onderwijs is het drukker in de klas. Sociaal leren, interactief leren. Veel kinderen met gedragsproblemen, ADHD etc. Meer prikkels vanuit de samenleving.
Is de maatschappij drukker? Is de maatschappij veranderd wat betreft stilte? Honderd jaar geleden kreeg een mens net zoveel beelden in zijn hele leven op zijn netvlies als nu een kind in één week.
Niet alleen religies maken gebruik van stilte en meditatie, ook de verslavingszorg, de hulpverlening, de
pijnbestrijding. Wat is nu echt belangrijk in het leven? Hoe kom je tot zelfbewustzijn? Alles in deze maatschappij houdt je daarvan af.
B. De levensbeschouwelijke invalshoek
Wat laten de christelijke en/of andere levensvisies zien over mijn onderwerp.
Alle religies gaan over verbondenheid met een hogere macht. Je komt in contact met die hogere macht door stilte. Ook met de hogere macht in jezelf, je geweten, je waarden, je liefde. Je komt daar door stilte.
Hoe uit zich dat in de verschillende religies? 1) Contemplatieve orden
2) Gebed 3) Meditatie
C. De onderwijskundige invalshoek
Methodes meer gericht op prestaties, de verwachtingen van de maatschappij zijn hoger, prestatiemaatschappij. Materiële maatschappij. Het verschil tussen hebben en zijn. De basisbehoefte is verbondenheid, ik hoor erbij. Ik mag er zijn. Welk effect heeft meditatie of hebben stilte-‐oefeningen bij kinderen?
3. Literatuuronderzoek
3.1 De maatschappelijke invalshoek
Onze samenleving is in hoge mate een doe-‐maatschappij geworden, waarin een grote klemtoon ligt op het presteren. Ook op scholen heerst een grote werkdruk. De leerplannen worden volgepropt. Met de beste bedoelingen moet het niveau steeds hoger getild worden. Op 19 september 2013 heeft het kabinet een
principeakkoord gesloten met de Stichting van het Onderwijs over het Nationaal Onderwijsakkoord (Rijksoverheid). Nederland wil tot de best presterende onderwijsstelsels van de wereld gaan behoren.
Daarnaast geeft De Winter (2009) aan dat in onze wereld en in ons leven, steeds minder zekerheden zijn. Heel veel mensen staan onder de constante stress van een mogelijk verlies van hun baan. De drukke agenda’s van ouders kunnen tegenwoordig zorgen voor een constant hectisch gevoel. Ook wonen er veel kinderen in gebroken gezinnen of nieuw samengestelde gezinnen. Toch probeert iedereen zo goed mogelijk zijn kinderen te begeleiden. We willen het allerbeste voor hen, het mag hen aan niets ontbreken. De woensdagmiddagen en weekenden zijn overvol. Het vraagt heel wat organisatie van ouders om ervoor te zorgen dat kinderen al hun activiteiten kunnen
uitoefenen. Sommige kinderen zitten op de voor-‐ tussen en naschoolse opvang, waardoor er wel vijf verschillende opvoedgezichten met bijbehorende regels in hun levens zijn. Kortom: zoveel wisselingen, zoveel prikkels en zoveel aanpassingen zorgen voor onrust.
Een andere oorzaak van onrust is de overvloed aan prikkels die de kinderen via de media ontvangen. Veel kinderen kijken voor school al televisie. Het internet is altijd bereikbaar en sommigen hebben een mobiele telefoon.
Televisieprogramma's switchen om de seconde naar een ander beeld en worden aangevuld met geluiden en muziektunes. Ook bij elke beweging van een computerspel hoort een typerend geluid (leraar24).
Christakis e. a. (2004) geven aan dat televisie kijken op jonge leeftijd een negatief effect heeft op het latere concentratievermogen. In 1970 was de gemiddelde leeftijd waarop kinderen begonnen met televisie keken 4 jaar. Tegenwoordig is de gemiddelde leeftijd 4 maanden. Recent onderzoek naar de invloed van media hebben televisie kijken gekoppeld aan de overmatige stimulatie van het kinderbrein. Dit leidt mogelijk tot de ontwikkeling van ADHD. Het onderzoek van Christakis e. a. toont aan dat, naarmate kinderen langer televisie kijken vóór de leeftijd van drie jaar, zij een grotere kans lopen om concentratieproblemen te ontwikkelen. Dit wordt met name
veroorzaakt door de snelle beeldwisselingen.
Er is een toename van kinderen met concentratiestoornissen. Gedurende het laatste decennium is in Nederland het aantal ADHD en ADD gediagnosticeerde kinderen en het aantal kinderen dat daarvoor psychostimulantia krijgt voorgeschreven, sterk gestegen (NCRM). Termen als hooggevoelig, indigo, adhd en hoogbegaafd duiken steeds meer op in onderwijskringen en ouderbladen. Kuijsters (2009) schrijft dat het hoppen en zappen van activiteit naar activiteit én de inbreuk van het mediageweld in de kinderwereld weinig ruimte geven voor het indalen en
verwerken van emoties en ervaringen, terwijl juist gevoelige en drukke kinderen veel rust, begrip en balans nodig hebben.
Ik ervaar zelf ook dat we leven in een samenleving met veel drukte en geluid. Plekken met natuurlijke geluiden worden steeds schaarser, terwijl stilte, samen met ruimte en duisternis, de basis is van onze natuur. Het is een oerwaarde die bijdraagt aan de levenskwaliteit van de mens. Ik denk dat we juist in onze dynamische maatschappij behoefte hebben aan stilte, tijd om te ontspannen en onze ervaringen te verwerken, tijd om te reflecteren op wat we écht belangrijk vinden in ons leven. Stilte heeft een positieve uitwerking op onze psychische en fysieke
gezondheid. In stilte ontstaan inspiratie en creativiteit; antwoorden komen vanzelf en we weten hoe te handelen in een situatie. Kortom, stiltebeleving is belangrijk voor onze balans (dagvandestilte).
Stilte wordt vaak opgevat als opgelegd en afgedwongen. In het verleden werden kinderen gedwongen om stil te zijn, in de rij niet te praten, stil te zitten op de bank en stil te staan. Dat wordt nu gezien als een vorm van onderdrukking (kuleuven.be/thomas). Toch is stilte een voorwaarde om ruimte te creëren. Ik vind dat we in het onderwijs opnieuw de stilte een plaats moeten geven. Bijvoorbeeld tijdens het eten van fruit kun je een stiltemoment inlassen, zodat kinderen hun aandacht concentreren op het eten en op zichzelf.
Kamsma (2013) liet afgelopen juni in het NRC Handelsblad een ‘stiltekaart’ van Nederland zien. Lezers van de krant hadden massaal gehoor gegeven aan de oproep hun favoriete stilteplek op te sturen. Bijna honderd plekken werden door de lezers genoemd. De meeste bevonden zich, verrassend genoeg, in Amsterdam. De meest genoemde plek was niet de heide in Drenthe of een Waddeneiland, maar de Oude Kerk, midden in Amsterdam. Het lijkt wel of stilte niet kan worden gewaardeerd zonder drukte. Uit eigen ervaring lijkt dat logisch, in een drukke omgeving heb je meer behoefte aan rust. Door de geluiden die je buiten hebt opgenomen, valt de stilte binnen meer op.
Niet alleen religies maken gebruik van stilte en meditatie, ook de psychiatrie en de verslavingszorg. In de
verslavingszorg wordt wereldwijd gebruik gemaakt van de twaalf stappen. In deze stappen wordt gewezen op het belang van zelfkennis, de verbinding met een hogere macht en de voorwaarden om dit te bereiken. Een van de belangrijkste voorwaarden (stap 11) is de stilte toelaten via gebed en meditatie (Anonieme Alcoholisten).
3.2 De levensbeschouwelijke invalshoek
Alle religies gaan over verbondenheid met een hogere macht. Je komt in contact met die hogere macht door stilte. Ook met de hogere macht in jezelf, je geweten, je waarden, je liefde. Je komt daar door stilte. Hoe uit zich dat in de verschillende religies?
Bienefelt (2013) beschrijft een citaat van Raimon Panikkar, een Rooms-‐Katholiek theoloog met een invloedrijke stem voor de bevordering van de dialoog tussen de wereldreligies. Hij stierf in 2010 op 91-‐jarige leeftijd.
‘De stilte van het leven is niet noodzakelijk identiek aan een leven in stilte, het stille leven van de monniken, de stilte van de woestijn. Een leven in stilte is belangrijk en noodzakelijk om onze doelstellingen te realiseren, onze
activiteiten te plannen, onze relaties te cultiveren etc... Maar dit is nog niet de stilte van het leven. De stilte van het leven is de kunst om de levensactiviteiten, die het leven zelf niet zijn, te doen zwijgen, teneinde door te stoten tot de zuivere ervaring van het leven.’
In het christendom speelt stiltemeditatie een grote rol. Contemplatie is verwant aan meditatie. Meestal gebruikt men de term contemplatie specifiek bij de kloosterorden die een beschouwend oftewel contemplatief leven leiden, met name onder een kloosterregel als de Regel van Benedictus, die gebed, studie en stilte tot het hart van het monastieke leven maakt. De leden van deze orden verlaten hun klooster of abdij niet.
De Benedictijner kloosterorde is genoemd naar Benedictus van Nursia, die leefde in de zesde eeuw. Benedictus wordt gezien als de vader van de rooms-‐katholieke kloostertraditie. Zijn invloed komt vooral door zijn
hoe je die inzichten in praktijk kunt brengen. Wereldwijd zijn er meer dan 8.000 benedictijnen en 17.000 benedictinessen. In Nederland zijn nog vijf benedictijnse kloosters, twee met zusters en drie met broeders. Volgens Christopher Jamison, abt van een Benedictijnenklooster in Engeland, kun je via stilte met jezelf praten. Door je te richten op je binnenste ga je als het ware het gesprek aan met jezelf. Je krijgt toegang tot het diepste deel van jezelf. Dat is de ziel (Trouw).
Gaens & de Grauwe (2006) beschrijven in hun boek de levenswijze van de monniken van de Kartuizerorde. Hun samenlevingsverbond is een compromis tussen afzondering en gemeenschap. Zij verblijven alle dagen in een eigen kloostercel behalve op zondag. De oorsprong van deze leefwijze ligt in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Christenen trokken de woestijn in van Egypte en Palestina om hun leven geheel aan de geest te wijden.
Ze beoefenden een gebed zonder woorden, verbonden zich met God in stilte en eenzaamheid. Latere ‘monniken’ probeerden regels op te stellen voor het leven in de woestijn en introduceerden enkele aspecten van
gemeenschapsleven, zoals gezamenlijke gebeden en maaltijden. Hier ligt de basis van het latere christelijke monastieke leven.
Het beoefenen van het boeddhisme betekent vooral het verbeteren van de geest. Idema (2011) geeft aan dat boeddhisten zich in hun leven aan acht regels moeten houden (het achtvoudige pad), om verlichting te bereiken. De regels komen niet ná elkaar, maar staan naast elkaar. Het achtvoudige pad bestaat naast de groep van ‘moraliteit’ en de groep van de ‘wijsheid’ ook uit de groep van ‘concentratie’:
• De juiste inspanning (naar het verzamelen van goed karma, slechte gedachten vermijden en overwinnen, het tot groei brengen van goede gedachten).
• De juiste aandacht (je moet je bewust zijn van alles wat je doet en wat je denkt). • De juiste meditatie (je hoofd leegmaken en terugkeren tot wie je werkelijk bent).
De boeddhistische monnik Thich Nhat Hanh (1998) beschrijft het belang van meditatie. Hij vergelijkt het met een glas zelfgemaakt appelsap. Als dit een uurtje staat, is het glashelder geworden. De kleine appeldeeltjes zakken naar beneden. Op dezelfde manier kan de geest door meditatie geleidelijk rustig en doorschijnend worden. Deze helderheid verkwikt ons en geeft ons kracht.
Ook Nairn (2000) legt uit wat meditatie betekent in het boeddhisme. Meditatie is geheel anders dan de normale bezigheden of wereldse activiteiten, omdat ze niet op een doel is gericht en geen gericht denken vereist. Nairn geeft aan dat een houding van zelfaanvaarding van essentieel belang is voor meditatie. Alles leren aanvaarden wat in de geest plaatsvindt – alle gedachten, alle gevoelens, wat dan ook – en ermee op goede voet komen. Daarbij is het belangrijk dat we in staat zijn onszelf onvoorwaardelijk te aanvaarden en lief te hebben. Dan pas kunnen we ook anderen aanvaarden en liefhebben.
De grote filosofen hebben ook allemaal gewezen op het belang van stilte en concentratie. Onder andere Socrates vindt dat kennis van het leven start bij gedegen zelfonderzoek. Daarvoor heb je tijd en stilte nodig en vormen van meditatie (Filosofie Magazine).
Mindfulness is erg in opkomst en tegenwoordig veel in de publiciteit. Het is een combinatie van oosterse meditatie en westerse psychologie. Mindfulnesstraining is jezelf trainen met volle aandacht in het moment te zijn.
Mindfulness betekent letterlijk opmerkzaam zijn. Dat betekent dat je met geduld en openheid aandacht schenkt aan de altijd aanwezige stroom van gebeurtenissen in je leven, zonder dat je erop hoeft te reageren. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de theeceremonie waarbij alle handelingen met grote aandacht en langzame bewegingen worden uitgevoerd. De boeddhistische monniken in Japan bereiden en drinken hun thee met volle aandacht als deel van hun dagelijkse oefening. Zo is het schoffelen in de tuin of het schillen van aardappelen net zo goed een meditatie
als met gekruiste benen op een kussentje zitten. Wanneer je alles met volle aandacht doet word je opeens bewust van allemaal kleuren, geuren en geluiden waar je je nooit eerder bewust van was en zal je niet alleen rust ervaren maar ook intenser gaan leven.
Het woord ‘yoga’ is afgeleid van het Sanskriet woord Yug dat ‘verbinding’ betekent. Bij yoga gaat het om de verbinding tussen lichaam en geest. Yoga ontstond ruim 4.000 jaar geleden in India. Het was een manier om tot een diepere staat van meditatie te komen. Yoga is in zijn brede context een hindoeïstische filosofie die leert de geest, het gevoel en het lichaam te beheersen, om daarmee de vereniging met God te bereiken.
3.3 De onderwijskundige invalshoek
Volgens de Britse opvoedingsdeskundige Sue Palmer hebben kinderen het nodig zich te ontwikkelen in ‘slow time’, wanneer er rust heerst. Volgens Palmer is de toename van ontwikkelingsstoornissen bij kinderen mede te wijten aan het feit dat kinderen niet genoeg rust hebben (suepalmer.co.uk). Ik ervaar dat de kinderen van nu veel moeten doen in een korte tijd.
Net als Palmer schrijft Both (1999) dat niet de tijd nemen of krijgen om echt aandacht aan iets te geven, dodelijk is voor werkelijk, persoonlijk leren. Dit heeft ook gevolgen voor de hoeveelheid leerstof: niet het vele is goed, maar het goede is veel. Naar mijn mening moeten scholen kiezen, niet alles kan.
Juist nu, met een overdaad van indrukken, is het van groot belang te werken aan een innerlijk leven van kinderen, het cultiveren van gevoelens, het omgaan met verlangens en andere emoties, het voeden van de verbeelding. Dit kan enigszins een tegenwicht vormen voor het presteren en de sociale druk om mee te doen met de nieuwste trends. Stilte vormt hier, naast verhalen, kunstzinnige activiteiten, symbolen en rituelen, een belangrijk middel om dit te bereiken. Both (1999) geeft aan dat stilte gaat om het bewaren van je ‘zelf’. Ik ben het met hem eens. Het gaat hier om het vormen van de persoonlijkheid, van het ‘iemand zijn’. Iemand die gevoelig is voor andere mensen, de natuur, het mysterie van de werkelijkheid.
Duijkers (2007) geeft in haar onderzoek aan dat mindfulness een positieve invloed heeft op schoolsucces. Langenberg & Brandsma (2012) ontwikkelden de methode ‘MindfulKids’, bedoeld voor groep 5 t/m 8 van de basisschool. Ze geven aan dat kinderen weinig besef hebben van wat binnen in hen gebeurt. Ze zijn vooral met elkaar bezig. Ze zitten nooit alleen thuis, in stilte. Weten wat er in je geest gebeurt, is gezond. Het helpt kinderen bij het ontwikkelen van een identiteit en bij het maken van keuzes.
3.4 Hoe creëer je momenten van rust in groep 1 en 2?
Hoe creëer je nu rust in de klas? Kuijsters (2009) geeft aan dat de houding van de leerkracht van groot belang is. Straal je als leerkracht rust uit, dan nemen de kinderen deze rust over. Ik denk dat het belangrijk is, om jezelf als leerkracht steeds af te vragen hoe het met je eigen rustmomenten is gesteld als je aan het werk bent. Ook in de voorbereiding en afsluiting van de dag is het belangrijk om na te gaan of je in balans bent. Neem de tijd om te reflecteren.
Hoe creëer je nu momenten waarin kinderen weer tot zichzelf kunnen komen? Viegas (2006) beschrijft meditatie-‐ oefeningen voor kinderen vanaf 5 jaar. In deze meditaties worden ogenblikken van stilte gecombineerd met fantasie en verbeeldingskracht. Dit heet: Geleide meditatie. Kinderen leren via visualisering hun aandacht te richten zonder prikkels van buitenaf. Ze leren beter luisteren en zich beter concentreren. Hierdoor verbetert de werksfeer in de klas. Kinderen leren lichamelijk en geestelijk te ontspannen, zodat ze creatieve en mentale ‘spierkracht’ ontwikkelen. Bovendien ervaren ze dat ze in hun eigen innerlijke wereld avonturen kunnen ontdekken. Door te visualiseren leer je scheppend – dus creatief – bezig te zijn.
Een lesactiviteit kan bijvoorbeeld beginnen met een kort meditatief moment, waardoor er een rustige sfeer wordt gecreëerd in de klas. Dit meditatief moment kan vormgegeven worden door bijvoorbeeld het afspelen van rustige muziek, het aansteken van een kaars of het voorlezen van een gedicht. Er wordt een moment van stilte gecreëerd waardoor er ruimte en rust in de groep kan komen.
Volgens De Schepper (2011) hebben kinderen voor deze stilte-‐momenten wel een kapstok nodig: • Kijken naar een kaars die brandt.
• Bewust ademen.
• Luisteren naar geluiden buiten de klas. • Heel langzaam tekenen op een groot blad.
Kuijsters (2009) noemt het stiltespelletjes. De spelletjes zorgen voor rust en stilte in de klas, geven de kinderen energie en verhogen de concentratie, waardoor het makkelijker wordt om aan de slag te gaan met de volgende activiteit. Een meditatie kan bijvoorbeeld een heel simpel stiltespelletje zijn tussen de lessen door, waarbij de leerlingen hun ogen dicht doen en ze worden meegenomen naar eerder die ochtend. ‘Wat deed je, wie kwam je tegen, hoe liep je naar school?’ Na deze weg eindigt de leerkracht: ‘Voel dat je op de stoel zit. Met je voeten op de grond en aandacht in de klas.’ Kuijsters geeft aan dat de kinderen na een tijdje zélf gaan vragen naar een rustig en stil spelletje.
4. Zelf in gesprek met een verhaal
De Stilte
Niets is sterker Dan de stilteNiets heeft zoveel kracht Als het zwijgen van de nacht Niets is sterker
Dan de stilte
Niets is sterker dan het woord Dat niemand hoort
Er is vandaag weer zoveel gezegd Zoveel mensen op de wereld Hebben zoveel uitgelegd Gekanker op een ander Door die beterweters
Maar die beterweters zouden beter moeten weten En vergeten wat ze weten, want...
Neem een voorschot op de dood Voel de stilte om je heen
Wie de zwijgzaamheid verdragen kan Voelt zich nooit alleen
Kom hier bij me, hou me vast En vraag niet wat ik voel Woorden zeggen veel te vaak Wat ik niet bedoel
(Stef Bos)
Na de eerste keer luisteren
Heb je er al iets van ervaren? Hoe voelt dat? Denk je dat je weet wat voor lied het is? Waar het vandaan komt? Wat verwacht je te weten te komen?
Ik weet weinig over het liedje. Ik heb het weleens gehoord. Ik herken de melodie, maar ik heb nooit bewust geluisterd naar de tekst. Het liedje maakt me wel rustig. Het roept associaties op van een kerkdienst. Het gaat over stilte. Ik verwacht meer inzicht te krijgen in de achterliggende gedachten van de schrijver. Wat wil de schrijver ons vertellen over stilte?
Tijdens de tweede keer luisteren
Wat hoor je? Waarover gaat het lied? Wat wordt er gezegd? Wat gebeurt er eerst en dan daarna? Begrijp je de tekst? Kun je het met eigen woorden navertellen?
Het lied gaat over stilte. Stilte is zelfs krachtiger dan woorden. Hij geeft aan dat er veel gepraat wordt in de wereld. Hij heeft het over beterweters, maar het is eigenlijk betweter. Dat woord valt me op. Waarom gebruikt hij dat woord? Bet’ is een oud woord voor ‘goed’, beter en best zijn daarvan als ‘trappen’ overgebleven. Het woord
die meent alles beter te weten dan anderen. Maar die mensen zouden beter moeten weten (omdat ze beterweters zijn) en in moeten zien dat al die meningen er niet toe doen.
In het laatste gedeelte geeft de schrijver aan dat als je goed met stilte om kunt gaan, je niet angstig bent. Wanneer voel je je alleen? Als je eenzaam bent. Wat is eenzaamheid? Een gevoel van leegte. Een gevoel van niet-‐verbonden zijn met de anderen, met de wereld. Maar schrijft hij niet over zwijgzaamheid tussen mensen? Waarbij je je niet alleen hoeft te voelen. In de stilte kan ook de verbinding liggen met jezelf, met de natuur, met de kosmos of met anderen. Of met God. Hier gaat hij verder op in door te stellen dat woorden niet kunnen beschrijven wat je voelt en bedoelt.
Na het luisteren
Wat wil het lied zeggen? Kun je doordenken over de bedoeling? Roept het lied op om iets te doen? Wat vind je ervan? Hoe voel je je daarbij? Wat roept dat bij je op?
In onze maatschappij is veel aandacht voor het gesproken woord. Verbaal begaafde mensen hebben status. Ik denk dat de schrijver in reactie daarop een manifest heeft gemaakt voor de stilte. ‘Niets is sterker dan het woord, dat niemand hoort.’ Ik denk dat hij hiermee bedoeld dat je door stilte bij je ‘kern’ komt. Om te kunnen horen heb je aandacht en rust nodig. Stilte is pas zinvol als je luistert. In de stilte hoor je wat je normaal niet waarneemt. Als we stil zijn kan de werkelijkheid tot ons spreken. Als je de stilte toelaat en niet angstig bent, een voorschot neemt op de dood (stilte), aanvaard je het leven zoals het is.
Wat doe je met wat je gehoord hebt?
Kun je verder denken? Heb je zoiets wel eens meegemaakt? Waar nodigt het lied je toe uit? Wat gebeurt er als je dat zou gaan doen? Kom je dan meer te weten? Kun je nu aan de slag?
Na de analyse van deze tekst heb ik er bewondering voor dat iemand zo poëtisch en beknopt uiteenzet wat de kracht van de stilte is. Dit inspireert me om in mijn ‘drukke’ leven meer stilte toe te laten. Ik ben het met hem eens, maar ik breng het nog onvoldoende in praktijk. Ik ben opgegroeid in een rustig gezin. Mijn ouders hielden beiden van de natuur en de stilte. Dit merk ik nog steeds in mijn huidige leven, ik krijg energie van een rustige omgeving. Dit biedt een tegenwicht voor de hectiek en de prestatiedruk die ik ervaar in mijn huidige levensfase.
Als leerkracht wil ik proberen kinderen de onderlinge verbondenheid te laten ervaren via stilte-‐oefeningen. Daarnaast denk ik dat deze oefeningen het zelfbewustzijn van de kinderen kan vergroten.
De stilte betekent niet ongevoeligheid of domheid. De monastieke stilte is er omdat deze
het verstandelijke is gepasseerd en verder is gegaan dan de woorden, omdat de stilte de gedachte overstijgt.
Dat is waarom de monniken zich niet comfortabel voelen tussen intellectuelen.
Tevens,
de monastieke discipline beveelt de stilte aan als remedie
tegen de verstrooiing.
(Raimon Panikkar) (Monniken in de stad)
5. Conclusie literatuuronderzoek
Op basis van mijn onderzoek kan ik concluderen dat in onze prestatiemaatschappij, waarin we ons vooral focussen op de buitenwereld, stilte-‐momenten van groot belang zijn. Ik wil als leerkracht momenten van rust creëren in de klas, waarin kinderen weer tot zichzelf kunnen komen. Stilte maakt kinderen bewust en laat ze het ‘nu’ ervaren. Ik wil kinderen leren naar hun eigen, innerlijke stem te luisteren. Er zijn verschillende oefeningen en spelletjes, die ervoor zorgen dat kinderen meer naar binnen keren en rust ervaren. Kinderen die leren om zich in stilte te
concentreren, kunnen zich daarna ook beter concentreren in de hectiek van een drukke schoolklas
(Algra & Dolfsma-‐Troost, 2008).
Stilte-‐oefeningen kunnen zorgen voor verbondenheid met jezelf, met elkaar of met een hogere macht.
Daarnaast is stilte van belang bij verwondering en verbeelding. Ik wil kinderen leren open te staan voor de dingen, te beginnen bij heel goed kijken, luisteren of voelen. Het uiten van gevoelens bij wat ze zien, horen of ervaren. Na elke stilte-‐oefening wil ik de kinderen laten nadenken over de activiteit. Hoe vonden ze het? Wat hebben ze ervaren? Wat vonden ze moeilijk of gemakkelijk?
Volgens De Schepper (2007) zijn de drie basisvaardigheden van levensbeschouwing die van belang zijn bij jonge kinderen: 1) symbolen/rituelen, 2) waarnemen en 3) verbeelden. Ik wil deze drie basisvaardigheden als tussendoelen verwerken in de stilte-‐oefeningen.
1) symbolen/rituelen
Het belang van symbolen en rituelen hangt samen met het belang van niet-‐rationele dimensies van
levensbeschouwing (De Schepper, 2004). Levensbeschouwing wordt daarin beleefd via de zintuigen en met het hele lichaam. Symbolen en rituelen worden sterker naarmate kinderen ze ervaren, vooral als deze ervaring door anderen gedeeld wordt. Het zijn zeer krachtige middelen om verbondenheid te laten ervaren.
Kinderen houden van rituelen. Ik wil steeds op dezelfde wijze beginnen met de stilte-‐oefeningen: rustige muziek, gordijnen (half) dicht, lamp zachter, een kaars aansteken, een kleine tafel met een bloem, mooie stenen of een bijzondere schelp. Ik start elke oefening met het geluid van een triangel.
2) waarnemen
Het diepgaand waarnemen, niet alleen met oren en ogen maar ook met het hart. Verwonderen, voelen en genieten. Ik wil hun natuurlijke nieuwsgierigheid en verwondering proberen te intensiveren. Het waarnemen richt zich op hun eigen leefwereld, de natuur en de mensen om hen heen. Bijvoorbeeld: naar buiten te gaan en hen aandachtig leren kijken in de natuur. Maar ook in de klas dieren, bloemen en planten of voorwerpen gericht laten bekijken en eraan ruiken, erover praten.
3) verbeelden
Bij geleide meditatie vertelt de leerkracht een verhaal waarbij het kind zichzelf voorstelt in een bepaalde omgeving of situatie. De kinderen worden in de ‘meditatie’ getrokken en worden onderdeel van het verhaal. Op deze manier wordt de fantasie geprikkeld. Hoe levendiger de situatie wordt beschreven, hoe meer je de verbeeldingskracht stimuleert en kinderen helpt om de rest van het verhaal te visualiseren (Fontana, 2007).
Geleide meditatie sluit goed aan bij de ontwikkelingsfase van kinderen in groep 1/2. De kracht van deze fase is de ontwikkeling van de verbeelding. Van den Berg e.a. (2009) beschrijven de theorie van Kieran Egan. Kinderen in groep 1/2 bevinden zich in de ‘mythische’ ontwikkelingsfase. De waarheid en realiteit in een verhaal doen er eigenlijk niet toe. Fantasie en werkelijkheid lopen in elkaar over. De verbeelding is niet beperkt door logisch denken. Daarnaast zijn kinderen in deze periode gericht op de fundamentele emoties: veiligheid, liefde en het kwaad. Hierbij draait het om tegenstellingen. Iets is goed of slecht, arm of rijk en mooi of lelijk. Door op te gaan in
een verhaal ontdekken kinderen hun eigen sterke en zwakke kanten. Ze maken kennis met de eigen houding ten opzichte van zichzelf en andere mensen.
Het is als leerkracht belangrijk om bij het voorlezen dezelfde reis te maken als de kinderen. De leerkracht laat met zijn stem, het ritme en zijn gezichtsuitdrukking merken dat hij de verbazing en de opwinding met de kinderen deelt.
Het algemene doel voor de praktijk:
Het ervaren van verbondenheid en vergroten van het zelfbewustzijn via stilte-‐oefeningen in groep 1/2, waarbij drie basisvaardigheden van levensbeschouwing aan bod komen: symbolen/rituelen, waarnemen en verbeelden.