• No results found

Het Effect van Fysieke Straffen op de Ontwikkeling van Internaliserende Gedragsproblemen bij Kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Effect van Fysieke Straffen op de Ontwikkeling van Internaliserende Gedragsproblemen bij Kinderen"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Effect van Fysieke Straffen op de Ontwikkeling van Internaliserende Gedragsproblemen bij Kinderen

Een Multilevel Meta-Analytisch Onderzoek

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam

S. Bijman (10280200)

Dhr. Dr. M. Assink (begeleider)

(2)

Inhoudsopgave Abstract ... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 8 Resultaten ... 11 Discussie ... 16 Literatuur... 27 Bijlage ... 28

(3)

Abstract

Whether the use of physical force to cause children pain, but not injury, with the goal to adjust their behavior is justified has been the subject of debate among the public for a decent amount of time. This study reports on a three-level meta-analysis of the association between physical punishment and the development of children’s internalizing behavior problems. In contrast to earlier review studies, this study applied a three-level meta-analysis approach, which made it possible to include multiple effect sizes for each included study. A total of 19 studies with 91 effect sizes was included which included a total sample of N = 18900. The results showed that physical punishment had a small overall effect (r = 0.155, p < .001 on the development of children’s internalizing behavior problems. It also showed that the type of assessor of the punishment and the internalizing problems, the period of time for measuring punishment, the parent’s education, and whether studies examined the frequency or severity moderated the relation between physical punishment and the development of children’s internalizing behavior problems. The same assessor of punishment and internalizing problems, a time period including ‘ever’, a lower parental education, and studies examining the seriousness of punishment showed stronger relations between physical child punishment and internalizing behavior problems.

Sleutelwoorden: fysieke straf, spanking, lijfstraf, internaliserende gedragsproblemen, angst, depressie, zelfvertrouwen, kinderen

(4)

Inleiding

Het toepassen van fysieke straffen is één van de meest agressieve vormen om een kind te disciplineren. Ondanks dat het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind stelt dat landen iedere vorm van geweld tegen kinderen moeten voorkomen én het feit dat enige vorm van fysiek geweld tegen kinderen in 59 landen bij wet is verboden (Cuartes, Ward, Ma & Grogan-Kaylor, 2020), bestaat er nog steeds veel discussie over dit onderwerp. In de maatschappelijke discussie worden standpunten ten aanzien van fysiek straffen veelal gevormd door ethische, morele en religieuze principes (Gershoff, 2013). Eén van de redenen dat deze discussie nog steeds gaande is, zijn de uiteenlopende conclusies uit verschillende samenvattende onderzoeken. Zo zou volgens sommige onderzoeken het toepassen van fysieke straffen onder bepaalde omstandigheden wel degelijk een nuttig effect hebben voor kinderen (Larzeler & Kuhn, 2005). Volgens andere onderzoeken zou het slechts beperkte negatieve effecten hebben op de emotionele, cognitieve en gedragsmatige ontwikkeling (Ferguson, 2013; Paolucci & Vialota, 2004), terwijl een meta-analyse van Gershoff (2002) wijst op een overall negatief effect (Gershoff, 2002). Om de discussie te beslechten en kritieken op deze eerdere onderzoeken te verwerken hebben Gershoff en Grogan-Kaylor (2016) als laatste een grote meta-analyse uitgevoerd. Ook hierin werd een overall negatief effect gevonden. Echter, ook deze meta-analyse is niet vrij van mogelijke verbeterpunten. De huidige studie omvatte een drie-level meta-analyse die het effect van fysieke straffen op de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen bij kinderen onderzocht. Deze meta-analyse zal een verbetering uitvoeren ten opzichte van Gershoff & Grogan-Kaylor (2016) door meerdere effectgroottes uit de primaire studies te includeren. Middels het gebruik van een drie-level meta-analyse wordt op deze manier gedegen moderatorenanalyse mogelijk (Wibbelink & Assink, 2015). Daarbij zal recent verschenen literatuur worden geïncludeerd, waardoor het mogelijk wordt om gedegen conclusies te trekken over het effect van fysieke straffen op de

(5)

ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen bij kinderen en welke factoren dit verband modereren.

Fysiek straffen

De term fysieke straf is een overkoepelende term voor verschillende soorten straffen. Deze straffen hebben gemeen dat het een vorm van straf is waarbij iemand een kind fysieke pijn laat ervaren om zo het gedrag te beïnvloeden (United Nations Committee on the Rights of the Child, 2007). Het is van belang om onderscheid te maken tussen de verschillende vormen van fysieke straffen (Baumrind, Larzelere & Cowan, 2002; Benjet & Kazdin, 2003). Door alle vormen onder één definitie te brengen zou het geven van lichte fysieke straffen, zoals het geven van een tik, gelijkgesteld worden aan zwaardere vormen van fysieke straffen. Dit is niet wenselijk, omdat men het erover eens is dat zwaardere vormen van fysieke straffen, zoals fysieke kindermishandeling, op korte en lange termijn negatieve gevolgen zullen hebben voor een kind (Benjet & Kazdin, 2003). Om onderscheid te maken tussen de verschillende vormen van fysieke straffen zullen in deze meta-analyse fysieke straffen gecategoriseerd worden in drie groepen. Hierbij wordt spanking, of het geven van een tik, als mildste vorm gezien. De definitie van spanking wordt breed gedragen binnen de wetenschap en laat zich definiëren als ‘het geven van een enkele tik of het slaan met vlakke hand op de billen om zo het gedrag te beïnvloeden’ (Ferguson; 2013; Gershoff, 2002; Gershoff & Grogan-Kaylor, 2016). Over een zwaardere vorm van fysieke straffen bestaat geen eenduidige definitie. In dit meta-analytische onderzoek zullen binnen deze categorie straffen vallen waarbij het kind op andere plekken wordt geslagen, het kind door elkaar wordt geschud of het kind wordt geslagen met een object. Kenmerkend voor deze categorie is dat het kind hier geen blijvend letsel aan overhoudt. Dit laatste is direct het kenmerk voor de zwaarste categorie: fysieke kindermishandeling. Hieronder vallen alle vormen van fysieke straf waar een kind blijvend letsel aan overhoudt (Bordin, Duare, Peres, Nascimento, Curto & Paula, 2009). Ondanks het feit dat in Nederland

(6)

de meeste discussie gaat over het geven van de ‘pedagogische tik’ zal in deze meta-analyse de term ‘spanking’ worden gebruikt. Hiertoe is besloten gezien de vele Engelstalige literatuur omtrent dit onderwerp en het feit dat een tik wel onder spanking kan vallen, maar niet vice versa. Een tik kan immers ook op een andere plek gegeven worden dan de bil.

Spanking is een veelvoorkomend gebruik, maar percentages verschillen per land. Cijfers uit 2012 in de Verenigde Staten tonen aan dat 63% van de ouders aangeeft dat zij hun kind op enige manier fysiek gestraft hebben (Lansford & Deater-Deckard, 2012). In andere landen zoals Bosnië (28%) lag dit percentage lager, maar in landen als Jamaica (84%) weer een stuk hoger. Daarbij zien veel ouders spanking als een adequate manier van straffen. Zo vindt 77% van de Amerikaanse mannen en 65% van de Amerikaanse vrouwen dat het nodig is om kinderen te spanken om op die manier het gedrag positief te beïnvloeden (Child Trends, 2009).

Internaliserende Gedragsproblemen

Eén van de mogelijke gevolgen van het fysiek straffen van kinderen is de ontwikkeling van verschillende vormen van gedragsproblemen. Een veel gebruikte manier om onderscheid te maken in deze problemen is het onderscheid tussen internaliserende gedragsproblemen enerzijds en externaliserende gedragsproblemen anderzijds (Achenbach, 1978). Externaliserende gedragsproblemen laten zich kenmerken door problematisch gedrag dat op de omgeving van een persoon gericht is (Eisenberg, Zhou, Spinrad, Valiente, Fabes & Liew, 2001). Internaliserende gedragsproblemen kenmerken zich doordat zij naar binnen gericht zijn en hebben daarmee vooral betrekking op de psyche van een persoon (Fite, Stoppelbein, Greening, & Dhossche, 2008). Het zijn problemen die vooral storend zijn voor het individu zelf (Mervielde, De Clercq, De Fruyt & Van Leeuwen, 2005), maar ook een grote invloed hebben op het gezin waarin een kind met deze problemen opgroeit (Bayer, Sanson & Hemphill, 2006). Wanneer internaliserende gedragsproblemen ontstaan bij kinderen, kunnen ze op latere

(7)

leeftijd verregaande gevolgen hebben. Ze kunnen leiden tot verminderde academische prestaties, meer problematische relaties en een verhoogde kans op suïcide (Angold & Egger, 2007). Internaliserende problemen komen veel voor: een kwart van de jeugd uit internationale steekproeven blijkt te lijden aan enige vorm van internaliserende gedragsproblemen (Bayer, Ukoumunne, Mathers, Wake, Abdi & Hiscock, 2012). De meest voorkomende vormen van internaliserende gedragsproblemen zijn angsten, depressies, somatische klachten en het hebben van een laag zelfbeeld (Roelofs, Meesters, ter Huurne, Bamelis, & Muris, 2006).

Eerder onderzoek

Uit eerder onderzoek naar de relatie tussen fysieke straffen en internaliserende gedragsproblemen blijkt dat de gevonden verbanden niet altijd even sterk zijn. Zo vond Gershoff (2002) een klein positief effect (d = .49) en vond ook Ferguson (2007) een klein effect (r = .10). De meta-analyse van Gershoff (2002) ondervond enige kritieken. Het belangrijkste punt van kritiek was dat binnen haar onderzoek ook straffen werden geïncludeerd die blijvend letsel als gevolg hadden (Baumrind, Larzelere & Cowan., 2002; Benjet & Kazdin, 2003). Naar aanleiding van deze kritiek voerden Gershoff & Grogan-Kaylor (2016) een nieuwe meta-analyse uit, waarin wederom een klein positief effect gevonden werd (d = .26). Met de ontwikkeling van nieuwe statistische methoden is het mogelijk om ook deze meta-analyse te verbeteren. Alle eerdere samenvattende onderzoeken hebben slecht één effectgrootte per studie geïncludeerd. Nieuwe statistische methoden bieden de mogelijkheid om uit iedere studie meerdere effectgroottes te includeren (Wibbelink & Assink, 2015), waardoor er meer statistische power ontstaat en meer valide conclusies getrokken kunnen worden. Ook biedt deze methode de mogelijkheid om een gedegen moderatorenanalyses toe te passen, om te bepalen hoe het verband tussen lijfstraffen en internaliserende gedragsproblemen bij kinderen beïnvloed wordt. Dit is van groot belang, omdat het vaststellen van moderatoren bijdraagt aan de kennis over conclusies over mogelijke verbanden (Lipsey & Wilson, 2001).

(8)

Huidige studie

Daar er nog steeds discussie is over het fysiek straffen van kinderen en de mogelijke verregaande negatieve gevolgen daarvan. Blijft onderzoek naar dit verband van groot belang. Eerdere meta-analyses zijn beperkt, in die zin dat zij slechts één effect uit iedere studie hebben onderzocht. Hierdoor zijn getrokken conclusies mogelijk beperkt geldig. Het doel van de huidige meta-analyse was om het verband tussen fysieke straffen en de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen bij kinderen te onderzoeken. Hierbij werd getracht ontbrekende kennis op te vullen door gebruik te maken van nieuwe statistische methoden. Verder zal deze meta-analyse een update geven ten opzichte van de meta-analyse van Gershoff en Grogan-Kaylor (2016) door uit de primaire studies meerdere effectgroottes te includeren. Het tweede doel was om te onderzoeken hoe het verband tussen fysieke straffen en internaliserende gedragsproblemen bij kinderen beïnvloed wordt door moderatoren. Dit werd mogelijk gemaakt door de toepassing van nieuwe statistische methoden, waarbij gebruik gemaakt werd van een drie-level meta-analyse (Wibbelink & Assink, 2015).

Methode Inclusie- en Exclusiecriteria

Voor het selecteren van primaire studies werd voorafgaand aan de zoekprocedure een aantal inclusie- en exclusiecriteria opgesteld. Ten eerste werden studies waarbij onderzoek is gedaan naar het fysiek straffen van kinderen geïncludeerd. Daarbij moest gelden dat het ging om vormen van straf waar het kind geen blijvend letsel aan zou overhouden. Ten tweede werden studies geïncludeerd die internaliserende gedragsproblemen bij kinderen als uitkomstmaat onderzocht hadden. Hierbij dienden internaliserende gedragsproblemen zich te kenmerken als naar binnen gerichte problematiek. Specifiek werden studies geïncludeerd die het verband onderzochten tussen fysieke straffen enerzijds de ontwikkeling van angsten, depressies, problemen in het zelfbeeld en de overkoepelende term internaliserende gedragsproblemen bij

(9)

kinderen anderzijds. Ten derde werden kwantitatieve studies geïncludeerd die waren gepubliceerd in een peer reviewed journal. De geschreven taal moest Engels of Nederlands betreffen. Daarbij dienden studies bruikbare effectgroottes te rapporteren, of voldoende statistische informatie om tenminste één effectgrootte te kunnen berekenen. Ten aanzien van het design werden zowel longitudinaal als cross-sectioneel als retro- en prospectieve studies geïncludeerd.

Zoekprocedure

Nadat de in- en exclusiecriteria waren opgesteld werd een zoekprocedure uitgevoerd om een zo breed mogelijk overzicht te krijgen van beschikbare potentiële studies. Hiertoe werd eerst gezocht in de databases MEDLINE, PsycINFO en ERIC met zoektermen voor fysiek straffen (spanking OR physical punishment OR corporal punishment), internaliserende gedragsproblemen (internalizing OR anxiety OR depression OR suicide OR self-esteem) en kinderen (children*). Ook werden de studies die in eerdere samenvattende onderzoeken (Gershoff, 2002; Paolucci & Vialota, 2004; Ferguson, 2013; Gershoff & Grogan-Kaylor, 2016) werden geïncludeerd getoetst aan de inclusiecriteria. Als laatste werden ook de referenties van de geïncludeerde studies getoetst aan de beschreven criteria.

Na het uitvoeren van de zoekopdracht werden studies geselecteerd door het lezen van titels en indien nodig de abstracts. Uit de initiële zoekopdracht kwamen 43 potentiële studies naar voren. Daarna werden de studies volledig doorgelezen om te kunnen bepalen in hoeverre de studie bruikbaar zou zijn in dit meta-analytisch onderzoek. Na het lezen van de studies bleef er een totaal van 19 studies over. Geïncludeerde studies zijn met een asterisk (*) gemerkt in de referentielijst.

Coderen van Studies

Om geschikte studies te coderen werd een codeerschema opgesteld, dat werd opgedeeld in vier delen: algemene studiekenmerken, steekproefkenmerken, kenmerken van het

(10)

onderzoeksdesign en de effectgrootte (zie Bijlage voor codeerschema). Onder de algemene studiekenmerken werden het type publicatie en het publicatiejaar opgenomen. Onder de steekproefkenmerken werden de gemiddelde leeftijd van kinderen, de gemiddelde leeftijd van ouders, het percentage culturele minderheid, het percentage jongens, het percentage vaders, de onafhankelijkheid van de beoordelaars van het slaan, de gemiddelde sociaaleconomische status van een gezin, het gemiddelde aantal jaar gevolgde onderwijs van ouders, het hoogst genoten opleidingsniveau van ouders en het land van data-verzameling opgenomen. Onder kenmerken van het onderzoeksdesign werd het type design, de meetmethode van slaan, het totale aantal metingen van slaan, de studieduur in maanden, de tijdsperiode waarin slaan geregistreerd werd, de operationalisatie van de fysieke straf, de gemeten aspecten (frequentie en/of ernst), de leeftijd waarop de meting van slaan plaatsvond en de leeftijd waarop de meting van het internaliserende probleem plaatsvond. Onder de effectgrootte werd het effectsize ID opgenomen en de naar Pearsons r omgerekende effectgroottes.

Berekenen van de Effectgrootte en Statistische Analyses

De studies verschilden in de gerapporteerde uitkomstmaat. Studies rapporteerden cohens’ D, Pearons r, regressiecoëfficienten, zero order correlaties en mean estimates. Om de overall effecten te kunnen berekenen zijn de gerapporteerde effectgroottes omgerekend naar de correlatiecoëfficiënt r. Hiervoor zijn formules van Lipsey en Wilson (2001) gebruikt. Voorafgaand aan de analyses werden in SPSS de continue variabelen gecentreerd rondom het gemiddelde en werden alle categorische variabelen gecodeerd tot dummy-variabele.

In een groot aantal studies was het mogelijk om meerdere effectgroottes te berekenen. Dit kan problematisch zijn, omdat dit ertoe kan leiden dat effectgroottes uit dezelfde studies op elkaar lijken, waardoor sprake is van afhankelijkheid in effectgroottes. Om hiervoor te controleren werd een multilevel-benadering toegepast met drie niveaus (Wibbelink & Assink, 2015). Hierbij betrof niveau 1 de steekproefvariantie voor de gerapporteerde effectgroottes. Op

(11)

niveau 2 werd de variantie in effectgroottes binnen studies bepaald en op niveau 3 werd bepaald in hoeverre sprake was van variantie in effectgroottes tussen studies. Om te bepalen of de variantie op levels 2 en 3 significant waren werden twee log-likelihood-ratio-toetsen uitgevoerd. Deze toetsen werden éénzijdig uitgevoerd, waarbij voor H0 gold dat er geen variantie in effectgroottes is. Wanneer toetsen op niveau 2 en/of 3 significant bleken te zijn, werd het mogelijk om verschillen in effecten te verklaren aan de hand van moderatoren.

Ter uitvoering van de drie-level meta-analyse werd het programma R gebruikt. Hiertoe werden de libraries ‘foreign’ en ‘metafor’ geïnstalleerd waarna de effecten berekend konden worden middels erkende syntax (Wibbelink & Assink, 2015). De eerste stap binnen de drie-level meta-analyse is het berekenen van het overall effect van fysieke straffen op de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen bij kinderen. Om hiertoe te komen werd de bestaande syntax uit Wibbelink en Assink (2015) gebruikt.

In meta-analytisch onderzoek bestaat de kans op publicatiebias (Rosenthal, 1979). Dit is een vertekening in resultaten die mogelijk ontstaat door het feit dat studies, door bijvoorbeeld een niet significant resultaat, niet gepubliceerd zijn. Om vast te stellen of er sprake was van publicatiebias, werd een funnelplot gemaakt in R. Een funnelplot biedt de mogelijkheid om door visuele inspectie te bepalen of er sprake is van een publicatiebias. Dit is mogelijk het geval indien het plot geen piramidevorm heeft.

Om tot een moderatorenanalyse te kunnen komen is het van belang dat effectgroottes binnen en tussen studies significant van elkaar verschillen (Lipsey & Wilson, 2001). Indien dit het geval is zijn verschillen in effecten toe te wijzen aan studie- en steekproefkenmerken. Ter toetsing van de heterogeniteit werd gebruik gemaakt van bestaande syntax uit Wibbelink en Assink (2015). Indien effecten significant verschilden werd er een moderatorenanalyse uitgevoerd op basis van syntax uit Wibbelink en Assink (2015).

(12)

Resultaten

Uiteindelijk is een totaal van 19 studies geïncludeerd die voldeden aan de criteria (zie Tabel 1). Deze studies waren gebaseerd op N = 18900 kinderen (50,81% jongens), welke bij de start van de studies een gemiddelde leeftijd hadden van M = 7.33 (SD = 3.38) met een range van 0 tot 12 jaar oud. De studies waren gepubliceerd tussen 2006 en 2019 en werden uitgevoerd in de VS (61,5%), Azië (17,6%), Europa (4,4%), andere landen (7,7%) of een combinatie van verschillende werelddelen (8,8%). Alle studies waren gepubliceerd in een peer reviewed journal.

Uit de studies werd een totaal van 91 effectgroottes verkregen. Deze effectgroottes gaven het verband weer tussen (het ondergaan van) fysieke straffen en het ontwikkelen van depressieve klachten (k = 35), angsten (k = 25) problemen in het zelfvertrouwen (k = 6) of internaliserende problemen in het algemeen (k = 25). Om tot een interpretatie van de effectgroottes te komen werden de criteria van Cohen (1988) gehanteerd. Hierbij werden effectgroottes verdeeld in kleine (r >=.10), gemiddelde (r >= .25) en grote effecten (r >= .40). Overall Effect

Uit de onderzochte studies werd een klein significant en positief overall effect gevonden (r = .155, 95% BI[0.086; 0.298], (t = 4.446 p < .001). Hieruit kan worden geconcludeerd dat het fysiek straffen van kinderen de kans op de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen enigszins vergroot.

Na het uitvoeren van de trim en fill-analyse bleek bij visuele inspectie van de funnelplot (zie Figuur 1) dat de plot van de verschillende effecten niet de vorm aannam van een symmetrische funnel. Volgens de trim-en-fill-analyse moesten zeven effect groottes worden toegevoegd aan de linkerkant van de plot om de symmetrie te herstellen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er aanwijzingen waren voor publicatiebias.

(13)

Moderatoranalyses

Uit de log-likelihood-ratio toetsen bleek de variantie op zowel niveau twee (χ2 = 285.8172, p < .0001) als op niveau drie (χ2 = 20.3049, p <.0001) significant. Dit betekent dat de variantie in effectgroottes zowel binnen als tussen studies niet aan toeval kan worden toegeschreven. Als gevolg hiervan kunnen de verschillen in effectgroottes mogelijk verklaard worden aan de hand van studie- of steekproefkenmerken. Dit biedt de mogelijkheid voor moderatoranalyses.

Uit de resultaten van de moderatoranalyses (zie Tabel 2 en Tabel 3) blijkt dat het type beoordelaar (dezelfde of verschillende) van de fysieke straf en internaliserende problemen een significante moderator is (F = 5.623(1, 89), p =.020). Uit de analyse blijkt dat studies waarbij de straf en de uitkomst door dezelfde persoon werden beoordeeld een sterker verband lieten zien (r = 0.196, p < .001) dan wanneer dit door verschillende personen werd beoordeeld (r = 0.078, p > .05). Ook het genoten opleidingsniveau van de ouders (F = 4.176 (2, 88), p = .0185) bleek een significante moderator. Hierbij gold dat studies minder sterke verbanden rapporteerden wanneer ouders een university degree hadden (r = 0.137, p < .05) en minder

(14)

sterke verbanden rapporteerden wanneer het opleidingsniveau niet bekend was (r = 0.116, p < .05) dan studies waarbij de ouders een college degree hadden (r = 0.390, p < .01). Verder bleek de periode waarover de meting van het slaan plaatsvond het verband tussen fysiek straffen en internaliserende gedragsproblemen te modereren (F = 4.8019 (3, 78), p = .0038). Wanneer de tijdsperiode van de betreffende meting ‘ooit’ betrof werden sterkere verbanden gevonden (r = 0.259, p < .001) dan wanneer gemeten werd of straffen in de afgelopen week plaatsvond (r = 0.043, p > .05). Ook de gemeten aspecten van slaan bleek een significante moderator (F = 11.038 (3, 87), p < .001). Hier bleek dat studies sterkere verbanden vonden wanneer zij niet specificeerden of zij de ernst of frequentie includeerden (r = 0.048, p < .001) en sterkere verbanden vonden wanneer zij de ernst includeerden (r = 0.036, p < .001) dan studies die alleen de frequentie includeerde (r = 0.068, p <.05). Als laatste bleek het soort internaliserende gedragsprobleem een modererend effect te hebben (F = 2.976 (3, 87), p = .0360). Hier bleek dat studies minder sterke verbanden vonden wanneer zij de uitkomstmaat ‘depressie’ includeerden (r = 0.195, p < .01) dan studies die als uitkomstmaat ‘internaliserend’ includeerden (r = 0.203, p < .001).

Discussie

Het doel van dit meta-analytische onderzoek was om de kennis over het verband tussen fysieke straffen en internaliserende gedragsproblemen bij kinderen te vergroten. Hiertoe werd gebruikgemaakt van een drie-level meta-analyse waardoor, in tegenstelling tot eerdere samenvattende onderzoeken, meerdere effectgroottes per studie geïncludeerd konden worden. Dit maakte een meer gedegen moderatorenanalyse mogelijk. In totaal werden 91 effectgroottes uit 19 studies geïncludeerd. Er bleek een klein positief overall effect te zijn tussen het fysiek straffen en de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen bij kinderen. Het effect van fysieke straffen op internaliserende gedragsproblemen in algemene zin was klein, evenals het effect van fysieke straffen op de ontwikkeling van depressies. De gevonden effecten van

(15)

fysieke straffen op de ontwikkeling van angst of een gebrekkig zelfvertrouwen waren klein, maar bleken niet significant.

Voor zover bekend is dit de eerste drie-level meta-analyse die het verband tussen fysieke straffen en internaliserende gedragsproblemen bij kinderen heeft onderzocht. De resultaten uit deze studie komen overeen met resultaten uit eerdere samenvattende onderzoeken (Ferguson, 2013; Gershoff, 2002; Gershoff & Grogan-Kaylor, 2016). Ondanks het kleine effect, toont deze studie eens te meer aan dat fysieke straffen bijdragen aan de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen bij kinderen en dus niet wenselijk zijn.

Ondanks dat er een significant effect bestond, gaf de visuele inspectie van het funnelplot aanwijzingen voor een publicatiebias. Daar er aan de linkerkant zeven effectgroottes ontbraken, bestaat de kans dat het gerapporteerde overall effect een overschatting is van het daadwerkelijke overall effect. De gerapporteerde resultaten uit deze studie zouden dan ook met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden.

Uit de moderatorenanalyse bleek dat het verband tussen fysieke straffen en internaliserende gedragsproblemen bij kinderen sterker is wanneer beide variabelen gemeten worden door dezelfde persoon dan wanneer er verschillende beoordelaars waren. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er sprake is van vooringenomenheid van de observator (Hróbjartsson et al., 2012). Er is sprake van vooringenomenheid indien de observator bewust is van de mogelijke gevolgen van een bepaalde observatie. Indien de beoordelaar zich bewust was van het feit dat fysieke straffen negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor kinderen, zou deze de negatieve gevolgen eerder zien en daarmee het verband dus versterken.

Het opleidingsniveau van ouders bleek het verband tussen fysieke straffen en internaliserende gedragsproblemen te modereren. De relatie tussen het opleidingsniveau van ouders en de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen bij fysieke straffen, kan worden verklaard vanuit het feit dat opleidingsniveau van ouders van invloed is op de

(16)

opvoeding en ontwikkeling van kinderen in het algemeen (Roelofs et al., 2006). Ouders met een lager opleidingsniveau ervaren vaker stress in de opvoeding (Kwon, 2007), hebben vaak minder middelen tot hun beschikking (Qi & Kaiser, 2003) en hebben vaker beperkte vaardigheden (Singer, Ethridge & Aldana, 2007). Dit zijn allen risicofactoren voor de ontwikkeling van gedragsproblemen bij kinderen (Dekker, Douma, De ruiter & Koot, 2006). Fysieke straffen kunnen bij deze groep daardoor eerder tot internaliserende gedragsproblemen leiden.

Dat sterkere verbanden werden gevonden wanneer studies includeerden of er ooit fysieke straffen hebben plaatsgevonden dan wanneer studies fysieke straffen in (veel) periodes hebben gemeten, is mogelijk te verklaren vanuit het feit dat het ondergaan van fysieke straffen stress oplevert bij kinderen (Gershoff, 2002). Naarmate kinderen over een langere periode stress ervaren, wordt de kans op de ontwikkeling van, onder andere, internaliserende gedragsproblemen vergroot (McLaughlin & Hatzenbueler, 2009). Hiermee werkt het ervaren van stress dus versterkend op de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen bij kinderen die het slachtoffer zijn van fysieke straffen.

De conclusie dat sterkere verbanden gevonden worden in studies waarin de ernst van de straf werd gemeten komt overeen met de stelling dat men mag verwachten dat zwaardere vormen van fysieke straffen onomwonden leiden tot problemen bij kinderen (Baumrind, Larzelere & Cowan., 2002; Benjet & Kazdin, 2003). Ondanks dat in deze meta-analyse geen studies werden geïncludeerd die de gevolgen van fysieke kindermishandeling onderzochten, blijkt dat de mate van ernst significant positief samenhangt met de kans op de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen.

Ondanks de informatie die deze studie biedt over het verband tussen fysieke straffen en de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen bij kinderen, is deze studie niet vrij van beperkingen. Allereerst biedt dit onderzoek vooral inzicht in het verband tussen fysieke

(17)

straffen en de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen bij kinderen zoals gerapporteerd door moeders. Vaders waren in de geïncludeerde studies sterk ondervertegenwoordigd. Hierdoor kunnen de resultaten van deze studie niet zomaar gegeneraliseerd worden naar situaties waarin vaders de fysieke straf uitoefenen of beoordelen. Daarbij zijn de geïncludeerde data vooral afkomstig uit de VS, waardoor de resultaten van deze studies slechts in geringe mate gegeneraliseerd kunnen worden naar andere landen. Ondanks dat de moderatorenanalyses een significante modererende invloed van opleidingsniveau van ouders aantoont, is het van belang om hier in acht te nemen dat de meerderheid van de geïncludeerde studies het opleidingsniveau van de ouders niet rapporteerden. Mogelijk liggen de daadwerkelijke effecten dan ook anders dan hoe die in deze studie gerapporteerd zijn. Als laatste dient er bij de interpretatie van de resultaten in acht te worden genomen dat alle studies gecodeerd en geïnterpreteerd zijn door één onderzoeker. Hierdoor kunnen er geen uitspraken gedaan worden over de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van het codeerschema.

De moderatorenanalyse suggereerde dat het verband tussen fysieke straffen en internaliserende gedragsproblemen bij kinderen mogelijk sterker is wanneer ouders een lager opleidingsniveau hadden. Dit impliceert dat kinderen uit deze toch al kwetsbare groep, daar een lager opleidingsniveau van ouders vaker gepaard gaat met meerdere risicofactoren, extra beschermd dienen te worden tegen het ondergaan van fysieke straffen. Als laatste ondersteunt het feit dat studies sterkere verbanden vonden wanneer zij de ernst van fysieke straffen onderzochten de stelling dat men ervan uit mag gaan dat fysieke straffen schadelijker worden naarmate de ernst toeneemt.

Het feit dat data van het toepassen van fysieke straffen door vaders op kinderen in geringe mate gerepresenteerd worden in de geïncludeerde studies is op zijn minst opvallend. Gezien de ontwikkelingen waarbij vaders steeds meer een rol als opvoeder nemen zijn onderzoeken naar de gevolgen van fysieke straffen door vaders zeer gewenst. Ook is het gebrek

(18)

aan gegevens over het opleidingsniveau van ouders onwenselijk. De resultaten uit deze studie tonen voorzichtig aan dat het effect van fysieke straffen groter is naarmate ouders lager zijn opgeleid, maar het gebrek aan data maakt het niet mogelijk om hier harde conclusies over te trekken.

Ondanks dat het gerapporteerde effect klein is, wordt middels deze studie eens te meer een argument aangedragen om het fysiek straffen van kinderen te stoppen. Internaliserende gedragsproblemen zijn een niet te onderschatten probleem bij kinderen, daar zij vaak pas laat worden herkend en de kans op suïcide vergroten. Voor iedere ouder die zijn of haar kind lief heeft zou dit genoeg moeten zijn om op zoek te gaan naar andere strategieën om het gedrag van het kind te beïnvloeden.

(19)

Tabel 1

Overzicht Geïncludeerde Studies in de Meta-Analyse

Auteur(s) en publicatiejaar N # ES Operationalisatie fysieke straf Gemeten Uitkomst

Abolfoutuh & Mehanna (2009) 400 3 Slaan met vlakke hand Gebrek aan zelfvertrouwen

Alampay et al., (2017) 998 4 Slaan met vlakke hand Internaliserende gedragsproblemen

Aucoin, Frick & Bodin (2006) 98 4 Slaan met vlakke hand of vuist

Gebrek aan zelfvertrouwen & Depressie

Christie-Mizell, Pryor & Grossman (2008) 1852 4 Slaan met vlakke hand Depressie Coley, Kylls & Carrano (2014) 592 15 Slaan met vlakke hand Depressie Fu, Niu & Wang (2019) 675 4 Slaan met vlakke hand, vuist of

schudden

Internaliserende gedragsproblemen

Gabriela Barajas-Gonzalez, Calzada, Huang, Covas, Castillo & Brotman (2018)

633 2 Slaan met vlakke hand Internaliserende gedragsproblemen

Gershoff, Grogan-Kaylor, Lansford, Chang, Zelli, Deater-Deckard & Dodge (2010)

(20)

Vervolg Tabel 1

Auteur(s) en publicatiejaar N # ES Operationalisatie fysieke straf Gemeten uitkomst

Gromoske & Maguire-Jack (2012) 3870 2 Slaan met vlakke hand Internaliserende gedragsproblemen Harper, Brown, Arias & Brody (2006) 233 2 Slaan met vlakke hand, vuist of object Depressie

Lansford et al. (2014) 1196 22 Slaan met vlakke hand, vuist of schudden

Angst

Ma & Grogan-Kaylor (2017) 3075 6 Slaan met vlakke hand Depressie

Mckee et al., (2007) 2582 2 Slaan met vlakke hand of vuist Angst

Mulvaney & Mebert (2007) 1364 5 Slaan met vlakke hand Internaliserende gedragsproblemen Pardini, Lochman & Powell (2007) 120 1 Slaan met vlakke hand, vuist of object Angst

Wimsatt, Fite, Grassetti & Rathert (2013) 89 1 Slaan met vlakke hand of vuist Angst

Xing & Wang (2013) 454 6 Slaan met vlakke hand of vuist Depressie

Yu, Cheah, Hart & Yang (2018) 163 3 Slaan met vlakke hand Internaliserende gedragsproblemen Zalewski, Thompson & Lengua (2017) 214 3 Slaan met vlakke hand Internaliserende gedragsproblemen Note. N = steekproefgrootte; # ES = aantal effectgroottes

(21)

Tabel 2

Resultaten van Moderatoranalyses van Dichotome of Categoriale Variabelen

Variabele Studies # ES Intercept / Gemiddelde r (95% BI) β1 (95% BI) F (df1, df2) p

Beoordelaar 5.623 (1, 89) 0.020* Verschillende (RC) 19 48 0.078(-0.017, 0.172) Dezelfde 19 43 0.196(0.120, 0.273)*** 0.119(0.019, 0.218)* Opleiding ouders 4.176(2, 88) 0.019* College (RC) 19 4 0.390(0.216, 0.525)*** University 19 18 0.137(0.023, 0.251)* -0.253(-0.461, -0.044)* Niet bekend 19 64 0.116(0.042, 0.190)** -0.274(-0.464, -0.085)** Herkomst data 0.665(4, 86) 0.618 USA (RC) 19 56 0.151 (0.074, 0.227)*** Europa 19 4 0.030(-0.171, 0.231) -0.121 (-0.321, 0.080) Azië 19 16 0.021 (0.075, 0.340)** 0.057 (-0.083, 0.196) Anders 19 7 0.121 (-0.046, 0.289) -0.030 (-0.201, 0.142) Meerdere landen 19 8 0.145 (-0.020, 0.309) -0.006 (-0.181, 0.168)

(22)

Variabele Studies # ES Intercept / Gemiddelde r (95% BI) β1 (95% BI) F (df1, df2) p Design 0.076(1, 89) 0.783 Longitudinaal/prospectief (RC) 19 73 0.162 (0.076, 248)*** Cross-sectioneel 19 18 0.141 (0.015, 0.266)* -0.021 (-0.173, 0.131) Slaan door 0.248(2,88) 0.781 Vader (RC) 19 6 0.172 (0.017, 0.327)* Moeder 19 48 0.138 (0.052, 0.224)** -0.034 (-0.186, 0.118) Beide ouders 19 37 0.186 (0.0534, 0.318) ** 0.014 (-0.189, 0.218) Spanking informant 1.495 (4,85) 0.211 Ouders (RC) 19 15 0.029 (0.090, 0.328)*** Observatie 19 3 0.016 (-0.047, 0.369) -0.048 (-0.288, 0.192) Kind 19 5 0.249 (0.041, 0.457)* 0.039 (-0.200, 0.279) Kind en ouders 19 14 0.217 (0.061, 0.373)** 0.008 (-0.189, 0.201) Moeder 19 54 0.060 (-0.040, 0.160) -0.150 (-0.305, 0.006)

(23)

Variabele Studies # ES Intercept / Gemiddelde r (95% BI) β1 (95% BI) F (df1, df2) p

Periode meting slaan 4,802 (3, 87) 0.004**

Week (RC) 19 12 0.043 (-0.087, 0.173) Maand 19 35 0.073 (-0.027, 0.172) 0.030 (-0.134, 0.193) Jaar 19 15 0.030 (-0.154, 0.213) -0.013 (-0.238, 0.212) Ooit 19 16 0.259 (0.181, 0.337)*** 0.216 (0.064, 0.368)** Operationalisatie spanking 0.0578 (2, 88) 0.942 Alleen hand (RC) 19 49 0.146 (0.054, 0.238)** Incl. vuist 19 13 0.173 (0.042, 0.0305)* 0.027 (-0.133, 0.187)

Incl. vuist en object 19 29 0.163 (-0.106, 0.431) 0.017 (-0.267, 0.301)

Gemeten aspect 11.038 (3, 87) <.001***

Frequentie (RC) 19 46 0.068 (0.013, 0.123)*

Ernst 19 26 0.306 (0.0205, 0.407)*** 0.238 (0.123, 0.353)***

Frequentie en ernst 19 13 0.086 (-0.012, 0.183) 0.018 (-0.091, 0.128)

(24)

Variabele Studies # ES Intercept / Gemiddelde r (95% BI) β1 (95% BI) F (df1, df2) p

Internaliserend gedrag 2.976 (3, 87) 0.0360**

Internaliserend (RC) 19 25 0.203 (0.094, 0.311)***

Angst 19 25 0.098 (-0.095, 0.291) -0.105 (-0.326, 0.117)

Gebrek aan zelfvertrouwen 19 6 -0.126 (-0.340, 0.088) -0.329 (-0.568, -0.889)**

Depressie 19 35 0.195 (0.072, 0.318)** -0.008 (-0.172, 0.156)

Rapportage internaliserend gedrag 2.096(5, 85) 0.0737

Kind (RC) 19 27 0.170 (0.067, 0.273)** Moeder 19 46 0.073 (-0.016, 0.162) -0.097 (-0.203, 0.009) Vader 19 1 0.026 (-0.323, 0.376) -0.144 (-0.504, -0.217) Ouders 19 6 0.185 (-0.025, 0.395) 0.015 (-0.218, 0.249) Leerkracht 19 4 0.291 (0.067, 0.515)* 0.121 (-0.123, 0.365) Ouder en kind 19 7 0.3534 (0.146, 0.562)** 0.184 (-0.048, 0.416)

Note. # Studies = aantal studies; # ES = aantal effectgroottes; gem d = gemiddelde effectgrootte (Cohens' d); BI = betrouwbaarheidsinterval; β1 geschatte richtingcoëfficient, df = vrijheidsgraden.

(25)

Tabel 3

Resultaat van de Moderatoranalyses van Continue Variabelen

Variabele Studies # ES Intercept (95% BI) β1 (95% BI) F (df1, df2)a pb

Publicatiejaar 19 91 0.1666 (0.0989, 0.2343)*** 0.0130 (-0.0018, 0.0277) 3.055 (1,89) 0.084 Leeftijd kind meting spanking 19 91 0.1534 (0.0845, 0.2222)*** 0.0050 (-0.0011, 0.0111) 2.627 (1, 89) 0.012 Leeftijd kind meting uitkomst 19 91 0.1534 (0.0830, 0.2239)*** 0.0151, (-0.0015, 0.0318) 3.269 (1, 89) 0.074 Percentage jongens 19 91 0.1526 (0.0833, 0.2219)*** 0.0071 (-0.0108, 0.0255) 0.643 (1,89) 0.425 Aantal kinderen 19 91 0.1538 (0.0854, 0.2223)*** -0.000(-0.0001, 0.0000) 1.333(1,84) 0.252 Leeftijd ouders 19 91 0.2105(0.0853, 0.3356)** -0.0033 (-0.0051, 0.117) 0.660 (1,27) 0.424 Percentage vaders 19 91 0.1631(0.0967, 0.2295)*** 0.0003 (-0.0010, 0.0016) 0.180 (1,57) 0.673 Percentage Caucasian 19 91 0.1552 (0.0856, 0.2249)*** -0.0001 (-0.0012, 0.0010) 0.024 (1, 89) 0.877 Percentage African American 19 91 0.1551 (0.0850, 0.2252)*** 0.0001 (-0.0016, 0.0018) 0.012 (1, 89) 0.914 Percentage Hispanic 19 91 0.1547 (0.0846, 0.2248)*** -0.0001(-0.0017, 0.0015) 0.012 (1,89) 0.912 Percentage Native American 19 91 0.1502 (0.0837, 0.2168)*** 0.0828 (-0.0192, 01847) 2.604 (1,89) 0.110 Percentage Asian 19 91 0.1549 (0.0857, 0.2222)*** 0.0005 (-0.0006, 0.0017) 0.829 (1, 89) 0.365 Percentage Arab 19 91 0.1553 (0.0854, 0.2252)*** -0.0006 (-0.0026, 0.0013) 0.393 (1, 89) 0.532 Percentage Other 19 91 0.1547 (0.0853, 0.2240)*** -0.0006(-0.0030, 0.0019) 0.202 (1, 89) 0.654 Aantal metingen 19 91 0.1546 (0.0844, 0.2247)*** 0.0101 (-0.0942, 0.1144) 0.037 (1, 89) 0.848 Note. # Studies = aantal studies; # ES = aantal effectgroottes; gem d = gemiddelde effectgrootte (Cohens' d); BI = betrouwbaarheidsinterval; β1 geschatte richtingcoëfficient, df = vrijheidsgraden.

(26)

Literatuur

*Abolfotouh, Mostafa A, El-Bourgy, Mohamed D, El Din, Amira G. Seif & Mehanna, Azza A. (2009). Corporal punishment: Mother's disciplinary behavior and child's psychological profile in Alexandria, Egypt. Journal of Forensic Nursing, 5, 5-17. Achenbach, T. M. (1978). The child behavior profile: I. boys aged 6–11. Journal of Consulting

and Clinical Psychology, 46(3), 478.

*Alampay, L. P., Godwin, J., Lansford, J. E., Bombi, A. S., Bornstein, M. H., Chang, L., ... & Oburu, P. (2017). Severity and justness do not moderate the relation between corporal punishment and negative child outcomes: A multicultural and longitudinal study. International Journal of Behavioral Development, 41(4), 491-502.

Angold, A., & Egger, H. L. (2007). Preschool psychopathology: Lessons for the lifespan. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 48(10), 961-966.

*Aucoin, K. J., Frick, P. J., & Bodin, S. D. (2006). Corporal punishment and child adjustment. Journal of applied developmental psychology, 27(6), 527-541.

Baumrind, D., Larzelere, R. E., & Cowan, P. A. (2002). Ordinary physical punishment: Is it harmful? comment on gershoff (2002).

Bayer, J. K., Sanson, A. V., & Hemphill, S. A. (2006). Parent influences on early childhood internalizing difficulties. Journal of Applied Developmental Psychology, 27(6), 542-559.

Bayer, J. K., Ukoumunne, O. C., Mathers, M., Wake, M., Abdi, N., & Hiscock, H. (2012). Development of children’s internalising and externalising problems from infancy to five years of age. Australian & New Zealand Journal of Psychiatry, 46(7), 659-668. Benjet, C., & Kazdin, A. E. (2003). Spanking children: The controversies, findings, and new

(27)

Bordin, I. A., Duarte, C. S., Peres, C. A., Nascimento, R., Curto, B. M., & Paula, C. S. (2009). Severe physical punishment: Risk of mental health problems for poor urban children in brazil. Bulletin of the World Health Organization, 87, 336-344.

*Christie‐Mizell, C. A., Pryor, E. M., & Grossman, E. R. (2008). Child depressive symptoms, spanking, and emotional support: Differences between African American and European American youth. Family Relations, 57(3), 335-350.

Cohen, J. (1988). The effect size index: d. Statistical power analysis for the behavioral sciences, 2, 284-288.

*Coley, R. L., Kull, M. A., & Carrano, J. (2014). Parental endorsement of spanking and children's internalizing and externalizing problems in african american and hispanic families. Journal of Family Psychology, 28(1), 22-31.

Cuartas, J., Ward, K. P., Ma, J., & Grogan-Kaylor, A. (2020). Physical punishment and Colombian children and adolescents' cognitive and behavioral outcomes. Journal of Applied Developmental Psychology, 68, 101140.

Dekker, M., Douma, J., de Ruiter, K., & Koot, H. (2006). Aard, ernst, comorbiditeit en beloop van gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen bij kinderen en jeugdigen met een verstandelijke beperking. In In Perspectief (pp. 21-40). Bohn Stafleu van Loghum, Houten.

Eisenberg, N., Zhou, Q., Spinrad, T. L., Valiente, C., Fabes, R. A., & Liew, J. (2005). Relations among positive parenting, children's effortful control, and externalizing problems: A three‐wave longitudinal study. Child Development, 76(5), 1055-1071.

Ferguson, C. J. (2013). Spanking, corporal punishment and negative longterm outcomes: A meta-analytic review of longitudinal studies. Clinical Psychology Review, 33, 196–208.

(28)

*Fu, Cong, Niu, Hua & Wang, Meifang. (2019). Parental corporal punishment and children's problem behaviors: The moderating effects of parental inductive reasoning in China. Children and Youth Services Review, 99, 1-9

*Gabriela Barajas-Gonzalez, R., Calzada, E., Huang, K. Y., Covas, M., Castillo, C. M., & Brotman, L. M. (2018). Parent spanking and verbal punishment, and young child internalizing and externalizing behaviors in Latino immigrant families: Test of moderation by context and culture. Parenting, 18(4), 219-242.

Gershoff, E. T. (2002). Corporal punishment by parents and associated child behaviors and experiences: A meta-analytic and theoretical review. Psychological Bulletin, 128(4), 539.

Gershoff, E. T. (2013). Spanking and child development: We know enough now to stop hitting our children. Child Development Perspectives, 7(3), 133-137.

Gershoff, E. T., & Grogan-Kaylor, A. (2016). Spanking and child outcomes: Old controversies and new meta-analyses. Journal of Family Psychology, 30(4), 453.

*Gershoff, E. T., Grogan‐Kaylor, A., Lansford, J. E., Chang, L., Zelli, A., Deater‐Deckard, K., & Dodge, K. A. (2010). Parent discipline practices in an international sample: Associations with child behaviors and moderation by perceived normativeness. Child development, 81(2), 487-502.

Greening, L., Stoppelbein, L., Fite, P., Dhossche, D., Erath, S., Brown, J., . . . Young, L. (2008). Pathways to suicidal behaviors in childhood. Suicide and Life-Threatening Behavior, 38(1), 35-45.

*Gromoske, Andrea N & Maguire-Jack, Kathryn. (2012). Transactional and cascading relations between early spanking and children's social-emotional development. Journal of Marriage and Family, 74, 1054-1068

(29)

*Harper, F. W., Brown, A. M., Arias, I., & Brody, G. (2006). Corporal punishment and kids: How do parent support and gender influence child adjustment? Journal of Family Violence, 21(3), 197-207.

Hróbjartsson, A., Thomsen, A. S. S., Emanuelsson, F., Tendal, B., Hilden, J., Boutron, I., ... & Brorson, S. (2012). Observer bias in randomised clinical trials with binary outcomes: systematic review of trials with both blinded and non-blinded outcome assessors. Bmj, 344.

Kwon, J. Y. (2007). The relationship between parenting stress, parental intelligence and child behavior problems in a study of Korean preschool mothers. Early Child Development and Care, 177(5), 449-460.

Lansford, J. E., & Deater‐Deckard, K. (2012). Childrearing discipline and violence in developing countries. Child Development, 83(1), 62-75.

*Lansford, J. E., Sharma, C., Malone, P. S., Woodlief, D., Dodge, K. A., Oburu, P., . . . Di Giunta, L. (2014). Corporal punishment, maternal warmth, and child adjustment: A longitudinal study in eight countries. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 43(4), 670-685.

Larzelere, R. E., & Kuhn, B. R. (2005). Comparing child outcomes of physical punishment and alternative disciplinary tactics: A meta-analysis. Clinical Child and Family Psychology Review, 8(1), 1-37.

Lipsey, M. W., & Wilson, D. B. (2001). Practical meta-analysis. SAGE publications, Inc. *Ma, J., & Grogan-Kaylor, A. (2017). Longitudinal associations of neighborhood collective

efficacy and maternal corporal punishment with behavior problems in early childhood. Developmental psychology, 53(6), 1027.

Maguire‐Jack, K., Gromoske, A. N., & Berger, L. M. (2012). Spanking and child development during the first 5 years of life. Child development, 83(6), 1960-1977.

(30)

* McKee, L., Roland, E., Coffelt, N., Olson, A. L., Forehand, R., Massari, C., ... & Zens, M. S. (2007). Harsh discipline and child problem behaviors: The roles of positive parenting and gender. Journal of Family Violence, 22(4), 187-196.

McLaughlin, K. A., Hatzenbuehler, M. L., & Hilt, L. M. (2009). Emotion dysregulation as a mechanism linking peer victimization to internalizing symptoms in adolescents. Journal of consulting and clinical psychology, 77(5), 894.

Mervielde, I., De Clercq, B., De Fruyt, F., & Van Leeuwen, K. (2005). Temperament, personality, and developmental psychopathology as childhood antecedents of personality disorders. Journal of Personality Disorders, 19(2), 171-201.

*Mulvaney, M. K., & Mebert, C. J. (2007). Parental corporal punishment predicts behavior problems in early childhood. Journal of family psychology, 21(3), 389.

Paolucci, E. O., & Violato, C. (2004). A meta-analysis of the published research on the affective, cognitive, and behavioral effects of corporal punishment. The Journal of Psychology, 138, 197–221.

*Pardini, D. A., Lochman, J. E., & Powell, N. (2007). The development of callous-unemotional traits and antisocial behavior in children: Are there shared and/or unique predictors?. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 36(3), 319-333.

Singer, G. H., Ethridge, B. L., & Aldana, S. I. (2007). Primary and secondary effects of parenting and stress management interventions for parents of children with developmental disabilities: A meta‐analysis. Mental retardation and developmental disabilities research reviews, 13(4), 357-369.

Trends, C. (2009). What we know and don’t know about measuring quality in early childhood and school-age care and education settings. Child Trends Issue Brief.

(31)

United Nations. Office of the High Commissioner for Human Rights, & Rädda barnen (Society). (2007). Legislative History of the Convention on the Rights of the Child (Vol. 1). United Nations Publications.

Wibbelink, C., & Assink, M. (2015). Handleiding voor het uitvoeren van een drie‐level meta‐ analyse in R (versie 3.0). Amsterdam: Afdeling Forensische Orthopedagogiek, Universiteit van Asterdam.

*Wimsatt, A. R., Fite, P. J., Grassetti, S. N., & Rathert, J. L. (2013). Positive communication moderates the relationship between corporal punishment and child depressive symptoms. Child and Adolescent Mental Health, 18(4), 225-230.

*Xing, X., Zhang, H., Shao, S., & Wang, M. (2017). Child negative emotionality and parental harsh discipline in chinese preschoolers: The different mediating roles of maternal and paternal anxiety. Frontiers in Psychology, 8, Art 339-9

*Yu, J., Cheah, C. S., Hart, C. H., & Yang, C. (2018). Child inhibitory control and maternal acculturation moderate effects of maternal parenting on Chinese American children’s adjustment. Developmental psychology, 54(6), 1111.

*Zalewski, M., Thompson, S. F., & Lengua, L. J. (2017). Parenting as a moderator of the effects of maternal depressive symptoms on preadolescent adjustment. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 46(4), 563-572.

(32)

Bijlage Codeerschema

Algemene informatie artikel

1. Studie ID-nummer (1, 2, 3…) [study]

2. Bibliografische referentie: In volledige APA-formulering [bib] 3. Codeer datum [cdate] 4. Type publicatie [pubtype] 1. Boek 2. Tijdschriftartikel

3. Thesis of doctoraal proefschrift 4. Technisch rapport 5. Conferentie paper 6. Anders (specificeer): ________ 5. Publicatie jaar [pubyear] 6. Publicatie status [pubstatus] 0. Ongepubliceerd 1. Gepubliceerd Sample discriptors 7. Aantal kinderen [numparents]

8. Gemiddelde leeftijd van de kinderen in de steekproef (in jaren en bij begin studie) [agechild]

9. Percentage jongens [percboys]

10. Aantal ouders [numparents]

11. Gemiddelde leeftijd van de ouders/verzorgers in de steekproef (in jaren en bij begin studie) [ageparent]

(33)

12. Percentage vaders [percfathers]

13. culturele achtergrond: [percminor]

1. Wit/Caucasian: % [percwhite]

2. Afrikaans-Amerikaans: % [percafram]

3. Hispanic: % [perchispanic]

4. Native Amerikaans: % [percnatam]

5. Asian: % [percasian]

6. Arab: [percarab]

7. Other: % [percother]

14. Onafhankelijkheid van de beoordelaars van slaan en de kind uitkomsten [indepasses]

1. Dezelfde beoordelaars 2. Verschillende beoordelaars

15. Gemiddelde sociaaleconomische status van de steekproef (gebaseerd op het jaarlijkse huishoudinkomen):

[sesincome]

1. Laag (lager dan $15.000)

2. Middel (tussen $15.000 en $30.000) 3. Hoog (meer dan $30.000)

16. Hoogst genoten onderwijsniveau ouder(s) [eduparent]

1. College 2. Universiteit 3. Onbekend

17. Land van data verzameling: [country] 1. USA 3. Europa 4. Azie 5. Anders 6. Wereldwijd Onderzoeksdesign en kwaliteitsbeschrijvingen

(34)

18. Onderzoeksdesign [design] 1. Prospectief/longitudinaal 2. Retrospectief 3. Cross-sectioneel

19. Meetmethode van fysieke straf [measurspank] 1. Observatie 2. Ouderrapportage 3. Kindrapportage 4. Kind-ouder rapportage 5. Moeder 6. Vader

20. Totaalaantal meetmomenten van fysieke straf [numberfu]

21. Totale studieduur (in

maanden) [studyduration]

22. Tijdsperiode waarin fysieke straf geregistreerd werd [durationspank] 1. Week 2. Maand 3. Jaar 4. Ooit 5. Ooit

23. Operationalisatie fysieke straf [operspank]

1. Slaan met vlakke hand

2. Slaan met vlakke hand of vuist

3. Slaan met vlakke hand, vuist of voorwerp 24. Definitie spanking [spankdef] 1. Spanking 2. Corporal punishment 3. Physical punishment 4. Harsh punishment

(35)

25. Gemeten aspect van slaan [spankindex] 1. Frequentie 2. Ernst 3. Frequentie en ernst 4. Niet gespecificeerd

26. Gemiddelde leeftijd meting fysieke straf [ave_age_hit]

27. Gemiddelde leeftijd meting internaliserend gedrag [ave_age_dep]

28. Type internaliserend gedrag

[uitkomsttype] 1. Internaliserende 2. Angst 3. Zelfvertrouwen 4. Depressie

29. Manier meting uitkomstmaat [meastype] 1. Kind rapportage 2. Moeder rapportage 3. Vader rapportage 5. Ouder rapportage 6. Leerkracht rapportage 7. Ouder en kind rapportage

Effectgrootte

30. Effectgrootte ID nummer (1, 2, 3…): [esid]

31. Omgerekende waarde effectgrootte [eswaarde]

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Besides a comprehensive reformulation and discussion of LU LU theory as a practical tool, this document contains the following contributions to the eld: a comparison of the bias of

De veroordeelde wordt niet volledig uit de samenleving verwijderd (hij kan geen half jaar `naar zee'), maar zal regelmatig tegenover zijn omgeving moeten verklaren waarom hij

Van daaruit breidde de beweging zich in de loop van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw uit naar een handvol grotere staten, waar vaak een volledige afschaffing

The necessary condition for stability under the contemporaneous expectations policy rule including lagged interest rate to hold is that the matrix

Hierdie werkstuk spruit voort nie alleen uit die skrywer se eie-praktiese kunsondervinding nie, maar veral ook uit die ondervinding ~n die kunsonderwys, en die

The introduced 2D/3D anisotropic diffusion scheme, shows better edge enhance- ment in our synthetic and CBCT data, compared to the standard, rotation in- variant scheme and

[r]

[r]