• No results found

Bruinvis volgt spiering naar westerschelde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bruinvis volgt spiering naar westerschelde"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RESOURCE — 26 november 2015

8

>> wetenschap

• Prooivissen terug in zeearmen

en rivieren

• Rivieren nog niet erg

bruinvisvriendelijk

In de Westerschelde zwemmen voor het eerst in decennia weer bruinvissen. De dieren jagen op de eveneens teruggekeerde trekvis spiering. Het is een succesverhaal van het Nederlands milieubeleid, zegt Mardik Leopold, onderzoeker van Imares Wageningen UR, die vandaag promoveert op onderzoek naar het eetgedrag van bruinvis-sen.

Leopolds resultaten bevatten sterke aanwijzingen dat de bruin-vis de spiering is gevolgd naar de Westerschelde. Zo blijkt het dieet van bruinvissen in de Westerschel-de voor bijna Westerschel-de helft te bestaan uit spiering. Een veel groter aandeel dan op zee, waar spiering slechts 3 procent van de voedselinname vormt, en wijting en haring belang-rijker zijn. Leopold liet dit zien

door de maaginhoud van 212 bruinvissen die aanspoelden op de Noordzeekust te vergelijken met 23 aangespoelde exemplaren uit de Westerschelde en 2 bruinvissen uit de Schelde.

Vette vissoorten als spiering en haring zijn heel belangrijk in het bruinvisdieet. Aangezien de soort kleiner is dan andere walvisachti-gen, heeft deze een relatief groot huidoppervlak en navenant warm-teverlies. Bruinvissen eten daarom elke dag tot 10 procent van hun li-chaamsgewicht om te overleven. Voor een volwassen dier is dit slechts vol te houden als het ge-noeg vette – en dus energierijke – vissen eet. De bruinvis vult zijn me-nu aan met kleine, magere vissen als grondels, maar het is onmolijk om daarmee structureel ge-noeg energie binnen te krijgen.

Nederlandse rivieren, maar ook zeearmen als de Westerschelde, waren lange tijd te vervuild voor vissen. ‘In de jaren zestig en zeven-tig waren deze zo dood als een pier’, zegt Leopold. ‘Gifbelten waar

bijna geen leven meer in zat’. Door betere bescherming is het water nu schoner en keren trekvissen te-rug. Leopold vindt het daarom ‘heel positief’ dat bruinvissen – en ook zeehonden – weer in rivieren als de Schelde, Eems en soms zelfs Rijn en Maas worden gezien.

Toch lijken de rivieren minder gastvrij voor bruinvissen dan de Noordzee. In 2013 werden zo’n 25

dieren gezien in de Schelde, maar het merendeel ging snel dood. De twee dieren die Leopold onder-zocht, bleken beide een lege maag te hebben. Mogelijk slagen ze er niet in voldoende vis te vangen in zoet water. Het is echter nog te vroeg voor harde conclusies, zegt Leopold. Ook obstakels als slui-zen, scheepschroeven en -lawaai kunnen de oorzaak zijn. RR

BRUINVIS VOLGT SPIERING NAAR WESTERSCHELDE

BANANENZIEKTE BLIJFT ZICH UITBREIDEN

• Preventie niet overal even

goed toegepast

• Oplossing onmogelijk zonder

resistente banaan

Bestaande quarantainemaatrege-len houden verdere verspreiding van de Panamaziekte niet tegen. Bananenplanten sterven overal ter wereld aan dezelfde, zich uitbrei-dende schimmelvariant. Dit stelt

een groep onderzoekers onder lei-ding van Gert Kema, onderzoeker bij Bio-interacties en plantenge-zondheid, in het wetenschappelij-ke tijdschrift PLoS Pathogens.

Kema’s team bekeek het erfelijk materiaal van Fusarium-schimmels uit onder meer Jordanië, Pakistan en de Filippijnen. Slechts een zeer klein deel van de genetische ‘let-ters’ bleek tussen monsters te ver-schillen. En dat terwijl in Indone-sië, waar Fusarium van oorsprong voorkomt, een enorme diversiteit bestaat.

‘Alles wat tot nog toe aan voor-lichting en quarantaine gebeurt, heeft gefaald’, zegt Kema. Zelf merkt hij dat van plek tot plek ver-schilt hoe serieus de voorzorgs-maatregelen zijn. Waar op sommi-ge plantasommi-ges alle auto’s en mensen worden ontsmet, gebeurt elders helemaal niets. ‘Een garantie voor

verdere verspreiding.’ Uiteindelijk moet er een resistente bananen-plant komen én teelt met meerde-re variëteiten.

Infecties met Panamaziekte zijn desastreus voor commerciële ba-nanenplantages. Aangezien overal hetzelfde niet-resistente ras Caven-dish wordt gebruikt, sterven de planten massaal. Bovendien blijft de grond lange tijd ongeschikt voor bananenteelt omdat de Fusa-rium-schimmel ‘slapend’ in de bo-dem overleeft.

Fusarium oxysporum heeft zich

inmiddels verbreid over het Mid-den-Oosten, Zuidoost-Azië, Oost-Afrika en Australië. De bananen-plantages van Zuid-Amerika ble-ven tot dusver buiten schot. Be-smetting lijkt echter een kwestie van tijd en landen met een grote bananenindustrie bereiden zich voor op infecties. RR

Luchtfoto’s van een bananenplantage waarvan grote delen zijn verwoest door de Panamaziekte. FO T O : MARICAR SALA CINAS FO T O : ANDREW A REDING

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De aantalsgrenzen waar- boven significante effecten mogelijk zijn liggen voor deze soorten beduidend hoger dan voor de rosse grutto (b.v. scholekster; zie tabel 4). Deze

Indien de effecten van de dijkverbetering van het dijktraject Zuidelijke Voorhaven Hansweert worden opgeteld bij de effecten van andere ingrepen in de SBZ Wester- scheide, kan

Tabel 13: Overzicht van aantal individuen (uitgedrukt in aantal/uur) gevangen met ankerkuil en schietfuik op vier locaties in het Schelde-estuarium in voor- en najaar

Deze scholekster wordt daardoor enkel in beschouwing genomen voor een inschatting van het algemeen gebruik van de ecotopen zonder rekening te houden met gedrag en voor

Om de wijze waarop het Nederlandse aandeel in de kosten voor oeverver- dediging en wrakkenruiming wordt aangewend goed te kunnen contro- leren, alsmede de daartoe aan het Vlaams

dan om na een pittige discussie, debat of sprekersavond lekker met elkaar te borrelen in onze vertrouwde café Hoofdstuk 2 of zoals zo vaak in de altijd gezellige Locus Publicusl Onze

Nu we een benadering hebben voor de waterstanden willen we gaan onder- zoeken hoe we deze voorspelling beter kunnen maken door de wind mee te nemen.. Eerst kijken we of we aan ons

Gezien de beperkte bijdrage van de Westerschelde aan de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding en omdat herstel van het leefgebied niet realistisch lijkt, is gekozen