• No results found

Domweg gelukkig in de literatuur.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Domweg gelukkig in de literatuur."

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Domweg gelukkig in de literatuur

Over de doorbraak van het kleine geluk in de literaire roman van Dimitri Verhulst, Mevrouw

Verona daalt de heuvel af.

BA-eindwerkstuk Moderne Nederlandse Letterkunde Student: Julia Naaborg

Studentnummer: s1292013 Begeleider: Dr. E.A. Op de Beek Datum: 29 juni 2018

BA Nederlandse taal en cultuur Universiteit Leiden

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding p. 3

2. Theorie

p. 6

3.

Hoofdstuk 1 – De binaire oppositie man versus vrouw

p. 11

4.

Hoofdstuk 2 – De binaire oppositie verleden versus heden

p. 17

5.

Hoofdstuk 3 – De binaire oppositie verbond versus individueel

p. 22

6.

Conclusie

p. 26

(3)

3

Inleiding

‘Het kan natuurlijk altijd gelukkiger,’ concludeerde emeritus hoogleraar Veenhoven in een interview met Tegenlicht uit 2016 ‘en dus volgt de burger cursus na cursus om zichzelf te leren kennen, zelfstandiger te worden, assertiever, of juist gevoeliger. Maar er is tegenwoordig nog een andere methode: happiness tracking. Je kunt je op een site als gelukswijzer.nl registreren. Na leeftijd, opleiding, schoenmaat etc. te hebben ingevuld krijg je eens in de maand een mailtje en moet je opgeven hoe gelukkig je je die dag voelt. Vervolgens zie je je eigen score naast die van vergelijkbare deelnemers. Scoor je lager, dan zit er voor jou waarschijnlijk wel meer geluk in en loont het om te kijken hoe je dat kunt bereiken.’1 Veenhoven werkte als socioloog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en specialiseerde zich in ‘sociale condities voor menselijk geluk’. Een specialisatie waar destijds behoorlijk op werd neergekeken; geluk is te individueel en bovendien te subjectief om te kunnen bestuderen, maar waardering voor en interesse hierin zijn de laatste jaren toegenomen en ook vanuit de politiek stijgt de vraag naar onderzoek. Dat is ook niet zo vreemd, want je zou toch gek zijn het geluk niet na te streven.

In zijn artikel ‘Beeld van geluk in wetenschap en bellettrie’ uit 2000 stelt Veenhoven: ‘In de schone letteren is geluk vanouds een belangrijk thema’2, maar ook dat dit geluk daar altijd op een bepaalde en bovendien vertekende manier wordt weergegeven. In hoogstaande literatuur is men nu eenmaal ongelukkig.

‘Bellettrie moet aanspreken, en ongeluk spreekt meer aan dan geluk. Dat is niet alleen een kwestie van (slechte) smaak, maar ook een aangeboren neiging. Uitzonderlijke en gevaarlijke verschijnselen hebben een hogere attentiewaarde. […] De tendens speelt natuurlijk ook bij schrijvers en dichters. Wederom leidt dit tot een systematische vertekening van het beeld. In de bellettrie is veel meer ongeluk dan in het echt. Zoals we gezien hebben, is momenteel minder dan 10% van de Nederlandse bevolking ongelukkig. In de letteren zal het percentage eerder rond de 90% liggen.’34

Uit deze cijfers kunnen we opmaken dat in het jaar 2000 de meerderheid van de Nederlandse bevolking gelukkig leek te zijn5, geheel in tegenstelling tot de ruim 90 procent ongelukkige

1 Fortuin, A. NRC Handelsblad ‘Geluk is de grootste uitdaging’. 13 oktober 2006.

2 Veenhoven, Ruut. (2000). ‘Beeld van geluk in wetenschap en belletrie’ in: Berichten aan vrienden van de Jan Campert Stichting, 16, p.1 3 Ibidem: p.15

4 Hoewel de resultaten van Veenhoven een goed beeld geven van de discrepantie tussen de beleving van het geluk in de literatuur en in de

werkelijkheid, moet hier wel aan worden toegevoegd dat dit speculaties zijn. De resultaten komen voort uit empirisch onderzoek in de literatuur en betreffen geen feiten.

5 Uiteraard kunnen bij dergelijke metingen veel vraagtekens en opmerkingen worden geplaatst aangaande de objectieve meetbaarheid

(4)

4 personages die we in de Nederlandse literatuur tegenkomen.6 Het gewone geluk heeft geen plaats in de roman, waarin schrijvers, volgens Veenhoven, toch op zoek schijnen te zijn naar de excentrieke einzelgänger, het buitenbeentje en het uitzonderlijke, naar dat wat we in het dagelijks leven niet zomaar zouden tegenkomen. Veenhoven ziet deze hang naar de tragedie als een vorm van omkering. Op het moment dat het goed gaat met de maatschappij worden de onderwerpen in de literatuur zwaarder, maar in minder voorspoedige tijden zal de literatuur hierop reageren en luchtiger worden.7 We lezen graag over datgene wat we niet hebben. Maar wat als we nu gewoon gelukkig zijn, en dat prima vinden?

Dit vroeg de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst zich ook af en in een interview met Arjen Fortuin zegt hij bijzonder tevreden te zijn met zijn -destijds- nieuwste roman. In tegenstelling tot zijn vorige werk, wilde hij dit keer op zoek gaan naar het geluk. Mevrouw Verona daalt de heuvel af is volgens hem de ultieme stationsroman.8

„Ik wilde niet nog een keer hetzelfde doen”, zegt Dimitri Verhulst een uurtje na zijn voorleessessie in het centrum van Amsterdam. „Mijn ambitie was om een stationsroman te schrijven. In de literatuur wordt heel cynisch gedaan over de liefde. Eigenlijk zijn de opvattingen heel kleinburgerlijk: geluk ziet er overal hetzelfde uit, ongeluk is een thema dat je kunt waarderen. Wat dat betreft is geluk een van de weinige grote uitdagingen die er nog liggen in de literatuur.” En, grinnikend: „Ik ben

ongelooflijk tevreden met mijn stationsroman. Het gekke is dat ik ook vind dat dit mijn beste boek is.”9

De roman Mevrouw Verona daalt de heuvel af doorbreekt het taboe dat er binnen de literatuur bestaat op geluk als thema en Verhulst lijkt zich met zijn stationsroman te willen verzetten tegen deze poëticale hang naar de somberheid -die vaak als intelligenter wordt ervaren- en een weg open te willen breken naar het ‘gewone geluk’.

In deze scriptie wil ik een antwoord geven op de vraag: Wat is het effect van de manier

waarop Verhulst binaire opposities inzet om met zijn roman ‘Mevrouw Verona daalt de heuvel af’ de traditioneel verbonden ideeën over geluk te nuanceren en af te breken?

Daarmee hoop ik een bijdrage te leveren aan het doorbreken van bovengenoemd taboe. Tevens probeer ik een beeld te schetsen van de geconditioneerdheid van onze ideeën over geluk en de kritische reflectie op geluk als normatief discours te bevorderen.

De meest vruchtbare manier om hiermee aan de slag te gaan, is de roman vanuit de methode van close-reading te analyseren. Dit is een narratologische analyse, waarbij ik mij richt op

6 Volgens onderzoek van het CBS zijn deze percentages ook in maart 2017 nog representatief.

https://www.volkskrant.nl/binnenland/bijna-90-procent-van-nederlanders-is-gelukkig-gezondheid-belangrijke-factor~a4476385/

7 Veenhoven, Ruut. (2000). ‘Beeld van geluk in wetenschap en belletrie’ in: Berichten aan vrienden van de Jan Campert Stichting, 16, p.15 8 In Nederland beter bekend als de ‘pulproman’.

(5)

5 passages waarin binaire opposities worden besproken en verbeeld. Telkens zal ik mijzelf de vraag stellen op welke manier en door wie deze opposities worden gecreëerd. Waar mogelijk, zal ik deze passages onder brengen onder een van de kenmerken de stationsroman, die door de Leuvense professor Gust de Meyer uiteen worden gezet in zijn boek Cultuur met een kleine c.

In het volgende hoofdstuk zal ik de gebruikte theorie nader toelichten en duidelijk maken waarom binaire opposities voor een vruchtbare analyse zorgen, wanneer men op zoek is naar het kleine geluk in de literaire roman. Vervolgens zal ik drie van deze binaire opposities behandelen. In het eerste hoofdstuk zal de binaire oppositie man versus vrouw centraal staan, in het tweede hoofdstuk bespreek ik de oppositie verleden versus heden en het derde hoofdstuk staat in het teken van de oppositie verbond versus individueel. We zullen ondervinden dat Verhulst het normatieve discours, dat de term geluk lijkt te definiëren, op het eerste gezicht in al zijn glorie toepast, om deze vervolgens te nuanceren door het terugdraaien van de clichés. Hoe ik tot deze bevinding kom, zal ik uiteenzetten in de conclusie waarin ik uiteindelijk terugkijk op het gedane onderzoek en de

bevindingen hiervan, zodat we tot de kern van het effect van het gebruik van binaire opposities in de roman Mevrouw Verona daalt de heuvel af kunnen komen en een antwoord kunnen formuleren op de hoofdvraag.

(6)

6

Theorie

Een stationsroman wordt niet onder de literaire canon geschaard. De zojuist aangehaalde Leuvense professor De Meyer heeft het grootste deel van zijn carrière gewijd aan onderzoek naar ‘populaire cultuur’. In het boek Cultuur met een kleine c geeft hij een duidelijke definitie van wat hij onder een stationsroman (hij gebruikt de term ‘triviaalliteratuur’) verstaat.

‘Naar analogie van wat als het tegengestelde van de literaire canon (‘het goede boek’) […], kan men spreken over pulpliteratuur/cultuur of gewoon pulp, of triviaalliteratuur/cultuur niet aan negatieve connotaties ontbrekende termen. […] Dat laatste wordt esthetisch minderwaardig beoordeeld onder meer omdat ze zou beantwoorden aan de volgende kenmerken: een clichématige voorstelling van de werkelijkheid, een zwartwittekening van de personages, een stereotiepe en op sensatie gerichte opbouw van de plot en de goedkope happy ending.’10

Men doet er goed aan zich te realiseren dat het genre van een tekst dus niet zomaar een neutraal label is. Zoals we aan de definitie van De Meyer hebben gezien, heersen er (voor)oordelen ten opzichte van een stationsroman. Een genre draagt echter ook bepaalde normen en waarden uit. Dr. Sjoerd-Jeroen Moenander, specialist in literatuur en communicatie aan de Universiteit Utrecht, gaat hier in zijn artikel ‘Narratives of Resistance and Resistance to Narrative: The Tragic Picaro as an Alternative Model for Life Stories’ nader op in. Moenander baseert zich op Bakthin en de manier waarop hij genres indeelt. ‘Bakthin differentiates between genres according to two implicit

axes’, te weten: de mate waarin de protagonist zich ontwikkelt in het verhaal en de mate waarin de

protagonist de verhaallijn, -tijd, en –plaats beïnvloedt en vice versa. Het indelen van ‘narratives’ naar deze twee kenmerken is van belang, stelt Moenander, omdat genres, zoals gezegd, bepaalde normen en waarden met zich meebrengen. ‘A narrative does not simply recount events, but evaluates them

too, imbedding them with values, some of which have a moral nature. […] Thus, the narrative implicitly or explicitly offers a model for how to live the good life. […] A genre, in other words, comes with its own set of norms and values because it represents reality in a certain way: it builds a specific

type of world-word-construct.’11 Wanneer we ons bewust zijn van het gebruikte genre, zijn we beter

in staat de door de tekst uitgedragen impliciete -of expliciete- waarden in kaart te brengen, hierdoor kunnen we wellicht meer grip krijgen op en uitleg geven aan de wereld om ons heen.12

Bakthin deelt teksten zoals gezegd dus in aan de hand van ‘two axes’ en komt zo tot vier

10 De Meyer, Guust. Cultuur met een kleine c. Leuven, Uitgeverij Acco: 2004 p.19

11 Moenander, Sjoerd-Jeroen. (2017). Narratives of Resistance and Resistance to Narrative: The Tragic Picaro as an Alternative Model for

Life Stories. In: Glodal Media Journal. Australian Edition, 11(2) p.2

(7)

7 verschillende genres, te weten: de biografie, de Bildungsroman, de picaresque en de

beproevingsroman. Het voert te ver om in deze scriptie alle genres toe te lichten, maar wanneer we

Mevrouw Verona daalt de heuvel af bestuderen, leren we dat volgens Bakthin deze roman onder de

‘biografie’ valt, sub genre sage. Zo is er een alwetende verteller aan het woord, die de lezer meeneemt naar het dorpje Oucwègne. Hoewel de plek niet precies wordt gesitueerd, wordt er al snel een beeld geschetst van een gehucht aan de rand van de Ardennen, ver weg van de bewoonde wereld. Tijd noch plaats worden geëxpliceerd, waardoor de roman iets mysterieus en

sprookjesachtigs krijgt. Mevrouw Verona, de protagonist van de roman, is een ‘flat character’; we zien geen ontwikkeling in haar personage in de loop van het verhaal. Op de eerste pagina besluit zij uit sterven te gaan, daalt de heuvel af, waarop zij jaren heeft gewoond, om aan de rivier Gemontfoux (vrij vertaald: het kan me niet schelen) haar laatste uren uit te zitten. Het boek geeft in korte

hoofdstukken haar memoires weer, waarin enkele dorpsbewoners de revue passeren. Centraal staat de oneindige en bijna mythische liefde tussen Mevrouw Verona en haar reeds overleden echtgenoot Meneer Pottenbakker. In deze herinneringen lezen we hoe zij haar omgeving jarenlang heeft

beïnvloed en hierdoor zelf ook is beïnvloed. Ik zal in hoofdstuk 2 uitgebreider op deze twee punten terugkomen.

Met de uiteenzetting van het genre van Mevrouw Verona daalt de heuvel af in het

achterhoofd, moet er nog een beeld geschetst worden van de associatie van trivialiteit die kleeft aan de term ‘geluk’. Hiervoor wil ik de theorie en het werk The Promise of Happiness van Sara Ahmed ter hand nemen. Zij gaat op zoek naar een antwoord op de vraag ‘what does happiness do?’13.

‘I am interested in how happiness is associated with some life choices and not others, how happiness is imagined as being what follows being a certain kind of being. The history of happiness can be thought of as a history of associations. In wishing for happiness we wish to be associated with happiness, which means to be associated with its associations.’14

Geluk wordt hierdoor een normatief discours, waarbinnen sociale druk en macht een grote rol spelen. Het is een discours van in- en uitsluiting waaraan je je moet conformeren en waarbinnen je je eigen slingers hebt op te hangen; blijkbaar ben je gelukkig wanneer je binnen het discours past en de vooronderstellingen die we hebben over geluk ook nastreeft. Wanneer je je even niet zo vrolijk voelt, dan doe je iets fout en word je doorverwezen naar wat Ahmed de ‘happiness industry’15

noemt, waarin tal van wondermiddeltjes, zelfhulpboeken en yogaoefeningen je weer op de been kunnen helpen. Het lijkt bijna of we geluk hebben gereduceerd tot iets akelig alledaags, dat makkelijk gerepareerd kan worden wanneer het niet naar gelieve functioneert.

13 Ahmed, Sarah. The Promise of Happiness. Durham/Londen: Duke University Press, 2010 p.2 14 Ibidem: p.2

(8)

8 Ook de term happiness industry draagt al bepaalde vooronderstellingen met zich mee. Blijkbaar is geluk iets wat zich op de een of andere manier bevindt op aarde (of in de maatschappij, of in het individu) en dusdanig tastbaar is, dat we het kunnen meten aan de hand van ‘happiness

indicators’.16 Een zoektocht dus, naar meetbaar geluk, maar door onze vooronderstellingen van wat

geluk inhoudt, zoeken we enkel op de plaatsen waar we al verwachten dat geluk zal worden

gevonden. ‘Happiness is looked for where it is expected to be found, even when happiness is reported

as missing. What is striking is that the crisis in happiness has not put social ideals into question and if any this has reinvigorated their hold over both psychic and political life.’17

Hiermee lijkt geluk een ideologie te zijn geworden, waarvan de ideeën en visies volledig zijn ingebed in de maatschappij. Het is dus de vraag of de eerder besproken ideeën van Veenhoven in deze tijd nog gelden, zeker gezien het feit dat het artikel uit 2000 komt. Sinds de eeuwwisseling heeft de hierboven besproken happiness industry dusdanig ingang gekregen in het dagelijks leven dat er sinds 2013 zelfs een ‘International day of happiness’ wordt gevierd. Denk ook aan tal van beroemde zelfhulpboeken, zoals het in 2013 verschenen Dit wordt jouw jaar van de gedragswetenschappen Ben Tiggelaar en 365 Dagen succesvol van David de Kock en Arjan Vergeer, dat in 2015 verscheen. Maar met name de toenemende vraag naar de meetbaarheid van geluk en het rapporteren van de bevindingen, zoals in het ‘World Happiness Report’ wijzen op de ideologisering hiervan. Wellicht dat Verhulst zich dus niet zozeer afzet tegen een verheerlijking van het ongeluk, maar juist het geluk wil thematiseren om het narratieve en normatieve aspect van geluk zelf; om mee te gaan met en een bijdrage te leveren aan de ideologieën van onze huidige maatschappij.

Het binnen dit discours clichématig denken over termen als geluk en ongeluk vormt de kern van mijn scriptie. Ze komen vaak tot uitdrukking in binaire opposities, waarbij de ene wordt

geassocieerd met het ‘goede’ en ‘hoge’ en het andere met het ‘slechte’ en ‘lage’. Ahmed zegt hierover: ‘To think of happiness as involving an end-oriented intentionality is to suggest that

happiness is already associated with some things more than others. We arrive at some things because

they point us toward happiness, as a means to this end.’18 Ik zal richt mij op drie van deze opposities,

te weten: man versus vrouw, verleden versus heden en verbond versus individueel. In deze drie opposities lijken man, verleden en verbond preferabel te zijn boven vrouw, heden en individueel. De reden dat ik focus op deze opposities is tweeledig: ten eerste volg ik de lijn van Ahmed en ten tweede vormen de drie opposities veel voorkomende thema’s in de roman, waardoor ik verwacht dat de genoemde opposities voor vruchtbaar onderzoek zullen zorgen.19

16 Ahmed, Sarah. The Promise of Happiness. Durham/Londen: Duke University Press, 2010 pp.5, 6 17 Ibidem: p.7

18 Ibidem: p.27

19 We zullen zien dat op de achtergrond nog een aantal andere opposities mee lijken te spelen, die de zojuist benoemde opposities

onderbouwen en versterken, te weten: dom versus intelligent, Wallonië versus Vlaanderen, natuur versus cultuur en triviaal versus artistiek.

(9)

9 In The Promise of Happiness wijdt Ahmed een hoofdstuk aan ‘The feminist killjoy’. Hierin haalt ze Rousseaus denkbeelden over de opvoeding van zowel mannen als vrouwen aan. Zij moeten op verschillende manieren onderwijs krijgen ‘to fulfill their specific duties as gendered beings’20. In zijn boek Émile zet hij deze ideeën uiteen met Émile en Sophie in de hoofdrol. Een vrouw heeft als levenstaak ‘to be pleasing in his sight, to win his respect and love, to train him in childhood, to tend

him in manhood, to councel and console, to make his life pleasant and happy’21, aldus Rousseau, en

haar geluk komt voort uit zijn geluk. Nu zijn deze ideeën van Rousseau inmiddels behoorlijk achterhaald, maar dat neemt niet weg dat bepaalde rollen nog steeds –al dan niet bewust- aan mannen en vrouwen worden toegeschreven, zelfs met de hedendaagse genderdiscussies. Vrouwen doen vaak het huishouden (natuurlijk kan dit worden uitbesteed, maar het lijkt me geen overhaaste generalisatie om te stellen dat de meeste interieurverzorgsters vrouw zullen zijn), zijn vaak ‘de gezellige touch’ in een huis en blijven nog steeds vaker dan mannen thuis om voor de kinderen te zorgen. Een vrouw die doorbreekt in de zakenwereld wordt als ‘powervrouw’ gezien. Dat we hier een begrip met zoveel nadruk aan hangen, betekent dat het nog altijd iets exceptioneels is. Vandaar dat ik in de binaire oppositie man versus vrouw de man enkel vanuit stereotyperend oogpunt als preferabel beschouw.

Geluk hangt samen met een bepaalde verwachting die we hebben over de dingen die nog zullen komen, daarom bestempel ik in de binaire oppositie verleden versus heden het verleden als preferabel. ‘Happiness is an expectation of what follows, where the expectation differentiates

between things, whether or not they exist as objects in the present. […] The very expectation of happiness gives us a specific image of the future. […] The promising nature of happiness suggests happiness lies ahead of us, at least if we do the right thing. To promise after all is to make the future

into an object, into something that can be declared in advance of its arrival.’22 Enkel in het verleden

liggen het heden en alle mogelijkheden en beloftes die daarmee gepaard gaan, nog open. Hierdoor denkt de mens vaak met een gevoel van melancholie en nostalgie terug aan vroeger, toen alles nog mogelijk was. De reden dat deze oppositie een vruchtbare analyse van de roman Mevrouw Verona

daalt de heuvel af kan opleveren, is naar mijn mening omdat het beeld van een dorp past in het

beeld van ‘de goede, oude tijd’. Denk bijvoorbeeld aan liedjes zoals Het dorp van Wim Sonneveld en

Onderaan de dijk van Herman van Veen.

Dat er in de binaire oppositie verbond versus individueel voor het verbond wordt gekozen, komt voort uit mijn vooronderstelling dat geluk gedeeld moet worden. Dit vinden we ten dele ook terug bij Ahmed; wanneer geluk een discours van in- en uitsluiting is, betekent dat dat er binnen dit

20 Ahmed, Sarah. The Promise of Happiness. Durham/Londen: Duke University Press, 2010 p p.55 21 Ibidem, p.55

(10)

10 discours een verbond is dat aan de norm voldoet en geluk als een soort goed kan ervaren ‘that we

tend to like those, who like the things that we like23’. Ahmed zegt hier verder over: ‘I have suggested

that happiness involves a way of being aligned with others, of facing the right way. The points of

alignment become points of happiness.’24 Belangrijk voor Ahmed is de familie als een ‘point of

happiness,’, of ‘happy object’. Een groep mensen die met hun neus dezelfde kant op wijst en zich met hetzelfde bezig houdt: ‘Being together means having a place at the table’25.Om geluk optimaal te kunnen ervaren, moet men dus deel uitmaken van een verbond. Ik kies voor het woord verbond, en niet voor woorden als collectief of gemeenschap, omdat het woord verbond een keuze uitdrukt.

23 Ibidem, p.38 24 Ibidem, p.45 25 Ibidem, p.46

(11)

11

Hoofdstuk 1

De binaire oppositie man versus vrouw

De situering van het verhaal, een dorp waarvan de ligging, zoals eerder gezegd, niet wordt

gespecificeerd, lijkt van belang te zijn wanneer we nader in willen gaan op de bestudering van deze oppositie. Oucwègne is een gehucht ‘dat koekdozen sieren kon’26. Hiermee wordt een idyllisch beeld geschetst aan de lezer van een plaatsje (wellicht ergens in de Ardennen) omringd door enkele heuvels met in het midden een dal waardoor de rivier ‘Gemontfoux’ gemoedelijk kabbelt. Het lijkt me niet te ver gezocht wanneer we deze schets van de omgeving als clichématig aanduiden; een alwetende verteller neemt ons mee naar een dorpje om een liefdesgeschiedenis uiteen te zetten. Op het dorp heerst helaas sinds enige decennia een vloek, een magisch-realistische oftewel fantastisch element: al generaties lang komen er enkel jongetjes ter wereld. De dorpsbewoners wenden zich echter niet tot de wetenschap voor een verklaring van dit vreemde verschijnsel, maar bedenken zelf een oorzaak: ‘Men had zich reeds verzoend met de theorie dat het verdorven zaad van dronkaards de kracht verliest iets schoons te produceren.’27 In deze zin komen twee clichés naar voren: ten eerste zijn meisjes kennelijk iets ‘schoons’ om voort te brengen in tegenstelling tot jongetjes en ten tweede wordt hier het beeld geschetst van de simpele dorpsbewoner, die zich verre van wetenschap en technologie houdt. De Meyer schaart deze elementen onder enerzijds een clichématige voorstelling van de werkelijkheid en anderzijds een zwartwittekening van de personages.28

Het magisch-realistische element van de vloek is wellicht niet zozeer een specifiek

genrekenmerk van de stationsroman, het kan ook en eerder nog gevonden worden in het genre van de streekroman, dat tevens onder triviaalliteratuur wordt geschaard. In de roman Dorp aan de rivier van Anton Coolen geloven de dorpsbewoners ook in een vloek, de vloek van de molen. ‘Hij heeft den molen met het molenhuis gekocht. Natuurlijk is hij daar goedkoop zat aan gekomen, door dien vloek, die er op den molen rust.’29 Net als in Mevrouw Verona daalt de heuvel af worden tijd en plaats niet verder gespecificeerd in de roman, dit draagt bij aan het mysterieuze karakter en geeft een zekere tijdloosheid aan de gebeurtenissen, zo wordt er ook benadrukt dat het dorp oud is: ‘Alles wat ik u vertellen ga is in dit dorp geschied. Het dorp heeft historie, het is oud als de tijd.’30 Net als in sprookjes wordt het dorp geteisterd door een monster dat huist in de Waal.

26 Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008 p.18 27 Ibidem, p.43

28 De Meyer, Guust. Cultuur met een kleine c. Leuven, Uitgeverij Acco: 2004 p.19 29 Coolen, Anton. Dorp aan de rivier. Rotterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1947 p. 126 30 Ibidem, p.8

(12)

12 ‘Wat borg dit water, de Wiel, wat borg zij in hare diepten. Daar zat visch in de Wiel, neen,

daar zat één visch in, die voor andere visschen geen plaats liet, er zat een achthonderdjarige snoek in. […] de lengte van het monster was niet met meters te meten. Het rees als een stoomketel. Als een berg, het had een kop rond als de aarde, en er groeide een wilde vegetatie van mos en gras op dien kop, die wilde groei oversluierde zijn uitpuilende oogen.’31 De dorpsbewoners uit Het dorp aan de rivier worden, net als in Mevrouw Verona daalt de heuvel af zo neergezet als simpele zielen, die niet terugvallen op de wetenschap, maar zich laten meeslepen door folklore, en elke vorm van wereldse pretentie ontberen. Deze zwartwittekening van de personages zorgt ervoor dat de vooroordelen van de lezer aangaande dorpelingen (goedgelovig, simpel en minder gecultiveerd) al vrij vroeg in de roman worden bevestigd. Dit is van belang, want door deze bevestiging leest de lezer de rest van de roman vanuit dit stereotiepe kader. Hierdoor springen andere vooroordelen eerder in het oog.

Ondanks de vloek die op het dorp Oucwègne lijkt te liggen, heeft de huidige generatie één meisje voortgebracht: Lucie, het licht, die zich graag laat uitlenen aan de heren:

‘Als iets het probleem van Oucwègne moest zijn, dan wel het eigenaardige feit dat de vorige generatie zich haast uitsluitend in zonen had voortgeplant, een plaag die vreemd genoeg vooral afgelegen en dunbevolkte gebieden betreft. Er was dan wel de welwillendheid van Lucie, het enige meisje van die getroffen generatie.’32

Wanneer Lucie in beeld komt, wordt zij door een alwetende verteller belicht vanuit de mannelijke dorpsbewoners. Dit heeft als effect dat zij al snel de flirt van de roman wordt: ‘in zekere zin een heilige, de koningin van de achterbank, de ruis in de struik’33. De rol van lustobject is de enige die zij het hele verhaal krijgt toebedeeld. Haar personage maakt geen enkele karakterontwikkeling mee, het blijft een oppervlakkige zwartwittekening en roept bij de lezer nog het meest een clichématige voorstelling van de ‘boerenmeid in de hooischuur’ op. Als we dit terugkoppelen aan de genre-analyse van Moenander, kunnen we een aantal zaken opmaken uit de passages over de vloek. Ten eerste wordt er een zeer clichématige voorstelling geschetst aangaande de heersende opvattingen over gender in het dorp, waar vrouwen als minder geëmancipeerd worden beschouwd dan vrouwen uit de stad. Het gebrek aan wereldse pretentie uit zich onder andere in het idee dat de vrouw

ondergeschikt is aan de man en zij, in de eerder aangehaalde woorden van Rousseau, ‘should be

pleasing in his sight’ . Het is een weergave van een vooroordeel dat er heerst over de achterhaalde

en onderontwikkelde dorpsmentaliteiten. Niet alleen de man en de vrouw worden hier tegenover

31 Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008 pp. 24-25 32 Ibidem, p. 42

(13)

13 elkaar gezet, ook de stad en het platteland vormen in de aangehaalde passages een tegenstelling. Waarbij het gebrek aan wereldse pretentie in het dorp met het lage wordt geassocieerd en de ontwikkelde stad met het hoge.

Lijnrecht tegenover Lucie plaatst de verteller de reeds besproken weduwe Mevrouw Verona. Terwijl Lucie bereikbaar is voor de mannen van het dorp, blijft Mevrouw Verona slechts een

dagdroom. Wanneer Meneer Pottenbakker overlijdt, verwacht men dat Mevrouw Verona naar de stad zal vertrekken, maar tegen alle verwachtingen in, blijft zij: ‘En de dag waarop dit nieuws door de heuvels trok, Mevrouw Verona blijft!, Mevrouw Verona blijft! hebben de mannen zingend vlokken schuim op de rivier gepist.’34 De manier waarop de heren uiting aan hun geluk geven, is een typisch beeld dat bij dronkaards hoort: het plassen in een sloot, gracht, of in dit geval de rivier. Zij wachten gretig het moment af waarop Mevrouw Verona weer open zal staan voor een nieuwe vrijer. Wanneer dit moment echter uitblijft, wordt dit absoluut niet begrepen ‘‘Als ze niet oplet groeit ze straks nog dicht daar vanonder.’ En niemand die eraan dacht dat het misschien datgene was wat Mevrouw Verona gelukkiger had kunnen maken, te mogen dichtgroeien daar vanonder, om er te bewaren wat er ooit was ingegaan.’35 We zien hier een vrij clichématige voorstelling van de werkelijkheid, met een onderscheid tussen een aardse, vleselijke liefdesbehoefte, die vaak aan mannen wordt toegeschreven, en een hemelse meer geestelijke liefde die eerder aan de vrouw wordt toebedeeld. Maar ook de alwetende verteller lijkt de charme van Mevrouw Verona niet te kunnen weerstaan en in een bijna lyrische ‘should be pleasing in his sight’ passage schrijft hij een ode aan haar schoonheid.

‘Wat zijn de veel te jonge weduwen in de verhalen altijd modellen uit de toonzaal van de schepping, het is hier niet anders. Wij zullen zuinig zijn met het papier en ons hier beperken tot haar rode haren die in lokken van schaafkrullen tot op haar schouders hingen, haar teint van eierschaal, haar

zonneogen op een eeuwig middaguur, haar slankheid en beweeglijkheid, haar alles ontgrendelende lach zuiver als wiskunde die de gevoeligsten soms tijdelijk verlamde.’36

De hemelse liefde tussen Mevrouw Verona en Meneer Pottenbakker wordt meermalen aangehaald in de roman en grenst soms aan het mythische, net als de eerder besproken scheiding tussen aardse en hemelse liefde. Zo zal Mevrouw Verona, net als de Heilige Verona, tot in de eeuwigheid op haar geliefde blijven wachten. Dit heeft als effect dat ook de liefde van Mevrouw Verona een heilige ondertoon krijgt. Hier zien we de eerder besproken genrekenmerken van de streekroman in terug, want deze liefde blijkt ook een vloek te zijn voor het dorp. De enige

beschikbare vrouw weigert een nieuwe man uit te kiezen; rampzalig voor de vele vrijgezelle mannen.

34 Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008 p.53 35 Ibidem, p.93

(14)

14 Ook worden zowel Mevrouw Verona als Meneer Pottenbakker, overal waar ze zijn,

achtervolgd en uitgekozen door honden, die symbool staan voor eeuwige trouw. In haar laatste uren denkt Mevrouw Verona hieraan terug en zij ziet dit als een teken dat hun liefdesverhaal een ‘happy end’ zal krijgen.

‘En ze bedacht dat haar beminde man, Meneer Pottenbakker, die haar in het rijk der fabelen was voorgegaan, zeer waarschijnlijk hetzelfde zou hebben gezegd tegen de hôtelier des doods. Ook hij had zijn hele leven de honden aan zijn hielen. En uiteindelijk was er niets logischer dan dat Mevrouw Verona en Meneer Pottenbaker zouden worden herenigd in die schrikwekkende leegte genaamd De Overkant, het tartte alles van schoonheid indien zij elk in een ander hiernamaalsgedeelte zouden worden ondergebracht.’37

Dat trouw een doorlopend thema in de roman is, wordt ook verbeeld door de laatste, grote levenstaak die Meneer Pottenbakker zichzelf oplegt in de weken voor zijn sterven.

‘Toen hij weet kreeg van zijn ziekte had Meneer Pottenbakker zich voorgenomen om nog één strijd te leveren: zoveel mogelijk hout te stapelen, omdat hij zijn vrouw nog tot op haar oude dag warmte kon geven die ook de zijne zou mogen zijn. […] Een onuitputtelijke voorraad had het geleken, maar deze februaridag had Mevrouw Verona het laatste blokje van de hele stapel in de haard gelegd. Het laatste stukje brandhout dat ook hij nog in zijn handen vol splinters had gehad.’38

Het eeuwenoude idee dat een man in de levensbehoeftes van zijn vrouw moet voorzien, voor haar moet zorgen en haar veiligheid moet bieden, wordt hier door een clichématige voorstelling van de werkelijkheid weergegeven. Het kan ook bijna niet anders, of de trouwe Mevrouw Verona brandt het allerlaatste houtstuk en besluit dat het genoeg is geweest. De cirkel is rond, of in de termen van De Meyer: een goedkope happy ending. Niet alleen het einde van hun leven wordt triviaal uitgewerkt, ook het begin van hun relatie pas perfect in een doorsnee liefdesroman:

‘Mevrouw Verona wist dat ze door haar collega’s werd aangekeken als vrouw van. Vrouw van meneer de componist, die aanzien genoot bij de ene, verguisd werd door de andere, zoals dat gaat. Hoe langer ze les gaf, hoe minder ze zich nog thuisvoelde in het wereldje waarin ze toch ooit haar man had gevonden. Zij: nobiel, verlegen, het meisje dat te zwaar geladen met haar cello door de dagen schreed. Hij: ongeduldig rokend voor het klaslokaal, de jonge beloftevolle pianist in het dandyeske hemd en met de onverzorgde vingernagels.’39 [Cursivering door Julia Naaborg].

Hij: de alternatieve, gerenommeerde musicus; zij: het maagdelijke meisje. De clichés druipen ervan af. Het zijn stereotyperingen van een overheersende man ten opzichte van een onderdanige vrouw.

37 Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008 pp.14, 15 38 Ibidem, p.32

(15)

15 Buiten de plaatselijke flirt en de gedroomde vrouw, kent het dorp nog een ander stereotype vrouw. De veearts Mme Lunette werpt zich, bij gebrek aan dokters op loopafstand, regelmatig op als huisarts. Het vertrouwen dat de dorpelingen in haar hebben, komt voort uit een bewondering voor het feit dat zij heeft gestudeerd; zij kent de namen van botten en spieren in de volkstaal én in het Latijn. Dat zij in het geheel niet is opgeleid om mensen te behandelen, doet er voor de inwoners van Oucwègne dan ook weinig toe.

‘haar plaats in de annalen van het dorp heeft zij verdiend, aangezien zij de eerste vrouw was die er ooit een universitair diploma van een mooie omlijsting had voorzien. Toen ze de Latijnse namen van allerlei kootjes en spiertjes opsomde leek iedereen definitief overtuigd te zijn van haar intelligentie en durfde men het aan haar te consulteren voor eigen lijf en leden.’40

Mme Lunette is de enige vrouw in het dorp met een academische graad op zak, wanneer er echter over haar gesproken wordt, krijgt de lezer geen vrouwelijk beeld voorgeschoteld: ‘dit vrouwmens’, ‘robuust manwijf’ en ‘een vaste greep’. De mensen die op haar behandeltafel komen, worden gepijnigd ‘dan kromp het slachtoffer ineen’41 en verder: ‘ze laakte het sentiment, de liefdadigheid.’42 De dorpsmannen concluderen dat er maar één oorzaak kan zijn: ‘De wetenschap had Mme Lunette laconiek gemaakt, en gevoelloos voor de angsten die de gepijnigden kwamen uitzweten op haar tafel.’43 Mme Lunette wordt vermannelijkt door de inwoners. Een hoogopgeleide vrouw past niet in een dorp waar overwegend simpele zielen wonen. De rest van de vrouwen moeten het dan ook doen met beroepen als mosselverkoopster, of eigenaresse van de Winkel van Sinkel. Tot het moment dat Oucwègne een nieuwe burgemeester moet kiezen. Zoals het een goed dorp betaamt, zijn de

inwoners weinig tevreden met het huidig bestuur. De burgemeester heeft slechts de taak het dorp te voorzien van feesten en partijen. Door het winnen van een wedstrijd, waar enkel mannen zich voor in kunnen schrijven, kan de functie verworden worden: ‘Jaar na jaar liepen de mannen als

opgejaagde stieren door die straten, ieder van hen bezeten van het idee de raap te vinden’.44 Het is een simpel idee; ergens in de velden wordt een raap verstopt, degene die de raap vindt, mag zich een jaar lang burgemeester van Oucwègne noemen. Tegen alle verwachtingen in wordt de raap echter gevonden door een koe.

‘Blonde d’Aquitane, de eerste vrouwelijke burgemeester in feite van het dorp, stond sinds die dag in haar weide met een lint om haar spek. Wie de weide passeerde schonk haar een vriendelijke ‘dag mevrouw de burgemeester’’45

40 Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008 pp.37, 38 41 Ibidem, p.39

42 Ibidem, p.40 43 Ibidem, p.40 44 Ibidem, p.75 45 Ibidem, p.77

(16)

16 Het lijkt erop dat de vrouwen die omhoog weten te klimmen op de sociale ladder van Oucwègne iets mannelijks moeten hebben, of een koe moeten zijn (tevens een spottende manier om te verwijzen naar een wat vollere vrouw). Beide zijn behoorlijke clichématige voorstellingen van de werkelijkheid, verstopt achter een lachwekkende passage. Het zoeken naar de raap is een oud dorpsgebruik en heeft zijn ingang gevonden in de folklore van Oucwègne. Het is een bevestiging van stereotiepe dorpsmentaliteit waarover ik aan het begin van dit hoofdstuk al schreef. De door de dorpsbewoners aangestelde burgemeester heeft als enige taak het organiseren van feesten, andere taken aangaande het bestuur worden door de inwoners van Oucwègne als overbodig beschouwd.

In dit hoofdstuk heb ik aangetoond hoe de binaire oppositie van man versus vrouw in de roman Mevrouw Verona daalt de heuvel af voornamelijk wordt weergegeven in passages die kenmerken van triviaalliteratuur tonen.

(17)

17

Hoofdstuk 2

De binaire oppositie heden versus verleden

In de roman wordt een duidelijke scheidingslijn getrokken tussen het heden en het verleden met de zelfmoord van Meneer Pottenbakker als keerpunt. Het moge duidelijk zijn dat deze gebeurtenis op zichzelf een bron van ongeluk is geweest, maar het zijn de beweegredenen van Meneer

Pottenbakker die van belang zijn; hij zet met zijn eigen vroegtijdige dood het geluk van zijn vrouw voorop, omdat hij haar daarmee jaren van mantelzorg bespaart. Hier ga ik in het volgende hoofdstuk dieper op in. Mevrouw Verona is zich van de reden achter deze zelfopoffering bewust en berust volledig in de keuze van haar man. De scheiding tussen de tijd met Meneer Pottenbakker (verleden) en de tijd zonder (heden) is dus niet per definitie een scheiding tussen geluk en ongeluk, maar eerder tussen de scheiding van verschillende vormen van geluk.

‘Er verscheen een glimlach op het gelaat van Mevrouw Verona toen ze hieraan terugdacht. Een boogje van dunne lippen, een haakje dat een lange, mooie zin afsloot. De herinnering aan geluk die, in een weemoediger toonaard, ook geluk mocht zijn.’46

In het bovenstaande citaat lezen we over de verschillende vormen (toonaarden) van geluk. Het is de herinnering aan geluk die Mevrouw Verona een nieuw en ander gevoel van geluk geeft; zij put uit het verleden het geluk van het heden. Wellicht dat dit een soort gevoel van melancholie is, waarmee de in de theorie besproken conventionele koppeling van het geluk aan het verleden wordt bevestigd. Toch moet dat idee in dit hoofdstuk ook genuanceerd worden. Namelijk wanneer we naar de vrijgezelle mannen van Oucwègne kijken, moet hier namelijk nog aan worden toegevoegd dat de toekomst om dezelfde reden boven het heden wordt geprefereerd. De toekomst biedt

mogelijkheden ten opzichte van het heden en deze wordt opengebroken voor de dorpsmannen op het moment dat Meneer Pottenbakker heengaat. Een vrouw is beschikbaar geworden, en

belangrijker nog; zij heeft het dorp niet verlaten na het overlijden van haar echtgenoot en vertoont zich nog regelmatig in de plaatselijke kantine.

‘Natuurlijk waren de mannen verheugd dat Mevrouw Verona ook als weduwe regelmatig afdaalde naar de kantine van de oude cinema, waar men het verleden bemeesterde door het te vergeten en vertellingen tijdens haar aanwezigheid voorzichtig om Meneer Pottenbakker leidde tot zij gehard was in haar pijn.’47

46 Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008 p. 21.

(18)

18 Het is voor hen van groot belang dat zij haar verleden achter zich laat, om een nieuw leven te

beginnen. Vandaar dat de dorpsmannen hun best doen het niet over Meneer Pottenbakker te hebben in haar bijzijn. Een leven waarin nieuwe herinneringen aan geluk moeten worden opgebouwd en waarin geen verleden waar zij zich aan kan vasthouden meer bestaat.

‘En daarom, zo moet een ogenblik zijn gedacht aan de kickertafel, was Mevrouw Verona een nieuw leven begonnen. Omdat ze zich onmogelijk nog kon laten liefhebben als het leven dat ze deelde met Meneer Pottenbakker niet een ander leven was. Een nieuw leven, om te mogen geloven dat het oude met haar geliefde mee gestorven was. Zo en zo alleen konden jonge weduwen weer hun lichaam geven zonder schuldbesef, zonder gevoel van overspel. Want waar lijf was was lust.’48

Mevrouw Verona heeft zelf geen idee in welke mate zij het leven van de mannen om zich heen beïnvloedt, dat zij de reden is van hun geluk.

En het moment komt, zo laat de alwetende verteller ons weten, dat de heren van het dorp zien hoe Mevrouw Verona een nieuwe man in haar leven verwelkomt. Dit tot groot ongenoegen van de dorpsmannen, die het eigenlijk niet kunnen verkroppen dat Mevrouw Verona haar oog heeft laten vallen op iemand van buiten het dorp en niet zomaar iemand van buiten: een man van de stad. In het onderstaand citaat wordt de stadsman belicht vanuit de ‘echtelozen’ en hij wordt weggezet als een karikatuur van zichzelf. Hier komt een sterk wij-versus-zij-cultuur naar boven die in dit citaat verwoord wordt in de binaire oppositie stad versus platteland. Hoewel Mevrouw Verona

oorspronkelijk ook van buiten het dorp komt, hebben de dorpsbewoners haar volledig geaccepteerd als een van hen. Hiervoor heeft zij zich echter moeten aanpassen door met Meneer Pottenbakker elk weekend af te dalen naar de kantine en zich daar staande te houden aan de kickertafel en later aan de bar. Dat de dorpsbewoners verwachten dat zij zou vertrekken na het overlijden van haar man, bevestigt een stereottiep beeld van deze wij-versus-zij-cultuur; wie niet in het dorp geboren is, blijft altijd op een bepaald niveau een buitenstaander. Een dergelijke dorpscultuur is een kenmerk van de streekroman, zo heerst deze in- en uitsluitingsdrang ook in Dorp aan de rivier van Anton Coolen. Geluk wordt ervaren binnen dit dorp, met mensen die hier vandaan komen en al wat van buitenaf komt, wordt als een bedreiging beschouwd.

‘Mevrouw Verona was met een man gezien. Meer nog, Mevrouw Verona was met een man in haar bos gezien. De man in dat bos had bovendien een kostuum gedragen, van kop tot teen geëndimancheerd, iets waarvan een mens van hier meteen de lachstuip kreeg. Niet kon worden bevestigd of ze zijn hand vasthield. Maar ze had kort nadien Charlo de opdracht gegeven om de boom te rooien waaraan haar man zich destijds had opgeknoopt, tot grote vreugde van de echtelozen. Want dit was een keerpunt,

(19)

19

duidelijker kon niet worden gesteld. Mevrouw Verona had haar rouw definitief afgeworpen.’49

De paniek moet de dorpsmannen om de oren zijn geslagen, toen er in dit nieuw gestarte leven van Mevrouw Verona een stadse, hautaine indringer werd gelokaliseerd. De passage is eveneens te beschouwen als een clichématige voorstelling van de werkelijkheid en een kenmerk van de streekroman: de roddel en achterklap in een dorp, waar iedereen nauwlettend in de gaten wordt gehouden. Deze roddel en achterklap konden echter niet bevestigen of Mevrouw Verona en de opgedirkte stadsman hand in hand liepen.

Later pas zullen de mannen van Oucwègne erachter komen dat deze man het vorige leven van Mevrouw Verona niet komt afsluiten, maar dat hij op uitnodiging is gekomen om het verleden op een bepaalde manier juist terug te halen.

‘Mevrouw Verona ruimde met die boom een groot stuk van haar verleden op, tot de goed verborgen vreugd van elke celibatair. Doch die boom, hij zou terugkeren, als cello.’50

De boom keert inderdaad terug als cello, hier zal ik in het volgende hoofdstuk uitgebreider op terugkomen. Wat voor nu van belang is, is dat Mevrouw Verona teruggrijpt op het verleden om haar geluk voor het heden te reconstrueren. Dit staat haaks op het geluk van de vrijgezelle mannen in Oucwègne die in het heden juist nieuwe mogelijkheden zien, mogelijkheden waar helaas niet op zal worden ingegaan. Ook voor hen is de situatie uit het verleden te prefereren boven de situatie uit het heden; in het verleden was er geen mogelijkheid om samen te komen met Mevrouw Verona, toen hadden de mannen dus geen valse hoop, zoals nu in het heden.

Het verleden als bron van geluk speelt ook een belangrijke rol tijdens de afdaling van

Mevrouw Verona. Wanneer zij de heuvel is afgegaan en beneden in het dal de dood opwacht, tokkelt ze tijdens deze laatste uren van haar leven een liedje met haar vingers op het bankje. Een liedje dat Meneer Pottenbakker voor haar heeft geschreven. Het neemt haar mee naar het verleden, naar de tijd dat ze hem ontmoette op de academie.

‘Keren we terug naar die koude februaridag, dan zien we Mevrouw Verona nog steeds

beneden in de vallei, gezeten op een bankje dat de gemeente daar ten behoeve van uitgeputte wandelaars had geplaatst, de hond in blind vertrouwen aan haar voeten. Ze weet dat ze niet meer naar boven zal gaan, dat dit het punt is waarop ze louter nog uit verleden bestaat. Best mogelijk dat haar lichaam het haar nog toestaat enkele jaren mee te gaan, ze rekent op de sterkte van haar wil om vandaag nog dood te gaan.’51

49Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008 p.77 50 Ibidem: p.93

(20)

20 Het deuntje dat ze zich herinnert, zorgt ervoor dat ze langzaamaan in het verleden verdwijnt, terwijl ze op hetzelfde moment wordt ondergesneeuwd. En zo, hopend dat de sneeuw haar spoedig helemaal zal hebben bedekt ‘een oefening in het verdwijnen’52 met een liedje uit het gelukkige verleden in haar hoofd, wacht ze tot ook zij verleden tijd zal zijn.Op deze manier pleegt Mevrouw Verona, net als haar echtgenoot, uiteindelijk zelfmoord aan de oevers van de rivier ‘Gemontfoux’. Zo zal ze, bedolven door de natuur, weer terugkeren naar haar geliefde en met hem hun verbond herstellen. De cirkel wordt daarmee rond gemaakt: zij voegt zich bij hem en, zoals in hoofdstuk 1 al aangekaart, zullen zij in dezelfde hemel eindigen, waarmee hun liefdesverhaal de ultieme happy

ending krijgt, een kenmerk van bijna elke vorm van triviaalliteratuur. Uit deze cirkelconstructie blijkt

niet alleen dat het verhaal een happy ending heeft, maar ook de flat character karakterisering van de protagonist, die in de roman geen karakterontwikkeling doormaakt.

Vanaf de eerste pagina is het voor de lezer duidelijk dat Mevrouw Verona van plan is om te overlijden en zoals gezegd, slaagt zij in deze opzet. Wat dat betreft, past de roman precies in het plaatje van de stationsroman (of triviaalliteratuur), zoals besproken aan de hand van de kenmerken van De Meyer. Naast de reeds besproken genres van de stations- en streekroman, kunnen we echter een derde genre toekennen aan de roman, dat van de volksvertellingen. Wanneer we namelijk de tekst aan de besproken genre-indeling van Bakthin, uitgewerkt door Moenander, 53 onderwerpen en we op zoek gaan naar tekstelementen die op een biografie duiden, zullen we kenmerken van

sprookjes, sages en mythes herkennen, die ik in deze scriptie onder de noemer ‘volksvertellingen’ zal scharen.

De roman is geenszins chronologisch opgebouwd; meermalen grijpt de auctoriale verteller terug op eerdere belevenissen uit het leven van Mevrouw Verona. Deze retrovisies54 beslaan bijna 75 procent van de roman en hebben het primaire doel de onuitputtelijke liefde tussen Mevrouw Verona en Meneer Pottenbakker in te kaderen. Het zijn haar memoires. Een kenmerk dat volgens Bakthin een belangrijk kenmerk is van de biografie, met een toespitsing op de sage, een vorm van folklore. De toespitsing op folklore komt met name naar voren door het thematiseren van de hemelse liefde, waarvan de inwoners van het dorp zo onder de indruk zijn en waardoor zij dermate worden

beïnvloed, dat deze ingang vindt in de dorpsgeschiedenis. Mevrouw Verona en Meneer Pottenbakker zijn de helden van deze volkssage en hun liefde wordt als een bovennatuurlijke kracht beschouwd; verder rijkend dan de dood. Het geluk krijgt de ruimte in dit genre. Zoals in de theorie besproken aan de hand van De Meyer, brengt een genrekeuze een bepaalde ‘world-word-construct’55 met zich mee

52 Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008 p. 66 53 Graag verwijs ik de lezer terug naar de theorie, p.5, eerste alinea

54 Voor een uitgebreide typering van het concept ‘retrovisie’ verwijs ik naar: Boven, Erica van & Gillis Dorleijn, Literair Mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten. Bussum: Uitgeverij Coutinho, 2013.

(21)

21 en dat is precies wat er aan de hand is. De lezer heeft bepaalde verwachtingen bij volksvertellingen; een geschiedenis over een sterke, heraldische protagonist met bovennatuurlijke krachten die aan een beproeving onderworpen wordt en een verleden waarin de tijden beter zijn geweest. Dat is wat de lezer in deze roman krijgt. Deze vormen van triviaalliteratuur bieden ruimte aan het geluk, en dat is precies waar Verhulst op inspeelt en waar hij gebruik van maakt.

(22)

22

Hoofdstuk 3

De binaire oppositie verbond versus individueel

In de totstandkoming van de oppositie verbond versus individueel blijkt de situering van het verhaal wederom een aanzienlijke rol te spelen. Zoals gezegd, speelt de roman zich af in een dorp, waarover de heersende gedachte is dat er een sterk ‘ons-kent-ons’ en ‘wij versus zij’ gevoel heerst. Wie er is geboren en getogen hoort erbij, wie ernaar toe verhuisd, heeft zich te bewijzen.

Het dorp Oucwègne ligt in een dal met daaromheen drie heuvels, te weten; ‘Biènonsart, Le Pachis, en Chènia’56. Mevrouw Verona en wijle haar man Meneer Pottenbakker woonden op de top van de derde heuvel Chènia, wellicht vernoemd naar een gelijknamig plaatsje in het zuidoosten van Wallonië, tegen de grens van de Ardennen aan. Aannemelijker is echter dat Chènia een

samenstelling is, bestaande uit de woorden ‘chez’ en ‘nia’, waarin Nia57 ‘doel’ betekent. De heuvels zijn hoog en stijl en worden in de roman meermalen gepersonifieerd: ‘Vier onwaardige wegen verbonden de heuvel met zichtbare tegenzin met de rest van de wereld’58. Er wordt gesuggereerd dat de heuvel niet in contact wil staan met de rest van de wereld, maar hier door vier wegen, die het niet waardig zijn om de heuvel en de wereld met elkaar in verbinding te stellen, toe wordt

gedwongen. Door de heuvels een stem te geven, wordt hun een machtspositie toebedeeld, die het doen en laten van de dorpsbewoners in grote mate bepaalt.

‘Maar de kracht van het geloof heeft het nooit gewonnen van de spierkracht die nodig was om na de eucharistieviering weer huiswaarts één van de drie heuvels op te klimmen. Op topdagen, bepaald door droog weer en minder gladde wegen, hief de curé zijn kerk gewijde beaujolais voor ten hoogste zes oude vrouwen met welgevormde kuiten de hoogte in.’59

Uit het citaat blijkt dat de dorpsbewoners er weinig goesting in hebben om enkel voor de mis de heuvels op en af te gaan. Niet alleen de heuvels, ook het weer is van invloed op de kerkelijke opkomst. Van oudsher wordt de kerk gezien als een plek van samenkomst, saamhorigheid en bij uitstek een plaats voor het verbond. Slechts op het eerste gezicht weerhouden de heuvels de dorpelingen er echter van hier samen te komen, want ook wanneer het weer mee zit en de wegen niet te glad zijn, heeft het dorp maar zes praktiserende gelovigen. De verteller wijst ons op de eigenaardigheid van deze magere vertegenwoordiging:

56 Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008 p. 18 57 Dit woord komt uit het Afrikaans

58 Ibidem: p. 30 59 Ibidem: p. 17

(23)

23

‘Waar de vergissing vandaan komt dat men in kleine, agrarische gemeenschappen godsdienstiger zou zijn dan in de steden is moeilijk te achterhalen, maar misschien heeft de jarenlange massale

reproductie van Het Angelus van Jean-François Millet daar een niet te onderschatten aandeel in. Kerkgangers waren in Oucwègne alleszins nauwelijks te vinden.’60

Zo en passant wijst de tekst op, en weerlegt de tekst tevens, het heersende cliché aangaande kleine gemeenschappen en hun hang naar religie. Desalniettemin is de natuur genadeloos en loopt de dorpeling kans in de winter te vereenzamen.

‘Je merkte het aan de uitgelatenheid wanneer men op het eind van maart een imposante toren dode sparren in brand stak om de lente te begroeten: de winter was hier zwaar, eenzaam vooral, en wie hem doorgekomen was dronk, zolang de kolen gloeiden, jenever om hem onmiddellijk te vergeten.’61 Om de eenzaamheid tegen te gaan, openen de weinige inwoners van Oucwègne een clubhuis, omdat de laatste kroeg wegens onderbezetting enige jaren ervoor de deuren sloot. Hier drinkt men samen, rookt men samen, en het belangrijkste van alles: speelt men samen tafelvoetbal. Het beeld van een oude dorpskroeg, waar iedereen steevast samenkomt om over koetjes, kalfjes en voornamelijk elkaar te praten, is een clichématige voorstelling van de werkelijkheid, die in deze roman zegeviert, zeker wanneer hieraan toegevoegd wordt dat men zomers op het dorpsplein ‘petanque’62 speelt. Ook Mevrouw Verona en Meneer Pottenbakker zijn vaak te vinden in de kantine. Al snel merken zij echter dat het na een avondje goed doorhalen nog een hele kunst is om de heuvel op en thuis te komen, zeker naargelang de leeftijd vordert.

‘De leeftijd die Robert daar had bereikt was deze waarop hij er ruim een uur over deed om de heuvel af te dalen voor zijn potten bier, en waarop hij zelfstandig niet meer thuis geraakte. Eenmaal beneden in zijn kantine waren zijn problemen opgelost, wist hij dat iemand van de aanwezigen hem weer naar boven zou helpen. En het is wilskracht geweest, dat en koppigheid en dorst, die maakte dat hij uiteindelijk achterwaarts naar beneden kwam, steunend met de handen op het wegdek, zoals peuters een trap afdalen, zo, en het besef moet verschrikkelijk zijn geweest dat elk bezoek aan de kantine wel eens zijn laatste kon zijn. Want die dag was nakend, hij knikte reeds in zijn knieën als de slinger van een klok, knikken en knakken tegelijk, de dag waarop hij tevens niet meer beneden zou raken. Zelfs niet als een peuter. […] Hij was de eerste mens geweest die met zijn tragiek Mevrouw Verona en Meneer Pottenbakker deed beseffen dat zij ooit ook de gevangene van de heuvel konden worden.’63

Het op- en neergaan grenst bijna aan sisyfusarbeid. Eenieder die het beklimmen van de heuvel nog machtig is, zal zich bij de rest van de dorpsbewoners in de kantine kunnen voegen. Het zijn dus de

60 Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008 p. 17 61 Ibidem: p.24

62 Petanque is de Provençaalse variant van jeu de boules.

(24)

24 heuvels die bepalen of men in het dorp Oucwègne samen of alleen is. Zo lijkt het of deze binaire oppositie verknoopt is met een vierde oppositie, waar we als lezer bijna niet om heen lijken te kunnen; de oppositie natuur versus cultuur. In dit dorp wordt de cultuur beheerst en gestuurd door de natuur. Om zich bij de rest van het dorp, het verbond, te voegen, wordt Robert door de natuur verplicht zichzelf te verlagen tot de handelingen van een peuter. Zo dwingt de heuvel in het aangehaalde citaat Robert, het individu, letterlijk op de knieën. De machtspositie die er aan de natuur wordt toegeschreven, wordt versterk door de observatie van Mevrouw Verona en Meneer Pottenbakker, dat men in dit dorp ‘de gevangene van de heuvel’64 kan worden. Een gevangene niet in een cel, maar wel in absolute isolatie.

Dat de natuur in deze roman inderdaad sterke invloed uitoefent op de binaire oppositie verbond versus individueel komt onder andere terug in de dood als thema. In de roman pleegt Meneer Pottenbakker zelfmoord, door zichzelf op te hangen aan een boom, net als zijn vader vele jaren eerder heeft gedaan. Deze verschrikkelijke gebeurtenis blijkt echter een uiting van absolute, hemelse liefde te zijn. Nadat meneer Pottenbakker, zoals in hoofdstuk 1 besproken is, van de veearts Mme Lunette te horen heeft gekregen dat hij volledig verkankerd is, besluit hij zijn vrouw het leed dat gepaard gaat met een lang ziekbed te besparen. In een afscheidsgedicht schrijft hij haar:

‘Ga niet naast bed de wisselvallige intervallen van mijn/al rotte adem tellen. Houd mijn hand niet vast/die als een want zal worden neergelegd en waarin eens/mijn hand gezeten en naar die van jou gegrepen had./Luister niet hoe het in mijn bast beestachtig bonkt/en reutelt,/hoe de kanker daar snel nog even aan mijn botten/sleutelt/en kijk niet in mijn ogen die gebroken in hun kassen/zich aanpassen aan het aardedonker/van wat geen nacht zal zijn.’65

Tegen het einde van de roman leert de lezer dat dit een loofboom is geweest. Mevrouw Verona, van huis uit een celliste, besluit enkele jaren na het heengaan van haar echtgenoot de desbetreffende boom om te laten hakken en hier een cello van te laten maken door de beste cellobouwer (‘een

luthier, want dat is de naam waarmee cellobouwers zich zoveel liever aangesproken weten.’66). Deze

cellobouwer maakt haar snel duidelijk: ‘U moet me maar vergeven dat ik het zo cru stel, maar uw man zou het mij veel makkelijker gemaakt hebben door zich op te hangen aan een spar’67 en ‘mij goed, maar als uw instrument bij nader inzien blijkt te klinken als een kaasrasp heeft u dat zelf gewild.’68 Ondanks het sterke aandringen van de luthier, staat het besluit van Mevrouw Verona vast. Haar cello moet worden vervaardigd uit het hout waar haar geliefde zich aan op heeft gehangen.

64 Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008 p. 26 65 Ibidem:p.34, 35

66 Ibidem: p.89 67 Ibidem: p.86 68 Ibidem: p.90

(25)

25 Maar het soort hout is niet het enige obstakel volgens de cellobouwer. De loofboom is nog jong, en jong hout is weerbarstig. Het zal minstens twintig jaar moeten rusten, alvorens het bewerkt kan worden. ‘In dat geval leef ik nog wel twintig jaar, als het echt moet’69 is het antwoord van Mevrouw Verona hierop.

Het is de natuur waarin Meneer Pottenbakker zichzelf ophangt waarmee het verbond dat hij met Mevrouw Verona vormde uit elkaar wordt getrokken en zij tot een individu wordt gereduceerd en het is de natuur, het jonge hout, die ervoor zorgt dat Mevrouw Verona nog twintig jaar lang moet wachten tot zij zich weer bij hem kan voegen. Wanneer twintig jaar later de cello inderdaad wordt bezorgd, zet ze hem in de hoek van de kamer en ze durft er niet op te spelen.

‘Weken had die cello daar in een hoek van de kamer gestaan, een dood meubel, toen Mevrouw Verona ineens de ramen opende en hem tussen haar benen nam. […] Ze streek een eerste keer over de snaren, alsof ze met een mes iemand de keel doorsneed. […] hoe lelijk de klank was, hoe

teleurstellend de resonantie, hoe bedroevend het timbre. Misschien zocht ze iets van schoonheid in die lelijkheid, die mogelijkheid bieden lelijkheden tenslotte vaak zocht ze een manier om de mankementen van het instrument naar haar hand te zetten. […] Ze speelde, lelijk, maar ze speelde. Fauré. De stukken die ze met haar geliefde op de academie had gespeeld, maar dit keer met wangen zonder blos. Ze drukte zich dicht tegen het instrument aan om de trillingen te voelen. En sloot ze haar ogen, dan niet om te genieten maar om de piano te horen die Meneer Pottenbakker met haar zou hebben gespeeld. Zo zou zij het voortaan elke avond doen. Zij zou gaan zitten voor het raam met open benen, en cello spelen. Een samenspel dat er geen was, een duet met de afwezigheid.’70

Zo is de cello een metafoor voor haar man en het bespelen van de cello voor de liefde die zij vroeger samen bedreven. Het onbehaaglijke, inferieure geluid dat het instrument voortbrengt, maakt duidelijk dat de herinnering aan een verbond de ervaring van dat verbond zelf nooit zal kunnen naderen. De geliefde keert terug in hun verbond in de vorm van een cello, vervaardigd uit de natuur, hetzelfde stukje natuur dat ervoor zorgde dat dit verbond in eerste instantie werd opgebroken en tot een individu terugbracht.

69 Verhulst, Dimitri. Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Amsterdam: Contact, 2008, pp. 90 70 Ibidem: p.104-105

(26)

26

Conclusie

Met zijn roman Mevrouw Verona daalt de heuvel af heeft Dimitri Verhulst naar eigen zeggen de ‘ultieme stationsroman’ geschreven. En hij is er content mee een roman over het ‘kleine geluk’ te hebben geschreven, een onderwerp waarop volgens Verhulst een nog veel te groot taboe rust binnen het literaire veld.71 Daar heeft hij volgens Veenhoven gelijk in, hoewel minder dan 10 procent van de Nederlandse bevolking ongelukkig is (althans, dat zegt men), ligt het geluk voor ruim 90 procent van de protagonisten uit de letteren ver buiten handbereik.72 Deze poëticale hang naar somberheid laat geen ruimte over voor het geluk, omdat dit toch als minder literair wordt ervaren. Liever bewaart men geluk voor de triviaalliteratuur en de genres van de stationsroman, de

streekroman of de folklore.

De Meyer heeft in zijn boek Cultuur met een kleine c uiteengezet wat hij verstaat onder ‘triviaalliteratuur’. Hij verbindt hier enkele kenmerken aan, waaronder een clichématige voorstelling van de werkelijkheid, een zwartwittekening van de personages, een stereotype en op sensatie gerichte opbouw van de plot en de goedkope happy ending.73 Zoals ik in de bespreking van de theorie uiteen heb gezet, is het voor de lezer van belang zich te realiseren dat het genre van een tekst niet zomaar een neutraal label is. Zo heeft de term ‘triviaalliteratuur’ zelf al een negatieve bijklank door de heersende (voor)oordelen aangaande deze vorm van literatuur. Ook moet de lezer zich er bewust van zijn dat een genre (bewust, of onbewust) bepaalde normen en waarden

uitdraagt. Wanneer we ons hiervan bewust zijn, zullen we beter in staat zijn het gebruikte genre te doorgronden en de door de tekst impliciete waarden in kaart te brengen.

Dit vooroordeel aangaande de poëticale opvattingen rondom geluk als thema vraagt sinds enige tijd echter om een herziening. Al sinds de eeuwwisseling wordt er gesproken over de happiness

industry; men kan cursus na cursus volgen, tal van zelfhulpboeken lezen en op websites aan de hand

van ‘gelukswijzers’ zijn geluk meten. Sinds 2013 bestaat er zelf een International Day of Happiness. Geluk is een normatief discours geworden, een discours van in- en uitsluiting waarmee bepaalde condities gepaard gaan en waaraan tal van vooronderstellingen kleven. We zijn naarstig op zoek naar de meetbaarheid van het geluk, maar door de vooronderstellingen die we hiervan hebben, zoeken we enkel op de plaatsen waar we dit geluk verwachten te vinden. Deze paradox heeft Sara Ahmed uiteengezet in haar boek The Promise of Happiness, waarin zij op zoek gaat naar de vraag ‘what does happiness do?’. Haar werk heb ik ter hand genomen om aan te tonen hoe het geluk een

71 Fortuin, A. NRC Handelsblad ‘Geluk is de grootste uitdaging’. 13 oktober 2006

72 Veenhoven, Ruut. (2000). ‘Beeld van geluk in wetenschap en belletrie’ in: Berichten aan vrienden van de Jan Campert Stichting, 16, p.1 73 De Meyer, Guust. Cultuur met een kleine c. Leuven, Uitgeverij Acco: 2004 p. 17

(27)

27 ideologie lijkt te zijn geworden.

Het clichématig denken binnen het discours van geluk vormde de kern van mijn scriptie, waarin ik op zoek ben gegaan naar het effect van de manier waarop Verhulst binaire opposities inzet om met zijn roman Mevrouw Verona daalt de heuvel af de traditioneel verbonden ideeën over geluk te nuanceren en af te breken. Geluk komt vaak tot uitdrukking in binaire opposities, waarbij het ene wordt geassocieerd met het ‘hoge’ en ‘goede’ en het andere met het ‘lage’ en ‘slechte’. Ik heb mijn blik geconcentreerd op drie van deze opposities, te weten: de man ten opzichte van de vrouw, het verleden ten opzichte van het heden en het verbond ten opzichte van het individu. In deze opposities leken man, verleden en verbond preferabel te zijn boven respectievelijk vrouw, heden en individueel. Vanuit de methode van close-reading heb ik de roman Mevrouw Verona daalt de heuvel af narratologisch geanalyseerd. Ik heb passages waarin de binaire opposities naar voren kwamen, uitgelicht en naast de kenmerken van triviaalliteratuur gehouden. Op deze manier heb ik bekeken welke clichématige voorstellingen van de werkelijkheid en de daarmee tot stand gekomen impliciete vooronderstellingen door de opposities werden uitgedragen.

Voor alle drie de opposities is de situering van het verhaal van belang gebleken. Tijd noch plaats worden geëxpliciteerd, waardoor het verhaal iets sprookjesachtig krijgt en net zo goed had kunnen beginnen met het zinsdeel ‘Er was eens…’.

In het eerste hoofdstuk heb ik een vergelijking getrokken tussen Mevrouw Verona daalt de

heuvel af en Dorp aan de rivier van Antoon Coolen. In beide romans geloven de dorpsbewoners in

een vloek, respectievelijk het gebrek aan meisjes en de vloek van de molen. Dit magisch-realistische element is een kenmerk van de streekroman. Doordat er kenmerken van dit genre naar voren komen, wordt de lezer al vanaf het begin van de roman in een bepaalde richting gestuurd. Zoals besproken is aan de hand van de theorie van Moenander brengt een genre bepaalde normen, waarden en vooronderstellingen met zich mee.74 Hierdoor leest de lezer de roman van Verhulst vanuit een frame met bepaalde positieve en negatieve vooroordelen aangaande dorpen die vaak als pittoresk worden omschreven: het zou er rustig zijn, het leven simpel en er heerst een ‘ons-kent-ons- cultuur’. Maar ook met het vooroordeel dat dorpen minder ontwikkeld dan steden zijn en hierdoor inferieur zijn aan steden. Het dorp als concept wordt als minder intelligent dan de stad beschouwd en geassocieerd met ‘cultuur met een kleine c’. Het effect hiervan is dat de situering van het verhaal ruimte biedt voor het kleine geluk, dat immers past in de triviaalliteratuur.

De roman vertoont echter niet alleen kenmerken van triviaalliteratuur: stationsliteratuur, streekliteratuur en sprookjes. Ook zijn er bepaalde elementen aan te tonen die passen in het genre van de volksvertellingen, zoals mythen en sagen. Zo grenst de alles overwinnende liefde tussen

74Moenander, Sjoerd-Jeroen. (2017). ‘Narratives of Resistance and Resistance to Narrative: The Tragic Picaro as an Alternative Model for

(28)

28 Mevrouw Verona en Meneer Pottenbakker bijna aan het mythische; zij blijven elkaar trouw bij leven en in de dood.

De binaire oppositie verleden versus heden stond centraal in het tweede hoofdstuk, waarin ik het verleden boven het heden verkoos, omdat het heden open ligt in het verleden. Het verleden speelt een grote rol in de roman. Bijna de helft van de hoofdstukken beslaan de herinneringen van Mevrouw Verona aan haar tijd met Meneer Pottenbakker samen. Het zijn haar memoires, die samen de biografie van haar leven vormen. Dit is tevens een genre waarin geluk een rol kan spelen; een persoon kan immers gewoonweg gelukkige tijden hebben meegemaakt in zijn leven. Toch wordt deze nadruk op het verleden boven het heden zo nu en dan genuanceerd door de verteller, doordat er wordt gesteld dat een herinnering aan geluk een vorm van geluk op zich is. Het effect hiervan is, is dat het geluk niet alleen een rol speelt in het genre van de biografie, maar dankzij de herinneringen ook een rol lijkt te spelen in het genre van de stationsroman.

In het derde hoofdstuk heb ik de oppositie verbond versus individueel besproken, die vaak verweven blijkt te zijn met de oppositie cultuur versus natuur. De inwoners van het dorp zijn immers afhankelijk van de weersomstandigheden en van de heuvels. Aan de drie heuvels die om Oucwègne liggen, wordt een stem gegeven en aan hen wordt macht toegekend. Het zijn de heuvels die bepalen wie zich in het dorp bij het verbond kan voegen en wie er alleen achter zal blijven. Het is dus ook de natuur die tot op zekere hoogte bepaalt wie er deel van het geluk kan uitmaken en wie niet. Dit heeft als effect bij de lezer dat het nastreven van geluk niet altijd iets is dat door de mens zelf

bewerkstelligd kan worden. Men kan in Oucwègne Dit is jouw jaar van Ben Tiggelaar honderd keer hebben gelezen, elke vrijdag naar Yoga gaan, dagelijks op www.gelukswijzer.nl zitten, maar daar hebben de heuvels geen boodschap aan.

Aan de hand van deze narratologische analyse van Mevrouw Verona daalt de heuvel af kom ik tot de conclusie dat door een combinatie van verscheidene triviale genres Verhulst een roman heeft geschreven waarin het kleine geluk de ruimte krijgt om te kunnen zegevieren. In deze binaire opposities zijn de clichés verwoord die we traditioneel vaak aan geluk verbinden. Door de vernuftige versmelting van verschillende soorten triviaalliteratuur mag de roman echter als hoogstaande literatuur worden beschouwd. Hierbij hoort een ander soort register van normen en waarden. Het effect hiervan is dat de lezer de clichés die er door de binaire opposities worden aangekaart op een andere manier benadert. Bij hogere literatuur zoekt de lezer immers tussen de regels door naar een diepere betekenis. De clichés die op het niveau van de verschillende soorten triviaalliteratuur nog als kenmerk van het genre kunnen worden gezien, worden op het niveau van de literaire roman

verhaalmotieven die bijdragen aan het geluk als thema. Dit zorgt ervoor dat de lezer over deze motieven gaat nadenken en stilstaat bij de geconditioneerde (voor)oordelen aangaande geluk.

(29)

29 Verhulst spoort de lezer op deze manier aan het geluk als normatief discours te zien. Het zien en (h)erkennen van dit discours opent een weg naar het reflecteren op dit discours.

In deze scriptie heb ik laten zien wat het effect is van de manier waarop Verhulst de binaire opposities inzet om met zijn roman de traditioneel met geluk verbonden ideeën te nuanceren en af te breken. Ik hoop hiermee een bijdrage te hebben geleverd aan het doorbreken van het taboe op het onderwerp ‘geluk’ in de hogere literatuur, een beeld te hebben gegeven van de

geconditioneerdheid van onze ideeën over geluk en bovenal bij te hebben gedragen aan de kritische reflectie op geluk als normatief discours.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

De Koninklijke Nederlandse Bil- jart Bond (KNBB), vereniging Carambole, zoals dat met in- gang van 1 januari officieel heet, heeft besloten om voor het eerst met deze

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

Gemotiveerde bezwaarschriften kunnen gedurende 6 weken na de dag van verzending van de vergunning worden ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders van Velsen

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Volgend jaar moet blijken of dit jaar een eenmalige uitschieter naar beneden was, of dat artsen onder invloed van het maatschappelijk debat en het OM structureel anders tegen