Examen VWO
2018
tijdvak 2 woensdag 20 juni 13.30 – 16.30 uurwiskunde B
Formules
Goniometriesin( ) sin( )cos( ) cos( )sin( ) sin( ) sin( )cos( ) cos( )sin( ) cos( ) cos( )cos( ) sin( )sin( ) cos( ) cos( )cos( ) sin( )sin( )
t u t u t u t u t u t u t u t u t u t u t u t u
sin(2 ) 2sin( )cos( )t t t
2 2 2 2
Loodrecht in de perforatie
De functie f is gegeven door f x( ) 2 2 x 1
x
Ook is gegeven de functie h door ( ) 2
1 1 h x x . Voor x0 geldt: f x( )h x( ).
3p 1 Bewijs dat voor x0geldt: f x( )h x( ).
Verder is de functie g gegeven door g x( ) 4x2 x
x
.
Er is een lijn k die voor x0 samenvalt met de grafiek van g.
In figuur 1 zijn de grafieken van f en g weergegeven. Punt P(0, 1) is de perforatie van beide grafieken. In figuur 2 zijn de grafiek van h en lijn k weergegeven en ook hun snijpunt P.
figuur 1 figuur 2
Er geldt:
de grafieken van f en g staan in hun perforatie P loodrecht op elkaar als de grafiek van h en lijn k in hun snijpunt P loodrecht op elkaar staan.
5p 2 Bewijs dat de grafieken van f en g in hun perforatie P loodrecht op elkaar staan.
IJsbol
De snelheid waarmee een ijsklontje smelt, hangt onder foto andere af van de verhouding tussen de oppervlakte A in
cm2 en het volume V in cm3 van het ijsklontje. Deze
verhouding wordt uitgedrukt in het quotiënt A
V .
Voorbeeld: bij een kubusvormig ijsklontje met ribben van 3 cm is dit quotiënt gelijk aan 54
27 2.
Er zijn ook bolvormige ijsklontjes ofwel ijsbollen. Zie de foto.
Voor een bol met straal r gelden voor A en V de formules A4r2 en 4 3 3
V r . Bij een ijsbol met hetzelfde volume als het genoemde kubusvormige ijsklontje met ribben van 3 cm is het quotiënt A
V kleiner dan 2.
4p 3 Bereken algebraïsch dit quotiënt bij deze ijsbol. Rond je eindantwoord af op 2
decimalen.
Een ijsbol wordt in een glas water gedaan, waarna de figuur ijsbol in het water drijft. Op het moment dat de ijsbol in
het water wordt gedaan, heeft deze een straal van 1,5 cm. Er geldt dat 92% van het volume van de ijsbol onder water zit en 8% erboven. Het volume van de ijsbol is dan
3 4
31,5 14,137 cm3.
Het deel van de ijsbol onder het wateroppervlak is op te vatten als een omwentelingslichaam dat ontstaat bij wenteling van een deel van de cirkel met vergelijking
2 2 2,25
x y om de y-as. Zie de figuur.
5p 4 Bereken hoeveel cm de ijsbol boven het water uitsteekt op het moment dat hij in het
water wordt gedaan. Rond je eindantwoord af op 2 decimalen.
In een wiskundig model van het smelten van een ijsbol wordt ervan uitgegaan dat de ijsbol tijdens het smelten bolvormig blijft. De straal van de ijsbol is afhankelijk van de tijd. De straal van de ijsbol op tijdstip t is r t( ), met t in minuten.
Het volume van de ijsbol op tijdstip t is dan 4 3 3
( ) ( ( ))
V t r t . In het model wordt er verder van uitgegaan dat de formule van r t( ) lineair is.
Een ijsbol heeft op tijdstip t 0 een straal van 1,5 cm. Op tijdstip t 10 is het volume van deze ijsbol gehalveerd. Vanaf een bepaald tijdstip is er geen ijs meer aanwezig.
5p 5 Bereken vanaf welk geheel aantal minuten er voor het eerst geen ijs meer aanwezig
is.
Constante verhouding
Voor a0 wordt de functie fa gegeven door f xa( ) x xln(ax).
4p 6 Bewijs dat voor elke toegestane waarde van x geldt: 1
1 ( ) ( ) ( ) 2 a a f x f x f x Voor elke positieve waarde van a geldt:
- de grafiek van fa snijdt de x-as in precies
één punt S (met x-coördinaat xS);
- de grafiek van fa heeft één top T (met
x-coördinaat xT).
In de figuur zijn voor een waarde van a de grafiek van fa en de punten S en T
weergegeven.
7p 7 Bewijs dat voor elke positieve waarde van a de verhouding xS
Gekanteld vierkant
Gegeven is het vierkant ABCD met hoekpunten A(8, 0), B(0, 4), C(-4, -4) en D(4, -8). Op zijde AB ligt het punt P(2, 3). Zie figuur 1.
figuur 1 figuur 2 figuur 3
De punten B, C en P liggen op één cirkel.
5p 8 Stel een vergelijking op van deze cirkel.
Over lijnstuk DP beweegt (van D naar P) een punt Q.
Er is een positie van Q waarvoor lijnstuk CQ loodrecht staat op lijnstuk DP. Zie figuur 2.
5p 9 Bereken voor deze positie exact de coördinaten van Q.
In figuur 3 is driehoek CDQ grijs gemaakt.
Er is een positie van Q waarbij de oppervlakte van driehoek CDQ een derde deel is van de oppervlakte van vierkant ABCD.
5p 10 Bereken voor deze positie exact de coördinaten van Q.
Anderhalf keer zo groot
De functie f is gegeven door f x( ) x2.
De raaklijn aan de grafiek van f in een punt
2
( , )
P p p met p0 snijdt de x-as in een punt A.
V is het vlakdeel dat wordt ingesloten door de
grafiek van f en de lijn OP. Zie de figuur.
8p 11 Bewijs dat de oppervlakte van driehoek OAP anderhalf keer zo groot is als de
Een baan
Een punt beweegt voor 0 t 2 volgens de figuur 1 bewegingsvergelijkingen: y tx t( ) cos( )sin(2 )( ) cos( ) tt t
De baan van het bewegende punt is weergegeven in figuur 1. Voor 1 2 t en 1 2 1
t bevindt het bewegende punt zich in O. Deze situatie laten we in de gehele opgave verder buiten beschouwing.
Pt is de positie van het bewegende punt op tijdstip t.
Er geldt: de lijn door Pa en P a is voor elke in deze situatie mogelijke waarde van a
verticaal.
3p 12 Bewijs dat die lijn inderdaad verticaal is.
Er zijn meerdere tijdstippen waarvoor geldt dat de afstand van Pt tot de x-as twee
keer zo groot is als de afstand van Pt tot de y-as.
5p 13 Bereken exact het vierde tijdstip waarvoor dit het geval is.
figuur 2
Voor iedere waarde van t kunnen de
snelheidsvector vr vanuit punt Pt en de vector OPt
uuur
worden getekend. In figuur 2 zijn punt Pt, vector OPt
uuur
en vector vr getekend voor 3
4
t .
5p 14 Bewijs dat voor 3 4
t geldt: OPuuurt vr.
Buiten een vierkant
Gegeven is het vierkant OABC met O(0, 0), figuur 1
A(4, 0) en C(0, 4). Het snijpunt van OB en AC is het punt S.
Het punt M(3, 2) is het middelpunt van een cirkel door A en B. De punten F en G zijn de snijpunten van deze cirkel met CS
respectievelijk OS. Zie figuur 1. Er geldt: F is het midden van CS.
Verder geldt: G is het midden van OS.
In figuur 2 zijn de cirkelsectoren BMF en GMA grijs gemaakt.
figuur 2
De oppervlakte van deze twee sectoren samen is gelijk aan de helft van de oppervlakte van de cirkel.
3p 16 Bewijs dit.
Wiskunde B
2018-II
Uitwerkingen.
(N=1,8)
Loodrecht in de perforatie
1 maximumscore 3 ( ) 2 2 1 ( 2 2 1)(1 1) (1 1) x x x f x x x x 1 ... 2 2 1 2 1 2( 1) 2 2 2 (1 1) (1 1) x x x x x x x x 1 ... 2 2 (1 1) 1 1 x x x x mits x 0 1 2 maximumscore 5 g x( ) 4x2 x 4x2 x 4x 1 x x x mits x 0, dus k y: 4x1 1 1 2 1 2 2 '( ) (1 1) x h x x 2 h'(0) 221 14 1 1 44 1 dus k en h (en daarmee ook f en g) staan loodrecht op elkaar
in P 1
IJsbol
3 maximumscore 4 4 3 3r 27 geeft 1 4 20 3 r 1 hieruit volgt 1 4 20 3 1,86 r 1 A4 1,862 43,52 1 het quotiënt van de ijsbol is 43,52
27 1,61 1
4 maximumscore 5
het volume bovenwater is 0,08 14,137 1,13 cm3 1
2 1,5 (2,25 ) 1,13 p I y dy
1 beschrijven hoe deze vergelijking op de GR opgelost kan worden 2 dit geeft p 0,98
de ijsbol steekt 0,52 cm boven het water uit 1
5 maximumscore 5 1 2 (10) (1,5) 7,07 V V 1 4 3 3r 7,07 geeft r 1,19 1
per 10 minuten neemt de straal af met 0,31 cm 1 1,5 0,031 t 0 geeft t 48,5 1
Constante verhouding
6 maximumscore 4 ( ) 1( ) ( ln( )) ( ln(1 )) a a a f x f x x x ax x x x 1 ... 2 x x (ln( ) ln( ))a x x(ln( ) ln( ))x a 1 ... 2 x x ln( )a xln( )x xln( )x xln( ) 2a x2 ln( )x x 1 ... 2( x x ln( )) 2 ( )x f x1 1 7 maximumscore 7 x x ln(ax) 0 geeft ln(ax) 1 1 ax e geeft e S a x 1 '( ) 1 ( 1 1 ln( )) ln( ) a x f x x ax ax 2 fa'( ) 0x geeft ax 1 en dus 1 T a x 2 S 1ea T a x e x 1Gekanteld vierkant
8 maximumscore 5 CBP 90o dus B ligt op de cirkel met middellijn CP (Thales) 2
middelpunt (-1, -1 2) en straal 12 ( 4 2) 2 ( 4 3)2 12 85 2 2 1 2 1 2 4 (x1) (y ) 21 1 9 maximumscore 5 DP: 1 2 5 14 y x 1 CQ: 2 3 11 311 y x 1 1 2 3 2 11 11 5 x 14 x 3 1 15 3 22 11 5 x17 geeft 1 25 3 Q x en 18 25 2 Q y 2 10 maximumscore 5 1 1 2 2CD h 3 CD geeft h 23 CD 1 dus 2 3 DQ DP 1 1 2 3 3 2 2 2 Q x en 1 2 3 3 3 11 Q y 2
Anderhalf keer zo groot
11 maximumscore 8 f x'( ) 2 x geeft een richtingscoëfficiënt van 2p 1 y 2px b gaat door (p, p2). Dit geeft bp22p p p2 1
2px p 2 0 geeft 1 2 A x p 1 1 1 2 1 3 2 2 4 OAP O p p p 1 1 2 2 1 3 1 3 1 3 2 2 3 0 6 0 p p V O p p
x dx p x p 3 1 1 1 3 1 3 2 2 6 4 1 OV 1 p p OOAP 1 2 lees verderEen baan
12 maximumscore 3
cos( a) cos( )cos( ) sin( )sin( ) a a cos( )a 1 sin(2 2 ) sin( 2 )a a sin(2 )a 1 x( a) cos( )a sin(2 ) cos( )sin(2 )a a a x a( ) 113 maximumscore 5
2 cos( )sin(2 ) cos( ) t t t 2 cos( )sin(2 ) t t cos( )t 1 cos( ) 0t 2sin(2 ) 1t 2sin(2 )t 1 1
1 1
2 12
t t , maar dan bevindt het punt zich in O 1
1 5 1 5 6 6 6 6 2t k 2 , 2 t k 2 , 2 t 1 k 2 , 2 t 1 k 2 1 5 7 11 12 , 12 , 12 , 12 t k t k t k t k 1 het vierde tijdstip is 11
12 t 1 14 maximumscore 5 3 4 1 1 2 2 ( 2, 2) P , dus 21 1 2 2 2 t OP uuur 1 x t'( ) cos( ) 2cos(2 ) sin( ) sin(2 ) t t t t 2
y t'( ) sin( )t 1 1 3 2 4 3 1 4 2 2 '( ) '( ) 2 x v y r 1
Buiten een vierkant
15 maximumscore 5 cirkel: (x3)2(y 2)2 5 1
snijden met de lijn AC: y x 4 1
(x3)2 ( x 2)2 5 geeft 2x210x 8 0 1
2(x1)(x4) 0 geeft xF 1 xA 4 1 F(1, 3) is het midden van C(0, 4) en S(2, 2)
16 maximumscore 3 1 2 MB uuur en 2 1 MF uuur
MB MFuuur uuur 0 dus BMF 90o 1
2 1 MG uuur en 1 2 MA uuur
MG MAuuur uuur 0 dus AMG90o 1
beide cirkelsectoren zijn een kwart cirkel, dus samen is de oppervlakte