• No results found

Graslandvernieuwing, voorjaar niet nadelig voor grasopbrengst

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Graslandvernieuwing, voorjaar niet nadelig voor grasopbrengst"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

V

V-focus Oktober 2005

21

Opvallend is dat het verschil in N-opbrengst

tus-sen ‘scheuren voorjaar’ en ‘scheuren najaar’ voor beide N-jaargiften ongeveer 30 kg per ha bedraagt. Gecorrigeerd voor een N-recovery van 75 procent was er bij ‘scheuren voorjaar’ onge-veer 40 kg N per ha extra beschikbaar. Dit zegt echter nog niets over het werkelijke N-verlies dat optreedt. De bodemverliezen kunnen hier een veelvoud van bedragen.

Betekenis voor de praktijk

Verschil in resultaten tussen de locaties werd niet gevonden. De derving van de DS-opbrengst bij ‘scheuren voorjaar’ was niet groter dan van de najaarsbehandelingen. De N-opbrengst bij ‘scheuren voorjaar’ was gemiddeld hoger dan bij ‘scheuren najaar’. Doorzaaien gaf een relatief goed resultaat voor wat betreft de opbrengst, maar er was wel een extra bespuiting nodig tegen onkruid en het percentage Engels raaigras was gemiddeld wat lager. De verschillen tussen de opbrengsten (drogestof en N) werden kleiner bij toenemende N-bemesting. Zeker bij ‘scheu-ren najaar’ werd in de eerste ja‘scheu-ren na scheu‘scheu-ren

bij een laag bemestingniveau het opbrengstni-veau van de oude zode niet gehaald. Een verbete-ring van de voederwaarde kwam niet tot uitdruk-king in de analyseresultaten, waarschijnlijk vanwege het relatief hoge aandeel Engels raai-gras in de oude zode. Het is wel mogelijk dat de grasopname door vee verbetert. Hier is echter geen onderzoek naar gedaan. Een punt van zorg is dat in het voorjaar de werking van glyfosaat beduidend minder is dan in het najaar. Daardoor kan vooral de bestrijding van kweek te wensen over laten. Dit is niet in de resultaten van het onderzoek tot uiting gekomen.

lijk van willekeurige jaarinvloeden, met elkaar te kunnen vergelijken en te toetsen tegen de behan-deling ‘niet scheuren’.

In de figuur staan de jaaropbrengsten voor het startjaar, het eerste en het tweede volgjaar. De resultaten zijn weergegeven voor het bemes-tingsniveau 0 kg N per ha, omdat hierbij de opbrengstverschillen in relatie tot de N-levering van de grond het beste tot uitdrukking komen. Het startjaar betrof voor ‘scheuren voorjaar’ het-zelfde jaar als waarin gescheurd werd en voor de najaarsbehandelingen het daarop volgende jaar. De resultaten tussen de behandelingen bleken niet te verschillen tussen de drie locaties. De DS-opbrengst was in het startjaar bij ‘scheu-ren voorjaar’ door het directe productieverlies relatief laag, maar in de daarop volgende jaren relatief hoog. De opbrengst van ‘scheuren najaar’ was in het startjaar wat hoger en in het eerste volgjaar lager dan bij ‘scheuren voorjaar’. ‘Door-zaaien’ had in het startjaar een vergelijkbare opbrengst als ‘scheuren najaar’ maar een aan-merkelijk hogere opbrengst in het eerste volg-jaar. Bij toenemende N-bemesting waren de ver-schillen tussen de behandelingen kleiner. Om een algemeen beeld te geven van de resulta-ten staan in de tabel de gemiddelde drogestofop-brengsten per jaar over de gehele proefperiode voor de bemestingsniveau’s 0 en 300 kg N per ha. Voor de najaarsbehandelingen is de opbrengst in 2002 tot het moment van scheuren meegeteld, zodat ook voor deze behandelingen het directe opbrengstverlies tot uiting komt.

C o n c l u s i e s

■ Geen verschil in resultaten voor zand- en kleigrond

■ Opbrengstderving voorjaarsinzaai bij lage N-gift minder dan bij scheuren najaar

■ N-bemesting verkleint de opbrengstverschillen

■ N-levering oude zode bij scheuren voorjaar 40 kg per ha hoger dan bij scheuren najaar

■ Doorzaaien gaf goed resultaat (wel extra bespuiting)

■ Geen verbetering voederwaarde door goede oude zode

R U N D V E E H O U D E R I J

achter

gr

ond

de verandering van de netto grasopbrengst en het risico op het verlies van N.

Opzet veldexperiment

Het experiment werd uitgevoerd van 2002 tot en met 2004 op drie locaties met een verschillend bodemtype, namelijk een droge zandgrond (veld-podzol), een vochtige zandgrond (beekeerd) en een zware zeeklei.

De behandelingen waren als volgt: 1. Geen graslandvernieuwing.

2. Doodspuiten, frezen, spitten en inzaaien voorjaar.

3. Doodspuiten, frezen, spitten en inzaaien najaar.

4. Doodspuiten en doorzaaien najaar (geen grondbewerking) .

Binnen een behandeling werd respectievelijk 0, 150, 300 en 450 kg N per ha per jaar toegediend. De meststoffen P en K werden volgens advies gestrooid. De geselecteerde percelen waren zes tot tien jaar oud. Het percentage Engels raaigras van de oude zode lag tussen de 60 en 70 pro-cent. Dit aandeel is relatief hoog wat betekent dat de oude zode nog relatief goed was. Bij de voor-jaarsbehandeling werd begin maart doodgespo-ten (glyfosaat) en begin april ingezaaid. Bij de najaarsbehandeling werden eind augustus dood-gespoten en begin september ingezaaid of door-gezaaid.

Resultaten

Door het verschil in tijdstip van de behandelin-gen ‘scheuren voorjaar’ en ‘scheuren najaar’ konden binnen hetzelfde jaar de jaaropbrengsten niet vergeleken worden. De resultaten zijn gemodelleerd om de behandelingen,

onafhanke-Graslandvernieuwing

voorjaar niet nadelig voor

grasopbrengst

Graslandvernieuwing brengt milieutechnische en bedrijfseco-nomische risico’s met zich mee. Door mineralisatie van organi-sche stof uit de ondergeploegde oude zode kan een grote hoe-veelheid N vrijkomen. In de praktijk wordt bij voorkeur in het najaar gescheurd, omdat dit meestal een goed resultaat geeft en beter past in de graslandplanning. Ech-ter, in de resterende groeiperiode voor de winter wordt de vrijkomende N slechts voor een klein deel benut, waardoor N verloren gaat in de win-terperiode. Naar verwacht leidt het scheuren in het voorjaar tot lagere verliezen omdat voor de winter meer van de vrijkomende N wordt benut door een langere groeiperiode.

In een driejarig veldexperiment zijn de land-bouw- en milieukundige effecten van tijdstip en methode van graslandvernieuwing op klei- en zandgrond verkend. Het experiment is uitge-voerd in opdracht van het Ministerie van LNV en werd uitgevoerd door het Praktijkonderzoek van ASG en Alterra. De resultaten geven inzicht in

Grasland wordt bij voorkeur in het najaar vernieuwd. Maar volgens de nieuwe mestwet mag dat in 2006

niet meer op zand en lössgrond (1 februari 10 mei). Voor veen en kleigronden mag dit nog wel (1 februari

-15 september). Maar hoe pakt het scheuren in het voorjaar uit ten opzichte van scheuren in het najaar?

G

Door ir. Idse Hoving

20

V-focus Oktober 2005

I

N Z A A I E N

Volgens de nieuwe mestwet is vernieuwing van grasland in de herfst, niet meer toegestaan op zand- en löss.

Tabel. Gemiddelde drogestof- en N-opbrengst bij verschillende methoden van graslandvernieuwing ten opzichte van niet scheuren. Resultaten over de gehele proefperiode voor 0 en 300 kg N per ha.

ds-opbrengst N-opbrengst 0 N 300 N 0 N 300 N

(ton ds/ha/jaar) (%) (ton ds/ha/jaar) (%) (kg N/ha/jaar) (%) (kg N/ha/jaar) (%)

Niet scheuren 6,0 100 12,2 100 132 100 340 100

Scheuren voorjaar 5,9 98 11,5 94 127 97 333 98

Scheuren najaar 5,0 83 11,3 93 95 72 304 89

Doorzaaien najaar 5,4 90 11,50 95

Drogestofopbrengsten voor start

en volgjaar (bij N = 0) (1000 kg/ha/jaar)

Niet Scheuren Scheuren voorjaar Scheuren najaar Doorzaaien

Startjaar 1e Volgjaar 2e Volgjaar 7 6 5 4 3 2 1 0

(2)

V

V-focus Oktober 2005

21

Opvallend is dat het verschil in N-opbrengst

tus-sen ‘scheuren voorjaar’ en ‘scheuren najaar’ voor beide N-jaargiften ongeveer 30 kg per ha bedraagt. Gecorrigeerd voor een N-recovery van 75 procent was er bij ‘scheuren voorjaar’ onge-veer 40 kg N per ha extra beschikbaar. Dit zegt echter nog niets over het werkelijke N-verlies dat optreedt. De bodemverliezen kunnen hier een veelvoud van bedragen.

Betekenis voor de praktijk

Verschil in resultaten tussen de locaties werd niet gevonden. De derving van de DS-opbrengst bij ‘scheuren voorjaar’ was niet groter dan van de najaarsbehandelingen. De N-opbrengst bij ‘scheuren voorjaar’ was gemiddeld hoger dan bij ‘scheuren najaar’. Doorzaaien gaf een relatief goed resultaat voor wat betreft de opbrengst, maar er was wel een extra bespuiting nodig tegen onkruid en het percentage Engels raaigras was gemiddeld wat lager. De verschillen tussen de opbrengsten (drogestof en N) werden kleiner bij toenemende N-bemesting. Zeker bij ‘scheu-ren najaar’ werd in de eerste ja‘scheu-ren na scheu‘scheu-ren

bij een laag bemestingniveau het opbrengstni-veau van de oude zode niet gehaald. Een verbete-ring van de voederwaarde kwam niet tot uitdruk-king in de analyseresultaten, waarschijnlijk vanwege het relatief hoge aandeel Engels raai-gras in de oude zode. Het is wel mogelijk dat de grasopname door vee verbetert. Hier is echter geen onderzoek naar gedaan. Een punt van zorg is dat in het voorjaar de werking van glyfosaat beduidend minder is dan in het najaar. Daardoor kan vooral de bestrijding van kweek te wensen over laten. Dit is niet in de resultaten van het onderzoek tot uiting gekomen.

lijk van willekeurige jaarinvloeden, met elkaar te kunnen vergelijken en te toetsen tegen de behan-deling ‘niet scheuren’.

In de figuur staan de jaaropbrengsten voor het startjaar, het eerste en het tweede volgjaar. De resultaten zijn weergegeven voor het bemes-tingsniveau 0 kg N per ha, omdat hierbij de opbrengstverschillen in relatie tot de N-levering van de grond het beste tot uitdrukking komen. Het startjaar betrof voor ‘scheuren voorjaar’ het-zelfde jaar als waarin gescheurd werd en voor de najaarsbehandelingen het daarop volgende jaar. De resultaten tussen de behandelingen bleken niet te verschillen tussen de drie locaties. De DS-opbrengst was in het startjaar bij ‘scheu-ren voorjaar’ door het directe productieverlies relatief laag, maar in de daarop volgende jaren relatief hoog. De opbrengst van ‘scheuren najaar’ was in het startjaar wat hoger en in het eerste volgjaar lager dan bij ‘scheuren voorjaar’. ‘Door-zaaien’ had in het startjaar een vergelijkbare opbrengst als ‘scheuren najaar’ maar een aan-merkelijk hogere opbrengst in het eerste volg-jaar. Bij toenemende N-bemesting waren de ver-schillen tussen de behandelingen kleiner. Om een algemeen beeld te geven van de resulta-ten staan in de tabel de gemiddelde drogestofop-brengsten per jaar over de gehele proefperiode voor de bemestingsniveau’s 0 en 300 kg N per ha. Voor de najaarsbehandelingen is de opbrengst in 2002 tot het moment van scheuren meegeteld, zodat ook voor deze behandelingen het directe opbrengstverlies tot uiting komt.

C o n c l u s i e s

■ Geen verschil in resultaten voor zand- en kleigrond

■ Opbrengstderving voorjaarsinzaai bij lage N-gift minder dan bij scheuren najaar

■ N-bemesting verkleint de opbrengstverschillen

■ N-levering oude zode bij scheuren voorjaar 40 kg per ha hoger dan bij scheuren najaar

■ Doorzaaien gaf goed resultaat (wel extra bespuiting)

■ Geen verbetering voederwaarde door goede oude zode

R U N D V E E H O U D E R I J

achter

gr

ond

de verandering van de netto grasopbrengst en het risico op het verlies van N.

Opzet veldexperiment

Het experiment werd uitgevoerd van 2002 tot en met 2004 op drie locaties met een verschillend bodemtype, namelijk een droge zandgrond (veld-podzol), een vochtige zandgrond (beekeerd) en een zware zeeklei.

De behandelingen waren als volgt: 1. Geen graslandvernieuwing.

2. Doodspuiten, frezen, spitten en inzaaien voorjaar.

3. Doodspuiten, frezen, spitten en inzaaien najaar.

4. Doodspuiten en doorzaaien najaar (geen grondbewerking) .

Binnen een behandeling werd respectievelijk 0, 150, 300 en 450 kg N per ha per jaar toegediend. De meststoffen P en K werden volgens advies gestrooid. De geselecteerde percelen waren zes tot tien jaar oud. Het percentage Engels raaigras van de oude zode lag tussen de 60 en 70 pro-cent. Dit aandeel is relatief hoog wat betekent dat de oude zode nog relatief goed was. Bij de voor-jaarsbehandeling werd begin maart doodgespo-ten (glyfosaat) en begin april ingezaaid. Bij de najaarsbehandeling werden eind augustus dood-gespoten en begin september ingezaaid of door-gezaaid.

Resultaten

Door het verschil in tijdstip van de behandelin-gen ‘scheuren voorjaar’ en ‘scheuren najaar’ konden binnen hetzelfde jaar de jaaropbrengsten niet vergeleken worden. De resultaten zijn gemodelleerd om de behandelingen,

onafhanke-Graslandvernieuwing

voorjaar niet nadelig voor

grasopbrengst

Graslandvernieuwing brengt milieutechnische en bedrijfseco-nomische risico’s met zich mee. Door mineralisatie van organi-sche stof uit de ondergeploegde oude zode kan een grote hoe-veelheid N vrijkomen. In de praktijk wordt bij voorkeur in het najaar gescheurd, omdat dit meestal een goed resultaat geeft en beter past in de graslandplanning. Ech-ter, in de resterende groeiperiode voor de winter wordt de vrijkomende N slechts voor een klein deel benut, waardoor N verloren gaat in de win-terperiode. Naar verwacht leidt het scheuren in het voorjaar tot lagere verliezen omdat voor de winter meer van de vrijkomende N wordt benut door een langere groeiperiode.

In een driejarig veldexperiment zijn de land-bouw- en milieukundige effecten van tijdstip en methode van graslandvernieuwing op klei- en zandgrond verkend. Het experiment is uitge-voerd in opdracht van het Ministerie van LNV en werd uitgevoerd door het Praktijkonderzoek van ASG en Alterra. De resultaten geven inzicht in

Grasland wordt bij voorkeur in het najaar vernieuwd. Maar volgens de nieuwe mestwet mag dat in 2006

niet meer op zand en lössgrond (1 februari 10 mei). Voor veen en kleigronden mag dit nog wel (1 februari

-15 september). Maar hoe pakt het scheuren in het voorjaar uit ten opzichte van scheuren in het najaar?

G

Door ir. Idse Hoving

20

V-focus Oktober 2005

I

N Z A A I E N

Volgens de nieuwe mestwet is vernieuwing van grasland in de herfst, niet meer toegestaan op zand- en löss.

Tabel. Gemiddelde drogestof- en N-opbrengst bij verschillende methoden van graslandvernieuwing ten opzichte van niet scheuren. Resultaten over de gehele proefperiode voor 0 en 300 kg N per ha.

ds-opbrengst N-opbrengst 0 N 300 N 0 N 300 N

(ton ds/ha/jaar) (%) (ton ds/ha/jaar) (%) (kg N/ha/jaar) (%) (kg N/ha/jaar) (%)

Niet scheuren 6,0 100 12,2 100 132 100 340 100

Scheuren voorjaar 5,9 98 11,5 94 127 97 333 98

Scheuren najaar 5,0 83 11,3 93 95 72 304 89

Doorzaaien najaar 5,4 90 11,50 95

Drogestofopbrengsten voor start

en volgjaar (bij N = 0) (1000 kg/ha/jaar)

Niet Scheuren Scheuren voorjaar Scheuren najaar Doorzaaien

Startjaar 1e Volgjaar 2e Volgjaar 7 6 5 4 3 2 1 0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Essien reports on an investigation into what teacher educators consider to be best practices in how to prepare pre-service teachers to effectively deal with the

Although the schools' contractual arguments and the amicus curiae's administrative law arguments were not invoked as a basis to enforce the Department's promise to pay subsidies,

Samenvattend wordt binnen de GGZ-sector de moeizame opvang van de complexe(re) (forensische) doelgroepen door een groot deel van de respondenten voornamelijk verklaard door: (1)

• Aan de tweede zijde (de relatie media-overheid) is weliswaar geen sprake van zichtbare causale relatie tussen berichtgeving en politieke besluitvor- ming, maar kan wel gezegd

In consideration of the state of theological-ecclesiological responses to migration issues, the second section will arguably classify theological-ecclesiological responses to

Aangezien niet bij voorbaat vaststaat dat voor de ontsluiting gebruik kan worden gemaakt van de bestaande wegen is niet alleen voor model I maar ook voor model III de

Samenvattend blijkt uit deze proef onder geconditioneerde omstandigheden met ongestoorde grondprofielen dat bij alle 4 gemeten gassen tussen de beide grondbewerkingssystemen

Uit het ver- schil in chlorideconcentratie tussen de west- en oostkant van het meer kunnen uitspraken gedaan worden over de mate van menging die weergegeven wordt in een