• No results found

Plasmic fabric analysis of glacial sediments using quantitative image analysis methods and GIS techniques - NEDERLANDSE SAMENVATTING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Plasmic fabric analysis of glacial sediments using quantitative image analysis methods and GIS techniques - NEDERLANDSE SAMENVATTING"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Plasmic fabric analysis of glacial sediments using quantitative image analysis

methods and GIS techniques

Zaniewski, K.

Publication date

2001

Link to publication

Citation for published version (APA):

Zaniewski, K. (2001). Plasmic fabric analysis of glacial sediments using quantitative image

analysis methods and GIS techniques. UvA-IBED.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s)

and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open

content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please

let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material

inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter

to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You

will be contacted as soon as possible.

(2)

NEDERLANDSE SAMENVATTING

De Methode

Dit proefschrift beschrijft het onderzoek dat werd uitgevoerd om het herkennen en kwantificeren van plasmic fabric in dunne doorsneden (slijpplaten) van (glaciale) sedimenten te stroomlijnen en te automatiseren. Het behandelt met name de procedures die werden ontwikkeld om kwantificatie überhaupt mogelijk te maken. Tot op heden hadden de meeste micromorfologische studies zich vooral gericht op kwalitatieve en beschrijvende aspecten van

plasmic fabric, zodat gestandaardiseerde vergelijkingen van verschillende resultaten nagenoeg

onmogelijk waren.

Om dit met behulp van de computer wél mogelijk te maken, was het in de eerste plaats nodig om de verschillende typen plasmic fabrics te her-defïniëren, ofwel in een meer •computer-vriendelijke, vorm te gieten. Bestaande classificaties waren vaak niet objectief en

exact genoeg omdat ze (deels) gebaseerd bleken te zijn op inschattingen en interpretaties van individuele gebruikers. Om beeldverwerking-procedures te kunnen toepassen, werd dus allereerst een aangepaste set van diagnostische criteria gecreëerd.

In de gepresenteerde nieuwe methode worden drie typen microscopische, digitale beelden als bron van ruwe data gebruikt: in doorvallend licht, in gekruist gepolariseerd licht en in gekruist gepolariseerd licht met gips superpositie. Vereist was dat de genoemde beelden per locatie precies overlappend (co-registered) waren. Dit laatste werd eenvoudig gerealiseerd door gebruik te maken van een op de pctrologische microscoop gemonteerde, digitale camera. Elk van de beelden werd gesplitst in de drie 'kleurbanden' rood, groen en blauw -zodat uit elk van de drie originelen nog eens drie nieuwe (grijs)beelden ontstonden: deze nieuwe beelden vertegenwoordigen dus afgebakende gebieden in het lichtspectrum. De nieuwe beelden werden vervolgens onderworpen aan een GIS-procedure die multispectral image

classification wordt genoemd. In principe wordt de keuze van een passend algoritme aan de

gebruiker overgelaten, maar tests op de complexe beelden van glaciale sedimenten - zoals in dit project onderzocht - lieten zien dat de unsupervised classification de beste resultaten te zien geven. Het uiteindelijke product van de classificatie procedures is als het ware een vereenvoudigde 'kaart' van de bemonsterde locatie, die de belangrijkste onderdelen van de glaciale sedimenten omvatten: de skeletkorrels, de matrix and poriën.

Gebieden met aangrenzende pixels die konden worden geïdentificeerd als individuele

skeletkorrels, werden als entiteit beschouwd in enkele metingen. Zo werd van elke korrel de

(3)

langste as gemeten om de korrelgrootte verdeling van het onderzochte sediment vast te kunnen stellen. Ook kan op deze manier gemakkelijk een selectie van korrels worden gemaakt op basis van de textuur voor verdere analyse.

Op eenzelfde manier werden ook de poriën in de onderzochte sedimenten geïdentificeerd en gemeten. Op basis van verkregen informatie kon voor elk van de onderzochte sedimenten de porositeit worden vastgesteld.

De geclassificeerde matrix van het sediment werd vervolgens onderverdeeld in dubbelbrekende en niet-dubbelbrekende elementen. Dubbelbreking werd vastgesteld aan de hand van de gecombineerde waarden van helderheid (brightness) van de rood- en groen-component van het beeld in gekruist gepolariseerd licht. De drempelwaarde werd hierin gesteld op 250 BIV (Birefringent Intensity Value). Aangrenzende dubbelbrekende zones in een beeld representeren individuele domeinen van plasma separation.

Van ieder dubbelbrckcnd domein werd de grootte, de vorm, de oriëntatie en deplasmic

fabric sterkte (PFS) bepaald. PFS is een nieuw concept dat speciaal voor dit project werd

geïntroduceerd. Het zegt niet alleen iets over de gemiddelde intensiteit van de dubbclbreking in een bepaald domein (gemiddelde BIV voor alle pixels in dat domein), maar ook iets over de

.spreiding. De range van mogelijke PFS-waarden loopt van 6.10 tot 510.

Al deze karakteristieken werden vervolgens gecombineerd om het type plasmic fabric in ieder samp Ie te kunnen vaststellen. Het objectief identificeren van bijvoorbeeld argillasepic,

si/asepic, insepic, masepic, bimasepic,omnisepic, vosepic enske/sepie plasmic fabric patronen

werd in dit stadium mogelijk door een aantal logische image processing handelingen uit te voeren.

De Resultaten

De testfase van het project bestond uit het toepassen van de nieuwe methode op een serie slijpplatcn. De resultaten van de tests werden vergeleken met kwalitatieve beschrijvingen en interpretaties van dezelfde slijpplaten. Op basis van voornamelijk de diversiteit van de plasmic fabric patronen werden vier slijpplaten geselecteerd voor een analyse. Aan één van de vier - de 'Moneydie" slijpplaat - werd de meeste aandacht besteed omdat de plasmic fabric diversiteit in dit monster het grootst was. De vergelijking van de kwalitatieve en de kwantitatieve beschrijvingen brachten enige opmerkelijke verschillen aan het licht.

(4)

systematisch, en aanzienlijk werd overschat. Verder kon worden vastgesteld dat de nieuwe methode uitstekend werkt in het differentiëren naar korrelgrootte, met name in het zandspectrum. Voor de textuurklassen fijner dan silt en grover dan grof zand verliep de differentiatie wat problematischer. Deze onvolkomenheden in het programma zijn echter niet storend aangezien het project zich in de eerste plaats richt op plasmic fabrics. Op het aspect dat daadwerkelijk nog een rol speelt in het identificeren van plasmic fabrics - het onderscheid tussen silt en zand - 'scoort' het programma wél goed.

Van de typen plasmic fabric met een duidelijke oriëntatie kwam masepic plasmic fabric vaker voor dan werd verwacht op grond van de kwalitatieve beschrijvingen. Aan de andere kant, bi- en trimasepic patronen, zoals ze waren herkend in de kwalitatieve analyses, konden niet worden geïdentificeerd met behulp van de geautomatiseerde benadering. Dit laatste zou een gevolg kunnen zijn van gezichtsbedrog dat het 'visueel observeren' van zeer complex patronen met zich mee kan brengen. Een andere mogelijkheid is dat de diagnostische criteria die werden gebruikt in de kwantitatieve benadering eenvoudigweg te streng waren.

Lattisepic plasmic fabric was ook een type dat niet of nauwelijks werd geïdentificeerd.

Net als bij de bimasepic en trimasepic patronen geldt ook hier dat gezichtsbedrog en/of strenge criteria een rol gespeeld hebben bij de discrepantie tussen de twee methoden.

Skelsepic plasmic fabric werd vaker geobserveerd in de kwantitatieve benadering. Het

lijkt erop dat ook hier de fouten gemaakt werden in de kwalitatieve benadering. Echter, hoewel de nieuwe methode duidelijk verbeterde identificatie mogelijkheden biedt, lijkt het toch nuttig om in de toekomst de procedure nog te verfijnen. Een mogelijke aanpassing zou het implementeren van informatie omtrent de korrel frequentie kunnen zijn. Dit zou de gebruiker in staat stellen om een schatting te maken van potentiële skelsepic domeinen binnen de kritische zone van 25 micron rond de korrels.

De nieuwe methode kon geen unistrial plasmic fabric patronen herkennen of meten. Dit wordt gezien als een tekortkoming waaraan in de toekomst zal moeten worden gewerkt. Het belangrijkste doel van dit proefschrift, namelijk het evalueren van de sterkte van

plasmic fabric, lijkt te zijn gehaald. De gepresenteerde techniek stelt de gebruiker in staat om

zowel de PFS als de image anisotropism (het voorkomen van plasmic fabric, aangeduid als percentage van het totale gebied dat wordt ingenomen door anisotroop plasma). Hoewel kleine aanpassingen gewenst blijven, vormt de methode in haar huidige gedaante al een stevige basis voor toekomstige micromorfologische studies van sedimenten in het algemeen, en glaciale sedimenten in het bijzonder.

(5)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

GMS-NP implements a global page directory entirely on embedded network processors in a Myrinet gigabit net- work. Compared to GMS's host-based approach,

The host tool can be a popular office tool or a software engineering tool, which will be applied in the development of the new reverse engineering tool and should

As is indicated in the literature review, much of the merit of fine arts integration is attributed to the semiotic nature of the arts, providing students with a multitude of

Specifically, the intervention enhanced knowledge of added sugar content in foods and beverages, the maximum amount of added sugar in a healthy diet, food group servings in a

Specifically, the intervention enhanced knowledge of added sugar content in foods and beverages, the maximum amount of added sugar in a healthy diet, food group servings in a

Walker and Mathewes (1987, 1988) indicate cool, oligotrophic conditions in the late-glacial portion of chironomid records from coastal lakes in Haida Gwaii, Vancouver Island and

Detection and Ranging (LiDAR) data which collectively host more than 4,000 kilometres of potential paleo-coastline. Fifteen new archaeological sites were found during this study,

Our preliminary results show that predictive prefetchirig cati reduce remote-memory page fault time by 60% or more and that by ofloaditig prediction overhead to an idle