• No results found

Afweergedrag bij dementerenden; is fingerfood de oplossing?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Afweergedrag bij dementerenden; is fingerfood de oplossing?"

Copied!
127
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afweergedrag bij

dementerenden; is

fingerfood de oplossing?

Onderzoek naar het effect van fingerfood op het afweergedrag bij

mensen met dementie op kleinschalig wonen

Bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek In opdracht van:

De Bilthuysen, locatie de Boshuysen

September 2015 – januari 2016

Nummer afstudeerproject 2016132

Alison Lonsdale 500603463

(2)

2

Afweergedrag bij dementerenden; is fingerfood de oplossing?

Auteur: Alison Lonsdale

alison.lonsdale@hva.nl

Nummer afstudeerproject: 2016132

Opdrachtgever: Stichting De Bilthuysen

Locatie De Biltse Hof

Professor Bronkhorstlaan 4

3723 MB BILTHOVEN

Praktijkbegeleider: Caroline van der Leest

C.vd.Leest@hva.nl

Docentbegeleider: Annemarie Waal

a.waal2@hva.nl

(3)

3

Voorwoord

Ter afronding van mijn opleiding Voeding en Diëtetiek, differentiatie Nutrition and Dietetics aan de

Hogeschool van Amsterdam, heb ik een afstudeeropdracht uitgevoerd in de vorm van een

pilotstudie. Deze afstudeeropdracht heb ik van september 2015 tot en met januari 2016 uitgevoerd

in opdracht van Stichting De Bilthuysen in Bilthoven. De pilotstudie is uitgevoerd om de effecten van

het aanbieden van fingerfood op het afweergedrag bij dementerenden op kleinschalig wonen te

onderzoeken.

Graag wil ik een aantal mensen bedanken voor hun hulp en begeleiding bij mijn afstudeerproces.

Allereerst wil ik mijn praktijkbegeleider, Caroline van der Leest, bedanken voor haar vertrouwen in

mijn denkwijze en voor haar steun en begeleiding. Daarnaast wil ik ook mijn docentbegeleider,

Annemarie Waal, bedanken voor de altijd bruikbare feedback en voor haar tips wanneer ik vastliep in

het scriptieproces. Ook wil ik teammanager Douwe op de Dijk en locatiemanager Coralinda Puijk

bedanken voor het feit dat ik veelvuldig aanwezig mocht zijn op alle kleinschalige woningen in De

Bilthuysen. Mijn werkzaamheden en ideeën werden altijd door hen goedgekeurd, waardoor ik met

een gerust hart de pilotstudie kon uitvoeren. Als laatste wil ik de zorgmedewerkers op kleinschalig

wonen bedanken voor hun hulp. Zij hebben veel energie gestoken in het op een enthousiaste wijze

aanbieden van fingerfood aan de deelnemers.

Deze afstudeerperiode is voor mij een intensieve, maar zeer leerzame tijd geweest. Ik heb met veel

inzet, maar vooral ook met veel plezier aan deze pilotstudie gewerkt.

Amsterdam, december 2015.

Alison Lonsdale

(4)

4

Samenvatting

Achtergrond

De prevalentie van dementie bij ouderen in Nederland neemt toe. Naar verwachting zullen in 2040

vierhonderdduizend Nederlanders dement zijn. Dit is een groei van 100% ten opzichte van de

prevalentiegegevens uit 2008. Dementie heeft een progressief verloop, waarbij gedragsproblematiek

een veelvoorkomend symptoom is naarmate de ziekte verergert. Gedragsproblematiek rondom de

maaltijdmomenten wordt afweergedrag genoemd. Wanneer een persoon zich in een vergevorderd

stadium van dementie bevindt, wordt de zelfstandigheid steeds meer beperkt. Hierdoor is het

fingerfoodconcept ontstaan. Het aanbieden van fingerfood heeft door de jaren heen verschillende

positieve resultaten opgeleverd bij pogingen om het leven van de dementerende zo aangenaam

mogelijk te maken. Het vergroten van de zelfstandigheid is hiervan een goed voorbeeld. Wellicht zou

het fingerfoodconcept ook positief kunnen bijdragen om het afweergedrag te verminderen.

Doel

Het doel van deze pilotstudie was om het effect van het aanbieden van fingerfood op het

afweergedrag bij dementerenden op kleinschalig wonen te onderzoeken.

Methode

Om te onderzoeken welk effect het aanbieden van fingerfood heeft op het afweergedrag is een

pilotstudie uitgevoerd. Het gedrag van de dementerenden is beoordeeld door middel van

observaties. Daarnaast is een literatuurstudie gedaan, zodat de resultaten van de observaties

vergeleken konden worden met bronnen uit de literatuur. De deelnemers aan de pilotstudie waren

dementerende ouderen tussen de 80 en 99 jaar die afweergedrag vertoonden en problemen hadden

met het hanteren van bestek tijdens de warme maaltijdmomenten. Om te beoordelen of het

afweergedrag verminderd zou kunnen worden, kregen de deelnemers fingerfood aangeboden.

Resultaten

In totaal hebben zeven deelnemers deelgenomen aan de pilotstudie, zes vrouwen en een man. Het

afweergedrag bij de deelnemers is niet significant verminderd na het aanbieden van fingerfood, ten

opzichte van maaltijden waar bestek gebruikt moet worden (p=1,0). Uit de pilotstudie blijkt wel dat

het aantal deelnemers dat afweergedrag vertoont tussen de voor- en nameting met 58% is gedaald.

Uit de pilotstudie komt ook naar voren dat het aantal deelnemers dat zelfstandig de fingerfood

maaltijd at met 42% is verhoogd, ten opzichte van de voormeting.

Discussie

De kleine onderzoekspopulatie was er de oorzaak van dat de resultaten niet significant bevonden

werden. De wervingsprocedure nam veel tijd in beslag, waardoor de observaties niet meerdere

keren konden worden uitgevoerd. Hierdoor zijn de resultaten gebaseerd op een momentopname.

Een sterk punt in dit onderzoek is het feit dat er voorafgaand aan de pilotstudie contact is gezocht

met twee bedrijven die het fingerfoodconcept hebben geïmplementeerd. Ook werden de resultaten

van de vorige afstudeeronderzoeken over fingerfood uitvoerig bestudeerd. Daardoor werd duidelijk

welke implementatiecriteria deze bedrijven en onderzoeken hadden gehanteerd. Rekening houdend

met deze criteria werd de pilotstudie opgesteld.

Conclusie

Bij de deelnemers van de pilotstudie is een toename van zelfstandigheid geconstateerd, bovendien

vertoonden minder deelnemers afweergedrag. Het aanbieden van fingerfood kan daarom een

positief effect hebben op het verminderen van afweergedrag, omdat de autonomie en eigenheid

behouden worden, doordat de dementerende geen of minder hulp bij het eten nodig heeft.

Trefwoorden:

fingerfood | dementie | afweergedrag |ouderen |kleinschalig wonen

(5)

5

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3

Samenvatting ... 4

1. Inleiding ... 7

1.1 Achtergrond ... 7

1.2 Aanleiding ... 7

1.3 Probleemstelling en deelvragen ... 8

1.4 Doel ... 8

2. Materialen en Methoden ... 9

2.1 Onderzoeksmethode ... 9

2.2 Literatuuronderzoek ... 9

2.3 Pilotstudie ... 10

2.3.1 Dataverzameling voormeting ... 10

2.3.2 Doelgroep ... 10

2.3.3 Dataverzameling nameting ... 11

2.3.4 Dataverwerking ... 11

2.3.5 Instructies ... 12

3. Resultaten ... 13

3.1 Resultaten literatuuronderzoek ... 13

3.2 Resultaten pilotstudie ... 16

3.2.1 Wervingsprocedure ... 16

3.2.2 Voormeting afweergedrag ... 16

3.2.3 Nameting afweergedrag ... 17

4. Discussie ... 18

4.1 Verklaring van de resultaten ... 18

4.2 Verschillen ten opzichte van de verwachtingen ... 19

4.3 Sterke punten ... 19

4.4 Zwakke punten ... 20

4.5 Relevante ontwikkelingen in de beroepspraktijk ... 21

5. Conclusie en aanbevelingen ... 22

5.1 Conclusie ... 22

5.2 Aanbevelingen ... 23

5.2.1 Aanbevelingen voor de organisatie ... 23

(6)

6

Literatuurlijst ... 25

Bijlagen ... 28

Bijlage I: Observatielijsten ... 30

Bijlage II: Toestemmingsbrief ... 33

Bijlage III: The Global Deterioration Scale ... 34

Bijlage IV: Verslag van de telefonische interviews ... 36

(7)

7

1. Inleiding

Deze afstudeeropdracht is tot stand gekomen naar aanleiding van de vraag die aangedragen is door

Stichting De Bilthuysen, locatie De Boshuysen in Bilthoven.

De Boshuysen bestaat uit acht woningen in een kleinschalige woonvorm. De kleinschalige woonvorm

is bestemd voor dementerenden en bestaat uit 65 kamers (1).

1.1 Achtergrond

De bevolking in Nederland wordt steeds ouder. Zo zal naar schatting in 2041 de Nederlandse

bevolking voor 26,5% uit 65-plussers bestaan, waarvan een derde uit 80-plussers bestaat. Dit is een

toename van 11% ten opzichte van de bevolkingsaantallen in 2014 (2). Omdat de bevolking steeds

ouder wordt, stijgt de ziekteprevalentie ook. Een van deze ziektes is dementie. Naar verwachting

zullen vierhonderdduizend Nederlanders in 2040 dement zijn. Dit is een groei van 100% ten opzichte

van de prevalentiegegevens uit 2008 (3). Dementie bestaat uit een combinatie van

ziekteverschijnselen. Deze worden samen het dementiesyndroom genoemd. De ziekte van Alzheimer

is de meest voorkomende vorm van dementie. De symptomen van dementie beginnen geleidelijk en

verlopen naar mate de tijd verstrijkt progressief. Voorbeelden van symptomen zijn geheugenstoornis

en gedragsverandering. De ernst en aard van de symptomen kunnen sterk verschillen. Het hangt er

vanaf welke vorm van dementie de persoon heeft en welke hersengebieden aangedaan zijn (3).

Dementie is de meest voorkomende sterfteoorzaak bij 65-plussers en brengt ook de hoogste

zorgkosten met zich mee (4). Door de hoge kosten wordt er veel bezuinigd in de zorg, vooral op het

aantal zorgmedewerkers dat op een afdeling of woning werkt. Meerdere onderzoeken concluderen

dat er door bezuinigingen in de zorg een toenemende werkdruk bij zorgmedewerkers is (5-8). Een

onderzoek concludeert zelfs dat er een verhoogd risico op mentale problematiek bij de

zorgmedewerkers kan ontstaan bij toenemende werkdruk (5). Tegelijkertijd staat de zorgvrager

centraal en wordt ernaar gestreefd om de beste zorg te leveren, om de laatste levensjaren zo

aangenaam mogelijk te maken voor de bewoner van een zorginstelling.

1.2 Aanleiding

Gedragsverandering bij dementerenden kan een grote invloed hebben op de maaltijdmomenten.

Mensen met dementie kunnen namelijk afweergedrag vertonen. Het afweergedrag zorgt ervoor dat

zorgmedewerkers meer tijd moeten besteden aan het stimuleren van bewoners om te eten, vaak

zonder positief resultaat (9).

De locatiemanager van De Bilthuysen is in maart 2015 geïnteresseerd geraakt in het project

Fingerfood na het symposium Dementievriendelijk Zeeland te hebben bezocht. Tijdens dit

symposium werden de resultaten van het afstudeerproject ‘de effecten van fingerfood bij mensen

met dementie’ besproken. Dit afstudeerproject werd in 2012 uitgevoerd door vijf studenten van de

opleiding Verpleegkunde. De opdrachtgever was het SRVZ in Zeeland. SRVZ verleent, net als Stichting

De Bilthuysen, zorg aan ouderen. De conclusie van dit onderzoek was dat bewoners deze nieuwe

manier van eten positief hadden ervaren. Fingerfood had de onafhankelijkheid bevorderd. Ook

hadden de bewoners meer van het eten genoten (10). Het feit dat het fingerfoodconcept de

onafhankelijkheid kan bevorderen en bewoners meer kan laten genieten van het eten, heeft ertoe

geleid dat de locatiemanager dit ook wilde bereiken op kleinschalig wonen in De Bilthuysen. De

Bilthuysen streeft namelijk continu naar mogelijkheden om de zorg voor de dementerenden

optimaal te houden (11).

(8)

8

Het fingerfoodconcept is een andere manier van eten waarbij er met de vingers wordt gegeten in

plaats van met bestek. Het is een verzamelnaam voor eten wat iemand met duim en wijsvinger kan

pakken (10). Het doel van het fingerfoodconcept is het terugkrijgen van de regie over de maaltijden

bij bewoners met dementie, zodat de zelfstandigheid bevorderd wordt (10).

Het fingerfoodconcept is in 2011 in Nederland voor het eerst geïntroduceerd in zorginstelling De

Hoge Weide. De Hoge Weide behoort tot Stichting Marga Klompé. Marga Klompé beheert, evenals

De Bilthuysen, een reeks verpleeg- en verzorgingstehuizen in provincie Gelderland (12). Sinds de

eerste implementatie van het fingerfoodconcept zijn er maar twee Nederlandse onderzoeken in de

literatuur bekend, namelijk van Hoogendoorn et al. (2012) en Van Duren et al. (2015). Er zijn in de

literatuur weinig internationale onderzoeken over het fingerfoodconcept te vinden. Een onderzoek

uit Frankrijk (2013) concludeert dat fingerfood de zelfstandigheid verbetert bij alzheimerpatiënten,

omdat hiermee het eigen tempo van eten bepaald kan worden (13). Zowel Hoogendoorn et al.

(2012) als Van Duren et al. (2015) bevestigen deze conclusie (10,14). Er is ook weinig literatuur over

de samenhang tussen het fingerfoodconcept en gedrag bij mensen met dementie te vinden. Zowel

bovengenoemde onderzoeken (10,13,14), als het implementeren van het fingerfoodconcept in De

Hoge Weide hebben zich gericht op het verbeteren van de zelfstandigheid van bewoners met

dementie tijdens de maaltijdmomenten. De link tussen fingerfood en gedragsverbetering is echter

niet ter sprake gekomen. Dit terwijl voedselweigering, een van de onderdelen van afweergedrag, een

veel voorkomende situatie is bij mensen met dementie (15).

Daarom zal dit onderzoek zich richten op de vraag in hoeverre afweergedrag bij dementerenden

verminderd kan worden door het fingerfoodconcept te implementeren.

1.3 Probleemstelling en deelvragen

Naar aanleiding van de vraag van de opdrachtgever en met behulp van de informatie uit de

literatuur, is de volgende probleemstelling opgesteld:

Probleemstelling: Welk effect heeft het aanbieden van fingerfood op het afweergedrag bij bewoners

met dementie op kleinschalig wonen?

Deze probleemstelling zal beantwoord worden met behulp van de volgende deelvragen:

1. Wat is er in de literatuur bekend over gedragsproblematiek rondom de maaltijdmomenten

bij dementerenden?

2. Waar moet rekening mee gehouden worden bij het implementeren van het

fingerfoodconcept?

3. Welke verschillen zijn waargenomen in het afweergedrag na de implementatie van het

fingerfoodconcept?

1.4 Doel

Als het onderzoek is afgerond moeten er merkbare verbeteringen waar te nemen zijn in het

afweergedrag bij de bewoners, door een toename van zelfstandigheid wanneer er fingerfood wordt

gegeten. Daardoor zal het fingerfoodconcept eind januari 2016 geïmplementeerd kunnen worden op

kleinschalig wonen in De Bilthuysen. Een succesvolle implementatie van het fingerfoodconcept zou

de naamsbekendheid van Stichting De Bilthuysen kunnen verhogen. De implementatie is succesvol

wanneer de zorgmedewerkers op deze kleinschalige woonvoorziening het aanbieden van fingerfood

zullen continueren, wanneer dit afstudeerproject is afgerond. Doordat er nieuwe methodieken

worden gebruikt om bewoners zelfstandiger te laten eten, kunnen de familieleden zien dat de

afdeling kleinschalig wonen in Stichting De Bilthuysen nieuwe en innovatieve werkzaamheden

verricht om bewoners de beste zorg te bieden.

(9)

9

2. Materialen en Methoden

2.1 Onderzoeksmethode

De afstudeeropdracht bestond uit het uitvoeren van een toetsend onderzoek, kwantitatief

onderzoek en kwalitatief onderzoek. Het is een toetsend onderzoek, omdat er geëvalueerd is of een

ingestelde maatregel, namelijk het invoeren van het fingerfoodconcept, het gewenste effect heeft

gehad op het gedrag van een groep deelnemers (16). Deze afstudeeropdracht is ook een kwantitatief

onderzoek, omdat een experiment is uitgevoerd, namelijk het implementeren van het

fingerfoodconcept bij een groep dementerenden (17). Tijdens deze afstudeerperiode zijn ook

observaties uitgevoerd om het gedrag van de dementerenden die fingerfood uitprobeerden in kaart

te brengen (18). Het uitvoeren van observaties valt zowel onder kwantitatief, als kwalitatief

onderzoek. Deze afstudeeropdracht is in de vorm van een pilotstudie uitgevoerd. Naast deze

pilotstudie is er ook literatuuronderzoek uitgevoerd.

2.2 Literatuuronderzoek

Voordat de pilotstudie is uitgevoerd, is er literatuuronderzoek gedaan om inzicht te verkrijgen in de

relatie tussen gedragsproblematiek rondom maaltijdmomenten en dementie. Het doel van het

beantwoorden van deze deelvraag was om:

een algemeen beeld te krijgen van de oorzaak van gedragsverandering bij bewoners met

dementie. Hierdoor kon verantwoord worden waarom er gekozen was voor het onderzoeken

van de effecten van fingerfood op het afweergedrag;

een beeld te krijgen van de factoren waaruit afweergedrag bestaat. Hierdoor kon de keuze

om verschillende factoren van afweergedrag te observeren tijdens de voor- en nameting

onderbouwd worden.

Ook is er literatuuronderzoek gedaan om een beeld te krijgen van de criteria waarmee rekening

gehouden moet worden bij het implementeren van het fingerfoodconcept. Het doel van deze

deelvraag was om op basis van meerdere criteria de beslissing of een bewoner wel of niet geschikt

was voor fingerfood te onderbouwen.

Om informatie in te winnen is er gezocht naar artikelen die geschikt waren. Hierbij is gebruik

gemaakt van de databanken Science Direct, Pubmed, Springerlink en Google Scholar. In tabel I zijn de

zoektermen weergegeven die in de bovengenoemde databanken zijn opgezocht.

Tabel I: trefwoorden literatuuronderzoek

Nederlandse trefwoorden en zoekcombinaties

Engelse trefwoorden en zoekcombinaties

Gedragsproblematiek EN dementie

Dementia AND eating problems

Dementie EN eetproblemen

Dementia AND behavioural problems

Fasen EN dementie

Agitation AND fases AND dementia

Dementie EN ondervoeding

Agitation AND dementia

Dementie EN agressie

Agitation AND agression AND dementia

Agressie EN voeding EN dementie

Dementia AND malnutrition

Afweergedrag

Dementia AND food

Afweergedrag EN dementie

Fingerfood AND dementia

Afweergedrag EN gedragsstoornissen EN

dementie

Fingerfood AND agitation AND dementia

Fingerfood

Fingerfood AND implementation

Fingerfood EN afweergedrag

(10)

10

Om ervoor te zorgen dat het onderzoek betrouwbare literatuur zou bevatten, zijn inclusie- en

exclusiecriteria opgesteld. Deze criteria zijn weergegeven in tabel II.

Tabel II: Overzicht van inclusie- en exclusiecriteria voor literatuur

Inclusiecriteria

Exclusiecriteria

Artikelen beschikbaar als fulltekst

Artikelen alleen beschikbaar als abstract

Artikelen beschikbaar als free fulltekst

Artikelen ouder dan 15 jaar

Artikelen niet ouder dan 15 jaar

Artikelen die in een andere taal dan Nederlands

of Engels weergegeven zijn

Engelstalige- of Nederlandstalige artikelen

2.3 Pilotstudie

De pilot is tot stand gekomen om het effect van het aanbieden fingerfood op het afweergedrag bij

dementerenden te onderzoeken.

2.3.1 Dataverzameling voormeting

Om de informatie te verkrijgen die antwoord geeft op de hoofdvraag van dit onderzoek, werden

eetobservaties gehouden. De eetobservaties werden tweemaal gehouden, voor de implementatie

van het fingerfoodconcept en na de implementatie. Het doel van de voormeting was om een beeld te

krijgen bij welke bewoners fingerfood een positieve uitkomst zou kunnen bieden, als men kijkt naar

het afweergedrag. De nameting gaf de mogelijkheid om eventuele verschillen in het afweergedrag

van de deelnemers te kunnen waarnemen. Tijdens de voormeting werd geobserveerd of en zo ja,

hoeveel bewoners problematiek vertoonden met betrekking tot het hanteren van bestek. Hiervoor

was een observatieformulier opgesteld. Tegelijkertijd werd ook geobserveerd of en zo ja, hoeveel

bewoners verschillende soorten afweergedrag vertoonden. Ook hiervoor was een

observatieformulier opgesteld. Beide observatieformulieren gaven een indicatie voor wie fingerfood

geschikt zou kunnen zijn. Deze formulieren werden in de vorm van een checklist opgesteld, waarbij

alle namen van de bewoners vermeld werden. Achter iedere naam werden de observatiepunten

genoteerd. Zo kon aangegeven worden welke bewoners aan de criteria voldeden. De

observatielijsten zijn te vinden in bijlage I.

Het uitvoeren van de voormeting heeft plaatsgevonden van 29 september tot en met 9 oktober 2015

om 17.00 uur. In overleg met de teammanager en de zorgmedewerkers op kleinschalig wonen werd

tijdens de klinische les over het fingerfoodconcept, die in april 2015 werd gegeven, afgesproken om

de eetobservaties op dit tijdstip te laten plaatsvinden. De reden was dat meerdere bewoners

gedragsproblematiek vertonen tijdens het maaltijdmoment waarop de warme maaltijd geserveerd

wordt.

2.3.2 Doelgroep

De bewoners van kleinschalig wonen die in aanmerking kwamen voor het fingerfoodconcept werden

de doelgroep van dit onderzoek. De voormeting in de pilotstudie telde ook als wervingsprocedure;

Na afloop van de uitgevoerde eetobservaties kon namelijk in kaart gebracht worden welke bewoners

afweergedrag vertoonden en problemen hadden met betrekking tot het hanteren van bestek.

(11)

11

Er was een aantal factoren waar op gelet moest worden bij het vinden van geschikte deelnemers

voor de doelgroep:

de geobserveerde moest minstens één vorm van afweergedrag vertonen;

de geobserveerde mocht geen slikproblematiek hebben.

Na het afronden van de voormeting werden toestemmingsbrieven verstuurd naar de familieleden of

eerste contactpersonen van de gekozen deelnemers. In de toestemmingsbrief werd vermeld bij

welke deelnemer afweergedrag en problematiek met betrekking tot bestek hanteren was

geobserveerd. Ook de beslissing om deze deelnemer mee te laten doen met het fingerfoodconcept

werd nader toegelicht. De toestemmingsbrief is te vinden in bijlage II. De familieleden of eerste

contactpersonen hebben per e-mail aangegeven of zij toestemming gaven of niet.

Deze pilot bestond alleen uit een interventiegroep, er was geen controlegroep. De reden hiervan is

dat de implementatie van het fingerfoodconcept alleen betrekking zou hebben op de

interventiegroep, namelijk de bewoners met afweergedrag, waardoor de probleemstelling al

beantwoord zou kunnen worden. Een controlegroep zou overbodige informatie opleveren.

2.3.3 Dataverzameling nameting

Na het vormen van de onderzoekspopulatie heeft de nameting plaatsgevonden van 16 november tot

en met 23 november 2015, waarbij de gekozen deelnemers de warme maaltijd in de vorm van

fingerfood aangeboden kregen.

Tijdens de nameting werden nogmaals eetobservaties gehouden. Het doel was om te bepalen of er

een verandering plaats vond in het afweergedrag van de deelnemers, wanneer zij een

fingerfoodmaaltijd aangeboden kregen in plaats van de reguliere warme maaltijd. Hierbij werd

gebruikgemaakt van hetzelfde observatieformulier dat tijdens de voormeting werd gebruikt.

2.3.4 Dataverwerking

De observatiepunten van het afweergedrag tijdens de voor- en nameting zijn ingevoerd en

geanalyseerd in SPSS Statistics 22.0. Voorafgaand aan de pilotstudie waren er twee hypotheses

opgesteld:

H0: er is geen verschil in het afweergedrag waar te nemen na de implementatie van het

fingerfoodconcept bij dementerenden.

H1: er is wel verschil in het afweergedrag waar te nemen na de implementatie van het

fingerfoodconcept bij dementerenden.

De verschillen in het afweergedrag van de deelnemers zijn getoetst met de McNemar’s test. De

McNemar’s test werd geraadpleegd, omdat er nominale variabelen werden gebruikt. Alle vormen

van afweergedrag werden getoetst per deelnemer. Er konden twee antwoorden ingevuld worden,

namelijk het ‘wel’ of ‘niet’ vertonen van afweergedrag. De resultaten van de voor- en nameting

werden na afloop met elkaar vergeleken. Vervolgens werd gekeken of het verschil tussen de

steekproeven significant was (19). Deze verschillen werden significant bevonden indien p < 0,05.

De uitkomsten van de wervingsprocedure, de voormeting en de nameting werden verwerkt in

tabelvorm. Het doel was om de criteria die gehanteerd werden tijdens de wervingsprocedure in een

overzicht te presenteren, zodat beoordeeld kon worden welke bewoners geschikt waren om mee te

doen aan het fingerfoodconcept. Ook kon in de tabel afgelezen worden of er een verschil in

(12)

12

2.3.5 Instructies

Voorafgaand aan het serveren van fingerfood kregen de zorgmedewerkers instructie over de

factoren waarmee ze rekening moesten houden. Aan de zorgmedewerkers werd gevraagd om voor

het eten met vochtige doekjes de handen van de deelnemers schoon te maken. Deelnemers die

zelfstandig genoeg waren, konden hun handen met water en zeep wassen. De zorgmedewerkers

moesten daarna een servet in de kraag van de deelnemers doen, om te voorkomen dat er eventueel

eten op de kleding van de deelnemers zou vallen.

Het is van belang om de portiegrootte van fingerfood niet kleiner te maken dan normaal, om te

voorkomen dat de deelnemers minder voedingsstoffen binnen zullen krijgen. Daarom werd de

zorgmedewerkers uitgelegd om het eten eerst op een bord te scheppen en het vervolgens in

fingerfoodvorm te serveren. Denk aan het rollen van aardappelpuree balletjes en het kleinsnijden

van vlees en groente. Deze instructiepunten zullen tijdens de familieavond verder worden toegelicht

aan het management en de familieleden.

(13)

13

3. Resultaten

3.1 Resultaten literatuuronderzoek

In totaal zijn 52 literatuurbronnen geraadpleegd in deze afstudeeropdracht. Er zijn 26

literatuurbronnen gebruikt bij het uitvoeren van het literatuuronderzoek, waaronder 21

onderzoeken, vier richtlijnen en een hoofdstuk uit een e-book, te vinden in een online database. De

overige bronnen zijn geraadpleegd voor het verkrijgen van achtergrondinformatie. Hiermee konden

de onderwerpen afweergedrag en het fingerfoodconcept verder toegelicht worden in de inleiding,

materialen en methoden, en discussie. De uitgewerkte deelvragen zijn hieronder weergegeven. De

antwoorden op deze deelvragen zijn geraadpleegd bij het opzetten en het uitvoeren van de

pilotstudie.

Wat is er in de literatuur bekend over gedragsproblematiek rondom de maaltijdmomenten bij

dementerenden?

Dementie is een term voor een klinisch syndroom gekenmerkt door progressieve beperkingen van

cognitieve vaardigheden en het vermogen om zelfstandig te functioneren (20). Dementie verloopt in

fases. Naarmate de fases vorderen kan het inzicht, spraak en geheugen van de persoon beïnvloed

worden (20-23). Er zijn meerdere beoordelingsschalen opgesteld om de fases van dementie aan te

tonen. Een van deze beoordelingsschalen is de Global Deterioration Scale (24-26). Door zijn

psychometrische eigenschappen wordt deze schaal veel toegepast in wetenschappelijk onderzoek

(20,26-31). De Global Deterioration Scale geeft een weergave van symptomen die een persoon met

dementie per fase kan vertonen. Dit kan een indicatie geven voor de verzorgende waar een persoon

met dementie zich bevindt in het ziekteproces (32). The Global Deterioration Scale geeft diverse

cognitieve stadia aan en bestaat uit zeven fases. Bevindt een persoon zich in fase één, dan is er geen

sprake van cognitieve achteruitgang. Bevindt een persoon zich in fase zeven, dan is er sprake van

zeer ernstige cognitieve achteruitgang. Dementie wordt aangetoond wanneer een persoon zich in

stadium vier of hoger bevindt (32). The Global Deterioration Scale is te vinden in bijlage III.

The Global Deterioration Scale geeft aan dat een persoon met dementie vanaf fase zes last kan

hebben van gedragsverandering in de vorm van agitatie en ernstig verlies van zelfstandigheid bij

onder andere het eten en drinken (32). Meerdere onderzoeken geven aan dat een vergaand stadium

van dementie, stadium zes en zeven, gepaard gaat met agitatie. Dit geeft een verergering van het

gedrag als gevolg (21,22,33-36). Arcand (2015) geeft aan dat agitatie in de terminale fase van

dementie(fase 7) ontstaat, waarbij de oorzaak voornamelijk pijn is (22). Grand et al. (2011) bevestigt

dit deels, maar geeft aan dat agitatie in de terminale fase voornamelijk ontstaat, omdat de

dementerende moeite heeft om aan te geven wat hij wil door de ernstige mate van cognitieve

achteruitgang (34). Hugo et al. (2014) spreekt deze onderzoeken tegen door aan te geven dat agitatie

al vanaf fase vijf kan ontstaan (36).

Agitatie is een herhaaldelijke rusteloosheid die kan leiden tot ondoelmatig gedrag. Agitatie kan zich

uiten in verschillende soorten gedragsproblematiek (21,37-39). Brigdes- Parlet et al. (1994) geeft aan

dat een geagiteerd persoon agressief gedrag kan vertonen zoals bijten, duwen en slaan (21). Zowel

Whear et al. (2014) als Pivi et al. (2012) bevestigen dit door te concluderen dat agitatie gepaard gaat

met agressief gedrag (37,38). Een geagiteerd persoon kan ook doelloos rondlopen, frequent last

hebben van rusteloosheid, herhaaldelijk om hulp of aandacht vragen of telkens zinnen herhalen

(36,37).

(14)

14

Agitatie kan ook leiden tot voedselweigering, waarbij er sprake kan zijn van agressief gedrag

(15,21,38-40). Brigdes- Parlet et al. (1994) concludeert dat bewoners met dementie voornamelijk

agressie vertonen wanneer iemand, een zorgmedewerker of een andere bewoner, plotseling in zijn

persoonlijke ruimte komt (21). Daarom kan agressie tijdens de maaltijdmomenten voorkomen, als

een zorgmedewerker een bewoner probeert te voeren. Dementerenden hechten namelijk veel

waarde aan het behouden van hun zelfstandigheid (41). Door progressie van de ziekte gaan de

cognitieve vaardigheden dusdanig achteruit, dat de dementerende op meerdere gebieden in het

dagelijks functioneren geholpen moet worden (21,32,41).

Voedselweigering kan ook voorkomen wanneer de dementerende een veranderde geur- en

smaaksensatie heeft (15). Pivi et al. (2012) bevestigt de relatie tussen voedselweigering en een

verminderde geur- en smaaksensatie, maar geeft aan dat dementerenden ook voedsel kunnen

weigeren vanwege vermindering van de eetlust als de ziekte erger wordt (38). Agitatie kan door

diverse oorzaken het eet- en drinkgedrag nadelig beïnvloeden. De dementerende kan tijdens de

maaltijd te onrustig zijn om aan tafel te blijven zitten en loopt weg van tafel. Dit kan leiden tot

verminderd eetgedrag en kan ook medebewoners afleiden (15). Hierdoor kan agitatie een

terugkerend probleem vormen tijdens de maaltijdmomenten.

Elk soort gedrag wat een persoon met dementie vertoont en wat het eten en drinken bemoeilijkt,

wordt afweergedrag genoemd (9). Afweergedrag kan dus als een vorm van agitatie worden

beschouwd. In de richtlijn voor verzorgenden van Groenewoud et al. (2009) wordt afweergedrag

gekenmerkt door de volgende verschijnselen (42):

De bewoner:

weigert om naar de ruimte te gaan waar gegeten wordt;

loopt weg van tafel omdat er niet gegeten wilt worden;

is te onrustig om stil te zitten en loopt weg van tafel;

weigert verbaal om te eten;

raakt het eten niet aan;

duwt het bord op tafel weg;

bijt op de vork of lepel wanneer de bewoner gevoerd wordt;

wendt het hoofd af;

houdt de tanden op elkaar;

kokhalst;

spuugt het eten of drinken uit;

haalt het eten met zijn handen uit de mond;

slikt het eten of drinken opzettelijk niet door.

De wetenschappelijke onderbouwing van Groenewoud et al. (2009) heeft de oorzaken van

afweergedrag in drie categorieën verdeeld. De dementerende kan afweergedrag vertonen wanneer

ze niet kunnen, niet willen of niet snappen om te eten (9).

(15)

15

Waar moet rekening mee gehouden worden bij het implementeren van het fingerfoodconcept?

Het fingerfoodconcept heeft niet alleen invloed op de deelnemers, maar ook op de familieleden,

verzorgenden en het management. Daardoor moet bij het fingerfoodconcept met meerdere factoren

rekening gehouden worden om het succesvol te kunnen introduceren.

Aanwezigheid van slikproblematiek

Alleen voedsel in vaste vorm kan beschouwd worden als fingerfood, omdat vloeibaar voedsel niet

zonder bestek gehanteerd kan worden. Dementerenden met slikklachten kunnen op basis hiervan

niet deelnemen aan het project Fingerfood (10). Deelnemers met kauwproblematiek kunnen wel

fingerfood gebruiken, mits het voedsel zacht en hanteerbaar is.

Hygiëne

Wanneer er voedsel met de vingers gegeten wordt, is het van belang om voor de maaltijd en na de

maaltijd goed de handen te wassen. Dit voorkomt dat de deelnemer ziekmakende bacteriën via de

handen in de mond binnen krijgt tijdens het eten. Om vieze kleding te voorkomen, is het ook van

belang om servetten in de kraag van de deelnemer te stoppen (10).

Voedingswaarden

Van Duren et al. (2015) concludeert dat het aanbieden van fingerfood als warme maaltijd ertoe leidt

dat de deelnemer minder voedingswaarden (calorieën en eiwitten) binnenkrijgt ten opzichte van

reguliere warme maaltijd momenten. De oorzaak hiervan was het feit dat fingerfood veel groter leek

op een bord, waardoor de verzorgenden minder voedsel opschepten (14). Het is daarom van belang

dat de verzorgenden de warme maaltijd eerst op een bord serveren. Hierdoor kan de portiegrootte

goed bepaald worden. Vervolgens kan de verzorgende het voedsel in fingerfoodvorm verder

bereiden.

Ethische aspecten

Het is van belang om de familieleden of eerste contactpersoon in te lichten over het

fingerfoodconcept, alvorens er mee begonnen wordt. De familieleden kunnen geconfronteerd

worden met het feit dat de dementerende in een vergaand stadium van dementie zit, waarbij bestek

hanteren een probleem is geworden. Ook kunnen sommige familieleden het eten zonder bestek als

‘onbeleefd’ of ‘kinderlijk’ zien (10). Om juridische problematiek te voorkomen is het van belang dat

familieleden toestemming geven voordat een dementerende deel gaat nemen aan het

fingerfoodconcept (10,14).

Zorgleefplan

Het is van belang dat het fingerfoodconcept bij de implementatie wordt opgenomen in het

zorgleefplan van de dementerende. Op deze manier kan duidelijk gerapporteerd worden hoe de

dementerende en de verzorgende het fingerfoodconcept ervaren. Tijdens een multidisciplinair

overleg kan dan geëvalueerd worden hoe het proces verloopt. Dit kan teruggekoppeld worden aan

de familieleden en eerste contactpersonen (9).

(16)

16

3.2 Resultaten pilotstudie

3.2.1 Wervingsprocedure

In totaal werden tijdens de wervingsprocedure 58 van de 65 bewoners op kleinschalig wonen van De

Bilthuysen geobserveerd door middel van eetobservaties. Gedurende de wervingsprocedure was er

een uitval van zeven bewoners door de aanwezigheid van slikproblematiek (n=3), doordat de

bewoner sondevoeding afhankelijk is (n=1), door afwezigheid (n=2) of door palliatief beleid (n=1).Na

afronding van de wervingsprocedure werd geconcludeerd dat 18 van de 65 bewoners geschikt was

om mee te doen aan het fingerfoodconcept, op basis van de observatiecriteria ‘Geobserveerd gedrag

met betrekking tot bestek hanteren’ en ‘Geobserveerd afweergedrag’. De overige veertig bewoners

ondervonden geen problematiek rondom het hanteren van het bestek. Ook vertoonden ze geen

afweergedrag. Op basis van deze bevindingen was een deelname aan het fingerfoodconcept

uitgesloten.

In tabel III staan verschillende situaties beschreven die werden geobserveerd wanneer bewoners

bestek gebruikten tijdens de warme maaltijdmomenten. Deze soorten problematiek vormden samen

de criteria die tijdens de wervingsprocedure gebruikt werden. In de tabel staat eveneens beschreven

hoeveel bewoners deze problemen vertoonden. De aantallen zijn ook uitgedrukt in percentages.

Tijdens de wervingsprocedure kwam naar voren dat alle achttien deelnemers een of meerdere

soorten problemen vertoonden bij het hanteren van bestek, zoals het eten niet direct naar de mond

kunnen brengen met hun vork of lepel. Dit is bij negen deelnemers geobserveerd. Zie tabel III voor de

resultaten van de wervingsprocedure.

Tabel III: Geobserveerd gedrag met betrekking tot bestek hanteren (n=18)

3.2.2 Voormeting afweergedrag

Gedurende de implementatie van het fingerfoodconcept was er een uitval van elf deelnemers

doordat de eerste contactpersonen geen toestemming verleenden (n=2), door geen respons van de

contactpersonen om toestemming te verlenen (n=7) en door een palliatief beleid (n=2).

Problematiek rondom het eten

Aantal bewoners dat dit gedrag

heeft vertoond in %

Bewoners die tijdens de maaltijd plotseling stopten met eten,

waardoor zorgmedewerkers hulp moesten bieden bij het eten

(n=12) 67%

Bewoners die het eten niet direct met een vork of lepel naar

de mond konden brengen

(n=9) 50%

Bewoners die tijdens de maaltijd met de handen aten, terwijl

er bestek aanwezig was

(n=9) 50%

Bewoners die met hun handen bibberden wanneer de vork of

lepel naar de mond gebracht werd, terwijl er geen sprake is

van een neurologische ziekte

(n=8) 44%

Bewoners die met het bestek ‘speelden’, terwijl het eten al op

een bord gepresenteerd was

(n=5) 28%

Bewoners die langdurig staarden naar bestek (aanwijzingen

van verzorgenden niet leken te begrijpen)

(n=3) 17%

Bewoners die hun mond misten wanneer het eten met een

vork of lepel naar de mond gebracht werd

(n=3) 17%

Bewoners die het bestek en voedsel compleet negeerden,

waardoor zorgmedewerkers hulp moesten bieden bij het eten

(17)

17

Na de uitval vormden zeven deelnemers de onderzoekspopulatie bij de implementatie van het

fingerfoodconcept. De onderzoekspopulatie bestond uit zes vrouwen en een man. De gemiddelde

leeftijd was 89 jaar (SD 7,3, range 80-99 jaar). Bij de voormeting zijn door middel van eetobservaties

verschillende soorten afweergedrag geobserveerd bij de deelnemers. Alle deelnemers hebben bij de

voormeting een of meerdere soorten afweergedrag vertoond. Na afronding van de voormeting is

gebleken dat alle zeven deelnemers afweergedrag vertoonden, in de vorm van eten weigeren. Dit

kwam voor gedurende de hele maaltijd of een deel ervan. Hierdoor moesten de zorgmedewerkers

hulp bieden in de vorm van voeren of stimulatie.

3.2.3 Nameting afweergedrag

Na afronding van de nameting is gebleken dat het aantal deelnemers dat afweergedrag vertoonde

met 58% is verminderd wanneer ze de fingerfoodmaaltijd nuttigden. Tijdens de voormeting bleek dat

er regelmatig een onrustige sfeer heerste rondom de maaltijdmomenten. Wanneer de deelnemers

gedragsproblematiek in de vorm van bewegingsdrang of agressie vertoonden aan tafel, had dit effect

op het gedrag van de overige bewoners. De overige bewoners werden dan onrustiger en leken het

gedrag van de deelnemers te kopiëren. De zorgmedewerkers moesten dan veel moeite doen om

meerdere bewoners weer rustig te krijgen, maar dit lukte niet altijd meer. De sfeer aan tafel in iedere

huiskamer was rustiger tijdens de fingerfoodmaaltijden. Het aantal deelnemers dat boosheid of

agressief gedrag vertoonde is verminderd van vier naar een. Zie tabel IV waarin de veranderingen te

waarnemen zijn in het afweergedrag tijdens de observaties van de reguliere maaltijdmomenten, ten

opzichte van de fingerfood maaltijdmomenten.

Tabel IV: Geobserveerd afweergedrag van de deelnemers tijdens de voor- en nameting (n=7)

Criteria afweergedrag

Voormeting

Nameting

*P-waarden

Bewoners die gedurende de hele maaltijd (of een deel ervan) het

voedsel niet aanraakten

(n=7) 100%

(n=3) 42%

p=0,25

Bewoners die de hoofd afwendden

(n=3) 43%

(n=0) 0%

p=0,25

Bewoners die verbaal weigerden om te eten

(n=2) 29%

(n=1) 14% p=0,5

Bewoners die het bord op tafel weg duwden

(n=2) 29%

(n=2) 29%

p=1,0

Bewoners die last hadden van bewegingsdrang(dwaalgedrag)

(n=2) 29%

(n=0) 29%

p=0,25

Bewoners die op de vork of lepel beten wanneer ze gevoerd werden

(n=1) 14%

(n=0) 0%

p=1,0

Bewoners die de tanden op elkaar hielden wanneer ze gevoerd

werden

(n=1) 14%

(n=0) 0%

p=1,0

Bewoners die het eten met hun handen uit hun mond haalden

(n=1) 14%

(n=1) 14%

p=1,0

Bewoners die het eten of drinken niet doorslikten

(n=1) 14%

(n=1) 14%

p=1,0

Bewoners die weigerden om naar de ruimte te gaan waar gegeten

wordt

(n=0) 0%

(n=0) 0%

-

Bewoners die wegliepen van tafel omdat er niet gegeten wilde

worden

(n=0) 0%

(n=0) 0%

-

Bewoners die moesten kokhalzen

(n=0) 0%

(n=0) 0%

-

Bewoners die het eten en/of drinken moesten uitspugen

(n=0) 0%

(n=0) 0%

-

* uitgaande van significantie bij p=<0,05

Het aantal deelnemers dat minder afweergedrag vertoonde tijdens het aanbieden van de

fingerfoodmaaltijd is niet significant verminderd (p=1,0). Ook het verschil in het soort waargenomen

afweergedrag heeft geen significante uitkomst.

(18)

18

4. Discussie

4.1 Verklaring van de resultaten

Uit de pilotstudie komt naar voren dat er minder deelnemers afweergedrag vertonen bij het eten van

een fingerfoodmaaltijd dan bij een reguliere warme maaltijd. Dat blijkt uit de eetobservaties. Dit

verschil is echter niet significant bevonden (p=1,0), ook als er gekeken wordt naar het verschil in

afweergedrag tijdens de voor- en nameting. De kleine onderzoekspopulatie kan verklaren waarom er

geen significante uitkomsten werden bevonden. Een onderzoek waarbij de conclusie wordt

getrokken op basis van een verschil in resultaten, wordt op significantie getoetst wanneer men wil

concluderen dat er wel degelijk verschil is gebleken en het niet op toeval is berust. De grootte van de

onderzoekspopulatie is een bepalende factor bij het verkrijgen van significante resultaten. Bij een

grotere onderzoekspopulatie is namelijk een kleinere verschil nodig om significante resultaten te

verkrijgen bij een bepaalde foutenmarge dan bij een kleine onderzoekspopulatie. De foutenmarge is

in dit onderzoek vastgesteld op 0,05. Het afweergedrag is niet significant verminderd bij een

onderzoekspopulatie van zeven personen, omdat de overschrijdingskans, ook wel de P-waarde

genoemd, groter was dan de foutenmarge (43).

De betrouwbaarheid van de resultaten in het afweergedrag kan beïnvloed zijn door de korte

onderzoeksperiode van acht weken. De metingen in dit onderzoek zijn maar twee keer verricht,

namelijk bij de voor- en nameting. Bij een experiment kan de betrouwbaarheid vergroot worden

door metingen meerdere keren te herhalen. Als dit niet gebeurt, kan er sprake zijn van een

momentopname, waarbij de kans groter is dat de resultaten op toeval berusten (44).

De kleine onderzoekspopulatie kan ook de betrouwbaarheid van de resultaten in het afweergedrag

beïnvloed hebben. Een steekproefcalculator is gebruikt om te bepalen of de onderzoekspopulatie

groot genoeg was om representatief te zijn (45). Een steekproef is representatief wanneer de

onderzoekspopulatie een goede afspiegeling is van de doelgroep waar je onderzoek naar doet (46).

Hoewel de steekproefcalculator aangeeft dat een onderzoekspopulatie van minimaal zeven personen

wel representatief is, uitgaande van een betrouwbaarheidsinterval van 95% en een foutenmarge van

5%, neemt de nauwkeurigheid van een onderzoek toe naarmate de omvang van de steekproef groter

is (47).

In de pilotstudie is ook een verschil te zien in de mate van aangeboden hulp door de

zorgmedewerkers tijdens de warme maaltijd. Meer dan de helft van de deelnemers (n=4) at hun

fingerfoodmaaltijd volledig zelfstandig, zodat de zorgmedewerkers deze personen niet meer hoefden

te assisteren met het eten. Dit resultaat is vergelijkbaar met de uitkomsten van de andere

fingerfoodonderzoeken. Zowel Hoogendoorn et al. (2012) als Van Duren et al. (2015) hebben een

toename van zelfstandigheid waargenomen (10,14). Beiden concluderen dat het fingerfoodconcept

een positieve invloed heeft op de mate van zelfstandigheid van dementerenden bij het eten (10,14).

(19)

19

4.2 Verschillen ten opzichte van de verwachtingen

De hypothese voorafgaand van de wervingsprocedure was dat minstens 50% van de bewoners op

kleinschalig wonen in De Bilthuysen afweergedrag zouden vertonen. Dat kwam neer op een

onderzoekspopulatie van 32 personen. Deze hypothese was gebaseerd op onderzoek van diverse

bronnen over gedragsproblematiek en dementie (9,10,14,15). Na afronding van de

wervingsprocedure kwam echter naar voren dat van de 65 bewoners op de afdeling kleinschalig

wonen, 18 bewoners afweergedrag vertoonden. Dit kwam neer op 27% van de bewoners.

Kleinschalige woonvormen zijn bestemd voor dementerenden die niet meer voor zichzelf kunnen

zorgen (48). Deze bewoners bevinden zich in een verder stadium van dementie, omdat door

cognitieve achteruitgang de zelfstandigheid om dagelijkse handelingen te verrichten in de

thuissituatie ernstig beperkt wordt (32,48). Tijdens het uitvoeren van het literatuuronderzoek kwam

naar voren dat dementerenden onder andere gedragsproblematiek met betrekking tot het eten en

drinken vertonen, wanneer ze zich in een vergaand stadium van dementie bevinden (21,32,38-41).

Het bleek dus dat er een kleiner aantal bewoners op kleinschalig wonen in De Bilthuysen waren die

afweergedrag vertoonden, terwijl het literatuuronderzoek een ander beeld schetste.

4.3 Sterke punten

Tijdens de pilotstudie zijn er gestructureerde observaties gehouden, waarbij er meetbare variabelen

zijn geobserveerd en statistisch geanalyseerd. Een observatie is gestructureerd wanneer voorafgaand

aan het onderzoek is vastgesteld wat geobserveerd moet worden. In dit geval, het afweergedrag van

de deelnemers (49). Het doel van de observatie was nauwkeurig bepaald, waardoor er minder kans

was om onbruikbare informatie in een onderzoek te verwerken (49).

Wanneer er observaties worden uitgevoerd kan het lastig zijn om geschikte variabelen te vinden die

meetbaar zijn en tegelijkertijd van toepassing zijn op het onderzoek (50). Afweergedrag is een

meetbare variabele, omdat het uit meerdere soorten gedragsproblematiek bestaat. Deze soorten

gedragsproblematiek kunnen gemeten worden tijdens het uitvoeren van de eetobservaties.

Bovendien kunnen er verschillen worden geobserveerd tijdens de voor- en nameting (42,50).

Voorafgaand aan de pilotstudie is achtergrondinformatie opgezocht over het fingerfoodconcept.

Beide onderzoeken van Hoogendoorn et al. (2012) en Van Duren et al. (2015) zijn doorgelezen. Het

was van belang om te kijken welke aanbevelingen uit deze onderzoeken naar voren kwamen en waar

dit onderzoek mee verder kon gaan. Zo werd getracht om een uitgebreide wervingsprocedure uit te

voeren, met als doel een grotere onderzoekspopulatie te krijgen. Beide onderzoeken adviseerden

namelijk om een grotere onderzoekspopulatie te verkrijgen om de betrouwbaarheid van de

resultaten te verhogen (10,14). Voorafgaand aan de pilotstudie zijn ook telefonische interviews

gehouden met twee bedrijven die het fingerfoodconcept hebben geïmplementeerd. De interviews

zijn te vinden in bijlage IV. Het doel was om erachter te komen welke inclusie- en exclusiecriteria

deze instellingen en voorgaande onderzoeken hanteerden om deelnemers te werven. Ook werd

gekeken welk soort voedsel werd aangeboden aan de dementerenden, zodat dit meegenomen kon

worden bij het opstellen van het receptenboek ‘Eenhapsgerechten’. Het receptenboek is in bijlage V

te vinden. De observatielijsten en het receptenboek werden opgesteld op basis van zowel de

aanbevelingen van Hoogendoorn et al. (2012) en Van Duren et al. (2015), als de antwoorden van de

telefonische enquêtes.

(20)

20

Tijdens het uitvoeren van de nameting bleek dat het serveren van fingerfood meer tijd heeft gekost

dan het serveren van de warme maaltijd bij de voormeting. De reden was dat de portiegrootte van

het voedsel eerst bepaald moest worden voordat het in fingerfoodvorm geserveerd werd. Hiervoor

was gekozen om te voorkomen dat de deelnemers minder voedsel geserveerd zouden krijgen. Van

Duren et al. (2015) concludeerde namelijk dat de deelnemers minder aten van de fingerfood, omdat

de portiegroottes kleiner waren ten opzichte van de reguliere warme maaltijden. Tijdens deze

pilotstudie werd fingerfood op drie woningen geserveerd. Twee woningen serveerden fingerfood aan

twee deelnemers en een woning serveerde fingerfood aan drie deelnemers. Het kostte ongeveer vijf

minuten extra tijd om de warme maaltijden in fingerfoodvorm te serveren.

Ondanks het feit dat de fingerfoodmaaltijden een langere serveertijd hadden, was er tijdwinst omdat

de zorgmedewerkers minder tijd hoefden te besteden aan het stimuleren van de deelnemers om te

eten. Vier deelnemers aten de fingerfoodmaaltijd volledig zelfstandig.

De afweging om meer tijd te besteden aan het serveren van fingerfoodmaaltijden kan gunstig zijn

voor zowel de deelnemers als de zorgmedewerkers.

4.4 Zwakke punten

De twee voorgaande onderzoeken over fingerfood hadden kleine onderzoekspopulaties. De

populatie van Hoogendoorn et al. (2012) bestond uit vijf deelnemers en Van Duren et al. (2015) uit

zes deelnemers (10,14). Dit onderzoek verwachtte een veel grotere onderzoekspopulatie vanwege

het feit dat er 65 bewoners op kleinschalig wonen in De Bilthuysen verblijven, namelijk 32 personen.

Na afloop van de wervingsprocedure bestond de onderzoekspopulatie uiteindelijk uit zeven

personen. De oorzaak daarvan was dat de wervingsprocedure veel tijd in beslag nam, waardoor de

tijd om toestemming te krijgen van familieleden en het fingerfoodconcept officieel te implementeren

te kort was. De manier van toestemming vragen had door direct contact plaats moeten vinden, in

plaats van via de e-mail. Er was een familieavond gepland na afloop van de wervingsprocedure, maar

deze ging door omstandigheden niet door. Om tijdnood te voorkomen, waren de

toestemmingsbrieven daarna via de e-mail verzonden. Het zou kunnen dat familieleden van

potentiële deelnemers de toestemmingsbrief niet hebben gelezen, waardoor de toestemming

achterwege is gebleven.

De wervingsprocedure heeft veel tijd in beslag genomen tijdens deze onderzoeksperiode. Bij het

starten van dit onderzoek waren er geen deelnemers gekozen, in tegenstelling tot de situatie bij de

onderzoeken van Hoogendoorn et al. (2012) en Van Duren et al. (2015) (10,14). Hierdoor was er een

beperkt tijdsbestek om meerdere eetobservaties te verrichten. Het feit dat maar een persoon dit

afstudeerproject uitvoerde, zorgde ook voor een gelimiteerd aantal observaties.

De betrouwbaarheid van de resultaten kan ook nadelig zijn beïnvloed doordat een beperkt aantal

observaties verricht is. Observationeel onderzoek kan namelijk onbetrouwbaar lijken, omdat de

observator degene is die de resultaten bepaalt op basis van wat hij/zij heeft waargenomen (51). Door

meerdere observaties uit te voeren kan dan een gemiddelde worden getrokken van het

geobserveerd gedrag bij de deelnemers, waardoor de betrouwbaarheid vergroot wordt. In de

richtlijn voor verzorgenden van Groenewoud et al. (2009), wordt aangegeven dat afweergedrag het

nauwkeurigst bepaald kan worden door te observeren of er sprake is van structureel afweergedrag

(42). Het afweergedrag is structureel als:

de bewoner meerdere keren per week afweergedrag vertoont;

de bewoner 24 uur (bijna) niets gedronken heeft;

(21)

21

Aangezien de observaties tijdens de voor- en nameting eenmalig per woning hebben

plaatsgevonden, kan niet geconcludeerd worden of de deelnemer daadwerkelijk last heeft van

gestructureerd afweergedrag. Het gedrag van de potentiële deelnemers is destijds besproken met de

zorgmedewerkers om de afweging concreet te maken, maar deze informatie was niet meetbaar om

in het onderzoek te verwerken.

4.5 Relevante ontwikkelingen in de beroepspraktijk

Vanaf 1 januari 2015 heeft er een verandering in de zorg plaatsgevonden. Het is wenselijk dat

ouderen langer in de thuissituatie blijven, om de zorgkosten zo laag mogelijk te houden (52).

Zelfmanagement in de thuissituatie is het doel waarmee men wil bereiken dat ouderen minder snel

opgenomen moeten worden in zorginstellingen (52). Een diëtist kan eerstelijns cliënten hebben die

thuis wonen en voor hun dementerende echtgenoot of echtgenote moeten zorgen. Als een

dementerende thuis woont, zou het aanbieden van fingerfood een uitkomst kunnen bieden om het

zelfmanagement optimaal te houden in de thuissituatie. Uit de resultaten van de pilotstudie blijkt

namelijk dat de zelfstandigheid bij dementerenden verbetert wanneer er fingerfood wordt gegeten.

Dit wordt door zowel Hoogendoorn et al. (2012), als Van Duren et al. (2015)bevestigd (10,14).

(22)

22

5. Conclusie en aanbevelingen

5.1 Conclusie

De probleemstelling luidt: Welk effect heeft het aanbieden van fingerfood op het afweergedrag bij

bewoners met dementie op kleinschalig wonen?

Afweergedrag kan voorkomen wanneer de dementerende een vergevorderd stadium van dementie

heeft bereikt, namelijk stadium zes of hoger. Afweergedrag kan ontstaan wanneer de dementerende

hulp weigert bij het eten en drinken. Door progressie van de ziekte gaan de cognitieve vaardigheden

dusdanig achteruit, dat de dementerende op meerdere gebieden in het dagelijks functioneren

geholpen zal moeten worden.

Uit de pilotstudie komt naar voren dat het afweergedrag bij dementerenden niet significant

verminderd is door het aanbieden van fingerfood, in vergelijking met maaltijden waar bestek

gehanteerd moet worden. Hoewel de uitkomsten niet significant zijn, is in tabel IV waargenomen dat

het aantal deelnemers dat afweergedrag vertoont tussen de voor- en nameting met 58% is gedaald.

Uit de pilotstudie komt ook naar voren dat het aantal deelnemers dat zelfstandig de

fingerfoodmaaltijd at met 42% is verhoogd, ten opzichte van de voormeting. Tijdens de voormeting

bleek dat alle zeven deelnemers hulp kregen bij het eten van zorgmedewerkers. Tijdens de nameting

was dit aantal gedaald tot drie deelnemers.

Fingerfood kan daarom een positief effect hebben op de zelfstandigheid van de dementerende

tijdens de maaltijdmomenten. De autonomie en eigenheid worden behouden doordat de

dementerende geen of minder hulp bij het eten nodig heeft. De dementerende ervaart dan niet dat

iemand(in dit geval de zorgmedewerker) zijn zelfstandigheid bij het eten probeert af te nemen door

hem te voeren. Dit resulteert in een vermindering van het afweergedrag. Door het creëren van meer

zelfstandigheid bij dementerenden levert het fingerfoodconcept dus een positieve bijdrage aan het

verminderen van afweergedrag.

(23)

23

5.2 Aanbevelingen

5.2.1 Aanbevelingen voor de organisatie

Voor Stichting De Bilthuysen wordt aangeraden een follow-up te doen, een jaar na implementatie

van het fingerfoodconcept op kleinschalig wonen in De Bilthuysen. De bedoeling is dat er een

familieavond plaatsvindt eind januari 2016 om de resultaten van deze afstudeeropdracht te

bespreken met de familieleden van de bewoners. Na de familieavond zal het fingerfoodconcept

geïmplementeerd worden. Door een follow-up te doen, kan gekeken worden of het gedrag van de

deelnemers is veranderd ten opzichte van het voorgaande onderzoek. Ook kan geïnventariseerd

worden hoe de zorgmedewerkers omgaan met het fingerfoodconcept. De zorgmedewerkers zijn een

belangrijke schakel bij de instandhouding van het fingerfoodconcept op kleinschalig wonen in De

Bilthuysen. Tijdens de follow-up kan de afweging gemaakt worden om bijvoorbeeld een nieuwe

klinische les te geven om de kennis te verversen. Ook kan dan bekeken worden of de criteria van het

fingerfoodconcept nog actueel zijn, wanneer ze vergeleken worden met die van andere

zorginstellingen of in de literatuur.

Mocht ervoor gekozen worden de hierboven genoemde follow-up uit te voeren, dan wordt

geadviseerd om dit met twee studenten te doen. Om de betrouwbaarheid van de resultaten te

vergroten, zouden meerdere observaties per deelnemer uitgevoerd moeten worden. Ook wordt er

geadviseerd om de eetobservaties op verschillende eetmomenten uit te voeren. Zo kan een breder

beeld geschetst worden van het gedrag van de deelnemers en of dit gedrag fluctueert gedurende de

dag. Dit neemt veel tijd in beslag, ook omdat de deelnemers in verschillende huizen wonen. Wanneer

twee studenten een onderzoek uitvoeren waarbij er meerdere observaties gedaan moeten worden,

dan zou dit minder tijdsdruk opleveren.

5.2.2 Aanbevelingen voor het gehele werkveld

Het is aan te raden een vervolgonderzoek te doen naar het effect van het aanbieden van fingerfood

op de voedingstoestand van de dementerende. Wanneer een persoon met dementie zich in een

matige of ernstige voedingstoestand bevindt, zou fingerfood eventueel ook in verrijkte vorm

aangeboden kunnen worden. Als blijkt dat het aanbieden van fingerfood een positieve bijdrage kan

leveren op de voedingstoestand, dan kunnen de criteria van het fingerfoodconcept specifieker

opgesteld worden.

Het is ook aan te raden om een vervolgonderzoek te doen naar de effecten van het aanbieden van

fingerfood bij andere doelgroepen. Bij het eten van fingerfood hoeft geen bestek gebruikt te worden.

Dit zou wellicht een positieve uitkomst kunnen bieden bij andere doelgroepen die moeite hebben om

bestek te hanteren. Denk aan mensen met een handicap die coördinatieproblemen hebben, mensen

die een beroerte hebben gehad en die krachtsverlies in de ledematen hebben of mensen die

zichtverlies hebben.

Het is ook aan te raden om een vervolg onderzoek te doen naar het verband tussen afweergedrag en

de vorm van dementie. Uit de literatuur blijkt dat dementerenden verschillende soorten

gedragsproblematiek kunnen krijgen wanneer ze een vergevorderde stadium van dementie hebben

bereikt. In vervolgonderzoek kan gekeken worden of de prevalentie van afweergedrag hoger is bij

een bepaald soort dementie. Als er ook verder gekeken wordt naar gedragsproblematiek per

dementiebeeld, dan zou het fingerfoodconcept specifieker gericht kunnen worden op bepaalde

dementiebeelden en zouden aanvullende adviezen een onderdeel kunnen vormen van het

implementatieproces.

(24)

24

Onderzoeken over het fingerfoodconcept zijn van belang voor het werkveld van diëtetiek, omdat het

fingerfoodconcept geïmplementeerd kan worden in zowel zorginstellingen, als in de thuissituatie.

Deze afstudeeropdracht concludeert een vermindering in het afweergedrag te hebben waargenomen

na het aanbieden van fingerfood. Voor diëtetiek is dit een belangrijk resultaat omdat het kan

betekenen dat hun voedingsadviezen beter worden opgevolgd als de cliënt het eten niet meer

weigert.

Dit concept heeft zich niet beperkt tot alleen het werkveld van diëtetiek. Het eerste Nederlandse

onderzoek naar het fingerfoodconcept van Hoogendoorn et al. (2012), werd uitgevoerd door

studenten van de opleiding Verpleegkunde. De implementatie van het fingerfoodconcept op

zorginstelling De Hoge Weide in 2011 werd door een stafmedewerker zorgontwikkeling en het hoofd

van interne zaken uitgevoerd. Het fingerfoodconcept is bekend in verschillende werkvelden, omdat

de inclusie- en exclusiecriteria op observationele punten worden berust. Hierdoor kunnen

verschillende disciplines het concept implementeren.

Een toenemend aantal onderzoeken naar de effecten van het aanbieden van fingerfood bij

verschillende doelgroepen vergroot de naamsbekendheid van dit concept. De gewenste situatie is

dat een groeiend aantal bedrijven en instellingen op de hoogte gesteld zullen worden van het

fingerfoodconcept, waardoor het aanbieden van fingerfood op grote schaal in Nederland zal worden

geïmplementeerd.

(25)

25

Literatuurlijst

(1): De Bilthuysen. Over de Bilthuysen. Beschikbaar via:

http://www.debilthuysen.nl/over-de-bilthuysen

(2): Nationaal kompas volksgezondheid. Bevolking. Toekomst. Leeftijdsopbouw bevolking.

Beschikbaar via: http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/toekomst/

(3): Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie. Richtlijn diagnostiek en medicamenteuze

behandeling van dementie. Utrecht. 2005. Beschikbaar via:

http://www.toolkitdementie.nl/Flex/Site/Download.aspx?ID=6831

(4): Nationaal kompas volksgezondheid. Gezondheid en ziekte. Ranglijsten van ziekten en

aandoeningen. Beschikbaar via:

http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/ranglijsten-van-ziekten-en-aandoeningen/

(5): De Rooij AH, Ruijkx KG, Declercq AG, Emmerink PM, Schols JM. Professional caregivers' mental

health problems and burnout in small-scale and traditional long term care settings for elderly people

with dementia in the Netherlands and Belgium. Am Med Dir Assoc. 2012 Jun;13(5):486.e7-11.

(6): Fläckman B, Sørlie V, Kihlgren M. Unmet expectations: why nursing home staff leave care work.

Int J Older People Nurs. 2008 Mar;3(1):55-62.

(7): Cook K. Frozen in time: Life in de face of chronic care cutbacks. CMAJ. 1999 Apr 6; 160(7): 1045–

1047

(8): Banerjee A, Armstrong P, Daly T, Armstrong H, Braedley S. “Careworkers don't have a voice:”

Epistemological violence in residential care for older people. J Aging Stud. 2015 Apr: 28-36

(9): Groenewoud JH, In den Bosch HJH. Omgaan met afweergedrag bij eten en drinken van bewoners

met dementie. Wetenschappelijke onderbouwing richtlijn afweergedrag. Rotterdam. Februari 2009.

(10): Hoogendoorn J, Koeveringe van M. De effecten van Fingerfood bij mensen met dementie.

Vlissingen. Januari 2013.

(11): De Bilthuysen. Missie en Visie. Bilthoven: Over de Bilthuysen. Beschikbaar via:

http://www.debilthuysen.nl/over-de-bilthuysen/missie-en-visie

(12): Stichting Zorgcombinatie Marga Klompe. Locaties. Beschikbaar via:

http://www.szmk.nl/locaties

(13): Pouyet V, Giboreau A, Benattar L, Cuvelier G. Attractiveness and consumption of finger foods in

elderly Alzheimer’s disease patients. Elsevier Ltd. Januari 2013.

(14): Van Duren J, Kentrop S. Fingerfood & dementerende senioren in een zorginstelling. Purmerend.

Januari 2015.

(15): Van Genuchten S, Kouwenoord- van Rixel K. Voeding bij dementie. In: Informatorium Voeding

en Dietetiek- dieetleer. Bohn Stafleu van Loghum: 2010 p. 1199-1221

(26)

26

(16): Fischer T, Julsing M. Onderzoek doen!: Kwantitatief en kwalitatief onderzoek. eerste druk.

Groningen: Noordhoff Uitgevers; 2007. p. 50-22

(17): Fischer T, Julsing M. Onderzoek doen!: Kwantitatief en kwalitatief onderzoek. eerste druk.

Groningen: Noordhoff Uitgevers; 2007. p. 52-25

(18): Fischer T, Julsing M. Onderzoek doen!: Kwantitatief en kwalitatief onderzoek. eerste druk.

Groningen: Noordhoff Uitgevers; 2007. p. 67-21

(19): Brinkman J. Cijfers spreken: Overtuigen met onderzoek en statistiek. vijfde druk. Groningen:

Noordhoff Uitgevers; 2010. p. 324-326

(20): Sheehan B. Assessment scales in dementia. Ther Adv Neurol Disord. 2012 Nov; 1(5): 337–338.

(21): Bridges-Parlet S, Knopman D, Thompson T. A descriptive study of physically aggressive behavior

in dementia by direct observation. J Am Geriatr Soc. 1994 Feb; 42(2):192-7.

(22): Arcand M. End-of-life issues in advanced dementia. Part 2: Management of poor nutritional

intake, dehydration, and pneumonia. Can Fam Physician. 2015 Apr; 3(4):337-41.

(23): Hanson LC, Ersek M, Lin FC, Carey TS. Outcomes of Feeding Problems in Advanced Dementia in a

Nursing Home Population. J Am Geriatr Soc. 2013 Sep; 1(10):1692-7.

(24): Reisberg B. Global measures: Utility in defining and measuring treatment response in dementia

International. Psychogeriatrics (2007), 19:3, 421–456.

(25): Paul RH, Cohen RA, Moser DJ, Zawacki T, Ott BR, Gordon N, Stone W. The global deterioration

scale: Relationships to neuropsychological performance and activities of daily living in patients with

vascular dementia. J Geriatr Psychiatry Neurol. 2002 Spring;15(1):50-4.

(26): Choi SH, Lee BH, Kim S, Hahm DS, Jeong JH, Yoon SJ, Jeong Y, Ha CK, Nab DL. Interchanging

scores between clinical dementia rating scale and global deterioration scale. Alzheimer Dis Assoc

Disord. 2003 Apr- Jun;17(2):98-105.

(27): Kim JS, Won CW, Kim BS, Choi HR. Predictability of various serial subtractions on global

deterioration scale according to education level. Korean J Fam Med. 2013 Sep [cited 2013 Sep

26];34(5):327-33

(28): Buiza C, Montorio-Cerrato I, Yanguas J. The validity and reliability of the Spanish version of the

Severe Cognitive Impairment Profile (SCIP) for the cognitive assessment of persons with advanced

stages of Alzheimer's disease. Rev Neurol. 2015 Oct; 61(8):349-56.

(29): Herrmann N, Harimoto T, Balshaw R, Lanctôt KL. Risk Factors for Progression of Alzheimer

Disease in a Canadian Population: The Canadian Outcomes Study in Dementia (COSID). Can J

Psychiatry. 2015 Apr;60(4):189-99.

(30): Kim H, Lee KJ. Serum homocysteine levels are correlated with behavioral and psychological

symptoms of Alzheimer's disease. Neuropsychiatr Dis Treat. 2014 Oct ;10:1887-96.

(31): Seo JS, Park SW, Lee YS, Chung C, Kim YB. Risk factors for delirium after spine surgery in elderly

patients. J Korean Neurosurg Soc. 2014 Jul [cited 2014 Jul 31];56(1):28-33.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

regeringsonderhandelingen had CD&amp;V er nochtans op aangedrongen tijdens deze legislatuur geen grote ethische hervormingen door te voeren. Maar in dit specifiek geval wil zijn

Maar het is niet omdat iets moeilijk of tragisch kan zijn, dat we moeten zeggen dat we kunnen beschikken over het leven van iemand die zelf niets kan zeggen.&#34; Voorts betreurt

BRUSSEL - &#34;De uitbreiding van de euthanasiewet naar dementerenden en minderjarigen is onaanvaardbaar.&#34; Dit is een van de uitspraken van kardinaal Godfried Danneels in

Ook mag een arts volgens de code aan een wilsonbekwame, dementerende patiënt vlak voor de euthanasie een slaapmiddel geven – bijvoorbeeld in de.. De schriftelijke wilsverklaring

Peter Paul De Deyn gaat in gesprek met professor Marleen Temmerman, senator van sp.a, die deze maand enkele wetsvoorstellen indient om de euthanasiewet uit te breiden.. Zo vindt ze

De N-VA blies lange tijd warm en koud tegelijk, maar diende eind vorig jaar ineens drie wetsvoorstellen in.. Minderjarigen moeten in aanmerking komen voor euthanasie, maar onder

kunnen worden ondanks die tranen of die glimlach’..

bisschoppen. Ze vrezen dat een uitbreiding door velen begrepen zou worden als een ‘uitnodiging