• No results found

De rol van ouders op de ontvankelijkheid voor moslim radicalisering

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van ouders op de ontvankelijkheid voor moslim radicalisering"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Rol van Ouders op de Ontvankelijkheid voor Moslim Radicalisering

Laura den Boer

10594183

Universiteit van Amsterdam

Peter Hoffenaar

Bachelorscriptie

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

Opvoedverschillen tussen Marokkaanse en Nederlandse ouders 7

Cultuurverschillen 7

Andere beïnvloedende factoren 7

Opvoedingsgedragingen en ontvankelijkheid voor radicalisering 10

Kloof tussen Islamitische Opvoeding en Westerse Opvoeding 13

Ervaring Ouders 13

Ervaring Jongeren 14

Discussie 17

(3)

Abstract

Waarom sommige Marokkaanse jongeren ontvankelijker zijn voor radicaliseren dan andere Marokkaanse jongeren wordt bepaald door verschillende factoren. Een belangrijke factor in de persoonlijke en identiteitsontwikkeling van jongeren zijn de ouders. In dit

literatuuronderzoek werd daarom onderzocht of de ouders ook een rol spelen in de

ontvankelijkheid voor radicaliseren bij Marokkaanse jongeren. Om dit te onderzoeken werd allereerst gekeken naar de invloed van de opvoeding. Onderzoeken toonde aan dat

verschillende opvoedgedragingen hierop van invloed zijn. Vervolgens werd gekeken naar de invloed van de kloof die is ontstaan tussen Marokkaanse ouders en de Nederlandse

samenleving. Daaruit kwam in onderzoeken naar voren dat de kloof de

identiteitsontwikkeling in de weg zit, wat vervolgens een reden kan zijn tot ontvankelijkheid voor radicaliseren.

(4)

De Rol van Ouders op de Ontvankelijkheid voor Moslim Radicalisering

Elk jaar vertrekken er weer meer Nederlanders naar Syrië en Irak om zich aan te sluiten bij de IS (Islamitische Staat). De meest recente gegevens uit december 2016 laten zien dat het op dit moment om 280 Nederlanders gaat (AIVD, 2016a). De IS bestaat uit moslim extremisten (jihadisten) die strijden om de Islam te verdedigen, die volgens hen in een crisis verkeert (AIVD, 2016b). Jihad betekent letterlijk ‘inspanning voor God’. Volgens jihadisten wordt de crisis veroorzaakt door de negatieve invloed van de Westerse wereld (AIVD, 2016b). In de strijd tegen de Westerse wereld verheerlijken, rechtvaardigen en streven ze geweld na (Arts & Butter, 2009).

Ondanks het geringe aantal aanhangers vormen ze door hun radicale ideeën over geweld een bedreiging voor de nationale veiligheid (NCTV, 2016). De radicale ideeën kunnen leiden tot terroristisch geweld. In 2015 is er een hoogtepunt bereikt. Nog nooit eerder in de geschiedenis zijn er zo veel jihadistische- terroristische aanslagen gepleegd in Westerse landen als in dat jaar. In totaal zijn er veertien aanslagen gepleegd, wat betekent dat er twee keer zoveel aanslagen zijn gepleegd als in 2014 (NCTV, 2016). Om deze bedreiging tegen te gaan is het belangrijk om meer te weten te komen over de reden waarom sommige moslims radicaliseren.

Natuurlijk hebben niet alle moslims een jihadistische ideologie. Slechts sommige moslims raken gevoelig voor radicaliseren wat zich in een veel later stadium kan uiten in aansluiting bij de jihad. Verschillende onderzoekers hebben zich verdiept in het

radicaliseringsproces van jongeren (Borum, 2011; Feddes, Nickolson, & Doosje, 2015; Schmid, 2013). Hoewel het radicaliseringsproces niet voor iedereen hetzelfde is, zijn er toch vier fases in te onderscheiden. De eerste fase bestaat uit het ontstaan van ‘ontvankelijkheid’ voor radicalisering. De laatste fase uit zich in extremisme met bereidheid tot terrorisme. In het geval van moslim radicalisering worden de personen in dit stadium ook wel jihadisten

(5)

genoemd. In dit literatuuronderzoek zal er gekeken worden naar de eerste fase van het

radicaliseringsproces. In deze fase worden moslims gevoelig voor radicalisering, een fase die voorafgaat aan de daadwerkelijke radicalisering. De eerste fase hangt samen met het idee dat jongeren meer te weten willen komen over hun bestaan en zich openstellen voor alternatieve wereldbeelden (Wiktorowicz, 2004).

Er zijn een aantal demografische kenmerken die veel voorkomen bij jongeren die radicaliseren. Zo bestaat de groep jihadistische uitreizigers voornamelijk uit jongeren tussen de 14 en 25 jaar oud (Slootman & Tillie, 2006). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat moslim jongeren in Nederland veel meer last hebben van integratieproblemen dan ouders. Dit komt doordat ouderen de situatie als allochtoon meer accepteren en jongeren graag willen participeren en geaccepteerd willen worden in de Nederlandse samenleving (Slootman & Tillie, 2009). Daarnaast gaat het vooral om jongeren met een Marokkaanse afkomst. Uit de totale populatie die zich vanuit Nederland aansluit bij de jihadistische uitreizigers is 80% geboren in Nederland. Daarbinnen is 45% van Marokkaanse en 12,2% van Turkse afkomst (Bergema & Koudijs, 2015). Uit onderzoek blijkt dat juist de jongeren met een Marokkaanse afkomst, die sterk aansluiting zoeken bij de Nederlandse samenleving, het ontvankelijkst zijn voor radicalisering. De gesloten houding van de Turkse gemeenschap tegenover de

Nederlandse samenleving lijkt daarentegen een beschermend werking te hebben (Poortinga, 2008).

Niet alleen demografische kenmerken maar ook andere factoren voorspellen de ontvankelijkheid voor radicaliseren. Veel verschillende onderzoekers hebben zich verdiept in factoren die van invloed kunnen zijn op de ontvankelijkheid van moslims voor radicalisering (Feeds, Nickolson, & Doosje, 2015; Velthuis & Bakker; 2007; Bos, Loseman, & Doosje,

2009). Zo blijken sociaal psychologische variabelen en attitudes eveneens een rol te spelen in

(6)

geen eenduidig beeld te geven is van ‘de radicale moslim’ en blijken er vele factoren invloed te hebben op de ontvankelijkheid voor radicalisering.

Eén van de onderzochte factoren is de rol van de ouders. Ouders hebben een belangrijke invloed op zowel de persoonlijke als de identiteitsontwikkeling van jongeren (Bronferbrenner, 1986; Erikson, 1969). In de theorie van Bronferbrenner (1986), die bekend is door zijn ecologische systeem model, komt naar voren dat de familie de belangrijkste context is waarin persoonlijke ontwikkeling plaats vindt. Ook in de theorie van Erikson (1969) over de identiteitsontwikkeling van jongeren staat de belangrijke invloed van de ouders centraal. Deze theorieën vormen de basis voor veel verschillende onderzoeken naar de invloed van ouders op jongeren. Dit literatuuronderzoek tracht antwoord te geven op de vraag of de belangrijke rol van ouders ook van invloed is op de ontvankelijkheid voor radicalisering.

Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt een overzicht gegeven van de beschikbare literatuur die de invloed van ouders op de radicalisering van jongeren

onderzoeken of proberen te verklaren. Dit literatuuronderzoek is opgezet aan de hand van twee deelvragen. In de eerste deelvraag zal er een beeld geschetst worden van de opvoeding van Marokkaanse ouders in Nederland. Om hiervan een beter beeld te krijgen is er een vergelijking gemaakt met de Nederlandse opvoeding. Vervolgens wordt er gekeken of er een relatie is tussen de opvoeding van Marokkaanse ouders en de ontvankelijkheid voor

radicalisering. In de tweede deelvraag wordt er gekeken of de botsing tussen de islamitische manier van opvoeden en de Nederlandse samenleving van invloed kan zijn op de

ontvankelijkheid voor radicalisering.

Opvoedverschillen tussen Marokkaanse en Nederlandse ouders

In deze paragraaf wordt beschreven welke opvoedverschillen er zijn tussen

Marokkaanse ouders en Nederlandse ouders. Bij deze opvoedverschillen wordt gekeken naar culturele achtergrond, maar wordt ook rekening gehouden met andere beïnvloedende factoren

(7)

Vervolgens wordt er gekeken of er een relatie is tussen de opvoeding van Marokkaanse ouders en de ontvankelijkheid voor radicalisering.

Cultuurverschillen

Nederland heeft voor het overgrote deel een individualistische cultuur waarbij andere opvoeddoelen gehanteerd worden dan bij een collectivistische cultuur zoals in Marokko de meest heersende cultuur is (Kağıtçıbaşı, 2007). In een individualistische cultuur staat de autonomie van het kind centraal. In het opvoedgedrag uit zich dat in een autoritatieve

opvoedingsstijl. Een autoritatieve opvoedingsstijl kan worden omschreven als een combinatie van ouderlijke controle, warmte en het stimuleren van de autonomie van het kind (Maccoby & Martin, 1983). Met ouderlijke controle wordt bedoeld dat er grenzen worden gesteld, maar dat er tegelijkertijd genoeg ruimte is voor de inbreng van kinderen. De ouders stimuleren de zelfontplooiing van het kind door het kind met de omgeving te laten exploreren en

zelfexpressie te stimuleren (Dekovic, Gerris & Janssens, 1991).

Daarentegen staat in een collectivistische cultuur conformiteit en morele

gehoorzaamheid centraal. Deze waarden uiten zich in het opvoedgedrag door een meer autoritaire opvoedingsstijl. Deze opvoedingsstijl wordt gekenmerkt door lage responsiviteit van de ouder, strenge controle, het stimuleren van gehoorzaamheid, straffen en prestatie gericht zijn (Horwath, Lees, Sidebotha, Higgins, & Imtiaz, 2008). Ouders die op conformiteit gericht zijn, leggen hun kinderen meer beperkingen op, omdat zij het belang van het collectief boven dat van hun kind plaatsen (Dekovic, Gerris & Janssens, 1991; Pels & De Haan, 2003).

Andere beïnvloedende factoren

Geïmmigreerde ouders uit Marokko proberen vaak het traditionele leven met de bijpassende cultuur voort te zetten in Nederland (Distelbrink & Hooghiemstra, 2005;

Timmerman & Hermans, 2002; Pels, 2000; Pels & De Haan, 2003; Pels & De Gruijter, 2005). Op deze manier blijft de autoritaire opvoedingsstijl de voornaamste opvoedingsstijl onder de

(8)

Marokkaanse gemeenschap. Naast de invloed van de cultureel bepaalde opvoedingsidealen, heeft ook het gemiddeld genomen opleidingsniveau van de geïmmigreerde ouders invloed op de opvoeding (Bornstein et al., 2010). Hoogopgeleide ouders hebben meer kennis en een positievere houding ten aanzien van de opvoeding en ontwikkeling van het kind dan laagopgeleide ouders. Hierdoor kunnen ze de biologische, fysieke, sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van het kind beter begeleiden (Bornstein, 2006). Nijsten en Pels (2000) deden onderzoek naar de overeenkomsten en verschillen van de opvoedingsdoelen van Nederlandse, Turkse en Marokkaanse ouders. Om te kijken of niet alleen etniciteit, maar ook het opleidingsniveau een rol speelt, werd het opleidingsniveau van de ouders meegenomen in het onderzoek. Er zijn vier verschillende opvoeddoelen in het onderzoek opgenomen:

prestatie, conformiteit, sociaal gevoel en autonomie. Deze opvoeddoelen zijn aan de hand van vragenlijsten verkregen bij 1252 Nederlandse en 77 Marokkaanse ouders. Uit het onderzoek kwam naar voren dat, wanneer rekening werd gehouden met het opleidingsniveau, de verschillen tussen autochtonen en allochtonen minder groot zijn dan wanneer je het opleidingsniveau niet werd meegenomen. Dit onderzoek laat zien dat na correctie voor opleidingsniveau geen verschillen zijn in autonomie en conformiteit tussen Marokkaanse en Nederlandse ouders. Wel blijven Nederlandse ouders minder waarde hechten aan prestatie en meer aan sociaal gevoel dan Marokkaanse ouders.

Een hoge opleiding heeft niet alleen invloed op de opvoeding, maar ook op de

naleving van de islamitische religie. Hoogopgeleide ouders hechten vaak minder waarde aan hun religie en houden zich minder strikt aan de regels vanuit het geloof (Fleischmann & Phalet, 2012; Maliepaard & Gijsberts, 2012). Verder komt uit onderzoek naar voren dat religie niet alleen relatie heeft met opleidingsniveau, maar ook op de opvoedingsstijl van ouders (Yildiz, 2014). Aan de hand van huisbezoeken en vragenlijsten bij 68 islamitische moeders werd gekeken naar het naleven van de Islam in relatie met een autoritatieve en

(9)

autoritaire opvoedingsstijl, sensitiviteit, kennis en houding over opvoeding. Uit de resultaten blijkt dat er een positieve relatie is tussen het integreren van de islamitische religie in de opvoeding en een autoritaire opvoedingsstijl. Dit betekent dat naarmate er meer invloed is van de islamitische religie op de opvoeding, er eerder een autoritaire opvoedingsstijl wordt

gehanteerd.

Verschillen in opleidingsniveau en het naleven van de religie zijn afhankelijk van de generatie waarin de ouders in Nederland zijn opgegroeid en de mate van acculturatie aan de Nederlandse cultuur (Van Tubergen, 2003; Phalet & Andriessen, 2003). Pels en Postma (2009) concluderen uit de studies die ze aanhalen dat er eveneens een verband te vinden is tussen generatie van immigratie en opvoeding. De onderzoekers veronderstellen dat oudere generatie migranten absoluut en onvoorwaardelijk respect voor het gezag van ouderen veel belangrijker vinden dan jongere generatie migranten. De meeste jongere generatie ouders eisen juist geen onderdanigheid meer en willen een opener en vertrouwelijker band met hun kinderen (Pels & Postma, 2009).

Andere onderzoek richt zich op de mate van aanpassing aan de heersende cultuur, behoud van de oorspronkelijke cultuur en de gevolgen hiervan op het opvoedgedrag van de ouders. Uit het onderzoek onder 713 Marokkaanse immigranten kwam naar voren dat de mate van acculturatie positief samenhangt met de mate van toezicht en affectie van de ouders (Stevens et al., 2006). Dit betekent dat naarmate de Marokkaanse ouders meer integreren, zij meer toezicht en affectie tonen in de opvoeding.

Uit bovenstaande gegevens kan worden opgemaakt dat niet alle Marokkaanse ouders een autoritaire opvoedingsstijl hanteren. Door de verschillen in opleidingsniveau, mate van naleving van religie, aantal jaren van migratie en het acculturatie niveau ontstaan er

verschillen in de opvoedingsstijl binnen Marokkaanse gezinnen. De opvoedingsstijl van Marokkaanse ouders krijgen meer overeenkomsten met de Nederlandse opvoedingsstijl

(10)

wanneer zij een hoge opleidingsniveau, mindere mate van naleving van religie, meer jaren van migratie en een hogere mate van acculturatie vertonen. Belangrijk om te realiseren is dat ook bij Nederlanders verschillende factoren de opvoedingsstijl beïnvloeden, en dus ook hier niet sprake is van ‘de Nederlandse opvoeding’. Kortom, Marokkaanse gezinnen die meer een autoritaire opvoedingsstijl hanteren in plaats van een autoritatieve opvoedingsstijl zijn vooral ouders van de eerste generatie, met een lage opleidingsniveau, een islamitische en een

plattelandsachtergrond (Pels en Vollebergh, 2006).

Opvoedingsgedragingen en ontvankelijkheid voor radicalisering

Wetende hoe de opvoedstijlen van Marokkaanse ouders in vergelijking met autochtonen Nederlandse ouders er uit zien, en realiserend dat deze niet voor alle Marokkaanse gezinnen gelden, kan dit onderzoek zich richten op de gevolgen van deze opvoedingsstijlen op de ontvankelijkheid voor radicalisering bij de jongeren van deze ouders. Op dit moment is er geen empirisch onderzoek dat direct de relatie heeft onderzocht tussen radicaliteit onder moslim jongeren en de opvoedstijl van ouders. Wel worden er door

verschillende onderzoekers voorzichtige conclusies getrokken over de invloed van bepaalde opvoedingsgedragingen binnen de autoritaire opvoedingsstijl op de ontvankelijkheid voor radicalisering.

Een voorbeeld van een opvoeddoel van Marokkaanse ouders is het grootbrengen van respectvolle kinderen (Pels, 1998). Om dit opvoeddoel te realiseren worden autoritaire communicatie patronen gebruik. Met autoritaire communicatiepatronen wordt bedoeld dat jongeren moeten luisteren naar hun ouders, niet in discussie mogen gaan, en de jongeren thuis weinig tot geen inspraak hebben. Ketner (2008) doet onderzoek naar de invloed van de

autoritaire communicatiepatronen op jongeren. De resultaten van haar onderzoek zijn gebaseerd op afgenomen vragenlijsten, en open interviews met 80 Marokkaanse jongeren tussen de 13 en 20 jaar oud die in Nederland wonen. Uit de gegevens komt naar voren dat

(11)

autoritaire communicatiepatronen een hindernis kunnen vormen voor de ontwikkeling van de jongeren. De jongeren ervaren een eenrichtingsverkeer in de opvoeding en een taboe op ‘waarom’ vragen. Daardoor zijn de jongeren minder geneigd in gesprek of in onderhandeling te gaan met hun ouders, wat niet respectvol zou zijn. Ook volgens Buijs, Demant & Hamdy (2006) hebben Marokkaanse moslimjongeren last van de autoritaire communicatiepatronen. Buijs en collega’s (2006) hebben diepte interviews gehouden met 16 Marokkaanse

moslimjongeren die het radicaliserende perspectief als problematisch ervaren, en met 22 Marokkaanse jongeren die vormgeven aan orthodoxe en radicale varianten van de Islam in Nederland. Uit deze diepte interviews kwam naar voren dat bij de meer radicale Marokkaanse moslims het gebrek aan openstaan voor de mening van anderen mogelijk ontstaat door autoritaire communicatiepatronen. Deze opvoedingscontext belemmert de ontwikkeling van de autonomie, wat de oorzaak kan zijn voor onzekerheid van de jongeren en wat de jongeren vervolgens gevoeliger kan maken voor groepsdruk en radicale overtuigingen (Buijs, Demant & Hamdy, 2006). Deze verbanden zijn echter niet onderzocht, maar zijn speculaties aan de hand van de informatie die de meer radicale moslims gaven.

Een andere opvoedingsdoel van ouders is het meegeven van morele waarden. Het verschil in morele waarden tussen ouders kan beïnvloed worden door culturele invloeden, maar ook door hun positie in de samenleving (Ogbu & Simons, 1998). Minderheidsgroepen, waaronder Marokkaanse ouders, kunnen kiezen voor saamhorigheid en openstaan voor de meerderheidsgroep, of kiezen voor een meer defensieve omgangsvorm die er voor kan zorgen dat de jongeren het vertrouwen in de meerderheidsgroepen verliezen en eerder in conflict zullen raken (Hughes et al, 2006). Ouders zouden zo een negatieve invloed kunnen uitoefenen op jongeren die signalen van radicaal gedrag vertonen. De ouders kunnen dit radicale gedrag versterken door stereotiepe beelden over de andere bevolkingsgroepen te verspreiden of door gevoelens van onverdraagzaamheid naar andere bevolkingsgroepen te bevestigen (Van den

(12)

Brink, 2006; Pels & Vollebergh, 2006). Naast dat een verschillende invulling van morele waarde invloed kan hebben op de ontvankelijkheid voor radicalisering, is er volgens Bandura (2002, 2004) relatie tussen morele ongebondenheid en radicalisering. Deze morele

ongebondenheid ontstaat door mechanismen als het goed praten van bepaald gedrag, en het verplaatsen van morele verantwoordelijkheid. Bandura stelt dat het loslaten van morele regels uiteindelijk kan leiden tot gewelddadig gedrag. Deze morele verwijdering leidt tot een persoon zonder morele waarden. Bovengenoemde mechanismen worden gebruikt om de ontvankelijkheid van jongeren voor aansluiting bij extremistische of terroristische organisaties te herkennen. Volgens Pels en de Ruyter (2011) zou opvoeding een manier kunnen zijn voor het adequaat ingrijpen wanneer er sprake is van signalen van morele verwijdering. Als dit inderdaad het geval is, kan onderzoek zich richten op de inhoud van morele opvoeding door ouders om hiermee de morele waarden van jongeren te beschermen.

Kloof tussen Islamitische Opvoeding en Westerse Opvoeding

In deze paragraaf wordt beschreven of de kloof tussen de islamitische manier van opvoeden en de Nederlandse samenleving van invloed kan zijn op de ontvankelijkheid voor radicalisering. Eerst wordt omschreven hoe de Marokkaanse ouders reageren op de

Nederlandse samenleving en vervolgens wordt gekeken wat hiervan de gevolgen zijn op de jongeren.

Ervaring Ouders

Zowel ouders als jongeren uit Nederlandse moslimgemeenschappen ervaren een kloof tussen hun traditionele cultuur en die van Nederland. Bij de integratie van de islamitische religie in de opvoeding worden door veel islamitische ouders problemen ervaren (Pels et al., 2009). De ouders hebben moeite om hun religie binnen de context van migratie toe te passen. Het is voor hen moeilijk om hun kinderen los te laten in een moderne westerse wereld, waarbij andere normen en waarden worden gehanteerd (Pels et al., 2009). Er zijn

(13)

verschillende onderzoekers die hebben gekeken naar de houding van allochtone ouders tegenover de Nederlandse samenleving (Distelbrink, Geense, & Pels, 2005; Pels, 1998; Pels & De Gruijter, 2005). De drie onderzoeken hebben hun informatie gekregen aan de hand van diepte, semigestructureerd en groep interviews. Hierbij is niet alleen naar Marokkaanse gezinnen gekeken (Pels, 1998) maar ook naar Chinese (Distelbrink, Geense, & Pels, 2005), Iraanse, Irakese, Somalische en Afghaanse gezinnen (Pels & De Gruijter, 2005). Zonder uitzondering laten alle drie de onderzoeken zien dat allochtone ouders negatieve gevoelens hebben over de vrije en permissieve houding van ouders tegen de kinderen in de Nederlandse samenleving. Daarnaast nam Hermans (2002) interviews af om te achterhalen wat de

gevolgen zijn van deze houding van Marokkaanse ouders tegenover de Nederlandse manier van opvoeden. Door een onderzoeksgroep te kiezen van 70 respondenten, die onder andere verschillen in leeftijd, geslacht en rede van migratie, werd een gevarieerde en

gedifferentieerde onderzoeksgroep verkregen. De onderzoeksresultaten lieten zien dat Marokkaanse ouders de westerse samenleving als dreigend ervaren. Ze ervaren dreiging van ongodsdienstigheid, vrijheid en een gebrek aan respect. Veel respondenten uiten angst voor het ‘besmet’ raken van hun kinderen aan de westerse samenleving. Zij reageren hier op met wantrouwen en antagonisme naar de westerse samenleving.

Ervaring Jongeren

Ook jongeren van Nederlandse moslimgemeenschappen vragen zich af hoe de islamitische manier van leven gerijmd kan worden met de normen en waarden van de

Nederlandse samenleving. Deze jongeren geven aan weinig compassie, inlevingsvermogen en geduld van de ouders te ontvangen (Van den Brink, 2006). Zij voelen zich vaak niet begrepen door hun ouders wanneer zij vertellen over hun schoolse of andere dagelijkse

tijdsbestedingen, en andersom reageren leeftijdsgenoten vaak met onbegrip op de regels die thuis heersen (Wilton Park, 2006). Hierdoor voelen ze zich ‘thuis’ niet thuis, maar in de

(14)

westerse, moderne vrije samenleving evenmin, vooral als de samenleving zich naar hun gevoel ook afwijzend en discriminerend opstelt (Ersanilli, 2009).

Deze tegenstrijdige gevoelens kunnen van invloed zijn op de identiteitsvorming die centraal staat in de ontwikkelingsfase van jongeren (Erikson, 1968). Jongeren vormen in deze leeftijdsfase een identiteit waar veel verschillende omgevingsfactoren van invloed op zijn. Een identiteit wordt niet alleen bepaald door onze eigen keuzes, maar ontstaat ook in interactie met verschillende directe omgevingsfactoren zoals ouders, leeftijdsgenoten en school. Doordat de invloed van ouders niet rijmt met andere omgevingsfactoren kan dit van invloed zijn op een storing in de identiteitsvorming van de jongeren. Slootman en Tillie (2006) hebben de relatie tussen de identiteitsvorming van radicale jongeren en de kloof die jongeren ervaren onderzocht. Zij hebben diepte interviews gehouden met 24 radicaliserende jongeren, waarvan 12 jongeren uit de Hofstadgroep die het hele radicaliseringsproces hebben doorlopen. Van de gehele groep waren 16 van de jongeren hoogopgeleid en studeerde aan de Universiteit. Uit de interviews kwam naar voren dat religie een belangrijke redding en houvast is voor de jongeren, die met hun identiteit worstelen doordat zij in een kloof tussen hun ouders en de Nederlandse samenleving leven.

Daarnaast geven onderzoeken aan dat islamitische jongeren problemen ervaren met het naleven van de Islam door de kloof tussen hun ouders en de Nederlandse samenleving. De Koning (2008) en Pels, De Gruijter en Lahri (2008) deden onderzoek naar de mate van

ondersteuning van Moslim ouders bij de zoektocht naar een islamitische identiteit binnen de Nederlandse context. De Koning (2008) voerde een participerende observatie en

actieonderzoek uit met 223 2de generatie Marokkaanse jongeren tussen de 12 en 21 jaar. Pels

en collega’s (2008) hielden 10 groepsgesprekken met 84 Turkse en Marokkaanse jongeren tussen de 18 en 23 jaar. In beide onderzoeken geven de jongeren aan te weinig ondersteuning te ontvangen van hun ouders bij het toepassen van het islamitische geloof in de Nederlandse

(15)

context. Het gebrek aan ondersteuning uit zich vooral in de reactie van ouders op vragen over de Islam. De jongeren hebben last van de autoritaire communicatiepatronen en moeten

genoegen nemen met ‘Het is zo’. Daarbij geven de jongeren aan dat ouders vooral gericht zijn op het doorgeven van de traditionele cultuur in plaats van de religie.

In hiervoor genoemde onderzoeken is de samenstelling van de ondervraagde jongeren gevarieerd van weinig tot veel bezig zijn met het geloof. Demant (2005) en Buijs en collega’s (2005) hebben gericht onderzoek gedaan naar orthodoxe jongeren. Het onderzoek van

Demant (2005) is een kleinschalig onderzoek naar de identiteitsvorming van moslimjongeren. Hierin worden 27 streng gelovige Marokkaanse jongeren in drie groepsgesprekken

ondervraagd. De jongeren van 15 en 16 jaar geven voornamelijk aan dat zij opvolgen wat hun ouders meegeven. Oudere jongeren hebben zich meer uit persoonlijke overtuigingen verdiept in de Islam. Zij uiten dan ook kritiek op de houding van hun ouders, die minder praktiserend zijn. Volgens hen zijn de ouders onwetend en hebben in hun opvoeding alleen de

Marokkaanse cultuur meegegeven, in plaats van het islamitische geloof. Doordat de jongeren zichzelf een identiteit wilden aanmeten en hierbij onvoldoende hulp van zowel hun ouders als de Nederlandse samenleving krijgen, verdiepen zij zich uit eigen interesse in de Islam om zo een islamitische identiteit hebben. Ook het al eerder aangehaalde onderzoek van Buijs en collega’s (2005), naar de verdieping van orthodoxe en radicale varianten van islamitische jongeren, geeft een verklaring vanuit de onwetendheid en volgens de jongeren ongelovigheid van de ouders. Van de 22 jongeren geeft ruim de meerderheid aan dat de ouders te weinig tijd en waardering hebben voor het islamitische geloof. De jongeren geven aan zelf op zoek te gaan naar antwoorden over de Islam, omdat de ouders deze vragen niet kunnen beantwoorden.

Uit de bovenstaande gegevens valt op te maken dat er onder Marokkaanse ouders wantrouwen en antagonisme heerst tegenover de westerse samenleving. Door de negatieve houding van de ouders en de geslotenheid voor vragen over de Islam ervaren de Marokkaanse

(16)

jongeren problemen bij de vorming van hun identiteit. De orthodoxe islamitische jongeren geven zelfs aan kritiek te hebben op de onwetendheid en in hun ogen ongelovigheid van de ouders. Het heeft hun juist gemotiveerd om zich meer in de Islam te gaan verdiepen.

Discussie

In dit literatuuroverzicht is onderzocht of ouders invloed hebben op de

ontvankelijkheid van Marokkaanse radicaliserende moslim jongeren. Verwacht werd dat ouders een belangrijke rol hierin vervullen. Dit is gebaseerd op theorieën over de belangrijke invloed van ouders in de persoonlijke en identiteitsontwikkeling van jongeren

(Bronfenbrenner, 1986; Erikson, 1969)

De resultaten uit het huidige onderzoek ondersteunen deze hypothese deels. Allereerst kan er een algemeen beeld geschetst worden van de Marokkaanse stijl van opvoeden dat omschreven wordt als een autoritaire opvoedingsstijl. In deze opvoedingsstijl staat

conformiteit en morele gehoorzaamheid centraal. Dit uit zich door lage responsiviteit van de ouder, strenge controle en het stimuleren van gehoorzaamheid. Toch blijkt uit onderzoeken dat niet alleen etniciteit een voorspeller is voor de opvoedstijl van ouders. Ook

opleidingsniveau, mate van naleving van religie, aantal jaren van migratie en het acculturatie niveau zijn hierop van invloed. Het is belangrijk dat deze factoren meegenomen worden in het beeld over de opvoeding van Marokkaanse ouders. Dit laat zien dat er voorzichtige conclusies getrokken moeten worden wanneer er wordt gepraat over Marokkaanse opvoeding in het algemeen.

Binnen deze opvoedingsstijlen passen verschillende opvoedingsgedragingen. De autoritaire communicatie patronen en het meegeven van morele waarden binnen de islamitische opvoeding zijn allebei opvoedingsidealen die wellicht kunnen zorgen voor de ontvankelijkheid voor radicalisering. De autoritaire communicatiepatronen belemmeren de ontwikkeling van de autonomie, wat de oorzaak kan zijn voor onzekerheid van de jongeren en

(17)

wat de jongeren vervolgens gevoeliger kan maken voor groepsdruk en radicale overtuigingen. De morele opvoeding is van invloed op het eventueel versterken van radicaal gedrag en inadequaat reageren op morele verwijdering.

Daarnaast werd onderzocht of niet alleen opvoedingsgedragingen maar ook de kloof tussen de islamitische manier van opvoeden en de Nederlandse samenleving van invloed kan zijn op de ontvankelijkheid voor radicaliseren. Deze kloof zou in de weg kunnen staan voor de identiteitsontwikkeling van de jongeren. De onderzoeksresultaten ondersteunen het feit dat Marokkaanse ouders net als veel andere geïmmigreerde ouders een negatieve houding hebben tegenover de Nederlandse manier van omgang met kinderen. Veel Marokkaanse ouders houden zich hier dan ook afzijdig van en tonen wantrouwen en antagonisme naar de Westerse samenleving. Dit heeft als gevolg dat de jongeren daadwerkelijk in een kloof komen tussen hun negatieve houding van de ouders en de Nederlandse samenleving. Onderzoeken die zich richten op de identiteitsvorming van Marokkaanse jongeren concluderen dat de jongeren weinig steun ervaren en kritiek hebben op de onwetendheid en ongelovigheid van hun ouders. Zij zoeken vervolgens steun en verdieping in de islamitische religie.

Kortom, er zijn verschillende opvoedingsgedragingen die van invloed zouden kunnen zijn op de ontvankelijkheid voor radicaliseren. Belangrijk is dat er rekening wordt gehouden met het feit dat deze opvoedingsgedragingen niet voor alle Marokkaanse ouders gelden. Daarnaast zijn er aanwijzingen gevonden voor de negatieve effecten op de

identiteitsontwikkeling van jongeren door de kloof tussen ouders en Nederlandse samenleving op de ontvankelijkheid voor radicalisering. Zoals al eerder aangegeven bestaat er niet zo iets als ‘de radicale moslim’ en spelen veel factoren een rol op het proces hiervan. Gezegd kan worden dat de ouders wellicht bijdragen aan de ontvankelijkheid voor radicalisering, maar dat dit slechts een onderdeel is van vele andere factoren die hier ook een rol in spelen.

(18)

literatuuronderzoek geen empirisch onderzoek een getoetste relatie aantoont tussen de ouders en de jongeren op de ontvankelijkheid voor radicalisering. Doordat het onderzoeksveld nog relatief jong is en de onderzoeksgroep moeilijk te bereiken is, wordt de uitvoering van onderzoek op dit gebied beperkt. Daarnaast zorgt ook de gevoeligheid rondom dit onderwerp voor een extra uitdaging. Doordat er geen empirisch onderzoek naar is gedaan, zijn de verklaringen vooral gebaseerd op speculaties en is het belangrijk dat er voorzichtige conclusies getrokken worden.

De tweede beperking is de hoeveelheid kwalitatief onderzoek dat is gebruikt voor dit onderzoek. Het literatuuronderzoek is vooral opgebouwd uit semigestructureerde, diepte interviews en groepsgesprekken. Het voordeel van deze manier van kennis verwerven, is de openheid en flexibiliteit die ermee gepaard gaat. Daarbij krijgen de respondenten de kans om hun antwoorden te onderbouwen wat de onderzoeker vervolgens meer inzicht kan geven (Hak, 2004). Een nadeel van dit soort interviews is dat respondenten sommige situaties niet kunnen of willen verwoorden. Dit kan onder andere verklaard worden door het willen geven van sociaal wenselijke antwoorden. Ook tijdens de groepsgesprekken kan dit een belangrijke rol hebben gespeeld. De groepsdynamiek kan hier van invloed op zijn. Om de gegevens van de interviews te ondersteunen zou bijvoorbeeld meer observationeel onderzoek kunnen worden gedaan. Dit is een veel meer valide waarnemingsmethode dan via een individuele of groepssituatie (Hak, 2004).

Ondanks de beperkingen heeft het onderzoek een duidelijk beeld geschetst over de beschikbare literatuur omtrent dit onderwerp. Om een beter beeld te krijgen van de directe relatie tussen de rol van de ouder en de ontvankelijkheid voor radicalisering is

vervolgonderzoek nodig. Een suggestie voor vervolgonderzoek is het uitvoeren van

longitudinaal onderzoek. Dit type onderzoek is in staat veranderingen in de tijd te volgen en op die manier oorzakelijke verbanden tussen opvoeding en ontwikkeling na te gaan.

(19)

Met de beschikbare literatuur kan voorzichtig geconcludeerd worden dat de ouders één van de vele factoren zijn die een rol spelen in de ontvankelijkheid voor radicaliseren. Met dit gegeven kan dit onderzoek ondersteuning bieden voor implicaties in de praktijk. Hierbij kan gedacht worden aan interventies die ouders betrekken bij de maatschappij en

ondersteuning bieden de ontwikkeling van de kinderen zodat de kloof tussen hen minder groot wordt. Daarnaast dienen ouders hulp te krijgen bij het leren aangaan van gesprekken met de jongeren over onder andere het islamitisch geloof. Allochtonen ouders blijken minder in staat te lijken tot adequate vroeg signalering van problemen en hebben moeite om de weg te vinden naar de hulpverlening (Zwirs et al., 2006ab). Het is dan ook belangrijk dat niet alleen de ouders zelf aan de bel trekken voor hulp maar dat hulpverleners ook in de gaten houden waar hulp nodig is.

(20)

Literatuur

AIVD. (2016a). Uitreizigers, terugkeerders en thuisblijvers. Opgehaald van https://www.aivd.nl/onderwerpen/terrorisme/inhoud/dreiging/uitreizigers -terugkeerders-en-thuisblijvers

AIVD. (2016b). Jihadistische ideologie. Opgehaald van

https://www.aivd.nl/onderwerpen/terrorisme/inhoud/jihadistische-ideologie

Bandura, A. (2002). Selective moral disengagement, Journal of Moral Education, 31(2), 101 120. doi:10.1080/0305724022014322

Bandura, A. (2004). The role of selective moral disengagement in terrorism and

counterterrorism. American Psychological Association, 121-150. doi:10.1037/10621 -006

Bergema, R., & Koudijs, S. (2015). Nederlandse jihadisten in Syrië en Irak: Een analyse. Internationale Spectator, 69(10). Opgehaald van

https://www.internationalespectator.nl/pub/2015/10/nederlandse_jihadisten _in_syrie_en_irak/

Bornstein, M. H., Cote, L. R., Haynes, O. M., Hahn, C. S., & Park, Y. (2010). Parenting knowledge: Experiential and sociodemographic factors in European American mothers of young children. Developmental psychology, 46(6), 1677. doi:10.1037/a0020677

Borum, R. (2011). Radicalization into violent extremism I: A review of social science theories. Journal of Strategic Security, 4(4), 7-35.

Bronfenbrenner, U. (1986). Ecology of the family as a context for human development: Research perspectives. Developmental psychology, 22(6), 723.

(21)

Buijs, F. J., Demant, F., & Hamdy, A. (2006). Strijders van eigen bodem. Radicale en democratische moslims in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press.

De Koning, M. (2008). Zoeken naar een ‘zuivere’ islam. Geloofsbeleving en

identiteitsvorming van jonge Marokkaans-Nederlandse moslims. Amsterdam: Bert Bakker.

Deković, M., Gerris, J. R., & Janssens, J. M. (1991). Parental cognitions, parental behavior, and the child's understanding of the parent-child relationship. Merrill-Palmer Quarterly, 37(4), 523-541. Opgehaald van

http://www.jstor.org/stable/23087437?seq=1#fndtn-references_tab_contents

Demant, F. (2005). Islam is inspanning. De beleving van de islam en sekseverhoudingen bij Marokkaanse jongeren in Nederland. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Distelbrink, M. J., Geense, P., & Pels, T. (2005). Diversiteit in vaderschap: Chinese, Creools Surinaamse en Marokkaanse vaders in Nederland. Assen: Van Gorcum.

Distelbrink, M. & Hooghiemstra, E. (2005). Allochtone gezinnen. Feiten en cijfers. Den Haag: Nederlandse Gezinsraad.

Erikson, E. H. (1969). Identity: Youth and crisis. Norton.

Ersanilli, E. (2009). Identificatie van Turkse migrantenjongeren in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Migrantenstudies,1, 42-58. Opgehaald van https://www.researchgate.net /profile/Evelyn_Ersanilli/publication/228877437_Identificatie_van_Turkse

_migrantenjongeren_in_Nederland_Frankrijk_en_Duitsland/links /5698076b08ae1c42790538ae.pdf

Feddes, A. R., Nickolson, L., & Doosje, B. (2015). Triggerfactoren in het

(22)

Amsterdam. Opgehaald van https://pure.uva.nl/ws/files

/2636988/172573_triggerfactoren_in_het_radicaliseringsproces.pdf

Fleischmann, F., & Phalet, K. (2012). Integration and religiosity among the Turkish second generation in Europe: A comparative analysis across four capital cities. Ethnic and Racial Studies, 35(2), 320-341. doi:10.1080/01419870.2011.579138

Hak, T. (2004). Waarnemingsmethoden in kwalitatief onderzoek. Huisarts en wetenschap, 47(11), 205-212.

Hermans, P. (2002). Allochtone jongeren in het onderwijs: een multidisciplinair perspectief. Opvoeden in een ‘multiculturele’ samenleving. Opvattingen, idealen, praktijken en problemen van Marokkaanse ouders. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.

Horwath, J., Lees, J., Sidebotham, P., Higgins, J., & Imtiaz, A. (2008). Religion, beliefs and parenting practices. A descriptive study. Opgehaald van

http://equalityanddiversity.net/docs/faith-parenting-youth.pdf

Hughes, D., Smith, E.P., Stevenson, H.C., Rodriguez, J., Johnson, D.J., & Spicer, P. (2006). Parents’ethnic-racial socialization practices: A review of research and directions for future study. Developmental Psychology, 42(5), 747-770. doi:10.1037/0012

-1649.42.5.747

Kağitcibaşi, C. (2007). Family, self, and human development across countries. Theory and applications. Erlbaum Associates.

Ketner, S. (2008). Marokkaanse wortels, Nederlandse grond. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

Maccoby, E. E., & Martin, J. A. (1983). Socialization in the context of the family: Parent -child interaction. Handbook of child psychology, 4, 1-101.

(23)

Maliepaard, M., Gijsberts, M. (2012). Moslim in Nederland 2012. Sociaal en Cultureel Planbureau

NCTV. (2016). Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 41. Opgehaald van https://www.nctv.nl/binaries/samenvatting-dtn-41_tcm31-32602.pdf

Nijsten, C., & Pels, T. (2000). Opvoedingsdoelen. Opvoeding en integratie. Een vergelijkende studie van recente onderzoeken naar gezinsopvoeding en de pedagogische afstemming tussen gezin en school, 33-55. Assen: Van Gorcum.

Ogbu, J. U., & Simons, H. D. (1998). Voluntary and involuntary minorities: a cultural- ecological theory of school performance with some implications for

education. Anthropology & Education Quarterly, 29(2), 155-188. Opgehaald van http://www.jstor.org/stable/pdf/3196181.pdf

Pels, T. (1998). Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland. De creatie van een nieuw bestaan. Assen: Van Gorcum.

Pels, T. (2000). Opvoeding en integratie. Assen: Van Gorcum.

Pels, T., & De Haan, M. (2003). Continuity and change in Moroccan socialization. Utrecht, Verwey Jonker and Utrecht University.

Pels, T., Distelbrink, M., Postma, L. (2009). Opvoeding in de migratiecontext. Review van onderzoek naar de opvoeding in gezinnen van nieuwe Nederlanders. Opgehaald van http://www.mighealth.net/nl/images/6/6a/2009_Pels_opvoeding.pdf

Pels, T., & Gruijter, M. (2005). Vluchtelingengezinnen en Integratie. Opvoeding en

ondersteuning in Iraanse, Irakese, Somalische en Afghaanse gezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum.

(24)

Pels, T., de Gruijter, M., & Lahri, F. (2008). Jongeren en hun islam. In Jongeren

over hun ondersteuning als moslim in Nederland. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Pels, T., & de Ruyter, D. (2011). De relatie tussen opvoeding, socialisatie, ontwikkeling en radicalisering: overzicht van en hiaten in de beschikbare kennis. Pedagogiek, 31(2), 117-133. Opgehaald van http://www.ingentaconnect.com/contentone/aup/pedagog /2011/00000031/00000002/art00001?crawler=true

Pels, T., & Vollebergh, W. (2006). Diversiteit in opvoeding en ontwikkeling. Een overzicht van recent onderzoek in Nederland. Amsterdam: Aksant.

Phalet, K., & Andriessen, I. (2003). Acculturation, motivation and educational attainment: a contextual model of minority school achievement. Integrating immigrants in the Netherlands, 145-171.

Poortinga, N. C. C. (2008). Waarom Marokkaanse moslimjongeren wel radicaliseren en Turkse moslimjongen niet of nauwelijks (master thesis). Opgehaald van

http://dare.uva.nl/cgi/arno/show.cgi?fid=110761

Schmid, A. P. (2013). Radicalisation, de-radicalisation, counter-radicalisation: A conceptual discussion and literature review. ICCT Research Paper, 97

Slootman, M., & Tillie, J. (2006). Processen van radicalisering. Waarom sommige

Amsterdamse Moslims radicaal worden. Amsterdam: Gemeente Amsterdam/IMES.

Stevens, G., Vollebergh, W., Pels, T., & Crijnen, M. (2007). Parenting and Internalizing and Externalizing Problems in Moroccan Immigrant Youth in the Netherlands, Youth Adolescence, 36-685. doi:10.1007/s10964-006-9112-z

Timmerman, C., & Hermans, P. (2002). Allochtone jongeren in het onderwijs: een multidisciplinair perspectief. Antwerpen-Apeldorn: Garant.

(25)

Van Tubergen, F. (2003). Religieuze participatie en geloof van immigranten in

Nederland. Mens en Maatschappij, 78, 331-354. Opgehaald van

https://pure.rug.nl/ws/files/3014883/TubergenFvan-Religieuze-UU-2003.pdf

Van den Bos, K., Loseman, A., & Doosje, B. (2009). Waarom jongeren radicaliseren en sympathie krijgen voor terrorisme: Onrechtvaardigheid, onzekerheid en bedreigde groepen. Den Haag: WODC.

Van den Brink, G. (2006). Culturele contrasten: Het verhaal van de migranten in Rotterdam. Amsterdam: Bert Bakker.

Veldhuis, T., & Bakker, E. (2007). Causale factoren van radicalisering en hun onderlinge samenhang. Vrede en veiligheid, 36(4), 447-470. Opgehaald van http://www.clingendael.nl/sites/default/files/20071200_cscp_art_veldhuis.pdf Wiktorowicz, Q. (2004). Joining the cause: Al-Muhajiroun and radical Islam.

Paper presented at the Roots of Islamic Radicalism conference, Yale University, doi:10.1.1.689.7010

Wilton Park Conference. (2006). Towards a community-based approach to counterterrorism. Opgehaald van http://www.justitsministeriet.dk/sites/default/files/media

/Arbejdsomraader/Forskning/Forskningspuljen/2011/2007

/Home_grown_terrorism_and_Islamist_radicalisation_in_Europe_ _an_assessment_of_influencing_factors__2_.pdf

Wissink, I. B., Dekovic, M., & Meijer, A. M. (2006). Parenting behavior, quality of the parent-adolescent relationship, and adolescent functioning in four ethnic groups. The Journal of Early Adolescence, 26(2), 133-159.

(26)

Yildiz, A. (2014). De relatie tussen het gebruik van religie binnen de opvoeding en de sensitiviteit, opvoedingsstijlen, en-attitudes van tweede generatie Turkse moeders in Nederland (Master thesis). Opgehaald van

https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/24750

Zwirs, B.W.C., Burger, H., Buitelaar, J.K., & Schulpen, T.W.J. (2006a). Ethnic differences in parental detection of externalizing disorders. European Child & Adolescent

Psychiatry, 15, 418-426.

Zwirs, B.W.C., Burger, H., Schulpen, T.W.J., & Buitelaar, J.K. (2006b). Different treatment thresholds in non-Western children with behavioral problems. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 45, 476-483.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze brochure speelt in op deze nood en reikt ouders niet alleen de noodzakelijke achtergrondinformatie aan maar zegt ook welke stappen je als ouder van het kind dat gepest wordt

In tabel S wordt de relatie weergegeven tussen de afdoening door de OvJ en verdachten van verschillende etnische afkomst, zonder controle voor andere variabelen.. Er is

“Wat wil je dat ik voor je doe?” De blinde antwoordde Hem: “Heer, maak dat ik kan zien!” En Jezus sprak tot hem: “Ga, uw ge- loof heeft u genezen.” Bartimeüs kon terug zien

Zo werd er een samenhang gevonden tussen eigen schema’s en de subjectief ervaren opvoedstijl van de ouders, maar deze samenhang werd niet voor alle opvoedstijlen

Ouders stimuleren de ontwikkeling van kinderen niet alleen door uitleg geven en voordoen, maar ook door hen veel gelegenheid te geven om zélf met ideeën en oplossingen te

Van gesloten groepen ouders (waaronder gereformeerden) is bekend dat er laat hulpverlening wordt gevraagd en dat de problemen dan heftig zijn. Veel problemen worden niet naar

Er zijn verschillende vaders aanwezig binnen de Marokkaanse gezinnen en daarom is het noodzakelijk om het verschil te kunnen maken tussen de 1 ste generatie gezinnen (ouders

Een belangrijke doelstelling van een voorlichtingsbijeenkomst kan voor de lokale overheid en de politie zijn om te bevorderen dat ouders informatie met de autoriteiten delen