• No results found

Powerposing en sociale angst : het verband tussen powerposing en sociale angst bij sollicitatieprestatie en endocrinologische processen na een sollicitatiegesprek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Powerposing en sociale angst : het verband tussen powerposing en sociale angst bij sollicitatieprestatie en endocrinologische processen na een sollicitatiegesprek"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Powerposing en Sociale Angst:

Het Verband tussen Powerposing en Sociale Angst bij

Sollicitatieprestatie en Endocrinologische Processen na een

Sollicitatiegesprek

Joël L. Derks

Universiteit van Amsterdam, afdeling Klinische Psychologie

Begeleider: dr. Nexhmedin Morina Studentnummer: 10155880 Datum: 3 augustus 2015

(2)

Het Verband tussen Powerposing en Sociale Angst bij

Sollicitatieprestatie en Endocrinologische Processen na een

Sollicitatiegesprek

Joël L. Derks

Abstract

Eerder onderzoek toonde aan dat powerposing een positieve invloed heeft op sollicitatieprestatie en

endocrinologische processen (Carney, Cuddy, & Yap, 2010; Cuddy, Wilmuth, & Carney, 2012). Met powerposing wordt het aannemen van een open en expansieve houding bedoeld, die ervoor zorgt dat iemand zich

machtiger voelt. Powerposing zou een tijdsarme en goedkope interventie kunnen zijn voor mensen met sociale fobie. De huidige studie trachtte de bevindingen uit het onderzoek van Carney et al. (2010) en Cuddy et al. (2012) te repliceren. Verwacht werd dat powerposing voorafgaand aan een sollicitatiegesprek leidt tot een verbeterede sollicitatieprestatie, een toename in testosteron en een afname in cortisol. Daarnaast werd verwacht dat de invloed van powerposing op sollicitatieprestatie en endocrinologische processen afhankelijk is van de mate van sociale angst. Aangezien mensen met sociale angst een tekort aan macht ervaren, zouden zij meer kunnen profiteren van een verhoging van macht door powerposing. Deelnemers waren 91 psychologie- en psychobiologiestudenten aan de Universiteit van Amsterdam. Zij namen een expansieve en open houding of een gesloten en ingedoken houding aan voorafgaand aan een sollicitatiegesprek. Prestatie van het

sollicitatiegesprek werd beoordeeld door de deelnemers zelf en door twee beoordelaars. Cortisol en

testosteron werden voor en tweemaal na het sollicitatiegesprek gemeten. Sociale angst werd voorafgaand aan het onderzoek gemeten middels de SIAS-NL. Powerposing bleek, in strijd met de verwachting, geen invloed te hebben op sollicitatieprestatie en endocrinologische processen. Ook werd er geen verband tussen powerposing en sociale angst gevonden. Verschillen in cultuur en werkveld geven een mogelijke verklaring voor de

tegenstrijdige bevindingen die in het onderzoek naar powerposing opgedaan worden. Bovendien is het mogelijk dat de resultaten uit eerder onderzoek toevalsbevindingen waren. Op basis van dit onderzoek wordt er geen indicatie gezien voor het gebruik van powerposing als een hulpmiddel bij sociale fobie.

1. Introductie

Zowel in het dierenrijk als bij mensen wordt dominantie gebruikt om macht te verwerven. Onder dominantie wordt het gedrag verstaan dat wordt uitgevoerd om de eigen macht te vergroten, ongeacht de daadwerkelijke machtstoename door dit gedrag (Anderson & Kilduff, 2009). Er kan gedacht worden aan fysiek of verbaal geweld of dreigingen hiermee. Ook valt gedrag met de intentie om bij anderen in een beter daglicht te komen onder dominantie, bijvoorbeeld het prijzen van de eigen kwaliteiten, meningen en waarden en normen (Shaver, Segev, & Mikulincer, 2011). Volgens Schlenker (1980) refereren macht en dominantie naar de verticale hiërarchie die bestaat bij sociale relaties.

Macht is sterk verbonden met non-verbale communicatie (o.a. Cashdan, 1998; Henley, 1973). Mensen met macht nemen vaak expansieve en open houdingen aan. Een gesloten in elkaar gedoken houding straalt daarentegen onderdanigheid uit (o.a. Aries, Gold, & Weigel, 1983; Darwin, 1998; Hall, Coats, & LeBeau, 2005; Tiedens & Fragale, 2003, Weisfeld & Beresford, 1982). Recent onderzoek laat zien dat het aannemen van een hoge powerpose, een fysiek expansieve en open houding, leidt tot meer macht dan het aannemen van een lage powerpose, een fysiek ineengedoken en gesloten houding (Huang, Galinsky, Gruenfeld, & Guillory, 2010). Aan de hand van dit onderzoek kan gesteld worden dat het verband tussen macht en powerposes wederkerig is.

Macht geeft mensen in het dagelijks leven de nodige voordelen. Zo zorgt macht voor meer controle over materiële middelen en sociale situaties (Johnson, Leedom, & Muhtadie, 2012). Verder verwerven mensen met een dominante persoonlijkheid meer invloed in groepen doordat zij andere mensen laten denken dat zij meer competent zijn, hoewel zij dit in werkelijkheid niet hoeven te zijn (Anderson & Kilduff, 2009). Mensen met meer macht nemen meer initiatief en zoeken meer toenadering. Daarnaast worden ze gekenmerkt door

(3)

een positief affect (Galinsky, Gruenfeld, & Magee, 2003). Een tekort aan macht brengt daarentegen nadelen met zich mee. Mensen met weinig macht kampen in het dagelijks leven met sociaal geïnhibeerd gedrag, het nemen van weinig initiatief en een negatief affect (Keltner, Gruenfeld, & Anderson, 2003).

Ditzelfde wordt gevonden bij mensen met sociale angst (Emmelkamp, Ehring, & Powers, 2008; Allan & Gilbert, 1997; Aderka et al., 2012). Met sociale angst wordt de angst bedoeld waarbij mensen bang zijn om door anderen negatief beoordeeld te worden in een sociale situatie. Mensen met sociale fobie zijn sterk gefocust op hun fysieke en sociale voorkomen, doordat zij bang zijn dat anderen hen hier negatief op zullen beoordelen. Een te grote zelffocus leidt negatieve gedachten, veiligheidsgedrag en een slechtere

zelfbeoordeling in sociale situaties (Spurr & Stopa, 2003). Mensen met een sociale fobie ondervinden veel last van sociale angst, waardoor zij situaties die deze angst oproepen vermijden. Ze proberen zich in sociale situaties onopvallend op te stellen, zodat er geen negatieve aandacht op hen gericht kan worden. De sociale angst beperkt mensen met sociale fobie in het dagelijks functioneren en zorgt voor een grote lijdensdruk. De prevalentie van sociale fobie in Nederland wordt geschat op 4,8 procent (Acarturk, de Graaf, Van Straten, Ten Have, & Cuijpers, 2008). Daarnaast is er een aanzienlijke groep mensen die wel sociale angst ondervindt, maar niet voldoet aan de criteria van een sociale fobie (Emmelkamp, Ehring, & Powers, 2008).

Volgens Irons en Gilbert (2005) zijn mensen met sociale angst gepreoccupeerd met de onderlinge machtsverhouding in relaties. Kinderen die opgroeien in een onveilige omgeving leren eerder te focussen op de macht van anderen waardoor zij potentieel geschaad, vernederd of afgewezen kunnen worden. Doordat zij vaak inferieur zijn aan hun opvoeders zullen zij bij een confrontatie eerder vermijdend en onderdanig gedrag vertonen. Door deze leerervaring voelen zij zich vaak minder waard dan anderen en denken ze dat anderen op hen neerkijken. Deze zelfkritiek maakt dat ze de competitie met anderen niet aangaan, omdat ze ervan overtuigd zijn deze competitie te verliezen. Mensen met sociale angst voelen een te grote discrepantie tussen hoe ze zich zouden willen gedragen in een sociale situatie en hoe ze zich naar eigen inzicht gedragen en geloven niet de kracht te hebben om de discrepantie op te heffen (Spurr & Stopa, 2003). Hierdoor stellen ze zich onderdanig op en gaan zij de confrontatie uit de weg zodat de schade van degradatie in sociale status beperkt blijft (Liu, Chen, Tsai, Wu, & Hong, 2012).

Aangezien uit het onderzoek van Huang, Galinsky, Gruenfeld en Guillory (2010) is gebleken dat powerposing macht verhoogt, doet de vraag zich voor of powerposing macht van mensen met preklinische sociale angst tot een functioneel niveau kan brengen. Mensen met sociale angst hebben vaak moeite met situaties waarin zij sociaal geëvalueerd worden, zoals in een sollicitatiegesprek (Heimberg, Keller, & Peca-Baker, 1986). Sociaal angstige mensen rapporteren een groot aantal negatieve zelfstatements over een opkomende sollicitatie die een grote impact hebben op het functioneren (Keller, Heimberg, & Peca, 1984). Deze zelfstatements gaan over het niet kunnen beantwoorden van de vragen, slecht beoordeeld worden, de competitie voor de baan en minder gekwalificeerd zijn dan andere kandidaten. Zoals eerder genoemd

verklaren Irons en Gilbert (2005) deze negatieve gedachten over sociale competitie aan de hand van een tekort aan macht en zelfvertrouwen. Uit onderzoek is gebleken dat mensen met een sociale fobie doorgaans niet slechter presteren in sociale situaties, maar wel het gevoel hebben slechter te presteren (Rapee & Lim, 1992). Aangezien powerposing mensen meer macht lijkt te geven, zou powerposing sociaal angstige mensen het vertrouwen kunnen geven dat zij de confrontatie wel aankunnen, waardoor zij beter zouden kunnen functioneren tijdens een sollicitatiegesprek. Uit eerder onderzoek is tevens gebleken dat dominantie tijdens een sollicitatiegesprek de kans om aangenomen te worden vergroot (Tullar, 1989; Einhorn, 1981). Het aannemen van een rechte houding in vergelijking met een ineengedoken houding tijdens een

sollicitatiegesprek kan leiden tot meer zelfvertrouwen, een verlaging van negatieve stemming, het verhogen van positieve stemming, een verhoogde hoeveelheid spraak en een verlaagde zelffocus (Nair, Sagar, Sollers, Consedine, & Broadbent, 2015). Cuddy, Wilmuth en Carney (2012) onderzochten bij studenten de invloed van powerposing op sollicitatieprestatie, oftewel de mate waarin iemand presteert tijden een sollicitatiegesprek. Zij vonden dat het aannemen van een hoge powerpose voorafgaand aan een sollicitatiegesprek leidde tot een betere sollicitatieprestatie dan een lage powerpose. De houding die mensen tijdens het sollicitatiegesprek aanhielden bleek niet afhankelijk te zijn van de pose die zij eerder hadden aangenomen. De verbeterde sollicitatieprestatie was dus niet het resultaat van powerposing tijdens het gesprek. Powerposing vóór het

(4)

sollicitatiegesprek leidde tot een intrinsieke verandering, waardoor mensen beter gingen presteren tijdens het sollicitatiegesprek. Powerposing is een zeer simpele, makkelijk uitvoerbare, tijdsarme en kosteloze interventie en zou daarom voor mensen met veel sociale angst gemakkelijk inzetbaar zijn.

Powerposing zou middels de verhoging van macht kunnen leiden tot een aantal psychologische en gedragsmatige veranderingen, die de prestatie tijdens een stressvolle sociale situatie, zoals een

sollicitatiegesprek, kunnen verbeteren. Ten eerste versterkt macht cognitieve verwerking en doelgericht gedrag, waardoor een persoon intelligenter over komt (Guinote, 2007; Smith, Dijksterhuis, & Wigboldus, 2008; Smith, Jostmann, Galinsky, & van Dijk, 2008). Ten tweede zijn machtige personen positiever en optimistischer en meer toenaderingsgericht, waardoor ze meer enthousiasme uit zouden stralen (Anderson & Berdahl, 2002; Anderson & Galinsky, 2006; Keltner, Gruenfeld, & Anderson, 2003). Tenslotte wekt een sollicitatiegesprek veel stress en angst op, wat leidt tot een slechtere sollicitatieprestatie (Daly, Vangelisti, & Lawrence, 1989). Macht vermindert angst en zelf-gerapporteerde stress (van Honk et al., 1999), waardoor het een positieve invloed kan hebben op sollicitatieprestatie.

Stress wordt op endocrinologisch niveau vaak gemeten aan de hand van het stresshormoon cortisol. Een stressvolle sociale situatie zoals een sollicitatiegesprek zorgt voor een toename van cortisol (Bedgood, Boggiano, & Turan, 2014; Kudielka, Hellhammer, Kirschbaum, Harmon-Jones, & Winkielman, 2007; Schoofs & Wolf, 2011). Deze toename is groter bij mensen met sociale angst (Condren, O'Neill, Ryan, Barrett, & Thakore, 2002) en blijkt voorspellend te zijn voor een toename in sociale vermijding tijdens een sollicitatiegesprek (Roelofs et al., 2009). Het competitieaspect van een sollicitatiegesprek zorgt ervoor dat ook testosteron verhoogd wordt (Bedgood, et al., 2014; Lennartsson, Kushnir, Bergquist, & Jonsdottir, 2012). Testosteron is gerelateerd aan een adaptieve manier van omgaan met competitie (Carney et al., 2010) en wordt ook wel het dominantiehormoon genoemd (o.a. Ehrenkranz, Bliss, & Sheard, 1974; Mazur & Booth, 1998). Een laag testosteronniveau wordt daarentegen gerelateerd aan onderdanigheid (Schultheiss et al., 2005). Sociaal angstige mensen laten een sterke daling in testosteron zien na verlies van competitie (Maner, Miller, Schmidt, & Eckel, 2008). Dit wordt niet gevonden bij mensen zonder sociale angst. Het endocrinologische profiel van machtige mensen en onderdanige mensen is te onderscheiden in de mate van cortisol en testosteron, waar bij machtige mensen veel testosteron en weinig cortisol wordt gevonden (Carney et al., 2010). Dit profiel is karakteristiek voor effectief leiderschap en een betere prestatie in competitieve situaties (Sherman et al., 2012; Mehta, Jones, & Josephs, 2008; Mehta & Josephs, 2010) en lijkt ook gunstig bij een sollicitatie.

Onderzoek van Carney et al. (2010) laat zien dat powerposing zorgt voor een afname van cortisol en toename van testosteron, een verhouding die aansluit bij het eerder genoemde machtige profiel. De

cortisolverhoging door een stressvolle evaluatietaak zou verminderd kunnen worden door te powerposen voorafgaand aan deze taak. Powerposing kan dienen als een buffer voor de stress die een sollicitatiegesprek oproept. Aangezien mensen met sociale angst een sterkere verhoging in cortisol laten zien als reactie op een sollicitatiegesprek, zouden zij goed kunnen profiteren van de cortisolverlagende effecten van powerposing. Een te hoog testosteronniveau heeft echter een keerzijde. Zo is namelijk gebleken dat een zeer hoog

testosteronniveau kan leiden tot stelen, vals spelen en verkeersovertredingen (Yap, Wazlawek, Lucas, Cuddy, & Carney, 2013). Bovendien komt een te hoog testosteronniveau de dynamiek in een sollicitatiegesprek niet ten goede (Cuddy, Wilmuth, Yap, & Carney, 2015; Tullar, 1989). Gezien mensen met sociale angst een tekort hebben aan dominantie zou een verhoging van testosteron kunnen leiden tot een functioneler machtsprofiel, dat niet doorschiet naar een te hoog testosteronniveau. Mogelijk kan powerposing het cortisol- en

testosteronniveau van sociaal angstige mensen naar een functioneel niveau brengen. De bevindingen van Carney et al. (2010) konden niet gerepliceerd worden in een recent gepubliceerd onderzoek van Ranehill, Dreber, Johannesson, Leiberg, Sul en Weber (2015), dat gelijktijdig met het huidige onderzoek werd uitgevoerd.

Samengevat laten de onderzoeken van Carney et al. (2010) en Cuddy et al. (2012) zien dat powerposing leidt tot een betere sollicitatieprestatie, een verhoging van testosteron en een verlaging van cortisol. Volgens het onderzoek van Ranehill et al. (2015) heeft powerposing echter geen invloed op

endocrinologische processen. Gezien het beperkte aantal onderzoeken op het gebied van powerposing werd in deze studie getracht om de resultaten van Carney et al. (2010) en Cuddy et al. (2012) te repliceren. Aan de

(5)

hand van de bestaande literatuur werden drie hypothesen opgesteld. De eerste hypothese veronderstelt dat powerposing voorafgaand aan een sollicitatiegesprek een positieve invloed heeft op sollicitatieprestatie. De tweede hypothese stelt dat powerposing voorafgaand aan een sollicitatiegesprek leidt tot een toename van testosteron en een afname van cortisol na een sollicitatiegesprek. De derde hypothese stelt dat sociale angst een positieve invloed heeft op het effect van powerposing op sollicitatieprestatie en op endocrinologische processen. Doordat mensen met sociale angst in het dagelijks leven weinig macht hebben kunnen zij mogelijk meer profiteren van de machtsverhogende effecten van powerposing.

Aangezien de huidige studie bevindingen van zowel Cuddy et al. (2012) als bevindingen van Carney et al. (2010) beoogde te repliceren, werden onderdelen van beide onderzoeken verwerkt in de huidige studie. In het huidige onderzoek werden voorafgaand aan een sollicitatiegesprek twee hoge of twee lage powerposes aangenomen. Het sollicitatiegesprek werd gehouden in de vorm van een aangepaste versie van de Trier Social Stress Task (TSST; Kirschbaum, Pirke, & Hellhammer, 1993). Speekselconcentratie van cortisol en testosteron werd op drie meetmomenten gemeten, namelijk voor de powerposes, direct na het sollicitatiegesprek en 17 minuten na het sollicitatiegesprek. Sollicitatieprestatie werd bepaald aan de hand van zelfbeoordeling en beoordeling door twee dubbelblinde beoordelaars van de aangepaste TSST op de Nederlandse versie van de Public Speaking Rating Scale (PSRS-NL; Morina, 2011) en drie schalen uit het onderzoek van Cuddy et al. (2012). Sociale angst werd voorafgaand aan het onderzoek gemeten middels de Nederlandse versie van de Social Interaction Anxiety Scale (SIAS-NL; de Beurs & Scholing, 1999).

Verwacht werd dat hoge powerposes voorafgaand aan de aangepaste TSST zouden leiden tot een hogere zelfbeoordeling en beoordelaarsbeoordeling op de PSRS-NL en de schalen van Cuddy et al. (2012) dan lage powerposes. Ook werd verwacht dat hoge powerposes voorafgaand aan de aangepaste TSST zouden leiden tot een verlaging van cortisolniveau en een verhoging van testosteronniveau na de aangepaste TSST in vergelijking met lage powerposes. Verder werd verwacht dat een hogere score op de SIAS-NL samenhangt met een positievere invloed van powerposing op zelfbeoordeling en beoordelaarsbeoordeling op de PSRS-NL en de schalen van Cuddy et al. (2012). Ook werd verwacht dat een hogere score op de SIAS-NL samenhangt met een afname van cortisol door powerposing en een toename van testosteron door powerposing.

2. Methode

2.1 Deelnemers

Een initiële poweranalyse gebaseerd op de gemiddelde effectgrootte in het onderzoek van Cuddy et al. (2012; ηp2=0.117, power = 0.8, α = .05) indiceerde een steekproefgrootte van 86 deelnemers. Aan het onderzoek

deden uiteindelijk 91 bachelor psychologie- en psychobiologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam mee. Als exclusiecriteria gold het gebruik van psychofarmaca, cardiovasculaire medicatie, antihistaminica en endocrinologische middelen (zoals glucocorticoïden en anabole steroïden), met uitzondering van anticonceptie. Onder de deelnemers waren 18 mannen en 73 vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 20.13 jaar (SD = 3.15). De gemiddelde SIAS-NL score was 15.75 (SD=11.57) en 18 deelnemers, waaronder 1 man en 17 vrouwen, vielen boven de cutoffscore van sociale fobie. Deelnemers werden benaderd via de studentenmail en de site voor psychologisch onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (www.lab.uva.nl). Met deelname aan het onderzoek verdienden studenten proefpersoonpunten die zij in het kader van hun studie dienen te

behalen. De deelnemers werden aan de hand van hun score op de SIAS-NL gecounterbalanceerd over een hoge en een lage powerpose conditie, waarbij de mediaan werd gebruikt om een scheiding te maken tussen hoog en laag angstige mensen. Deze scheiding lag tussen een score van 17 en 18 op de SIAS-NL en werd alleen gebruikt om sociale angst gelijk over de condities te verdelen.

Voor de cortisolanalyses werden 39 van de 91 deelnemers meegenomen. De cortisolmetingen bleken niet reactief voor de aangepaste TSST, wat in strijd is met een grote hoeveelheid eerder onderzoek (o.a. Kudielka, Hellhammer, Kirschbaum, Harmon-Jones, & Winkielman, 2007). Dit maakte dat de hypothese met betrekking tot endocrinologische processen niet naar behoren getest kon worden. Vanuit financiële

(6)

overwegingen is gekozen om het cortisolniveau van slechts een deel van de deelnemer te analyseren en het analyseren van testosteron achterwege te laten.

2.2 Onderzoeksopzet

Dit onderzoek heeft een gemengde onderzoeksopzet gebruikt. De twee onafhankelijke variabelen powerposing en sociale angst waren tussen proefpersonen variabelen. De afhankelijk variabele sollicitatieprestatie werd gemeten tussen proefpersonen en de afhankelijke variabele hormoonniveau werd gemeten binnen proefpersonen.

2.3 Materiaal

2.3.1 Powerposing (Carney et al., 2010)

Powerposing werd gemanipuleerd door het aannemen van twee lage of hoge powerposes, voor beide condities één zittende en één staande powerpose. Deze powerposes werden overgenomen uit het onderzoek van Carney et al. (2010) en worden afgebeeld in Appendix A. De lage powerposes zijn ingedoken en gesloten en de hoge powerposes zijn open en expansief. Beide poses werden één minuut vastgehouden, waarbij begonnen werd met de zittende pose. De staande powerpose werd een additionele vijf minuten aangehouden tijdens het voorbereiden van de aangepaste TSST. In totaal werden de powerposes zeven minuten aangenomen.

Deelnemers werden in de juiste positie gebracht door concrete instructies van de proefleider. 2.3.2 Nederlandse versie van de Social Interaction Anxiety Scale (SIAS-NL; de Beurs, & Scholing, 1999) De Nederlandse versie van de Social Interaction Anxiety Scale (SIAS-NL; de Beurs, & Scholing, 1999) werd gebruikt om sociale angst te meten, waarbij een hoge score op de SIAS-NL staat voor een hoge mate van sociale angst. De SIAS-NL bevat 20 items die de mate van angst en vermijding in sociale situaties meet. Deze items worden gescoord op een vijfpunts Likertschaal van 0 tot 4, waarbij 0 staat voor “helemaal niet van toepassing” en 4 staat voor “helemaal van toepassing”. Een voorbeeld van een item uit de SIAS-NL is “Ik raak gespannen als ik een kennis op straat tegenkom”. Cutoffscores voor sociale fobie zijn vastgesteld in een Nederlandse populatie. De cutoffscore ligt voor mannen tussen de 21 en 22 en voor vrouwen tussen de 25 en 26 (de Beurs, Tielen, & Wollmann, 2014). De SIAS-NL is een goed gevalideerde en betrouwbare vragenlijst gebleken (de Beurs, Tielen, & Wollmann, 2014).

2.3.3 Aangepaste Trier Social Stress Task (Cuddy et al., 2012).

Het sollicitatiegesprek werd gehouden in de vorm van een aangepaste versie van de Trier Social Stress Task (TSST, Kirschbaum, Pirke, & Hellhammer, 1993), zoals deze gebruikt werd in de studie van Cuddy et al. (2012). De originele TSST is een betrouwbare taak die bij mensen door middel van sociale evaluatie stress opwekt (Kudielka, Hellhammer, Kirschbaum, Harmon-Jones, & Winkielman, 2007). De TSST leidt doorgaans tot een twee- tot viervoudige verhoging van cortisol in het speeksel bij 70 tot 85 procent van de mensen (Dickerson & Kemeny, 2004; Kudielka, Bellingrath, & Hellhammer, 2007; Kirschbaum, Pirke, & Hellhammer, 1993). De aangepaste TSST werd uitgevoerd aan de hand van het in Appendix B beschreven protocol. Deelnemers kregen de instructie een droombaan te kiezen waarvoor zij zouden willen solliciteren. Ze kregen eerst vijf minuten voorbereidingstijd en dienden daarna vijf minuten voor twee beoordelaars, waaronder de proefleider, te motiveren waarom zij geschikt zouden zijn voor de gekozen droombaan. De beoordelaars behielden tijdens de sollicitatie een neutrale gezichtsuitdrukking. De deelnemers werden zichtbaar gefilmd en er expliciet op gewezen dat het filmmateriaal later door twee andere dubbelblinde beoordelaars beoordeeld zou worden. Als de deelnemer voor de vijf minuten stopte met spreken dan werd de deelnemer middels standaard zinnen driemaal aangemoedigd om door te gaan met spreken. Indien de deelnemer na de derde aanmoediging nogmaals stilviel, werd de speech voortijdig afgebroken.

2.3.4 Nederlandse versie van de Public Speaking Rating Scale (PSRS-NL; Morina, 2011)

Sollicitatieprestatie werd gemeten aan de hand van de PSRS-NL, de Nederlandse vertaling van de PSRS (Rapee & Lim, 1992). De PSRS-NL is een zelfboordelingsvragenlijst die bestaat uit 20 items. Deze items dienen

(7)

beantwoord te worden op een vijfpuntsschaal waarbij 0 staat voor “niet” en 4 voor “heel veel”. Een hoge score op de SIAS-NL staat voor een betere sollicitatieprestatie. De vragenlijst kan onderverdeeld worden in een globale schaal van 6 items, een specifieke schaal van 14 items en een totale schaal met alle items. De globale schaal bevat items over de algemene indruk die gemaakt werd zoals “Ik hield het publiek geïnteresseerd”. De specifieke schaal bevat items met betrekking tot specifiek gedrag, bijvoorbeeld “Ik bloosde”. Het item “Ik had contact met de camera” werd uitgesloten aangezien er bij de aangepaste TSST geen instructies werden gegeven over het kijken in de camera. Negentien items werden meegenomen in de analyses. Hoewel er nog geen psychometrische kenmerken bekend zijn van de PSRS-NL, is de PSRS een gevalideerd en betrouwbaar instrument gebleken (Rapee & Lim). De PSRS-NL liet in dit onderzoek op alle schalen een hoge interne consistentie zien, met een Chronbachs alpha van .92 voor de totale schaal.

Sollicitatieprestatie werd daarnaast gemeten aan de hand van een aangepaste versie van de PSRS-NL voor twee getrainde dubbelblinde beoordelaars. Voor deze beoordelaarsversie van de PSRS-NL werden drie specifieke items wegegelaten aangezien deze voor de beoordelaars moeilijk te scoren waren, namelijk de items “De deelnemer had zenuwtrekken in zijn gezicht”, “De deelnemer bloosde” en “De deelnemer zweette”. Ook het item “De deelnemer had contact met de camera” werd uitgesloten van de analyses, waardoor in totaal 16 items meegenomen werden in de analyses. De beoordelaarsversie van de PSRS-NL liet ook een hoge interne consistentie zien, met een Chronbach’s alpha van .93 voor de totale schaal. De

tussenbeoordelaarsbetrouwbaarheid was hoog met een Chronbach’s alpha van .85 voor de totale schaal. 2.3.5 Algehele speechkwaliteit, huurbaarheid en prestentatiekwaliteit (Cuddy et al., 2012)

Cuddy et al. (2012) gebruikten in hun onderzoek geen gevalideerde vragenlijst om sollicitatieprestatie te meten, maar drie door hen samengestelde schalen. Deze schalen werden tevens in het huidige onderzoek afgenomen. De Nederlands vertaalde versies van de drie schalen, algehele speechkwaliteit, huurbaarheid en prestentatiekwaliteit, werden gescoord door twee getrainde dubbelblinde beoordelaars. Algehele

speechkwaliteit werd bepaald middels het item “Over het algemeen, hoe goed vond je de speech?” op een zevenpuntsschaal waarbij 1 “verschrikkelijk” en 7 “geweldig” representeert. Huurbaarheid werd gemeten door het item “Vind je dat deze deelnemer de baan zou moeten krijgen?” op een driepuntsschaal, waarbij 1 “nee”, 2 “misschien” en 3 “Ja” representeert. Presentatiekwaliteit werd gemeten aan de hand van 4 items, waaronder het item “In welke mate leek de deelnemer zelfverzekerd?”. Deze items werden gescoord op een

zevenpuntsschaal waarbij 1 staat voor “Helemaal niet” en 7 voor “Extreem”. Er is vrijwel niks bekend over de psychometrische eigenschappen van bovengenoemde items. In het huidige onderzoek was de interne consistentie van presentatiekwaliteit hoog met een Chronbach’s alpha van .93. De

tussenbeoordelaarsbetrouwbaarheid voor prestatiekwaliteit was hoog met een Chronbach’s alpha van .85. Speechkwaliteit en huurbaarheid lieten een voldoende tussenbeoordelaarsbetrouwbaarheid zien met respectievelijk een Cronbach’s alpha van .79 en .76.

2.3.6 Cortisol- en Testosteronniveau

Cortisolniveau werd bepaald door analyse van speeksel middels een zeer sensitieve immunassaytest in het lab van de Universiteit van Amsterdam zoals omschreven in Westermann, Demir en Herbst (2004). Zoals eerder aangegeven werd er afgezien van de analyse van testosteron, aangezien de cortisolanalyses geen reactiviteit voor de aangepaste TSST lieten zien. Speeksel werd afgenomen volgens een vastgesteld protocol, waarbij deelnemers bij elke meting driemaal gedurende drie minuten in een reageerbuisje spugen. Hormoonmeting 1, de baselinemeting, werd afgenomen na 30 minuten rust. Deze rustperiode werd ingesteld zodat stressvolle of inspannende situaties direct voorafgaand aan het onderzoek een minimale invloed zouden hebben op de hormoonmetingen (Kudielka, Hellhammer, Kirschbaum, Harmon-Jones, & Winkielman, 2007). Hormoonmeting 2 werd direct na afloop van de aangepaste TSST afgenomen en hormoonmeting 3 werd gemiddeld 16.92 minuten (SD = 1.06) na de afloop van de aangepaste TSST afgenomen. De reageerbuisjes werden op het einde van elke testdag ingevroren om hormoonafbraak tegen te gaan.

Speekselafname vond plaatst tussen twaalf uur ‘s middags en zes uur ‘s avonds om de invloed van hormoonschommeling gedurende de dag te minimaliseren (Dickerson & Kemeny, 2004). Deelnemers kregen

(8)

via de mail de opdracht anderhalf uur voor aanvang van het onderzoek, dus twee uur voor de eerste

hormoonmeting, niet te roken en geen koffie en alcohol te drinken. Tijdens het onderzoek werd niet gegeten en minimaal vijf minuten voor elke hormoonmeting werd niet gedronken.

Cortisolmeting via speekselafname is een betrouwbare en valide afspiegeling van cortisol in het bloed gebleken (Kirschbaum & Hellhammer, 1994). Mits rekening wordt gehouden met het tijdstip, zijn ook

testosteronmetingen door middel van speekselafname betrouwbaar gebleken (Dabbs, 1990). De validiteit van de testosteronmetingen is sterk afhankelijk van de manier waarop het speeksel wordt afgenomen. Zo blijkt het innemen van een suikervrije kauwgom te leiden tot een toename van testosteron in het speeksel (Granger, Shirtcliff, Booth, Kivlighan, & Schwartz, 2004). Daarom werd afgeweken van het design van Carney et al. (2010), waarin wel kauwgom werd gebruikt.

2.3.7 Gezondheidsvragenlijst en manipulatiechecks

De gezondheidsvragenlijst werd ontworpen voor het verzamelen van gegevens over sekse, leeftijd, rookstatus, anticonceptiegebruik, algehele gezondheid en dagelijkse gezondheidsgewoonten.

Enkele aanvullende items werden afgenomen ter controle van de manipulatie. Er werd gevraagd naar het zelfervaren gevoel van dominantie (“Ik voel me dominant”) en macht (“Ik voel me krachtig/machtig”) na de aangepaste TSST, de mate waarin het aannemen van de powerposes natuurlijk aanvoelden (“In hoeverre voelde de houding die je tijdens het kijken van de powerpoint aan moest nemen voor jou natuurlijk?”), de mate van stress gedurende het voorbereiden van de aangepaste TSST (“Tijdens het voorbereiden van de speech was ik zenuwachtig”) en tijdens de aangepaste TSST (“Het geven van de speech riep bij mij stress op”). Deze items werden door de deelnemers beoordeeld op een vijfpuntsschaal waarbij 1 stond voor “helemaal niet” en 5 voor “heel erg”. Ook werd nervositeit (“In welke mate voelt u zich op dit moment nerveus”) en angst (“In welke mate voelt u zich op dit moment angstig”) direct voor en na de aangepaste TSST gemeten op een vijfpuntsschaal waarbij 1 stond voor “Nauwelijks of helemaal niet” en 5 voor “In sterke mate”. Ook werd middels een vijfpuntsschaal gevraagd naar presenteerervaring (“Ik heb ervaring met presenteren”).

Overigens werd de beoordelaars gevraagd om de houding van de deelnemers tijdens de aangepaste TSST te beoordelen, om te achterhalen of powerposing niet de houding tijdens de aangepaste TSST en daarmee de beoordeling van de PSRS-NL beïnvloedde.

2.4 Procedure

De deelnemer kreeg van de proefleider, een masterstudent klinische psychologie, de informatiebrochure en het informed consent te lezen. Na het tekenen van het informed consent werd de deelnemer gevraagd een vragenlijst (gezondheidsvragenlijst) op de laptop in te vullen. Vervolgens werd geoefend met het afnemen van een hormoonmeting, onder begeleiding van de proefleider. Dit gebeurde volgens protocol zoals omschreven in Appendix B. Wanneer de hormoonmeting naar behoren was uitgevoerd werd de deelnemer gevraagd een boek of tijdschrift te lezen, totdat er vanaf binnenkomst van de deelnemer een half uur voorbij was. Vervolgens werd de deelnemer verteld dat het doel van het onderzoek was om de invloed van lichaamshoudingen op fysiologische maten te meten. Door een fictieve hartslagmeting uit te voeren werd getracht de deelnemer af te leiden van het feit dat er alleen hormonen gemeten werden, aangezien hormonen gemakkelijk in verband kunnen worden gebracht met stress gerelateerd onderzoek. Daarna werd de eerste hormoonmeting en een fictieve hartslagmeting uitgevoerd. Vervolgens gaf de proefleider mondeling de instructies zoals beschreven in Appendix B tot het aannemen van de hoge of lage powerpose, afhankelijk van de conditie waarin de deelnemer zich bevond. De proefleider demonstreerde de houding en corrigeerde de deelnemer indien nodig. De

deelnemer werd gevraagd de houding één minuut vast te houden, terwijl gekeken werd naar landschappen op een laptopscherm. De proefleider verliet de ruimte en kwam na één minuut terug met de instructies voor de tweede houding, die vervolgens ook één minuut vastgehouden werd. Daarna werd de aangepaste TSST uitgelegd zoals beschreven in Appendix B. De deelnemer werd gevraagd zich in vijf minuten voor te bereiden op een sollicitatiegesprek, waarbij de deelnemer vijf minuten lang voor twee ervaren beoordelaars en een videocamera diende te motiveren waarom hij of zij geschikt denkt te zijn voor een zelfgekozen droombaan. Tijdens deze voorbereiding bleef de deelnemer in de laatste houding staan en de proefleider verliet wederom

(9)

de kamer. Na vijf minuten kwam de proefleider terug om de camera klaar te zetten, waar de deelnemer in een zelfgekozen houding voor mocht gaan staan. Vervolgens haalde de proefeider de andere beoordelaar. Deze stelde zich voor aan de deelnemer en de proefleider gaf aan dat de deelnemer kon starten met zijn of haar motivatie. Na vijf minuten gaf de proefleider aan dat de deelnemer kon stoppen, wat het einde van de

aangepaste TSST betekende. De tweede beoordelaar verliet de kamer en de deelnemer werd gevraagd om een tweede hormoonmeting af te nemen. Vervolgens vulde de deelnemer enkele vragenlijsten in (de PSRS-NL, de schalen van Cuddy et al. (2012) en de manipulatiechecks). Vervolgens werd een vermijdings-toenaderingsstaak afgenomen, die in dit onderzoek buiten beschouwing wordt gelaten. Zeventien minuten na het eindigen van de aangepaste TSST werd de derde hormoonmeting afgenomen. Tenslotte werd de deelnemer mondeling

gevraagd of hij of zij het doel van het onderzoek wist en hoe hij of zij het onderzoek ervaren had. De deelnemers ontvingen een schriftelijke debriefing. Het gehele onderzoek duurde ongeveer 85 minuten.

2.5 Statistische analyses

Middels enkele t-testen en Chi-kwadraattoetsen werd gekeken of de powerposecondities op voorhand van elkaar verschilden. Om de eerste hypothese te toetsen werden twee Multivariate Analysis of Variances (MANOVA’s) uitgevoerd. De eerste MANOVA testte de invloed van powerposing op de zelfbeoordeling en beoordelaarsbeoordeling van de drie schalen van de PSRS-NL te toetsen. De tweede MANOVA testte de invloed van powerposing op de drie schalen van Cuddy et al. (2012). De tweede hypothese werd getoetst aan de hand van een gemengd design Analysis of Variance (ANOVA). Om de invloed van powerposing op de drie

meetmomenten van cortisolniveau te meten werd er gekeken naar de tweewegsinteractie tussen meetmoment en powerposing. De derde hypothese met betrekking tot sollicitatieprestatie werd getoetst middels twee Multivariate Analysis of Covariances (MANCOVA’s), met sociale angst als covariaat. Ook werden drie MANOVA’s uitgevoerd waarvoor de deelnemers ingedeeld werden in een lage en hoge sociale-angstgroep, waarbij de gemiddelde SIAS-score van 15.75 als cutoffscore werd gebruikt. Sociale angst en powerposing werden ingevoerd als onafhankelijke variabelen en de zelfbeoordeling en beoordelaarsbeoordeling van de drie schalen van de PSRS-NL en de drie schalen van Cuddy et al. (2012) als afhankelijke variabelen. De derde hypothese met betrekking tot cortisol werd getoetst middels een gemengd design ANCOVA, met meetmoment als binnen proefpersonen factor, powerposes als tussen proefpersonen factor en sociale angst als covariaat. Tenslotte werd ook een herhaalde metingen ANOVA uitgevoerd. Hiervoor werden deelnemers wederom ingedeeld in een lage of hoge sociale-angstgroep. Er werd gekeken naar de driewegsinteractie tussen powerposing, meetmoment en sociale angst.

3. Resultaten

3.1 Standaardisatie

Om te achterhalen of de lage en de hoge powerposeconditie voorafgaand aan de manipulatie van elkaar verschilden werden enkele t-testen uitgevoerd. De twee powerposecondities bleken niet te verschillen in leeftijd, presenteerervaring en sociale angst. Middels Chi-kwadraat testen werd vastgesteld dat sekse naar verhouding gelijk verdeeld was over de condities.

Vijf t-testen werden uitgevoerd om te toetsten of de hoge en lage powerposeconditie van elkaar verschilden in het gevoel van macht en dominantie, de mate waarin de powerpose natuurlijk aanvoelde en de mate van ervaren stress tijdens het voorbereiden en uitvoeren van de TSST. Er bleken geen verschillen te zijn tussen condities voor alle vijf de items. In tabel 1 zijn de gemiddelde waarden en standaardafwijkingen te zien.

(10)

Tabel 1

Gemiddelde Scores (M), Standaardafwijkingen (SD) en Aantal Deelnemers (n) van de Vijf Manipulatiechecks per Powerposeconditie en in de Totaal Steekproef

Items afgenomen na afloop van de TSST

Lage powerpose Hoge powerpose Totaal

M SD n M SD n M SD N

Gevoel van dominantie 1.76 0.97 46 1.69 0.76 45 1.73 0.87 91

Gevoel van macht 1.96 1.01 46 1.98 1.01 45 1.97 1.01 91

Stress tijdens voorbereiding

aangepaste TSST 2.26 1.18 46 2.24 0.96 45 2.25 1.07 91

Stress tijdens aangepaste TSST 2.93 1.27 46 3.00 1.19 45 2.97 1.22 91 Mate van natuurlijkheid van

powerposes 2.02 1.06 46 1.91 0.97 45 1.97 1.02 91

Noot. TSST = Trier Social Stress Task

De mate van nervositeit en angst voor en na de aangepaste TSST werd getoetst aan de hand van twee herhaalde metingen ANOVA’s. Bij nervositeit was er een hoofdeffect voor meetmoment, F(1,89)=74.98, p <.001. Nervositeit was hoger na de aangepaste TSST (M=2.21, SD=1.06) dan voor de aangepaste TSST (M=1.21, SD=0.48). Er was ook een hoofdeffect van meetmoment bij angst F(1,89)=74.98, p <.001. Angst was hoger na de aangepaste TSST (M=1.26, SD=0.61) dan voor de aangepaste TSST (M=1.04, SD=0.21). Het verschil tussen de voor en nameting was voor zowel nervositeit als angst hetzelfde in de hoge en lage powerposeconditie.

Om te achterhalen of powerposing niet de houding tijdens de speech en daarmee de beoordeling van de PSRS-NL beïnvloedde, werd door middel van een t-toets bepaald of de houding zoals gerapporteerd door de twee beoordelaars per conditie verschilde. Dit bleek niet het geval te zijn.

De hormoonanalyses werden bij een selecte groep van 39 deelnemers getoetst. Om te achterhalen of bij deze groep sekse, anticonceptiegebruik en rookstatus naar verhouding gelijk verdeeld waren over de powerposecondities werden drie Chi-kwadraat toetsen uitgevoerd. Hieruit bleek dat de twee

powerposecondities niet verschilden in de verhouding sekse, anticonceptiegebruik en rookstatus.

3.2 Powerposing en Sollicitatieprestatie

Een MANOVA werd uitgevoerd om de invloed van powerposing op de zelfbeoordeling en

beoordelaarsbeoordeling van de drie schalen van de PSRS-NL te toetsen. Tabel 2 laat de gemiddelde scores en standaardafwijkingen van de drie schalen van de PSRS-NL per beoordeelmethode zien.

Tabel 2

Gemiddelde Scores (M), Standaardafwijkingen (SD) en Aantal Deelnemers (n) van de Zelfbeoordeling en Beoordelaarsbeoordeling van de Drie Schalen van de PSRS-NL bij een Lage en Hoge powerpose

Lage powerpose Hoge powerpose

M SD n M SD n Beoordelaarsbeoor deling Globale schaal 16.89 4.43 46 16.99 4.16 45 Specifieke schaal 32.15 3.73 46 32.41 4.27 45 Totale schaal 49.04 7.88 46 49.40 8.24 45

Zelfbeoordeling Globale schaal 9.24 5.29 46 10.09 4.66 45

Specifieke schaal 31.30 9.49 46 30.87 8.43 45

Totale schaal 40.54 14.18 46 40.96 12.38 45

(11)

De assumpties van normaalverdeling werd voor alle drie de schalen van de PSRS-NL in zowel de hoge als de lage powerposeconditie geschaad. Ondanks het schaden van deze assumpties is gekozen om de MANOVA te interpreteren, aangezien deze vrij robuust is gebleken voor het schaden van de assumptie van normaliteit (Field, 2009) en de steekproef vrij groot was. De MANOVA liet in strijd met de verwachting geen significant effect van powerposing op de zelfbeoordeling en beoordelaarsbeoordeling van de drie schalen van de PSRS-NL zien, F(4, 86) = 0.73, p >.05. Een hoge powerpose leidde niet tot een hogere zelf- of beoordelaarsbeoordeling op de drie schalen van de PSRS-NL dan een lage powerpose.

Tabel 3

Gemiddelde Scores (M), Standaardafwijkingen (SD) en Aantal Deelnemers (n) van de Algehele Speechkwaliteit, Huurbaarheid en Prestentatiekwaliteit Gescoord door twee Beoordelaars

Een tweede MANOVA werd uitgevoerd om de invloed van powerposing op de drie schalen van Cuddy et al. (2012) te testen. In tabel 3 zijn de gemiddelde scores en standaardafwijkingen te zien. Powerposing bleek in strijd met de verwachting geen invloed te hebben op de drie schalen van Cuddy, F(3, 87) = 1.10, p >.05. Een hoge powerpose leidde niet tot een hogere beoordeling op de drie schalen van de PSRS-NL dan een lage powerpose.

3.3 Powerposing en Hormoonniveau

Om de invloed van powerposing op cortisolniveau te meten werd een gemengd design ANOVA gebruikt. De gemiddelden en standaardafwijkingen zijn in tabel 4 te vinden.

Tabel 4

Gemiddelde Cortisolniveau (M; in µg/ml), Standaardafwijkingen (SD) en Aantal Deelnemers (n) bij baseline (hormoonmeting 1), direct na de speech (hormoonmeting 2) en 17 minuten na de Speech (hormoonmeting 3)

Lage Powerpose Hoge Powerpose

M SD n M SD n

Hormoonmeting 1 0.61 0.30 18 0.64 0.29 21

Hormoonmeting 2 0.60 0.23 18 0.60 0.28 21

Hormoonmeting 3 0.63 0.22 18 0.64 0.32 21

De assumpties van normaalverdeling van hormoonmeting 1 in de lage powerposeconditie en

hormoonmeting 2 in de hoge powerposeconditie werd geschaad. Ondanks het schaden van deze assumpties is gekozen om de ANOVA te interpreteren, aangezien deze vrij robuust is gebleken voor het schaden van de assumptie van normaliteit (Field, 2009). Er was geen significant hoofdeffect voor powerposing, F(1, 37) = 0.03, p > .05. Voor de herhaalde metingen gaf Mauchly’s test aan dat de assumptie van sfericiteit verbroken was, waardoor de Greenhouse-Geisser schatting werd gebruikt voor het bijstellen van het aantal vrijheidsgraden. Ook het hoofdeffect voor meetmoment was niet significant, F(1.53, 56.61) = 0.87, p > .05. In strijd met de verwachting werd er geen interactie-effect tussen meetmoment en powerposing gevonden, F(1.53, 56.61) = 0.13, p > .05. Het cortisolniveau van de hoge powerposeconditie verschilde niet van de lage powerposeconditie op de drie meetmomenten.

Lage powerpose Hoge powerpose

M SD n M SD n

Algehele Speechkwaliteit 4.47 1.19 46 4.61 1.19 45

Huurbaarheid 2.33 0.72 46 2.30 0.74 45

(12)

Aangezien er geen hoofdeffect voor meetmoment werd gevonden was cortisol niet reactief voor de aangepaste TSST. De hypothese met betrekking tot endocrinologische processen kon hierdoor niet naar behoren worden getest. Daarom is er vanuit financieel oog punt besloten niet verder te gaan met analyse van testosteron.

3.3 Powerposing en Sociale Angst op Sollicitatiepresentatie

Om te achterhalen of sociale angst het effect van powerposing op sollicitatieprestatie beïnvloedt, werden er twee MANCOVA’s uitgevoerd met sociale angst als covariaat. In tabel 5 zijn de gemiddelde scores en standaardafwijkingen van de SIAS-NL te zien.

Tabel 5

Gemiddelde Scores (M), Standaardafwijkingen (SD) en Aantal Deelnemers (n) van SIAS-NL per Powerposeconditie en in de Totaal Steekproef

Lage powerpose Hoge powerpose Totaal

M SD n M SD n M SD N

SIAS-NL 16.39 12.19 46 15.09 10.99 45 15.75 11.57 91

Noot. SIAS-NL = Nederlandse versie van de Social Interaction Anxiety Scale

Het effect van powerposing op de zelfbeoordeling en beoordelaarsbeoordeling van de drie schalen van de PSRS-NL met sociale angst als covariaat was niet significant, F(4, 85) = 0.74, p >.05. Ook het effect van powerposing op de beoordeling van de drie schalen van Cuddy et al. (2012) met sociale angst als covariaat was niet significant, F(3, 86) = 1.00, p >.05. Aangezien sociale angst het effect van powerposing op

sollicitatieprestatie niet verandert is er in strijd met de verwachting geen sprake van een modererend effect van sociale angst.

Ook werden er drie MANOVA’s uitgevoerd om te achterhalen of sociale angst het effect van powerposing op sollicitatieprestatie beïnvloedt. Hiervoor werden deelnemers ingedeeld in een hoge of lage sociale-angstgroep waarbij het gemiddelde van 15.75 van de SIAS-score als cutoffscore werd gebruikt. De eerste MANOVA, met de beoordelaarsbeoordeling van de drie schalen van de PSRS-NL als afhankelijke variabelen liet, geen hoofdeffect voor powerposing of sociale angst zien. Ook was er in strijd met de verwachting geen interactie-effect zichtbaar, F(2, 86) = 0.37, p >.05. De tweede MANOVA, met de zelfbeoordeling van de drie schalen van de PSRS-NL als afhankelijke variabelen, liet geen hoofdeffect voor powerposing zien. Het hoofdeffect voor sociale angst was wel significant, F(2, 86) = 6.20, p <.01. Er was in strijd met de verwachting geen interactie-effect zichtbaar, F(2, 86) = 2.40, p >.05. Drie aanvullende t-testen werden uitgevoerd om te achterhalen op welke van de drie zelfbeoordelingsschalen van de PSRS-NL de sociale-angstgroepen van elkaar verschilden. Hieruit bleek dat de lage sociale-angstgroep in vergelijking met de hoge sociale-angstgroep hoger scoorden op zowel de globale schaal (t(89) = 3.03, p <.01), de specifieke schaal (t(89) = 3.57, p <.01) en de totale schaal (t(89) = 3.56, p <.01). De derde MANOVA, met de drie schalen van Cuddy et al. (2012) als afhankelijke variabelen, liet geen hoofdeffect voor powerposing of sociale angst zien. Ook was er in strijd met de verwachting geen interactie-effect zichtbaar, F(3, 85) = 1.56, p >.05.

3.4 Powerposing en Sociale Angst op Hormoonniveau

Om te onderzoeken of sociale angst de invloed van powerposing op cortisolniveau beïnvloedt werd er een gemengd design ANCOVA uitgevoerd met sociale angst als covariaat. Mauchly’s test gaf aan dat de assumptie van sfericiteit verbroken was, waardoor de Greenhouse-Geisser schatting werd gebruikt voor het bijstellen van het aantal vrijheidsgraden. Er werd in strijd met de verwachting geen significant interactie-effect gevonden van meetmoment en powerposing met sociale angst als covariaat, F(1.55, 55.68) = 0.14, p > .05.

Ook werd er een herhaalde metingen ANOVA uitgevoerd om te achterhalen of sociale angst de invloed van powerposing op cortisolniveau beïnvloedt. Hiervoor werden deelnemers wederom ingedeeld in een hoge of lage sociale-angstgroep waarbij het gemiddelde van 15.75 van de SIAS-score als cutoffscore werd gebruikt.

(13)

Er werd geen significant interactie-effect gevonden tussen meetmoment en powerposing of tussen meetmoment en sociale angst. Tenslotte werd er in strijd met de verwachting geen driewegsinteractie gevonden tussen meetmoment, powerposing en sociale angst, F(2, 34) = 0.86, p >.05. Zoals eerder beschreven kon de verwachting met betrekking tot de invloed van sociale angst op het effect van powerposing op

testosteron kon niet getest worden, aangezien deze data niet geanalyseerd is.

4. Conclusie en discussie

Het doel van dit onderzoek was om te kijken naar de invloed van powerposing op sollicitatieprestatie en endocrinologische processen en om te achterhalen of dit verband afhankelijk is van sociale angst. Er werd getracht om de bevindingen van het onderzoek van Cuddy et al. (2012) en Carney et al. (2010) te repliceren. Op basis van deze onderzoeken en ander onderzoek naar de invloed van houding op macht werd verondersteld dat powerposing een positieve invloed heeft op sollicitatieprestatie en endocrinologische processen. Ook werd verwacht dat de invloed van powerposing op sollicitatieprestatie en endocrinologische processen afhankelijk is van sociale angst, waarbij mensen met sociale angst meer kunnen profiteren van de machtsverhogende effecten van powerposing. De resultaten van dit onderzoek waren echter niet in lijn met de verwachtingen. Powerposing bleek geen invloed op sollicitatieprestatie en endocrinologische processen te hebben. Daarnaast werd er geen verband gevonden tussen powerposing en sociale angst bij sollicitatieprestatie en

endocrinologische processen.

De bevinding dat powerposing geen invloed heeft op sollicitatieprestatie is in strijd met de vooraf gestelde hypothese die aan de hand van het onderzoek van Cuddy et al. (2012) opgesteld was. Er werd verwacht dat powerposing de mate van macht tijdens een sollicitatiegesprek verhoogt en daarmee de sollicitatieprestatie verbetert. Powerposing bleek echter niet tot een groter zelfervaren gevoel van macht te leiden. De powerposeprocedure van Cuddy et al. (2012) werd geheel overgenomen en strikt uitgevoerd. Het is daarom niet aanneembaar dat de powerposemanipulatie niet juist uitgevoerd was. Mogelijk was de

manipulatie niet sterk genoeg of voelde de powerposes niet authentiek aan, waardoor powerposing niet tot een groter gevoel van macht leidde. Cultuur lijkt een rol te spelen bij de invloed van powerposing op macht. Cultuur leert mensen de interactiepatronen, regels, ideologie en psychologische oriëntatie ten opzichte van sociale dominantie (Pratto et al., 2000). Zo leidden powerposes bij Amerikanen tot een groter gevoel van macht, maar werd dit niet bij Japanners gevonden (Park, Streamer, Huang, & Galinsky, 2013). De invloed van powerposing lijkt dus afhankelijk van de regels die er in verschillende culturen rondom macht gelden. Mogelijk wijkt de Nederlandse cultuur, net als de Japanse cultuur, af van de Amerikaanse cultuur en verschilt de manier waarop Nederlanders macht tonen van die van de Amerikanen. In het huidige onderzoek gaven mensen aan dat de powerposes slechts een beetje natuurlijk aanvoelden. Nederlanders hebben mogelijk meer oefening nodig om vertrouwd te raken met de powerposes, waardoor powerposing in het huidige onderzoek geen uitwerking had op sollicitatieprestatie. Verder werden in dit onderzoek psychologie- en

psychobiologiestudenten getest, terwijl in het onderzoek van Cuddy et al. (2012) studenten van verschillende disciplines getest werden. Onderzoek heeft aangetoond dat de persoonlijkheid die gewaardeerd wordt tijdens een sollicitatiegesprek afhankelijk is van het soort baan waar voor gesolliciteerd wordt (Posthuma, Morgeson, & Campion, 2002). Mogelijk kozen de psychologie- en psychobiologiestudenten tijdens de sollicitatie voor ander soort banen, waarbij dominantie wellicht minder gewaardeerd wordt. Zowel baankeuze als culturele achtergrond zouden moderatoren kunnen zijn bij het effect van powerposing op sollicitatieprestatie, waardoor in de huidige steekproef geen effect van powerposing op sollicitatieprestatie gevonden werd. Tenslotte zouden de gevonden resultaten uit het onderzoek van Cuddy et al. (2012) een toevalsbevinding kunnen zijn. Het onderzoek van Cuddy et al. (2012) is het enige onderzoek dat laat zien dat powerposing een invloed heeft op sollicitatieprestatie. Het huidige onderzoek kon deze bevinding niet repliceren, waardoor het bewijs dat powerposing een invloed heeft op sollicitatieprestatie gering is.

Ook de bevinding dat powerposing geen invloed heeft op endocrinologische processen is in strijd met de verwachting en eerder onderzoek van Carney et al. (2010). Een opvallend gegeven is dat cortisolniveau

(14)

ongeacht powerposeconditie niet verhoogd bleek te zijn na de aangepaste TSST. Algemeen wordt aangenomen dat cortisol na een stresstaak zoals de TSST verhoogd dient te zijn (o.a. Kudielka, Hellhammer, Kirschbaum, Harmon-Jones, & Winkielman, 2007). Dit kan erop wijzen dat de aangepaste versie van de TSST niet stressvol genoeg was. Mensen gaven gemiddeld genomen aan de aangepaste TSST als redelijk stressvol te ervaren en waren na de aangepaste TSST nerveuser en angstiger dan voor de aangepaste TSST. De aangepaste TSST leidde dus wel tot een verhoging van nervositeit en angst, maar de gemiddelde nervositeit en angst was niet hoog. Mensen gaven aan na de aangepaste TSST gemiddeld een beetje nerveus te zijn en nauwelijks of helemaal niet angstig. In dit onderzoek werd gekozen voor een aangepaste versie van de TSST aangezien deze ook gebruikt werd in de studie van Cuddy et al. (2012). Hoewel de originele TSST een gevalideerd instrument is, kan dat niet worden gegarandeerd voor de aangepaste TSST. Een meta-analyse laat zien dat een stresstaak met een sociale evaluatie en een cognitieve taak de grootste verandering in cortisol uitlokt, hoewel dit ook gebeurt bij

stresstaken met een sociale evaluatie zonder cognitieve taak (Dickerson & Kemeny, 2004). De aangepaste versie van de stresstaak lokt dus minder stress uit dan de originele TSST. Bovendien droegen de beoordelaars tijdens de aangepaste TSST geen laboratoriumjassen zoals in de studie van Cuddy et al. (2012) en waren de beoordelaars vrij jong, waardoor zij mogelijk minder overwicht uitstraalden. Al deze factoren hebben er mogelijk aan bijgedragen dat de aangepaste TSST niet stressvol genoeg was om cortisol te verhogen. Een andere verklaring voor het niet gevonden effect van de aangepaste TSST is een fout in de hormoonmetingen. Speekselsamples werden niet direct ingevroren , zoals bij de studie van Carney et al. (2010), maar aan het einde van elke onderzoeksdag. Speeksel voor cortisolanalyse blijkt echter goed bewaard te kunnen blijven bij kamertemperatuur zonder afbreuk aan de kwaliteit van de metingen (o.a. Kirschbaum & Hellhammer, 1989). Daarnaast valt de data van de cortisolmetingen binnen de normale range van gangbare cortisolniveau’s, waardoor het niet aannemelijk is dat de cortisolmetingen niet valide zijn (Aardal, & Holm, 1995; Kirschbaum, & Hellhammer, 1989; Westermann, Demir, & Herbst, 2004). Als aangenomen wordt dat de cortisolmetingen naar behoren zijn uitgevoerd, betekent dit dat de aangepaste TSST niet voldoende stressvol was. Hierdoor is het niet mogelijk om de vooraf gestelde hypothese te testen. Deze stelde namelijk dat powerposing cortisol kon verlagen en testosteron kon verhogen, na de stressopwekkende aangepaste TSST. Doordat deze hypothese niet getest kon worden is er vanuit financiële overweging voor gekozen om testosteron niet te analyseren. Wel kon met de verzamelde gegevens gekeken worden naar de invloed van powerposing op cortisol. Powerposing bleek niet te leiden tot een toename in cortisol. Deze bevinding moet echter met voorzichtigheid aangenomen worden, aangezien de opzet van deze studie niet bedoeld was om slechts de invloed van powerposing op cortisolniveau te meten. Er werd namelijk getracht om de invloed van powerposing op cortisol na een sollicitatiegesprek te meten en tussen powerposes en hormoonmeting vond de TSST. Hoewel de aangepaste TSST niet stressvol genoeg leek, is het onduidelijk wat de invloed van de aangepaste TSST op het cortisolniveau is geweest. De bevinding dat powerposing niet leidt tot een toename in cortisol komt overeen met recent onderzoek van Ranehill et al. (2015). Zoals eerder genoemd vonden zij in een conceptuele replicatie van het onderzoek van Carney et al. (2010) dat powerposing geen invloed heeft op cortisol- en testosteronniveau in een Europese populatie. Mogelijk spelen ook bij endocrinologische processen cultuurinvloeden een rol. Beelden van hoge powerposes activeerden bij Amerikanen dezelfde hersengebieden als die bij Japanners bij het zien van lage powerposes geactiveerd werden. Dit demonstreert dat cultuur een invloed heeft op de psychobiologische processen die bij powerposing geactiveerd worden (Freeman, Rule, Adams Jr, & Ambady, 2009) en mogelijk ook een rol speelt bij de invloed van powerposing op endocrinologische processen. Mogelijk verschillen ook de Europese deelnemers uit het huidige onderzoek en het onderzoek van Ranehill et al. van de Amerikaanse deelnemers uit het onderzoek van Carney et al. in de manier waarop zij endocrinologisch reageren op powerposing . Tenslotte zouden de bevindingen van Carney et al. (2010) met betrekking tot powerposing en endocrinologische processen een toevalsbevinding kunnen zijn. Het onderzoek van Carney et al. (2010) is het enige onderzoek dat laat zien dat powerposing een invloed heeft op endocrinologische processen. De replicatiestudies die uitgevoerd zijn, namelijk het onderzoek van Ranehill et al. (2015) en het huidige onderzoek, ondersteunen deze bevindingen niet.

In een onlangs gepubliceerde review van Carney, Cuddy en Yap (2015) over powerposing worden een aantal andere verklaringen genoemd voor het niet gevonden effect van powerposing op endocrinologische

(15)

processen van Ranehill et al. (2015). Zo wordt genoemd dat powerposing in het onderzoek van Ranehill et al. niet binnen een sociale context plaatsvond. De powerposes werden namelijk via de computer in plaats van door de proefleider aan de deelnemer uitgelegd, zoals in het onderzoek van Cuddy et al. (2012). In het huidige onderzoek werd powerposing wel door een proefleider aangeboden, wat maakt dat er wel een sociale context aanwezig was. Sociale context lijkt dus niet bepalend voor het vinden van een effect van powerposing op endocrinologische processen. Wel keken de deelnemers in dit onderzoek naar een PowerPoint met

landschappen in plaats van naar gezichten, wat het sociale aspect iets verminderd zou kunnen hebben. Verder noemen Carney et al. (2015) dat de deelnemers van Ranehill et al., in tegenstelling tot de deelnemers uit hun eigen onderzoek op de hoogte waren van het doel van het onderzoek. Deze studie lijkt deze verklaring echter uit te sluiten, aangezien deelnemers in de huidige studie niet op de hoogte waren van het doel van het onderzoek en er ondanks dat geen effect van powerposing op endocrinologische processen werd gevonden. Daar komt bij dat dit de vraag oproept wat de meerwaarde van powerposing zou zijn als powerposing niet werkt wanneer mensen op de hoogte zijn van het doel van powerposing. Dit maakt powerposing namelijk moeilijk toepasbaar in het dagelijks leven, aangezien mensen powerposing niet bewust zouden kunnen inzetten. Als derde argument noemen Carney et al. (2015) in hun review dat powerposes in het onderzoek van Ranehill et al. langer werden vastgehouden dan in het onderzoek van Carney et al. (2010), wat tot ongemak geleid zou kunnen hebben. In de huidige studie werden powerposes ook langer vastgehouden dan in de studie van Carney et al. (2010). De duur van het aanhouden van de powerpose zou daarom een modererende factor kunnen zijn bij de invloed van powerposing op endocrinologische processen. Dit kan echter niet gezegd worden voor de invloed van powerposing op sollicitatieprestatie. In het onderzoek van Cuddy et al. (2012) werden powerposes namelijk ook langer vastgehouden. In deze studie werd wel een effect van powerposing op sollicitatieprestatie gevonden, terwijl dat in de huidige studie niet het geval was.

Tenslotte bleek sociale angst, in strijd met de gestelde hypothese, geen invloed te hebben op het effect van powerposing op sollicitatieprestatie en endocrinologische processen. Verwacht werd dat mensen met meer sociale angst meer zouden kunnen profiteren van powerposing, gezien powerposing hun tekort aan macht naar een functioneel niveau zou kunnen brengen. Wel werd in lijn met onderzoek van (Rapee & Lim, 1992) gevonden dat mensen met meer sociale angst hun sollicitatieprestatie negatiever beoordeelden dan mensen zonder sociale angst, terwijl de dubbelblinde beoordelaars hen niet negatiever beoordeelden. Deze discrepantie kon echter niet door powerposing opgeheven worden. Een mogelijke verklaring voor dit

onverwachte resultaat is dat het verhogen van macht door powerposing een groter effect zou kunnen hebben op mannen dan op vrouwen, aangezien de sociale angst van mannen in vergelijking met vrouwen meer machtsgerelateerd is (Maner, Miller, Schmidt, & Eckel, 2008). In dit onderzoek participeerden overwegend meer vrouwen dan mannen, waardoor het niet mogelijk was te kijken naar de invloed van sekseverschillen bij powerposing. Als voornamelijk hoog angstige mannen profiteren van meer macht, dan zou dat verklaren waarom in dit onderzoek geen verband tussen sociale angst en powerposing bij sollicitatieprestatie en endocrinologische processen wordt gevonden. Daarnaast zouden de eerder genoemde culturele verschillen ervoor kunnen zorgen dat powerposing niet van invloed is op Nederlandse mensen met sociale angst. Bovendien was bij slechts een klein aantal deelnemers sprake van sociale fobie. Mogelijk was er te weinig spreiding in de mate van sociale angst, waardoor onderlinge verschillen niet zichtbaar werden. Tenslotte bestaat de mogelijkheid dat powerposing geen invloed heeft op sollicitatieprestatie en endocrinologische processen, waardoor sociale angst ook geen invloed kan hebben op dit verband.

Gezien er nog weinig onderzoek gedaan is naar de invloed van powerposing op sollicitatieprestatie en endocrinologische processen en deze onderzoeken geen eenduidig beeld schetsen, is het van belang om meer replicatieonderzoek te verrichten. Er zou nogmaals gekeken kunnen worden naar de invloed van powerposing op zelfervaren gevoel van macht. In dit onderzoek werd dit gevoel van macht na het sollicitatiegesprek gemeten. In het vervolg zou dit direct na de powerposes gemeten kunnen worden, zodat dit gevoel minder beïnvloed kan worden door ander factoren. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op mogelijke modererende en mediërende factoren. Er kan gekeken worden naar de invloed van cultuur en werkveld op macht en powerposing. Mogelijk verhoogt powerposing alleen sollicitatieprestatie en endocrinologische processen in culturen en werkvelden waarbij macht een grote rol speelt. Verder zou gekeken kunnen worden

(16)

naar de intensiteit van powerposing. Herhaaldelijk powerposing vermindert mogelijk het onnatuurlijk gevoel van de powerpose, waardoor powerposing effectiever het zelfvertrouwen kan verhogen. Tevens zou onderzoek gedaan kunnen worden naar powerposing in een klinische populatie met sociale fobie, gezien mensen met sociale fobie vanwege een tekort aan macht meer voordeel zouden kunnen hebben bij de machtsverhogende werking van powerposing. Hierbij kan gelet worden op het verband tussen de effectiviteit van powerposing en sekse, gezien sociale fobie bij mannen meer gekoppeld lijkt te zijn aan sociale dominantie dan bij vrouwen.

Het onderzoek naar powerposing staat nog in de kinderschoenen. Dit was het eerste onderzoek dat de invloed van powerposing op sollicitatieprestatie trachtte te repliceren en het tweede onderzoek dat het effect van powerposing op endocrinologische processen probeerde te repliceren. Er werd geen invloed van

powerposing op sollicitatieprestatie en endocrinologische processen gevonden en dit was onafhankelijk van sociale angst. Deze bevindingen trekken eerder onderzoek in twijfel, waardoor voorzichtigheid geboden is bij de interpretatie en implicatie van de effecten van powerposing. Powerposing zou minder effectief kunnen zijn dan door eerder onderzoek verondersteld wordt of powerposing zou enkel effectief kunnen zijn onder specifieke omstandigheden. Mogelijk speelt cultuur en baankeuze een rol. Hoe macht zich uit en de mate van macht die als goed wordt ervaren verschilt per cultuur en werkveld. Culturen en banen waarbij macht een grote rol speelt zouden vatbaarder kunnen zijn voor de effecten van powerposing. Powerposing bleek daarnaast het machtstekort van sociaal angstige mensen niet op te kunnen heffen. Er werd geen verband gevonden tussen powerposing en sociale angst bij sollicitatieprestatie en endocrinologische processen. Op basis van dit onderzoek kan dus niet geconcludeerd worden dat powerposing als een effectieve interventie kan dienen bij mensen met sociale angst. Vervolgonderzoek zal uit moeten wijzen of powerposing bij sociaal angstige mensen in meer machtsgeoriënteerde culturen wel effectief is.

5. Referenties

Aardal, E., & Holm, A. C. (1995). Cortisol in saliva-reference ranges and relation to cortisol in serum. Clinical Chemistry and Laboratory Medicine,33(12), 927-932.

Aderka, I. M., Hofmann, S. G., Nickerson, A., Hermesh, H., Gilboa-Schechtman, E., & Marom, S. (2012). Functional impairment in social anxiety disorder. Journal of Anxiety Disorders, 26(3), 393-400. Allan, S., & Gilbert, P. (1997). Submissive behaviour and psychopathology. British Journal of Clinical

Psychology, 36(4), 467-488.

Anderson, C., & Berdahl, J. L. (2002). The experience of power: Examining the effects of power on approach and inhibition tendencies. Journalof Personality and Social Psychology, 83, 1362-1377.

Anderson, C., & Galinsky, A. D. (2006). Power, optimism, and risk taking. European Journal of Social Psychology, 36, 511-536.

Anderson, C., & Kilduff, G. J. (2009). Why do dominant personalities attain influence in face-to face groups? The competence-signaling effects of trait dominance. Journal of Personality and Social

Psychology, 96(2), 491-503.

Aries, E. J., Gold, C., & Weigel, R. H. (1983). Dispositional and situational influences on dominance behavior in small groups. Journal of Personality and Social Psychology, 44(4), 779-786.

Bedgood, D., Boggiano, M. M., & Turan, B. (2014). Testosterone and social evaluative stress: The moderating role of basal cortisol. Psychoneuroendocrinology, 47, 107-115.

de Beurs, E. & Scholing, A. (1999). Nederlandse vertaling SIAS. LUMC, Leiden.

de Beurs, E., Tielen, D., & Wollmann, L. (2014). The Dutch Social Interaction Anxiety Scale and the Social Phobia Scale: Reliability, Validity, and Clinical Utility. Psychiatry Journal, 2014, 1-9.

Carney, D. R., Cuddy, A. J., & Yap, A. J. (2010). Power posing brief nonverbal displays affect neuroendocrine levels and risk tolerance. Psychological Science, 21(10), 1363-1368.

Carney, D. R., Cuddy, A. J., & Yap, A. J. (2015). Review and Summary of Research on the Embodied Effects of Expansive (vs. Contractive) Nonverbal Displays. Psychological Science, 26(5), 657-663.

Cashdan, E. (1998). Smiles, speech, and body posture: How women and men display sociometric status and power. Journal of Nonverbal Behavior, 22(4), 209-228.

(17)

Condren, R. M., O'Neill, A., Ryan, M. C. M., Barrett, P., & Thakore, J. H. (2002). HPA axis response to a psychological stressor in generalised social phobia. Psychoneuroendocrinology, 27(6), 693-703. Cuddy, A. J. C., Wilmuth, C. A., Yap, A. J., & Carney, D. R. (2015). Preparatory Power Posing Affects

Nonverbal Presence and Job Interview Performance. Journal of Applied Psychology. Advance online publication.

Cuddy, A. J., Wilmuth, C. A., & Carney, D. R. (2012). The benefit of power posing before a high stakes social evaluation. Harvard Business School Working Paper, 13, 2-18.

Dabbs, J. M. (1990). Salivary testosterone measurements: Reliability across hours, days, and weeks. Physiology & Behavior, 48(1), 83-86.

Daly, J. A., Vangelisti, A. L., & Lawrence, S. G. (1989). Self-focused attention and public speaking anxiety. Personality and Individual Differences, 10(8), 903-913.

Darwin, C. (1998). The expression of the emotions in man and animals. Oxford University Press.

Dickerson, S. S., & Kemeny, M. E. (2004). Acute stressors and cortisol responses: a theoretical integration and synthesis of laboratory research. Psychological Bulletin, 130(3), 355-391.

Ehrenkranz, J., Bliss, E., & Sheard, M. H. (1974). Plasma testosterone: Correlation with aggressive behavior and social dominance in man. Psychosomatic Medicine, 36(6), 469-475.

Einhorn, L. J. (1981). An inner view of the job interview: An investigation of successful communicative behaviors. Communication Education, 30(3), 217-228.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Sage publications.

Freeman, J. B., Rule, N. O., Adams Jr, R. B., & Ambady, N. (2009). Culture shapes a mesolimbic response to signals of dominance and subordination that associates with behavior. Neuroimage, 47(1), 353-359. Granger, D. A., Shirtcliff, E. A., Booth, A., Kivlighan, K. T., & Schwartz, E. B. (2004). The “trouble” with salivary

testosterone. Psychoneuroendocrinology,29(10), 1229-1240.

Guinote, A. (2007). Power and goal pursuit. Personality and Social Psychology Bulletin, 33, 1076 -1087. Hall, J. A., Coats, E. J., & LeBeau, L. S. (2005). Nonverbal behavior and the vertical dimension of social relations:

a meta-analysis. Psychological Bulletin, 131(6), 898-924.

Heimberg, R. G., Keller, K. E., & Peca-Baker, T. A. (1986). Cognitive assessment of social evaluative anxiety in the job interview: Job Interview Self-Statement Schedule. Journal of Counseling Psychology, 33(2), 190 -195.

Henley, N. M. (1973). Power, sex, and nonverbal communication. Berkeley Journal of Sociology, 1-26 van Honk, J., Tuiten, A., Verbaten, R., van den Hout, M., Koppeschaar, H., Thijssen, J., & de Haan, E. (1999).

Correlations among salivary testosterone, mood, and selective attention to threat in humans. Hormones and Behavior, 36, 17-24.

Irons, C., & Gilbert, P. (2005). Evolved mechanisms in adolescent anxiety and depression symptoms: The role of the attachment and social rank systems. Journal of Adolescence, 28(3), 325-341.

Johnson, S. L., Leedom, L. J., & Muhtadie, L. (2012). The dominance behavioral system and psychopathology: Evidence from self-report, observational, and biological studies. Psychological Bulletin, 138(4), 692. Keller, K. E., Heimberg, R. G., & Peca, T. (1984). Counselors' Reports of Performance: Facilitative and debilitative

cognitions in the job interview. Journal of Employment Counseling, 21(4), 168-174.

Keltner, D., Gruenfeld, D. H., & Anderson, C. (2003). Power, approach, and inhibition. Psychological Review, 110(2), 265-284.

Kirschbaum, C., & Hellhammer, D. H. (1994). Salivary cortisol in psychoneuroendocrine research: recent developments and applications. Psychoneuroendocrinology, 19(4), 313-333.

Kirschbaum, C., & Hellhammer, D. H. (1989) Salivary cortisol in psychobiological research: An overview. Neuropsychobiology, 22(3), 150-169.

Kirschbaum, C., Pirke, K. M., & Hellhammer, D. H. (1993). The ‘Trier Social Stress Test’–a tool for investigating psychobiological stress responses in a laboratory setting. Neuropsychobiology, 28(1-2), 76-81.

Kudielka, B. M., Bellingrath, S., & Hellhammer, D. H. (2007). Further support for higher salivary cortisol levels in “morning” compared to “evening” persons. Journal of Psychosomatic Research, 62, 595-596.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The central question of this thesis is: How do low-fee private schools build capacity for social change from the smooth space in Kayin State, Myanmar and what is the role of

As sentrale karakter word Esther uiters prominent voorgestel deur middel van die ruimte, tyd, hande- linge, gebeure en die medekarakters wat haar belig met hulle stille

4.19 Thermodynamic and adsorption parameters (Langmuir adsorption isotherms) for zinc in 1.0 M HCl at various temperatures for the utilized corrosion inhibitors- 230 4.20

In order to thoroughly verify the proposed dependability approach, the DM needs to be integrated into an MPSoC environment to examine some key features, such as the interaction

However, on the other hand there is also a view that under leveraging helps the business maintaining strong business practices and a long-term orientation,

However, SVM rank- ing modelling social behaviours as a group and consider- ing relative differences resulted in the best performance compared to the individual classification

The tensile test was also necessary to determine the mechanical properties necessary to characterizethe dynamic response of the ABS at high strain rates.. The ABS specimens

The five other categories (using SSTM, using moving walkway, using information monitors, encounters with staff and encounters with vehicles) can occur in either of those two