• No results found

Collectieve afwikkeling van massaschade : welke mogelijkheden kent het Nederlands recht voor de collectieve afwikkeling van massaschade?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Collectieve afwikkeling van massaschade : welke mogelijkheden kent het Nederlands recht voor de collectieve afwikkeling van massaschade?"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Collectieve afwikkeling van

massaschade

Welke mogelijkheden kent het Nederlands recht voor de collectieve afwikkeling van massaschade?

Julia ter Kuile

September 2014

(2)

Gegevens overzicht

Vak

Master scriptie Universiteit van Amsterdam

Onderwerp

Collectieve afwikkeling van massaschade

Hoofdvraag

“Welke mogelijkheden kent het Nederlands recht voor de collectieve afwikkeling van massaschade?”

NAW-gegevens

Julia ter Kuile

Studentnummer: 10497420

Scriptiebegeleider

dhr. dr. drs. G.J.P. de Vries

Tweede lezer

(3)

Voorwoord

Een scriptieonderwerp vinden is geen eenvoudige opgave. Enige weken lang heb ik me gestort op verschillende onderwerpen en heb ik getracht een onderwerp te zoeken dat me interessant en relevant genoeg leek om me een aantal maanden in te verdiepen. Steeds kwam ik eigenlijk weer terug op een onderwerp dat me aansprak, namelijk massaschade.

Massaschade is een klein deelgebied binnen het schadevergoedingsrecht. Tijdens mijn studie heb ik het altijd al een interessant onderwerp gevonden en een scriptie is dan ook een

uitgelezen kans om je er verder in te verdiepen. Het is bovendien een onderwerp dat de laatste jaren steeds meer in de belangstelling staat en volop in ontwikkeling is. Na overleg met mijn begeleider, dhr. dr. drs. G.J.P. de Vries, heb ik besloten dat ik in mijn scriptie wil

(4)

Inhoudsopgave

Gegevens overzicht ... 2

Voorwoord ... 3

Inhoudsopgave ... 4

Inleiding ... 5

1. De collectieve afwikkeling van massaschade in het algemeen ... 7

1.1 De begrippen collectieve actie en massaschade ... 7

1.2 Schadevergoeding ... 8

1.3 De voordelen van collectieve afwikkeling van schade ... 9

1.4 Grensoverschrijdende massaschade ... 10

2. De collectieve actie ... 12

2.1 Uitwerking artikel 3:305a BW ... 12

2.2 Uitwerking vereisten artikel 3:305a BW ... 13

2.3 Uitwerking collectieve actie in rechtspraak ... 15

2.4 Uitwerking collectieve actie door de wetgever ... 17

3. De massaschadeovereenkomst ... 19

3.1 De WCAM ... 19

3.2 Vereisten voor een vaststellingsovereenkomst... 21

3.3 Uitwerking massaschadeovereenkomst in rechtspraak ... 22

4. Bevindingen ... 24

4.1 Bevindingen ten aanzien van de collectieve actie ... 24

4.2 Bevindingen ten aanzien van de WCAM ... 25

Conclusie ... 26 Literatuurlijst ... 27 Literatuur ... 27 Losbladige uitgaven ... 27 Tijdschriftartikelen ... 27 Verordeningen ... 28 Kamerstukken ... 28 Elektronische bronnen ... 28 Jurisprudentie ... 28

(5)

Inleiding

In onze huidige maatschappij komt het regelmatig voor dat de handelingen van één of enkele personen tot schade lijden bij een groot aantal gelaedeerden. Dit wordt ook wel massaschade genoemd. Voor juli 1994 was er geen speciale manier om zulke schadegevallen collectief af te wikkelen en was slechts de reguliere afwikkeling via de onrechtmatige daadsactie mogelijk. Dit leidde er in de praktijk toe dat er vaak geen vergoeding van schade plaatsvond. Wel ontstond er steeds meer discussie of het collectief afwikkelen van schade geregeld zou moeten worden in aparte wetgeving. Inmiddels zijn er verschillende wetten en regels bijgekomen die het afwikkelen van massaschade vormgeven.

In deze scriptie wil ik onderzoeken wat de huidige mogelijkheden zijn voor de collectieve afwikkeling van massaschade. Ik wil hierbij de routes belichten van de collectieve actie ex artikel 3:305a BW en de vaststellingsovereenkomst ex artikel 7:907 BW. Ik zal onder meer kijken hoe de regelingen er nu uitzien en wat de nieuwste ontwikkelingen zijn omtrent deze wetgeving. In hoofdstuk één beschrijf ik wat de begrippen “massaschade” en “collectieve actie” inhouden en leg ik uit wat de problemen zijn die zich voordoen in de bestaande mogelijkheden voor de afwikkeling van collectieve schadevergoeding. Verder benoem ik de voordelen van collectief schadeverhaal en beschrijf ik hoe dit alles in het Europees recht is geregeld. In hoofdstuk twee zal ik dieper ingaan op de collectieve actie en zal ik met name het artikel 3:305a BW uitvoerig bespreken. Verder kijk ik naar de nieuwste ontwikkelingen op dit gebied in de rechtspraak en bij de wetgever. In het derde hoofdstuk ga ik dieper in op de WCAM en de daarbij horende massaschadeovereenkomst. Met name artikel 7:907 BW komt hierbij uitgebreid aan bod. Ook kijk ik weer naar de ontwikkelingen in de rechtspraak. In hoofdstuk vier geef ik vervolgens mijn mening over de voor mij meest opvallende punten in de afwikkeling van massaschade. Afsluitend zal ik in de conclusie een korte samenvatting geven van dit alles.

Mijn scriptie is met name een beschrijvende scriptie waarbij ik een helder overzicht probeer te geven van de bestaande mogelijkheden voor collectieve afwikkeling van massaschade. Dit doe ik aan de hand van een klassiek juridische, descriptieve methode. Alhoewel ook in Europa steeds meer aandacht wordt besteed aan massaschade en de collectieve afwikkeling daarvan, heb ik bewust gekozen voor een beschrijving van het Nederlandse recht en ik doe dan ook geen rechtsvergelijkend onderzoek naar andere rechtssystemen. Ik denk dat dit een

(6)

mooi ingekaderd gebied vormt waar voldoende over te vertellen is. Mijn scriptie is met name gebaseerd op literatuur- en jurisprudentieonderzoek.

(7)

1. De collectieve afwikkeling van massaschade in het algemeen

1.1 De begrippen collectieve actie en massaschade

Uit de wet volgt geen definitie van massaschade maar in de memorie van toelichting van de wet collectieve afwikkeling massaschade, staat wel een uitleg. Over massaschade wordt gesproken als er sprake is van een groot aantal gelijksoortige schadevorderingen.1 Een collectieve actie kan gedefinieerd worden als de gezamenlijke afwikkeling van gelijksoortige schadevorderingen. Collectieve acties zijn te verdelen in groepsacties en algemeen

belangacties. Bij een groepsactie zijn de persoonlijke belangen te individualiseren, bij een algemeen belangactie is dit niet het geval en is het karakter van de actie te algemeen.2 Ook massaschade wordt onderverdeeld in twee groepen, de zogenaamde strooischade en substantiële schade. Van strooischade wordt gesproken als vele personen kleine schadeposten hebben opgelopen waarbij het de moeite niet loont om individueel actie te ondernemen. Het bundelen van de kleine schadeposten kan uitkomst bieden. Bij substantiële schade is de individuele schade wel groot genoeg om zelf actie te ondernemen. Substantiële schade is vervolgens ook weer te onderscheiden in twee categorieën die veelal met de Engelse term

“mass exposure accidents” en “mass disaster accidents” worden aangeduid. Met het eerste

begrip wordt bedoeld de schade die het gevolg is van een reeks identieke gebeurtenissen waarbij schade is veroorzaakt over een langere periode en over een geografisch verspreide groep. Het kan bijvoorbeeld gaan over een medicijn of voedingsproduct dat in de markt is gebracht en schade toebrengt of een blootstelling aan een giftige stof zoals asbest. Dit wordt in het Nederlands ook wel sluipende schade genoemd. Van een mass disaster accident wordt gesproken wanneer een eenmalige gebeurtenis leidt tot schade bij vele personen. Voorbeelden hiervan in de Nederlandse context zijn de brand in Volendam en de vuurwerkramp in

Enschede.3 Hier spreekt men ook wel van gefixeerde schade of rampschade.4

1

Kamerstukken II 2003/04, 29 414 nr. 3, p. 1. 2

Jongbloed (Vermogensrecht), artikel 3:305a BW, aant. 8.

3

Kamerstukken II 2003/04, 29 414 nr. 3, p. 2. 4

I.N. Tzankova, Toegang tot het recht bij massaschade, Kluwer 2007.

(8)

1.2 Schadevergoeding

Het vorderen van schadevergoeding is in beginsel een persoonlijk recht van degene die de schade heeft opgelopen. Soms echter zijn de bedragen dusdanig klein dat de gelaedeerde weinig aanleiding voelt om de schade te verhalen. Vaak staan de kosten en de inspanning voor het voeren van een procedure niet in verhouding tot de geleden schade en laten eisers daarom hun vordering lopen. In het geval dat er meerdere eisers in het spel zijn met

soortgelijke schade die het gevolg zijn van dezelfde oorzaak, bestaat er de mogelijkheid om de claims te bundelen. In Nederland bestaat de mogelijkheid om een stichting of vereniging op te richten om voor de betreffende belangen op te komen. Het huidige recht biedt twee mogelijkheden om gelijksoortige schadevorderingen collectief af te wikkelen. Allereerst kennen we de regel uit artikel 3:305a BW: “Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze ingevolge haar statuten behartigt”. Voor de ontvankelijkheid van de vordering gelden een aantal algemene vereisten zoals de eis van voldoende belang ex artikel 3:303 BW en het vooraf trachten tot een

oplossing te komen door middel van het voeren van overleg met gedaagde. Uit artikel 3:305a lid 3 BW volgt echter dat een dergelijke rechtsvordering niet kan strekken tot

schadevergoeding te voldoen in geld. Dit omdat de wetgever van mening is dat het eisen van schadevergoeding teveel afhankelijk is van individuele factoren zoals de mate van eigen schuld, de schadeomvang en factoren die het causaal verband kunnen beïnvloeden.5 Deze uitzondering geldt niet voor schade geleden door de belangenorganisatie zelf. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als de organisatie zelf kosten heeft moeten maken voor het voeren van de procedure. Naast een stichting of vereniging kan ex artikel 3:305b BW ook een

publiekrechtelijke rechtspersoon een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen. De behartiging van de belangen moet hem dan wel zijn toevertrouwd.

Er is in Nederland geen wettelijke regeling om als belangenorganisatie schadevergoeding in geld te verkrijgen namens meerdere eisers. Wel is in juli 2005 de wet collectieve afwikkeling massaschade in werking getreden. Deze is opgenomen in de artikelen 7:907 en verder van het Burgerlijk Wetboek. Ingevolge artikel 7:907 BW kan de rechter een overeenkomst

betreffende de afwikkeling van een groot aantal gelijksoortige schadevorderingen, verbindend 5

Kamerstukken II 2003/04, 29 414, nr.3, p.5.

(9)

verklaren voor de gehele groep van benadeelden. Volgens artikel 1013 lid 3 Rv is het gerechtshof Amsterdam bij uitsluiting bevoegd, kennis te nemen van een verzoek tot verbindendverklaring van een vaststellingsovereenkomst als in artikel 7:907 BW. Een dergelijke overeenkomst kan worden gesloten tussen de aansprakelijke partij enerzijds en de belangenorganisatie die opkomt voor de gedupeerden anderzijds. Groepsleden kunnen gebruik maken van een opt-out regel zodat zij niet aan de gevolgen van de overeenkomst gebonden zijn. Aanleiding voor de totstandkoming van de wet collectieve afwikkeling massaschade was het Des-arrest.6 In het Des-arrest ging het om een zaak waarbij zwangere vrouwen een hormoon kregen voorgeschreven dat later nadelige gevolgen bleek te hebben voor de gezondheid van moeders en hun nog ongeboren kinderen. De rechter bepaalde uiteindelijk dat de fabrikanten aansprakelijk waren voor de schade. Partijen hebben

vervolgens door middel van een vaststellingsovereenkomst een schadebedrag van 35 miljoen euro vastgesteld om de schade van gedupeerden te vergoeden. Met gebruikmaking van de wet collectieve afwikkeling massaschade heeft het hof Amsterdam deze regeling verbindend verklaard.7

1.3 De voordelen van collectieve afwikkeling van schade

Voor beide kanten heeft collectieve afwikkeling van schadevorderingen voordeel. Voor gedaagden is het fijn niet belast te worden met vele verschillende procedures en de daarbij oplopende kosten voor verdediging. Bovendien vergaren zij zekerheid betreffende hun financiële verplichtingen. Voor benadeelden bestaat het voordeel om sneller een reële vergoeding te krijgen van de schade. Daarnaast hoeven ze zich zelf niet bezig te houden met alles wat komt kijken omtrent het voeren van de procedure en zijn zij zeker van het krijgen van een vergoeding. Ook voor de maatschappij is het nuttig om de hoeveelheid civiele procedures enigszins te kunnen beperken. Dit beperkt de werklast voor de rechterlijke macht die anders stuk voor stuk de vele vorderingen moet afhandelen. Dit bespaart niet alleen veel geld maar door de vorderingen te bundelen kunnen de rechters ook doelmatiger hun werk doen. 6 HR 9 oktober 1992, NJ 1994, 535 (Des-zaak). 7 Hondius 2013, p. 46-47.

(10)

1.4 Grensoverschrijdende massaschade

Indien er sprake is van een schadeveroorzakende gebeurtenis, kan het voorkomen dat er schade wordt geleden bij een grote groep personen zowel binnen als buiten Nederland. Dit wordt ook wel grensoverschrijdende massaschade genoemd. Er bestaat op dit moment nog geen regelgeving binnen de Europese Unie over het afwikkelen van grensoverschrijdende massaschade in een enkele procedure maar de Europese Commissie is sinds een aantal jaren wel bezig met het kijken naar oplossingen hiervoor. Wel is het sinds 2009 mogelijk een procedure te starten voor grensoverschrijdende geschillen met een vordering van maximaal €2000,- .8 Het moet hierbij gaan om een burgerlijke en/of handelszaak. Dit gaat met name om de mogelijkheid tot het instellen van een vordering tot het staken van een illegale praktijk met betrekking tot het milieu- of consumentenrecht. Dit geldt dus niet voor collectieve

afwikkeling van schade. Verder is artikel 3:305c BW van belang wanneer het gaat om de bescherming van consumenten. Dit artikel maakt het mogelijk voor een buitenlandse

organisatie die opkomt voor de belangen van consumenten, om in Nederland een collectieve actie te starten. Artikel 3:305c lid 3 maakt het bovendien mogelijk voor een Nederlandse organisatie die opkomt voor consumentenbelangen, om een collectieve actie te starten in een andere EU-lidstaat.

Naast Nederland heeft ook een aantal andere lidstaten eigen wetgeving betreffende de afwikkeling van massaschade maar er bestaat geen collectief Europees systeem of een Europese procedure waarmee schadevergoeding collectief kan worden verkregen.9 Door de toenemende globalisering staat de collectieve afwikkeling van massaschade echter wel steeds hoger op de agenda binnen de Europese Unie. De Europese Commissie zoekt momenteel naar een systeem van aanwijzing van het toepasselijke recht waardoor een effectieve afwikkeling mogelijk is. Er zal echter niet snel een uniform systeem of een Europese procedure komen waarbij de afwikkeling van massaschade op een en dezelfde wijze zal worden geregeld. Hiervoor zijn de huidige regelingen en ideeën binnen de lidstaten te verschillend.10

Indien er sprake is van massaschade met een grensoverschrijdend aspect komen ook de vragen naar voren of het Hof Amsterdamwel bevoegd is tot het verbindend verklaren van

8

Verordening (EG) nr. 861/2007 (PbEG 2007, L 199/1). 9

Van Teunenbroek 2013, p. 43-44. 10

Van Teunenbroek 2013, p. 54.

(11)

schikkingsovereenkomsten en of een algemeen verbindendverklaring in het buitenland erkend zal worden.11 In de beleggerszaken Shell12 en Converium13 was er sprake van een dergelijke grensoverschrijdende factor en speelden deze vragen een rol. In de Shell-zaak was een duidelijke band met Nederland aanwezig maar in de Converium-zaak was slechts een klein aantal Nederlandse beleggers betrokken. Het Hof Amsterdam heeft echter in beide zaken zijn bevoegdheid aangenomen en de zaken afgedaan met toepassing van de WCAM. De

Amerikaanse beleggers konden zonder veel problemen hun schade verhalen via het class action systeem dat daar bestaat. Bij de overige niet-Amerikaanse beleggers bestond grote behoefte om op een soortgelijke manier de schade af te wikkelen. Nu het Nederlandse recht binnen Europa als enige de mogelijkheid kende voor een algemeen verbindendverklaring, besloot het Hof hier toepassing aan te geven en zich bevoegd te verklaren.14

11

Van Teunenbroek 2013, p. 39. 12

Hof Amsterdam 29 mei 2009, LJN BI5744, NJ 2009, 506 (Shell). 13

Hof Amsterdam 17 januari 2012, LJN BV1026 (Converium eindbeschikking). 14

Van Teunenbroek 2013, p. 33.

(12)

2. De collectieve actie

2.1 Uitwerking artikel 3:305a BW

Artikel 3:305a BW is in juli 1994 in werking getreden. Het artikel bouwt voort op hetgeen in de rechtspraak en andere regelgeving reeds werd aangegeven en aanvaard.15Het was daarmee nauwelijks afwijkend van het tot dan toe geldende recht. Naast de eis van een voldoende belang in artikel 3:303 BW, stelt de wet in artikel 3:305a BW een aantal vereisten aan het instellen van een collectieve actie door een vereniging of stichting:

1. Het moet gaan om een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. 2. Er dient een toereikende statutaire doelomschrijving te zijn.

3. Het moet gaan om gelijksoortige belangen.

4. De stichting of vereniging dient, voorafgaand aan het instellen van de vordering, overleg te voeren.

5. De belangen van de belanghebbenden dienen voldoende te worden gewaarborgd.

De collectieve actie van artikel 3:305a BW kan strekken tot een gebod, verbod of een verklaring voor recht. De mogelijkheid om op voet van artikel 3:305a BW, vergoeding van schade van belanghebbenden te vorderen, ontbreekt echter. Wel kan er bijvoorbeeld restitutie gevorderd worden van onverschuldigd betaalde gelden of nakoming gevorderd worden van een reeds bestaande verbintenis. In het arrest Vie d’Or werd de vraag gesteld of een verklaring voor recht kan worden gevorderd welke inhoudt dat een verplichting tot het betalen van schadevergoeding aan de vertegenwoordigde benadeelden bestaat.16 Dit werd ontkennend beantwoord. De Hoge Raad was het eens met het Hof dat een dergelijke vordering in wezen zou strekken tot het vaststellen van de omvang van de schadevergoedingsverplichting jegens ieder van de individuele polishouders. De strekking van artikel 3:305a BW verzet zich tegen een toewijzing van een dergelijke vordering. Een vaststelling van onrechtmatigheid door middel van een verklaring voor recht kan wel. Dit kwam aan de orde in de bekende

Legionella-zaak waarbij een standhouder van een whirlpool niet de juiste

veiligheidsmaatregelen wist te treffen, waardoor verschillende bezoekers van de West-Friese

15

Asser/Rensen, (Overige rechtspersonen), aant. 196. 16

HR 13 oktober 2006, NJ 2008, 529 (Vie d’Or).

(13)

Flora een legionellabesmetting opliepen.17 De rechtbank Alkmaar verklaarde voor recht dat de standhouder onrechtmatig had gehandeld. Deze uitspraak had geen bindende kracht tussen de standhouder en de slachtoffers maar kon wel als uitgangspunt dienen in eventueel te voeren individuele procedures.

Artikel 3:305a BW belet een belangenorganisatie om een schadevordering in geld te kunnen instellen namens gelaedeerden. In de praktijk wordt daarom ook wel gebruik gemaakt van cessie ex artikel 3:94 BW. Cessie heeft de strekking om een vordering op naam over te doen gaan van het vermogen van de cedent naar dat van de cessionaris. De vereniging of stichting neemt aldus als cessionaris de vorderingen van gelaedeerden tegen betaling over om deze vervolgens als kersverse crediteur bij de schadeveroorzaker te gaan innen. Op deze manier kan een belangenorganisatie dus de beperking van artikel 3:305a BW omzeilen en alsnog een vordering innen. Naast de administratieve lasten is echter voor het vaststellen van de schade een nadeel dat alsnog naar de persoonlijke omstandigheden gekeken dient te worden van de persoon die daadwerkelijk de schade heeft geleden.

2.2 Uitwerking vereisten artikel 3:305a BW

Het eerste vereiste uit artikel 3:305a BW is dat de vordering wordt ingesteld door een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. Per amendement is vastgesteld dat zij niet kan worden ingesteld door een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid. Volledige rechtsbevoegdheid houdt in dat de statuten van de rechtspersoon in een notariële akte zijn opgenomen en dat de rechtspersoon zelf drager is van rechten en plichten. Een stichting heeft anders dan een vereniging per definitie volledige rechtsbevoegdheid. Naast de volledige rechtsbevoegdheid dient zij ook een toereikende statutaire doelomschrijving te hebben. Dit houdt in dat de doelstellingen in de statuten duidelijk geformuleerd moeten zijn en dat er ook daadwerkelijk activiteiten zijn verricht die duiden op verwezenlijking van de doelstellingen. In principe is een enkele doelomschrijving niet voldoende. Uit een aantal arresten van voor 1994 volgt dat het voor de ontvankelijkheid van de eiser vereist maar niet voldoende is, dat het door haar behartigde belang uit de statutaire doelomschrijving blijkt.18 De Hoge raad eist

17

Rb. Alkmaar 12 december 2002, NJ 2003, 69 (Legionellaramp). 18

HR 1 juli 1992, NJ 1993, 450 (Vakbond / Staat).

(14)

bijkomende omstandigheden om als belangenbehartiger te mogen optreden. Dit behoudens enkele uitzonderingen.19

Dan is er ook de eis dat het moet gaan om gelijksoortige belangen van andere personen. Deze voorwaarde is in feite tweeledig. Je hebt de gelijksoortigheid en de belangen. Voor het belang geldt dat de organisatie de belangen van de gedupeerden dient te behartigen. Dit is bijzonder nu een eiser normaliter een eigen, rechtstreeks belang dient te hebben. De wetgever heeft hierop in artikel 3:305a BW een uitzondering gemaakt, nu dit vereiste een probleem

opleverde indien er sprake was van een actie die werd ingesteld door een belangenbehartiger.

Uit de recent toegevoegde laatste zin van lid 2 van artikel 3:305a BW volgt nog dat een organisatie niet ontvankelijk is, wanneer in een rechtsvordering de belangen van de

benadeelden onvoldoende zijn gewaarborgd. Het is aan de rechter om dit te beoordelen en om kritisch te kijken of de organisatie wel in het belang handelt van de gedupeerden of dat dit met name uit een eigen, vaak commercieel belang gebeurt. De belangenorganisatie voert de procedure bovendien op eigen naam en zij is dus geen procesvertegenwoordiger.

Daarnaast is er de gelijksoortigheid. Uit het arrest Stichting/Plazacasa volgt dat aan de gestelde eis uit artikel 3:305a BW, dat de ingestelde rechtsvordering strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, is voldaan wanneer de belangen zich lenen voor bundeling.20 Op deze manier kan een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbende worden bevorderd. Het is hierbij niet vereist dat een

aanzienlijk deel van de benadeelden het eens is met het standpunt dat wordt ingenomen door de belangenorganisatie. Indien men niet achter de vordering staat, is er namelijk een opt-out mogelijkheid waardoor de gevolgen van de uitspraak niet voor deze personen gelden.

Als laatste geldt het vereiste van het voeren van overleg en dienen de belangen van de personen die worden vertegenwoordigd, voldoende te zijn gewaarborgd. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval is een belangorganisatie verplicht eerst te proberen om via het voeren van overleg, het geschil met gedaagde op te lossen. Het is aan de rechter te bepalen of hieraan is voldaan. Deze eis is ontleent aan artikel 6:240 lid 4 BW, waarin ook een

voorafgaand overleg wordt afgedwongen. De eis van representativiteit is anders dan bij de WCAM, geen voorwaarde voor ontvankelijkheid maar zij kan wel van invloed zijn bij de

19

HR 18 december 1992, NJ 1994, 139 (Kuunders / Milieustichtingen). 20

HR 26 februari 2010, NJ 2011, 473 (Stichting / Plazacasa).

(15)

vraag of de vordering wel of niet wordt toegewezen.21 Of een organisatie als representatief wordt gezien, kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit het feit dat de overheid de organisatie als overlegpartner heeft beschouwd.22

2.3 Uitwerking collectieve actie in rechtspraak

Zoals al eerder aan bod is gekomen kan een collectieve actie als in artikel 3:305a BW strekken tot een gebod, verbod of een verklaring voor recht maar kan zij niet strekken tot schadevergoeding in geld. In de rechtspraak is deze grens van wat wel en niet gevorderd kan worden verschillende malen op de proef gesteld. Zo is in een geschil tussen de Vereniging van Effecten Bezitters (VEB) en Deloitte c.s. de vraag gesteld of het mogelijk is voor een rechtspersoon als in 3:305a BW, om de verjaring te stuiten van rechtsvorderingen van

personen van wie hij de belangen behartigt.23 Dit is bevestigend beantwoord. Kortgezegd ging het om een geval waarin accountantskantoor Deloitte de jaarrekeningen van Ahold onterecht had goedgekeurd. Volgens de VEB hadden verschillende beleggers, waaronder zijzelf, schade geleden door deze foute voorstelling van zaken. De VEB wilde vervolgens namens zichzelf en de andere gedupeerde aandeelhouders van Ahold, de verjaring stuiten. Uit de statuten van de VEB volgde dat zij de belangen van betrokkenen behartigde. Deze zaak heeft geleid tot een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad. Deze vraag hield in of een rechtspersoon als bedoeld in 3:305a lid 1 BW, de verjaring van vorderingen tot schadevergoeding van degenen van wie hij volgens zijn statuten de belangen behartigt, kan stuiten door een aanmaning of mededeling zoals bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW. Blijkens de parlementaire geschiedenis heeft de wetgever geen verdere beperkingen willen stellen aan de aard van de vorderingen anders dan de schadevergoeding in geld en daarmee kan dan ook iedere andere vordering worden ingesteld.24 Uit artikel 3:316 lid 1 BW volgt dat de verjaring van een rechtsvordering kan worden gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde die in de vereiste vorm geschiedt. Voor stuiting is het niet van belang welke eis wordt ingesteld. Ook een vordering tot verklaring van recht in een collectieve actie stuit dus de verjaringstermijn van een eventueel opvolgende

21

Spier 2012, p. 396. 22

Asser/Hartkamp 2011, p.149. 23

HR 28 maart 2014, 13/04530, r.o. 3.1.1 e.v. 24

Kamerstukken II, 1991-1992, 22 486, nr. 3, p 24 e.v.

(16)

vordering tot schadevergoeding.25 De verjaring kan bovendien worden gestuit door een uitgebrachte aanmaning of mededeling waarin de eiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt ex artikel 3:317 lid 1 BW. Het is hierbij van belang dat er een duidelijke waarschuwing wordt gegeven aan de schuldenaar dat hij rekening moet blijven houden met een aansprakelijkheidsstelling.26 De Hoge Raad wijst in zijn beslissing op het gegeven dat met artikel 3:305a BW is beoogd de totstandkoming van collectieve schikkingen te bevorderen. Juist indien derden opkomen voor de belangen van benadeelden, is de kans op verjaring aanwezig nu het onderhandelen over een collectieve schikking tijd kost. Er is dan ook belang bij dat de verjaring door een belangenorganisatie of stichting kan worden gestuit op voet van artikel 3:317 BW.27

Ook in het arrest Vie d’Or is een interessante vraag gesteld.28 Het arrest gaat over een geschil tussen de stichting “Pensioen en Verzekeringskamer”, verder te noemen de

Verzekeringskamer, en een stichting ter behartiging van de belangen van de voormalige polishouders van levensverzekeringsmaatschappij Vie d’Or, verder te noemen “de stichting”.

De stichting hield de Verzekeringskamer aansprakelijk voor de schade die werd geleden door de polishouders als gevolg van een tekortschieten in de wettelijke taak van toezichthouder in de zin van de wet toezicht verzekeringsbedrijf. Zij vorderde dan ook een verklaring voor recht tot aansprakelijkheid van de verzekeringskamer. In hoger beroep heeft de stichting onder andere de buitengerechtelijke kosten gevorderd. De vraag was of dit laatste wel mogelijk was. Het ging hierbij om kosten van vaststelling van schade en aansprakelijkheid en tot verkrijging van voldoening buiten rechte ex artikel 6:96 lid 2 BW. Het hof heeft deze vordering

toewijsbaar geacht met uitzondering van de kosten van tuchtprocedures. Volgens de Hoge Raad staat het feit dat de Verzekeringskamer geen onrechtmatige daad of wanprestatie heeft gepleegd ten opzichte van de stichting zelf, niet in de weg aan een vergoeding van

buitengerechtelijke kosten. Het gaat hier om eigen schade van de stichting. Uit de

wetsgeschiedenis van artikel 3:305a BW volgt dat met die bepaling niet is beoogd om de mogelijkheid uit te sluiten een verklaring voor recht te verkrijgen dat een gedraging onrechtmatig is. Individuele gedupeerden kunnen hier vervolgens hun voordeel mee doen. Niet valt in te zien waarom de kosten die de stichting in verband met de verkrijging van een

25 Kamerstukken II, 1992-1993, 22 486, nr. 5, p 4. 26 HR 1997, NJ 1997, 244. 27 HR 28 maart 2014, 13/04530, r.o. 3.8. 28

HR 13 oktober 2006, NJ 2008,529, (Vie d’Or).

(17)

dergelijke verklaring voor recht maakt, niet als kosten gemaakt ter vaststelling van

aansprakelijkheid voor recht zouden kunnen worden aangemerkt en ten laste komen van de partij die in het ongelijk worden gesteld.29 De stichting kan immers ook proceskosten vergoed krijgen.

2.4 Uitwerking collectieve actie door de wetgever

Ook bij de wetgever staat de verruiming van de collectieve actie op de agenda. De belangrijkste ontwikkeling hierbij is het plan om het verbod van een collectieve actie tot schadevergoeding in geld ex artikel 3:305a lid 3 BW op te heffen. Met de motie Dijksma van 31 november 2011 heeft de Tweede Kamer opgeroepen tot het mogelijk maken van een collectieve schadevergoedingsactie waarbij een belangenbehartiger een vordering instelt namens gedupeerden.30 Aan een deel van de motie is reeds gehoor gegeven bij de invoering van de WCAM. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft op 7 juli 2014 een

internetconsultatie geplaatst van een voorontwerp voor het wetsvoorstel afwikkeling

massaschade in collectieve actie en geeft daarmee verdere uitvoering aan de motie Dijksma.31 Het wetsvoorstel ligt tot 1 oktober 2014 ter consultatie.32 Het doel van de mogelijke

wetswijziging is het bevorderen van een efficiënte en effectieve collectieve afwikkeling van massaschade en het tegengaan van een ongewenste claimcultuur. Er worden een aantal redenen genoemd in het voorstel voor het overgaan op een systeem van het representatief vorderen van collectieve schadevergoeding. Allereerst is dit vanwege de toename van de verkoop en afname van gestandaardiseerde producten. Dit brengt met zich mee dat bij een productiefout of tekortkoming van de verkoper, veelal dezelfde schade zal worden

geconstateerd bij verschillende kopers. Ook de toenemende controle op de overheid en ondernemingen brengt meer zaken van massaschade aan het licht. Een andere reden is dat de collectieve schadevergoedingsactie uitkomst zal bieden wanneer partijen niet bereid zijn met elkaar te onderhandelen of wanneer de onderhandelingen niet slagen. De mogelijkheid van het verbindend laten verklaren van een vaststellingsovereenkomst zal dan geen optie zijn.33

29

HR 13 oktober 2006, NJ 2008,529, r.o. 9.13. (Vie d’Or). 30

T.M.C. Arons & G.F.E. Koster, ‘20 jaar collectieve actie in het Nederlands BW’,

Ondernemingsrecht 2014, 68.

31

Opstelten, 7 juli 2014, p.1. 32

SDU uitgevers, 22 juli 2014, 2014, 285 33

Wetgevingsbericht Rijksoverheid, ‘Collectieve schadevergoedingsactie wordt mogelijk’,

Sdu 2014/258.

(18)

Een belangrijke waarborg in het wetvoorstel is dat partijen in beginsel door middel van het voeren van overleg, met een mogelijke schikking de vordering proberen af te handelen.

(19)

3. De massaschadeovereenkomst

3.1 De WCAM

Artikel 3:305a BW staat in de weg aan een vordering tot schadevergoeding in geld welke door een belangenorganisatie is ingesteld namens gedupeerden. Wel is het mogelijk om bijvoorbeeld via lastgeving of volmacht op te komen voor de benadeelden. Nadeel is dan, dat alleen kan worden opgekomen voor degene die zo’n volmacht hebben verstrekt of zo’n overeenkomst tot lastgeving hebben gesloten. Vooral als het niet duidelijk is wie er precies allemaal schade hebben opgelopen, is dit nadelig en is er dus voor gedaagde geen zekerheid dat hij alle benadeelden heeft gecompenseerd. Zoals aan het einde van hoofdstuk 2.1 al aan de orde kwam, is ook het cederen van de vordering aan de belangenorganisatie een optie. Verder is er de mogelijkheid om als belangenorganisatie namens een groep benadeelden een

schikking te treffen met gedaagde in de vorm van een vaststellingsovereenkomst. Ook hier is het nadeel dat een dergelijke schikking niet bindend zal zijn voor de hele groep maar slechts voor diegene die de schikking hebben aanvaard. Voor de schadeveroorzakers vormt dit een belemmering omdat zij niet zeker zijn dat ze met de schikking alle benadeelden kunnen binden en ook hun financiële risico blijft daarmee onzeker.

Vanwege deze problemen is in juli 2005 een nieuwe wet aangenomen, de wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Deze is opgenomen in de artikelen 7:907 BW en

verder.34 De wet geeft de mogelijkheid om een overeenkomst betreffende de afwikkeling van een groot aantal gelijksoortige schadevorderingen, verbindend te verklaren voor de gehele groep van benadeelden. De verbindendheid wordt uitgesproken door een rechter. Volgens artikel 1013 lid 3 Rv is het gerechtshof Amsterdam bij uitsluiting bevoegd, kennis te nemen van een verzoek tot verbindendverklaring van een vaststellingsovereenkomst als in artikel 7:907 BW. Deze exclusieve bevoegdheid van het gerechtshof Amsterdam is opgenomen in de wet omdat het hof op deze manier expertise kan opbouwen in dergelijke zaken en omdat zij hierbij gebruik kan maken van de financiële kennis van de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam. De overeenkomst wordt gesloten tussen de aansprakelijke partij, of diens verzekeraar, enerzijds en een organisatie die de belangen behartigt van de

34

Kamerstukken II 2003/04, 29 414 nr. 3.

(20)

gedupeerden anderzijds. Bijzonder is hierbij dat de overeenkomst na verbindend verklaring ook bindend is voor derden, namelijk voor de benadeelden die recht hebben op de in de overeenkomst vastgestelde vergoeding. Volgens de Nederlandse Vereniging voor

Rechtspraak begeeft de rechter zich hierbij op het wetgevende vlak, hetgeen botst met de machtenscheiding van de trias politica.35 Enige kritiek op deze binding van derden is er dan ook wel geweest maar dit heeft de wetgever er niet van weerhouden de WCAM als zodanig in te voeren. De opt-out regeling geeft benadeelden de mogelijkheid om zich te onttrekken aan de verbindendheid van de overeenkomst. Dit kunnen zij binnen enkele maanden na de

bekendmaking schriftelijk meedelen aan een in de overeenkomst aangewezen persoon. Indien een benadeelde ten tijde van de vaststelling nog niet bekend was met zijn schade, kan hij alsnog aangeven gebruik te willen maken van de opt-out regel zodra hij hier wel bekend mee wordt. Mocht na de opt-out termijn blijken dat een groot deel van de gedupeerden hier gebruik van heeft gemaakt, dan heeft de schadeveroorzaker vaak nog de mogelijkheid om de overeenkomst op te zeggen. Die mogelijkheid moet dan zijn opgenomen in de overeenkomst.

Zolang de partijen zich houden aan de voorwaarden die worden gesteld in de wet, zijn zij vrij om de overeenkomst zo op te maken als zij zelf willen. Voor de afwikkeling van de schade wordt vaak gebruik gemaakt van een indeling in verschillende schadecategorieën, ook wel “damage scheduling” genoemd. Op deze manier kan per benadeelde worden bepaald in welke categorie hij of zij valt en kan de schade makkelijker en sneller worden afgehandeld.36

Uit artikel 7:908 BW volgt dat zodra een verzoek tot verbindendverklaring onherroepelijk is toegewezen, de overeenkomst heeft te gelden als een vaststellingsovereenkomst waarbij ieder der gerechtigden als partij geldt. Mogelijke discussies over aanspraken op vergoedingen worden door deze overeenkomst ontnomen. Men kan in beginsel niet meer naar de rechter stappen voor zaken die zijn geregeld in de overeenkomst. Indien gebruik is gemaakt van de opt-out mogelijkheid, kan de persoon in kwestie uiteraard nog wel naar de rechter voor een vordering tot schadevergoeding. Een uit de overeenkomst voortvloeiende definitieve

beslissing over de vergoeding die een gerechtigde krijgt, is bindend. Uitzondering is wanneer de beslissing of de totstandkoming daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, ex artikel 7:909 BW. De rechter is dan bevoegd over de vergoeding te beslissen. In het geval dat er meer gerechtigden zijn dan was voorzien ten tijde van het 35

Broekema/Engelen, (T&C Burgerlijk Wetboek), artikel 7:907 BW, aant.1. 36

Van Doorn, (T&C Burgerlijk Wetboek), artikel 7:907 BW, aant.10.

(21)

vaststellen van de overeenkomst, bepaalt lid 5 dat de bedragen naar evenredigheid kunnen worden verminderd. Als pas na verloop van tijd bekend wordt dat er meer gerechtigden zijn, heeft dit geen invloed op de reeds uitgekeerde bedragen maar zullen de nog uit te keren bedragen naar evenredigheid worden verminderd.

Door de mogelijkheid van de algemeen verbindverklaring, is het voor de schadeveroorzakers wenselijker om een vaststellingsovereenkomst te sluiten. De overeenkomst bindt in principe alle benadeelden waardoor de financiële risico’s goed kunnen worden ingeschat.

3.2 Vereisten voor een vaststellingsovereenkomst

Een schikkingsovereenkomst kan op gezamenlijk verzoek van partijen verbindend worden verklaard door de rechter mits aan alle in de wet genoemde eisen wordt voldaan. De overeenkomst heeft dan de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst. De WCAM bevat meer vereisten in de wettekst dan de collectieve actie van artikel 3:305a BW. Het moet net als bij de collectieve actie gaan om een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en de belangen die zij behartigd moeten blijken uit haar statuten. Daarnaast worden er de volgende eisen gesteld:

1. De organisatie dient representatief te zijn

2. De vertegenwoordigde groep personen dient voldoende omvangrijk te zijn. 3. De hoogte van de vergoedingen dient redelijk te zijn.

4. Er dient voldoende zekerheid gesteld te worden voor de voldoening van de vorderingen. 5. De vorderingen dienen onafhankelijk vastgesteld te worden.

6. De belangen van de gedupeerden dienen ook op andere wijze voldoende gewaarborgd te zijn.

7. Er dient een rechtspersoon te worden aangewezen die ingevolge de overeenkomst de vergoedingen verstrekt en die geen partij is bij de overeenkomst.

In de wet wordt niet nader bepaald wanneer een stichting of vereniging voldoende

representatief is. Een aantal factoren spelen hierbij waarschijnlijk wel een belangrijke rol. Enkele van deze factoren zijn de omvang van de groep, de overige werkzaamheden van de organisatie en in hoeverre de benadeelden zelf vinden dat de organisatie hun belangen goed kan behartigen. De organisatie dient hierbij representatief te zijn voor de gehele groep van

(22)

benadeelden en niet voor de individuele slachtoffers op zich.37 Doorgaans is een

belangenorganisatie alleen representatief voor Nederlandse benadeelden en is een erkenning door een buitenlandse rechter van de verbindend verklaarde overeenkomst niet

vanzelfsprekend.38 Bij de collectieve actie van 3:305a BW ligt dit anders en kan het over het algemeen ook gaan om buitenlandse vorderingen.

3.3 Uitwerking massaschadeovereenkomst in rechtspraak

Zoals al eerder is genoemd, vormde het DES-arrest de aanleiding voor het tot stand komen van de mogelijkheid tot het verbindend verklaren van een vaststellingsovereenkomst.39 Een andere bekende zaak waarbij een schikkingsovereenkomst is gesloten, is de zaak Vedior.40 In deze zaak stonden onderhandelingen voor een overname van de aandelen in Vedior aan Randstad centraal. Hierbij is door de VEB aan Vedior verweten dat de besprekingen over een mogelijke overname te laat openbaar zijn gemaakt, waardoor een aantal aandeelhouders schade heeft opgelopen nu zij hun aandelen voor een te lage prijs zouden hebben verkocht. Randstad is hierop, als rechtsopvolger van Vedior, met de VEB een schikkingsovereenkomst overeengekomen. De schikking is na verbindend verklaring, bindend geworden voor alle personen die de aandelen Vedior tegen een te lage prijs hadden verkocht. Dit tenzij zij hadden aangegeven niet gebonden te willen zijn aan de overeenkomst door middel van de opt-out regel.

Ook in de zaak Dexia is een schikkingsovereenkomst gesloten.41 Het ging hier om een geval van effecten-lease, hetgeen inhoudt dat een belegger geld kan lenen om effecten aan te kopen. Dexia had de beleggers niet goed gewaarschuwd voor het risico van het mogelijk blijven zitten met schulden in het geval van een ongunstige koersontwikkeling. Zij had hiermee, volgens het hof, haar zorgplicht geschonden. Dexia heeft vervolgens een overeenkomst gesloten met de belangenbehartigers van de afnemers van de leaseproducten. In deze overeenkomst zijn bedragen vastgesteld om de schade die benadeelden hebben geleden, te

37 Van Teunenbroek 2013, p. 20. 38 Kamerstukken II 2003/04, 29 414 nr. 3, p.15. 39 HR 9 oktober 1992, NJ 1994, 535 (Des-zaak). 40

Hof Amsterdam 15 juli 2009, LJN BJ2691, JOR 2009, 325 (Vedior). 41

Hof Amsterdam 25 januari 2007, LJN AZ7033, JOR 2007, 71 (Dexia).

(23)

vergoeden. Deze overeenkomst is vervolgens op gezamenlijk verzoek van partijen door de rechter verbindend verklaard.

(24)

4. Bevindingen

4.1 Bevindingen ten aanzien van de collectieve actie

Concluderend kunnen we vaststellen dat er voor de collectieve afwikkeling van massaschade twee hoofdroutes te bewandelen zijn. Enerzijds hebben we de collectieve actie van artikel 3:305a BW, anderzijds hebben we de massaschade overeenkomst van de WCAM. Beide regelingen zien op de mogelijkheid voor een belangenorganisatie om een rechtsvordering in te kunnen stellen namens gelaedeerden.

Vrijwel iedere rechtsvordering kan worden ingesteld in een 3:305a BW procedure.42

Uitzondering hierop is de vordering tot schadevergoeding te voldoen in geld. Dit vormt dan ook het grootste nadeel van de collectieve actie in haar huidige vorm. De reden die de

wetgever geeft voor de uitzondering, is dat het eisen van schadevergoeding teveel afhankelijk is van individuele factoren.43 De mate van eigen schuld, de schadeomvang en factoren die het causaal verband kunnen beïnvloeden, dienen per geval bekeken te worden om een redelijke vergoeding vast te kunnen stellen. Met de motie Dijksma heeft de Tweede Kamer opgeroepen tot het mogelijk maken van een collectieve actie, waarbij een belangenbehartiger een

vordering tot schadevergoeding instelt namens gedupeerden.44 Dit lijkt mij een goede zaak. Ik denk dat dit zal bijdragen aan een effectiever en efficiënter systeem van afwikkeling van collectieve massaschade. In de huidige procedure worden eerst alle gemeenschappelijke rechtsvragen beantwoord, waarna de individuele benadeelden zelf hun schade nog moeten gaan vorderen in een aparte procedure. Dit kost naar mijn idee veel onnodige tijd en moeite. Ook kan het voorkomen dat een van de partijen niet wil meewerken aan onderhandelingen om te komen tot een schikkingsovereenkomst of willen de onderhandelingen simpelweg niet slagen.45 Het mogelijk maken van een collectieve schadevergoedingsactie, is dan een nuttige ontwikkeling. Bovendien zijn in het wetsvoorstel verschillende waarborgen opgenomen waardoor de aanvankelijke bezwaren niet meer dermate zwaar zullen wegen.

42

Stolker (T&C Burgerlijk Wetboek), artikel 3:305a BW, aant. 2. 43

Kamerstukken II 2003/04, 29 414, nr.3, p.5. 44

T.M.C. Arons & G.F.E. Koster, ‘20 jaar collectieve actie in het Nederlands BW’,

Ondernemingsrecht 2014, 68.

45

Wetgevingsbericht Rijksoverheid, ‘Collectieve schadevergoedingsactie wordt mogelijk’,

Sdu 2014/258.

(25)

Uitgangspunt voor de collectieve schadevergoedingsactie blijft dat de partijen eerst door middel van overleg zullen proberen de schade af te doen.46 Onder toeziend oog van de rechter, kunnen zij proberen tot een schikking te komen. Zij kunnen hiervoor onder andere gebruik maken van de vaststellingsovereenkomst uit de WCAM. Alleen wanneer alle andere opties zijn uitgesloten, zal de rechter uitspraak doen in een collectieve schadevordering. De schadevergoeding zal vervolgens in schadecategorieën worden vastgesteld, nadat partijen deze categorieën zelf hebben aangedragen. Dit brengt met zich mee dat niet van alle

benadeelden de individuele schade hoeft te worden vastgesteld. Als laatste worden nog extra strenge ontvankelijkheidsvereisten gesteld voor de belangenorganisatie om het proces te mogen voeren. De bezwaren die eerder bestonden tegen de collectieve schadevordering zijn naar mijn mening dan ook niet langer aanwezig. Het categoriseren van de schade zorgt voor een snellere afwikkeling, nu benadeelden niet langer ieder in een aparte procedure hun schade hoeven te vorderen. Ik zie dan ook niet in waarom we langer zullen vasthouden aan de

collectieve actie in haar huidige vorm. De mogelijkheid van een collectieve

schadevergoedingsactie lijkt mij een goede verbetering voor de afwikkeling van massaschade.

4.2 Bevindingen ten aanzien van de WCAM

De WCAM is in 2005 van kracht gegaan om de afwikkeling van collectieve massaschade gemakkelijker te maken.47 Omdat de collectieve actie van artikel 3:305a het niet mogelijk maakte om een schadevergoedingsactie in te stellen, zocht de wetgever naar alternatieven. Met de WCAM wist de wetgever een interessant alternatief te bieden. Betekent dit dat de WCAM overbodig zal worden indien het nieuwe wetsvoorstel wordt aangenomen? Naar mijn idee is dit niet het geval. Van een collectieve schadevergoedingsactie wordt immers pas gebruik gemaakt, nadat de mogelijkheden voor een schikking zijn bekeken.48 De

mogelijkheid van de algemeen verbindend verklaring van een schikkingsovereenkomst zal dan ook nog vaak worden benut. Wel blijft het belangrijk om de regelingen na verloop van tijd te evalueren en te verbeteren.

46

Opstelten, 7 juli 2014, p.1. 47

Broekema/Engelen, (T&C Burgerlijk Wetboek), artikel 7:907 BW, aant.1. 48

Opstelten, 7 juli 2014, p.1.

(26)

Conclusie

Kortom, we spreken van massaschade wanneer handelingen van één of enkele personen lijden tot soortgelijke schade bij een groot aantal gelaedeerden. Om deze schade vergoed te krijgen, kan elke benadeelde een vordering instellen tot schadevergoeding van zijn eigen schade. Praktisch is dit echter niet. Om kosten en moeite te besparen bestaan er daarom

mogelijkheden voor een belangenorganisatie om een rechtsvordering in te stellen namens een grote groep van de benadeelden. Zij doet dit niet uit volmacht maar in eigen naam. Het huidige recht biedt twee mogelijkheden om gelijksoortige schadevorderingen collectief af te wikkelen.

Allereerst is er de mogelijkheid van de collectieve actie ex artikel 3:305a BW. Uit dit artikel volgt dat een stichting of een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, een

rechtsvordering kan instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolgde haar statuten behartigd. Daarnaast kent de collectieve actie nog een aantal vereisten. De collectieve actie kan strekken tot een gebod, verbod of verklaring voor recht maar zij kan niet strekken tot een schadevergoeding in geld. Dit vormt dan ook de grootste belemmering voor het bewandelen van deze route. In de rechtspraak wordt deze uitzondering overigens steeds iets opgerekt en de wetgever heeft inmiddels een voorstel ingediend om deze uitzondering op te heffen.

Als reactie op de onmogelijkheid voor het collectief verhaal van schadevergoeding, is in 2005 de WCAM ingevoerd. De wet geeft de mogelijkheid om een overeenkomst betreffende de afwikkeling van een groot aantal gelijksoortige schadevorderingen, verbindend te verklaren voor de gehele groep van benadeelden. De overeenkomst wordt gesloten door de

belangenorganisatie en de laedens. Bijzonder aan deze overeenkomst is dan ook dat zij verbindend is voor derden, namelijk voor de gelaedeerden. Benadeelden kunnen zich onttrekken aan verbindendheid door gebruik te maken van een opt-out regel. De invoering van de mogelijkheid van een collectieve schadevergoedingsactie, zal de afwikkeling van massaschade flink gaan beïnvloeden. Ik denk echter niet dat dit het einde zal betekenen van de WCAM, nu het uitgangspunt blijft om te komen tot een schikking.

(27)

Literatuurlijst

Literatuur

Asser/Hartkamp 2011

Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV*, Verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 2011, p.149.

Hondius 2013

E.H. Hondius, Consumentenrecht, Deventer: Kluwer 2013, p. 46-47.

Spier 2012

J.Spier e.a., Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer: Kluwer 2012, p. 396.

Van Teunenbroek

O.F. van Teunenbroek, Collectieve afwikkeling van massaschade in de Europese Unie, Tilburg: Celsus Juridische Uitgeverij 2013.

Losbladige uitgaven

Asser/Rensen (Overige rechtspersonen)

G.J.C. Rensen, Asser 2-III, Overige rechtspersonen, aant.196, Kluwer, (losbl.).

Broekema/Engelen (T&C Burgerlijk Wetboek)

Broekema/Engelen, Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek, commentaar op artikel 7:907 BW, aant.1, Kluwer (losbl.).

Van Doorn (T&C Burgerlijk Wetboek)

C.J.M. van Doorn, Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek, commentaar op artikel 7:907 BW, aant.10, Kluwer (losbl.).

Jongbloed (vermogensrecht)

A.W. Jongbloed, Groene Serie Vermogensrecht, aantekeningen bij artikel 3:305a BW, aant.8, Kluwer (losbl.).

Stolker (T&C Burgerlijk Wetboek)

Stolker, Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek, commentaar op artikel 3:305a BW, aant.2, Kluwer (losbl.).

Tijdschriftartikelen

Arons & Koster 2014

T.M.C Arons & G.F.E Koster, ‘20 jaar collectieve actie in het Nederlands BW’,

(28)

Verordeningen

Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (PbEG 2007, L 199/1).

Kamerstukken Kamerstukken II 2003/04, 29 414 nr. 3. Kamerstukken II, 1991-1992, 22 486, nr. 3. Kamerstukken II, 1992-1993, 22 486, nr. 5 Elektronische bronnen Wetgevingsbericht Rijksoverheid 2014

Wetgevingsbericht Rijksoverheid, ‘Collectieve schadevergoedingsactie wordt mogelijk’, Sdu 2014/258.

Wetsvoorstel Tweede Kamer 2014

Internetconsultatie voorontwerp wetsvoorstel afwikkeling

massaschade in een collectieve actie, I.W. Opstelten, 7 juli 2014, p.1. www.rijksoverheid.nl.

Jurisprudentie

HR 28 maart 2014, 13/04530.

HR 26 februari 2010, NJ 2011, 473 (Stichting / Plazacasa).

HR 13 oktober 2006, NJ 2008, 529 (Vie d’Or).

HR 1997, NJ 1997, 244.

HR 1 juli 1992, NJ 1993, 450 (Vakbond / Staat). HR 9 oktober 1992, NJ 1994, 535 (Des-zaak).

HR 18 december 1992, NJ 1994, 139 (Kuunders / Milieustichtingen).

Hof Amsterdam 17 januari 2012, LJN BV1026 (Converium eindbeschikking). Hof Amsterdam 15 juli 2009, LJN BJ2691, JOR 2009, 325 (Vedior).

Hof Amsterdam 29 mei 2009, LJN BI5744, NJ 2009, 506 (Shell). Hof Amsterdam 25 januari 2007, LJN AZ7033, JOR 2007, 71 (Dexia). Rb. Alkmaar 12 december 2002, NJ 2003, 69 (Legionellaramp).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Since the separation problem for the single machine scheduling polytope C can be solved in O(n log n) time, the existence of a polynomial time algorithm for the decomposition

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright

Dat lijkt wel logisch: anders zou immers de schade- veroorzaker, door het sluiten van een collectieve regeling met een belangenorganisatie die tevens de belangen van

On Cu(111) the BTB molecules already get partially deprotonated when deposited on a sample held at room temperature and thus, cannot form long-range ordered H-bonded

It will not come as a surprise, then, that the way to compute the effect of noise on a boson sampler fed with arbitrary input states is to compute the number of ways in which a

To this end, a 2 (surface texture: uneven and rough versus even and smooth) x 3 (potato chips: no-salt versus two regular potato chips variants) between-subjects design was employed

De eerste en oudste denkgolf over het concept van toegang tot het recht is te herleiden tot de verplichting van elke overheid en elke staat om te zorgen voor een

Ad 4) Aan de positie van de EB zijn hoge kosten, risico’s en strenge eisen verbonden. De vraag is daarom of zich wel genoeg partijen zullen aanmelden voor een collectieve actie.