• No results found

De invloed van borstkanker op de seksualiteit bij vrouwen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van borstkanker op de seksualiteit bij vrouwen"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Borstkanker op de

Seksualiteit Bij Vrouwen

Naam: Sanne van Duivenvoorde

Studentnummer: 10159207

Begeleidster: Gerly de Boo

Universiteit van Amsterdam

Aantal woorden: 5.040

Aantal woorden Abstract: 119

(2)

Inhoudsopgave

Abstract p. 2

De Invloed van Borstkanker op de Seksualiteit bij Vrouwen p. 3 De Gevolgen van Verschillende Behandelmethoden voor de Seksualiteit bij Vrouwen p. 4 De Gevolgen van Psychosociale Factoren voor de Seksualiteit bij Vrouwen p. 8 Interventies om de Seksualiteit te Verbeteren bij Borstkankerpatiënten p. 11

Conclusies en Discussie p. 13

Literatuurlijst p. 16

(3)

Abstract

Deze Bachelorthese onderzocht de invloed van borstkanker op de seksualiteit, alsmede interventies om de seksualiteit te verbeteren. Eerst werden de gevolgen van lumpectomie, mastectomie met of zonder reconstructie en chemotherapie voor de seksualiteit onderzocht. Vervolgens werd de invloed van psychosociale factoren bij de seksualiteit onderzocht. Tenslotte werden ontwikkelde interventies besproken om de seksualiteit te verbeteren.

Chemotherapie had de meest negatieve gevolgen voor seksualiteit, gevolgd door mastectomie en lumpectomie. De psychosociale factoren body image problems, angst, depressie en relatie- en psychologische stress bleken een grotere invloed te hebben. Daarnaast was vooral

informatieverschaffing een veelbelovende interventie. Interventies, gericht op meerdere psychosociale factoren, kunnen de seksualiteit, en vervolgens kwaliteit van leven bij borstkankerpatiënten verbeteren, wat de last van deze chronische ziekte verlicht.

(4)

De Invloed van Borstkanker op de Seksualiteit bij Vrouwen

Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen in Nederland: één op de acht vrouwen krijgt ooit in haar leven deze diagnose, zo meldt het Wereld Kanker Onderzoek Fonds (http://www.wcrf.nl). Daarnaast werd de ziekte bij 14.296 vrouwen aangetroffen in 2012 en deze incidentie lijkt elk jaar gestaag te stijgen (http://www.iknl.nl). Om borstkanker te bestrijden zijn drie veel toegepaste behandelingen: mastectomie, waarbij de borst geamputeerd wordt, met of zonder reconstructie; lumpectomie, waarbij de borst behouden blijft, maar de kanker operatief weggehaald wordt; en chemotherapie, waarbij gebruik gemaakt wordt van medicatie met chemische middelen. Hoewel er elk jaar 3.197 vrouwen komen te overlijden aan de gevolgen van borstkanker, zijn deze behandelmethoden zodanig effectief dat 85% van de vrouwen vijf jaar na hun eerste diagnose en 77% van de vrouwen tien jaar na hun eerste diagnose deze vorm van kanker overleeft (http://www.iknl.nl). Deze statistieken tonen dat borstkanker voor veel vrouwen een chronische ziekte is. Ondanks deze effectiviteit hebben de behandelingen echter ook beschadigende gevolgen voor het lichaam en de psyche, bijvoorbeeld door het amputeren van een borst en het hebben van angst voor de dood. De kwaliteit van leven gaat derhalve voor deze vrouwen, ook na de beëindiging van de behandelingen, vaak achteruit.

De kwaliteit van leven wordt bepaald door het fysieke, psychologische, sociale en spirituele welzijn en deze aspecten kunnen vervolgens verder onderverdeeld worden in een aantal deelaspecten, waarbij seksualiteit bijvoorbeeld onder het sociale welzijn valt (Ferrell, Dow & Grant, 1995). Hoewel veel borstkankerpatiënten seksueel actief blijven, ontstaan er bij de meeste vrouwen problemen in de fysieke seksuele respons, zoals opwinding, lubricatie en orgasme, waardoor de frequentie van seksuele activiteiten sterk afneemt, ondanks dat het verlangen wel in gelijke mate aanwezig blijft (Takahashi et al., 2008). Deze problemen in het seksueel functioneren kunnen ontstaan door de bovengenoemde borstkankerbehandelingen, bijvoorbeeld door de directe beschadigende bijwerkingen van de medicatie of gevolgen van de amputatie van een borst. Seksuele problematiek kan echter ook ontstaan door

psychosociale factoren die al aanwezig waren of zijn ontstaan na de beëindiging van de borstkankerbehandelingen, zoals angst, depressie en body image problems – problemen in het zelfbeeld van vrouwen (Emilee, Ussher & Perz, 2010). Wanneer het seksueel functioneren verslechtert, heeft dit vervolgens ook een verminderd kwaliteit van leven tot gevolg (Wenzel, Fairclough, & Brady, aangehaald in Burwell, Case, Kaelin & Avis, 2006). In dit

literatuuroverzicht worden daarom de gevolgen van borstkanker voor de seksualiteit en

(5)

daarmee, in breder perspectief, de kwaliteit van leven onderzocht, alsook de effectiviteit van methoden om hierin verbetering te brengen.

Er is nog niet eerder een literatuuroverzicht gemaakt waarin de seksuele gevolgen van borstkanker centraal zijn gesteld en mogelijke interventies worden besproken om de

seksualiteit te verbeteren. Deze Bachelorthese biedt hierdoor de mogelijkheid de meest prominente factoren te identificeren die samenhangen met de seksualiteit, waardoor de effectiviteit van de interventies ten aanzien van de seksualiteit geëvalueerd kunnen worden in het licht van deze factoren en daarop aangepast kunnen worden. Hiertoe zullen eerst de gevolgen van de drie borstkankerbehandelingsmethoden voor de seksualiteit onderzocht worden. Hier wordt gepoogd een antwoord te geven op de vraag of het amputeren van een borst nadeligere gevolgen heeft voor de seksualiteit, dan behandelingen waarbij de borst behouden blijft. Apart van de behandelmethoden, zijn er, zoals hierboven gemeld, ook psychosociale factoren die negatieve gevolgen voor de seksualiteit kunnen hebben; deze factoren zullen als tweede onderzocht worden. Als laatst wordt de effectiviteit van de tot dusver ontwikkelde interventies om de seksualiteit te verbeteren, geëvalueerd. Er wordt onderzocht of deze interventies zich aansluiten bij de bevindingen uit de voorgaande

paragrafen. Exclusiecriteria voor dit overzicht waren studies gedateerd vóór 2004. Zo kan een helder overzicht gemaakt worden van de verschillende gevolgen van borstkanker en mogelijk effectieve interventies geïdentificeerd worden, waarbij gebruik gemaakt wordt van de meest recente bevindingen.

De Gevolgen van Verschillende Behandelmethoden voor de Seksualiteit bij Vrouwen

De grofweg drie verschillende behandelmethoden die vaak worden toegepast bij borstkanker, hebben differentiële gevolgen voor het vrouwelijk lichaam en mogelijk het seksueel functioneren. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds gevolgen voor de seksualiteit die voornamelijk aanwezig zijn tijdens de behandelingen, bij

borstkankerpatiënten en anderzijds gevolgen voor de seksualiteit die voornamelijk ontstaan nadat de behandelingen beëindigd zijn, bij borstkanker survivors. De gevolgen van de behandelvormen lumpectomie, mastectomie met of zonder reconstructie en chemotherapie krijgen de nadruk in deze paragraaf.

In het twee jaar durende onderzoek van Safarinejad, Shafiei en Safarinejad (2013) werden de gevolgen van lumpectomie met of zonder chemotherapie voor de seksualiteit onderzocht bij 186 borstkanker survivors. Dit werd vervolgens vergeleken met het seksueel

(6)

functioneren van 204 gezonde vrouwen. De seksualiteit werd gemeten door verschillende vragenlijsten, waaronder de Female Sexual Function Index (Rosen et al., 2000). Alle vrouwen hadden een relatie, waarin ten minste één keer per week seksuele activiteiten geïnitieerd werden. Vrouwen die initieel goed seksueel functioneerden, bleken na hun borstkankerdiagnose en lumpectomiebehandelingen meer problemen in het seksueel

verlangen, opwinding en orgasme te ervaren en meer pijn- en lubricatiestoornissen te hebben dan gezonde vrouwen. Deze stoornissen waren in hogere mate aanwezig wanneer de vrouwen naast lumpectomie ook met chemotherapie behandeld waren. Naast lumpectomie heeft

mastectomie met of zonder reconstructie ook negatieve gevolgen voor de seksualiteit (Fobair et al., 2006). In dit onderzoek werden door 549 vrouwelijke borstkankerpatiënten die een stabiele relatie hadden, verschillende vragenlijsten ingevuld om hun seksueel functioneren te meten. Hieruit bleek dat vrouwen die mastectomie met reconstructie ondergingen of al hadden ondergaan, meer problemen hadden in hun seksleven dan vrouwen die mastectomie zonder reconstructie ondergingen of al hadden ondergaan. De onderzoekers verklaren deze contra-intuïtieve bevinding, door te veronderstellen dat vrouwen met meer body-image problems waarschijnlijk sneller voor borstreconstructie zullen kiezen, terwijl deze body-image problems mogelijk toch een negatieve rol bij het seksueel functioneren blijven spelen.

Een deel van de vrouwen in het onderzoek van Fobair et al. (2006) waren gedurende het onderzoek nog in behandeling voor borstkanker. Echter, mogelijk zijn de gevolgen voor de seksualiteit tijdens de behandelingen nadeliger door directe bijwerkingen van de

behandelingen, zoals vermoeidheid, dan wanneer de behandelingen zijn beëindigend en de directe bijwerkingen verdwenen zijn. Zo komen seksuele interesseproblemen vaker voor bij vrouwen die in behandeling zijn, dan bij vrouwen bij wie de behandelingen beëindigd zijn (Avis, Crawford & Manuel, 2004). Ook werd in dit onderzoek bij 204 borstkankerpatiënten na hun mastectomiebehandeling met of zonder chemotherapie, het seksueel functioneren onderzocht door verschillende vragenlijsten bij hen af te nemen, waaronder de Cancer Rehabilitation Evaluation System (CARES) (Shag et al., 1995). Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen enerzijds seksuele problemen van fysieke aard, wat betrekking heeft tot de coïtus (lubricatie, orgasme) en anderzijds seksuele problemen van psychologische aard, zoals interesse, plezier en tevredenheid. Mastectomie bleek uitsluitend negatieve gevolgen te hebben voor seksuele problemen van psychologische aard: deze vrouwen hadden zowel een verminderd interesse in seks, alsook body image problems. Consistent met de bevindingen van Fobair et al. (2006) ondervonden meer vrouwen body image problems wanneer zij borstreconstructie ondergingen, dan wanneer zij dat niet ondergingen. Daarentegen had

(7)

chemotherapie voornamelijk negatieve gevolgen voor de seksuele problemen van fysieke aard: deze vrouwen hadden zowel opwindings- en orgasmeproblemen, alsook vroegtijdige menopauze.

Uit het voorgaande blijkt dat zowel lumpectomie, alsook mastectomie met of zonder reconstructie en chemotherapie het seksueel functioneren negatief beïnvloeden, waarbij deze behandelmethoden een differentiële invloed hebben op verschillende aspecten van de

seksualiteit (Avis et al., 2004). Het is echter nog onduidelijk welke behandelingsmethode het seksueel functioneren het meest invalideert. In de volgende onderzoeken worden de

behandelmethoden direct met elkaar vergeleken, zodat de meest belastende

behandelingsmethode mogelijk geïdentificeerd kan worden. Engel, Kerr, Schelsinger-Raab, Sauer en Hölzel (2004) vergeleken 567 borstkankerpatiënten tijdens hun

lumpectomiebehandelingen, met 421 borstkankerpatiënten tijdens hun

mastectomiebehandelingen over een periode van vier jaar. Uit verschillende vragenlijsten waarmee het seksueel functioneren werd onderzocht, bleken vrouwen die behandeld werden met mastectomie, minder seksueel actief te zijn dan vrouwen die behandeld werden met lumpectomie. Daarnaast had mastectomie nadeligere gevolgen voor het zelfvertrouwen en body image dan lumpectomie. Hoewel de body image problems na vier jaar in gelijke mate aanwezig waren gebleven, was de partnerrelatie bij vrouwen die met mastectomie waren behandeld echter verslechterd. Consistent met dit onderzoek bleek mastectomie in het onderzoek van Ganz et al. (2004) ook negatievere gevolgen te hebben op de seksualiteit dan lumpectomie. Daarnaast werd door Ganz et al. (2004) nog een onderscheid gemaakt tussen lumpectomie met of zonder chemotherapie en mastectomie met of zonder chemotherapie. Zij onderzochten bij 558 borstkanker survivors het seksueel functioneren door middel van verschillende vragenlijsten, waaronder de Medical Outcomes Study – Sexual Problems Scale (MOS-SPS) (Stewart & Ware, 1992). Chemotherapie versterkte in dit onderzoek de seksuele problemen: vrouwen die naast lumpectomie of mastectomie ook met chemotherapie waren behandeld, rapporteerden dat borstkanker een negatievere invloed had op hun seksleven dan wanneer zij dezelfde behandeling zonder chemotherapie hadden gekregen: zij hadden minder interesse en plezier in seksuele activiteiten, meer pijn bij seks en meer opwindings-,

lubricatie-, en orgasmeproblemen.

In het onderzoek van Parker et al. (2007) werden 104 vrouwen na hun lumpectomiebehandelingen, 45 vrouwen na hun mastectomiebehandelingen zonder

reconstructie en 109 vrouwen na hun mastectomiebehandelingen met reconstructie met elkaar vergeleken. Zij vulden voordat de behandelingen startten, tot twee jaar na de laatste

(8)

behandeling, meerdere vragenlijsten in om de seksualiteit te meten. Seksuele problemen werden onderzocht met de Sexual Activity Questionnaire (Thirlaway, Fallowfield & Cuzick, 1996). Tegenstrijdig met de onderzoeken van Fobair et al. (2006) en Avis et al. (2004), die vonden dat vrouwen met gereconstrueerde borsten meer body image problems ervoeren dan vrouwen zonder borstreconstructie, bleek uit dit onderzoek dat vrouwen die mastectomie zonder reconstructie zouden ondergaan, meer body image problems hadden omtrent hun borsten dan vrouwen met borstreconstructie of vrouwen die lumpectomie hadden ondergaan. Dit spreekt de verklaring van Fobair et al. (2006) tegen, die veronderstelde dat vrouwen met meer body image problems sneller voor reconstructie zouden kiezen. Na de behandelingen bleek de mastectomie met reconstructie-groep en de mastectomie zonder reconstructie-groep, in gelijke mate body image problems te ervaren, terwijl de lumpectomie-groep deze

problemen in mindere mate ervoeren. Dit bleef gedurende twee jaar stabiel. Ondanks dat de mastectomie zonder reconstructie-groep voor de behandelingen meer body image problems ervoeren, hadden zij wel meer plezier in seks dan de andere groepen, hoewel dit voor alle groepen minder was dan voor de behandelingen. Uit deze studie blijkt dat zowel mastectomie met of zonder reconstructie als lumpectomie negatieve gevolgen hebben voor de seksualiteit, maar dat lumpectomie de minst nadelige gevolgen lijkt te hebben voor de seksualiteit.

De bevindingen in deze paragraaf kunnen geen eenduidig antwoord geven op de vraag welke behandelmethode de meest nadelige gevolgen heeft voor de seksualiteit. Hoewel zowel lumpectomie, als mastectomie met of zonder reconstructie, alsook chemotherapie negatieve gevolgen hebben voor de seksualiteit, lijken de behandelmethoden een differentiële invloed te hebben op het seksueel functioneren. Zo concludeerden Engel et al. (2004), Ganz et al. (2004) en Parker et al. (2007) dat mastectomie negatievere gevolgen heeft voor het seksueel

functioneren dan lumpectomie. Daarnaast leek mastectomie met reconstructie negatievere gevolgen te hebben dan mastectomie zonder reconstructie (Fobair et al., 2006; Parker et al., 2007). Bovendien leek chemotherapie leek de negatieve gevolgen van lumpectomie of mastectomie te versterken (Safarinejad et al., 2013; Ganz et al., 2004), wat verklaard lijkt te kunnen worden doordat chemotherapie voornamelijk negatieve gevolgen heeft voor fysieke seksuele problemen, terwijl mastectomie voornamelijk negatieve gevolgen heeft voor psychologische seksuele problemen (Avis et al., 2004). Geconcludeerd kan worden dat de verschillende behandelvormen ook verschillende aspecten van de seksualiteit beïnvloeden. Het is een interessante, contra-intuïtieve bevinding dat vrouwen die na borstkanker met een geamputeerde borst moeten leven, hier minder negatieve gevolgen voor de seksualiteit aan ondervinden dan vrouwen bij wie de borst gereconstrueerd is. Dit duidt erop dat er ook

(9)

psychosociale factoren meespelen, die kunnen verklaren welke vrouwen met bijvoorbeeld borstreconstructie negatieve gevolgen ondervinden met betrekking tot de seksualiteit en welke vrouwen zonder borstreconstructie geen negatieve gevolgen ondervinden. De kwaliteit van de partnerrelatie en seksualiteit vóór de behandelingen zouden hier een rol bij kunnen spelen. Naast deze, zijn er waarschijnlijk meerdere psychosociale factoren die een vrouw kwetsbaar maken of juist beschermen voor seksuele problematiek. Dit zal in de volgende paragraaf onderzocht worden.

De Gevolgen van Psychosociale Factoren voor de Seksualiteit bij Vrouwen

Er zijn veel psychosociale factoren die de seksualiteit mogelijk zouden kunnen beïnvloeden, zoals de kwaliteit van de partnerrelatie, het psychisch welzijn en

persoonlijkheidsfactoren. Ook kan gedacht worden aan leeftijd, burgerlijke status, fysieke factoren bij zowel de vrouw alsook de partner, maar ook de behoeften van zowel de man als de vrouw, etc. Om de beschermende en kwetsbaarheidfactoren te kunnen identificeren die bepalen wie seksuele problemen zal ontwikkelen na borstkanker, is het informatief om de gevolgen van deze psychosociale factoren te onderzoeken.

Den Oudsten, Van Heck, Van der Steeg, Roukema en De Vries (2010) vergeleken de gevolgen van de verschillende behandelmethoden die aan bod waren gekomen in de vorige paragraaf met psychosociale factoren. Er werden verschillende vragenlijsten ingevuld door 223 vrouwen om de seksualiteit, persoonlijkheidstrekken, body image problems en

demografische factoren te meten. Dit werd herhaaldelijk gedaan, beginnend voordat de diagnose bekend was, tot één jaar na de behandelingen. Consistent met de bevindingen van Avis et al. (2004), veroorzaakte chemotherapie fysieke seksuele problemen. De andere

behandelmethoden hadden, in tegenstelling tot de psychosociale factoren, echter geen invloed op de seksualiteit. Zo voorspelden psychosociale factoren als de kwaliteit van het seksueel leven vóór de diagnose, de kwaliteit van het seksueel leven na de diagnose. Vermoeidheid was daarnaast een kwetsbaarheidfactor voor verminderd plezier in seks. Echter, een beschermende factor voor plezier in seks op lange termijn was de persoonlijkheidstrek

vriendelijkheid. Daarbij was een beschermende factor voor de kwaliteit van het seksueel leven de persoonlijkheidstrek extraversie – meestal spontane, open mensen die gericht zijn op sociale contacten. Een interessante bevinding was echter dat body image problems niet gerelateerd leken te zijn aan de kwaliteit van het seksueel leven, het seksueel functioneren, of plezier in seks. Dit is in tegenstelling met de bevindingen van Fobair et al. (2006); Avis et al. (2004); en Parker et al. (2007) uit de vorige paragraaf. Als laatst werd ook gevonden dat het

(10)

hebben van de karaktertrek angst een kwetsbaarheidfactor was voor een verminderde kwaliteit van het seksueel leven en verminderd seksueel functioneren kort na de beëindiging van de behandelingen.

Angst bleek ook een kwetsbaarheidfactor te zijn in het onderzoek van Brédart et al. (2010). In dit onderzoek werden 378 borstkankerpatiënten vergeleken met een representatieve groep gezonde vrouwen. Alle vrouwen hadden verschillende vragenlijsten ingevuld om hun seksuele activiteiten te meten, alsook andere aspecten van hun kwaliteit van leven en

demografische factoren. Echter was de angst die in dit onderzoek als kwetsbaarheidfactor was geïdentificeerd, geen karaktertrek van de patiënte, maar angst van de partner om de vrouw pijn te doen tijdens de seks. Dit had tot gevolg dat er geen seksuele activiteiten geïnitieerd werden en de vrouwen ontevreden waren over hun seksuele leven. Hoewel alle vrouwen uit deze studie voor de behandelingen wel goed seksueel functioneerden, waren factoren die geassocieerd waren met een verminderde activiteit, frequentie of het niet hebben van seks, ontevredenheid over seks, verminderd plezier in seks of verhoogd seksueel ongemak na de behandelingen een gevoel van emotionele afstand in de relatie, ontevredenheid met de affectie van de partner en body image problems; deze in tegenstelling tot de bevindingen van Den Oudsten et al. (2010). In dit onderzoek bleken dus vooral relationele factoren negatieve gevolgen te hebben voor de seksualiteit, zoals ook gevonden werd in de onderzoeken van Burwell, Case, Kaelin en Avis (2006) en Speer et al. (2005). Burwell et al. (2006)

onderzochten bij 209 borstkanker survivors de, indien aanwezige, seksuele problematiek met de MOS-SPS (Stewart & Ware, 1992), de relatietevredenheid, body image problems en andere aspecten van de kwaliteit van leven tot zes maanden na de behandelingen. Er werd gevonden dat zowel een verminderde relatietevredenheid, alsook body image problems, meer relatieproblemen tot gevolg had. Speer et al. (2005) onderzochten bij 55 borstkanker survivors door middel van meerdere vragenlijsten de seksualiteit, relatietevredenheid en de mate van depressiviteit. Vergeleken met een normgroep bestaande uit koppels in relatietherapie, waren de borstkanker survivors meer tevreden met hun relatie over het algemeen, maar minder tevreden met hun seksuele relatie. Daarbij waren borstkanker survivors even tevreden met hun relatie wanneer zij vergeleken werden met een ‘gewone’ normgroep, echter was ook hier de seksuele relatietevredenheid een uitzondering op deze bevinding. Daarbij ervaarden de borstkanker survivors meer problemen in het seksuele verlangen, opwinding, lubricatie, orgasme en pijn dan de ‘gewone’ normgroep. Wanneer borstkanker survivors tenslotte nog vergeleken werden met een normgroep bestaande uit vrouwen met een opwindingsstoornis, bleken beide groepen in gelijke mate een verminderd verlangen naar seks te hebben en pijn te

(11)

ervaren tijdens seks. Hiernaast bleken borstkanker survivors met hogere scores voor depressie, een verminderd seksueel verlangen en meer body image problems te hebben dan borstkanker survivors met lagere depressiescores. De vrouwen met hogere depressiescores en body image problems waren minder tevreden met hun seksuele leven dan vrouwen met hoge depressiescores zonder body image problems. Als laatst bleken borstkanker survivors met meer relatiestress (bestaande uit communicatieproblemen, moeite met problemen oplossen, een tekort aan emotionele steun en zorgen over de partnerrelatie), meer opwindings-, lubricatie- en orgasmeproblemen te hebben en minder tevreden te zijn met hun seksuele leven, dan borstkanker survivors met minder relatiestress.

Relatiestress lijkt dus bij veel borstkankerpatiënten voor te komen, zo ook in het onderzoek van Ussher, Perz & Gilbert (2012). Dit bleek uit de resultaten van verschillende vragenlijsten over het seksueel welzijn, die afgenomen waren bij 1965 borstkankerpatiënten, bij wie de behandelingen bij ongeveer de helft waren beëindigd. Naast relatiestress hadden ook psychologische stress en body image problems negatieve gevolgen voor de frequentie, interesse, verlangen, opwinding, plezier, tevredenheid en intimiteit bij seks. Daarnaast hadden sommige partners ook in dit onderzoek angst om hun vrouw pijn te doen tijdens de seks. Andere partners hadden echter een verminderde interesse in seks en er werden veel communicatieproblemen gerapporteerd.

In deze paragraaf bleken de meest prominente kwetsbare psychosociale factoren voor seksuele problematiek de seksuele relatie vóór de behandelingen te zijn, angstgevoelens, zowel van de vrouw zelf, alsook van de partner om de vrouw pijn te doen tijdens seks, body image problems (hoewel Den Oudsten et al. (2010) dit verband niet vonden), depressie en relatie- en psychologische stress. Er was echter ook een beschermende factor: wanneer de relatie voor de diagnose en behandelingen goed was, leek de seksualiteit minder te worden beïnvloed door borstkanker. Ook waren de persoonlijkheidstrekken extraversie en

vriendelijkheid beschermende factoren voor het ontwikkelen van seksuele problematiek. Een mogelijke verklaring voor de bovengenoemde kwetsbaarheidfactoren kan wellicht, evenals bij de beschermende factoren, gevonden worden in het licht van de persoonlijkheid.

Neuroticisme, een persoonlijkheidstrek gerelateerd aan de geneigdheid eerder en sneller negatieve emoties te ervaren, zou een achterliggende factor kunnen zijn bij de angstgevoelens, relatie- en psychologische stress en depressie: uit onderzoek is namelijk gebleken dat

internaliserende stoornissen – angst- en depressiestoornissen – vaker voorkomen bij

neurotische mensen (Hettema, Neale, Myers, Prescott & Kendler, 2006). Wanneer een vrouw dus in een hoge mate neurotisch is, is het mogelijk dat zij karakteristiek ook vaker angstig is

(12)

of een depressie zal krijgen, of meer relatie- of psychologische stress zal ervaren en als gevolg hiervan seksuele problematiek zal ontwikkelen.

Psychosociale factoren lijken dus een grotere rol te spelen bij de seksualiteit dan de verschillende behandelmethoden (Den Oudsten et al., 2010). Nu de meest prominente factoren bekend zijn, is het praktisch relevant om de effectiviteit van de tot dusver ontwikkelde interventies om de seksualiteit bij borstkankerpatiënten te verbeteren, te onderzoeken. Vervolgens kan geëvalueerd worden of deze interventies aansluiten bij de bovengenoemde psychosociale factoren.

Interventies om de Seksualiteit te Verbeteren bij Borstkankerpatiënten

Er bestaan veel effectieve therapieën voor psychosociale problemen, maar in deze paragraaf wordt onderzocht welke interventies ontwikkeld zijn die specifiek gericht zijn op het verbeteren van de seksualiteit bij borstkankerpatiënten. Wanneer deze interventies

effectief zijn in het verbeteren van de seksualiteit, wordt de negatieve invloed van borstkanker op de seksualiteit wellicht gereduceerd en zal de kwaliteit van leven voor

borstkankerpatiënten mogelijk verbeteren.

Quintard, Constant, Lakdja en Labeyrie-Lagardère (2014) ontwikkelden een beauty treatment voor borstkankerpatiënten om de seksualiteit te verbeteren. Op willekeurige wijze werd aan 87 vrouwen ofwel standaard medische zorg, ofwel de beauty treatment aangeboden. De beauty treatment was niet invasief en bestond uit manicures, pedicures,

make-upverzorging, haarverwijdering, haarstyling en lichaams- en gezichtsmassages. De interventie werd vanaf de eerste dag na de borstkankerbehandelingen, tot vijf dagen daarna, aangeboden. De beauty treatments bleken na drie maanden een positieve invloed te hebben op het seksueel functioneren bij borstkankerpatiënten, terwijl de vrouwen die standaard medische zorg

ontvingen geen verbetering toonden in het seksueel functioneren. Deze interventie is gericht op het verminderen van de veelvoorkomende body image problems (Fobair et al., 2006; Avis et al., 2004; Engel et al., 2004; Parker et al., 2007; Brédart et al., 2010; Burwell et al., 2006; Speer et al., 2005; Ussher et al., 2012). Echter, wanneer vrouwen zich enkel bewust waren dat zij deel konden nemen aan deze beauty treatments, waardoor hun zelfbeeld mogelijk

verbeterd kon worden, had dit al een positievere invloed op het seksueel functioneren dan de beauty treatments zelf.

Een andere interventie werd ontwikkeld door Rowland et al. (2009). Dit was een zes weken durende psycho-educationele groepsinterventie, gericht op het verbeteren van de tevredenheid met het seksueel functioneren door informatie te verschaffen,

(13)

communicatievaardigheden te verbeteren en angst te verminderen tijdens intieme situaties. Op willekeurige wijze werd aan 199 borstkanker survivors ofwel een informatieve brochure aangeboden, ofwel de psycho-educationele interventie aangeboden. Er namen 72 vrouwen deel aan de psycho-educationele interventie en 127 vrouwen kregen de informatiebrochure. Hoewel de seksuele tevredenheid na vier maanden was gedaald bij de vrouwen die slechts de informatiebrochure hadden ontvangen, was dit echter verbeterd bij de vrouwen die deel hadden genomen aan de psycho-educationele interventie. Ook ervoeren deze vrouwen minder problemen om hun lichaam te tonen aan hun partner; ook hier lijken de body image problems derhalve verminderd te zijn door de interventie. Deze interventie is relevant om toe te passen bij borstkankerpatiënten, aangezien is gebleken dat het merendeel van deze vrouwen behoefte heeft aan informatie betreffende de gevolgen van borstkanker zelf en veranderingen in de seksualiteit, met name de fysieke veranderingen in de seksuele respons, relationele kwesties, psychologische gevolgen en mogelijke gevolgen voor het body image (Ussher, Perz & Gilbert, 2013). Slechts 41% van de 1965 vrouwen die in dit onderzoek een online vragenlijst over het seksueel welzijn hadden ingevuld, had echter enige vorm van informatie ontvangen. Tevens bleken zij bij voorkeur geschreven informatie te willen ontvangen, zoals folders, nieuwsbrieven en websites; maar sommigen hadden ook interesse in verbale informatie, zoals een groepssessie of een telefoonhulplijn. Slechts weinigen hadden behoefte aan informatie van een professional of steungroep.

Hoewel vrouwen geschreven informatie dus verkiezen boven een groepssessie (Ussher et al., 2013), bleek de groepssessie echter betere gevolgen te hebben voor de seksuele

tevredenheid (Rowland et al., 2009). Ook een telefoonhulplijn blijkt een positievere invloed te hebben op seksuele problematiek bij borstkankerpatiënten dan geschreven informatiebronnen (Marcus et al., 2010). Op willekeurige wijze kreeg de helft van 304 borstkankerpatiënten in dit onderzoek een minimale controle-interventie, welke bestond uit een brochure met referenties naar psychosociale en revalidatiehulpmiddelen en de andere helft

telefoonbegeleiding. Deze vrouwen kregen dezelfde brochure als de vrouwen in de

controlegroep en daarnaast namen zij deel aan 16 telefoonsessies verspreid over een jaar. In de tweede sessie ontvingen zij één van zes zelf te kiezen boekjes, waarvan het thema het meest aansloot bij hun individuele problematiek. Aan de hand van deze boekjes ontvingen vrouwen vervolgens psycho-educationele begeleiding en begeleiding in het ontwikkelen adaptieve copingsstrategieën: strategieën om op adaptieve manier met hun problemen om te gaan. In de laatste sessies werd vooral ingegaan op problemen waar de vrouwen op dat moment nog tegenaan liepen. Hoewel de vrouwen de te lezen materialen als helpend

(14)

beschouwden in het verminderen van hun seksuele problematiek, beoordeelden zij de telefoonhulplijn positiever, door het feit dat er iemand was die naar hun problemen luisterde en hen begreep. De telefoonbegeleiding had een langdurig positieve invloed op de seksuele problematiek.

Concluderend kan gesteld worden dat de tot dusver ontwikkelde interventies om de seksualiteit te verbeteren veelbelovend zijn: met name het verschaffen van informatie omtrent de veranderingen in de seksualiteit door borstkanker en het op de hoogte brengen van

borstkankerpatiënten van voor hen beschikbare hulpmiddelen voor hun problemen, hebben positieve gevolgen voor de seksualiteit. Daarbij kunnen deze interventies laagdrempelig en kostenbesparend geïmplementeerd worden. De tot dusver ontwikkelde interventies om de seksualiteit bij borstkankerpatiënten te verbeteren, zijn echter nog schaars en slechts gericht op één van de geïdentificeerde psychosociale factoren: de body image problems. Bovendien hebben alle interventies enkel betrekking op de vrouw, in plaats van het koppel. Hoewel er dus een goede start gemaakt is met het ontwikkelen van interventies, is er nog veel ruimte voor verbetering, verbreding en toevoeging.

Conclusies en discussie

Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat borstkanker invaliderende gevolgen heeft voor de seksualiteit bij vrouwen. Het blijkt dat de directe gevolgen van de verschillende borstkankerbehandelmethoden een verminderd seksueel functioneren

veroorzaken, wegens fysieke problemen in de seksuele respons en verminderd verlangen. De seksualiteit van vrouwen die behandeld zijn met chemotherapie lijkt hierbij het meest te zijn geïnvalideerd, gevolgd door de behandeling met mastectomie, terwijl de negatieve gevolgen van lumpectomie minder ernstig zijn. Daarnaast zijn disfunctionele partnerrelaties vóór de behandelingen, angstgevoelens, body image problems, depressie en relatie- en psychologische stress allen psychosociale factoren die gerelateerd zijn aan een verminderd seksueel

functioneren. Vrouwen die echter gekenmerkt worden door de persoonlijkheidstrekken extraversie en vriendelijkheid, hebben een verminderde kans om seksuele problematiek te ontwikkelen. Bovendien kan de seksualiteit na de borstkankerbehandelingen verbeterd worden door vrouwen beauty treatments of informatie met betrekking tot veranderingen omtrent de seksualiteit na borstkanker aan te bieden.

Er zijn echter een aantal kanttekeningen te benoemen bij de onderzoeken die in dit literatuuroverzicht aan bod zijn gekomen. Ten eerste zijn alle onderzoeken naar de invloed van de behandelingsmethoden of psychosociale factoren beschrijvend en correlationeel van

(15)

aard. Dit betekent dat alleen bekend is dat deze factoren met de seksualiteit samenhangen. Er mogen derhalve geen conclusies getrokken worden over de causaliteit van deze verbanden en het blijft dus onbekend of deze factoren de oorzaak zijn van een verminderd seksueel

functioneren. Het is in dit geval echter niet mogelijk om experimenteel onderzoek te verrichten naar de invloed van borstkanker op de seksualiteit: borstkankerpatiënten kunnen niet willekeurig ingedeeld worden om bijvoorbeeld ofwel lumpectomie te ontvangen, ofwel mastectomie met reconstructie, of om wel of geen body image problems te ervaren. Er zal volstaan moeten worden met correlationeel onderzoek, waarbij de richting van de verbanden slechts speculatief verondersteld kunnen worden.

Ten tweede zijn er slechts weinig onderzoeken waarbij een controlegroep opgenomen was. Vaak werden enkel bij borstkankerpatiënten onderzocht of factoren aanwezig waren die mogelijk met de seksualiteit samenhingen. Hierdoor blijft de seksuele problematiek bij gezonde vrouwen onderbelicht en kan met minder zekerheid gesteld worden dat de seksuele problemen specifiek met borstkanker samenhangen. Wellicht komen deze factoren in gelijke mate voor bij gezonde vrouwen, waardoor zij ook seksuele problemen ervaren en zijn deze problemen verder niet gerelateerd aan borstkanker. Vervolgonderzoek zal vaker gebruik moeten maken van controlegroepen, waardoor duidelijk zal worden of deze seksuele problematiek voornamelijk gerelateerd is aan de gevolgen van borstkanker.

Ten derde is in sommige onderzoeken gebruik gemaakt van relatief lange

nametingperioden, om de gevolgen van borstkanker voor de seksualiteit over tijd te kunnen volgen. De seksualiteit wordt echter door veel verschillende factoren beïnvloed, waardoor het waarschijnlijk is dat de seksualiteit na bijvoorbeeld vier jaar verslechterd is door andere factoren dan de gevolgen van borstkanker. Wanneer niet gecontroleerd wordt voor andere ingrijpende levensgebeurtenissen of factoren die de seksualiteit kan beïnvloeden, zijn de resultaten lastig te interpreteren. Het is dan niet zeker of de veranderde seksualiteit een gevolg is van de borstkankerbehandelingen of van de prominente psychosociale factoren.

Daarnaast hebben slechts weinig onderzoeken de verschillende behandelmethoden direct met elkaar vergeleken. Dit bemoeilijkt het maken van een eenduidige conclusie over welke behandelmethode de meest nadelige gevolgen heeft. Er zullen meer onderzoeken gedaan moeten worden waarin de invloed van alle drie de behandelmethoden onderzocht wordt op de seksualiteit, zodat deze differentiële gevolgen met elkaar vergeleken kunnen worden. Een gerelateerd punt is dat de seksualiteit en de psychosociale factoren in alle studies op ongelijke manier werd gemeten. Bijna elke studie maakte gebruik van een ander

onderzoeksdesign en andere vragenlijsten, die zich op differentiële aspecten van de 14

(16)

seksualiteit en psychosociale factoren richtten. Hierdoor wordt het vergelijken en evalueren van deze studies bemoeilijkt. Gesuggereerd wordt dat vervolgonderzoek een

gemeenschappelijk construct van seksualiteit voorop stelt en dit in elke studie vervolgens op dezelfde manier gemeten wordt. Ook zullen onderzoeken naar de invloed van psychosociale factoren op gelijke wijze uitgevoerd moeten worden, waarbij telkens dezelfde soort factoren gemeten en met elkaar vergeleken worden.

Een ander kritiekpunt heeft betrekking op de interventies. De vooralsnog ontwikkelde interventies hebben zich slechts gericht op één van de zes geïdentificeerde psychosociale factoren: de body image problems. Het is wellicht effectief om interventies te ontwikkelen die zich ook op één van de andere prominente psychosociale factoren richt, of een combinatie van meerdere psychosociale factoren. Mogelijk zal dit de effectiviteit van deze interventies

verbeteren.

Een laatste discussiepunt betreft de doelgroep van de interventies. De interventies zijn enkel voor vrouwen ontwikkeld, terwijl seks meestal een intieme activiteit is tussen twee geliefden. Het lijkt derhalve contra-intuïtief dat er geen koppelinterventies ontwikkeld zijn, waarbij zowel de behoeften van de man als de vrouw aandacht krijgen. Vervolgonderzoek zou hier zeker gebruik van moeten maken en interventies ontwikkelen die zich zowel op de man als de vrouw richten.

Nog een suggestie voor vervolgonderzoek is het onderzoeken van de rol van de persoonlijkheidfactor neuroticisme bij seksuele problematiek bij borstkankerpatiënten. Er is tot dusver slechts zeer gering onderzoek naar psychosociale factoren waarin ook neuroticisme wordt gemeten bij borstkankerpatiënten. Wellicht kan deze persoonlijkheidstrek de angst, depressie, relatie- en psychologische stress verklaren die bij veel borstkankerpatiënten voorkomen. Vervolgens zouden vrouwen hierop gescreend kunnen worden en, waar nodig, passende hulp aangeboden worden om de seksualiteit bij deze vrouwen te verbeteren.

Wanneer bovenstaande suggesties voor vervolgonderzoek uitgevoerd zullen worden, kan een beter en eenduidiger antwoord gegeven worden op de vraag welke factoren de meest nadelige gevolgen heeft voor de seksualiteit bij borstkankerpatiënten. Vervolgens kunnen dan effectievere interventies ontwikkeld worden om de seksualiteit bij zowel de vrouw als de man te verbeteren. Wanneer de seksualiteit verbeterd kan worden, zal de kwaliteit van leven voor deze vrouwen ook verbeterd worden, waardoor de last van deze chronische, ernstige en ingrijpende ziekte wellicht verlicht kan worden voor deze vrouwen.

(17)

Literatuurlijst

Avis, N. E., Crawford, S., & Manuel, J. (2004). Psychosocial Problems Among Younger Women With Breast Cancer. Psycho-Oncology, 13, 295-308.

Brédart, A., Dolbeault, S., Savignoni, A., Besancenet, C., This, P., Giami, A., et al. (2011). Prevalence and Associated Factors of Sexual Problems After Early-Stage Breast Cancer Treatment: Results of a French Exploratory Survey. Psycho-Oncology, 20, 841- 850.

Burwell, S. R., Case, L. D., Kaelin, C., & Avis, N. E. (2006). Sexual Problems in Younger Women After Breast Cancer Surgery. Journal of Clinical Oncology, 24, 2815-2821. Den Oudsten, B. L., Van Heck, G. L., Van Der Steeg, A. F. W., Roukema, J. A., & De Vries,

J. (2010). Clinical Factors Are Not The Best Predictors of Quality of Sexual Life and Sexual Functioning in Women With Early-Stage Breast Cancer. Psycho-Oncology, 19, 646-656.

Emilee, G., Ussher, J. M., & Perz, J. (2010). Sexuality after Breast Cancer: A Review. Maturitas, 66, 397-407.

Engel, J., Kerr, J., Schlesinger-Raab, A., Sauer, H., & Hölzel, D. (2004). Quality of Life Following Breast-Conserving Therapy or Mastectomy: Results of a 5-Year Prospective Study. The Breast Journal, 10, 223-231.

Ferrell, B. R., Hassey Dow, K., & Grant, M. (1995). Measurement of the Quality of Life in Cancer Survivors. Quality of Life Research, 4, 523-531.

Fobair, P., Stewart, S. L., Chang, S., D’Onofrio, C., Banks, P. J., & Bloom, J. R. (2006). Body Image and Sexual Problems in Young Women With Breast Cancer. Psycho-Oncology, 15, 579-594.

Ganz, P. A., Kwan, L., Stanton, A. L., Krupnick, J. L., Rowland, J. H., Meyerowitz, B. E., et al. (2004). Quality of Life at the End of Primary Treatment of Breast Cancer: First Results From the Moving Beyond Cancer Randomized Trial. Journal of the National Cancer Institute, 96, 376-387.

Hettema, J. M., Neale, M. C., Myers, J. M., Prescott, C. A., & Kendler, K. S. (2006). A Population-Based Twin Study of the Relationship Between Neuroticism and Internalizing Disorders. Am J Psychiatry, 163, 857-864.

Marcus, A. C., Garrett, K. M., Cella, D., Wenzel, L., Brady, M. J., Fairclough, D., et al. (2010). Can Telephone Counseling Post-Treatment Improve Psychosocial Outcomes Among Early Stage Breast Cancer Survivors? Psycho-Oncology, 19, 923-932.

(18)

Parker, P. A., Youssef, A., Walker, S., Basen-Engquist, K., Cohen, L., Gritz, E. R., et al. (2007). Short-Term and Long-Term Psychosocial Adjustment and Quality of Life in Women Undergoing Different Surgical Procedures for Breast-Cancer. Annals of Surgical Oncology, 14, 3078-3089.

Quintard, B., Constant, A., Lakdja, F., & Labeyrie-Lagardère, H. (2014). Factors Predicting Sexual Functioning in Patients 3 Months After Surgical Procedures for Breast Cancer : The Role of Sense of Coherence. European Journal of Oncology Nursing, 18, 41-45. Rosen, R., Brown, C., Heiman, J., Leiblum, S., Meston, C., Shabsigh, R., et al. (2000). The

Female Sexual Functioning Index (FSFI): A Multidimensional Self-Report Instrument for the Assessment of Female Sexual Functioning. Journal of Sexual Marital Therapy, 26, 191-208.

Rowland, J. H., Meyerowitz, B. E., Crespi, C. M., Leedham, B., Desmond, K., Belin, T. R., et al. (2009). Addressing Intimacy and Partner Communication After Breast Cancer: A Randomized Controlled Group Intervention. Breast Cancer Research and Treatment, 118, 99-111.

Safarinejad, M. R., Shafiei, N., & Safarinejad, S. (2013). Quality of Life and Sexual Functioning in Young Women With Early-Stage Breast-Cancer 1 Year After Lumpectomy. Psycho-Oncology, 22, 1242-1248.

Shag, C. A., Ganz, P. A., Polinsky, M. L., Fred, C., Hirji, K., & Petersen, L. (1995).

Characteristics of Women at Risk for Psychosocial Distress in the Year After Breast Cancer. Journal of Clinical Oncology, 11, 783-793.

Speer, J. J., Hillenberg, B., Sugrue, D. P., Blacker, C., Kresge, C. L., Decker, V. B., et al. (2005). Study of Sexual Functioning Determinants in Breast Cancer Survivors. The Breast Journal, 11, 440-447.

Stewart, A. L., & Ware, J. E. (1992). Measuring Functioning and Well-Being: The Medical Outcomes Study Approach. Durham, NC: Duke University Press.

Takahashi, M., Ohno, S., Inoue, H., Kataoka, A., Yamaguchi, H., Uchida, Y., et al (2008). Impact of Breast Cancer Diagnosis and Treatment on Women’s Sexuality: A Survey of Japanese Patients. Psycho-Oncology, 17, 901-907.

Thirlaway, K., Fallowfield, L., & Cuzick, J. (1996). The Sexual Activity Questionnaire: A Measure of Women’s Sexual Functioning. Quality of Life Research, 5, 81-90. Ussher, J. M., Perz, J., & Gilbert, E. (2012). Changes to Sexual Well-Being and Intimacy

After Breast Cancer. Cancer Nursing, 35, 456-465.

(19)

Ussher, J. M., Perz, J., & Gilbert, E., (2013). Information Needs Associated with Changes to Sexual Well-Being After Breast Cancer. Journal of Advanced Nursing, 69, 327-337.

(20)

De Rol van Neuroticisme bij het Ontstaan

van Seksuele Problematiek bij

Borstkankerpatiënten

Naam: Sanne van Duivenvoorde

Studentnummer: 10159207

Begeleidster: Gerly de Boo

Universiteit van Amsterdam

Aantal woorden: 1.248

(21)

Inhoudsopgave Inleiding p. 21 Methode p. 22 Deelnemers p. 22 Materialen p. 22 Procedure p. 23 Data-analyse p. 23 Resultaten p. 23 Literatuurlijst p. 25 20

(22)

Inleiding

In dit onderzoek zal de rol van de persoonlijkheidstrek Neuroticisme – de geneigdheid vaker en sneller negatieve emoties te ervaren dan mensen die emotioneel stabieler zijn – worden onderzocht op de seksualiteit bij borstkankerpatiënten. Deze studie is uniek, omdat nog geen studie neuroticisme centraal heeft onderzocht op het hebben van invloed op de seksualiteit. Hierbij is de hypothese dat meer neurotische vrouwen sneller problemen zullen ervaren in het seksueel functioneren dan minder neurotische vrouwen. Wanneer deze hypothese niet verworpen kan worden door deze studie, kunnen borstkanker survivors in de praktijk gescreend worden voor neuroticisme en kan, waar nodig, passende hulp aangeboden worden om de seksualiteit te verbeteren.

Nadat bij een vrouw borstkanker gediagnosticeerd is en zij vervolgens ingrijpende behandelingen ondergaat, kan de seksualiteit voor veel vrouwen langdurig problematisch worden (Berterö & Wilmoth, 2007). Hoewel de persoonlijkheidsfactoren extraversie – mensen die sociaal zijn ingesteld en graag en veel contact hebben met andere mensen – en vriendelijkheid protectieve factoren zijn, die voorkómen dat de seksualiteit problematisch wordt (Den Oudsten, Van Heck, Van der Steeg, Roukema & De Vries, 2010), kan de seksualiteit negatief worden beïnvloed door psychosociale factoren als het hebben van een disfunctionele partnerrelatie (Den Oudsten et al., 2010), de karaktertrek angst (Den Oudsten et al., 2010); het ervaren van relationele stress of het hebben van een depressie (Speer et al., 2005); of het ervaren van psychologische stress (Ussher, Perz & Gilbert, 2012). Echter, een geldend principe in de wetenschap is spaarzaamheid: dit houdt in dat wanneer een bepaald fenomeen door meerdere alternatieven verklaard kan worden, men de simpelste versie moet aannemen (Kazdin, 2003). Wellicht kan deze negatieve invloed van angst, depressie, relatie- of psychologische stress bij de seksualiteit dus op een meer spaarzame en simpelere manier verklaard worden, door de persoonlijkheidstrek neuroticisme: het is namelijk bekend dat naarmate iemand neurotischer is, deze meer kans heeft om angst- en stemmingsstroornissen te ontwikkelen (Hettema, Neale, Myers, Prescott & Kendler, 2006). Ook zijn meer neurotische mensen minder tevreden met, minder betrokken bij en minder toegewijd aan hun relatie (Shaver & Brennan, 1992). Het is derhalve waarschijnlijk dat meer neurotische vrouwen ook angstiger zijn, een grotere kans hebben op een depressie en relatie- en psychologische stress: de factoren die tot meer seksuele problematiek leiden. In dit onderzoek zal de invloed van de persoonlijkheidstrek neuroticisme op het ontwikkelen van seksuele problemen in kaart worden gebracht, waarbij gecontroleerd wordt op de kwaliteit van de partnerrelatie voor de diagnose en behandelingen.

(23)

Methode

Deelnemers

Aan dit onderzoek zullen naar verwachting 484 vrouwelijke borstkanker survivors meedoen. Dit is gebaseerd op een verwachte effectgrootte van r = 0.3 en een

significantieniveau van α = .05. Vrouwen die borstkankerbehandelingen zullen ondergaan in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis in Amsterdam, het Medisch Centrum Alkmaar, of het Kennemer Gasthuis in Haarlem, wordt gevraagd of zij vrijblijvend mee willen doen aan dit onderzoek. Hiervoor maakte elke vrouw die het hele onderzoek had afgerond, kans op één van de drie VVV-bonnen ter waarde van €100,-. De vrouwen werden aan de hand van hun score op de ‘Neuroticisme-schaal’ van de NEO Five Factor Inventory (NEO-FFI) (Costa & McCrae, 1992) ingedeeld in één van de twee Neuroticismegroepen: een hoge

neuroticismegroep en een lage neuroticismegroep.

Materialen

De ‘Neuroticisme-schaal’ van de NEO-FFI (Costa & McCrae, 1992), bestaande uit 12 items, wordt in dit onderzoek gebruikt om de mate van Neuroticisme vast te stellen. De items kunnen beantwoord worden op een schaal, waarop vrouwen moesten aangeven in hoeverre het item betrekking op haar had. De totale score van de vrouw op de ‘Neuroticisme-schaal’ bepaalde in welke Neuroticisme-groep zij ingedeeld werd: Als een vrouw 20 of lager scoorde, kwam zij in de groep ‘Laag Neurotisch’, en wanneer zij 21 of hoger scoorde, kwam zij in de groep ‘Hoog Neurotisch’.

Daarnaast wordt de kwaliteit van de partnerrelatie voor de borstkankerbehandelingen gemeten met de Index of Marital Satisfaction (Cheung & Hudson, 1982), bestaande uit 25 items. Elk item kan beantwoord worden op een zeven-punts Likert-schaal, waarbij vrouwen moesten aangeven in hoeverre het item op haar van toepassing was, waarbij ‘nooit’ 1 was en ‘altijd’ 7 was.

De uitkomstmaat, hoeveel seksuele problematiek vrouwen ervoeren, werd gemeten met de Medical Outcomes Study – Sexual Functioning Scale (MOS-SFS) (Sherbourne, 1992, aangehaald in Stewart & Ware, 1992), bestaande uit vier items, die elk één aspect van

seksualiteit meet: interesseproblemen; opwindingsproblemen; verminderd plezier in seks; en orgasmeproblemen. Elk item kan beantwoord worden op een vier-punts Likert-schaal, waarbij vrouwen moesten aangeven in hoeverre het item een probleem voor haar vormde, waarbij ‘geen probleem’ 1 was, en ‘groot probleem’ 4 was.

(24)

Procedure

Alle vrouwen die voor hun borstkankerbehandelingen deel wilden nemen aan het onderzoek, vulden ter plekke in hun ziekenhuis allereerst het informed consent in, waarin het doel van het onderzoek besproken werd. Wanneer zij hiermee akkoord gingen, vulden zij vervolgens de Index of Marital Satisfaction in, waarin de kwaliteit van de partnerrelatie voor de diagnose gemeten werd. Na de laatste behandeling vulden zij in hun huidige ziekenhuis de NEO-FFI in. Vervolgens kregen alle vrouwen de MOS-SFS drie maanden na hun laatste behandeling toegestuurd inclusief retourenvelop. De vrouwen werd gevraagd deze thuis, in een rustige omgeving en zonder overleg, in te vullen en vervolgens door middel van de retourenvelop terug te sturen. Aan de hand van de scores op de NEO-FFI werden de vrouwen na de studie ingedeeld als ofwel ‘Laag Neurotisch’, ofwel ‘Hoog Neurotisch’. Na haar

teruggestuurde MOS-SFS, kreeg elke vrouw een ‘Bedankt’-kaartje, waarin nogmaals de significantie van dit onderzoek uitgelegd werd, en daarna ook informatie of zij kans maakte op één van de drie VVV-waardebonnen van €100,- en, indien ja, of zij deze gewonnen had.

Data-analyse

Allereerst zullen de data geanalyseerd worden met behulp van correlatieanalyse: de Pearson’s R. Hiermee kan de relatie gemeten worden tussen Neuroticisme en seksuele problematiek.

Vervolgens zal een onafhankelijke t-test uitgevoerd worden, om te onderzoeken of er een verschil was in seksuele problematiek tussen de Hoog Neuroticisme-groep en de Laag Neuroticisme-groep.

Resultaten

Verwacht wordt dat neuroticisme nog steeds negatieve invloed heeft op de seksualiteit bij borstkanker survivors, wanneer gecontroleerd wordt voor de kwaliteit van de partnerrelatie voor de diagnose. Wanneer dit verwachte resultaat gevonden wordt, betekent dit dat, zelfs wanneer de kwaliteit van de partnerrelatie goed is voor de diagnose, vrouwen die in hogere mate neurotisch zijn, eerder seksuele problemen zullen ervaren dan vrouwen die in lagere mate neurotisch zijn. Dit is mogelijk een spaarzamere verklaring voor seksuele problematiek dan de psychosociale factoren angst, depressie, relatie en psychologische stress, wanneer neuroticisme deze factoren kan verklaren.

Indien deze verwachtingen gevonden worden, zal het in de praktijk zinvol zijn om borstkanker survivors na de behandelingen te screenen op neuroticisme. Medische

(25)

professionals zouden vervolgens extra waakzaam moeten zijn voor de behoeften van vrouwen die in sterke mate neurotisch zijn en hen, indien nodig, passende hulp aanbieden om de seksualiteit te verbeteren. Dit betekent echter niet dat vrouwen die niet neurotisch blijken te zijn, genegeerd moeten worden. Ook zij moeten weten dat er voor hen professionele hulp beschikbaar is voor onder andere problemen rond de seksualiteit; echter, medische

professionals zouden extra waakzaam moeten zijn wanneer blijkt dat een vrouw in hoge mate neurotisch is.

Wanneer dit resultaten echter niet gevonden wordt, betekent dit dat neuroticisme wellicht geen achterliggende factor is voor het ervaren van angst, depressie, relatie- en psychologische stress. Neuroticisme lijkt dan geen rol te spelen bij het beïnvloeden van de seksualiteit bij borstkanker survivors. In dat geval zal de zoektocht verder gaan naar

prominente psychosociale factoren die een grote invloed hebben op de seksualiteit, zodat daar vervolgens op een effectieve manier naar gehandeld kan worden door gezondheidszorg professionals.

(26)

Literatuurlijst

Berterö, C., & Wilmoth, M. C. (2007). Breast Cancer Diagnosis and Its Treatment Affecting The Self. Cancer Nursing, 30, 194-202.

Cheung, P. P., & Hudson, W. W. (1982). Assessment of Marital Discord in Social Work Practice: A Revalidation of the Index of Marital Satisfaction. Journal of Social Services Research, 5, 101-118.

Costa, P. T., Jr., & McCrae, R. R. (1992). Professional Manual for the Revised NEO Personality Inventory (NEO-PI-R) and NEO Five Factor Inventory (NEO-FFI). Odessa, FL: Psychological Assessment Resources.

Den Oudsten, B. L., Van Heck, G. L., Van Der Steeg, A. F. W., Roukema, J. A., & De Vries, J. (2010). Clinical Factors Are Not The Best Predictors of Quality of Sexual Life and Sexual Functioning in Women With Early-Stage Breast Cancer. Psycho-Oncology, 19, 646-656.

Hettema, J. M., Neale, M. C., Myers, J. M., Prescott, C. A., & Kendler, K. S. (2006). A Population-Based Twin Study of the Relationship Between Neuroticism and Internalizing Disorders. Am J Psychiatry, 163, 857-864.

Kazdin, A. E. (2003). Research Design in Clinical Psychology. Boston, MA: Allyn & Bacon. Shaver, P. R., & Brennan, K. A. (1992). Attachment Styles and the “Big Five” Personality

Traits: Their Connections with Each Other and with Romantic Relationship Outcomes. Personality and Social Psychology Bulletin, 18, 536-545.

Speer, J. J., Hillenberg, B., Sugrue, D. P., Blacker, C., Kresge, C. L., Decker, V. B., et al. (2005). Study of Sexual Functioning Determinants in Breast Cancer Survivors. The Breast Journal, 11, 440-447.

Stewart, A. L., & Ware, J. E. (1992). Measuring Functioning and Well-Being. Durham, NC: Duke University Press.

Ussher, J. M., Perz, J., & Gilbert, E. (2012). Changes to Sexual Well-Being and Intimacy After Breast Cancer. Cancer Nursing, 35, 456-465.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The learning in deep learning results from a process called training, where iterative adjustments are made to the network parameters, thus reshaping the feature space over time,

Bij vrouwen van 40 tot 50 jaar met een familiair verhoogd risico op borstkanker die voor screening buiten het bevolkingsonderzoek borstkanker in aanmerking komen, hoeft de huisarts

In dat geval is er sprake van uitzaaiingen van borstkanker in de botten, longen of lever, en dus niet van bot-, long- of leverkanker. Afhankelijk van de vorm van borstkanker en

Hoewel seksualiteit al deze dimensies kan omvatten, worden deze niet altijd ervaren of vormgegeven.. Seksualiteit wordt beïnvloed door de interactie van biologische,

Dat dat zeer belangrijk voor hem is, werd duidelijk toen ik hem vroeg wat hij verstaat onder liefde: “Tijd doorbrengen met mijn vrouw, we zijn al 44 jaar getrouwd, mijn 2 dochters

Het belang van abstinentie voor jongens is gemeten met 6 items, namelijk: “Voor een jongen is het belangrijk om maagd te blijven tot het huwelijk”, “Het hebben van seksuele ervaring

Bij onze dienst kan u terecht voor informatie over: thuiszorg, zoals thuisverpleging, hulp in het huis- houden, warme maaltijden, ver- voer, oppasdienst, hulpmiddelen zoals

Door oxidatie is de laatste decennia veel organische stof verdwenen, waardoor de veendikte is afgenomen, veengronden in moerige gronden zijn veranderd en moerige gronden soms