• No results found

Rapport betreffende een sociaal-economisch onderzoek van de landbouw in de gemeenten Susteren en Nieuwstadt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rapport betreffende een sociaal-economisch onderzoek van de landbouw in de gemeenten Susteren en Nieuwstadt"

Copied!
122
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT

DEN HAAG (Schev.) - V A N STOLKWEG 29 - T E L E F . 65.23.60 - GIRO 4 1 . 2 2 . 3 6

Rapport no 87.

RAPPORT BETREFFENDE EEN SOCIAAL-ECONOMISCH ONDERZOEK VAN DE LANDBOUW IN DE GEM3HNTEN SU3TEREN EN NIEU7/STADT.

A

De inhoud van dit rapport is getoetst door een Commissie van Advies, bestaan-de uit bestaan-de heren;

Prof. Dr E.7.Hofstee, voorzitter. Prof. Ir. W.J..Dewez,

Dr, Ir W.H.Diemondt, Dr, Ir */Y. J.Droessen, M.R.Haan,

Ir, F.P.Mesu,

Ir, G,A. Over dijkink, leden.

5 BIBUOTHEEE %

4 ï m ^

iQVl'Oßl

27316 - ' 4 7

(2)

INHOUDSOPGAVE

OPDRACHT EN INLEIDING blz.

Deel A. Het woongebaad. Hbofdst Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk

T.

De ligging en het klimaat "

II, De bodem " III. De waterstaatkundige toestand"

IV. De ontsluiting " V. De verkaveling "

4

5

7

10 10 D e el B- De, bevolking. Hoofdstuk' ' VI Hoofdstuk

De samenstelling van de bevolking 1. Inleiding " 12 2. De loop van de bevolking " 13 3„ De stand van de bevolking " 19 VII. De aard van de bevolking " 26 Deel G. De agrarische productie.

Hoofdstulc VÏÏI. "De economische structuur

van het gebied " Hoofdstuk IXo De streek als geheel in

ont-wikkeling en in vergelijking met andere gebieden

1. Aantal bedrijven " 2. Het grondgebruik " 3. De veebezetting " Hoofdstuk X. De bedrijven

Algemeen " 1. Landbouwers zonder en met .

tuinland " a. Aantal bedrijven en

ge-bruikspercelen " b. Het grondgebruik " c. De veebezetting " d. De arbeidskracht " e. Het werktuigenpa,rk " 2. Grondgebruikers met een

hoofdinkomen buiten de

landbouw " Hoofdstuk XI. De opbrengsten en

arbeids-inkomsten " Hoofdstuk XII. De betekenis vandehoutqpstand"

Hoofdstuk XIII. De grondgebruikers

1. Overzicht " 2. Grondgebruikers met een

beroep of bedrijf buiten

de agrarische sector " 3. De rustende boeren •• 4. De boeren " 28 31 34 35 36 38 38 39 41 42 42 45 46 49 51 51 54 55

(3)

Rapport no 87.

Se opdracht, •.

De opdracht voor het onderzoek in de gemeenten Susteren en Nieuwstadt is ontvangen van de Directeur-Generaal van de Land-bouw. In het begeleidend schrijven wordt opgemerkt, dat in dit gobied door het bestuur van de Limburgse Land- en Tuinbouwbond edn aanvraag tot ruilverkaveling werd ingediend met het oog op de grote belangen, welke een betere verkaveling en ontwatering dezer gronden voor de landbouwende stand van dit gebied zal heb-ben. Deze ruilverkaveling is van groot belang, omdat door het

betrokken waterschap reeds omvangrijke ontwateringswerken zijn uitgevoerd. Het sou daarom zeer oneconomisch zijn deze cultuur-technische sanering niet verder te voltooien. Voorts wordt er in het begeleidend schrijven op gewezen, dat zich bij de

voor-bereiding dezer ruilverkaveling ernstige-moeilijkheden voordoen. Enerzijds hebben. Ie landbouwers in dit gebied grote behoef-te aan meer land, behoef-teneinde hun kleine bedrijven op een sbehoef-teviger economische basis te stellen. Dit meerdere land zou verkregen kunnen worden door het extensief geëxploiteerde hakhout en op-gaande hout te rooien en geschikt te maken voor bouw- en gras-land; ook de extensief geëxploiteerde beemden zouden hiertoe kunnen bijdragen.

Tenslotte wordt in het mijngebied van Zuid-Limburg geklaagd over tekort aan consumptiemelk eiiioaat mdn hieraan enigermate tegemoet te kunnen komen door het betrokken gebied om te zetten in meer

intensief geëxploiteerde bedrijven.

Anderzijds wordt door het Staatsbosbeheer bezwaar gemaakt tegen het rooien van een groot gedeelte van het voorkomende

hout, met het oog op het grote tekort aan klompenhout en ander werkhout. Ook door instanties, welke belast zijn met het behoud van natuur- en landschapsschoon wordt bezwaar gemaakt tegen het rooien van het hout in dit gebied.

Gevraagd wordt dus: welke vorm van bodemgebruik in het alge-meen belang voor dit gebied het meest gewenst moet worden geacht.

De beantwoording van deze vraag eist een sociaal-economisch onderzoek, zoals hieronder in grote lijnen wordt aangegeven.

Gezien de vraagstelling is dit onderzoek niet toegespitst op het kleine boerenvraagstuk. Hoewel ook in deze streek het aantal kleine bedrijven zeer groot is, zo zal toch in dit rap-port het kleine boerenvraagstuk niet in alle breedte en diepte worden onderzocht. Een opdracht hiertoe werd gegeven voor de gemeente Epe.

Inleiding.

In dit rapport is het onderzoek in drie delen gesplitst, terwijl in een vierde deel een samenvatting en de belangrijkste conclusies worden gegeven.

Deel A handelt over de mogelijkheden van het woongebied. In de verschillende hoofdstukken wordt een overzicht gegeven over het klimaat, de bodem en de cultuurtechnische eigenschap-pen van het gebied.

De hoofdstukken over de waterstaatkundige toestand, de ontslui-ting en de verkaveling zijn samengesteld door de Rijkscultuur-consulent voor de "orovincie Limburg.

Hethoofdotuk over 1.'; bod^m v/o 3^11 anm Ji:g^:jtold door de Stichting voor Bo,1amlrr,,rtering, HoInis v/rui uo bodumkr.rtoring in doze streek nog niet zo ver gevorderd, dat reeds een volledig overzicht

(4)

ge--2- Rapport no 87. geven kon worden van de belangrijkste bodeiatypen in dit gebied.

Vandaar dat in dit rapport met een globaal overzicht van de bo-demgesteldheid moest worden volstaan,,

Deel B gaat over de gehele bevolking van Susteren en Nieuw-stadt. In hoofdstuk VI wordt de loop en stand der bevolking en in hoofdstuk VII de aard der bevolking behandeld.

Dit deel 2al ons dus een inzicht moeten verschaffen over de mogelijkheden van de streek, maar nu gezien vanuit het standpunt der bevolking.

De deelgroep der grondgebruikers wordt uitvoerig in deel C behandeld.

De e1 C geeft een inzicht in wat de bevolking met de grond doet" In dit deel wordt dus de agrarische productie behandeld. Een hoofdstuk over de economische structuur van het gebied opent dit deel.

In hoofdtsuk IX wordt de 3treek in zijn geheel onderzocht, speciaal het aantal bedrijven in de verschillende grootte klas-sen, het grondgebruik en de veebezetting. Essentieel hierbij is de ontwikkeling van de streek na te gaan en andere streken ter vergelijking op te nemen.

In hoofdstuk X wordt op de structuur der bedrijven ingegaan. De bedrijven worden gegroepeerd en van elke groep wordt een zo volledig mogelijk structuurbeeld gegeven. Vanzelfsprekend kan het niet de bedoeling van dit rapport üijn om uitvoerig de wijze van produceren te behandelen; slechts enkele algemene opmerkin-gen worden hierover gemaakt.

Wij hebben bij de samenstelling van dit hoofdstuk veel steun ondervonden van de Rijkslandbouwconsulent met zijn assistenten. Ook voor de opbrengsten van de gewassen en de dierlijke produc-ten - welke in hoofdstuk XI gegeven worden - hebben wij een dank-baar gebruik gemaakt van de kennis van de landbouwvoorlichtings-dienst.

In hoofdstuk XII wordt de betekenis van de houtopstand nage-gaan.

In het laatste hoofdstuk wordt de agrarische bevolkingsgroep nader onderzocht, speciaal het demografisch aspect.

Door bovenstaande analyse v/orden alle factoren, welke oorzaak kunnen zijn van de geringe welvaart in de streek en,van het niet

tot ontwikkeling gekomen zijn van de landbouw, onderzocht. Niet

één factor, maar een complex van factoren kan remmend werken op de ontwikkeling van een streek.

Vandaar dat in dit rapport niet alleen het woongebied, maar ook de bevolking en de productie onderzocht zijn.

Voor het cijfermateriaal in dit rapport is gebruik gemaakt van;

1. de landbouwverslagenj

2. de jaarlijkse inventarisatie van land- en tuinbouw (ha 1934)» 3. het demografische materiaal van het C.B.S.;

4. de beroeps- en bedrijfstellingen van het C.B.3.; 5. eigen enquête-materiaal.

De opmerking in de opdracht over het tekort aan consumptie-melk in Zuid-Limburg, kan met enkele woorden worden afgedaan.

Het vervoer van consumptiemelk met tanks is momenteel over grote afstanden mogelijk. De kwaliteit van de melk gaat hierdoor niet merkbaar achteruit. De consunrotiemelk voor het Westen des lands b.v. is voor een gedeelte afkomstig uit Friesland.

M-.ar afgezien hiervan zou een eventuele meerdere productie van consumptiemelk in het betreffende gebied van geen noemens-waard belang zijn voor Zuid-Limburg, dat op 1 Januari 1943'

(5)

-3- . Rapport no 37. Nemen we aan dat in Susteren en Nieuwstadt door

intensive-ring 200 melkkoeien meer gehouden kunnen worden, dan zouden hier-mee toch slechts een 3OOO personen yan melk kunnen worden

voor-zien.

Tenslotte nog een opmerking over een ervaring bij dit onder-zoek opgedaan. Als bezwaar van dit onderonder-zoek moet genoemd worden het te geringe aantal zuivere landbouwbedrijven, dat in het »n-derzoek betrokken is. Te meer geldt dit bezwaar, omdat wij hier te maken hebben met vrij heterogene bedrijven. Heterogeen slaat ' hier niet op het bedrijfstype, maar op de bedrijfsvoering. Het ene bedrijf legt het accent meer op rundvee, het andere op kip-pen. Verder zijn de grote're bedrijven veel verder gemechaniseerd dan de kleinere. Ook de conclusies, welke uit het bevolkingson-derzoek getrokken worden, zijn.betrouwbaarder naarmate het aan-tal personen - dus bedrijven - in het onderzoek betrokken, toe-neemt. •

'Het komt ons voor, dat in een streekonderzoek minstens 3CT0 tot 3ÓÖ bedrijven - afhankelijk van de meer of mindere homogeni-teit uur bedrijven - betrokken moeten zijn. In dit opzicht heeft het onderzoek van de gemeenten Groesbeek en Spe, dat binnenkort gereed komt, ons meer bevrediging geschonken.

(6)

-4-Rapport no 87. DEEL A

HET WOONGEBIED. Hoofdstuk I DE LIGGING EN HST KLIMAAT*

i s

•Het'zwak golvende gebied van onderzoek is gelegen in de slanke taille van de provincie Limburg en vormt in vele opzich-ten het overgangsgebied van Noord- en Zuid Limburg. In het Oosopzich-ten grenst het gebied aan Duitsland, in het Zuiden aan de gemeenten Sittard en Limbricht, in het Westen aan de gemeenten Born en Roos-teren en in het Noorden aan Echt. De afstand tussen de Duitse en de Belgische grens is in dit gebied hemelsbreed gemiddeld 7,5 km.

Het ligt 1 zuidelijker dan Midden Nederland (Utrecht), der-halve ongeveer op de breedte van Gent in België en hemelsbreed omstreeks 180 km van de kust. Klimatologisch ligt het dan ook op de grens van het zee- en het overgangsklimaat van West Europa; de gemiddelde jaartemperatuur is 0,7° C hoger dan die in De Bilt.

Geologisch ligt het gebied op het laagteirras van de Kaas, Susteren sluit zich aan bij Noord-Limburg en is een typische zand-gemeente. Nieuwstadt sluit zich al meer aan bij Zuid-Limburg; ken-merkend zijn de meerdere oppervlakte aan fruit en het vrijwel

oófEreken van woeste grond. Het niet voorkomen hiervan in 3'eze gemeente is dan ook een gedeeltelijke verklaring voor het niet toenemen van het aantal bedrijven in de periode 1395-1910.

Susteren en Nieuwstadt liggen in het krachtveld van het Duitse industriegebied en van de Zuid-Limburgse mijnstreek. In de laatste decennia zijn door de mijnstreek vele arbeidskrachten uit deze dorpen aangetrokken en vóór de eerste wereldoorlog door het Duitse industriegebied.

Door de aansluiting van Zuid-Limburg met "Holland" vóór 1920 kwam dit gebied in het centrum van het verkeer te liggen. Alle

verkeer te land naar het Zuiden gaat over Susteren; het rangeer-terrein aldaar is het grootste van Nederland.

Het physisch-geografisch milieu van het gebied van onderzoek wordt in de volgende hoofdstukken van dit deel beschreven. Bij de klimatologische omstandigheden, voor zover zij van belang kun-nen zijn voor de landbouw, wordt nu even stilgestaan.

Het is bekend, dat de verschillen in klimaat in Nederland niet zo groot zijn, dat zij een primaire verklaringsfactor kunnen vormen voor de verschillende vormen van grondgebruik.Dit geldt niet voor de tuinbouw. Aangezien Midden Limburg, met name Suste-ren en Nieuwstadt, in het overgangsgebied van de fruitrijke lb'ss-gronden van Zuid-Limburg en de zandlb'ss-gronden van Noord-Limburg met hier en daar boomgaarden en met de groentenstreek rondom Venlo ligt, is het gewenst om enige aandacht aan de klimatologische omstandigheden van dit gebied te besteden.

Beginnen wij met de regenval. De jaarlijkse som blijft in het Noorden, dus in Susteren gemiddeld onder éOO mm; in het Zui-den, in Nieuwstadt valt meer regen, doch gemiddeld niet meer dan 650 mm. Opmerkelijk weinig regen valt in September en October, hetgeen een belangrijk voordeel voor de oogst betekent. Over het algemeen kan men niet zeggen, dat de betrekkelijk', geringe neer-slag nadelige gevolgen voor de groei der gewassen en voor het

weiland heeft. Op de hoger gelegen zandgronden bestaat natuurlijk altijd het gevaar voor het optreden van droogteschade in een neer-slagarme periode.

Wat een bijzondere vorm van de neerslag, nl, hagel betreft, de frequentie hiervan is belangrijk hoger dan in het Westen van ons land en op de Veluwe. Vooral in de'maanden Mei en Juni is

de kans op hagel in Midden-Limburg groter dan in Zuid-Limburg en even groot als in Noord-Limburg. Dit is vooral voor de fruitteelt een ongunstige omstandigheid, welke echter niet te hoog aange-slagen moet worden.

(7)

5

-' • . . • • R-apport no 8 7 . Gunstig staat'het.gèbie'd er voor, wat-de tempera/tuur en de windsnelheid aangaatv.:De' gemiddelde,., dagelijkse' minimum'tempe-rasuur i n Maart (^>5-G) ligt .meer dan een-graad hoger dan te

De Bilt ( 1 , 4 ° C ) . :Het gemiddelde aantal vorstdagen in Apri|L b e -draagt 3' (NoQrd-OvQ.rijssel,- Ztiid-Dr'enthe- 7 à 8 ) . De karis Pp nadhtyorst in h s t v o o r j a a r is iets grq.ter dan in de k o p v a n Nooird^Holland. en i n Zuid-Limburg,' 'doch veel kleiner dan' in Midden*- Oost-(feenoorden de grote rivieren) en N . 0# Nederland*

Bedraagt de windsnelheid a a n de- kust gemiddeld'6»5 à 7 m

per seconde, in Susteren-F.ieuws.ta^t-:a;s déze snelheid minder d a n de helft. " . '. : .••••'•-i':-.:. ''•'.";/•' ,.".',...'-ï- '-• '

De .klimatologische i ëleiïientensï tempera/tuur e n w i n d , b e z i t t e n • d e r h a l v e k e n m e r k e n , ' die z e e f g u n s t i g z i j n v o o r de t u i n b o u w , i n

h e t b i j z o n d e r v o o r de f r u i t t e e l t . H i e r b i:j: m o e V è c h t ö f . ' i n h e t o o g g e h o u d e n w o r d e n , d a t e r p l a a t s e l i j k e a f w i j k i n g e n k u n n e n o n t s t a a n

d o o r de b o d e m g e s t e l d h e i d , e n d e b e g r o e i i n g , • Hoofdstuk II _ D S BODEM. '.. ';"'?...••.:

GLOBAAL OVERZICHT VAN D S BODEMGESTELDHEID IN H E T KARTERING5GG3I3D NlEtLVSTADT-SUSTEREN DOOR:

.STICHTING VOOR BODEMKARÎERING.

Het bodemkundig veldonderzoek i n h e t gebied Nieuwstadt-Susteren is n o g niet in een zodanig stadium, dat daarover uit-* Vóerig k a n worden gerapporteerd* In dit kort verslag wordt e e n overzicht gegeven v a n de bodemgesteldheid in genoemd gebied. Met nadruk wordt er op gewezen, dat het onderzoek geenszins v o l -tooid is en dat h e t zeer goed mogelijk is, dat het bodemkundig

inzicht i n .verschillende vraagstukken n o g wijziging .ondergaat. Bpdemser ie s , en;: hun, huiddg. gebruik^. ,•••')>.:•;. •':•• ••;;_

"';.'; De: bodem'sërïes ;'iji' 'dit g e b i e d zijn'àls.\voigt-in-te d e l e n : , i'. 'zand- e n g r i n t o p d u i k i n g e n van. h e t l a a g t e r r a s ; . '

2. o v e r g a n g s t y p e n v a n 1 n a a r 3» e e n p a k k e t z a n d i g e l ö s s l e e m v a n v a r i ë r e n d e d i k t e , rustend, o p z a n d ; 3 , broekgroiiden: l a g e , z a n d i g e t o t i e t s f i j n z a n d i g e , m e e s t a l zware l ö s s l e e m g r o n d é n j . t 4* h o g e r g e l e g e n , b r u i n e , z a n d i g e • l ö s s l e e m g r o n d e n ; 5. v e e n g r o n d e n , a l o f n i e t b e d e k t m e t e e n .dunne laag, t a a i e l ö s s l e e m e n a l o f n i e t r u s t e n d op m o e r a s k a l k , m e t zand i n 'de o n -d e r g r o n -d , .'.ïil'ï.'. :i-]--"'•'• 1 • Zand- e n grint o p d u i k i n g e n ' v a n h e t l a a g t e r r a sv :-. D e z e z a n d g r o n d e n z i j n t e n o p z i c h t e v a n d e o m g e v i n g h o o g g e -legen,- s o m s v r i j d r o o g , e n a r m a a n ' v o e d i n g s s t o f f e n . H e t zijn de s l e c h t s t e r o g g e - e n a a r d a p p e l l a n d e n . 2• De o v e r g a n g s t y p e n v a n 1 n a a r 3 . Deze.Qmvatten:.;.. a. de gröriaeh:,diö;.;-ée.broekgronden.:habij k o m e n . è n v r i j n â t z i j n ; d e z e wordoh-aitff.hooi^'ôn \TCilr,ftcl,,gtebru.iktv'-.-.-: '-'•' •'•'•""'"' b . de gronden, welke slechts'mët 'één dunnen lössleemlaag bedekt

zijn.

De hoger gelegen gronden (met bruine bovengrond) zijn als bouwland in gebruik.

De laag gelegen gronden, m e t grijze bovengrond, zijn als h o o i en weiland i n gebruik. B i j lage grondwaterstand kunnen g e w a s -sen op deze gronden v a n droogte lijden.

3 • De loss Ie em-br o ekgjr onden..

Deze gronden liggen in hoofdzaak in het h o o i - en weiland-gebied tussen ïïieuwstadt e n Susteren; ze 'beslaan' m e e r d a n de helft r a n Vrsi, totale oppervlak van. het karteringsgebied.. De vela t u s

(8)

6

-Rapport no 87, dezelfde grond, met dit verschil, dat de bodem hier in de

bovengrond humeuzer ia en ook in de ondergrond vaak een betere structuur vertoont dan de eerstgenoemde gronden.

Door hun lage ligging temidden van het bekengebied zijn ze zeer grijs, en is de ondergrond kleiachtig. Langs de beken is een smalle strook grond hoger gelegen; deze strook is tot grote diepte bruin en humeua en geeft aanmerkelijk togor opbrengsten*

4. Bruine zandige lössleemgronden.

Deze tot op grote diepte bruine gronden, die rond de kom van het dorp Susteren liggen, zijn goede bouwlanden.

5. De veengronden.

Deze gronden bevatten vaak een laag moeraskalk van 40 tpt 100 cm dikte. Door de ligging in een afgesloten kom hebben ze veel wateroverlast. Grienden zijn vrijwel de enige gebruiksvorm, naast enig slecht bouwland. De gemeente Susteren is van plan tot ver-koop van de moeraskalk over te gaan; Het is de vraag of het ach-tergebleven terrein nog voor énige bodèmproductie geschikt zal zijn te maken» Het veen is van slechte kwaliteit.

Voorlopige beoordeling en toekom3t-mogelijkheden van de bodem. 1. De zandgronden zullen wel geen andere functie krijgen dan ze nu vervullen: rogge- en aardappelland van matige kwaliteit.

2. De overgangstypen kan men bezien, aansluitend bij de typen welke ze het meest nabij komen. Een sterke ontwatering van de

broekgronden zal mogelijk deze typen te droog majccn.

De broekgronden dragen de sporen van sterke wateroverlast en bezitten een slechte structuur. Naast goede ontwatering zullen ze waarschijnlijk veel kalk en humus nodig hebben ter verbetering. Een onzekere factor bij een eventuele sterke ontwatering vormt de taaie lössleemlaag in de ondergrond. Mogelijk zal deze laag in dat geval tot een vaste ondoorlatende bank uitdrogen.

Een ander gebruik dan als grasland lijkt voorlopig nog niet gerechtvaardigd. Verbetering van het onderhoud, betere bemesting, afschaffing van de gemene beemd.indien deze niet, beter wordt on-derhouden, verbe te ring van de detailontwatering en ontsluiting zijn wenselijk,

4* De bruine zandige lössleemgronden zullen zich voor fruit-teelt en boomkwekerij uitstekend lenen.

5. De veengronden zullen bij de ontginning van de moeraskalk een sterke niveauverlaging ondergaan. Het is zeer de vraag of een kostbare ontwatering na de ontginning wel rendabel zal zijn. Wan-neer de ontginning van de moeraskalk niet door gaat zijn ze moei-lijk te verbeteren.

Slotopmerking.

Mogelijk is het oordeel over de lössleem-broekgronden nog te pessimistisch. Voortgezet onderzoek en proeven om de uitwer-king van betere ontwatering na te gaan zijn noodzakelijk, om de mogelijkheden van arbeids-intensievere cultuur te voorspellen.

(9)

-7-. -7-. Rapport no &7-7-. Hoofdstuk III WATERSTAATKUNDIGE TOESTAND.

(Ir J.P.J» Simons) Algemeen overzicht.

Waterstaatkundig behoort het blok van ruilverkaveling Nieuw-stadt-Susteren tot het stroomgebied van de.Geleen- en Molenbeek met zijtakken, welk gebied is ondergebracht in het Waterschap

van gelijke naam, gevestigd te Sittard. .'-'.'

Als hoofdbeken, welke door het gebied'stromen,: zijn te be-schouwen; de Rode beek, de .Vloedgraaf of Vloedbeèk en de.Geleen-beek; als zijbeken; de Limbrichterbeek, de Sluisbeek, de <Venke-beek, de Reidsgraaf, de Roibèek en de Middels'graaf.

De hoofdbeken zijn ter plaatse grotendeels genormaliseerd, met uitzondering van de Geleenbeek, vanaf de afslag bij huize

Milien tot de afslag nabij de Katsbróeker Molen. Hoewel door de

reeds uitgevoerde werken aan voornoemde lössingen, de waterstaat-kundige toestand enigszins i3 verbeterd, kan van een voldoende beheersing van de waterstand geenszins gesproken worden.

Een grote belemmering voor een goede waterafvoer wordt nog gevormd door de diverse molens, welke op deze beken zijn geves-tigd, daar hun stuwpeil soms sterk afwijkt van de meest gewenste waterstand voor de landbouw. Op de Rode beek, welke beek over een lengte van plm 1500 meter de rijksgrens vormt, komen nog drie molens voor; de Millener Molen, de Volmolen en de Dieterenmolen. Op de Geleenbeek zijn nog overgebleven: de Armenmolen, de Kats-broekermolen. en de Poolmolen. Van deze molens is de Katsbróeker wel het meest hinderlijke, daar de waterstand op het nog niet

genormaliseerde gedeelte van de Geleenbeek hierdoor op een zoda-nig hoop peil wordt gehouden, dat de ontwatering van de omliggen-de terreinen totaal onvoldoenomliggen-de moet woromliggen-den genoemd. Doordat omliggen-de bodem van de Geleenbeek ter plaatse boven het omliggende terrein ligt, wordt de ontwatering van de gebieden, genaamd "de Houtemer Beemden"en ;,op de Susterderweg" zeer bemoeilijkt en Ondervinden deze gronden zowel gedurende de winter- als de zomermaanden door-lopend overlast van water. Tussen de Katsbroekermolen en de Pool-molên worden de Sluis- en de Geleenbeek verbonden met de Vloed-graaf door een afslag. Bij watertoevoer boven het stuwpeil bij . de Poolmolen kan hierdoor het meerdere water afgelaten worden naar de Vloedgraaf.

De afmetingen van de zijbeken zijn zeer onvoldoende en vra-gen grondige verbetering en verruiming.

De détailontwatering is eveneens slecht te noemen. Aan on-derhoud der greppels wordt zeer weinig aandacht besteed. Zolang de hoofd- en zijleidingen niet volkomen in orde zijn, kunnen trouwens weinig resultaten bereikt worden, zodat een en ander wel begrijpelijk is.

Bijlage I geeft schematisch het afwateringsstelsel aan. Teneinde een meer overzichtelijke omschrijving van de ontwate-ringstoestand te. kunnen geven is het blok verdeeld in de hieron-der genoemde gebieden.

Deze verdeling houdt dus geen verband met de waterstaatkun-dige toestand.

A. Eex gebied oostelijk van de spoorlijn Roermond-Sittard; B. Het gedeelte westelijk hiervan en zuid-oostelijk van de

weg-verbinding Holtum-Susteren.

C. Holtum en het gebied gelegen noordelijk hiervan en oostelijk van voornoemde Rijksweg.

A» Het gebied oostelijk van de spoorlijn Roermond-Sittard.^ Het zuidelijk gedeelte wordt gevormd door de streek tussen het dorp Nieuwstadt en de Rode Beek; een gebied van wisselende samenstelling. In de omgeving van Nieuwstadt, alsmede in het dorp zelf laat de ontwatering hier en daar wel te wensen over, vooral het grasland genaamd "Achter de Graaf" heeft veel wateroverlast.

(10)

- o -

- •

.-Kapport no 87« Aan weerszijden van de Vloedgraaf liggen de hoge zandgrond-den "Aan Krekelzang" en het "Leurken", welke reeds vroeger als "bouwland werden gebruikt en voldoende kunnen ontrateren. Meer noordelijk van deze beek is de ontwatering, dank zij de .norma-lisatie, voldoende te achten. In het zgn. Neerveld daarentegen laat zij nog te wensen over. Het feit, dat in dit gebied veel

slaghout en wild grasland wordt aangetroffen, wijst wel op een ' minder goede toestand.

Rond het Heerestraatje,waar een belangrijk gedeelte van het bos-areaal ligt, is de ontwatering sleohté De terreinen kunnen hier soms buitengewoon nat zijn," zoals de namen der ge-bieden "de Sumb", "aan het Broek11, "aan het Louver G-aet:',

"G-oeskens Bernden", "Water Bend", "Soute leyd" aangeven. Snkele gedeelten ten zuiden van het Heerestraatje liggen wat hoger,

zoals "Mevrouwe 'tfeide". Meer noordelijk van voornoemd Heerestraat-je, in het gebied waar naast bos en griend grotere complexen

bouw- en weiland worden aangetroffen, is eveneens de ontwatering slecht. De plaatselijke leidingen worden onvoldoende onderhouden en hun afmetingen zijn in het algemeen te gering. Vooral de zgn.

"Coule Bend"'-is'gedurende de wintermaanden zeer nat-en staat in natte jaren vaak geheel blank. Ook de zgn. "Rijdbenden" onder-vinden soms veel wateroverlast, evenals het terrein genaamd

"Op de Busch".

Ten noorden van het zgn."IJzeren Bosch" ligt een hoger ge-bied, plaatselijk bekend als "Op Koei", hetwelk wordt begrensd door de grintweg van Susteren naar het gehucht Slek. Plaatselijk wordt hier een kleine ingesloten laagte aangetroffen, waarvan het overtollige water zeer slecht afgevoerd kan worden en waare-door dit terrein vooral in het voorjaar veel wateroverlast on-dervindt.

Het Sus te-r der Broek, hierop aansluitend, laat eveneens, wat

de ontwatering betreft, zeer veel te wensen over, als gevolg van de onvoldoende afmetingen der waterleidingen. De hoofdleiding in dit gebied, de zgn. Middelsgraaf, in de volksmond ook wel Nelis-graaf genoemd, is niet in staat het overtollige water voldoende snel af te voeren. Met de aangrenzende gebieden vormt voornoemd Broek een meer of minder heterogeen geheel. In het Noord-Ooste-lijk gedeelte, genaamd "Nieuw Haveldje" en "Kwaad ",7erds" nabij Hommelshof, treft men hogere gedeelten aan, welke worden afge-wisseld door ingesloten laagten. Deze ondervinden gedurende de wintermaanden zeer veel wateroverlast, mede door het voorkomen van ijzeroer in de bodem, plaatselijk bekend als "pan". Meer naar het Oo-sten en in het Midden van het Broek kómen laaggelegen terreinen voor, welke eveneens het overtollige water niet kwijt kunnen, hetgeen ook het geval is met de terreinen, welke zuide-lijk van de Middelsgraaf liggen.

§.• Het gebied westelijk van de spoorlijn Roermond-Sat tard en ten *~ Ruiden van de "erbindirig Holtüm-Susteren toTaan.de RTj^c'slveg

Roe 'mond -Si t tard ~"~ * „ v

In het meest zuidelijke gedeelte van het gebied ïïestelijk van de spoorlijn Sittard tot aan de Rijksweg

Roermond-Sittard is de ontwatering voldoende te noemen. Plaatselijk zijn hier en daar nog verbeteringen aan te brengen in het belang van ingesloten laagten, welke gedurende de wintermaanden waterover-last ondervinden, zoals voor de gebieden genaamd "Houtemer Veld" "Op de Krapel" en de "Holtumer Heide". In de omgeving van de

Holtumer Heide is door beter onderhoud der bestaande leidingen nog veel te bereiken.

Ten noorden,van voornoemde Heide en noord-oostelijk van het landgoed 'i/olfrath laat de ontwatering veel te wensen over. Vooral de zgn. "Beemden" in deze omgeving zijn zeer nat.

In de "Houtemer Beemden" is de ontwatering zeer slecht als gevolg van de hoge ligging van de G-eleenbeek ten opzichte van het maaiveld en het hoge stuwpeil bij de "Katsbroekermolen".

(11)

B i j l a g e . î SCHEMA ONTWATERINGSSTELSEL Rvk. "NIEUWSTABT-SUSTEBHTV Dieterenmclen, / /-" Millenermolen, Tudde-rer mclenV !

(12)

-9-. *-9-.-9-. Rapport no 87-9-. Deze gronden van goede kwaliteit, v/elke gedeeltelijk woest lig-gen, in gebruik zijn als populicrenbos of griend, zijn zeer moe-rassig en staan dikwijls onder water. Vooral de gebieden genaamd

"Ammesnoek", "Litter Pas", "Opde Susterenweg" en "de Beemden" ten zuiden van de beek verkeren allen in een uiterst slechte toe-stand, waardoor zij in verhouding tot hun kwaliteit een geringe opbrengst geven.

In mindere mate is dit eveneens het geval met "de Beemden" in de omgeving van de "Poolmolen".

In het gebied tussen de Geleenbeek en de Vloedgraaf ten oosten van de Susterderweg, "In de Overslag", is door de verbe-tering van de Vloedgraaf de ontwaverbe-tering voldoende te achten. Door verbetering van voornoemde beek hebben de gebieden genaamd "Op het Schild", "de Xeerweide" en "aan Gasthuisweide" een tamelijk goede drooglegging gekregen. Daar een groot gedeelte van voor-noemde terreinen en eveneens het gebied noordelijk hiervan,

"Aan Beeren Weide", is begroeid met bos, voornamelijk slaghout met opgaande eiken, v/aard o or h&t water meer vastgehouden wordt, krijgt men hier echter eerder ie iniruk, dat de toestand voldoen-de is.

Langs de Rijksweg ligt et.n vrij droog gebied, hetwelk over-gaat in het laag gelegen terrein langs de Eisenwog , de zgn.

"Kuys Eisen" waar de ontwatering zeer onvoldoende is, mede door het ontbreken van goede lossingen en het totaal onvoldoende on-derhoud van de bestaande leidingen. De Saldersweide ten oosten van de Elsenweg heeft om voornoemde reden ook een onvoldoende ontwatering, evenals het "Pase Veld", "Het Merre Veld", "Lesche Broek" en "De Rijd", enz. Tussen deze gebieden liggen enkele hogere terreinen, welke van nature beter kunnen ontwateren en waaraan zij hun drogere ligging danken.

In het algemeen kan van dit gebied gezegd worden, dat de hoofdbeken in orde zijn, een goed slotenstelsel echter volkomen

ontbreekt, terwijl het onderhoud van de bestaande lossingen mini-maal is.

Door oorlogshandelingen zijn veel bruggen en kleine kunst-werken vernield, welke nog stagnatie geven in de afvoer.

C* Holtum en het noordelijk hiervan gelegen gebied ten oosten ~" begrensd door dé RTjTcswëg'Roermond-Sittard, ' "

Het overtollige water uit de gemeente Holtum e.o. wordt hoofdzakelijk afgevoerd door de Venkebeek, welke langs het land-goed Huize Holtum en de Reydsgraaf stroomt. Beide lossingen heb-ben onvoldoende afmetingen, waardoor een slechte ontwaterings-toestand van dit gebied is ontstaan. De Venkebeek werd in de

afgelopen zomor gedeeltelijk door de gemeente verbeterd, waarbij het bestaande tracée werd aangehouden. Door de lichte golving van het terrein hebben enkele gebieden z.a. "Pasveldjen",

"Molenveldje" een voldoende drooglegging.

De zgn, Elsser Broekerbeemd, "Driesweiden", "Eenden Poel.". "Vijf Boender" (gedeeltelijk) en hun omgeving hebben een buiten-gewoon gebrekkige afwatering, hetgeen ook geldt voor de gemeente-gronden ten noorden van Huize Holtum. Deze goede gemeente-gronden verkeren bijna doorlopend in ean moerassige toestand.

Meer naar het Oosten liggen de gronden hoger en zijn droger waaruit valt te concluderen, dat de hoogteligging in dit gebied bepalend is voor de ontwateringstoestand.

Ten noorden van de Scheidstraat, een slecht onderhouden weg op de gemeentegrens van Susteren, ligt een gebied van vrij goede kwaliteit, maar zonder behoorlijke waterlossingen, zoals "Anmes-Hoek" , "Groot en klein Berkulerveld" ,"\¥itshout" , "Groter Saarbend". Het hierop aansluitend zgn. "Keerbusch" heeft door zijn golvend karakter een ongelijke drooglegging.

"In de vijf Boenders11 is de toestand nog voor verbetering vatbaar, hoewel in de laatste jaren gesproken kan worden van

(13)

-10-•R apport no 87. met succes kunnen Worden verbouwd.

Rond het Kamerstraatje en de Bosweg komen verschillende ingesloten natte terreinen voor. Voornoemde wegen behoren in de winter tot de slechtst toegankelijke en zijn te vergelijken met het Heerestraatje in het bosgebied ten oosten van de spoorlijn.

"De Schrijversweide" nabij de Vloedgraaf is evenals de Langere Kamp en "Op Hostard" tamelijk droog gelegen.

Samenvatting.

De waterstaatkundige toestand in het blok Nieuwstadt— Susteren is in het algemeen slecht te noemen. Voor een meer eco-nomisch gebruik der gronden is een algehele verbetering van het nog niet genormaliseerde gedeelte van de Geleenbeek en van alle

zijlejdingen noodzakelijk, waarna'de nodige aandacht besteed moet worden aan de detailontwatering.

Hoofdstuk IV. DE ONTSLUITING (Ir J.P.J« Simons)

In het gehele gebied worden weinig wegen aangetroffen. De bestaande wegen zijn veelal niet meer dan karrepaden, smal en in natte tijden practisch onbegaanbaar, omdat zij niet voor-zien zijn van een verharding.

Als typisch voorbeeld hiervan kan genoemd worden het Heere-straatje, welke weg voor een deel enigszins begaanbaar is gemaakt met sintels en puin, teneinde een betere afvoer van het gekapte . hout mogelijk te maken.

Zelfs voor de ontsluitng van dit bosgebied is zij ten enen-male onvoldoende. Hetzelfde geldt eveneens voor de wegen rond het Susterenbroek.

Na de.ze, gebieden zijn te noemen de grote Saarbend, Keerbusch en het Berkelérveld, waar practisch geen wegen aanwezig zijn. De Bosweg en hét zgn. Kamerstraatje ten Oosten van Susteren in het noordelijke gedeelte der ruilverkaveling zijn ook zeer slecht en kunnen gedurende de wintermaanden bijna niet bereden worden.. Door het opbrengen van puin in de afgelopen zomer van door oor-logshandelingen vernielde woningen, heeft de gemeente Susteren enige verbetering aangebracht.

De Scheidstraat op de grens der gemeenten Susteren en B o m wordt eveneens slechts onderhouden, mede doordat het een grens-weg is en men geneigd is het onderhoud op de naastliggende ge-meente af te schuiven. :

In vele gevallen moet door aangrenzende eigenaren uit- of overweg worden verleend, aangezien het aantal wegen te klein of ter plaatse het wegennet niet doelmatig is.

Samenvatting.

Het blok Nieuwstadt-Susteren is onvoldoende ontsloten. De bestaande wegen zijn slecht, te smal en in natte perioden prac-tisch onbegaanbaar. Voor een meer economisch gebruik der betref-fende gronden is oen beter en doelmatiger wegennet dringend ver-eist.

Hoofdstuk V. DE VERKAVELING (Ir J.P.J. Simons)

De eigendomspercelen in het gebied Nieuwstadt-Susteren lig-gen zeer verspreid, evenals de gebruikspercelen.(Zie voor de

gebruikspercelen Hoofdstuk IV,par. 1a). De percelen zijn boven-dien zeer klein en ongelukkig van vorm.

Vooral de terreinen, welke in gebruik zijn als bos of wild grasland zijn zeer klein; oppervlakten van enkele aren komen veelvuldig voor. Een en ander brengt mede, dat vele eigenaren

(14)

-11-sEapport no 87. Een groot aantal percelen behoort aan uitwonende eigenaren, die deze percelen veelal hebben verpacht. Hierdoor zijn zeer in-gewikkelde eigendomsverhoudingen ontstaan, welke naar de rijks-grens toenemen.

Bij vererving zijn vele percelen tengevolge van het ontbre-ken van behoorlijke toegangen en vanwege hun ongelijke kwaliteit in de lengterichting verdeeld, waardoor aeer langgerekte smalle percelen zijn ontstaan.

Als willekeurig voorbeeld volgt hieronder het aantal per-celen van een viertal eigenaren.

totaal ' ... .' ;a_ - ' aantal percelen aantal ha in blok gelegen & in het oiok A. 4.80.35 3.65.70 ha " • 32

B. 5.88.40 5.88.40 ha 27 C. 4,48.20 3.88.25 ha 21 D. 10.02.50 5.53.00 ha 38 .

Samenvatting.

' In het blok Nieuwstadt-Susteren is dè verspreide, ligging der eigendommen zeer groot. Daar de percelen in het algemeen tevens zeer klein zijn, komen de nadelen hieraan verbonden des te meer tot uiting.

Voor een meer economisch gebruik der gronden is zoveel mo-gelijk samenvoeging van het verspreide bezit dringend noodzake-lijk...

(15)

-12-Happort no 87. DEEL B. DE BEVOLKING.

Hoofdstuk VI. DE SAMENSTELLING VAN DE BEVOLKING, 1. Inleiding.

üet doel van het bevolkingsonderzoek in de gemeente Sust'eren en Nieuwstadt bestaat hoofdzakelijk uit het bestu-deren van de kwantitatieve verhoudingen in de gehele bevol-king, en die van de groepen der grondgebruikers, zoals zij

aldaar leven en werken* Het gaat hier om de betekenis van de-ze verhoudingen voor de welvaart der betrokkenen.

• Een streek verkrijgt zijn mensen door geboorte en ves-tiging, verliest ze door sterfte en vertrek. Meestal is er • sprake van een aanwas, m.a.w. de som van geboorte en vestiging is groter dan die van sterfte en vertrek. In streken, waar de bevolking voor een belangrijk deel leeft van de opbrengst van de bodem, is het van belang de aanwas na te gaan, de ontwikke-ling van de onderdelen van de aanwas • te be.studeren en de ge-, volgen hiervan voor de landbouw aan 'te geven.

Geboorte in de agrarische groep 'en vestiging van agra-riërs vergroten de z.g. agrarische bevolkingsdruk (de verhou-ding tussen het aantal mensen, dat van dè landbouw leeft en

het oppervlak cultuurgrond); sterfte in deze groep, vertrek uit de streek en vlucht uit de landbouw verkleinen deze druk.

Dit deel van het rapport begint met een beknopte demo-grafie van de gehele bevolking.

In hoofdstuk XIII vindt men een .kwantitatieve analyse van de grondgebruikers, in hoofdzaak van die grondgebruikers, die geen inkomen uit arbeid in een ander beroep of bedrijf

verkrijgen. Tenslotte wordt in het volgende hoofdstuk nog een enkel woord gezegd over de aard van de Midden-Limburger.

Op 31 December 1944 telde hetAl7,35 km grote Susteren 4959, het tweemaal kleinere' (8,69 Ion ) Nieuwstadt slechts 1566 inwoners; dit betekent een bevolkingsdichtheid van resp. 285, en 179 > 5 per km . Susteren is dus ongeveer even dicht bevolkt

als het Rijk; Nieuwstadt heeft een veel minder dichte bevolking maar het densiteitseijfer voor deze gemeente is toch groter dan normaal is te achten voor het platteland.

Aan deze maatstaf, als verhoudingsgetal tussen bevol-kingsaantal en oppervlakte, moet menteen beslissende v/aarde toeken-nen; immers niet allen leven direct"van de grondopbrengst (zie beroepsstructuur hier beneden) en niet alle grond is cultuur-grond. Slechts iets minder dan tweederde van de oppervlakte van Susteren 'is cultuurgrond (1188 ha van de 1732 'ha): van Nieuwstadt • iets meer dan de helft t.w. 494 ha van.de 869 ha grote gemeente. (Ook bos is in deze gegevens niet tot cultuur-grond gerekend). T/at de verspreiding van de bevolking over het grondgebied van Susteren betreft, kan het volgende opgemerkt • worden (volkstelling C.3.S.1930). Op 31 December 1930 woonden in totaal 57 mannen en vrouwen in kloosters en stichtingen, of 1.38/5, de overigen waren in woningen gehuisvest.

In de volgende tabel krijgt men een overzicht van de bewoning.

Inwonertal naar bewoonde oorden en verspreide huizen op 31 De-' cember 1930 van Susteren.

Bewoonde oorden met een bevolking van 500 en meer Susteren 2142 52,6- io Eeide 601 14,7 Io Dieteren 575 14,1 minder dan 500 1 1 7 * 2,9 55 verspreide huizen 641 15,7 Io

(16)

,13-2apport no 8?. Nieuwstadt, dat op diezelfde datum 7 vrouwen in kloosters of

stichtingen gehuisvest zag, kent de volgende tabel.

Inwonertal naar "bewoonde oorden en verspreide huizen, op 31 De-cember 1930 van Nieuwstadt..

Bewoonde oorden met een "bevolking van: 500'en meer Nieuwstadt : 1036 : .80 /o minder dan 500 — verspreide huizen ':' 259 • 20 fr . Bezien wij deze twee gemeenten als één gebied, dan ver. krijgen wij het volgende overzicht op 31 December 1930:

Susteren Nieuwstadt Heide Dieteren Kleine buurtschappen Verspreid 2142 IO36 601 . 575 117 900 5371 39,9 # 19,3 Io 11,2/0 10,7 53 2 iZ 1° 16,7 I"

100

i

Over het algemeen kunnen wij . zeggen', dat het dicht bij elkaar wonen in deze gemeenten een typerend kenmerk is voor de wijze van wonen. Er zijn in deze streek min of meer grote kernen (6 in getal),; door de gemeenten heen loopt de rijksweg . met er langs de meeste verspreide huizen*, de overige versprei-de woningen treft men aan, liggenversprei-de aan enige secundaire en tertiaire wegen, die de buurtschappen verbinden met de hoofd-dorpen", het verdere grote gebied is. practisch leeg.

Het gevolg hiervan is, dat de meeste agrarische bedrijfs-hoofden in de_ regel nie t_ wonen bij_ hunT^an^^ maar bi_g_ elkaar ïn_ de' dorpen en"b^r^scTiapj)en\" " " * ""

-•-—-—-•-~- "• HDV dichtheïcf van""bewoning, d.w. z. het aantal inwoners 'per woning levert geen verassingen op; dichtheidscijfers als in het volgende overzicht zijn normaal te achten voor het platteland van Limburg. De dichtheid voor Nieuwstadt is groter dan die van Susteren. Gegevens omtrent de dichtheid per vertrek waren niet te verkrijgen.

Dichtheid van bewoning in Susteren en Nieuwstadt per 1930, 1935 en 1940. ' .

In de regel zijn de woningen echter klein en het aanta. vertrekken gering.

Wij hebben dan ook de indruk gekregen, dat de"kamerdicht-heid"j vooral in Nieuwstadt onder de mijnwerkers met al of niet

enig grondgebruik en in Susteren onder dezelfde categorie' en onder de lieden van de Nederlandse Spoorwegen met of zonder grondgebruik, ongeveer dezelfde is" als iiï een volksbuurt als de Jordaan in Amsterdam, ook met het oog op de geringe afmetingen der vertrekken. Het' grote verschil met de Jordaan is, dat de mensen in deze dorpen in hele huisjes wonen; in de Jordaan im-mers in grote mensenwarenhuizen.

2_.__ De loop der bevolking.

Be s choüweh"" wïy~ nu" de wijze, waarop het huidige zielenaan-tal werd bereikt. Te dien einde gaan wij voor Susteren en Nieuw-stadt na het aantal inwoners gedurende de jaartellingen en ver-gelijken deze cijfers met die van het Rijk en Limburg. Van deze laatste geven wij slechts de relatieve weer. De cijfers van het

(17)

-14-Eapport no 87. Rijk en Limburg zijn, uitgezonderd die van- 1940, afkomstig van

en afgeleid uit de uitkomsten der in genoemde jaren gehouden volkstellingen.

Inwonertal vanaf 1880 van Susteren en Nieuwstadt en in relatie-ve cijfers relatie-vergeleken met Limburg en het Rijk.

Susteren Nieuwstadt Susteren 1880=100 Nieuwstadt idem Limburg 1}1879=100

Het Rijk 1) idem 1) De cijfers voor ' tellingen. 1880 1937 731 100 100 100 100 1890 2039 777 105 106 107 112 1900 2203 821 114 112 118 127 I9IO 2365 887 122 121 139 146 Limburg en het Ri-jk geld

I92O 3135 1049 162 144 184 171 1930 4133 1302 213 178 230 198 1940 4569 1474 236 202 259 222 en voor de

volks-Het aantal inwoners van de twee gemeenten in kwestie is sinds I88O gestegen. Vooral tot 1910 blijft echter de aanwas van deze dorpen naar verhouding bij Limburg en het Rijk achter. Tussen 1910 en 1920 benadert Susteren echter de aanwas van Lim-burg; blijft vergeleken met I88O toch nog achter, zelfs bij het Rijk.

Het accrès tussen 1920 en 1930 is enorm en ligt verre boven het Rijk en ook boven Limburgy tussen 1930 en 1940 ech-ter weer achech-ter bij Limburg en gelijk aan het Rijk. De grote bevolkingsvermeerdering van dit dorp ligt dus tussen 1910 en I93O.

Nieuwstadt neemt ook na 1910 veel sterker toe dan vóór dit jaar, doch in veel mindere mate dan Susteren. De bevolkin^s-vermeerdering in dit dorpje blijft relatief achter bij Limburg en met uitzondering van 1920 - 1930 ook achter bij het Rijk.

De enorme vermeerdering van Susteren na I9IO vindt zijn oorzaak vooral in de grote uitbreiding van het rangeerterrein der N.S. in deze gemeente.

Zomede neemt het aantal' mijnwerkers na dit jaar zeer toe. Dit laatste geldt ook, zij het in veel mindere mate, voor

Nieuw-stadt, vooral tussen 1920 en 1930.

Raadplegen wij graphiek I in dit verband, waarin de tijd van de sterke aanwas der twee gemeenten is uitgebeeld, dan mer-ken wij op, dat Nieuwstadt een zeer regelmatige aanwas heeft, temeer omdat het absolute aantal, wat op 100 gesteld is, tame-lijk klein is. Een heel ander beeld vertoont Susteren. Wij la-ten hier de kleine onregelmatigheid van 1929 op 1930 buila-ten beschouwing, omdat dit crisisjaar de oorzaak is van een kleine

achteruitgang.

Heer aandacht verdient de grote achteruitgang in zielen-tal in 1935 en vooral in 1936 en ook het aarzelend oplopend,

bijna stationnaire bevolkingsaantal na deze jaren tot de twee-de wereldoorlog. • Deze aanzienlijke daling van twee-de aanwas in 1935 en I936 wordt voornamelijk veroorzaakt door het grote vertrek*-overschot in die jaren. Dit komt in de volgende tabel' tot uiting Vestiging- en vertrekcijfers in de jaren 1934 tot en met 1937 naar het geslacht van Susteren.

Jaren • 1934 1935 1936 1937 Mannen vestiging 175 107 67 75 vertrek 154 198 226 86 Vrouwen vestiging 172 ' 144 116 109 vertrek 163 171 259 123 . Overschot mannen 21 - 91 -159 - 11 vrouwen 9 - 27 -143 - 14

(18)

-15-Rapport no 87. Wij zien in genoemde twee jaren een geringe vestiging,

vooral van mannen, en een toenemend vertrek. De oorzaak hier-van is te vinden in het feit, dat in deze jaren een grote in-krimping van het aai tal arbeiders in' de werkplaats en van het machinepersoneel der ïï.S. plaats vond. De overplaatsing van de mensen-, der N.S. was kwantitatief van die grootte, dat de

gevol-gen voor Susteren niet uitbleven, gevolgevol-gen op verschillend ter-rein, waarop wij niet uitvoerig kunnen ingaan.

De vejrgroting van. de _arbeidsvraag in de mijnbouw en in het ver-k^^rsv/ezën.", vooral na T920, leidde niet alleen' tot een vërgro"-ïihg _yan äe aamvasT ÏÏer"'bevolking,' naar" ook" 'tot' een* veHvlëïning vaJti _ TieTaanTäT gron^ebm'ilcë'rs' bene'den 1 ha.' Velen' 'ze'xden' ïn' """"' çi'éze"" t T ^ hè'if geringe""grond'gebruik' 'vaarwel' 'en bcpaaldeh' 'zich' vervolgens" uTtsluiteVfd" "tot 'de' ni'jiïarb'ei'd'.

^Beschouwen wij thans de elementen, waaruit het bevolkings-accrès bestaat. Het zijn de nataliteit, mortaliteit en de twee migratieelementen: vestiging en vertrek.

Het geboortecijfer van Susteren, zowel als van Nieuwstadt ligt in de jaren na 1920 hoger dan dat van het Rijk.

Geboorte- en sterftecijfers van Susteren en Nieuwstadt, verge-leken met die van het Rijk! van 1921-1940.

Tijdperken I92I-I925 I926-I93O 1931-1935 1936-I940 Geboortecijfer per 1000 zielen Suste-ren 36.8 32,0 25,8 22,1 Nieuw-stadt 39,6 30,3 27,9 24,5 Het Rijk 25,9 23,2 21,2 20,5 Sterfte per . 1000 zielen Suster-ren 12,0

2'

9 8,6 u,5 Nieuw-stadt 14,7 10,1 9,5 9,3 Het Rijk 10,6

2 '

9 8,9 9,3 Evenals het algemeen geboortecijfer neemt ook dat van Sus-teren en Nieuwstadt af, maar in sterkere mate. De betrekkelijk lage geboortecijfers in de 5 jaren vóór de oorlog zullen weini-gen verwacht hebben, vooral omdat wij hier te doen hebben met een bijna geheel R.K. bevolking. Dit is een verschijnsel, het-geen hier en daar in den lande onder de Katholieken geconsta-teerd kan worden, n.l. de nataliteit neemt onder hen sterker af dan onder de overige bevolking, doch blijft hoger. Er zijn b.v» in Noord-Kolland cijfers bekend, die erop wijzen, dat het verschil na de bevrijding ongeveer nihil is geworden.

In graphiek IIa heeft men een goed beeld van het verloop der nataliteit en mortaliteit van de twee gemeenten in verge-lijking met het Rijk. Duidelijk zien wij het grotere geboorte-overschot van Susteren en Nieuwstadt. Aangezien men bezwaar kan male en tegen het gebruik van geboortecijfers, omdat deze af-hankelijk zijn van de bevolkingssamenstelling naar de leeftijd

en daardoor moeilijk vergelijkbaar, wordt hieronder in een ta-bel d» vruchtbaarheid van ons gebied vergeleken met die van de provincie en het gehele land.

Zoals bekend geeft het vruchtbaarheidscijfer; aantal le-vend geborenen per 1000 vrouwen van 1 5 - 4 4 jaar (ook wel van. 15-49 jaar) een nauwkeurig beeld van de verschillen in de mate van vruchtbaarheid.

Onderstaande cijfers betreffen het gemiddeld aantal wettig en onwettig levend geborenen in de perioden 1919-1922 en 1929-° I932 per jaar per 1Ö00 vrouwen van 15-44 jaar in de volkstellin-gen 1920 en I93O. Ter vergelijking vindt men ook de cijfers van Limburg en het Rijk.

(19)

-16-. fi apport no 87,

Vruchtbaarheidscijfer van Susteren en Nieuwstadt in vergelij-king met het Rijk en Limburg in 1920 en'1930. •

Susteren Nieuwstadt Limburg •Eet Rijk

Gemiddeld aantal levend geborenen per jaar in de-Jaren

1919 - 1922 .1929-1932 per 1000 vrouwen van 15-44 jaar volgens de volkstellingen van

1920 139 196 150 117 1930 1£L 155 128 97 Daling, van 1920 .20,1 '20-, 9: 14,6 17,1

Deze tabel spreekt vóór zichzelf. De sterkere daling van de geboortecijfers van Susteren en Nieuwstadt, die wij hierboven constateerden, vindt zi'jn verklaring in de grotere afneming in de vruchtbaarheid aldaar. En deze daling heeft plaats gevonden in weerwil van het feit, dat er zich in het tijdsbestek van 1920-1930 vele jonge gezinnen alhier hebben gevestigd.

Het volgende element van de loop der bevolking is de

mortaliteit. Het nogal hoge sterftecijfer van Nieuwstadt t.o.v.

KeV RTTpT eiï het iets hogere sterftecijfer van Susteren kan men niet verklaren uit de leeftijdsopbouw

In vele., gemeenten met een leeftijdsopbouw, ' waarvan de-jongste leeftijdsgroepen meer bezet zijn dan van'het Rijk-,heeft

men lagere sterftecijfers. * , ' ' --' <•'•''•

Ket Rijk vergeleken bij Susteren en Nieuwstadt heeft" ge-middeld een oudere bevolking, n.l. respectievelijk 29,1; 26,1

e» 27»5 jaar (in 1930), zodat Susteren en Nieuwstadt lagere sterftecijfers zouden moeten vertonen dan het Rijk. Analyseren wij dit vraagpunt enigermate uitvoerig.

De sterftecijfers .van Stisteren en Nieuwstadt tussen 1921 en I942, te weten 21 jaren, waren:

Bijzonderheden omtrent de sterftecijfers van Susteren en Nieuw-stadt van I92I-I942.

S u s t e r e n Nieuwstadl J a r e n l a g e r dan h e t R i j k 12 6 h o g e r dan h e t R i j k 9 14 g e l i j k aan h e t R i j k 1 $>o gemiddeld h o g e r dan h e t R i j k . 0 , 1 6 1,32

Wij zien dus, dat Susteren naar de tijd gerekend een la-gere mortaliteit heeft dan het Rijk, naar de kwantiteit een iets hogere; Nieuwstadt staat er ongunstiger voor, hoewel ook deze gemeente een jongere leeftijdsopbouwtaaCtcbnhetRijk, Ér zijn * in het verloop van de sterfte aanwijzingen,dat griepepidemieëa, strenge winters, hete zomers en dergelijke onregelmatigheden in Susteren en Nieuwstadt een meer ingrijpende vergroting van de mortaliteit heeft veroorzaakt,dan normaal v/as voor het Rijk.

Zeer belangrijk in dit verband is het onderdeel van de sterfte, n.l. de zuigelingensterfte (zie graphiek IIB). Sen on-derzoek naar de sterfte beneden het jaar op 100 levend aangege-venen in deze dorpen leverde het volgende resultaat op.

Nieuwstadt heeft in het tijdvak 1921-1940 een grotere zui-gelingensterfte dan Susteren, Limburg, Gemeenten van 5000 en 'minder inwoners en bet Ri.ik.

(20)

-17-• J!apport no 87. Susteren in hetzelfde tijdvak gelijk aan Limburg, docli

een grotere dan de gemeenten van 5000 en minder inwoners en het Rijk. Dit geldt voor heide gemeenten vooral voor de jaren van dertig tot veertig.

In de jaren van twintig tot dertig hadden zowel Susteren als Nieuwstadt gunstiger cijfers dan de provincie.•

De zuigêlingenzorg staat in Susteren op hoog peil. Het Groene Kruis beschikt'over een consultatiebureau en een ervaren wijkzuster. De moeders maken steeds meer gebruik van de voor-lichting van het consultatiebureau. Toch zijn de hygiënische omstandigheden in Susteren in verband met de woningtocstand (zie hierboven), de lage inkomens en met de opvattingen (het grote kindertal werkt daartoe mee) nog tamelijk oaagunstig te noemen. \7at het grote kindertal betreft, de brede basis van de bevol-kingspyramiden (zie graphiek V) wordt daardoor veroorzaakt. Dit hangt ten nauwste samen met de kerkelijke groeperingen in Susteren en Nieuwstadt.

De Rooms-Katholieken overwegen zeer sterk, zoals reeds opgemerkt is..

De bevolking van Susteren en Nieuwstadt naar de kerkelijke ge-zindten volgens de volkstelling 1909-1930 in $ van de totale b e v o l k i n g . J a r e n 1909 1920 1 9 3 0 1 NH S 0 , 2 1 1 . 5 3 2 , 1 5 N ' 0 , 3 4 0 , 4 8 0 , 1 5 RE S . 9 9 , 6 1 9 7 , 9 9 9 6 , 9 8 N 9 9 , 6 6 9 9 , 3 2 9 9 , 4 6 GE S 0 , 1 3 0 , 0 2 N 0 , 1 0 0 , 0 8 I s r a ë -l i e t S 0 , 1 2 N A n d e r e S 0 , 0 4 0 , 2 9 0 , 1 2 N 0 , 1 0 0 , 3 1 G e e n S 0 , 0 6 0 , 7 3 N

De loop der bevolking is verder afhankelijk van de mi-gratie. In de volgende tabel vindt men opgesomd in tijdinter-"" vairën van 5 jaar de absolute vestigings- en vertrekcijfers, het vestigingsoverschot, het totaal van vestiging en vertrek

(mobiliteit) en de mobiliteit in 0/00.

Migratie en mobiliteit van' i860 - 1940 in Susteren en Nieuwstadt,

1881 - 85 1886 - 90 I 8 9 1 - 95 1896 - 00 1901 - 05 1906 - i o 1911 - 15 1916 - 20 1921 - 25 1926 - 30. 1931 - 35 1936 - 40 T o t a a l Tezamen V e s t i g i n g S I 8 2 228 231 320 302 316 497 1406 1203 1667 1333 1259 N 101 128 94 119 185 202 282 401 304 395 3^8 353 v e r t r e K S I 7 0 311 258 334 2?8 399 372 1100 1077 1630 1412 1416 N. . 127 I 5 0 88 158 I 8 5 243 196 466 322 390 419 351 ! V e s t i -g i n s o v e r -s c h o t S 12 - 8 3 - 2 7 - 1 4 24 - 8 3 125 306 126 37 - 7 9 - 1 5 7 N - 2 6 - 2 2 6 - 3 9 -- 4 1 86 - 6 5 - 1 8 5 - 6 1 2 i t o b i l i t o i t ( v e s t . . + v e r t r e k S 352 539 489 654 580 715 869 2506 2280 3297 2745 2675 N 228 278 I 8 2 277 370 445 478 867 626 785 777 704 M o b i l i t e i t p e r : ) gem.

. s'

3 5 , 3 5 2 , 0 4 7 , 2 6 0 , 8 5 1 , 5 5 9 , 2 7 0 , 7 1 6 9 , 8 1 3 9 , 1 1 6 9 , 8 1 2 7 , 1 126,3 L000 v . d "bev. .. /, ïï 6 1 , 1 7 2 , 4 4 6 , 8 66,9 8 8 , 9 1 0 1 , -1 0 5 , 8 1 6 1 , 6 1 1 2 , 6 1 2 3 , 9 1 1 6 , 8 9 9 , 2 187 - 1 7 3 ' 14

(21)

-18-.

Rapport no 87 <

Voor Susteren zien wij een groot verschil in de periode vóór I9I6 en daarna. Vóór 1916 was deze gemeente een rustig dorpje, ja, zelfs "bedaarder dan zijn "buurman Nieuwstadt, na I9I6 kwam het plotseling in âe grote bevolkingsdynsmiek te lig-gen, welke het gevolg was van de aansluiting van Zuid-Limburg met "Holland". Susteren ligt immers in de"taille" van onze meest Zuidelijke provincie, in de vernauwing tussen Koord- en

Zuid-Limburg; alle verkeer met het mijngebied gaat over Suste-ren. Vandaar, - wij wezen er reeds op - vond een grote uitbrei-ding van het rangeerterrein aldaar plaats.

Ook het meer landelijke Nieuwst ad t ontkwam niét' aan deze invloed (zie de grote mobiliteit), doch na 1920 werd de migra-tie aldaar kleiner dan in Susteren.

Meestal ligt de mobiliteit op het platteland tussen 60 en 100 0/00. Wij zien dus, dat na 1916 in dit gebied de bewegelijk-heid uitgaat boven hetgeen normaal wordt geacht.

•Merkwaardig is, dat het uiteindelijke resultaat, t.o. van de bevolkingsaanwas, ongeveer nihil is (een vestigingsoverschot van 1 4 ) . Het onderzoek van de migratie naar het geslacht lever-de voor Nieuwstadt geen opmerkelijke resultaten op. Voor Suste-ren viel op, dat tussen 1916 en 1930 aldaar de mobiliteit der mannen iets groter was dan die der vrouwen. Ileestal is het om-gekeerde het geval; alleen wanneer op het platteland, door wel-ke omstandigheid ook, de bevolking plotseling sterk aanwast, zijn de vestigings- en vertrekcijfers der mannen enigermate gro-ter dan die der vrouwen.

Recapituleren w i j , dan kunnen wij in absolute aantallen de aanwas van de bevolking in Susteren en Nieuwstadt als volgt ontleden:

De aanwas der bevolking van 1880-1940 in Susteren en Nieuwstadt.

1881-1940 Geboorte-overschot S 2508 N 916 Tot. 3424 Vestigings-overschot S 187 -N -173 Tot. ' 14 Aanwas S 2695 N 743 Tot. 3438

De totale vermeerdering der bevolking is dus in de afgelo-pen 60 jaren 3438.

Op 31 December I88O was de totale bevolking binnen de gren-zen der gemeenten Susteren en Nieuwstadt 2668. Dit betekent^ dat de bevolking in 60 jaren meer_ dan verdubbelcTief "op* 26" km2.

ïrTcTëze tTjcf vermeer3erae"""3e* cippervl"ak'te" cül'tüurgrbha Xïncl". "5os}~m'ëy"bhgëvèer~"2 Tart2 ("SP" *to"t*"2"2' km2J_." ~ :"

!3e~t~be"£ûïp~van "3e*" grafieken" ÏTX"ën"ÏV heeft men nog een duidelijk résumé van wat er in demografisch opzicht gebeurd is in dit gebied. Men merke vooral op het enorme geboorte-overschot in de jaren 1921 tot 1925. Het zijn de jonge gezinnen geweest, die zich hier gevestigd hebben en die dit overschot hebben.te-weeg gebracht.

Tenslotte lettenen vooral op het grote verschil in vesti-gingsoverschot tussen de jaren 1920-1930 en I93O-I94O.

Conclusies.

. üus'terën is in 1940 ten opzichte .van 1830 sneller gegroeid dan het Rijk; deze groei blijft echter bij Limburg achter. Nieuwstadt is minder snel gegroeid dan het Rijk en Limburg. De aanwas na de eerste wereldoorlog tot 1930 is in Susteren

zeer groot in verband met de uitbreiding van het rangeerter-rein en de opkomst der mijnen.

2.. Tussen 1935 en 1940 stagneert de aanwas van Susteren in ver-band met een inkrimping van het spoorwegpersoneel aldaar. 3. Het geboortecijfer van Susteren en Nieuwstadt ligt hoger dan

(22)

-19-'r-?zi- •:...-ort r.o ••!.

het Rijk en is in 1940 slechts even groter"dan van Neder-land. Dit geldt ook voor het vruchtbaarheidscijfer. 4. Het sterftecijfer vari Susteren is ongeveer gelijk aan dat

van het Rijk", van Nieuwst ad t iets hoger.

5. De zuigelingensterfte is in beide dorpen in de jaren van 1920 tot 1930 iets kleiner dan in Dimburg, doch groter dan van het Rijk en gemeenten met minder dan 5000 inwoners. In het decennium van 1930 tot 1940 liggen beide, doch vooral Nieuwstadt hoger dan genoemde grote eenheden.

6. Het geboorte-overschot is in beide dorpen zeer hoog geweest, doch nam voor 1940 reeds sterk af.

7. Voor 1916 heeft.Susteren geringe migratiecijfers, daarna zeer grote, In Nieuwstadt is de migratie veel gelijkmatiger geweest'en is de;toename na 1916 normaal te achten.

8. Aangezien er in 1940 ten opzichte van I08O geen vestigings-overschot is in de beide dorpen, is de bevolkingsaanwas ge-lijk aan het geboorte-overschot.

3. De stand der bevolking.

Tnans~ zY3n"wTy"g*ekomen tot de stand der bevolking van Susteren en Nieuwstadt.

Tijdens de bespreking van de loop passeren wij telkens een mijlpaal, waar een adempauze gemaakt kan worden. Er wordt hier gedoeld op de uitkomsten der volkstellingen om de 10 jaar. laten wij eerst stilstaan bij die van 1930.

Om een indruk te krijgen van de samenstelling van de be-volking naar leeftijd en geslacht, gebruikt men de z.g. bevol-kingspyramide, het bekende dubbelstaafdiagram.

Beschouwen wij eerst Susteren.

Tussen 1920 en 1930 had deze gemeente een vestigingsover-schot van I63 zielen; een geboorte-overvestigingsover-schot van 835; tezamen een accrès van 998 bewoners.

Wat de vestiging betreft weten wij, dat die der mannen iets groter was dan die der vrouwen.

Van het geboorte-overschot weten wij, dat er in dit tien-tal ^aren 1224 kinderen werden geboren, v/aarvan er 103 voordat ze len jaar oud waren, stierven; de sterfte boven êên jaar be-droeg 286.

De leeftijdsopbouw van 1930 levert in vergelijking met die van 1920 de volgende resultaten op:

1. Het aantal mannen en vrouwen, dat in 1920, 15 - 29 jaar is, blijkt 10 jaar later, wanneer zij dus 25 - 39 jaar zijn,

ver-groot te zijn, veroorzaakt door een vestigingsoverschot (ves-tiging minus vertrek en sterfte) in deze tijd vooral van de

20 - 39 jarigen.

2. De bezetting van de jongere leeftijdsgroepen is in 1930 gro-ter dan in 1920, met uitzondering van de vrouwen van 20-24 jaar. Dit is het gevolg enerzijds van de vpstiging vein jonge mannen en vrouwen, eventueel van jonge gezinnen, anderzijds van het grote geboorte-overschot in de jaren 1920-1930.

Wat Nieuwstadt betreft; tussen 1920 en 1930 had dit dorp een vertrekoverschot van 13 mensen, een geboorte-overschot van 266, tezamen een aanwas van 253 inwoners.

Vergelijken wij de leeftijdsopbouw van 1930 met die van 1920 dan valt voor Nieuwstadt op:

1. De groep, die in 1920s 0 - 14 jaar was, bleek in 1930 een

weinig versterkt te zijn. Dus een klein vestigingsoverschot van jonge kinderen.

2. De bezetting van de 0 - 10 jarigen is in 1930 groter dan in 1920.

Het aantal 30 - 44 jarige mannen blijkt in 1930 kleiner te zijn dan in 1920.

De pyramiden van Susteren en Nieuwstadt van 1930 lijken in grote trekken op elkaar. In grafiek V worden beiden vergeleken

(23)

-20-Happort no 87. met die van het Rijk. Hierbij valt op:

'1. de veel bredere voet van Susteren en Nieuwstad t door de gro-tere geboortefrequentie,

2. de veelal kleinere bezetting van de leeftijdsklassen na 10 jaar; bij de mannen in Susteren regelmatig afnemend, in Nieuwstadt een "teveel" van de 45 jarigen en ouder; bij de vrouwen onregelmatig afnemend in beide plaatsenj 3. het relatief kleinere aantal vrouwen ouder dan 15 jaar, wat

een normaal sociaal verschijnsel isj de grote gezinnen en de tamelijk beperkte bestaansmiddelen in dit gebied bewerkstel-ligen een groot aantal huwelijken van vrouwen in deze gemeen-ten met mannen, die er buigemeen-ten.wonen,

4. de relatief zwakkere bezetting van mannen van 30-44 jaar in Nieuwstadt; op deze leeftijd zijn de mannen niet tevreden met een ondergeschikte betrekking, zodat deze zwakke ting aldaar verklaard kan worden; voor Susteren is de bezet-ting der mannen van 20 tot 30 jaar vrij zwak.

Er zijn meerdere verschillen te noemen, doch men moet op-passen met de verklaring daarvan, omdat het kleine aantal in beide dorpen vaak oorsaak is van onregelmatigheden in de leef-tijdsopbouw.

Het grote kindertal bepaalt de vorm van de pyramide. Dit komt ook op andere wijze tot uiting, n.l. door het percentage' gehuwden'. Het is duidelijk, dat een groot aantal kinderen het aandeel van gehuwden verkleint. Zo bedroeg het percentage ge-huwden in 1930 in Susteren 34,9 $, in Nieuwstadt 32,0 <?« en in het Rijk 38.0 <fo. Het derde gevolg van het groot aantal kinderen treedt aan de dag in de gebruikelijke indeling van on-, half-en volproductieve leeftijdsklasshalf-en. De volghalf-ende tabel laat dit zien.

On-, half- en volproductieve leeftijdsklassen in °ß> %n 1930.

Nieuwstadt Susteren Het Rijk Volproductief 20 - 54 jaar 41,0 41,5 46,6 Halfproductief 15-19 en 55-64. jaar 15,3 13,7 . 16,6 Onproductief 0-14 en boven 65 jaar 43,7 44,7 37.9 De 0-14 jarigen bezetten in Nieuwstadt 37,6 jS, in Suste-ren 39,4 f°» Een stationnaire bevolking, een bevolking met een. constant aantal geboorten en een bevolking met een bepaald con-stant sterfteverloop (sterftetafel 1938) heeft een bezetting van 21,5 (Sundbarg). ïïij zien uit dit verschil, dat het bevol-kingsaantal van de streek in kwestie in 1930 verre van station-nair is.

Uit het verschil tussen de verhouding productieven en on-productieven van Susteren en Nieuwstadt enerzijds en het Rijk anderzijds blijkt in 1930, dat de productieve groep in deze bei-de gemeenten een zwaarbei-dere opgave heeft dan normaal is voor het Rijk. Dit heeft sociale en economische consequenties, waarop wordt teruggekomen.

Het lijkt ons nog gewenst om aan de hand van de pyramiden van Susteren en Nieuwstadt een methode te gebruiken, waarop de

"generatiedruk" (de verhouding van het aantal jongens b.v. van 5-19 jaar en van de mannen van 50-64 jaar} in de beide dorpen

gemeten kan worden. Deze_ druk geldt_dan^voor 1930. Later zullen wij de spanning meten, zoals "deze tlans I s , '

'7ij doelen op een methode, welke door het C.B.S. wordt toegepast en generatie-indexcijfer genoemd wordt.

Hierbij is van belang vast te stellen, in welke verhouding de vertrekkende oudere mannen staan tot de aanrukkende jongere.

(24)

-21-Happort no 87.

In een stationnaire "bevolking (zie 'boven) "bestaat een vaste verhouding tussen het aantal mannen van 55-59 jaar en dat. van, 10-14 jaar. Dit quotient 1.19 is 100 gesteld en is gebaseerd op de sterftetafel van 1930 - 1940. Indien van de bevolking van Susteren en die van Nieuwstadt de jongens van 10-14 jaar gedeeld door het aantal mannen van 55 - 59 jaar eveneens het quotient 1.19 geeft, dan heeft de bevolking van beide plaat-sen een stationnair karakter aangenomen en is er geen genera-tiedruk, dus geen toenemende bevolkingsdruk. In dit geval is de index - 100.

Voor Susteren blijkt dan dit cijfer 250, voor Nieuwstadt I96 te zijn. Omdat de bevolking gering is en omdat het aantal 10-14 jarigen in 1930 beinvloed wordt door de eerste wereld-oorlog leek het qns ndödzakelijk ook de verhouding 5 - 9 jari-gen met 50 - 54 jarijari-gen en 15 - 19 jarijari-gen met 60 - 64 jarijari-gen

in onze berekening op te nemen. Uit de sterftetafel blijkt, dat 100 van 114 5 - 9 jarige jongens de leeftijd van 50 - 54

jaar bereiken en 100 van 128 15 - 19 jarigen 60 - 64 jaar worden.

Het gemiddelde generatie-indexcijfer ( 5 - 1 9 jarigen tot 50- - 64 jarigen) wordt dan voor Susteren 294, voor

Nieuw-stadt 199.

Uit deze berekening blijkt dus, dat de bevolkingsdruk

in I93O. voof^~Tn~JSustereni," zeer aTerk toenam'.' t7i j~'vragen"ons

qräarom aän" ook äf~o îf de'ze' te^erwacbTTen"toevïoè'd^u*i¥~äJLJ2.B-Z.

gere regionen I n dTb gebied" emplbor îieefT ge*von5en7""""

Hiervoor is ."nodig "de ecbnömllfch'ë structuur van beide

dorpen te kennen.

De meest recente gegevens hiervan dateren echter van de volkstelling 1930; latere staan ons niet ten dienste. Uit ge-sprekken met deskundigen in deze dorpen bleek ons evenwel, dat de veranderingen in de beroepsverhoudingen niet van in-grijpende aard kunnen zijn. Op 31 December 1930 bestond de beroepsbevolking uit de volgende verhoudingen:

Verhouding in de beroepsbevolking in 1930. f} van de beroeps- bevol-king man-nen vrou-wen van de ge-hele bêvol king Van de gehele Manne1. bevol-king Vrouwel, bevol-king heeft een

be-roep in fo Van de 15-64 jarige Manne1. bevol-king Vrouwe1 bevol-king heeft een

be-roep in % In verhou-ding met het Rijk het aantal beroeps-personen 15-64 jaar Totale bevol-king Minder dan he*t Rijk in hét % beroeps-bevolking van de totale bevolking 76,8 80,3 23,2 19,7 38,0 35,6 56,2 55,9 18,4 14,3 99,3 98,4 34,1 25,6 1,08 0,99 0,95 0,89 2,1 4,5 Uit deze tabel blijkt:

a. Het vrouwenaandeel in de beroepsbevolking is in Susteren

normaal (het Rijk: mannen 76,8 c/>, vrouwen 23,2 °/o) , in

Nieuw-stadt is dit beneden normaal.

b. Het aai tal beroepspersonen is in Nieuwstadt in verhouding tot de .gehele bevolking aldaar minder^dan normaal is voor het Rijk. Dit geldt in mindere mate voor Susteren.

c. Het aandeel der vrouwen, dat een beroep uitoefent, van de

gehele vrouwelijke bevolking is in Susteren normaal, dat der mannen van de mannelijke bevolking 5$ minder. In Nieuw-stadt zijn zij beide geringer dan het Rijk.

d. Hetzelfde, maar dan op basis van de 15-64 jarigen: vrouwen in Susteren boven normaal, verder in beide dorpen vrijwel normaal.

(25)

-22-•Bapport no 87. e. Susteren heeft meer beroepspersonen met een leeftijd van

15-64 jaar dan het Rijk; Nieuwstadt vrijwel gelijk aan het Rijk.

f. De "beroepsbevolking in "beide dorpen heeft naar verhouding voor meer jongere ""beroepslozen" te zorgen dan normaal is in het Rijk.

Vergelijken wij thans de "beroepstelling van 1909 met die van I93O. De volgende tabel geeft een duidelijk overzicht van' de verhouding van de beroepsbevolking in Susteren en Nieuw.--ofetcttjaldaar in de verschillende bedrijfssectoren werkzaam. De beroepsbevolking in percentages naar bedrijfssectoren van

Susteren en Nieuwstadt in 1909 en 1930. Suste 1909 65,8 6,1 13,3 0,1 14,7 ren 1930 33,5 34,5 24,5 0,2 7,4 Nieuwstadt 1909 64,5 16,6 11,8 7,2 1930 36,9 38,2 16,4 8,4 Landbouw Industrie en Mi jnbouw Handel en Verkeer Visserij en Jacht Overige beroepen

Wij zien een enorme roepsbevolking tussen 1909 waarop wij hieronder uitvo den er in Nieuwstadt reeds was zulks niet het geval, toegenomen. Men merke ook keerssector in Susteren op

Vergelijken wij in d. beroepsstructuur van Suste met Horst en Sevenum, twee Noord-Limburg

De beroepsbevolking in percentages naar bedrijfssectoren van Susteren, Nieuwstadt, Horst, Sevenum en het Rijk in 1930.

achteruitgang van de agrarische be-en I93O in beide dorpbe-en; ebe-en feit, erig zullen terugkomen. In 1909

woon-enkele mijnarbeiders, in Susteren Sindsdien is het aantal hiervan steeds de toeneming van de handels- en ver-e ondver-erstaandver-e tabver-el voor 1930 dver-e ren en Nieuwstadt met het Rijk en

typisch agrarische gemeenten in

Landbouw Industrie en Mi jnbouw Handel en Verkeer Visserij en Jacht Overige beroepe Susteren 33,5 34,5 24,5 0,2 n 7,4 Nieuwstadt 36,9 38,2 16,4 8,4 Horst 58,1 24,9 6,7 —_ 10,3 Sevenum 72,7 "'. 15,2 ' 5,3 : — —• 6,8 Het Rijk 20,1 38,7 23,4 0,5 17,3

Er zijn enige verschillen op te merken. Hoewel de agra-rische sector in beide dorpen van onderzoek tamelijk sterk vertegenwoordigd is, overheerst toch die van de nijverheid en de mijnbouw. Ook de verkeerssector speelt in Susteren en in mindere mate in Nieuwstadt een rol van betekenis. Typisch agra-rische gemeenten zijn Susteren en Nieuwstadt dus niet.

Een nog betere indruk verkrijgt men, wanneer men met con-centratie-getallen werkt en deze uitbeeldt in een grafiek (VI). Het concentratiegetal komt tot stand door 100 maal de breu .:

teller: beroepspersonen der gemeente in een bedrijfskiasse, noe-mer: totaal aantal beroepspersonon in die gemeente, te delen door dezelfde breuk, maar dan geldende voor het Rijk.

Wanneer men grafiek VI beschouwt, merkt men'onmiddellijk op, dat de mijnarbeiders vooral in Nieuwstadt, maar ook in Sus-teren, een grote rol spelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het archief bevat slechts één bestanddeel: een register met jaarverslagen over de jaren 1919-1921 en krantenartikelen betreffende de gemeenteraadsvergaderingen in de genoemde

Het onderscheid arbeiders, bedienden, ambtena- ren is niet alleen voor ons arbeidsverhoudingen- systeem en ons arbeidsrecht een belangrijk gege- ven, ook op de arbeidsmarkt speelt

Zij is geen samenvatting van het voorgaande (dat is met deze veelheid aan gegevens welhaast onmogelijk) en evenmin een conclusie in de strikte zin van het woord. Aan

Maar ook de continuering van centrale verantwoordelijkheid is belangrijk, omdat er een minimale bodem voor decentrale verschijnselen binnen het systeem dient te zijn, een beeld

De werkgever die een werknemer tewerkstelt, die hetzij op ondernemingsniveau, overeenkomstig de op afspraak berustende procedures die in de onderneming van kracht zijn,

In dit onder- zoek wordt daarom als hypothese gesteld dat de werknemers die zich op de uitersten van de hiërarchische ladder van de organisatiestructuur in een onderneming

De Nationale Bond Landbouw en Maatschappij is opgericht met het doel, te streven naar de oplossing langs politieken weg van de economi- sche, cultureele en sociale

NAAM + Voornaam werknemer