• No results found

De rol van social media gebruik van studenten bij studie stress en slaapkwaliteit onder de loep

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van social media gebruik van studenten bij studie stress en slaapkwaliteit onder de loep"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De rol van social media gebruik van studenten bij studie stress en

slaapkwaliteit onder de loep

Isabel Vladár Rivero Universiteit van Amsterdam

Naam: Isabel Vladár Rivero Studentnummer: 10331174 Vak: Bachelorproject

Begeleider: Derk-Jan Schonewille Datum: 27-05-2016

Aantal woorden: 5379

(2)

Inhoud Abstract Blz. 3 Inleiding Blz. 4 Methode Blz. 12 Resultaten Blz. 14 Discussie Blz. 18 Literatuurlijst Blz. 22 Bijlage Blz. 26

(3)

Abstract

Veel studenten kampen met psychische klachten, wat mogelijk tot uitval leidt. Slaapkwaliteit en stress zijn belangrijke voorspellers van psychische problematiek bij studenten. In dit onderzoek is onderzocht of social media gebruik vlak voor het slapen gaan een deel van de slaapkwaliteit verklaart en of social media gebruik tijdens studieactiviteiten een deel van de stress verklaart. Daarnaast is gekeken of de persoonlijkheidstrek

consciëntieusheid beschermend kan werken. 91 Psychologie studenten namen aan het onderzoek deel. Studiestress en social media gebruik zijn gemeten met zelf samengestelde vragen. Slaapkwaliteit is gemeten met de SLEEP-50 vragenlijst. De mate van

consciëntieusheid is gemeten met de vijfpersoonlijkheidsfactoren vragenlijst (5PFT). Er bleek een positief significant effect van social media gebruik tijdens het studeren op studie stress te zijn. Er werd geen significant effect gevonden van social media gebruik vlak voor het slapen gaan op slaapkwaliteit. Er bleek ook geen significant effect tussen consciëntieusheid en social media gebruik voor het slapen gaan. Er bleek wel een negatief significant effect tussen

consciëntieusheid en social media gebruik tijdens het studeren te bestaan; studenten met een hoge consciëntieusheid gebruikten minder social media tijdens het studeren. Dus social media gebruik tijdens studie activiteiten verklaart een deel van de mate van studie stress.

(4)

Inleiding

Er is veel uitval van studenten in Nederland. In 2009 was er een uitval van 7,2 % onder eerstejaars bachelor studenten en in 2010 was dit gestegen naar 8,3% (Inspectie van het onderwijs, 2012). Veel studenten geven aan last te hebben van psychische klachten. Dit komt naar voren in het onderzoek van de Landelijke Studenten Vakbond naar de psychische klachten van studenten uit het hoger onderwijs (Schmidt & Simons, 2013). De meest gerapporteerde klachten zijn: een depressieve negatieve stemming, vermoeidheid en stress. 49% Van de studenten geeft in het onderzoek aan deze psychische klachten te hebben of te hebben gehad. Bijna 23% van de studenten geeft aan op dit moment psychische klachten te hebben. Een depressieve negatieve stemming, vermoeidheid en stress kunnen leiden tot ernstigere klachten zoals een depressieve stoornis of een burn-out. Een depressieve stoornis wordt volgens de DSM-5 ook gekenmerkt door verminderde slaapkwaliteit en een verminderd concentratie vermogen (naast andere symptomen zoals gevoelens van waardeloosheid,

recidiverende gedachten aan de dood, vermoeidheid en/of verlies van energie, gewichtsverlies of gewichtstoename (American Psychiatric Association, 2013). Vermoeidheid en stress zijn daarnaast voorspellers van een burn-out. Een burn-out is een langdurige reactie op chronische emotionele en interpersoonlijke stressoren van het werk (Maslach, Schaufeli, Leiter, 2001). Bij studenten wordt een burn-out gekenmerkt door vermoeidheid door studie eisen, cynische en afstandelijke houding naar de studie toe en het incompetent voelen als student (Schaufeli, Martinez, Marques Pinto, Salanova & Bakker, 2002). Een burn-out kan leiden tot

studievertraging en tot uitval. Er werd door Schmidt & Simons (2013) gekeken naar de oorzaken van depressieve stemming, vermoeidheid en stress klachten. De meest gerapporteerde oorzaken zijn studiedruk/rendement verhogende maatregelen, familie omstandigheden, te veel activiteiten naast de studie. Studenten zitten in een kwetsbare levensfase en er is tegenwoordig een hoge studiedruk door allerlei intensiverende

(5)

maatregelen, zoals de verhoging van de Bindend Studie Advies (BSA), rendement

maatregelingen en de afschaffing van de studiefinancieringen, waardoor studenten vaker werk en studie gaan combineren. Stallman (2010) deed onderzoek naar hoe stress bij studenten in verband stond met slechtere schoolprestaties en psychologische problemen. Het grootste deel van de studenten (83,9%) had een grote mate van stress en 34,3% hiervan bleek professionele hulp ingeschakeld te hebben. Het bleek dat een hoge mate van stress kan worden geassocieerd met verminderde academische prestaties. In een andere studie werd de relatie tussen studie stress en time management, angst en vrijetijdstevredenheid onderzocht (Misra & McKean, 2000). Time managing is gedrag dat gericht is op het bereiken van effectief gebruik van tijd tijdens doelgerichte activiteiten (Claessens, Van Eerde, Rutte & Roe, 2007). Door de hoge studiedruk is goede time managing belangrijk. Studenten vulden vier verschillende

vragenlijsten in. Uit de resultaten bleek dat vrouwen een effectievere time management hadden dan mannen, maar dat ze ook een hogere studie stress en angst ervaarden. Er bleek daarnaast voor beide groepen dat hoe beter het time managing gedrag was, hoe minder stress er werd ervaren.

Zowel stress als vermoeidheid zijn voorspellers van een depressieve stoornis en een burn-out. Vermoeidheid wordt veroorzaakt door slaapproblemen. Studenten zitten een speciale levensfase, ze gaan uit het ouderlijk huis wonen, moeten zelfstandig worden en hebben een wisselend slaapritme. Uit een onderzoek naar slaapkwaliteit bij studenten bleek 60% van de deelnemers een slechte slaapkwaliteit te hebben (Lund, Reider, Whiting & Prichard). Dat bleek te komen door hun verstoorde slaapritme. Studenten die een slechte slaapkwaliteit hadden, hadden ook meer psychische en gezondheidsproblemen. Emotionele stress en studie stress bleken een negatieve impact te hebben op slaap. Geconcludeerd werd dat onvoldoende slaap en onregelmatige slaappatronen, zowel bij adolescenten als bij studenten alarmerend zijn.

(6)

Zojuist hebben we al een aantal stress factoren besproken (hoge werk druk/studie intensivering, getroffen maatregelen door regering) en negatieve slaapfactoren die mogelijk specifiek bij studenten tot psychische problemen leiden. Dergelijke factoren verklaren niet alle psychische klachten bij studenten. Jongeren in deze levensfase lopen meer risico om negatieve depressieve stemmingsklachten en stress klachten te ontwikkelen. Er zijn daarnaast ook belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen die mogelijk hier aan bijdragen.

Een verklaring op dit gebied is mogelijk het gebruik van social media. Social media kan omschreven worden als een overkoepelende term voor alles wat met internet te maken heeft, waar verschillende subonderdelen onder vallen (Ngaia, Taoa, Moon, 2014). Elke website waar sociale interacties plaatsvinden behoort tot de social media. Dit worden ook wel de social network sites genoemd, zoals: Facebook , Twitter en LinkedIn. Een ander onderdeel die tot social media behoort zijn bijvoorbeeld video sites, zoals YouTube (O’Keeffe &

Clarke-Pearson, 2011). Uit onderzoek is gebleken dat er in 2012 een hoge prevalentie bestond van social media gebruik, 98%, in de leeftijdscategorie van 18-25 jaar (Centraal Bureau voor Statistiek, 2013). Bijna 100% van de studenten maakt dus gebruik maakt van social media, voornamelijk social network sites en instant messages (bijvoorbeeld WhatsApp). Dit komt o.a. door de grote mate van beschikbaarheid van internet op smartphones, tablets en laptops. Verder komt uit ditzelfde onderzoek naar voren dat in 2012 94% van alle social media gebruikers, zelfs dagelijks hiervan gebruik maakte.

Duidelijk is dat social media een belangrijk onderdeel is van het sociale leven van jongeren. Wij hebben onderzoek gedaan naar het verband van social media gebruik met studie stress en slaapkwaliteit van studenten en de relatie met consciëntieusheid. Mogelijk kan het gebruik van social media een deel verklaren in de toename in psychische klachten en uitval van studenten. In het onderstaande schema is de samenhang van de verschillende factoren te zien die uiteindelijk kunnen leiden tot uitval van studenten (Figuur 1).

(7)

Figuur 1. Factoren die van belang zijn bij het verband tussen social media gebruik, stress en slaapklachten, psychische problemen en uiteindelijk de uitval van studenten.

Een van de beweegredenen om social media te gebruiken is het tot stand brengen van sociale interacties. In een onderzoek naar Facebook gebruik hielden studenten hierover een week lang een dagboek bij. Het bleek dat studenten gemiddeld 30 minuten per dag op Facebook zitten als hun dagelijkse routine. Ze spendeerden meer tijd met het bekijken van Facebook dan dat ze actief iets met de inhoud deden. Studenten die facebook gebruiken voor sociale interacties, doen dat veelal met vrienden die ze al naast Facebook kenden (Pempek,

(8)

Yermolayeva, & Calvert 2009). Die sociale interacties kunnen bijdragen aan het tot stand brengen van informatienetwerken, elkaar ‘online’ helpen met die studie, entertainment en nieuwe kennis delen. Dit zijn op zich positieve factoren voor studenten bij het gebruik van social media. Professionele netwerken komen tot stand met behulp van Linked in. Met blogs delen mensen kennis. Instagram brengt interacties teweeg via het delen van foto’s. WhatsApp is een medium waar gratis berichten naar elkaar gestuurd kunnen worden.

De beweegredenen van social media gebruik komen voort uit een positieve motivatie. Er zijn daarentegen ook beweegredenen vanuit een meer negatieve motivatie. Een bekend fenomeen is de fear of missing out (FoMO). Dit is een constante angst om iets belangrijks te missen dat wordt gedeeld via social network sites of instant messages. Positief gesteld is FoMO het verlangen om continue verbonden te zijn met wat anderen aan het doen zijn

(Przybylski, Murayama, DeHaan & Gladwell 2013). Er werd onderzocht of studenten met een hogere academische motivatie ook minder social media in de klas zouden gebruiken en de mediërende rol van FoMO werd daarnaast bekeken. Na afname van verschillende

vragenlijsten bleek dat extrinsieke en a-gemotiveerde studenten eerder social media zouden gebruiken in de klas. Beide motivaties werden positief geassocieerd met FoMO, en FoMO op zijn beurt met verhoogde frequentie van social media gebruik in de klas (Alt, 2015).

Continue ‘online’ zijn is ook van toepassing bij het concept telepressure. Telepressure is de behoefte/drang om continue te checken en snel te antwoorden op berichten die je

binnenkrijgt via de mobiel, laptop of tablet (Barber & Santuzzi, 2015). In een onderzoek, eveneens uitgevoerd bij studenten werd de algemene telepressure gemeten en het bleek dat hoe hoger de telepressure was, hoe snellere respons tijd ze hadden op berichten. Daarnaast bleek dat een hoge FoMO en lagere zelf controle geassocieerd zijn met een verhoogde telepressure. Uiteindelijk bleek dat telepressure bij studenten ook meer burn-out, stress, slechte slaaphygiëne en levenstevredenheid laten zien (Barber & Santuzzi, 2016).

(9)

Social media kunnen ook bijdragen aan het ontwikkelen van problematiek, zoals een depressieve stoornis, zoals bleek uit onderzoek van Lin et al (Lin, Sidani, Shensa, Radovic, Miller, Colditz & Primack, 2016). De mate van social media gebruik en de depressie score werden gemeten bij jongeren uit de US. De totale tijd per dag op social media moest door de studenten zelf worden geschat. Vervolgens moesten ze over hun wereldwijde social media gebruik rapporteren en daarnaast ook hun bezoeken op de verschillende platforms per week bijhouden. Uit de resultaten bleek dat hoe meer social media gebruikt werd, hoe hoger de depressie scores waren. Er bleek dus een relatie tussen social media gebruik en depressie. Social media gebruik is ook onderzocht in combinatie met slaapproblemen van studenten (Levenson, Shensa, Sidani, Colditz & Primack, 2016). De hoeveelheid tijd en bezoeken per week op social media werden door de deelnemers bijgehouden en de slaapkwaliteit werd met een vragenlijst afgenomen. Uiteindelijk bleek dat hoe hoger het social media gebruik, hoe groter de kans op slaapproblemen was.

Social media brengt een aantal negatieve gevolgen met zich mee die tot stress bij studenten leiden. Ten eerste is er afleiding. Stel dat er een continue stroom van berichten verschijnt op het scherm van een smart Phone. De telefoon trilt, WhatsApp berichten poppen op en de Facebook alerts staan aan tijdens dat iemand aan het studeren is. Het scherm vult zich steeds met groepsberichten van WhatsApp (bijvoorbeeld: ‘wat zullen we vanavond eten?’ ‘Naar welke kroeg gaan we vanavond?’). Dat zal leiden tot afleiding. Een van de oorzaken van afleiding wordt wel aangeduid met het concept van Multitasking. Studenten zitten in de bibliotheek en zijn verdiept in de leerstof, maar communiceren tegelijkertijd met vrienden via WhatsApp. Er is een aandacht switch gaande. In een onderzoek (Bowman, Levine, Waite, Gendron, 2009) naar multitasking werd het effect van het gebruik van instant messages op het bestuderen van een psychologie document onderzocht. Er werden drie groepen gevormd: één groep maakte gebruik van instant messages voor het lezen, de tweede

(10)

groep tijdens het lezen en de derde groep las alleen. Uit de resultaten bleek dat studenten in de multitask groep langer de tijd nodig hadden om het psychologie document te lezen dan de andere twee groepen. Geconcludeerd werd dat studenten meer tijd nodig hebben met multitasking om het zelfde studie prestatie niveau te halen als zonder de multitasking.

Een ander negatief gevolg van social media gebruik, anders dan afleiding, is de

verslavende werking van social media. Het CBS (2015) heeft onderzocht dat in 2015 18% van jongeren zichzelf verslaafd vindt aan social media. Met verslaving wordt bijvoorbeeld

bedoeld dat iemand net zijn mobiel heeft gecheckt op binnenkomende berichten en deze weer weg heeft gelegd, maar vervolgens na 1 minuut later weer zijn instant messages checkt. Dit wordt ook wel een checking habit genoemd (Oulasvirta, Rattenbury, Ma, Raita, 2010). Uit onderzoek naar de verschillende motieven voor Facebook gebruik en Facebook verslaving bij vrouwelijke studenten bleek dat er een verband bestaat hiertussen (SZ, Omar, Bolong & Osman, 2011). De vijf motieven waren sociale interactie, tijdsdoding, entertainment,

broederschap, en communicatie. Geconcludeerd werd dat dit de grootste voorspellers van de Facebook verslaving zijn.

Niet elke student gebruikt veel social media. Daarnaast ervaart niet elke student veel stress. Studenten die goed zijn in het inplannen van hun tijd, ervaren minder stress dan studenten die hier minder goed in zijn (Häfner, Stock & Oberst, 2015). Consciëntieusheid is een van de vijf persoonlijkheid factoren van het Big Five Model (McCrae, Costa JR, 2003). Consciëntieuze mensen zijn volgens de handleiding van de NEO-PI-R (1996) goed in

ordening, ze zijn doelmatig en hebben veel zelfdiscipline. Ze zullen goed zijn in het managen van hun eigen tijd en goed hun studie tijd kunnen inplannen. Uit een onderzoek naar

persoonlijkheid als voorspeller van academische prestaties (O’Connor & Paunonen, 2007) bleek dat de persoonlijkheidstrek consciëntieusheid de beste voorspeller is. Als iemand een hogere mate consciëntieus is, dan presteert diegene beter binnen de studie. Later is onderzoek

(11)

gedaan naar de relatie tussen de Big Five persoonlijkheden en Facebook gebruik (Seidmann, 2012). Met behulp van een online vragenlijst, afgenomen bij studenten, is gekeken naar de behoefte om er bij te horen en de behoefte van zelf presentatie. Uit de resultaten kwam naar voren dat consciëntieuze mensen voorzichtiger zijn in hun online zelfpresentatie. Hoe hoger neuroticisme, agreeableness en extraversie waren, hoe groter de neiging om zichzelf te laten zien. Neuroticisme bleek in relatie te staan met het laten zien van het ideale zelf en van verborgen zelf aspecten. Een andere studie onderzocht het social network sites gebruik van jonge adolescenten en de verslavende werking in relatie met de persoonlijkheid en het

zelfvertrouwen (Wilson, Fornasier & White, 2010). De deelnemers rapporteerden hun gebruik van social network sites, de verslavende neiging vanuit persoonlijkheid en zelfvertrouwen. Het bleek dat extroverte en niet consciëntieuze mensen zowel hogere frequentie van social networking sites gebruik lieten zien als verslavende neigingen rapporteerden.

Er zijn veel factoren (uit Figuur 1) al besproken, maar een aantal relaties zijn nog niet duidelijk. Het is belangrijk dat daar meer onderzoek gedaan wordt. In onze studie is

onderzoek gedaan naar het verband tussen het gebruik van social media tijdens het studeren en de studie stress van studenten. De negatieve motieven en gevolgen van social media gebruik leiden mogelijk tot deze studiestress. Ten tweede is gekeken naar het verband tussen het gebruik van social media vlak voor het slapen gaan op de slaapkwaliteit van studenten. Eerder onderzoek (Levenson et al. 2016) liet zien dat de slaapkwaliteit van studenten niet optimaal is en het frequente gebruik van social media heeft hier mogelijk mee te maken. Ten derde wordt gekeken naar het verband tussen de mate van consciëntieusheid en het gebruik van social media tijdens het studeren. Mensen met een hoge consciëntieusheid zijn

doelgericht en geordend en hebben mogelijk een betere time managing waardoor ze minder geneigd zijn social media te gebruiken tijdens de studie momenten of vlak voor het slapen

(12)

gaan. Als vierde wordt daarom het verband tussen de mate van consciëntieusheid en gebruik van social media vlak voor het slapen gaan onderzocht.

De onderzoeksgroep bestond uit 88 psychologie studenten die een combinatie van verschillende vragen uit bestaande vragenlijsten en zelf samengestelde vragen kregen. Dit vulden ze in tijdens de testzittingen van de Universiteit van Amsterdam. Het social media gebruik, de mate van studiestress, de slaapkwaliteit en de mate van consciëntieusheid werden gemeten. Verwacht werd ten eerste, gebaseerd op de kennis over de negatieve gevolgen van social media, dat een frequenter gebruik van social media tijdens studie momenten ervoor zorgt dat studenten meer studie stress hebben. Met studiemomenten worden bijvoorbeeld bedoeld: werkgroepen, colleges en studeren in de bibliotheek of thuis. Ten tweede werd verwacht dat frequenter gebruik van social media voor het slapen gaan zorgt voor een slechtere slaapkwaliteit. Als derde werd verwacht dat hoe hoger de mate van

consciëntieusheid van een student is, hoe minder frequent social media wordt gebruikt tijdens de studie momenten. Als vierde en laatste werd verwacht dat hoe hoger de mate van

consciëntieusheid van een student, hoe minder frequent social media wordt gebruikt vlak voor het slapen gaan. Er werd dus verwacht dat consciëntieusheid een beschermende factor is voor het gebruik van social media tijdens het studeren en voor gebruik vlak voor het slapen gaan.

Methode Deelnemers

Honderd eerstejaars studenten van de opleiding Psychologie van de Universiteit van Amsterdam deden mee aan dit onderzoek. De studenten hadden de leeftijd tussen de 17 en 25 jaar (M = 19,8 ; SD = 1,66 ). De inclusie criteria van dit onderzoek hielden in dat de

deelnemers eerstejaars student moesten zijn aan de Universiteit van Amsterdam. De

(13)

91 personen die deelnamen aan de testweekzittingen, zijn er 88 geïncludeerd in ons

onderzoek. Personen werden uitgesloten van deelname als ze geen psychologie studeerden aan de Universiteit van Amsterdam en/of niet alle vragen hebben beantwoord. De deelnemers kregen aan het einde geen beloning of proefpersoon punten toegewezen.

Materialen

Verschillende vragenlijsten zijn online afgenomen in het huidige onderzoek. De mate van consciëntieusheid is de onafhankelijke variabele en is gemeten met vragen uit de

Vijfpersoonlijkheidsfactoren vragenlijst (5PFT) van de consciëntieusheid schaal (Smits, Dolan, Vorst, Wicherts, Timmerman, 2013) op een 7-punt Likert schaal. De minimum score die behaald kon worden was 1 (helemaal waar) en de maximale score was 7 (helemaal niet waar). Een voorbeelditem: ‘Laat zich niet van zijn werk halen. Is in staat, eenmaal begonnen, ook vervelend werk lang vol te houden.’ De betrouwbaarheid varieert van een Cronbach’s alpha .77 tot .87 voor alle schalen van de 5PFT (Smits, Dolan, Vorst, Wichterts, Timmerman, 2013). De onafhankelijke variabele social media gebruik is gemeten met zelf samengestelde vragen op een Likert schaal (min = 1, max = 5). Een voorbeelditem:‘Geef aan hoeveel je tijdens het studeren bezig bent met social media.’ De afhankelijke variable mate van studie stress is gemeten met zelf samengestelde vragen gebaseerd op de College Chronic Live Stress Survey(CCLSS) (Towbes & Cohen, 1996). Deze is ook op een Likert schaal (1 = helemaal oneens; 5 = helemaal eens) gemeten. Een voorbeelditem: ‘Ik voel me gestresst door de studiedruk die ik ervaar.’ De afhankelijke variabele slaapkwaliteit werd gemeten met de SLEEP-50 vragenlijst (Spoormaker, Verbeek , van den Bout & Klip, 2005) met een Likert schaal van 1 (niet) tot 4 (zeer veel). Een voorbeelditem: ‘Ik val moeilijk in slaap’. Hier betekent een lagere score een betere slaapkwaliteit. De Cronbach’s alpha van de hele

(14)

SLEEP-50 is .85 (Spoormaker, Verbeek, van den Bout, Klip, 2005). Scores op de vragenlijsten zijn bepaald door de somscores van antwoorden te nemen.

Procedure

De vragenlijsten zijn afgenomen tijdens de verplichte testzittingen aan de Universiteit van Amsterdam. Deelnemers werden door de testzitting begeleiders de zaal ingeleid en namen plaats achter een computer. Ze kregen de studie informatie digitaal te lezen voordat ze het informed consent tekenden, waarna zij akkoord konden gaan met deelname (zie bijlage 1). Er werd geïnstrueerd om alle vragen in te vullen en zo eerlijk mogelijk te beantwoorden.

Achtereenvolgens kregen ze vragen over achtergrond informatie, social media gebruik, studie stress,Sleep-50 en de 5PFT consciëntieusheid schaal. Deze vragen werden afgewisseld met vragen die voor dit onderzoek niet van belang zijn. Na afloop werden deelnemers door de begeleiders naar buiten geleid. Indien zij daarom vroegen kregen de deelnemers een debriefing.

Resultaten

Aan dit onderzoek deden 91 deelnemers mee. Drie deelnemers zijn niet meegenomen in de analyse omdat zij de vragenlijst niet compleet hebben ingevuld. Uiteindelijk zijn 88 deelnemers meegenomen in de analyse (man=20, vrouw=68). De verhouding man/vrouw is representatief voor de studie psychologie.. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 19,8 jaar (min=17 jaar, max=25 jaar) met een standaardafwijking van 1,66. De groep deelnemers is heterogeen. Er zijn geen grote verschillen in leeftijd te zien.

De belangrijkste beschrijvende statistieken van de vijf (on)afhankelijke variabelen zijn te zien in Tabel 1. De betrouwbaarheid van de schalen is bepaald aan de hand van Cronbach’s alpha. De Cronbach’s alpha van studiestress is .81. Dit is een hoge betrouwbaarheid

(15)

aangezien de grens van een hoge betrouwbaarheid bij .7 ligt. (Field, 2013). Uit de analyse die gedaan is om de betrouwbaarheid van de SLEEP-50 van de insomnia schaal te meten kwam een Cronbach’s alpha van 0.86. Deze hoge betrouwbaarheid betekent dat we de somscores kunnen gebruiken voor verdere analyses.

Tabel 1

Gemiddelden, standaardafwijkingen, minimum scores en maximum scores van de afhankelijke variabelen

Hoofdanalyses

De eerste hoofdvraag onderzocht of frequent social media gebruik tijdens studie activiteiten de studie stress verklaart. Een regressie analyse is uitgevoerd om deze hypothese te toetsen. Er hoeft niet gekeken te worden naar de assumptie van gelijke varianties, want er is sprake van maar 1 groep. Dit geldt voor alle analyses die zijn uitgevoerd. De assumptie van normaliteit is met de Shapiro-Wilk getoetst en aan deze assumptie is voldaan voor de

Variabele Mean SD Minimum

score Maximum score Studie stress 20,40 4,98 7 35 Slaapkwaliteit 13,99 5,28 8 32 Consciëntieusheid 5,06 1,81 1 9

Social media gebruik tijdens studie activiteiten

2,78 1,04 1 5

Social media gebruik voor het slapen gaan

(16)

variabele studie stress (p = .426). Er is een significant effect gevonden van het gebruik van social media tijdens het studeren op studiestress, F(1,86) = 18.98, p < .001. De richting van het effect is positief, b = 2.03. Dit betekent dat de studiestress toeneemt naarmate de frequentie van social media gebruik toeneemt tijdens het studeren. Het frequente gebruik van social media tijdens het studeren verklaart voor 18% de mate van studiestress (R2 = .18). Dit is een klein effect. Het significante positieve effect is conform de verwachtingen. Dit betekent dat een toename in het gebruik van social media tijdens het studeren samen gaat met meer studie stress.

Vervolgens is nagegaan of frequent gebruik van social media voor het slapen gaan de slaapkwaliteit van studenten verklaart. Voor zowel de afhankelijke als de onafhankelijke variabele is aan de assumptie van normaliteit niet voldaan (p < .001). Dit is gemeten met de Shapiro-Wilk toets. De boxplots laten deze abnormale verdeling zien (zie Figuur 1). De deelnemers hebben bij social media gebruik voor het slapen gaan allemaal een 3, een 4 of een 5 ingevuld en niet lager. Dit betekent dat iedereen frequent social media voor het slapen gaan gebruikt. Daarnaast laat de boxplot van slaapkwaliteit zien dat de deelnemers over het

algemeen erg lage scores behalen op de SLEEP-50 schaal. Een lage score op de sleep-50 duidt op een redelijke/goede slaapkwaliteit. De box plots in Figuur 2 verklaren de schending van normaliteit. Ondanks deze schending is er toch een regressie analyse gedaan. Er is geen significant effect gevonden van social media gebruik voor het slapen gaan op de

slaapkwaliteit, F(1,86) = .75, p = .389, R2 = .01 en b = -.42 Het resultaat is niet conform de eerder gestelde verwachting dat er een effect zou zijn van frequent social media gebruik voor het slapen gaan op de slaapkwaliteit van studenten. Doordat er nauwelijks variantie in de groep is, kan hier geen verdere uitspraak over worden gedaan.

(17)

Figuur 2. Boxplots die de schending van normaliteit van social media gebruik voor het slapen gaan en slaapkwaliteit verklaren. Links is de boxplot van social media gebruik voor het slapen gaan en rechts is de boxplot van slaapkwaliteit.

De derde hoofdvraag was of de mate van consciëntieusheid de frequentie van social media gebruik tijdens het studeren zou verklaren. Aan de assumptie van normaliteit is niet voldaan voor de variabele social media gebruik tijdens het studeren (p < .001). De variabele consciëntieusheid is wel normaal verdeeld. Dit is gemeten met de Shapiro-Wilk toets.

Ondanks de schending van de assumptie is er toch een regressie analyse uitgevoerd. Er is een significant effect gevonden van de mate van consciëntieusheid op social media gebruik tijdens het studeren, F(1,86) = 12.68, p = .001, R2 = .13. Dit betekent dat de mate van consciëntieusheid 13% van het social media gebruik tijdens het studeren verklaart. Dit is een klein effect. De richting van het effect is negatief, b = -.21 Dit is conform de verwachting. Dit betekent dat als een student een hoge mate van consciëntieusheid heeft, hij/zij dan minder frequent social media gebruikt tijdens het studeren. Consciëntieusheid blijkt hier een beschermende factor, maar door de schending van de assumptie normaliteit kunnen hier geen verdere uitspraken over gedaan worden.

(18)

Bij de vierde hoofdvraag werd nagegaan of de mate van consciëntieusheid het gebruik van social media voor het slapen gaan zou verklaren. De assumptie van normaliteit is ook hier weer getoetst met de Shapiro-Wilk en deze assumptie is geschonden voor de variabele social media gebruik voor het slapen (p < .001). De variabele consciëntieusheid is wel normaal verdeeld. De regressie analyse is toch uitgevoerd en hieruit bleek geen significant effect van consciëntieusheid op het gebruik van social media vlak voor het naar bed gaan, F(1 86) = .008, p = .930, R2 = .00 en b = -.01 Dit is niet conform de verwachting. Dit betekent dat de mate consciëntieusheid geen effect zou hebben op social media gebruik voor het slapen gaan. We kunnen hier echter geen uitspraken over doen, omdat het een homogene groep blijkt waarin iedereen vaak tot bijna altijd social media voor het slapen gaan gebruikt.

Discussie

In deze studie werd het effect van social media gebruik op studie stress en

slaapkwaliteit gemeten bij studenten. Er werd daarnaast gekeken of de persoonlijkheidstrek consciëntieusheid een beschermende factor is voor het gebruik van social media tijdens het studeren en vlak voor het naar bed gaan. Geconcludeerd kan worden dat studenten die social media gebruiken tijdens het studeren meer kans lopen op om studie stress te ervaren Social media gebruik voor het slapen gaan staat echter niet in verband met de slaapkwaliteit van studenten. Er is gebleken dat consciëntieusheid wel een beschermende factor is voor social media gebruik tijdens het studeren: consciëntieuze mensen laten zich minder afleiden door de verlokkingen van sociale media.

Uit de literatuurverkenning is gebleken dat wanneer een grote hoeveelheid tijd op social media wordt doorgebracht tijdens het studeren, studenten inderdaad meer studie stress ervaren. Uit eerder onderzoek naar stress factoren was al gebleken dat de zogenoemde telepressure die voortkwam uit social media gebruik tot stress zorgde (Barber & Santuzzi,

(19)

2015). Het bleek dat studenten zelfs extreem angstig kunnen worden als ze iets zouden missen van sociale media (FoMo), wat weer leidt tot nog meer social media gebruik (Alt, 2015). Verder zorgt Social media er ook voor dat studenten tijdens hun studiemomenten worden afgeleid. Uit onderzoek bleek dat wanneer er multitasking plaatsvond dat studenten meer tijd nodig hebben om op het zelfde niveau te presteren op de studie als zonder multitasking (Bowman et al., 2009). Onderzoek is van toegevoegde waarde, omdat we nu weten dat social media in een zekere mate stressvol kan zijn en op die manier kan bijdragen aan psychische klachten en uitval.

Uit ons onderzoek blijk ten tweede dat er niets geconcludeerd kan worden over de bevindingen van social media gebruik voor het slapen gaan en het verband met een slechtere slaapkwaliteit van studenten, maar dat betekent niet dat social media helemaal geen effect heeft op slaap. Eerder onderzoek naar slaapkwaliteit toonde aan dat 60% van studenten een slechte slaapkwaliteit te hebben (Lund, et al. 2010) en ander onderzoek liet zien dat hoe meer social media gebruik er bestaat bij studenten, hoe meer slaapproblemen hier uit komen (Levenson et al., 2016). In ons onderzoek namen er allemaal psychologie studenten van ongeveer dezelfde leeftijd deel. Ze zitten allemaal in de zelfde levensfase en het zou kunnen dat ze hun eigen slaapkwaliteit niet als slecht ervaren, terwijl iemand werkt dit op zo’n moment wel zou doen. Dit is aannemelijk, want studenten kunnen vaak uitslapen, hebben minder verplichtingen en verantwoordelijkheden dan werkenden die om 9.00 uur stipt op hun werk moeten zijn. Daarnaast kan een rol spelen dat studenten bij hun ouders blijven wonen vanwege de financiële maatregelen die getroffen zijn door de overheid. Dit zorgt er voor dat ze juist goed hun nacht rust proberen te pakken. Mogelijk is het een oplossing om in

vervolgonderzoek een experimenteel design te gebruiken. Dan kan er gebruik gemaakt worden van twee groepen die 4 weken wel social mediagebruiken voor het slapen gaan en de andere groep gebruikt 4 weken geen social media voor het slapen gaan. Dan is het verschil in

(20)

slaapkwaliteit beter te bepalen. Uit dit onderzoek kwam ook naar voren dat studenten allemaal evenveel social media gebruiken. Er is dus helemaal geen variatie binnen deze groep. Ook dit kan in het vervolg onderzocht worden met experimenteel onderzoek onder een meer diverse doelgroep.

Als derde is gebleken dat consciëntieusheid een beschermende factor is voor social media gebruik tijdens het studeren. Als iemand erg consciëntieus is, zal die persoon beter de balans kunnen houden tussen studeren en social media. Uit eerder onderzoek bleek al dat contentieuze mensen beter gestructureerd te werk kunnen gaan en beter de vrije tijd en studie tijd kunnen inplannen (O’Connor & Paunonen, 2007). Zij voelen minder die drang om mee te doen met discussies op social media die hen afleiden van taken waarmee zij bezig zijn. Op basis van ons onderzoek kunnen we minder consciëntieuze mensen adviseren om te proberen inhiberende maatregelen toe te passen. Studenten kunnen bijvoorbeeld leren plannen en leren om alleen op een functionele manier social media te gebruiken of alleen social media in vrije tijd en pauzes te gebruiken . Uit ons onderzoek kunnen we opmaken dat wanneer een student niet consciëntieus is en meer social media gebruikt tijdens het studeren gaat

gebruiken, dan leidt dit tot stress. Dit leidt mogelijk dan weer eerder tot een depressie en burn-out. Er wordt hier wel een nieuwe vraag opgeroepen: krijgen studenten met een hoge mate van consciëntieusheid wel de positieve aspecten van social media mee? In vervolg onderzoek zou er misschien gekeken kunnen worden naar de relatie van consciëntieusheid met positieve aspecten van social media gebruik.

Tenslotte, op basis van ons onderzoek kan niets geconcludeerd worden over het verband tussen consciëntieusheid en social media gebruik voor het slapen gaan. Dit komt doordat iedereen in onze steekproef social media gebruikt voor het slapen gaan. Uit de handleiding van de NEO-PI-R persoonlijkheidsvragenlijst (1996) blijkt dat mensen met een hoge conscïentieusheid veel zelfdiscipline hebben, waardoor ze misschien wel op social

(21)

media zitten vlak voor het slapen maar dit betreft maar een hele korte tijd. De eerder

genoemde suggestie van experimenteel onderzoek kan ook hier toegepast worden. Er moeten twee groepen gemaakt worden en de ene groep gebruikt een tijd geen social media en de andere groep wel. Een andere suggestie voor vervolgonderzoek is het gebruiken van een andere vragenlijst die slaapkwaliteit van studenten meet. De SLEEP-50 meet nu de insomnia schaal, maar mogelijk spelen er bij studenten andere factoren mee die zorgen voor een slechte slaapkwaliteit. Een laatste suggestie voor vervolg onderzoek is het verschil te bekijken tussen vrouwelijke en mannelijke studenten. In onze studie was het merendeel vrouw dus is het niet goed te generaliseren naar de rest van de studenten. Uit een onderzoek van het CBS (2015) bleek ook dat meisjes vaker last krijgen van problemen door social media dan jongens. Het is interessant om dit verschil nog verder te bekijken in een vervolgstudie door twee groepen te vergelijken: mannen vs. vrouwen.

Dit onderzoek kan over niet alle onderzochte aspecten duidelijke conclusies trekken, maar we kunnen wel zeggen dat het heeft bijgedragen aan de kennis over social media en zijn effect op studie stress. Gebruik van social media tijdens het studeren blijkt niet goed te zijn voor de stress. Daarnaast is het van belang voor studenten om te weten hoe consciëntieus ze zijn, zodat ze van te voren al maatregelen zouden kunnen treffen om goed te studeren. Een aantal tips om mee te nemen: leg die telefoon weg tijdens het studeren of gebruik de pomodoro methode waarbij de wekker na een aantal minuten afgaat en er dan special tijd ingepland om even vijf minuten social media te gebruiken. Een cursus time managing blijkt ook erg effectief voor het verlagen van stress. Dit onderwerp vergt nog meer onderzoek, maar een deel van de puzzel hebben we al verklaard.

(22)

Literatuurlijst

Alt, D. (2015). College students’ academic motivation, media engagement and fear of missing out. Computers in Human Behavior, 49, 111-119.

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (DSM-5®). American Psychiatric Pub.

Barber, L. K., & Santuzzi, A. M. (2015). Please respond ASAP: Workplace

telepressure and employee recovery. Journal of occupational health psychology, 20(2), 172. Barber, L. K., & Santuzzi, A. M. (2016). Telepressure and College Student

Employment: The Costs of Staying Connected Across Social Contexts. Stress and Health Claessens, B. J., Van Eerde, W., Rutte, C. G., & Roe, R. A. (2007). A review of the time management literature. Personnel review, 36(2), 255-276.

Costa, P. T., & McCrae, R. R. (2008). The revised neo personality inventory (neo-pi-r). The SAGE handbook of personality theory and assessment, 2, 179-198.

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics. Sage.

Häfner, A., Stock, A., & Oberst, V. (2015). Decreasing students’ stress through time management training: an intervention study. European Journal of Psychology of

Education, 30(1), 81-94.

Maslach, C., Schaufeli, W. B., & Leiter, M. P. (2001). Job burn-out. Annual review of psychology, 52(1), 397-422.

Kendler, K. S., Karkowski, L. M., & Prescott, C. A. (1999). Causal relationship between stressful life events and the onset of major depression. American Journal of Psychiatry.

Kietzmann, J. H., Hermkens, K., McCarthy, I. P., & Silvestre, B. S. (2011). Social media? Get serious! Understanding the functional building blocks of social media. Business horizons, 54(3), 241-251.

(23)

Levenson, J. C., Shensa, A., Sidani, J. E., Colditz, J. B., & Primack, B. A. (2016). The association between social media use and sleep disturbance among young adults. Preventive Medicine.

Lin, L. Y., Sidani, J. E., Shensa, A., Radovic, A., Miller, E., Colditz, J. B., ... & Primack, B. A. (2016). Association Between Social Media Use and Depression among US Young Adults. Depression and anxiety.

Lund, H. G., Reider, B. D., Whiting, A. B., & Prichard, J. R. (2010). Sleep patterns and predictors of disturbed sleep in a large population of college students. Journal of adolescent health, 46(2), 124-132.

Misra, R., & McKean, M. (2000). College students' academic stress and its relation to their anxiety, time management, and leisure satisfaction. American Journal of Health Studies, 16(1), 41.

Moore, M., & Meltzer, L. J. (2008). The sleepy adolescent: causes and consequences of sleepiness in teens. Paediatric respiratory reviews, 9(2), 114-121.

Ngai, E. W., Tao, S. S., & Moon, K. K. (2015). Social media research: Theories, constructs, and conceptual frameworks. International Journal of Information Management, 35(1), 33-44.

O'Keeffe, G. S., & Clarke-Pearson, K. (2011). The impact of social media on children, adolescents, and families. Pediatrics, 127(4), 800-804.

Pempek, T. A., Yermolayeva, Y. A., & Calvert, S. L. (2009). College students' social networking experiences on Facebook. Journal of applied developmental psychology, 30(3), 227-238.

Przybylski, A. K., Murayama, K., DeHaan, C. R., & Gladwell, V. (2013). Motivational, emotional, and behavioral correlates of fear of missing out. Computers in Human Behavior, 29(4), 1841-1848.

(24)

Rosen, L. D., Carrier, L. M., & Cheever, N. A. (2013). Facebook and texting made me do it: Media-induced task-switching while studying. Computers in Human Behavior, 29(3), 948-958.

Schmidt, E. & Simons, M (2013). Psychische klachten onder studenten. Landelijke Studenten vakbond (LSVb).

Seidman, G. (2013). Self-presentation and belonging on Facebook: How personality influences social media use and motivations. Personality and Individual Differences, 54(3), 402-407.

Smits, I., Dolan, C., Vorst, H., Wicherts, J., & Timmerman, M. (2013). Data from ‘Cohort Differences in Big Five Personality Factors Over a Period of 25 Years’. Journal of Open Psychology Data, 1(1).

Spoormaker, V. I., Verbeek, I., van den Bout, J., & Klip, E. C. (2005). Initial validation of the SLEEP-50 questionnaire. Behavioral Sleep Medicine, 3(4), 227-246.

Stallman, H. M. (2010). Psychological distress in university students: A comparison with general population data. Australian Psychologist, 45(4), 249-257.

SZ, S. S., Omar, S. Z., Bolong, J., & Osman, M. N. (2011). Facebook addiction among female university students. Revista De Administratie Publica Si Politici Sociale, 3(7), 95.

Towbes, L. C., & Cohen, L. H. (1996). Chronic stress in the lives of college students: Scale development and prospective prediction of distress. Journal of youth and adolescence, 25(2), 199-217.

Van den Bighelaar, S., & Akkermans, M. (2013). Gebruik en gebruikers van social media. The Hague: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Wilson, K., Fornasier, S., & White, K. M. (2010). Psychological predictors of young adults' use of social networking sites. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 13(2), 173-177.

(25)

Oulasvirta, A., Rattenbury, T., Ma, L., & Raita, E. (2012). Habits make smartphone use more pervasive. Personal and Ubiquitous Computing, 16(1), 105-114.

(26)

Bijlage Informed consent

‘Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de informatiebrochure ‘Sociale Media Gebruik en Studiegerelateerde Psychische Problematiek’. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden behoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.

Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik me wenden tot Derk-Jan Schonewille (e-mail: d.j.schonewille@uva.nl; Nieuwe

Achtergracht 129D, 1018 WS Amsterdam, Gebouw G kamer -1.24). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik mij wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, de heer dr. A. van Emmerik (telefoon: 020 5256810; e-mail: a.a.p.vanemmerik@uva.nl; Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WT

Amsterdam).

Aldus in tweevoud getekend:

……… ………

Naam proefpersoon Handtekening

‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’

……… ………

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De interactiviteit van deze social media blijkt niet alleen uit het gedrag van de bedrijven en social media-gebruikers en de inhoud van de berichten op Facebook en Twitter, maar

Our simulations at different temperatures suggest that the rate of coarsening depends on the partial vertical desorption of molecules from the surface, which is enhanced near the edge

Veranderingen vanuit het meerstromenmodel hebben invloed op het proces van procesmanagement maar mogelijk werkt deze invloed tevens andersom: mogelijk heeft het proces van

ÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊIf we want to answer the question of what the ÒsocialÓ in todayÕs Òsocial mediaÓ really means, a starting point could be the notion of the disappearance of the

In hoeverre maken (web)winkels en consumenten gebruik van Hyves, Facebook, LinkedIn, YouTube, weblogs, Twitter en fora en in welke mate zijn consumenten geïnteresseerd in het

Different boundary conditions for the temperature at the outside walls are tested and their influence on the tempera- ture distribution inside of the combustion chamber is explored..

'n Doeltreffende oplossing van die behuisingsnood het afgehang yan die mate waarin daarin geslaag sou word om die gebreke van selfvoorsiening te oorkom. Die