• No results found

Onder de wolken : de cultuur achter derivaten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onder de wolken : de cultuur achter derivaten"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onder de wolken

De cultuur achter derivaten

Naam: Deniz Kaya

Studentnummer: 10381503

E-mail: deniz.kaya@student.uva.nl

Vak: Bachelorscriptie Culturele Antropologie

Docent: Laurens Bakker

Tweede lezer: Rob van Ginkel

Datum: 13/07/2016

(2)

Inhoud

Inleiding

3

I.

De lange geschiedenis van de toekomst binnen de markt

7

1.1 Tulpencrisis 7

1.2 Toekomstige waarden 9

1.3 Asset bubbels 11

II.

Derivaten in circulatie

14

2.1 Options, futures en swaps 14

2.2 Speculatieve liquiditeit 16

2.3 Binding en versmelting 18

2.4 Internationaal geld 22

III.

Een cultuur verstopt in zijn verdeling

24

3.1 Specialistische innovatie 24 3.2 Fictieve accumulatie 27 3.3 Macht in abstractie 31 3.4 Gedeelde verbeelding 34

Conclusie

37

Literatuurlijst

39

(3)

Inleiding

De lange nasleep van de financiële crisis van 2008 heeft velen van ons geïntroduceerd in de 'oneffenheden' van de financiële sector. Zo hebben we op het achtuurjournaal gehoord over de kritieke toestand waar huiseigenaren zich in bevinden en hebben de Hollywood kaskrakers The

Wolf of Wall Street en The Big Short ons kennis laten maken met hebzuchtige bankiers, giftige

hypotheken, speculatieve bubbels en complexe financiële producten1. Deze kennismaking reikt

echter niet verder dan de financiële malaise te individualiseren tot het product van een losgeslagen groep bankiers, ofwel 'rotte appels', die verblind door bonussen de economie hebben ontwricht. Het politieke mantra na de crisis is dan ook vooral gebaseerd geweest op het uitbannen van deze rotte appels, door beperkingen te stellen op deze bonussen, de kapitaalbuffers voor banken te verhogen en het toezicht op financiële instrumenten te verscherpen. Hoewel dit 'nobele' streven werd

uitgedragen door de verschillende uithoeken van het politieke spectrum, zijn de beoogde correcties op het financieel stelsel (die hoogstens de pijn zouden verlichten bij een volgende crisis) veelal gestrand, met name in de landen (zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk) waar de grootste financiële centra zich bevinden. Zoals de journalist en antropoloog Joris Luyendijk in zijn boek Dit kan niet waar zijn (2015) concludeert over The City in Londen, zijn de structurele

oorzaken van de crisis intact gebleven2 en zullen we, alleen op het moment dat de volgende bubbel

barst, nogmaals geconfronteerd worden met de instabiele gronden waar onze welvaart op wordt gebouwd. Het is volgens Luyendijk realistisch om te veronderstellen dat het (met name in de landen die er toe doen) historisch gezien niet uitmaakt of linkse of rechtse partijen een land besturen, omdat deze partijen voor hun politieke succes afhankelijk zijn van de zelfde financiële structuren die zij (weliswaar op verschillende niveaus) bekritiseren (ibid.: 190-192). De inschatting dat de politieke besluitvorming geen verschil maakt is voor velen een reden om de hoop in een politieke oplossing op te geven en verschillende politieke-ideologieën los te zien van de economische werkelijkheid waarin onze gefinancialiseerde economie is komen te ontwikkelen.

Hoewel financiële onderwerpen niet altijd gezien worden binnen het kader van de

1 Complexe financiële producten komen met name aan bod in The Big Short (2015), waarin op toegankelijke wijze uitleg wordt gegeven aan de rol die financiële innovaties zoals Collateralized Debt Obligations (CDO) en Credit

Default Swaps (CDS) hebben gespeeld bij de financiële crisis.

2 Luyendijk concludeert dat de bonuscultuur van The City in Londen nog steeds de zelfde perverse prikkels uitgeeft, de beoogde kapitaalbuffers zijn getorpedeerd door financiële lobby's en de complexe financiële producten nog steeds ongrijpbaar zijn voor regulerende instanties (Luyendijk 2015: 187-196).

(4)

antropologische wetenschappen, heeft het culturele perspectief van de antropoloog een belangrijke bijdrage te leveren aan de theoretische loskoppeling tussen de sociale wereld van

politieke-ideologieën en de ogenschijnlijk objectieve wereld van economische transacties. De assumpties over de apolitieke ontwikkeling van de financiële sector kunnen namelijk in verband gebracht worden met de etnocentrische dogma's in het ontwikkelingsdenken, waar economische

antropologen, vaak met betrekking tot onderwerpen als armoede, ontwikkelingswerk en

cultuurbehoud, hun kritische perspectief op baseren. Met als voornaamste dogma dat economische groei en ontwikkeling (afgeleid van vijf fasen van economische groei door W.W. Rostow3) een

evolutionair, ahistorisch en apolitiek proces is, waarin maatschappelijke vooruitgang gelijk staat aan zijn verdere integratie in de mondiale vrije markt. Binnen dit modernistische gedachtegoed kunnen ook financiële ontwikkelingen gezien worden als evolutionaire stappen van traditionele naar modernere vormen van sociale organisatie, aangezien financiële innovaties beschouwd worden als technische oplossingen voor de proliferatie van de mondiale arbeidsverdeling en zijn productionele efficiëntie. Het is deze lineaire kijk op sociale ontwikkeling wat in schril contrast staat met die van de antropologische traditie, die ons leert dat processen van ontwikkeling niet alleen voortkomen uit de implementatie van technologische innovaties, maar ook geworteld zitten in de sociale interacties tussen politieke actoren. Multilaterale overeenkomsten tussen landen en politici lijken apolitiek, omdat politieke sentimenten zo diep geworteld kunnen zitten in ons 'gezonde verstand', dat ze niet zichtbaar zijn voor die genen die dit sentiment eigen hebben gemaakt en alternatieven daarbij geen representatie vinden in onze politiek-economische werkelijkheid. Een probleem ontstaat wanneer hierdoor minder kritisch gekeken wordt naar de verschuiving van politiek-economische

machtsstructuren, die het gevolg zijn van deze specifieke politiek-ideologische aannames. Het is daarom belangrijk om, zoals antropologen doen vanuit een cultureel relativistisch perspectief, deze politiek-ideologische aannames aan te kaarten en alternatieve zienswijzen te introduceren.

Het zijn niet alleen de financiële discussies die kunnen profiteren van antropologische inzichten, maar het zijn ook antropologen die kunnen profiteren van een toenemend inzicht in financiële ontwikkelingen. Waar antropologen kritiek leveren op de afhankelijkheidsrelaties die het gevolg zijn van de toegenomen mondiale competitie en de drang naar voorspelbaarheid in de productie van goederen (denk bijvoorbeeld aan cash crops4), besteden ze minder aandacht aan de

3 Volgens de vijf-fasentheorie van W.W. Rostow doorlopen landen vijf stadia: beginnend bij ontwikkelingslanden en eindigend bij een volwaardig industrieland. Ontwikkeling werd hierin opgevat als een traject wat onderontwikkelde staten moesten doorlopen om op het zelfde punt te komen als ontwikkelde landen. De assumptie hierin is dat staten als afzonderlijke éénheden konden worden opgevat en zich ontwikkelen op basis van interne processen.

4 Een cash crop is een agrarisch product, zoals koffie, thee, katoen of cacao, die gecultiveerd wordt voor verkoop in tegenstelling tot de eigen consumptie. Deze implementatie staat daarbij gelijk aan de unificatie van productieproces

(5)

invloed die de groeiende financiële sector heeft in de objectivicatie van deze arbeidsrelaties. De afhankelijkheidsrelatie die een arbeider in een ontwikkelingsland ondervind is, weliswaar op een ondoorzichtig en abstract niveau, verbonden aan de afhankelijkheidsrelatie tussen productieve en financiële sectoren waarin het gefinancialiseerde model van waardecreatie de overhand heeft. Financialisering is een enorm begrip met vele betekenissen, maar zou voor de doeleinden van dit onderzoek gereduceerd kunnen worden tot een proces waarbij economische groei in toenemende mate gecreëerd en onderhouden wordt 'buiten' de productieve sector. Het is een te groot doel voor dit onderzoek om het complete financialiseringsproces in kaart te brengen, maar een manier om financialisering behapbaar te maken is door dit proces te beschrijven vanuit de ontwikkeling van

derivaten, die sinds de jaren zeventig een exemplarische ontwikkeling hebben doorgemaakt. Derivaten zijn financiële instrumenten waarmee toekomstige prijzen vastgezet kunnen worden in

het heden en daarom in toenemende mate gebruikt worden door internationaal opererende bedrijven om de risico's van handel over lokale, nationale en monetaire grenzen te overstijgen. De functie die

derivaten vervulden in het mogelijk maken van de mondiale arbeidsverdeling en het stabiliseren

van economische waarden hebben deze financiële instrumenten een speciale status gegeven waarin zij vrijgesteld werden van regulerende instanties. Innovaties in derivaten werden beschouwd als technische en apolitieke ontwikkelingen die het algeheel goed dienen en daarmee losgekoppeld werden van hun politiek-ideologische ondergrond. De capaciteit om de politiek-ideologische lading te zien achter het toegenomen gebruik van derivaten is echter sterk afhankelijk van financieel-technische kennis. Dit is kennis waar de cultureel antropoloog, anders dan kennis over

productionele innovaties, nauwelijks over beschikt. Het feit is dat financiële sector voor velen verstopt zit achter een dichte wolk. Een wolk waar 'de gewone man' niet door heen kan kijken, omdat hij geïntimideerd wordt door het idee dat deze sector ongrijpbaar is. Met als resultaat dat dit onbegrip ruimte kan maken voor cynisme over de mogelijkheid, of zelfs noodzaak, om als

geïnteresseerd te raken in een onderdeel van onze samenleving die overige onderdelen aan zichzelf afhankelijk heeft gemaakt.

Financiële onderwerpen hebben ook binnen de antropologische wetenschappen een

afschrikkende werking, wellicht omdat het verband tussen de sociale wereld van de antropoloog en de technische wereld van de bankier te ver wordt geschat. Hoewel alle onderwerpen die besproken zullen worden een eigen boek verdienen, zal dit onderzoek een poging doen om deze kloof dichten door financiële onderwerpen te introduceren binnen het kader van de ontwikkeling van derivaten.

om de efficiëntie en meetbaarheid verhogen. Veel ontwikkelende landen worden hierdoor voor een groot deel van de export-inkomsten afhankelijkheid van de prijzen op de individuele productmarkten bieden.

(6)

Met de overkoepelende vraag: wat zijn de politiek-ideologische factoren achter de ontwikkeling van

derivaten en hoe kan deze informatie bijdragen aan demystificatie van de abstracte relatie tussen politieke ideologieën en economische transacties? Aangezien de stof die besproken wordt voor

velen niet behoort tot de dagelijkse kost, zal er stapsgewijs worden gekeken naar de bijhorende onderwerpen en begrippen. De lezer zou dit onderzoek kunnen zien als een reis die je samen met mij (de onwetende onderzoeker) maakt in het ontrafelen van een anthropological 'other': een voor ons onbekende en overweldigende (financiële) cultuur5. Dit onderzoek is daarom opgedeeld in drie

delen. Het eerste onderdeel bespreekt ter introductie de functie en de werking van de derivaten die een belangrijke rol hebben gespeeld in de zeventiende-eeuwse Tulpencrisis. Het tweede onderdeel maakt een hierin een overstap naar de derivaten die zijn uitgebloeid tot de

stabiliseringsmechanismen voor onze gefinancialiseerde economie. Het laatste deel koppelt de ontwikkeling van derivaten aan zijn politiek-ideologische ondergrond, met het doel om de specificiteit van de afhankelijkheidsrelatie tussen onze economie en de financiële sector aan te kaarten.

(7)

I

De lange geschiedenis van de

toekomst binnen de markt

Uit eigen ervaring weet ik dat het bij het lezen over financiële ontwerpen demotiverend werkt om in in rap tempo geconfronteerd te worden met lastige financiële begrippen. Het is met deze reden dat ik begin met van een fragment uit de geschiedenis van derivaten, waarin ik de nodige begrippen geleidelijk aan bod kan laten komen. In deze geschiedenis zijn verschillende startpunten mogelijk, je zou bijvoorbeeld net zoals Don M. Chance in Essays in Derivatives (2008: 7-8) kunnen hebben over huwelijkscontracten in voorchristelijke tijden, maar het is voor ons wellicht aansprekender om dichter bij huis te beginnen. Bij iets wat te boeken staat als de bekendste historische financiële bubbel: de zeventiende-eeuwse Tulpenmanie in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Schotse schrijver Charles Mackay beschrijft in zijn negentiende-eeuwse boek Memoirs of

Extraordinary Popular Delusions (1842) de Tulpenmanie als een nationale gekte en is daarmee het

literaire werk (bestaande uit slechts zeven pagina's) waar veel van de huidige concepties over de Tulpenmanie op gebaseerd zijn. Hoewel het verhaal van Mackay bekritiseerd is vanwege zijn sensationaliserende conclusies en gebruik van gekleurde bronnen, met name door Peter M. Garber (1989), kan deze tekst gebruikt worden als een algemene introductie in de Tulpencrisis die de eerste helft van de zeventiende eeuw heeft gekend.

Tulpencrisis

De tulp is in Nederland uitgegroeid tot een nationaal symbool, maar is niet uit ons land afkomstig. De Nederlandse tulpenbollen werden in de zestiende eeuw vanuit Constantinopel (nu Istanbul) geïmporteerd door rijke Amsterdammers die hiervoor de meest extravagante bedragen konden betalen. De populariteit van de tulp steeg, vanwege zijn vele kleurvariaties, exotische karakter en tolerantie voor het Noord-Europese klimaat, zo drastisch, dat het in de jaren dertig voor de gegoede burgerij zelfs schandalig geweest zou zijn om geen collectie tulpen in de tuin te vertonen. Een

(8)

populariteit die vervolgens ook de groeiende middenklasse zou bereiken, waardoor ook de kleinere koopmannen en winkeliers deze bloem waren komen te zien als een expressie van een verhoogde sociale status. De drastische opleving in populariteit in combinatie met zijn schaarste hadden de prijzen van met name speciale tulpenrassen buiten proporties doen stijgen. Een tulpenbol van de

Semper Augustus (zie afbeelding 1) werd bijvoorbeeld geschat op vijf en een half duizend gulden,

een prijs waar je in die tijd een grachtenpand mee kon kopen.

Afbeelding 1: Stilleven van (Semper Augustus) bloemen, door Hans Bollongier (1639).

Het optimisme over de prijsstijgingen was zo groot dat velen de normale industrie verlieten om te kunnen profiteren van de sector die in oneindigheid leek te kunnen groeien. Het duurde daarom niet lang voordat er geen tulpen meer werden gekocht om de tuin mee op te leuken, maar met het doel om een rendement te behalen. Het werd plotseling duidelijk dat de prijs van tulpenbollen niet oneindig kon stijgen en deze overtuiging resulteerde in onoverkomelijke prijsdalingen. Het vertrouwen in de tulpenmarkt kelderde en de samenleving brak uit in grote paniek. Ooit grote handelaren werden samen met kleine handelaren de financiële afgrond in geduwd en sleurden de economie, die op de consumptie van deze individuen gebouwd was, daarin mee (Mackay 1841: 85-92). Critici zoals Garber bediscussiëren met name de strafheid van de Tulpenmanie op de

Nederlandse economie en de vraag of de prijsveranderingen niet beter te verklaren zijn door de extreme schaarste van zeldzame tulpenbollen (ofwel een verklaring die beter past binnen standaard marktmodellen). Maar ondanks het feit dat het mogelijk is om je af te vragen in welke mate deze prijsveranderingen een reëel effect heeft gehad op een eeuw die voornamelijk gezien wordt als een

(9)

groot Hollands succesverhaal, blijft het, wanneer je de kritiek van Garber toe past, onduidelijk waarom de tulpenbollenprijzen de maand voor de crisis twintigvoudig zijn gestegen. Waren deze prijsfluctuaties zo normaal? We nemen een stapje terug.

Om de werking in de tulpenmarkt te begrijpen is het noodzakelijk om de natuurlijke

kenmerken van de tulp in te zien. George Szpiro gaat in Pricing The Future (2011) daarom dieper in op de wijze waarop deze tulpen werden gecultiveerd. De tulpenbollen moesten laat in de zomer geplant worden, omdat de tulp voor maximaal twee weken bloeit in april of mei. Dit is dus de periode waarin de tulp als bloem gebruikerswaarde heeft, in de zin dat de koper er in zijn tuin mee kan pronken. Nadat de originele bol is uitgebloeid verdwijnt hij en vervangt het zichzelf met een nieuwe bol. Deze nieuwe bollen kunnen opgegraven worden in juni, maar moeten in september weer de grond in. De 'echte' deals, ofwel spot trades, waarbij de tulpen direct van hand naar hand werden verwisseld, konden dus alleen binnen deze vier zomer maanden gemaakt worden. Als oplossing voor dit seizoensprobleem konden kopers en verkopers in de resterende acht maanden handelen via contracten die binnen deze vier maanden zouden worden afgehandeld. Deze contracten staan nu bekend als futures (aangezien er word gehandeld in de toekomst). Futures houden in dat er een overeenkomst is tussen koper en verkoper over een vertraagde levering en betaling, vaak onder voorwaarde dat een gedeelte van de prijs, ofwel margin, van tevoren wordt betaald. In deze futures contracten werden er afspraken gemaakt over het soort tulpenbol wat verhandeld werd, de hoeveelheid of gewicht van de bollen en de datum waarop de levering en betaling plaats ging vinden (Szpiro 2011: 3). Denk bijvoorbeeld aan een verkoper (zoals een tulpenboer) die een bepaalde hoeveelheid tulpen aan het cultiveren is en bij voorhand een

prijsafspraak maakt met een koper (zoals een bloemist) om er zeker van te zijn dat hij zijn tulpen kwijt kan voor een vastgestelde prijs. Het creëren van dit soort zekerheid wordt hedging genoemd, wat staat voor het afdekken van een toekomstig financieel risico van een investering. Aan de andere kant heb je de koper, of speculant, die een future aangaat omdat hij denkt dat de prijs in de toekomst hoger uitvalt en hij wellicht via een spot trade van zijn investering kan renderen.

Toekomstige waarden

Het handelen in de toekomst heeft dus zo zijn voordelen, omdat de verkoper het risico koopt dat de prijzen voor zijn producten dalen en de koper geld kan verdienen wanneer de prijzen stijgen. Naast dat de verkoper de zekerheid heeft om te kunnen produceren, krijgt de koper de mogelijkheid om

(10)

meer te investeren dan zijn eigen kapitaal toelaat. Want een koper die het geld heeft voor één tulpenbol, zou hiermee de margin kunnen betalen van een future voor bijvoorbeeld twee

tulpenbollen (een marge van vijftig procent). Wanneer de prijzen stijgen, kun je met de inkomsten die je op de verhoogde prijs maakt de future afbetalen en een nog wat kleingeld meenemen. Maar als de koper op zoek is naar meer dan kleingeld, in het nodig om een future op te schalen, ofwel

leverage te creëren, door de zelfde margin te betalen voor een future van bijvoorbeeld tien

tulpenbollen (een marge van tien procent). Futures brengen dus ook risico's met zich mee, omdat als de prijzen dalen en er voldoende leverage wordt gecreëerd, er bij de koper sprake kan zijn van een faillissement. Wanneer de kosten van een future niet betaald kunnen worden, iets wat bekend staat als een default, heeft dit verstrekkende negatieve gevolgen. Vooral omdat de verkoper hierdoor afhankelijk wordt van controle elementen die de handelsvloer heeft ingebouwd. Zoals om schulden te saneren of om andere verkopers te behoeden van verdere verstrikkingen met kopers die nog schulden moeten aflossen. Mike Dash schrijft in Tulipomania (2010) dat controle elementen niet alleen belangrijk waren in het geval van defaults, maar ook als het gaat om de afspraken die gemaakt worden bij het opstellen of afhandelen van een future. Het kwam namelijk voor dat de werkelijke tulpenbollen niet overeenkwamen met wat er in contract stond, met name als het ging over de soort of het gewicht van de bollen (Dash 2011: 106-130). Deze controle elementen waren dus een belangrijk onderdeel van de handel in futures, die op de grotere beurzen in steden als Amsterdam en Alkmaar redelijk aanwezig waren. Dash schrijft echter dat het gros van de

tulpenhandel niet plaats vond op deze officiële beurzen, maar in herbergen (zie afbeelding 2) die over het hele land waren verspreid.

(11)

Op deze handelsvloeren waren de margins niet alleen bijzonder laag, maar konden de rest van de

future kosten worden betaald met een combinatie van handelswaren, zoals kleding, gereedschappen,

schilderijen of vee. Er was bovendien weinig controle op de tulpen die werden aangegeven tijdens de contractonderhandelingen, waardoor het mogelijk was voor verkopers om te handelen met tulpen die 'nog niet' in hun bezit waren waren. Ondanks deze ongecontroleerde omgeving bleven de prijzen stijgen en de instroom van nieuwe handelaren groeien, omdat de winsten die op de handelsvloer werden gemaakt niet meer verbonden waren met de tulpenbollen die in de grond zaten (ibid.: 130-143). Een koper gaat het risico van een futures contract aan, omdat hij met meer geld kan investeren dan hij met een margin betaald. De tulpenbol moet uit de grond worden gehaald om 'echte' waarde te hebben, maar de koper is met een future in staat om een voorschot te nemen op de toekomstige waarde van deze tulp. Dit betekend dat het waardeverschil tussen de margin en de totale future kosten, waar in het heden mee geïnvesteerd wordt, alleen in theorie bestaat. De theoretische, ofwel

fictieve waarde van een tulp kan ontleend worden uit de toekomst, omdat de verwachting is dat een

toekomstige koper bereid is om de tulpenbollen van de oorspronkelijke koper over te kopen. Het verschil tussen het heden en de toekomst, wordt dus vanuit het heden opgevuld met voorstellingen van de toekomstige gedragingen van economische actoren. Dit maakt dat als de controle elementen vervagen, de kans groter wordt dat deze ruimte wordt opgevuld met gedragingen die niet plaats zullen vinden, terwijl er in het heden nog steeds waarde uit ontleend kunnen worden. Dit

reproductief proces is de oorsprong van de sterke stijging en de plotselinge daling van deze prijzen.

Asset bubbels

Wanneer fictieve waarden sterk boven 'echte' waarden uitstijgen, wordt dit beschouwd als een

speculatieve bubbel. Charles P. Kindleberger en Robert Aliber stellen in Manias, Panics, and Crashes (2005) vast dat vrijwel elke speculatieve manie geassocieerd kan worden met de expansie

van geld of krediet in een asset, wat staat voor iets wat je kunt bezitten, controleren en waarde uit kunt creëren (in ons geval de tulp). Hoewel huidige financiële bubbels worden opgeblazen door kredietverstrekkingen vanuit financiële instellingen, geven Kindleberger en Aliber aan dat de asset

bubbel tijdens de Tulpenmanie afkomstig was van de mogelijkheid die verkopers boden om hun

eigen tulpen te kopen (ibid.: 64). Aangezien alleen tulpen de mogelijkheid boden om op deze speciale manier geld te investeren, gaven alle nieuwe tulpen de mogelijkheid aan kopers om via

(12)

future contracten fictief kapitaal te investeren. Dit verklaard waarom laatste expansie binnen de

tulpenbollenmarkt, die uiteindelijk de bubbel heeft doen barsten, was begonnen in november van 1636 (zie afbeelding 3), net nadat de nieuwe lading tulpenbollen de grond in verdween en kopers samen met verkopers klaar stonden om futures te verhandelen.

Afbeelding 3: Gecorrigeerde prijsindex van tulpenbollen, door Earl Thompson (2002).

Met futures is het mogelijk om fictieve waarden toe te voegen aan het heden, waardoor kapitaal ontstaat dat voor een future contract nog niet bestond. Met een future neemt de koper een voorschot op deze toekomstige waarde, door hier tegelijkertijd mee te investeren in de tulpenmarkt. Elke tulp is door de mogelijkheid om fictief kapitaal te creëren, onafhankelijk van de uiteindelijke

gebruikswaarde, binnen de context van de handel een kostbaar goed. Dit kapitaal wordt gecreëerd omdat de verwachting bestaat dat de tulp aan het eind van de contractperiode verkocht zal worden. Daarbij berekenend dat hoe meer toekomstige kopers deze verwachting waar kunnen maken, hoe minder risico's er aan een future kleven en er meer fictieve waarden kunnen worden toegevoegd aan de tulp. Dash verteld dat in de winter van 1936 de vraag naar tulpen zo groot was, dat alles wat er maar enigszins uit zag als een tulpenbol gebruikt werd om futures mee op te stellen, waardoor ooit waardeloze bollen sterk in prijs stegen. Dit zou in combinatie met het gemak en de snelheid

waarmee futurescontracten van hand naar hand konden worden verhandeld (soms wisselde een tulp tien keer per dag van eigenaar), geresulteerd hebben in een als maar groeiende prijs (Dash 2011: 162-175). Wanneer alle tulpenbollen voorzien zijn van een koper (ofwel toekomstige eigenaar), is het niet meer mogelijk om de aanbod op de futures markt te verbreden. Dit betekend echter niet dat

(13)

de handel stopt, aangezien de contractuele rechten en plichten van futures ook assets zijn en assets gebruikt kunnen worden om futures mee op te stellen. De koper kan dus, voor het einde van het contracttermijn, besluiten om zijn future kosten te hedgen. Een koper die bijvoorbeeld in zijn eerste

future 10 gulden aan future kosten betaald, kan ervoor kiezen om een nieuwe future aan te gaan

waarbij een nieuwe koper 12 gulden aan future kosten betaald en de oorspronkelijke koper (en nu verkoper) hierdoor verzekerd is van 2 gulden winst. Elke nieuwe future transactie is dus in staat om

fictieve waarden toe te voegen aan de tulp, onder voorwaarde dat er een koper is die speculeert op

de prijs. Om zekerheid te creëren over de eigen theoretische winsten, was het dus voor alle actoren binnen de futures handel van belang dat nieuwe kopers de markt instroomden.

Douglas French schrijft in Early Speculative Bubbles and Increases in the Supply of Money (2009) dat speculatieve asset bubbels gekarakteriseerd worden door een sterke stijging van de asset prijs en gevolgd worden door verdere stijgingen die het resultaat zijn van nieuwe speculanten die de markt instappen. Dit terwijl deze speculanten de prijzen in de markt omhoog proberen te bieden, in de verwachting dat de ingekochte assets uiteindelijk voor een hogere prijs verkocht kunnen worden. Dit fenomeen, wat bekend staat als the greater fool theory, houdt in dat een extreme prijs

gerationaliseerd kan worden wanneer de verwachting bestaat dat een greater fool een nog hogere prijs betaald. Deze prijzen worden daarbij voornamelijk gedreven door theoretische winsten die gemaakt worden door de handel in deze assets en niet door een stijging in de intrinsieke (of gebruiks-)waarde van de asset, wat resulteert in het feit dat bubbels uiteindelijk op dramatische wijze moeten barsten. Tijdens een uitbarsting veranderd het vertrouwen in wanhoop, terwijl de noodzakelijke economische herindeling een grote hoeveelheid faillissementen creëert en de arbeidsorganisatie kan ontwrichten (French 2009[1992]: 1-2). Je kunt je af vragen wat deze nieuwkomers bezielden om de verzadigde tulpenmarkt in te stappen, maar je kunt je ook afvragen waarom het mogelijk is geweest voor deze kapitaal- en kennisarme investeerders om zoveel fictief

kapitaal te dragen. Het antwoord op deze vragen is te vinden in het feit dat de futures handel in de

herbergen niet alleen ondernomen is voor de nieuwkomers die verleid zijn door de aantrekkelijke winstmarges, maar ook voor gevestigde handelaren die door deze nieuwkomers niet alleen de eigen investeringen en kennis in waarde zagen groeien, maar ook hun winsten konden 'verzekeren'. Net zoals hierdoor in de herbergen minder kritisch gekeken werd naar de gebruikswaarde van de tulp, is er in de zoektocht naar de greater fool minder kritisch gekeken naar de financiële draagkracht van deze nieuwkomers.

(14)

definiëren, omdat zijn flexibele bestaan afhankelijk is van een collectief vertrouwen in specifieke prijsbewegingen, wat deze collectieve waarden, ook zonder de toevoeging van toekomstige waarden, uiterst sociale fenomenen maken. Toekomstige waarden bieden de mogelijkheid om het collectief vertrouwen te versterken, omdat het abstracte karakter van deze waarden de opstapeling van abstracties mogelijk maakt, waarop, zolang het voorraad vertrouwen sterkt, er geen limieten 'hoeven' te zijn. Het is belangrijk om hieruit mee te nemen dat hoewel deze opstapeling van toekomstige waarden wordt geobjectiveerd door sentimenten, instituties of overheden, deze waarden hierdoor nog socialer, nog subjectiever en nog verder verwijderd zijn van wat 'echte' waarden ook mogen zijn.

(15)

II

Financiële derivaten in

circulatie

Derivaten zijn een groep financiële instrumenten, zoals futures, waarbij de prestatie wordt afgeleid (van het Engelse woord derived) van een underlier (onderliggende); zoals een asset of ander financieel instrument (zoals een ander derivaat). Derivaten zijn instrumenten die het mogelijk maken om financiële risico's van één partij naar een ander te verplaatsen, omdat de ene partij betaald of iets opgeeft om zich te ontlasten van zijn risico's. Je zou daarom een derivaat kunnen zien als een verzekeringscontract. Wanneer je een diefstalverzekering aangaat met een verzekeraar wil jij het risico dat er bij je wordt ingebroken verplaatsen naar de verzekeraar. De verzekeraar profiteert van dit contract wanneer deze verzekering onnodig blijkt te zijn, net zoals de koper in de tulpenbollenmarkt profiteert wanneer de prijzen van de gekochte tulpenbollen zijn gestegen. Op de zelfde manier kun je kijken naar een vliegtuigmaatschappij die een derivaat opstelt met een

brandstof leverancier, omdat deze maatschappij zichzelf hiermee verzekerd tegen de potentiële prijsstijgingen die een investering (zoals een chartervlucht) niet meer rendabel kunnen maken (Chance 2008: 15-23). Derivaten zijn (om het cru te zeggen) 'weddenschappen' in de verandering van prijzen, waardoor er zekerheden kunnen worden gecreëerd in schommelende markten en de mogelijkheid wordt geboden aan speculanten om rendement te creëren. Waar deze producten voorheen alleen verbonden werden aan productmarkten, zoals als tulpen, graan, hout of olie, werden ze sinds hun ontwikkeling in de jaren zeventig steeds vaker verbonden aan financiële markten van valuta's en rentepercentages. De ontwikkeling van commodity derivaten naar

financiële derivaten hebben deze producten laten uitgroeien tot de bemiddelingsinstrumenten voor

de circulatie van mondiale kapitaalstromen. Het boek Financial Derivatives and the Globalization

of Risk (2004) van de antropologen Edward LiPuma en Benjamin Lee (wat ik ben komen te zien als

een handboek), geven een toegankelijke introductie in deze ontwikkeling en zal binnen dit hoofdstuk daarom veelvuldig gebruikt worden.

(16)

Futures, options en swaps

Voordat we dieper duiken in de ontwikkelingen die derivaten hebben doorgemaakt, is het handig om duidelijkheid te verschaffen over de vorm waarin derivaten op dit moment in omloop zijn.

Derivaten zijn er in verschillende vormen en maten, omdat de vorm van een derivaat vaak afhangt

van de overeenkomsten die binnen de markt of tussen de koper en de verkoper worden gemaakt. De gestandaardiseerde derivaten zijn echter futures, options en swaps. Tussen deze drie vormen lijken

futures en options het meest op elkaar, omdat het verschil zit in het feit dat de koper van een option

niet verplicht is om de geplande transactie plaats te laten vinden, maar de keuze (ofwel optie) heeft om dit binnen een contractperiode te doen. Options kunnen vervolgens weer onderverdeeld worden in call options en put options. Een koper die een “call” option contract koopt krijgt, tegen betaling van een premium (de margin of option kosten), de mogelijkheid om binnen een vastgestelde periode een bepaalde hoeveelheid onderliggende assets te “kopen”. De koper van een “put” option krijgt daarentegen, met de zelfde voorwaarden, de mogelijkheid om onderliggende assets te “verkopen” (LiPuma & Lee 2004: 35). De option is vooral bekend in de vorm van aandelenopties, waarbij er gerekend wordt vanuit een strike price, wat het moment is waarop het rendabel wordt om de optie te 'activeren'. De verkoper van een optie speculeert dus op een prijsverandering waarbij de koper zijn

option niet gebruikt en hij de margin in zijn zak kan steken, terwijl de koper hoopt dat de prijs

boven de strike price uitstijgt. Adam Tickell schrijft in Unstable Futures (1999) over swaps dat ze iets anders dan futures en options, omdat ze de onderliggende asset voor een andere onderliggende

asset verwisselen. Dit product wordt met name gebruikt voor de kredietmarkt, waarbij er voor een

periode geruild wordt tussen verschillende assetflows (dit zijn de inkomstenbronnen die over termijnen worden uitbetaald), zoals leningen met flexibele en vaste rentepercentages of leningen in verschillende valuta's. Wanneer iemand een lening aanvraagt met een rentepercentage die gebaseerd is op fluctuaties in de markt (zoals de Europese Euribor of de Londense Libor), is het een vorm van

hedging om deze flexibele rentepercentage te ruilen voor een vaste rentepercentage. Het risico dat

de rente stijgt wordt dus door de swap verplaatst naar een andere speler met een vaste rentepercentage, die bijvoorbeeld verwacht dat de rentepercentage daalt. Een belangrijke toevoeging hierop is de valuta swap, die een assetflow in één valuta voor een periode word omgeruild voor een assetflow in een andere valuta. Dit omdat het voordeliger kan zijn om de terugbetalingen te doen in een andere valuta dan de geleende valuta (Tickell 1999: 250). Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk voor banken om de assetflows van langdurige hypotheken met een vaste

(17)

rentepercentages in te ruilen voor assetflows met een variabele rentepercentage, wat betekend dat de bank speculeert op een gunstige renteverandering (LiPuma & Lee 2004: 50).

Uit deze standaard definities maken LiPuma en Lee een aantal generalisaties. Alle derivaten zijn contracten waarbij er (1) voor de afhandeling geen tot weinig bewegingen is van kapitaal, (2) de waarde van het contract wordt bepaald door de verandering in prijs van de onderliggende asset (dus niet de intrinsieke waarde van deze asset) en (3) de afhandeling plaatsvindt op een specifiek moment in de toekomst. Deze derivaten gingen in het verleden vooral door het leven als relatief simpele commodity futures, omdat ze werden gebruikt door hedgers en speculanten om

seizoensgebonden assets uit de agricultuur en de mijnbouw te kunnen verhandelen. Vandaag de dag zijn het de financiële derivaten die de overhand hebben en vooral gebruikt om de risico's te

beperken die met mondiale connectiviteit te maken hebben. Bedrijven willen de wereld over om te investeringen te doen in buitenlandse markten, maar hebben daarbij te maken met veranderde waarden van valuta- en rentekoersen. Deze markten zijn volatiel, wat inhoud dat er sterke schommelingen zijn in de prijs. Om zaken te doen moeten de prijzen echter over de gehele productieperiode berekenbaar zijn, omdat het zo mogelijk wordt op te bepalen of een investering rendabel is (LiPuma & Lee 2004: 33-34). Om te kunnen produceren moet er dus gedacht worden in de lange termijn, terwijl de prijzen schommelen in de korte termijn. Derivaten zijn de financiële instrumenten die de korte termijn risico's kunnen bemiddelen om deze lange termijn berekeningen te kunnen maken.

Speculatieve liquiditeit

Derivaten zijn dus, in tegenstelling tot het productieproces, gericht zijn op de korte termijn. Er is al

eerder aangegeven dat er altijd een vastgesteld termijn verbonden aan de afhandeling, maar waarom moeten deze termijnen zo kort zijn? Ofwel, waarom kan een derivaat niet het volledige

productieproces hedgen? Het antwoord is te vinden bij het feit dat er twee partijen nodig zijn om een derivaat mogelijk te maken en de speculant niet de zelfde interesses heeft als de hedger. De

hedger maakt namelijk zijn winst in de lange termijn (met meerdere contracten), wanneer er op

succesvolle wijze waarde wordt toegevoegd aan een product. Terwijl de speculant zijn winst maakt in de korte termijn (al na één contract), door prijsveranderingen van assets goed in te schatten. Het ideaal voor speculaties of arbitrage6 is daarom om prijs ongeregeldheden te ontdekken en hieruit

6 Arbitrage is een situatie waarin een asset op het zelfde moment gekocht en verkocht wordt, om te kunnen profiteren van prijsverschil tussen markten (over ruimte). Zoals wanneer vergelijkbare assets verschillende prijzen hebben op

(18)

winsten te kunnen voorspellen, waarna er op basis van deze informatie het risico kan worden genomen om een derivaat te bekostigen. Deze ongeregeldheden ontstaan wanneer nieuwe

informatie een gedeelte van de markt bereikt en er ongelijkheden en inefficiënties ontstaan tussen actoren en markten. Aangezien deze ongelijkheden en inefficiënties vaak klein zijn en niet lang duren, is het nodig om snel en met veel kapitaal te kunnen handelen, wat betekend dat het kapitaal wat speculanten ter beschikking stellen snel in en uit het productieproces van een hedger moet kunnen stappen (ibid.: 37). Hoe sneller de speculant kan handelen en hoe korter de termijnen zijn, des te minder risico's er voor de speculant aan een derivaat kleven en hoe meer speculanten bereid zijn om de positie van de hedger af te dekken. Er kan dus een belangrijk voordeel behaald worden uit flexibiliteit, ofwel liquiditeit, op de derivatenmarkt, wat staat voor het gemak (of vloeibaarheid) waarmee assets kunnen worden gekocht en verkocht.

Dit is niet de enige reden waarom de korte termijnen voor liquiditeit zorgen. Bruce

Carruthers en Arthur Stinchcombe stellen in The Social Structure of Liquidity (1999) dat liquiditeit ook een sociale oorsprong heeft, omdat liquiditeit, of het gemak waarmee er gekocht en verkocht kan worden, ook ontstaat uit het gemak waarmee een koper informatie kan krijgen over een asset. Wanneer het volledige productieproces wordt gehedged beteken dat de speculant gedetailleerde kennis nodig zou moeten hebben over dit proces om een voorspelling te maken over de lange termijn richting die een asset op gaat bewegen. Maar wanneer het contracttermijn kort is, betekend dit dat de speculant alleen kennis nodig heeft over de korte termijn bewegingen in de markt. Deze toegankelijke kennis geeft een asset bewegingsruimte, in de zin dat het makkelijker is om in te schatten wat voor risico's er worden gekocht en het hierdoor makkelijker wordt om van een asset af kan komen. Liquiditeit en circulatie zijn twee termen waar vaak het zelfde fenomeen mee

beschreven wordt. In tijden van grote onzekerheid en slechte circulatie, wordt de vraag naar

liquiditeit groter, bijvoorbeeld omdat er weinig of onbetrouwbare informatie beschikbaar is. Liquiditeit ontstaat wanneer de vraag naar een asset stijgt en dit kan op twee samenhangende

manieren: via directe of indirecte vraag. Directe vraag ontstaat wanneer het gaat om de intrinsieke waarde van een asset, zoals wanneer tulpen gekocht worden om de tuin mee op te leuken. Indirecte vraag ontstaat omdat anderen geïnteresseerd zijn in de asset, wat betekend liquiditeit wordt

gecreëerd. Geld is een voorbeeld van een extreem liquide asset, omdat het zijn waarde ontleend uit zijn uniformiteit (of herkenbaarheid) en de verwachting dat anderen het (in ruil voor iets anders) willen hebben. De wereld is opgebouwd uit een combinatie van liquide en illiquide omgevingen en

binnenlandse en buitenlandse markten. Dit is in wezen anders dan een speculatie, waarbij geprobeerd wordt te profiteren van prijsveranderingen (over tijd).

(19)

het ligt daarbij aan de ondernemende geest om liquide assets te verenigen met illiquide

omgevingen, met als doel om de informatie- en transactiekosten te verminderen en daarbij markt inefficiënties uit te kleden. Maar hoewel een toename van informatie, in de vorm van homogeniteit, ervoor zorgt dat er liquiditeit ontstaat, hoeft deze informatie volgens Carruthers en Stinchcombe niet altijd 'juist' te zijn en hoeft de liquiditeit die hieruit volgt niet altijd tot grotere efficiëntie te leiden (ibid.: 375-377). Het zijn speculanten die de markt liquide houden, wat maakt dat liquiditeit afhankelijk is van de mogelijkheden die speculanten zien om door middel van derivaten risico's in te zien en te voorkomen. Iets wat mogelijk wordt gemaakt wanneer unieke assets veranderen in gehomogeniseerde meetinstrumenten. Het geprivilegieerde kapitaal wat deze speculanten tot hun beschikking hebben, en dus essentieel is om onze gefinancialiseerde economie 'draaiende' te houden, staat bekend als speculatief kapitaal. Het is echter niet altijd zo geweest, dat nationale economieën staan en vallen bij het speculatief kapitaal van hedge funds (een groep investeerders), pensioenfondsen, investeringsbanken en financiële divisies van grote bedrijven, die ieder een eigen

portfolio (een groep financiële assets) hebben om een zo hoog mogelijke winstmarge te

'verzekeren'. Bedrijven gebruiken derivaten om internationale risico's te beperken, maar zijn daarbij afhankelijk van de liquiditeit die door speculanten worden geboden. Deze speculatieve liquiditeit komt echter met een prijs, in de vorm van volatiliteit, wat staat voor sterkere prijsbewegingen.

Binding en versmelting

Hillary Till schrijft in The History of Financial Derivatives (2014) dat het begin van financiële

derivaten verbonden kan worden aan verschillende gebeurtenissen in het begin van de jaren

zeventig. Zoals de groei van buitenlandse investeringen, de internationalisatie van de bedrijfsvoering en de proliferatie van communicatietechnologieën, die het mogelijk hebben gemaakt voor speculatief kapitaal zichzelf moeiteloos te verplaatsen. Een andere belangrijke gebeurtenis was de destabilisatie van de financiële markten als het gevolg van het einde van de

Bretton Woods Agreement7 en de eerste oliecrisis van 19738. Door de relatieve stabiliteit in

7 De Bretton Woods Agreement was een financieel akkoord tussen vierenveertig landen na de Tweede Wereldoorlog, waarbij een stelsel van vaste wisselkoersen werd vastgesteld in relatie tot de dollar, die ingewisseld kon worden voor een vaste hoeveelheid goud. Toen de Amerikaanse staat besloot om grote hoeveelheden geld bij te drukken om de Vietnam Oorlog te betalen werd de waarde van deze dollars in twijfel getrokken. Toen en groot aantal regeringen besloten om hun dollarvoorraden om te zetten in goud maakte President Nixon een einde aan het verdrag en ging de Wereld over na een systeem van flexibele wisselkoersen.

8 De Oliecrisis van 1973 was een opzettelijk gecreëerd olietekort door olieproducerende landen in het Midden-Oosten, als een reactie tegen de Amerikaanse steun voor Israël tijdens de Jom Kipoeroorlog. Omdat zoveel industrieën afhankelijk waren van deze olievoorraad, creëerde dit enorme prijsstijgingen die met name in

(20)

valutawaarden was het voor de Bretton Woods Agreement niet nodig om met behulp van derivaten risico's in de valutamarkt te hedgen. Het moment dat alle valutawaarden niet meer geankerd waren in goudvoorraad van de Amerikaanse staat, maar de waarden volledig bepaald werden door de vraag en aanbod in de markt, ontstonden er belangrijke financiële markten die speculeerden op deze prijsveranderingen (ibid.: 2). Hierdoor werd speculatief kapitaal onmisbaar voor de waardebepaling van valuta en konden de prijzen, afhankelijk van de instroom van kapitaal, sterk schommelen, waardoor de risico's voor internationaal opererende bedrijven of landen die hun productiemiddelen importeren drastisch werden vergroot. Robert T. Tally Jr. stelt in Meta-Capital: Culture and

Financial Derivatives (2010) dat derivaten daarmee de drijvende kracht zijn geworden achter het

moderne kapitalisme. De markt voor financiële derivaten kan daarom gezien worden als een web die de wereld verbind door verschillende risico's verhandelbaar te maken. De standaard definities van futures, options en swaps, die een balans insinueren tussen hedgers en speculanten en vooral gebaseerd zijn op commodity derivaten, beschrijven volgens Tally echter niet het volledige verhaal.

Commodity derivaten kunnen de prijzen beïnvloeden door waarden in tijd en ruimte te verbinden,

omdat een derivaat, wat de waarde van een onderliggende asset representeert, gekocht kan worden zonder dat de onderliggende asset van een derivaat meteen van eigenaar wisselt (iets wat

ownership-without-possession wordt noemt). De waarde van de derivaat wordt daarbij

geobjectiveerd door de marktwaarde van de onderliggende asset, maar marktwaarden kunnen, zoals het voorbeeld van de futures markt voor tulpen aangeeft, niet los gezien worden van de toekomstige

waarden die de derivaat aan het heden verbind. De markt voor commodity derivaten bestaat uit

primaire producenten, tussenhandelaren, handelsbeurzen en eindgebruikers, maar naarmate deze markten zich ontwikkelen worden ze steeds meer bevolkt door tussenhandelaren. In plaats van dat de producenten en de eindgebruikers een prijs met elkaar afspreken, vind de prijsbepaling plaats via de grote derivatenmarkt, bestaande uit de tussenhandelaren, die de gaten opvullen die ontstaan uit de groeiende afstand tussen producent en eindgebruiker. Dit betekend dat de participanten binnen deze grotere markt voornamelijk bestaan uit investeerders en speculanten die geen echte aandeel hebben in de onderliggende asset. Deze spelers zien de korte periode van eigendom meer als een middel om rendement te behalen en zijn daarbij primair geïnteresseerd in het op korte termijn inschatten van prijsbewegingen. Het moment dat de grotere beurs de prijsbepaling overneemt van individuele marktpartijen, wordt de prijs van de onderliggende asset, zoals de spot price van een ton graan die wordt gehedged op de beurs voor graan futures, in toenemende mate gebaseerd op de

(21)

prijs van deze graan futures, omdat toekomstige waarden kunnen worden toegevoegd aan de

onderliggende asset. Dit betekend dat een derivaat een abstracte relatie heeft met zichzelf, waarbij

zowel zijn waarde ontleend wordt uit de prijs van de onderliggende asset als de prijs bepaald voor de waarde van deze onderliggende asset (ibid.: 6-7). Wanneer de grotere markt opgevuld wordt door tussenhandelaren die speculeren op prijsbewegingen, wordt de spot price van een

onderliggende asset in toenemende mate gebaseerd op de risico's die door tussenhandelaren worden

geprojecteerd. Dit houdt in dat prijzen kunnen ontstaan, niet uit intrinsieke waarden of

marktwaarden tussen hedgers en eindgebruikers, maar uit de sentimenten van deze speculanten over de beoogde prijsbewegingen binnen de markt. Dit is het resultaat van de binding die

commodity derivaten mogelijk maken tussen toekomstige waarden en de spot price, maar deze

verbinding verteld niet het volledige verhaal. Deze handelsvloeren waar gestandaardiseerde

derivaten worden verhandeld zijn sinds de opkomst van complexe financiële derivaten nog maar

een klein segment van de totale derivatenmarkt.

Een klein gedeelte van deze financiële derivaten worden opgesteld in de bekende aandelenbeurzen, maar het grootste gedeelte van de huidige markt voor derivaten bevindt zich hierbuiten. Naast de gestandaardiseerde derivaten bestaan er namelijk een grotere groep complexe

derivaten, die bestaan uit hybride vormen van standaard derivaten (voornamelijk swaps), die met

oog voor een specifieke klant worden ontworpen. Dit worden de over the counter (OTC) derivaten genoemd. Over the counter (in het Nederlands 'over de toonbank') betekend dat er een transactie plaats vindt tussen twee partijen, zoals een bank en een klant, zonder tussenkomst van een derde partij zoals een aandelenbeurs. Het verschil tussen de gestandaardiseerde derivaten en de OTC

derivaten is dat OTC transacties juridisch gezien privaat zijn en dat informatie over deze transacties,

zoals de waarde of gegevens over de eigenaar, ook door een regulerend orgaan niet ingezien kunnen worden9. LiPuma en Lee illustreren de functie van de OTC markt aan de hand van een voorbeeld,

waarin een Amerikaanse onderneming een vijf jarig contract tekent met een buitenlands bedrijf over de levering van mobiele telefoons. Een telefoon waarvan de interne constructie wordt gemaakt in Japan, de hoes wordt gefabriceerd in Mexico en de verpakking wordt gemaakt in India, met een gezamenlijke waarde van 250 miljoen dollar. Om dit te financieren moeten er vijf jaarlijkse

leningen aangevraagd bij de eigen bank, maar om de berekende winstgevendheid van de deal (rond de 20%) te garanderen, moeten de wisselkoersen en rentepercentages stabiel blijven. De eerste mogelijkheid is om een aantal swap contracten de flexibele rentepercentages om te ruilen voor vaste 9 Hoewel de effectiviteit van de oplossing na de crisis ter discussie staat, zijn hier inmiddels veranderingen in

(22)

rentepercentages en de verschillende valutakoersen te bevriezen in verhouding tot de dollar. De kosten van deze derivaten zouden daarbij afhankelijk zijn van de risico's die per contract gelden. Omdat het bijzonder prijzig is om dit over vijf jaar te doen, zouden deze contracten daarom

opgesplitst moeten worden in kleinere contracten. Voor dit voorbeeld zou dat iets kunnen zijn in de richting van 300 miljoen dollar (in nominale waarden10) aan derivatencontracten. Het is dus niet

gek als een de investering van een onderneming zichzelf verdubbeld binnen de derivatenmarkt. Dit is het moment dat de tweede optie van pas komt: de OTC derivaat. Als alternatief voor de

individuele contracten, zou deze onderneming de diensten in kunnen huren van een gespecialiseerde investeringsbank die, met oog voor de specifieke wensen van de onderneming, één OTC derivaat opstelt. Wiskundige specialisten (onder de verzamelnaam quants) integreren hierbij verschillende risico's samen met verschillende derivaten en komen vervolgens met een prijs voor de unieke OTC

derivaat. Dit terwijl de investeringsbank zelf op zoek gaat naar partijen die de speculatieve kant van

de hedge bekostigen (vaak is het echter zo dat deze quants onder opdracht van de bank OTC

derivaten ontwikkelen en vervolgens op zoek te gaan naar zowel hedgers als speculanten) (ibid.:

38-42). De private OTC markt komt dus voort uit de toenemende verdeling en complexiteit in het productieproces en de complicatie dat naarmate er binnen het productieproces meer barrières in ruimte en tijd moeten worden overstegen, het minder rendabel wordt om volatiele markten

berekenbaar te maken met derivaten die verhandeld worden op de beurs. De ontkoppeling tussen de

derivaat en zijn beurs heeft echter onvoorziene gevolgen gehad. Gevolgen die onder andere hebben

geleid tot een verdere ontketening van speculatieve activiteiten.

De speculant van een aandeel is tijdelijk in het bezit een asset die de marktwaarde van een gedeelte van een bedrijf representeert, de speculant van een obligatie in het bezit van een assetflow die de marktwaarde van assetflows representeren, maar de speculant van een financieel derivaat hoeft, in tegenstelling tot een commodity derivaat, niet in het bezit te zijn of worden van een

onderliggende asset. Het kapitaal wat in financiële derivaten wordt geïnvesteerd kan volgens Tally

daarom gezien als meta-kapitaal. Het is een markt die een abstractie relatie heeft met een andere markt. Desondanks heeft dit meta-kapitaal een enorme invloed, niet alleen op de prijs van de

onderliggende asset, maar ook op het functioneren van het kapitalistische systeem in zijn geheel.

De swap verbind, zoals de commodity future, de waarden van het heden aan de toekomst, maar 'versmelt' daarnaast ook verschillende vormen van kapitaal aan elkaar. Wanneer twee onderliggende 10 Nominale waarde (in de context van swaps) is de principal (het bedrag wat wordt geleend) en het rentepercentage

van de leningen. De echte waarde (die geruild word) bij een renteswap is een klein gedeelte hiervan, namelijk het

(23)

assets door middel van een swap geruild worden, beteken dit dat deze twee assets met elkaar

vergeleken kunnen worden. Kapitaal wat wordt gestoken in een financieel derivaat, is speculatief

kapitaal wat niet komt te zitten in een fysiek product, maar komt te zitten in het mogelijk maken

van een vergelijking, waarbij verschillende vormen van risico´s te reduceren zijn tot een

gezamenlijke éénheid: de prijs van een derivaat. Het is uiteindelijk de groeiende complexiteit van deze vergelijkingen die de vraag naar complexe OTC derivaten stimuleert en daarmee de gehele groei van de derivatenmarkt (Tally 2010: 8) Hoewel de prijs van een derivaat de objectieve representatie moeten zijn van al deze verschillende risico's, stellen LiPuma en Lee dat er iets onvergelijkbaars blijft aan verschillende assets zoals rentekoersen en aandelenindexen. Risico's hebben namelijk verschillende onderliggende sociaaleconomische fundamenten. Wanneer een swap het mogelijk maakt om kapitaal over grenzen bewegen, worden verschillende politieke culturen en economieën abstract gemaakt door een marktprijs te verbinden aan deze sociale relaties. De wiskundige modellen die voor deze abstractie gebruikt worden reduceren deze verschillen in geformaliseerde categorieën, waarbij innovaties van nieuwe derivaten gericht zijn op het creëren van nieuwe experimentele verbindingen en het voorspellen van fluctuaties die hier het gevolg van zijn (LiPuma & Lee 2004: 109-112). Het doel van derivaten is om connecties te creëren door verschillen in tijd en ruimte vergelijkbaar te maken, wat word gedaan door deze verschillen op te vangen in wiskundige modellen. Deze modellen zijn daarmee de fundamenten voor de wereldwijde circulatie van kapitaal, waarin een abstracte totaliteit zichzelf objectiveert. Het abstracte karakter van tijd en ruimte binnen de financiële derivaat is dus een essentieel onderdeel geworden voor de circulatie van kapitaal een daarmee een criteria wordt voor de waarde van kapitaal. Tijd wordt binnen dit model gezien als een risico, wat betekend dat de periode tussen koop en verkoop zo kort mogelijk gehouden moet worden (soms zo kort dat speculaties niet meer te onderscheiden zijn van

arbitrages). Dit betekend echter dat elke kleine transactie de marktprijs opnieuw definieert en een

toename in volatiliteit creëert. Elke transactie in de derivatenmarkt is daarmee een de reden voor een volgende transactie.

Internationaal geld

De capaciteit om assets in andere assets te veranderen is een functie die, binnen monetaire grenzen, normaal toegeschreven wordt aan geld. Dick Bryan en Michael Rafferty stellen in Capitalism With

(24)

vervullen, zonder dat deze wordt gereguleerd vanuit een staat. Het centrale probleem van kapitaal is namelijk zijn commensurabiliteit, ofwel hoe een vorm van kapitaal verwisseld kan worden voor een ander, met een waarde die voorspelbaar en duurzaam is. Derivaten creëren deze continuïteit in tijd en ruimte omdat ze het mogelijk maken om verschillende soorten kapitalen te reduceren tot één punt aan kapitaalwaarde. Deze verschillende waarden bewegen echter niet tot een equilibrium, maar werken vanuit het idee dat, wanneer er voldoende liquiditeit is op de markt, waarden op constante basis, door vraag en aanbod, bemiddeld kunnen worden. Elke derivaat kan daarom gezien worden als een pakket aan transformaties waarbij niet één anker, maar meerdere flexibele ankers, in de vorm van onderliggende assets, gebruikt worden om deze continuïteit te bewaren. Deze flexibele ankers berusten zich vervolgens niet op een combinatie tussen een intrinsieke en een marktwaarde, zoals goud dat deed, maar op volledig op hun marktwaarde. Derivaten kunnen deze functie

waarmaken omdat ze bestaan op het kruispunt tussen producten en geld. Derivaten zijn geld, omdat ze een monetaire functie hebben en zijn producten, omdat ze verhandelbaar zijn als assets en er bovenal geld mee verdiend kan worden. Derivaten hebben de stabiliserende rol overgenomen van

commodity money, maar hebben de karakteristieken van alle mogelijke assets aangenomen, omdat

elke asset meetbaar gemaakt wordt binnen de derivatenmarkt (ibid.: 133) Het is de vrije markt die het mechanisme is komen te ontwikkelen om deze ankers voor onze financiële sector te bieden. Het is niet één anker, zoals goud, maar een netwerk aan ankers, die stabiel is omdat hij gevormd wordt uit speculanten die zichzelf proberen te verrijken. Derivaten geven waarden niet zo netjes weer als goud, omdat ze intrinsiek beïnvloedbaar zijn voor speculatie, maar ze bieden ook meer flexibiliteit in hun commensurabiliteit. Dit is de flexibiliteit die nodig was voor kapitaal om de mondiale arbeidsverdeling mogelijk te maken.

Dit betekend echter dat door de rol die financiële derivaten om kapitaal op mondiaal vlak vergelijkbaar te maken, er druk is gekomen op alle vormen van kapitaal om meetbaar rendement op te leveren, aangezien elk moment het gevaar bestaat dat kapitaal ondergewaardeerd kan worden binnen de derivatenmarkt. Het is volgens Bryan en Rafferty een breedgedragen assumptie dat de waarde van kapitaal binnen het competitieproces gelijk blijft, ofwel dat de waarde van kapitaal tijdens zijn transformatie in de geldvorm gelijk is aan de waarde van kapitaal in de product vorm. Deze waarden worden echter niet meer achteraf gevalideerd of aangepast (zoals wanneer het product op de markt wordt gebracht), maar maken financiële derivaten het proces van validatie en aanpassing onderdeel van het productieproces. Zo word de waarde van geld, zoals een voorraad euro's, over tijd en ruimte gerevalueerd wanneer deze euro's in de derivatenmarkt worden omgezet

(25)

in dollars, of de waarde van een voorraad graan steeds opnieuw geëvalueerd door de veranderende prijzen op de markt voor futures. Deze constante calculatie maakt dat geld en producten zelf

competitief zijn geworden, omdat de prijzen van deze assets gebaseerd worden op de beweging die ze in de markt maken (ibid.: 171). In de transitie van commodity derivaten naar financiële derivaten zijn er belangrijke functies toegevoegd aan de derivatenmarkt. Zo zorgen financiële derivaten zowel voor binding (van tijd en ruimte) als voor versmelting (van verschillende assets) en kan het kapitaal wat in de derivatenmarkt opereren als meta-kapitaal. Omdat derivaten door hun commensurabiliteit de functie hebben verworven van een internationale monetaire éénheid, kunnen derivaten gezien worden als een verhandelbaar product en als een vorm van geld. Omdat de betwistbaarheid van waarde zelf een product is geworden waarmee rendement kan worden behaald, heeft dit de mogelijkheid gecreëerd voor kapitaal om zichzelf te reproduceren in een abstracte relatie met de productieve economie. Het speculatief kapitaal wat geïnvesteerd wordt in de derivatenmarkt de mogelijkheid creëert voor internationaal opererende bedrijven om handelsgrenzen te overstijgen, geeft daarbij ook de mogelijk om kapitaal te reproduceren door middel van puur speculatieve activiteiten. Financiële derivaten voegen door hun abstracte relatie met spotmarkten niet alleen waarde toe aan deze markten, maar voegen ook alternatieve markten toe aan onze economie.

(26)

III

Een cultuur verstopt in zijn

verdeling

Het valt op wanneer er wordt verteld dat de economie weer aantrekt, terwijl er flink wordt gesneden in de overheidsuitgaven, de arbeidsmarkt verder wordt geflexibiliseerd en de wereldwijde

inkomstenongelijkheid als maar toeneemt11. Het lijkt vaak alsof er twee werelden zijn die steeds

verder van elkaar af zijn komen te staan. De één die is gebaseerd op de toegenomen productiviteit en bonussen voor bankiers en de ander die is gebaseerd op stagnerende lonen en afnemende baanzekerheid voor de middenklasse. Een splitsing die terug te vinden is in de hedendaagse discussie tussen politici en bankiers over de hoogte van de bonussen, waarin beide kanten elkaars argumenten maar niet lijken te kunnen bevatten12. Het is gebruikelijk om dit onbegrip te weiden aan

een gebrek aan moraliteit van bankiers, maar dit verklaard niet waarom beide partijen, ook na de crisis, opereren in naam van het gezamenlijk goed. Zo is de politicus verontwaardigd over het feit dat er sprake kan zijn van 'beloningen' nadat de gedupeerde belastingbetaler de bankier heeft gered. Met een bijkomende irritatie dat er bij de uitbetaling van bonussen sprake kan zijn van

conflicterende interesses tussen de bank en zijn klant. De bankier ziet daarentegen de bonuscultuur als een integraal onderdeel voor het behalen van rendement, aangezien rendement afhankelijk is van zijn motivatie en voor het aan trekken van andere gemotiveerde 'topbankiers'. Dit is het rendement waar iedereen van geniet in de vorm van werkgelegenheid, hypotheken en een functionerend pensioensysteem. Het is moeilijk om deze twee werelden te verenigen, omdat beide argumenten geobjectiveerd lijken te worden in de afgesloten culturele systemen waarin zij in leven.

Specialistische innovaties

11 Volkskrant: http://www.volkskrant.nl/economie/kloof-arm-en-rijk-groeit-door-toename-ongelijkheid~a4079199/

(13-07-2016)

12 Volkskrant: http://www.volkskrant.nl/politiek/teruglezen-abn-debat-u-moet-luisteren-naar-uw-17-miljoen-aandeelhouders~a3946212 (13-07-2016)

(27)

Dit verschil in interpretatie komt volgens de antropoloog Stephen Gudeman in Creative

Destruction: Efficiency, Equity or Collapse (2010) neer op een diepere discussie die gerelateerd is

aan de kijk maatschappelijke ontwikkeling, innovatie en competitie. Innovatie is één van de

mantra's voor kapitalisme accumulatie, omdat de entrepreneur, door innovaties te introduceren in de markt, winst genereert en de markt tegelijkertijd efficiënter maakt door de competitie binnen de markt te vergroten. Dit is een proces wat bekend staat als creative destruction, omdat mindere producten irrelevant worden maakt, of worden 'vernietigt', door concurrerende producten die creatiever zijn in hun productie, zoals wanneer een stoommachine wordt vervangen door een dieselmotor. Hoewel hierdoor oude vormen van productie verdwijnen, zouden deze klappen

opgevangen moeten worden door nieuwe vormen die door hun efficiëntie zorgen voor economische expansie. Gudeman maakt bij deze expansie hiërarchisch onderscheid tussen de verschillende waardesferen binnen onze economie, zoals huis, gemeenschap en commercie (de sferen waar wij antropologen zich in bevinden), tot finance en meta-finance. Deze maatschappelijke sferen zijn door elkaar verweven en zijn onderdeel van een overkoepelende cultuur (vaak met een gezamenlijk welvaartsdoel), maar representeren ook conflicterende belangen. Wanneer oudere vormen van productie worden vervangen, hoeft dit namelijk niet te betekenen dat nieuwe vormen in de zelfde waardesfeer terecht komen (ibid.: 3-4). Vanuit deze kijk op innovatie kan de economie gezien worden als een levend organisme, die zijn dode cellen vervangt met levende cellen in onevenredig verdeelde economische expansies over verschillende waardesferen. Oude vormen van accumulatie veranderen in nieuwere vormen met andere socio-economische verdelingen, met nieuwe winnaar en verliezers. Zoals bij verplaatsing van industriële activiteiten naar ontwikkelingslanden of de

toenemende rol die financiële producten vervullen in het behalen van rendement.

Ondanks de vernietiging van kapitaal, is het binnen de neoklassieke economische theorie gebruikelijk om te veronderstellen dat elke innovatie in de richting van een verdere integratie tussen landen in de wereldmarkt leidt tot een groei in de grootte van de economie (bekend als de rising

tides theorie13). In The Wealth of Nations (1776), wat word beschouwd als de fundamentele tekst

voor de neoklassieke economen, presenteerde Adam Smith de gerelateerde theorie in relatie tot de verdeling van arbeid. Dit is de theorie die uitdraagt dat een productionele verdeling, waarin

arbeiders gespecialiseerd zijn in een gedeelte van de productiecyclus, de productiviteit vergroot en zorgt voor een groter algeheel surplus. Smith behandelde daarnaast ook de beweging van producten 13 'The rising tide will raise all ships', werd het motto van vrij-markteconomen om de werking van trickle down

economics te populariseren. De assumptie is dat een toename van kapitaal bij de bovenste regionen van de

arbeidsmarkt uiteindelijk terecht komt bij de onderste regionen, omdat de winnaars binnen het kapitalistische systeem verstandigere investeringen doen dan de verliezers.

(28)

naar de consument in de verdeling tussen producenten en handelaren, waarin het individueel

nastreven van winst ervoor zou zorgen dat, in de ketting van transacties, de kosten voor een product dalen. Dit komt erop neer dat wanneer de productie per arbeider stijgt in relatie tot de algehele kosten (waaronder de arbeidskosten), er meer surplus overblijft om te verdelen. Binnen een competitieve markt zouden die genen die de kosten en de uiteindelijke prijs het meest kunnen onderdrukken, beloond worden door de consumenten die de markt afstruinen voor de laagste prijs (of hierin geholpen door arbitrage). Hoewel hij geen voorstander was van het idee om de alle onderdelen van de samenleving aan de efficiëntie van markten te onderwerpen, was deze win-win situatie voor Smith de rechtvaardiging voor de assumptie dat markten efficiënt zijn, zichzelf reguleren en de homo economicus14 rationeel is in zijn egocentrisme. David Ricardo trok in On the

Principles of Political Economy and Taxation (1817) deze conclusies door in arbeidsverdeling op

internationaal niveau. Resulterend in het idee dat nationale economieën het productiefst zijn wanneer ze zich specialiseren in een bepaald product of onderdeel van de productie en voor de import van overige assets gebruik maken van het geld wat wordt verdiend vanuit hun specialisatie (Gudeman 2010: 4-6). Dat individuen of groepen voor hun levendigheid afhankelijk worden van de marktwaarde van hun specialisatie, toont hoe belangrijk de commensurabiliteit van geld is in een systeem van verdeling in accumulatie en reproductie. Het is geen geheim dat deze specialisatie meer rendement oplevert voor ontwikkelde landen, aangezien hooggeschoold (of gespecialiseerd) arbeid meer waarde toevoegt aan de productie van goederen. Dit is een ongelijke verdeling die gerationaliseerd wordt door 'de realiteit van het heden' (het is inefficiënt om laaggeschoolde arbeid te organiseren waar de arbeidskosten hoog zijn en er is geen andere manier om investeringen te trekken) en het idee dat het, dankzij het vergrootte surplus, mogelijk wordt voor onderontwikkelde landen om te groeien binnen de productiecyclus. Dit is een rationalisering die wordt gekoppeld aan de twee fundamentele assumpties: (1) dat een verdere arbeidsverdeling en de toename van

competitie het algehele surplus vergroot en (2) het vergrootte surplus uiteindelijk terecht komt bij markten die zich hiervoor openstellen.

Hoewel er sinds de jaren zeventig een sterke toename is geweest van inkomensongelijkheid, wordt deze toename voornamelijk toegeschreven aan het feit dat technologische ontwikkelingen de talenten van laaggeschoolde arbeiders hebben verdrongen op de arbeidsmarkt en de marktprijs voor dit soort arbeid is sterk is gedaald. Het wordt hierdoor mogelijk om deze ongelijkheid te zien als het 14 Homo economicus is het een mensbeeld waarin de mens als rationeel wezen gericht is op de maximalisatie van zijn

economische behoeften bij zo min mogelijk kosten. Dit wordt gekoppeld aan de idee dat het algehele welvaartsniveau stijgt wanneer iedereen in zijn eigen behoeften voorziet.

(29)

resultaat van productiviteitsverhogende marktprocessen die voortkomen uit onvermijdelijke technologische innovaties. De progressieve economen William Lazonick en Mariana Mazzucato trekken in The risk-reward nexus in the innovation-inequality relationship (2013) deze conclusie in twijfel en stellen dat de toenemende inkomensongelijkheid het gevolg is van modernistische assumpties over de creatie en distributie van waarde. Waarde wordt gecreëerd uit creative

destruction, maar hoewel het innovatieproces gezien kan worden als een lineaire evolutie in de

richting van grotere productiviteit en economische groei, zijn technologische innovaties het

resultaat van een interactief proces waaruit verschillende distributieve uitwerkingen kunnen volgen. De assumptie is dat het surplus wat geaccumuleerd word door middel van de vergrootte efficiëntie geherinvesteerd moet worden in productieve ondernemingen om positief rendement op te leveren, wat zou moeten leiden tot investeringen in productionele onderzoek en ontwikkelingen, die leiden tot productionele innovaties en banen. Dit is echter maar ten dele waar. Lazonick en Mazzucato stellen dat er binnen het innovatieproces mogelijkheden zijn ontstaan voor marktpartijen om meer waarde te extraheren dan ze toe te voegen, door institutionele mechanismen te ontwikkelen die, buiten de gebaande paden van productie, de marktprijs voor producten en arbeid beïnvloeden door

toekomstige waarden te verbinden aan het heden. De huidige distributieve uitwerkingen zijn

volgens Lazonick en Mazzucato dat het gros van de economische groei wordt verdeeld over een klein percentage van die genen die hier aan bij hebben gedragen. Zij zien dit vervolgens niet als een strikt economisch probleem, maar als een sociaal organisatorisch probleem. Het probleem zou namelijk zitten in het feit dat de interactieve proces van innovatie gedomineerd wordt door een socio-economische ideologie die economische groei simplificeert tot efficiëntie in de verdeling van arbeid. Hierdoor zou de financiële extractie van productieve waarde gemystificeerd worden en onvoldoende investeringsmogelijkheden overlaten voor productieve capaciteiten en menselijk kapitaal. Hoewel er binnen de politiek veel aandacht wordt besteed aan de inkomensongelijkheid, zijn wij volgens Lazonick en Mazzucato nog niet zo ver om te spreken over de spanning tussen de gecentraliseerde productie van waarde en zijn distributieve uitwerkingen (ibid.: 1094-1105). Het innovatief proces van creative destruction is dus een inherent politiek-ideologisch proces, omdat de verschuivingen die plaatsvinden in de waardesferen waar economische waarden worden gecreëerd gerationaliseerd worden door de de sociale constructen die onze politieke ideologieën zijn. Wanneer nieuwe vormen van rendement 'ontdekt' worden, betekend dit ook dat oude vormen van rendement gevormd worden naar de maximalisatie van deze nieuwe vorm, die minder risico's met zich

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The aim of the Science article was “to show how relatively simple models can provide a broad biological understanding of the factor controlling disease persistence and recurrent

- Het implementeren van maatregelen gericht op het naleven van interne procedures, richtlijnen en het interne beleid voor het gebruik van derivaten, alsmede op het waarborgen dat

Het overgrote merendeel van de problemen waar we voor staan, de grote economische crisis, de macht van de financiële markten, maar ook de milieu- en klimaatcrisis en de

Winter heeft nu het compro- mis gesloten dat iepen van PWN binnen 500 meter van een gemeentelijke boom wel worden beheerd, maar andere bomen niet. De afstand van 500 meter zou

Waarom heeft Gartner in zijn onderzoek niet naar de kwaliteit van de broncode gekeken, waarom heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken hier niet naar gevraagd en waarom is het

Wanneer een programma of een project moeilijk in tussentijdse producten kan worden opgedeeld, dan moet bekeken worden hoe dat in beheersbare stappen uitgevoerd kan worden.. Zoals

De financiële instellingen hebben afgesproken om in 2022 ook reductiedoelstellingen voor 2030 bekend te maken. 19% van de financiële instellingen heeft op het moment dat we

U houdt er ook rekening mee dat verlie- zen geheel voor uw rekening komen, maar zijn resultaten in het verleden zijn zo goed dat die verliezen ruimschoots gecompenseerd worden door de