• No results found

Visuele sociologie en de foto-eiicitatiemethode

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Visuele sociologie en de foto-eiicitatiemethode"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

,;><.·

·•'~ii~~j~ '$'.Octt'f~l~i·:;y%;W"

5

W'>

en<Cfé

foto-elicitatiemethode

!ibtiethetk $gciologisch Instituut

Oude Hetwstraat 24

1012 CE Amstefdarn

"",'!....,.,

T•I.: 021 5253i12

(2)

visuele sociologie

&

de foto-eiicitatiemethode

(3)

Visuele sociologie en de foto-elicitatiemethode Sonja Edelaar

Eindscriptie voor de vrije studierichting visuele sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. 1994

Begeleiders: Paul ten Have en John Kleinen

Deze uitgave in eigen beheer is mogelijk gemaakt door Jan en Irene Edelaar. Met dank aan iedereen die mij, dired of indirect, heeft geholpen.

(

\r0

\ (

(;\

lf

3

(4)

Maar het laatste woord bestaat nou eenmaal in geen enkele ondenoekmethode, zoals u

(5)
(6)

"'

VOORWOORD

"Wat voor sociologie?" kreeg ik de afgelopen jaren regelmatig te horen als ik antwoord had gegeven op de vraag wat ik studeerde. "Visuele sociologie" herhaalde ik dan geduldig. Opgetrokken wenkbrauwen, een vaag hoofd, en 'begrijpend' knikken was het antwoord. "Nooit van gehoord" gaf een enkeling toe, nieuwsgierig naar wat het inhoudt. "Visuele sociologie maakt gebruik van fotografie, film of video om onderzoek mee te doen", was mijn a..ntwoord. "Ja maar; hoe dan?" "Waar ik me mee bezig houd is een methode om mensen te interviewen met behulp foto's. Het idee daarachter is dat iedereen anders op een plaatje reageert. De manier waarop mensen reageren, zegt veel over die mensen", legde ik dan uit. Waarna een lang en gepassioneerd verhaal volgde over hoe ik foto's heb gebruikt in verschillende onderzoeken. En dat verhaal heb ik nu maar eens opgeschreven.

(7)
(8)

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING 1

HOOFDSTUK 1: VISUELE SOCIOLOGIE

1.1. Inleiding 5

1.2. Verschillende stromingen.binnen visuele sociologie 6

1.3. Tot slot 7

HOOFDSTUK 2: DE GESCHIEDENIS VAN DE VISUELE SOCIOLOGIE

2. 1. Inleiding 9

2.2. De vooriopers; de documentaire fotografie 2.3. De stille periode; 1916-1960

2.4. De herontdekking van de visuele sociologie 2.5. Tot slot

9 10 12 13

HOOFDSTUK 3: VOOR- EN NADELEN VAN DE VISUELE SOCIOLOGIE

3 .1. Inleiding 15

3.2. Punten van kritiek 16

3. 3. De voordelen van de visuele sociologie 3.4. Tot slot

HOOFDSTUK 4: DE FOTO-ELICITATIEMETHODE

18 19

4 .1. Inleiding 21

4.2. De rol van foto's binnen een interview 21

4.3. Onderzoek op het gebied van foto-elicitatiemethode 22 4.4. Voor- en nadelen van de foto-elicitatiemethode 24 4.5. Welke onderwerpen zijn geschikt voor de

foto-elicitatiemethode? 4.6. Tot slot

26

27

HOOFDSTUK 5: DE FOTO-ELICITATIEMETHODE IN PRAK.TUK

5 .1. Inleiding 29

5.2. De studentenflat 29

5.3. De Haagse Schilderswijk 31

5.4. het August Allebé plein 5.5. De Bijlmer

34

(9)

HOOFDSTUK 6: 6.1. Inleiding

DE WERKING VAN DE FOTO-ELICITATIEMETHODE 39

6.2. Het vinden van informanten 6.3. De foto's

6.3.1 De reeds bestaande foto

6.3.2 De onderzoekerster maakt de foto 6.3.3 De informant fotografeert

6. 3 .4 De keuze van camera en film 6.4. Het voorbereiden van het interview 6.5. Het foto-interview

6.6. Het uitwisselen van de series 6.7. De analyse

6.8. De verwerking van de data 6.9. Samenvatting

6.10. Tot slot

HOOFDSTUK 7: EEN PRAKTUKVOORBEELD 7 .1. Inleiding

7.2. Analyse van de foto voor het interview 7. 3. Reacties op de foto

7.4. Analyse na het interview 7 .5. Tot slot 39 41 42 42 43

45

46 47 49 5û 51 51 53

55

56 56 58 58

HOOFDSTUK 8: VOLDOET DE FOTO-ELICITATIEMETHODE AAN DE VEREISTEN VAN WETENSCHAPPELUK ONDERZOEK?

8 .1. Inleiding 59

8.2. De probleemstelling en onderzoeksmethode kiezen 59

8.3. De validiteit 61

8.4. De betrouwbaarheid 63

8.5. Conclusie 64

SLOTBESCHOUWING 65

(10)

INLEIDING

Lang voordat de mens een geschreven of gesproken taal had, gebruikte zij plaatjes om te communiceren. Inscripties op muren en rotstekeningen lieten zien wat er was gebeurd, of wat er geschoten was. Later ontstond er een spreektaal en nog later het schrift. Min of meer dezelfde ontwikkeling is ook bij kinderen te zien: kinderen kunnen tekenen voor ze leren schrijven. Beelden kunnen dan ook worden gezien als een opstapje tot een volwassen manier van communiceren.

Kinderen die voor het eerst een boek zonder plaatjes lezen worden geprezen. Ouders van kinde-ren die stripboeken blijven lezen maken zich soms grote zorgen over de ontwikkeling van hun kinderen. Ook beelden die tot ons komen via de televisie worden als minder waardevol gezien dan teksten. De redenering daarachter is dat het zien van plaatjes te weinig aan de verbeelding overlaat. Bij het lezen van een boek wordt de lezer gedwongen zelf beelden te vormen, en dat wordt van meer waarde geacht dan plaatjes van anderen tot je nemen (Schuyt, 1994).

Plaatjes zonder tekst, zoals schilderijen, of plaatjes waarbij de eventuele tekst onderdeel is van het beeld zoals cartoons, worden in onze maatschappij wel gewaardeerd. Hier is er geen tekst die de fantasie moet prikkelen, en waar het beeld in de weg kan staan. Het beeld staat op zichzelf. Het is daarom correcter om te stellen dat plaatjes bij een tekst in onze maatschappij laag gewaardeerd worden.

Een reden voor deze lage waardering zou kunnen zijn dat we beelden bij tekst kinderachtig vinden (Oosterbaan Martinius, 1982: 547). In de tijd dat we leerden lezen namelijk, hadden we de plaatjes nodig om de tekst te kunnen begrijpen; ze vormden een ondersteuning voor de tekst. Naarmate we ouder werden leerden we bij een woord dat niet naar een specifiek iets of iemand verwijst een soort beeld te maken in ons hoofd. Een soort veralgemenisering van eigenschappen die bij dat woord hoort. De eigenschappen die iemand aan een woord toekent komen voor een gedeelte voort uit zijn of haar eigen ervaringen. Een ander gedeelte komt voort uit de socialisa-tie in een bepaalde maatschappij of cultuur. De eigenschappen die ik aan bijvoorbeeld 'de socioloog' toeken is door mijn ervaring anders dan dat van iemand anders, maar omdat we allebei uit dezelfde maatschappij komen zijn er in ons beeld ook een aantal eigenschappen ge-lijk. Deze overlapping maakt dat we kunnen communiceren. Beelden bij een tekst zouden mensen het gevoel kunnen geven dat ze niet intelligent genoeg geacht worden om de tekst zonder beelden te begrijpen.

De sociologie heeft een zeer vreemde relatie met beelden. Het in de maatschappij laag gewaardeerde plaatje bij tekst komt in menig sociologisch (studie-)boek voor. Vooral de boeken die zich richten op lagerejaars studenten worden vaak 'verluchtigd' met -meestal irrelevante-foto's (Pauwels, 1991: 49). Een serieuzer en meer gerespecteerd gebruik van plaatjes, namelijk

(11)

het plaatje los zien van tekst, bijvoorbeeld als onderzoeks-bron of -instrument is binnen de sociologie nog niet wijd verbreid.

Deze scriptie heeft tot doel de onbekendheid van het werken met visueel materiaal als onder-zoeksinstrument gedeeltelijk op te heffen. Gedeeltelijk omdat ik voornamelijk één aspect van het werken met beelden binnen de sociologie, de foto-elicitatiemethode, zal belichten. Deze methode houdt grofweg in dat foto's worden gebruikt om reacties, informatie uit te lokken. Ik hoop dat (aanstaande) sociologen na het lezen van deze scriptie tot inzicht komen dat het onverstandig is om plaatjes als onderzoeksinstrument bij voorbaat uit te sluiten, zonder op de hoogte te zijn van de mogelijke voordelen.

Opbouw van deze scriptie

Voor ik begin met het uitwerken van de foto-elicitatiemethode wil ik eerst een beeld schetsen van de visuele sociologie als geheel. Hierbij zal ik de nadruk leggen op de fotografische kant van de visuele sociologie. Deze kant wordt in de literatuur onderbelicht omdat het ·meeste onderzoek binnen de visuele sociale wetenschappen gebaseerd is op video of film. Ik zal hier wel die onderzoeken behandelen die een bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van de fotografie binnen de visuele sociale wetenschappen, maar ik zal niet ingaan op de specifieke problemen van het werken met bewegend beeldmateriaal.

Ik zal beginnen met een definitie van het begrip visuele sociologie, waarna een omschrijving van de mogelijke onderzoeken volgt. Hierdoor kan een beeld worden gevormd van de geva-rieerdheid van de visuele sociologie. Daarna zal ik ingaan op de ontstaansgeschiedenis van de visuele sociologie. Verder zal ik, om duidelijk te maken wat visuele sociologie inhoudt, de meest gehoorde kritiek beschrijven. Dit alles vormt het eerste gedeelte van deze scriptie.

Het tweede gedeelte gaat specifiek over de foto-elicitatiemethode. Wat is het, wat zijn de voor-en nadelvoor-en voor-en hoe verloopt evoor-en onderzoek met deze methode? Eén voor-en ander zal geïllustreerd worden aan de hand van door mij uitgevoerde onderzoeken op dit gebied. Ik zal beginnen met de beschrijving van een viertal onderzoeken met behulp van de foto-elicitatiemethode. Daarna volgt een uitwerking van de stappen die nodig zijn om een onderzoek gebaseerd op de foto-elicitatiemethode uit te voeren. Om het beeld van de werking van de foto-foto-elicitatiemethode concreter te maken volgt een klein praktijkvoorbeeld. Tot slot zal ik ingaan op de vraag of de foto-elicitatiemethode een wetenschappelijk verantwoorde manier van werken is.

(12)

Vraagstelling

Kort gezegd: De vragen die in deze scriptie centraal staan zijn: . Wat is visuele sociologie?

. Wat is de foto-elicitati.emethode? . Hoe werkt de foto-elicitati.emethode?

(13)
(14)

HOOFDSTUK 1: VISUELE SOCIOWGIE

1.1. Inleiding

In de inleiding is al een aantal malen de term visuele sociologie gevallen, maar wat houdt deze term nu eigenlijk precies in? Pauwels stelt:

Visuele sociologie is een verzamelnaam voor de onderzoeksactiviteiten van sociologen die op de een andere wijze steunen op afbeeldingen en dan nog in hoofdzaak op camera-beelden. Niet het direct visueel waarneembare, en dus volgens de bestaande observatiemethoden (via een ogenblikkelijke verbale transcriptie of numerieke codering) omvatbare, staat centraal in de praktijk van de visuele sociologie, maar eerder de sociale werkelijkheid zoals die bemiddeld wordt door de camera (" .). Visuele sociologen gebruiken beeld en camera zowel voor kennis-verwerving (dataverzameling) als voor kennisoverdracht (rapporteren en commentariëren van

bevindingen op gedeeltelijke visuele wijze). (Pauwels, 1991: 6-7)

Uitgaande van de definitie van Pauwels is visuele sociologie een samenraapsel van verschillende onderzoeksgebieden en -methoden met als enige gemeenschappelijke kenmerk dat er visueel materiaal bij gebruikt wordt. Hij stelt dat de term visuele sociologie misleidend is, daar het de indruk wekt een aparte discipline te zijn (Pauwels, 1979: 6). Ik gebruik in deze scriptie toch de term visuele sociologie, omdat het deze toch het meeste de lading dekt. Als ik het woord visue-le sociologie gebruik doel ik dus op het bovengenoemde samenraapsel van onderzoeks-gebieden en -methodes waar visueel materiaal bij gebruikt wordt.

Uit de bovenstaande definitie van Pauwels blijkt niet wat het verschil is tussen visuele soeiolo-gie en visuele antropolosoeiolo-gie. Als in plaats van sociolosoeiolo-gie, antropolosoeiolo-gie wordt ingevuld is de definitie nog steeds van kracht. De scheidslijn tussen visuele sociologie en visuele antropologie is dan ook uitermate dun te noemen. Misschien is het zelfs beter te spreken over een overlap-ping. Het belangrijkste onderscheid zit in het verschil tussen sociologie en antropologie zelf. Ook is er een verschil in de gehanteerde apparatuur. Visueel antropologen maken meer gebruik van film en video, terwijl visueel sociologen zich meer richten op andere visuele middelen zoals tekeningen en fotografie. Een ijzeren stelregel is dit echter niet.

Aangezien mijn interesse en opleiding voornamelijk in de sociologie ligt prefereer ik hier de term visuele sociologie. In de praktijk houdt de keuze voor visuele sociologie voor deze scriptie in, dat ik niet inga op problemen die te maken hebben met het doen van onderzoek in andere culturen. Als de scheidslijn tussen visuele sociologie en antropologie erg vaag wordt zal ik de term visuele sociale wetenschappen hanteren.

(15)

1.2. Verschillende stromingen binnen de visuele sociologie

Zoals gezegd hanteert de visuele sociologie niet slechts één methode van onderzoek. Om een indruk te krijgen van de variatie in methodes die binnen de term visuele sociologie vallen, volgt hier een grove indeling.

De eerste onderscheiding die kan worden gemaakt is het onderscheid tussen visueel materiaal als onderzoeksbron en visueel materiaal als onderzoeksinstrument.

Het eerste houdt in dat beelden uit de samenleving worden gebruikt om, door middel van analy-ses, de maatschappij beter te begrijpen. Hiervoor kunnen foto's worden gebruikt die door amateurs of door professionele fotografen zijn gemaakt. Deze foto's zijn dus niet gemaakt voor het onderzoek.

Chalfen, Kunt en Musello zijn enkele onderzoekers die zich bezig hebben gehouden met onderzoek op basis van familiefoto's. Ze hebben zich voornamelijk gericht op de functie die fotografie heeft in het leven van mensen. Het familie-album bijvoorbeeld helpt nieuwe leden van een familie, kinderen of verloofden, zich binnen die familie te socialiseren. Door de foto's en de bijbehorende verhalen krijgen de nieuwe leden een idee wie wie is en welke rol diegene binnen de familie heeft. Ook gaan de onderzoekers in op de rol van het foto's nemen zelf. De vraag wanneer er veel wordt gefotografeerd en wanneer juist niet krijgt in hun onderzoeken veel aandacht (Chalfen; 1987, Kunt; 1993, Musselo; 1979).

Een voorbeeld van analyse van professionele foto's is het onderzoek Gender Advertisements van

Goffman. Hij legt een relatie tussen de manier waarop vrouwen worden afgebeeld in reclamefo-to's en de positie van vrouwen in de maatschappij. Zo worden vrouwen bijvoorbeeld vaak lager afgebeeld dan mannen (Goffman, 1979).

Het tweede punt is het visueel materiaal als onderzoeksinstrument. De beelden krijgen een actieve rol binnen het onderzoek. Meestal gaat het hier om beelden die zijn gemaakt voor het onderzoek. Zij worden gebruikt voor bijvoorbeeld analyses en/of interviews. Er zijn ver-schillende manieren waarop visueel materiaal kan dienen als onderzoeksinstrument.

De eerste manier is het gebruik van visueel materiaal om (nonverbaal) gedrag te bewaren voor latere analyse. Deze manier valt in drie subgebieden uiteen:

A) Het eerste gebied beslaat de Kinesics. Onderzoeken in deze richting houden zich bezig met de manier waarop mensen zich bewegen, en met hun lichamelijke expressie. Birdwisthe~l is de pionier ervan.

B) Het tweede gebied is de Proxemics, waarvan Hall de grondlegger is. Dit houdt in dat er onderzoek wordt gedaan naar afstanden die mensen ten opzichte van el.ka.ar innemen en wat dat zegt over hun cultuur en relatie.

C) Als derde gebied is de Choreometrics te onderscheiden, die ontwikkelt is door Lomax. Door het gebruik van visueel materiaal werd het mogelijk om dansen over de hele wereld met elkaar te vergelijken en hun relatie met de materiële produktiewijze van de streek te

(16)

ontdek-ken (Pauwels, 1991: 103-104).

De tweede manier is het gebruik van visueel materiaal in interviews, de zogenaamde foto-elicitatiemethode. Hiervoor kunnen drie soorten foto's worden gebruikt:

. de reeds bestaande foto

. de door de onderzoeker voor het onderzoek gemaakte foto . de door de informant voor het onderzoek gemaakte foto Verdere uitleg en voorbeelden· volgen in hoofdstuk vier.

1.3. Tot slot

Zoals gezegd beslaat de visuele sociologie een breed terrein. Veel visueel sociologen hebben een poging gedaan om een indeling te maken. Becker bijvoorbeeld maakt de volgende indeling: . Visueel materiaal wordt gebruikt om (nonverbaal) gedrag te bewaren voor latere

analyse .

. Reeds bestaande foto's worden gebruikt voor analyse. . De informant maakt voor het onderzoek visueel materiaal.

. Visueel materiaal wordt gebruikt om er organisaties, instituties en gemeenschappen mee te bestuderen (Becker, 1986: 231).

Mijn kritiek op deze indeling is dat ze niet consequent is. De ene categorie gaat in op de manier waarop je aan het beeldmateriaal komt, een andere op wat er met het beeldmateriaal wordt gedaan en weer een andere op het soort onderzoeken dat ermee mogelijk is.

Harper heeft een andere indeling gemaakt. Hij onderscheidt:

. Scienti.fic mode, gebaseerd op het idee dat een camera sommige zaken beter kan

waarnemen dan het menselijk oog .

. Phenomenological mode, sociologen gebruiken hun subjectieve ervaringen als bron voor data .

. Narrative mode, sociologen schikken hun data tot een visueel verhaal .

. Reflexive mode, beelden worden gebruikt om informatie uit te lokken (Harper, 1986: 60).

Harper neemt deze categorieën heel ruim, zo schaart hij de moderne documentaire fotografie onder de foto-elicitatiemethode (Harper, 1986: 65). Ik denk dat het niet zinvol is dat te doen. Voor mij is visuele sociologie het gebruik van beelden in wetenschappelijk onderzoek. Beelden alleen gebruiken in het eindverslag past mijns inziens niet binnen de visuele sociologie.

(17)
(18)

HOOFDSTUK 2: DE GESCHIEDENIS VAN DE VISUELE SOCIOLOGIE

2.1. Inleiding

De fotografie en de sociologie zijn tegelijkertijd ontstaan. Tenminste als de publikatie van Comte's werk, die het vakgebied haar naam gaf, als beginpunt van de sociologie wordt gezien. Hij legde de laatste hand aan Cours de Philosophie Positiviste, op het moment dat Daguerre in 1839 zijn methode om een foto op een metalen plaat vast te leggen openbaar maakte. Dit moment wordt meestal gezien als het beginpunt van de fotografie (Becker, 1982: 223).

De ontwikkeling van de fotografie is sinds die tijd stormachtig verlopen. In de geïndustrialiseer-de langeïndustrialiseer-den heeft iegeïndustrialiseer-dereen wel foto's van zichzelf of van geliefgeïndustrialiseer-den in huis. Camera's kunnen al

voor een paar tientjes worden aangeschaft. Het maken van foto's ligt binnen ieders handberèik. Ook de sociologie mag zich in een ruime belangstelling verheugen. Een combinatie van die twee komt echter slechts zeer moeizaam op gang. Dit hoofdstuk gaat in op de spaarzame momenten dat sociologie en fotografie elkaar raken.

2.2. De voorlopers; de documentaire fotografie

Over het algemeen wordt er in de visueel sociologische literatuur van uitgegaan dat de voorloper van het vakgebied de documentairefotografie is. Mathew Brady, Roger Fenton, Alexander Gardner en Jacob Riis zijn de hoofdpersonen in deze stroming (Becker, 1986: 225). Deze fotografen stelden zich tot doel een ommekeer in de maatschappij te bewerkstelligen. Ze deden dit door op zeer indringende foto's te maken. Brady bijvoorbeeld probeerde met zijn foto's van de verschrikkingen van de burgeroorlog in de Verenigde Staten, deze oorlog tot stoppen te brengen (Harper, 1988: 56). De fotografie en teksten van Riis genieten, na ruim honderd jaar, nog grote aandacht binnen de visuele sociologie. Riis werkte in de jaren tachtig van de vorige eeuw aan het boek How the Other Half Lives, waarin hij de levensomstan-digheden van arme immigranten in de sloppenwijken van New York vastlegde. Hij ging er vanuit dat er een direct verband bestond tussen de omstandigheden waarin de immigranten woonden en grootstedelijke problemen als misdaad, prostitutie, gokken, alcoholisme (Riis, 1971). Hij legde deze relatie in zijn foto's vast. Riis is grotendeels geslaagd in zijn opzet; zijn foto's brachten bestuurders tot het inzicht dat er iets moest gebeuren aan de levensomstandighe-den van de immigranten in deze wijken (Suchar, 1989: 54).

Vijftien jaar later werd Hine, door de Russen Sage Foundation gevraagd om de werk- en woonomstandigheden van immigranten fotografisch vast te leggen. Hine richtte zijn camera op omstandigheden in de fabrieken, waar de immigranten voor een schamel loon gevaarlijk en zwaar werk moesten verrichten. Hij had vooral veel oog voor de werkomstandigheden van

(19)

kinderen. Mede omdat het hem lukte om de mensen in close-up te nemen en/of in de camera te laten kijken maakten zijn foto's veel indruk. De kijker voelt zich persoonlijk aangesproken, en is minder in staat om afstand te nemen van de voorgeschotelde problemen. Ook Hine' s werk heeft er toe bijgedragen dat de door hem gefotografeerde omstandigheden werden verbeterd. Zo kwamen er strengere wetten ten aanzien van kinderarbeid (Suchar, 1989: 56).

In deze periode, van 1896 tot 1916 om precies te zijn, publiceerde The American Journal of

Sociology 31 artikelen met in totaal 244 foto's (Stasz, 1979: 120). Deze artikelen gingen

voor-namelijk over de verschillende aspP-eten van het leven in de VS; scholen, gevangenissen, woon-en werkomstandighedwoon-en woon-en armoede (Harper, 1988: 57). In tweederde van de gevallwoon-en werdwoon-en de foto's gebruikt op een manier die in de visuele sociologie van tegenwoordig niet meer wordt geaccepteerd. De afdrukken werden grof gemanipuleerd, de mensen op de foto's poseerden zeer stijf, de 'voor en na foto's'" waren zeer inconsequent en er werden portretten gebruikt die niets met de context te maken hadden. Uitzonderingen waren het werk van Vincent, Bushnell en de "Chicago housing group", die de fotografie binnen onderzoek gebruikten op een manier die de hedendaagse visuele sociologie acceptabel vindt. Ze probeerden de onderwerpen niet in close up maar juist in hun omgeving te laten zien, met technisch goede foto's. Ze probeerden met hun camera's zo min mogelijk verstoringen te veroorzaken. De hoeveelheid informatie die uit deze foto's af te leiden is, is groot. De basis voor de visuele sociologie was hiermee gelegd (Stasz, 1979: 129-131).

2.3. De stille periode; 1916-1960

Na 1916 publiceert The American Journal of Sociology geen foto-essays meer. De redenen voor dit stopzetten zijn niet duidelijk en volgens Stasz ook niet meer te achterhalen (Stasz, 1979: · 131). Stasz heeft een poging gedaan om (achteraf) aannemelijke redenen te verzinnen:

- Het glimmende papier dat voor de publikatie van de foto's werd gebruikt was vlak na de eerste wereldoorlog niet meer te krijgen of te duur.

- Het blad begon meer aandacht te krijgen voor sociologie als pure wetenschap waarin voor sentimenten en emoties, opgeroepen door de foto-essays geen plek was.

- Het grootste gedeelte van de foto-essays die het blad publiceerde was afkomstig van vrouwen, terwijl het blad over het algemeen slechts voor 12 % door vrouwen werd gevuld. De relatie fotografie en vrouwen maakte geen wetenschappelijke indruk. Het

• 'Voor en na foto's' zijn foto's die voor en na een bepaalde gebeurtenis zijn gemaakt. Inconsequente 'voor een na foto's' worden nu nog gebruikt in reclames voor een afslankkuur. De foto die is genomen na de kuur toont de vrouw van haar slankste kant terwijl de foto van de vrouw voor de kuur haar van haar dikste kant laat zien. Op die manier lijkt het resultaat van de afslankkuur groter dan dat het in werkelijkheid is.

(20)

was immers een tijd waarin veel uitvindingen van vrouwen genegeerd werden. - Een groot gedeelte van de foto-essays was gemaakt door niet academisch geschoolde

sociologen. Na 1905 stond het blad nog maar een beperkt aantal stukken toe van niet-sociologen (Stasz, 1979: 131-134).

Het opvallende is dat Stasz geen inhoudelijke redenen aanvoert waarom The American Journal of Sociology heeft besloten geen foto-essays meer te publiceren. Als er inhoudelijke redenen waren geweest, z.ouden die waarschijnlijk in de notulen van de redactievergaderLngen terug te vinden zijn geweest. Daar Stasz een degelijk onderzoek heeft uitgevoerd en geen melding maakt van inhoudelijke kritiek op de visuele presentaties, kunnen we er (voorzichtig) van uit gaan dat deze in het besluit geen visuele essays te plaatsen niet hebben meegespeeld.

Wat de reden ook was, het resultaat was dat het na een korte bloei, in 1916 stil werd rond de visuele sociologie. In de periode tot de jaren zestig is sprake van slechts een zeer beperkt aantal visueel sociologische projecten, of projecten die bijgedragen hebben aan de ontwikkeling van de visuele sociologie.

Eén van de projecten uit deze periode is die van de Farm Security Administration in de Verenigde Staten. Deze gaf in de jaren dertig aan een aantal fotografen de opdracht om de in-vloed van de recessie en het effect van de New Deal politiek op het leven van voornamelijk boeren vast te leggen. Fotografen als Russell Lee, Dorothea Lange en Walker Evans probeerden het patriottisme en de sociale stabiliteit van (groepen) mensen onder moeilijke omstandigheden te laten zien (Harper, 1988: 57).

De sociale wetenschap kwam pas echt in contact met de fotografie toen Bateson en Mead in 1942 BaU-nese Character publiceerden. Met behulp van fotografie en film probeerden zij onder meer een overzicht te geven van de ruimtelijke verdeling van gebouwen in een dorpje op Bali, van de relatie tussen allerlei familieleden, en van het gebruik van het lichaam (bijvoorbeeld tij-dens een trance). Hiermee poogden ze te achterhalen hoe bepaalde socialisatiepraktijken tot bepaalde gedragspatronen en emotionele instellingen kunnen leiden (Pauwels, 1991 : 66). Het boek bestaat uit 100 platen van elk 5 tot 12 foto's, een ongeëvenaard aantal. Dit boek wordt het over het algemeen als eerste visueel sociaal-wetenschappelijk werk gezien. Het was namelijk het eerste waarin visueel materiaal gebruikt op grote schaal en gestructureerd gebruikt werd om er analyses op toe te passen.

In de jaren die volgden hebben Collier & Buitron, Gardner & Heider en Cancian etnografische studies gepubliceerd waarin foto's een rol spelen. Behalve bovengenoemde uitzonderingen was er in de sociologie geen interesse om fotografie binnen een onderzoek te gebruiken. Van 1920 tot 1960 kan er, gezien het beperkte aantal publikaties, eigenlijk niet gesproken worden van het bestaan van visuele sociologie (Harper, 1988: 58).

(21)

de Chicago School gebruikten geen visuele data en de sociologie na de Tweede Wereldoorlog richtte zich meer op statistische patronen dan op beschrijvingen van het sociale leven. Boven-dien kwam in de jaren dertig de foto-journalistiek op. Dit gaf de fotografie een zodanig lage status dat ze voor de sociologie oninteressant werd. Maar, zo relativeert Harper zijn speculaties, eigenlijk is het onmogelijk te. achterhalen wat de redenen voor de desinteresse zijn; er werd gewoonweg niet of nauwelijks over foto's gepubliceerd (Harper, 1988: 59). Vooral over het feit dat de Chicago School en de Community Studies van de jaren zestig geen gebruik maakte van fotografie wekt verwondering binnen de visue.el sociologische literatuur (Harper, 1988: 58).

2.4. De herontdekking van visuele sociologie

In de jaren zestig werden in de Verenigde Staten, net als in ûe beginjaren van de fotografie, regelmatig foto's gebruikt om misstanden in de samenleving aan de kaak te stellen, in de hoop dat die zouden worden opgelost. Life publiceerde veel foto's van de verschrikkingen van de oorlog in Vietnam, maar ook foto's over getto's en de strijd om gelijkheid tussen zwart en blank. De meeste van deze fotografen waren geen sociologen, maar ze wekten wel de interesse van de sociologen in het gebruik van fotografie op. Zeker omdat in de jaren zestig binnen de sociologie weerstand tegen de dominantie paradigma's van zowel onderzoek als theorie opkwam (Harper, 1988: 59).

Sinds de jaren zestig en zeventig groeit het aantal sociologische onderzoeken. waarbij fotografie een rol speelt. Nieuwe onderzoeksmethoden werden mogelijk door het gebruik van

(audio-)visueel materiaal. De in hoofdstuk 1 genoemde kinesics, proxemics en choreometrics

werden in deze tijd ontwikkeld.

Het uitlokken van informatie aan de hand van foto's werd voor het eerst beschreven door Collier in 1967; hij noemde het de foto-elicitatiemethode. Hij is op het idee gekomen toen hij tijdens het interviewen van boeren niet de gewenste resultaten boekte. Toen er spontaan een foto uit oude tijden op tafel kwam, kwam er plotseling wel respons (Collier & Colllier, 1986).

In de zomer van 1966 begonnen Worth en Adair aan een onderzoek om te achterhalen of het mogelijk was om mensen met een technisch zeer simpele cultuur te leren een film te maken van hun cultuur en zichzelf, zoals zij dat zien. Het doel van hun onderzoek was uit te zoeken of er een 'filmtaal' bestaat. Uiteindelijk hebben zeven Navajo Indianen meegewerkt en zijn er zeven films gemaakt. Een belangrijke overeenkomst tussen al deze films is dat de structuur van de verhalen die in de Navajo-cultuur verteld worden in de films terug te zien is. Zo ligt er in verhalen en in de taal in het algemeen een grote nadruk op gaan. In een aantal films werd er meer heen en weer gelopen dan dat er iets anders werd getoond (Worth & Adair, 1970 :9). De verdiensten van dit project voor de ontwikkeling van de visuele sociologie liggen niet direct in de resultaten van het onderzoek, maar meer in de gehanteerde methode: het zelf laten

(22)

produceren van visueel materiaal door de informanten (Krebs, 1975: 287).

2.5. Tot slot

Hierboven heb ik de belangrijkste onderzoeken besproken die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de fotografische kant van de visuele sociologie. Deze kant van de visuele sociologie borduurt heden ten· dage voort op bovengenoemde ontwikkelingen. Op het tweede 'Eyes Across the Water' congres in Amsterdam (1992) kwam dat, in een zaaldiscussie, als kritiek naar voren. Visuele sociologie blijft hangen, werd er gesteld, er is te weinig verande-ring. Dit is waar, maar waarom zou er veel verandering en vernieuwing moeten zijn? Is het niet verstandiger om eerst de methoden die nu worden gebruikt verder uit te diepen en te verfijnen, voordat er nieuwe gebieden en methodes worden aangeboord?

In het volgende hoofdstuk wil ik ingaan op de kritiek die er op de visuele sociologie is. Deze kritiek zou een reden kunnen zijn voor de beperkte belangstelling die het gebruik van visueel materiaal heeft bij de sociologen. De positie van visuele sociologie binnen de sociologie is namelijk vrij marginaal. Artikelen met een visueel-sociologisch onderwerp worden niet of nauwelijks opgenomen in algemene sociologische tijdschriften. Visuele sociologie wordt niet of nauwelijks genoemd in methodiekboeken (Oosterbaan Martinius, 1982: 563), en (dus) ook niet op grote schaal onderwezen.

(23)
(24)

HOOFDSTUK 3: VOOR- EN NADELEN VAN DE VISUELE SOCIOWGIE

3.1. Inleiding

Hoe komt dat toch dat de visuele sociologie niet van de grond komt? Volgens Mead zou een reden kunnen zijn dat docenten er gewoonweg niet aan denken om hun studenten een nieuwe onderzoeksmethode te leren. En de studenten volgen slaafs hun leermeesters. Zij zijn niet van

" ' ' " " "'4:>1"1 nnh"'t-r"',-l"'" n<:il"l tP Jri"7pn (Mp~cJ 107.o:\· i:\'\ i::fpt '7f'l11 hPtPT' '7Ïin rlP'7P c;:tpfilni ()' iPt<;1 ~f tP

Ll.Ll..li..J """""..lJ. V.1..1.V"""\J..~"-f.l.J. .J:''-.11.,... """"' A.~-~A..&. , ... ,...__,,..,...,, ... ..,, 1-• - / • ..._ ... _ - - - ...,_,,._..a. 1..1 .... J.11..& - - - - ~~ .a.Ó ..&.- u _..._ .,._

zwakken en te stellen dat docenten en studenten niet van het bestaan van visuele sociologie afweten. Collier stelt dat voor veel onderzoekers visueel materiaal te goed is; ze krijgen meer informatie tot zich dan ze kunnen verwerken (Collier, 1986: 10/11). Harper zoekt het in een iets andere richting. Hij stelt dat visuele sociologie zo weinig waardering krijgt, omdat men denkt dat zo iets simpels als een foto niet goed genoeg is voor de mysterieuze en moeilijke sociologie. Maar volgens Harper is het maken van een goede foto net zo moeilijk als het opstellen van een goede theorie (Harper, 1988: 60). Becker stelt dat de samenwerking tussen sociologie en fotografie niet op gang komt komt omdat de sociologie in de loop van de tijd steeds wetenschappelijker is geworden en de fotografie steeds persoonlijker en artistieker, waardoor deze twee vakken uit elkaar zijn gegroeid (Becker, 1986: 230).

Een andere reden zou kunnen zijn dat er veel kritiek is op de werkwijze van visueel sociologen. Deze kritiek moedigt potentiële geïnteresseerden niet aan om zich verder te verdiepen in de mogelijkheden van de visuele sociologie. Visueel sociologen slagen er tot nu toe niet goed in om de wetenschap te overtuigen van de voordelen van het werken met visueel materiaal. Het feit dat er veel kritiek is zit de visueel sociologen hoog; ze doen veel moeite om de kritieken te weerspreken.

Opvallend is dat de kritieken die ik tijdens mijn literatuur-studie ben tegengekomen alleen vermeld staan in visueel sociologische literatuur. Ik ben geen artikel tegengekomen dat de kritiek op de visuele sociologie tot onderwerp heeft. Kennelijk wordt de visuele sociologie zo weinig serieus genomen door collega-sociologen dat ze niet eens de moeite nemen er een gedegen kritiek op te schrijven. Een tweede opvallend punt is dat als er in de visueel socio-logische literatuur een kritiek van buiten het vakgebied wordt genoemd, er niet, verwezen wordt naar de artikelen waarin de kritiek vermeld staat. Het vermoeden rijst dat de kritiek voorname-lijk naar voren komt in informele gesprekken tussen een visueel socioloog en een collega-socioloog.

Ik zal hier de belangrijkste kritiekpunten en het weerwoord van de visueel sociologen daarop behandelen.

(25)

3.2. Punten van kritiek

Een eerste punt van kritiek dat vaak terugkomt in de visueel-sociologische literatuur, (meestal met betrekking tot film, maar het geldt evenzeer voor fotografie) is dat cameraploegen niet onopgemerkt in een onderzoeksveld kunnen rondlopen en dus teveel de gebeurtenissen beïnvloeden. Er wordt niet meer gefilmd hoe een bepaalde groep zich gedraagt, maar hoe een bepaalde groep zich gedraagt in het bijzijn van een cameraploeg. Dat is geen wetenschap, zo stellen de (anonieme) critici (Lansing, 1989: 10-11).

Het weerwoord van Mead is, dat de beïnvloeding door de aanwezigheid van cameraploegen opgeheven kan worden door de camera op een vast punt te zetten en er gedurende de gebeurte-nis of ritueel niet de aandacht op te vestigen door er aan te komen om banden te verwisselen of het standpunt te veranderen. Op deze manier wordt de apparatuur een onderdeel van de achtergrnnd en zal verder geen invloed hebben op het gebeuren (Mead, 1975: 26).

De meerderheid van de visueel ingestelde sociale wetenschappers zal echter voor een andere methode kiezen om de storende invloed van het produceren van beelden te minimaliseren. Gui-king en Meyknecht hebben voor hun film Karspel 2 een binnen de visuele sociale

wetenschap-pen meer gebruikelijke opzet gekozen:

Voor zij de eerste opnames maakten zochten zij anderhalf jaar lang regelmatig de jongeren op: zitten, praten, TV kijken, mee naar een pretpark, videoclipjes maken, een week mee zeilen, etcetera. Hierdoor raakten de jongeren aan de aanwezigheid van de makers gewend. Het ge-brnik van een VHS-camcorder door makers en jongeren maakte dat ook het latere gege-brnik van filmapparatuur nauwelijks storend was. In het verlengde van deze werkwijze ligt de keuze van de makers om die apparatuur zelf te hanteren en zo veel mogelijk bij beschikbaar licht te draaien: de komst van een vreemde filmploeg of het gebrnik van extra licht zou de fragiele verhoudingen

makkelijk verstoren. (Guiking en Meyknecht, 1991: 20)

Maar ondanks bovengenoemde voorzorgsmaatregelen om de invloed van de camera zo klein mogelijk te maken is deze nooit helemaal weg te cijferen. Het probleem van beïnvloeding van het onderzoeksgebied door de aanwezigheid van een camera(ploeg) krijgt veel aandacht van visueel gerichte sociale wetenschappers die zelf beelden maken van de onderzoeksgroep. Slechts eenmaal ben ik in de literatuur het argument tegengekomen dat alle aanwezige onderzoekers, die geen 'undercover participerend onderzoek' uitvoeren, een storende invloed op de gebeurtenissen (kunnen) hebben (Lansing, 1989: 11). Natuurlijk is dit geen argument om verder alle pogingen om beïnvloeding van de camera te minimaliseren, achterwege te laten. Het is echter wel een argument dat de grond onder de kritiek voor een groot gedeelte wegneemt.

Een tweede kritiekpunt dat veel genoemd wordt is de prijs. Het is duurder om met visueel materiaal te werken dan met potlood en papier. Niet alleen heb je apparatuur nodig om het

(26)

materiaal vast te leggen, ook om het te verwerken en te bekijken is apparatuur nodig. Het weerwoord van Mead is dat dit geen goed argument is, want in veel wetenschappen wordt met dure instrumenten gewerkt (Mead, 1975: 6). Deze manier van redeneren is natuurlijk een beetje krom. Het is nou eenmaal een feit dat het werken met visueel materiaal duurder is dan zonder, maar het levert vaak wel extra informatie op.

Een derde punt van kritiek op de visuele sociologie is dat het gebruik van visueel materiaal extra vaardigheden vereist. Zowel het schieten van de beelden, de analyse ervan als het houden van interviews met visueel materiaal vergt andere kwaliteiten dan bij regulier sociologisch onderzoek. Mead gaat serieus op dit punt in door te stellen dat deze extra vaardigheden gemak-kelijk aan te leren zijn (Mead, 1975: 6). Hoewel het juist is om te stellen dat er voor het werken met visueel materiaal extra vaardigheden vereist zijn is dit een vreemde kritiek. Als medische studenten niet was geleerd om met moderne apparatuur om te gaan omdat dat extra vaardigheden vereist, zou een open-hart operatie nog steeds niet mogelijk zijn.

Een vierde kritiekpunt is de subjectiviteit van foto's, daar valt volgens de (anonieme) critici geen wetenschap van te maken. Hierbij wordt vergeten dat luisteren, schrijven en horen net zo subjectief zijn als kijken. Ieder mens kijkt vanuit haar eigen sociale en psychologische achter-grond naar de werkelijkheid en maakt vanuit die achterachter-grond, samen met de intellectuele en culturele bagage en de invloed van het moment, stemming, (recente) ervaringen een foto. Datzelfde kan gezegd worden over het kijken naar foto's, maar ook over luisteren en lezen. Volgens Collier vindt men het moeilijker om te aanvaarden dat iedereen iets anders ziet, dan dat iemand iets anders hoort of leest (Hall in voorwoord Collier, 1986: xvi).

Een argument dat ik heb gemist in de literatuur die ik gelezen heb, is dat de subjectiviteit van foto's juist het doel, en dus een voordeel kan zijn in een onderzoek. Immers als iedereen anders naar foto's kijkt zijn deze toch een rijke bron van informatie over de denkwijze en leefwereld van de informant. Op dit principe is de foto-elicitatie gebaseerd. Als de informante de kans krijgt ook zelf visueel materiaal te produceren, dus als je haar de kans geeft haar subjectiviteit te uiten, dan wordt de gevreesde subjectiviteit het uitgangspunt van je onderzoek.

Bovendien is subjectiviteit alom aanwezig, het zit in mensen en dus ook in wetenschappers. Weber zei al "the value of an object of research is dependent on the interests of the researcher" (Bourdieu, 1990: 1). Alle wetenschappers kijken met een subjectieve blik naar hun onderzoeks-gebied. Het enige verschil dat er is met visueel sociologen is dat zij de subjectiviteit vastleggen. Persoonlijk vind ik een bijkomend voordeel van het gebruik van foto's binnen sociaal weten-schappelijk onderzoek, dat de kritische lezer/kijker kan zien welke keuzes de onderzoeker heeft gemaakt*. De reguliere sociologen proberen vaak hun persoonlijke gevoelens en houdingen

• Je kunt niet zien uit welke mogelijkheden de onderzoeker heeft gekozen, maar je kunt wel zijn wat hij heeft gekozen.

(27)

buiten hun werk te laten; hun keuzes zijn onzichtbaar gemaakt (Becker, 1986: 27).

Visueel sociologen gaan veelvuldig in op de kritiek die er bestaat op de visuele sociologie. Nadelen die ze zelf hebben ervaren komen nauwelijks aan de orde. Wanneer het wel gebeurd, worden ze over het algemeen zeer summier behandeld. Er worden geen voorbeelden gegeven en vaak wordt het nadeel overspoeld door voordelen. Zo stelt Harper dat niet alle sociologische data gefotografeerd kunnen worden, maar hij haast zich te stellen dat in onderzoeken naar de sociale interactie en sociale omgeving, de camera informatie kan verzamelen die niet met het oog of andere opname apparatuur !r.an worden verkregen (Ha..rper, 1988: 62).

Becker gaat in op de kritiek dat niet alles in beelden te vangen is door te stellen dat als we geen beelden kunnen bedenken die ons begrip van een concept kunnen vatten, we dat als een waarschuwing moeten zien. Het concept is dan niet gerelateerd aan zijn onderliggende idee (Becker, 1986: 263).

Collier noemt als nadeel dat tijdens het maken van de foto er zaken kunnen worden overgesla-gen. Hij stelt verder dat ook het oog niet overal tegelijkertijd kan kijken, en zo maakt hij van dit nadeel iets onvermijdelijks (Collier & Collier, 1986: 11).

3.3. De voordelen van de visuele sociologie

De structuur van veel visueel-sociologische artikelen is dat na het geven van een weerwoord op één of meerdere van de bovengenoemde kritiekpunten, de visueel socioloog ingaat op de vele voordelen die het werken met beelden heeft. Young bijvoorbeeld, noemt er een aantal:

- Vlsual images are a form of field notes which extend the observational propenies of the

eye.

- Although selective, other things come into frame than we were attending to at the time,

and we can even speculate about what is outside the frame.

- Ethnographic research consists of observation and analysis; the power of film lies not in

explaining ethnography in a simple form, but in the complementary relationship between the le:äcal quality of ethnography and the visual quality of film.

- Film shows performances (and by extension all action) concretely and specifically;

words are abstract.

- Film makes a contribution which cannot be evaluated with tenninology developed for

written ethnography. (Young, 1989: 36)

Collier stelt toe dat fotografische data de meest directe ervaring is die meegenomen kan worden uit het onderzoeksveld (Collier & Collier, 1986: 171). Foto's zijn bijzonder geschikt voor het in kaart brengen van het onderzoeksgebied. Maar ook sociale interacties, wie gaat met wie om, waar en wanneer, zijn zeer goed met foto's vast te leggen. Zeker in het begin als je nog niet

(28)

alle namen weet van de leden van de onderzoeksgroep. Bovendien kun je na een tijdje door middel van foto's erachter komen of er verschuivingen zijn opgetreden. Ook cultuur en vak-manschap zijn zeer goed door middel van fotografie te analyseren. De inrichting van huizen, kleder- en haardracht, accessoires enzovoort zijn gemakkelijker via foto's dan direct te bestude-ren (Collier & Collier, 1986: 29-88). Eenmaal vastgelegde gebeurtenissen kunnen eindeloos en door meerdere mensen worden bekeken en geanalyseerd. Zeker omdat de reproduktie van foto's zeer simpel is (Collier & Collier, 1986: 9-10).

Pauwels voegt eraan toe dat activiteiten die voor het menselijk oog te snel (bijvoorbeeld non-verbaal gedrag) of te langzaam (bijvoorbeeld buurtverkrotting) gaan, door middel van het ge-bruik van een camera zichtbaar gemaakt kunnen worden (Pauwels, 1991: 13).

3.4. Tot slot

Er is iets vreemds aan de hand met de kritiek op de visuele sociologie. Zij gaat niet in op inhoudelijke aspecten. In plaats daarvan blijft ze hangen in zeer algemene, en daardoor redelijk gemakkelijk te verwerpen kritiek.

Waarschijnlijk komt dat doordat (voor rover ik weet) geen enkele, niet in beelden geïnteresseer-de socioloog, zich intensief heeft bezig gehougeïnteresseer-den met geïnteresseer-de voor- en nageïnteresseer-delen van beelgeïnteresseer-den voor een onderzoek. Deze desinteresse zorgt voor een weinig doordachte kritiek. Wanneer de visuele sociologie wijder verbreid raakt, zal er waarschijnlijk fundamentelere en moeilijker te weerleg-gen kritiek voorhanden zijn.

De visueel sociologen zelf staan ook niet vooraan in het geven van kritiek op de door hun gehanteerde methode. Ze proberen, door het benadrukken van de voordelen, hun positie binnen de sociologie te verbeteren. Dit is vrij logisch gezien de marginale positie die de visuele sociologie binnen de sociologie inneemt, maar het valt natuurlijk niet goed te praten.

(29)
(30)

HOOFDSTUK 4 DE FOTO-ELICITATIEMETHODE

4.1. Inleiding

Zoals gezegd betreft de foto-elicitatiemethode het uitlokken van informatie door middel van foto's. De foto-elicitatiemethode wordt voornamelijk toegepast in kwalitatief onderzoek. Kwa-litatief onderzoek wordt gebruikt om de aard van sociale verschijnselen te onderzoeken. Dit betekent dat kwalitatief onderzoek zich voornamelijk richt op de eigenschappen, de gesteldheid en het karakter van verschijnselen als interacties, situaties, groeperingen, problemen, en met de overeenkomsten, verschillen en (causale) relaties tussen die verschijnselen. De belangrijkste manier waarop kwalitatief onderzoek wordt gedaan, is je als onderzoeker in eerste instantie te richten op de wijze waarop degenen die bij het te onderzoeken verschijnsel direct betrokken zijn, zich verbaal of non-verbaal ten opzichte van dat verschijnsel gedragen. Over het algemeen

zal pas in tweede instantie een aantal van de aan de onderzoekers bekende denkbeelden in het onderzoek een rol spelen (Maso, 1987: 11).

De foto-elicitatiemethode past in deze definitie omdat door middel van fotografie de informante de kans krijgt haar ideeën en meningen te ventileren. Het achterliggende idee is dat ieder individu vanuit zijn eigen achtergrond reageert op wat het te zien krijgt. Als dezelfde foto aan meerdere mensen wordt getoond zijn de reacties steeds verschillend. Jean Mohr heeft dit ge-toetst (Berger & Mohr, 1982). Deze reacties zeggen veel over hoe de informant denkt of voelt. De foto-elicitatiemethode kan ook in kwantitatief onderzoek worden gebruikt. In plaats van vragenlijsten met stellingen worden een aantal plaatjes getoond. Mensen kunnen hierop reageren in de vorm van het aankruisen van voorgedrukte antwoorden. Persoonlijk denk ik dat het op deze manier gebruiken van beeldmateriaal het unieke ervan, de mogelijkheid van vrije associatie, teniet doet.

4.2. De rol van foto's binnen een interview

De foto heeft binnen de foto-elicitatiemethode een aantal verschillende functies.

Ten eerste legt het de werkelijkheid vast. De werkelijkheid zoals de maker van de foto, onderzoeker of de informant deze ziet. Dit maakt het interview concreter. Als de informant foto's heeft gemaakt kan duidelijkheid ontstaan over hoe de informant over het onderwerp denkt. Dit kan onder andere door te letten op de kadrering en het camerastandpunt.

Ten tweede lokt het reacties uit van de informanten. Dit kan op een aantal verschillende niveau's:

A) Het eerste is feitelijke informatie over het beeld zelf: wie is wie en wat is wat.

(31)

gevoelens en gedachten van de informant (Pauwels, 1991: 135).

De derde functie van foto's in een foto-elicitatieonderzoek is dat ze de aandacht van de informant op het onderwerp kunnen richten, waardoor bewustwording optreedt. Dit gebeurd zowel op het moment dat de informant naar het plaatje kijkt, als op het moment (indien van toepassing) dat de informant het plaatje schiet.·

Ten vierde kan de foto gebruikt worden in de rapportage of het eindverslag. Dat is echter zeker niet de belangrijkste functie van de foto in het foto-elicitatie proces. Het kan de lezer wel een gO"'Á idee geven over de beelden die zjjn gebruikt, maar volgens de grondlegger van de foto-elicitatie, Collier, heeft een goed visueel sociologisch onderzoek in het eindverslag geen plaatjes nodig (Collier & Collier, 1986: 115).

4.3. Onderzoeken op het gebied van de foto-elicitatie

Het uitlokken van informatie aan de hand van foto's werd als eerste beschreven door Collier in 1967. De interviews kunnen gebaseerd zijn op drie soorten foto's. De interviewer kan gebruik maken van bestaande foto's, zelf foto's maken of de informant aan het werk zetten.

Collier is begonnen met het interviewen van informanten aan de hand van foto's tijdens een onderzoek naar boeren. De normale onderzoek- en interviewmethoden leverden niet voldoende gewenste informatie op. Toen er spontaan een foto uit vroegere tijden op tafel kwam, werd wel voldoende informatie uitgelokt (Collier & Collier, 1986).

Daarna heeft Collier tijdens interviews systematischer van foto's gebruik gemaakt. Zijn interesse ging voornamelijk uit naar het snel in kaart brengen van een gemeenschap. Hij fotografeerde straten, huizen, gebouwen en mensen en liet een aantal sleutelinformanten uitleggen waar die gebouwen voor dienden, en wie die mensen waren. Op deze manier, stelt Collier, heb je binnen een vrij korte tijd de belangrijkste kenmerken van een gemeenschap te pakken (Collier & Collier, 1986: 17).

De pionier op het gebied van de foto-elicitatiemethode is Harper. Hij maakt in interviews gebruik van door hemzelf gemaakte foto's. In het boek Working Knowledge beschrijft hij het vakmanschap van zijn buurman, de mecanicien Willie, en de rol die zijn werk en zijn garage heeft binnen de gemeenschap. Het is een zeer persoonlijk relaas over zijn eigen contact~ met

*

Dit aspect van het bewust worden van de situatie als het op een foto staat komt in de literatuur regelmatig aan de orde. Bijvoorbeeld bij Holdt, American Pictures: "Nu ik afdrukken heb laten maken, ben ik iedere keer blij als het een positieve reactie oplevert. Maar het maakt wel eens een beetje bang. Op een keer begon een meisje te huilen toen ze mijn foto's zag. en ik wist me geen raad. Het is met die mensen heel eigenaardig. Ze hebben hun hele leven temidden van dit lijden doorgebracht, zonder eraan te denken en, ineens, als ze het op een foto uitgebeeld zien, dan beginnen ze te huilen (Holdt, 1979: 91)."

(32)

Willie en de reparaties die Willie voor hem heeft uitgevoerd. Er wordt vaak diep ingegaan op de technische details van de reparaties. Harper stelt dat door de detail-foto's van het werk, de gesprekken van het afgebeelde werk naar dieper liggende onderwerpen werden getrokken. Door te praten over de details van het werk ontdekte Harper onder andere hoe vakmanschap in een lijf kan zitten, en welke sociale functie een garage kan hebben voor een plattelandsgemeente. Vaak wordt er ingegaan op de liefde die Willie heeft voor zijn werk en voor machinerie (Har-per, 1987).

De belangrijkste ûnderzoeker op het gebied VRtTJ. video-elicitatie is Boonzajer Flaes. Hij werkt

het liefst met zijn tweeën, Boonzajer Flaes neemt het interview af terwijl iemand anders het gebeuren filmt. In zijn video Polka (1986) confronteert Boonzajer Flaes Mexicaanse trek-harmo-nicaspelers met een video van de polka-muziek van hun collega's uit Oostenrijk, en omgedraaid. Dit leverde een zeer interessante studie op naar de essentie van de polkamuziek.

Bunster en Chaney hebben voor hun onderzoek Sellers and Servants naa_r werkende vrouwen in de lagere sociale klassen van Peru een fotografe ingehuurd. Ze hadden graag, in navolging van Worth en Adair, de informanten zelf foto's laten maken, maar toen bleek dat hun informanten camera's zien als een luxe en dat het maken van foto's is omgeven door een aura van complexi-teit en magie, hebben ze daarvan afgezien (Bunster & Chaney, 1989: 221). Om hun eigen subjectiviteit zoveel mogelijk uit te sluiten hebben ze gewerkt met sleutelinformanten die uit een flinke stapel foto's de belangrijkste foto's mochten kiezen. Ook werd hen gevraagd deze foto's in verschillende categorieën in te delen. Hieruit werden series gemaakt die de onderzoeksters hebben gebruikt tijdens de voor het onderzoek belangrijke interviews (Bunster & Chaney, 1989).

Het in hoofdstuk twee genoemde onderzoek van Worth en Adair, is de belangrijkste studie waarbij informanten zelf hun beeldmateriaal hebben gemaakt. Bellman en Jules Rosette hebben en vergelijkbaar project uitgevoerd in twee gemeenschappen in Afrika. Zij waren voornamelijk geïnteresseerd in de vraag of de wijze waarop de informanten leerden met visuele media om te gaan, van invloed was op de al bestaande communicatieve conventies binnen de groep (Bellman & Jules Rosette, 1977).

Dergelijke projecten op het gebied van fotografie zijn mij niet bekend. Natuurlijk zijn er talloze projecten te noemen waarbij mensen werden uitgenodigd om zelf foto's te maken. Voorbeelden zijn het projecten van Ewald, Ponraits and Dreams (Ewald, 1985), Hubband, Shooting Back, (Hubband, 1991), de stichting Terre des Hommes, Wereldponretten (1993) en de stichting De Moor (Zaat, 1990 & 1991). Maar deze projecten gaan niet verder dan het laten maken van de foto's. Ze gaan niet in op de vraag waarom iemand een beeld gemaakt heeft zoals ze/hij het gemaakt heeft, of wat het beeld voor iemand persoonlijk betekent.

Het is bekend dat veel visueel gerichte sociale wetenschappers graag zelf hun beeldmateriaal maken (Lüem, 1989: 126). Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat er geen onderzoek

(33)

bekend is op basis van door informanten gemaakte foto's.

4.4. Voor- en nadelen van de foto-elicitatiemethode

Volgens Collier kent het interviewen met foto's vele voordelen boven het interviewen zonder beeldmateriaal (Collier & Collier, 1986: 99-100):

- Foto's vormen een communicatiebrug tussen vreemden, tussen de interviewer en de geïnterviewde. Dit komt door het informele k..arakter van foto's.

- De foto's domineren het gesprek, de aandacht is van de persoon van de informante afgeleid en dat stelt haar gerust.

- De informant wordt van ondervraagde tot expert. Hij kan de onderzoekster wat leren over het onderwerp van de foto. Door deze taakverdeling spreekt de informant vrijer en

kan de onderzoekster gemakkelijker vragen stellen zonder de informant in verlegenheid te brengen.

- Omdat de foto op tafel ligt, is het gemakkelijk om een afdwalend gesprek weer op het onderwerp terug te sturen door weer naar de foto te refereren. Zo wordt het interview gestructureerd. Toch stelt Collier, geeft het foto-interview de informant veel ruimte om vrij te associëren, meer dan elk ander soort interview (Collier & Collier, 1986: 105). - Foto's scherpen het geheugen.

- De letterlijke betekenis van foto's overschrijdt culturele grenzen.

- Het is moeilijker om te liegen over een foto dan het is om te liegen in een vraaggesprek, een andere foto kan immers misschien de leugen aan het licht brengen (Collier &

Collier, 1986: 131): Krebs geeft echter aan dat, ook in een interview gebaseerd op visueel materiaal, de informant het moeilijk vindt om te zeggen dat hij iets niet weet. In zo'n geval is het makkelijker om gewoon wat te verzinnen (Krebs, 1975: 291).

Verder stelt Collier dat foto's een interview concreter maken (Collier & Collier, 1986: 105). Het gaat niet meer over "dat huizenblok hierachter, je weet wel", maar over het huizenblok op de foto. Het is zowel de onderzoeker als de informant duidelijk waar het over gaat. Hij gaat echter voorbij aan het feit dat deze concreetheid en herkenbaarheid ook nadelen kan hebben. Sommige (groepen) informanten willen liever anoniem blijven, ze hebben angst herkent te worden op de foto: s. Het maken van foto's van en met deze informanten is moeilijker te arrangeren dan een anoniem vraaggesprek.

Een tweede nadeel van de concreetheid van het fotomateriaal is dat het voor de onderzoeker

*

Collier spreekt hier van liegen. Ik vind dat wat ver gaan. Mensen liegen over het algemeen niet (bewust) in interviews. beter is het om te spreken van verhullen. De stelling van Collier wordt mijns inziens door deze termverwsisseling niet aangetast.

(34)

moeilijk is om de interviews naar een meer algemeen niveau te tillen. Collier geeft hiervan een mooi voorbeeld. Hij laat een foto zien van een missiepost en de geïnterviewden reageren alleen op die concrete missiepost. Hij heeft ook een tekening van die missiepost, deze is meer gestileerd en minder makkelijk te herkennen dan op de foto. Er wordt na het zien van de tekening meer gereageerd op missieposten in het algemeen (Collier & Collier, 1986: 115).

Dit gebrek aan veralgemeniserend vermogen van beelden kan echter in het foto-interview worden opgelost. De interviewer kan, net als in interviews zonder beelden, de reacties van de informant sa.T.envatten en/of veralgemeniseren en de informa..flt daarmee weer confronteren.

Een nadeel van het werken met beeldmateriaal in onderzoek is dat een aantal taalkundige zaken puur visueel moeilijk of niet kunnen worden uitgedrukt. Abstracties bijvoorbeeld maar ook vragen en negatieve uitspraken (er staat geen boom) vallen hieronder. Deze omstandigheden liggen wellicht mee aan de basis van de veel verspreide opvatting dat beelden ongeschikt zouden zijn voor weten-schappelijke doeleinden.

Het niet visueel kunnen uitdrukken van zaken die niet aanwezig zijn, is een probleem in de foto-elicitatiemethode. In dit soort gevallen kan de onderzoeker beelden laten zien van een andere omge-ving of situatie waar datgene wat in de onderzoeksomgeomge-ving wordt gemist wel aanwezig is. Dit is natuurlijk alleen zinvol als datgene wat gemist wordt slechts een klein onderdeel van het gehele onderzoek beslaat. In dat geval is er ook nog een tweede mogelijkheid, namelijk het tijdelijk loslaten van de beelden en vragen stellen over hetgeen er niet is.

Een volgend nadeel van het gebruik van foto's in een interview is, dat de resultaten van het interview sterk afhankelijk zijn van de kwaliteit van het beeldmateriaal; de kadrering en/of het camerastandpunt. De manier waarop iets wordt vastgelegd is namelijk erg bepalend hoe iemand iets ervaart. Bovendien, zo stelt Pauwels, vereist het interviewen met beelden extra vaardigheden (Pauwels, 1991: 263).

Het probleem dat de onderzoekster het interview kan sturen door de manier waarop zij iets heeft vastgelegd is op te lossen door:

. de foto's te laten controleren door collega's op persoonlijke ideeën of vooroordelen .

. een groep sleutel-informanten de beste foto's uit een serie te laten selecteren voordat het echte onderzoek begint. Bunster & Chaney hebben deze methode gebruikt .

. de informanten zelf hun foto's te laten maken. Zij bepalen dan hoe iets wordt· vastgelegd.

Ook van de geïnterviewde vraagt het interview met behulp van foto's extra inzet. Mensen kijken over het algemeen zeer vluchtig naar foto's, (Becker, 1986: 231) terwijl tijdens het interview verwacht wordt dat ze zorgvuldig kijken.

Als voordeel van de foto-elicitatie kan nog genoemd worden dat de onderzoeker geen cadeaus meer hoeft mee te nemen naar het onderzoeksgebied. Het krijgen van de foto's was voor de betrokkenen genoeg beloning (Collier, 1986: 115). De foto-elicitatiemethode zorgt op deze manier tegelijkertijd

(35)

het onderzoeksmateriaal en de beloning voor de informanten. Dit levert dan een financieel voordeel op ten opzichte van andere methodes.

4 . .5. Welke onderwerpen zijn geschikt voor de foto-elkitatiemethode?

Zoals gezegd komt de foto-elicitatiemethode voornamelijk in aanmerking voor kwalitatief onderzoek. Hierbij moet vooral worden gedacht aan onderzoeken die niet visueel ingestelde sociale wetenschappers, doOï middel van (diepte) interviews eventueel aangevuld met participerende obser-vatie zouden uitvoeren. Verder is het van belang dat er een visueel aspect aan het onderwerp zit. Een onderzoek naar belasting- of bijstandsfraude is met de foto-elicitatiemethode niet goed mogelijk.

In principe kunnen veel onderwerpen visueel tot uitdrukking worden gebracht. Een onderzoek naar meer abst..'"acte begrippen bijvoorbe-eld kan met de foto-elicitatiemethode door gebruik te maken van geënceneerde foto's. Tien witte kinderen spelen samen en het donkere kind staat beteuterd te kij-ken, als voorbeeld van een foto over discriminatie. Een eng uitziende man staat in de bosjes als voorbeeld van een foto over onveiligheid in openbare ruimtes. Een lijn met schoongewassen maar stuk ondergoed als voorbeeld van verborgen armoede. Toch zijn dit niet de onderwerpen waar de foto-elicitatie het meest op haar plaats is. Ook onderwerpen die puur ingaan op het gevoel van mensen, zoals liefde zijn niet de meest voor de hand liggende voor de foto-elicitatiemethode. Voor onderwerpen waar een taboe op rust kan de confrontatie met een direct medium als fotografie te schokkend zijn. Zo kan er tegenwoordig vrij open over seks gepraat worden, maar plaatjes van mensen in hun favoriete standje zullen waarschijnlijk weerstand oproepen.

Het is te simpel om te stellen dat alleen zeer visuele onderwerpen, als de mening van mensen over graffiti of het restaureren van schilderijen, in aanmerking komen. Sociale interactie in een groep, meningen van mensen omtrent hun materiële omgeving, gedrag van mensen in een bepaalde omgeving, de positie van een bepaalde groep binnen een samenleving, of het vervaardigen van iets, zijn bijvoorbeeld onderwerpen die zeer goed door middel van de foto-elicitatiemethode kunnen worden onderzocht.

Over het algemeen kan dus worden gesteld dat de foto-elicitatiemethode geschikt is voor onderzoek naar gedrag, interactie, positie en meningen van mensen.

4.6. Tot slot

Het moge duidelijk zijn dat de onderzoekster die de foto-elicitatiemethode gebruikt niet tot doel heeft de objectieve wereld vast te leggen. Ze gebruikt de foto's als middel om subjectieve reacties

(36)

uit te lokken.

In de door mij bestudeerde literatuur wordt vooral uitgebreid verhaald over de voordelen die het interviewen met foto's heeft. Hoe je zo'n onderzoek aanpakt en welke problemen daarbij komen kijken, wordt niet vermeld. Ik zie dat als een groot gemis, vandaar dat ik daar nu op in zal gaan. Een groot gedeelte van het volgend hoofdstuk is gebaseerd op mijn eigen ervaringen. Om de voorbeelden beter in hun context te plaatsen zal ik eerst kort de onderzoeken waar mijn ervaringen op gestoeld zijn, beschrijven.

(37)
(38)

HOOFDSTUK 5 DE FOTO-ELICITATIEMETHODE IN DE PRAKTUK

S .1. Inleiding

In het komende hoofdstuk geef ik een overzicht van de onderzoeken die ik met behulp van de foto-elicitatiemethode heb uitgevoerd. Op deze manier ontstaat er een algemeen beeld over hoe een onderzoek· met de foto-elicitatiemethode verloopt. Ik zal ingaan op het doel van het onderzoek en de gehanteerde de werkwijze. Problemen met deze werkwijze, alsmede een aantal opmerkelijke zaken zullen worden besproken.

De hier gepresenteerde onderzoeken hebben behalve de gehanteerde methode nog een overeenkomst, ze hebben allen een stadssociologisch onderwerp. Bij allen staat de (woon)omgeving centraal. De verschillen tussen de onderzoeken zijn vooral te vinden in de grootte van de onderzochte groep en de manier waarop de foto's zijn gemaakt.

5.2. De studentenflat

Het eerste onderzoek dat ik met behulp van de foto-elicitatiemethode heb uitgevoerd, kwam tot stand in samenwerking met Imke Gooskens. We hebben bekeken hoe bewoners van een afdeling van een studentenflat gebruik maken van de ruimte tijdens hun sociale contacten. We hebben zelf de foto's gemaakt (Edelaar & Gooskens, 1990).

Tijdens het onderzoek woonden we allebei op de onderzochte afdeling van deze studenten-flat; we hebben als het ware onze eigen woonsituatie onderzocht. Het voordeel was dat we constant in ons onderzoeksgebied waren, en dat we er al veel kennis over hadden. Bovendien zagen onze medebewoners ons niet als onderzoeksters, en gedroegen zich als altijd.

Het opvallende was dat een enkele bewoner onze camera's op den duur irritant vond. In de meeste onderzoeken is het zo dat de onderzochte groep op den duur juist gewend raakt aan de camera. Er zijn drie mogelijke redenen aan te wijzen:

- De dubbele rol (bewoonster en onderzoekster) wekte verwarring onder de bewoners.

- Het kan ook zijn dat in meer onderzoeken de informanten de onderzoekster (even) liever kwijt dan rijk zijn, maar daar, gezien de autoriteit van de onderzoekster, niets van durven te zeggen, en nu de onderzoekers bekenden zijn wel.

- Een derde mogelijkheid is dat een opmerking die ik als 'geïrriteerdheid ten opzichte van de camera' opvat, bedoeld was als een vriendschappelijk pesterijtje.

Wat het ook was, het stond het verloop van het onderzoek niet in de weg. De bewoners vonden het leuk om de foto's te zien, vroegen soms zelfs om bepaalde foto's te maken,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van Weelden maakt er meteen een `Verenigde Staten van het hiernamaals’ van, waar de angst voor de talloze doden die de Amerikanen in hun expansie hebben veroorzaakt (onder

Inleiding: Zorgtechnologie zorgt voor vele veranderingen binnen de zorgsector. Op het gebied van efficiëntie wordt met behulp van technologische innovaties tijd en geld bespaard.

Ook bij de geregistreerde handel in drugs (zowel hard- als softdrugs) zijn de meeste verdachten afkomstig uit Nederland, maar zijn er relatief veel verdachten met Marokko

Ik ga dus vragen stellen om er achter te komen welke middelen jij precies gebruikt om bij klanten het verandervermogen te vergroten, zodat ze zelf continu verbeteringen door

Het is immers niet van- zelfsprekend dat de hedendaagse reconstruc- ties van ervaringen uit een ver verleden een juiste weergave van dat verleden vormen.. Wel kan door

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie wijst desondanks iedere aansprakelijkheid af voor eventuele onjuistheden of andere tekortkomingen in de

grote &amp; kleine gemeenten Structurele schaaleffecten (gecontroleerd voor effecten urbanisatie en samenstelling bevolking).. a) Inputs: politieke kennis, belangstelling en

So, for each measured shower a dedicated set of simulations is produced, and from each simulation in a set a two-dimensional radio profile and a one-dimensional particle profile