• No results found

De positieve effecten van regelmaat en voorspelbaarheid op de waarneming van ritme in muziek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De positieve effecten van regelmaat en voorspelbaarheid op de waarneming van ritme in muziek"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VOORSPELBAARHEID OP DE WAARNEMING VAN

RITME IN MUZIEK

(2)

Abstract

In het huidige onderzoek werden de effecten van regelmaat en voorspelbaarheid op het waarnemen van ritme in muziek onderzocht. Dit is gedaan door gebruik te maken van een computertaak waarin 37 deelnemers devianten in regelmatige- en onregelmatige en voorspelbare- en onvoorspelbare ritmes moesten waarnemen. Tevens is de invloed van de positie van de devianten (op de tel of van de tel af) onderzocht. Uit het onderzoek is gebleken dat regelmaat inderdaad een positief effect heeft op het wel of niet waarnemen van een ritme (hitrate), evenals voorspelbaarheid. Voorspelbaarheid heeft tevens een positief effect op de snelheid waarmee een ritme wordt waargenomen. Echter heeft regelmaat geen positieve invloed op de snelheid waarmee het wordt waargenomen. Het huidige onderzoek biedt daarom een gedeeltelijke ondersteuning voor de theorie dat regelmaat en voorspelbaarheid een positief effect hebben op de waarneming van ritme in muziek.

(3)

Inleiding

Muziek heeft een grote rol in het leven van de hedendaagse mens. Mensen hebben veel verschillenden beweegredenen om naar muziek te luisteren. We luisteren bijvoorbeeld naar muziek om een band met elkaar te scheppen, om energie te creëren tijdens het uitvoeren van alledaagse taken of tijdens het sporten, om ons humeur te kunnen managen of simpelweg om even te kunnen ontspannen. Omdat muziek zo’n grote rol speelt in het alledaagse leven wordt het niet alleen voor ‘commercieel’ gebruik ingezet, maar ook voor maatschappelijke doeleinden. Muziek blijkt namelijk ook positieve effecten te hebben op het cognitieve herstel en het humeur na een beroerte (Särkamo et al., 2008; Schauer & Mauritz, 2003), op de emotionele gemoedstoestand van mensen die lijden aan de ziekte van Parkinson (Pacchetti, Mancini, Aglieri, Fundaro, Martignoni & Nappi, 2000) en op de vermindering van symptomen bij Parkinsonpatiënten (Nombela, Hughes, Owen, & Grahn, 2013).

Bij het luisteren en maken van muziek, het gehoor, spraak en bij motorcontrole is de perceptie van temporele patronen, zoals een ritme, fundamenteel (Grahn, 2012). En afgezien van het feit dat de respons van de mens op een muzikaal ritme universeel is – denk bij deze respons bijvoorbeeld aan het ‘automatisch’ meebewegen op een ritme, maar ook aan de activiteit die ons brein vertoont – weten en begrijpen we nog heel weinig over hoe een ritme verwerkt wordt in het brein en welke invloeden hierop uit worden geoefend. Dit ondanks het feit dat onze sensitiviteit voor temporele patronen al duidelijk te zien is rond het eerste levensjaar (Hannon & Trehub, 2005) en dat bepaalde temporele regelmatigheden dan ook uniek blijken te zijn voor de mens. Bijvoorbeeld de capaciteit van de mens om heel snel een belangrijk component van een ritme te identificeren, namelijk de ‘beat’ (Grahn & Rowe, 2012).

(4)

Beats zijn waargenomen pulsaties die gelijke, even grote events in een bepaalde tijdsduur markeren. Dit kunnen markeringen zijn in de vorm van een geluid of een hypothetisch moment in de tijd zonder een vorm van geluid (Large & Palmer, 2002). De perceptie van een beat wordt bewerkstelligd door de aanwezigheid van een muzikaal event. Echter, als de beat eenmaal vastgesteld is kan deze altijd nog doorgaan in het brein, zelfs als dit tijdelijk in conflict is met hetgeen wat je hoort of als het ritme al voorbij is (Cooper & Meyer, in Large & Palmer, 2001). Dit zou kunnen betekenen dat er in enige mate sprake is van het maken van een voorspelling van komende events in een sequentie, omdat het brein het ritme dat gehoord wordt automatisch afmaakt; zelfs als je het ritme zelf dus al niet meer hoort.

In een recent onderzoek van Teki, Grube, Kumar en Griffiths (2001) wordt deze theorie over het maken van voorspellingen van komende events ondersteund. Er wordt namelijk gesuggereerd dat er tijdens het proces van waarneming onderscheid wordt gemaakt tussen de voorspelbaarheid en regelmaat van een ritme. Het timing mechanisme in het brein zou onderscheid maken tussen twee verschillende vormen van timing, namelijk absolute duration-based timing en relative beat-based timing. Een netwerk bestaande uit de inferior olive en het cerebellum zou verantwoordelijk zijn voor een absolute, duration-based vorm van timing waarbij de absolute tijdsduur van een interval wordt waargenomen. Aan de hand van dit mechanisme zouden we dus voorspellingen kunnen doen bij het waarnemen van een ritme over wat er gaat komen. Het striatio-thalamo-corticale netwerk zou verantwoordelijk zijn voor een relatieve, beat-based vorm van timing waarbij er wordt gekeken naar de aanwezigheid van een beat. Hiermee zouden we de regelmaat van een ritme kunnen waarnemen.

Naast de effecten van voorspelbaarheid hebben een aantal andere onderzoeken ook effecten van regelmaat gevonden. Onderzoeken van Essens en Povel (1985), Palmer en Krumhansl (1990), Parnutt (1994) en Grube en Griffiths (2008) hebben aangetoond dat de

(5)

accuraatheid waarmee tijd wordt waargenomen verbeterde bij de waarneming van beat-based stimuli. Hierbij werd er dus gekeken naar de duur van de intervallen relatief aan de temporele regelmaat, zoals de beat. Ook is er een verbetering aangetoond in het waarnemen van tijd bij het horen van regelmatige sequenties, in vergelijking met het horen van onregelmatige sequenties (Sakai et al., 1999; Patel, Iversen, Chen & Repp, 2005; Grahn & Brett, 2007; Teki et al., 2011). Ook zou temporele regelmatige (e.g. ritmische) stimulatie sterke temporele verwachtingen voor komende events creëren (Bauer, Jaeger, Thorne, Bendixen & Debener, 2015).

Schnuerch, Kreitz en Lange (2013) hebben ook gekeken naar de rol van regelmaat en voorspelbaarheid, alleen hebben zij gekeken naar de invloed hiervan op temporele oriëntatie en de intensiteit van het geluid. Het onderzoek werd volbracht aan de hand van drie verschillende experimenten. In het eerste experiment werd gebruik gemaakt van een auditieve versie van de visuele procedure ontwikkeld door Rohenkohl et al. (2012), waarbij de temporele oriëntatie van aandacht werd gemanipuleerd door temporele voorspellingen te creëren in sequenties van stimuli. Deze sequenties waren ritmisch, welke tegelijkertijd temporele verwachtingen over opkomende stimuli creëerden, of aritmisch zonder de creatie van temporele verwachtingen. In het tweede experiment werd dit aangepast door een andere willekeurige sample van stimuli te gebruiken. Het derde experiment beoogde te onderzoeken of de gevonden effecten berustte op de spatiele aard van de taak die werd volbracht door deelnemers onderscheid moesten maken tussen de target stimuli die werden getoond. Dit werd gedaan door deelnemers te laten beoordelen of de target bestond uit een menselijk geluid of een elektronisch geluid. In alle drie de experimenten werden onafhankelijke effecten gevonden van temporele regelmaat en de intensiteit van de stimuli. In dit onderzoek werd echter geen apart onderscheid gemaakt tussen regelmaat en voorspelbaarheid in de gebruikte sequenties. Voorspelbaarheid werd afhankelijk gemaakt van regelmaat; een

(6)

regelmatig ritme zou automatisch temporele verwachtingen creëren. Gebruikte ritmes waren dus niet regelmatig en onvoorspelbaar, maar enkel regelmatig en voorspelbaar of onregelmatig en niet voorspelbaar.

In het onderzoek van Morillon, Schroeder, Wyart en Arnal (2016) is het effect van regelmaat en voorspelbaarheid apart onderzocht. Hierbij is er gekeken naar de invloed hiervan op de perceptuele sensitiviteit en reactietijd. Dit werd gedaan aan de hand van twee verschillende experimenten, waarbij apart werd gekeken naar de effecten van regelmaat en voorspelbaarheid. In het eerste experiment werd het effect van regelmaat onderzocht, en in het tweede experiment het effect van voorspelbaarheid. De resultaten suggereerden, zoals verwacht, dat de perceptuele sensitiviteit en de reactiesnelheid verbeterden als de stimuli in een ritmisch patroon worden getoond. De reactietijden waren sneller bij regelmatige en voorspelbare stimuli en onregelmatige en voorspelbare stimuli dan bij onregelmatige en onvoorspelbare stimuli. Er was echter geen verschil in de reactietijden tussen de onregelmatige condities. Dit suggereert dat de reactietijden baat hebben bij de regelmaat van de gebruikte stimulatie, en niet van de voorspelbaarheid op zich. In dit experiment is echter apart gekeken naar de invloeden van regelmaat en voorspelbaarheid, en is er geen rekening gehouden met de mogelijke interactie tussen regelmaat en voorspelbaarheid. Er is geen rekening gehouden met mogelijke interactie-effecten van deze twee componenten. Ook is in het regelmaat experiment geen conditie opgenomen waarin regelmatige en onvoorspelbare ritmes zijn opgenomen.

Naast de eerdergenoemde experimenten is er verder weinig onderzoek gedaan naar de onafhankelijke effecten van regelmaat en voorspelbaarheid op de waarneming van ritme in muziek. In dit onderzoek zal daarom gekeken worden naar zowel de effecten van regelmaat als voorspelbaarheid op het waarnemen van een ritme in muziek, en de eventuele interacties tussen deze twee componenten. Om de effecten van zowel regelmaat als voorspelbaarheid

(7)

apart te kunnen meten worden er ritmes gebruikt die zowel regelmatig als onvoorspelbaar en onregelmatig maar voorspelbaar kunnen zijn.

In het huidige onderzoek hebben een groep deelnemers gedurende twee uur een computertaak uitgevoerd waarbij zij verschillende sequenties van ritmes te horen kregen, met elk een verschil in de voorspelbaarheid en regelmaat van het ritme. In deze ritmes zijn manipulaties aangebracht in de intensiteit van de gebruikte tonen (devianten). Bij het luisteren van deze ritmes hebben de deelnemers aan moeten geven of zij deze devianten hoorden of niet. Tevens is er een derde conditie meegenomen, waarbij de positie van devianten op de tel wordt geplaatst, of juist van de tel af. Deze conditie wordt gebruikt als manipulatiecheck voor de mate van regelmaat van de regelmatige ritmes.

Er wordt verwacht dat de deelnemers kortere reactietijden laten zien bij het horen van regelmatige ritmes, evenals bij voorspelbare ritmes, dan bij het horen van de onregelmatige- en niet-voorspelbare ritmes. Tevens wordt verwacht dat de deelnemers een hoger aantal hitrates scoren bij de regelmatige- en voorspelbare ritmes dan bij de onregelmatige en niet-voorspelbare ritmes. Bij de onregelmatige ritmes waarbij de positie van de devianten op de tel zit zouden er geen verschillen moeten zijn tussen de hitrates en de reactietijden van de deelnemers. Bij de regelmatige ritmes waarbij de positie van de devianten op de tel zit zouden de hitrates en reactietijden juist wel korter moeten zijn dan bij de onregelmatige ritmes.

(8)

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek deden in totaal 37 proefpersonen mee. Hiervan is de data van vier proefpersonen niet meegenomen in de analyse vanwege technische defecten tijdens het uitvoeren van de taak. Dit had als gevolg dat de deelnemers niet alle acht de categorieën hebben kunnen doorlopen. De groep met deelnemers bestond uit 22 mannen en 10 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 21 (SD = 1.6). Alle deelnemers zijn verzameld via de LAB-website van de faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, en via het persoonlijke netwerk van de onderzoekmedewerkers. Alle deelnemers beschikken over een normaal functionerend gehoor en hebben geen psychische-, neurologische- of auditieve stoornis. Deelnemers die psychologie studeren aan de Universiteit van Amsterdam hebben proefpersoon punten ontvangen als beloning voor hun deelname.

Materialen

Beat Alignment Test. Om participanten te kunnen screenen op hun ritmisch vermogen is de Beat Alignment Test (BAT) afgenomen. Deze test is ontworpen door Iversen en Patel en biedt een wetenschappelijke manier om individuen te kunnen identificeren die moeite hebben met het verwerken van ritmes in muziek, zonder dat zij toondoof zijn. De BAT is in dit huidige onderzoek verder niet meegenomen in de analyse, maar wordt elders gerapporteerd.

Procedure

Stimuli. Het experiment werd uitgevoerd aan de hand van ritmische patronen, elk bestaande uit vijf intervallen. In totaal bevat het experiment 16 trials, vier trials voor elk ritmisch type. Eén trial bestaat uit 128 ritmes. Alle patronen zijn gemaakt met MATLAB, en zijn geschaald onder acht verschillende categorieën, zie tabel 1. De ritmische patronen zijn

(9)

opgesteld aan de hand van Woodblock geluiden. De regelmatige patronen zijn zo samengesteld uit dat ze strikt metrisch zijn [1, 2, 2, 3, 4]; de getallen staan in ratio aan het aantal milliseconden. Hierbij staat de 1 voor 150 milliseconden, 2 voor 300 milliseconden, 3 voor 450 milliseconden en 4 voor 600 milliseconden. Eén patroon duurt in totaal 1800 milliseconden, en alle ritmes zijn zo opgesteld dat ze opgedeeld kunnen worden in blokjes van vier, oftewel 600 milliseconden. Door een beat te gebruiken met dezelfde lengte als het kleinste interval (150 milliseconden) kan de sequentie omgezet worden in termen van een beat in plaats van elke individuele lengte van de intervallen (Grahn & Brett, 2007). De onregelmatige patronen zijn samengesteld uit [1, 1.4, 1.4, 3, 5.2]. De voorspelbare ritmes zijn herhalingen van steeds dezelfde patronen, en de onvoorspelbare ritmes bestaan uit ieder willekeurig gekozen patronen uit een set van vier reeksen. Voor de onvoorspelbare ritmes zijn patronen die met een ander interval beginnen ook toegestaan, bijvoorbeeld [4, 3, 1, 2, 2] en [3, 1, 2, 2, 4], omdat deze ritmes niet herhaald worden zoals de regelmatige ritmes.

In elk patroon zijn manipulaties aangebracht; deze komen tot uiting als zachtere geluiden (devianten). Deze devianten waren 6 dB zachter dan de rest van de tonen. De devianten zijn zo toegepast dat elke twee devianten gescheiden worden door twee standaard patronen. In totaal is 25% van de patronen deviant, en alle devianten zijn aangebracht ná interval 3 en 1, zodat deze vergelijkbaar zijn in de regelmatige en onregelmatige condities. Echter, om te voorkomen dat de devianten niet te voorspelbaar zijn, zit 18,75% van de devianten na andere intervallen zoals 1.4, 2, 4 en 5.2. Deze devianten worden niet meegenomen in de analyse. Ook wordt er onderscheid gemaakt tussen het voorkomen van de devianten op de tel en van de tel af. De helft van de devianten zit op de tel (T+) en de andere helft van de devianten zit niet op de tel (T-).

Experiment. Voor de start van het experiment heeft de deelnemer een informatiebrief ontvangen van de proefleider met uitleg over het experiment en heeft de deelnemer een

(10)

informed-consent formulier ondertekent. Het experiment zelf bestaat uit vier blokken van elk 22 minuten. De taak is afgenomen op een computer in het LAB van de Universiteit van Amsterdam aan de hand van het computerprogramma Presentation, onder begeleiding van een onderzoek medewerker. De taak zelf begint met een oefentrial, waarbij wordt uitgelegd wat de taak precies inhoudt, en wat de participant moet doen. De participant krijgt telkens een reeks aan stimuli te horen, waarbij de participant zo snel mogelijk op de spatiebalk moet drukken om aan te geven dat hij/zij een deviant in het ritme heeft gehoord. Na elk blok krijgt de participant een instructietekst in de taak zelf waarin wordt aangegeven dat de participant mogelijkheid tot pauze heeft. Na het tweede blok krijgt de participant de instructie om de Gold-MSI in te vullen. Tevens wordt de BAT bij de participant afgenomen, deze zit verwerkt in de computertaak.

Tabel 1

De vier categorieën waarbinnen alle toonsequenties vallen, samen met de derde conditie waarbij de positie van de devianten wordt bepaald.

Type ritme Voorspelbaar (V+), regelmatig (R+) en op de tel (T+) Niet-voorspelbaar (V-), regelmatig (R+) en op de tel (T+) Voorspelbaar (V+), regelmatig (R+) en van de tel af (T-) Niet-voorspelbaar (V-), regelmatig (R+) en van de tel af (T-) Voorspelbaar (V+), niet-regelmatig (R-) en op de tel (T+) Niet-voorspelbaar (V-), niet-regelmatig (R-) en op de tel (T+)

(11)

Voorspelbaar (V+), niet-regelmatig (R-) en van de tel af (T-)

Niet voorspelbaar (V-), niet-regelmatig (R-) en van de tel af (T-)

(12)

Resultaten

Aan het onderzoek deden in totaal 37 proefpersonen mee. Hiervan is de data van vier proefpersonen niet meegenomen in de analyse vanwege technische defecten tijdens het uitvoeren van de taak. Dit had als gevolg dat de deelnemers niet alle acht de categorieën hebben kunnen doorlopen. De deelnemers bestonden uit 24 mannen en 13 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 21 (SD = 1.6).

Voordat de hoofdanalyses van de hitrates en de reactietijden zijn uitgevoerd is de assumptie van normaliteit gecheckt. De data van de reactietijden van conditie waarbij de ritmes onregelmatig en onvoorspelbaar waren en waarbij de positie van de devianten van de tel af zit bleek niet normaal verdeeld te zijn, D(33) = .195, p = .087 evenals de data van de hitrates van de conditie waarbij de ritmes regelmatig en voorspelbaar zijn en waarbij de devianten op de tel zitten, D(33) = .153, p = .048. De overige condities voldeden wel aan de assumptie van normaliteit. De uitgevoerde analyse is niet erg gevoelig voor afwijkingen van normaliteit, zolang de verdeling van de scores van de afhankelijke variabelen maar redelijk symmetrisch verdeeld is. Daarom is er geen alternatieve analyse uitgevoerd om deze schending te ondervangen. Wel kan er rekening mee worden gehouden bij het interpreteren van de gevonden data.

Na het checken van de assumpties is de hoofdanalyse uitgevoerd. Hierbij zijn als eerste alle reactietijden onder de 200 ms en boven de 1500 ms uitgesloten van verdere analyse. Bij de hoofdanalyse is onderzocht of regelmaat, voorspelbaarheid en de positie van de beat van invloed waren op de gemiddelde reactietijden en de hitrates van de deelnemers. Om een vergelijking te kunnen maken tussen de condities zijn alleen devianten die volgen op intervallen 1 en 3 gebruikt in de analyse, omdat deze intervallen voorkomen in zowel de regelmatige als de onregelmatige ritmes zodat ze met elkaar kunnen worden vergeleken. In de

(13)

regelmatige ritmes zijn intervallen 2 en 4 weg gefilterd en in de onregelmatige ritmes zijn dit intervallen 1.4 en 5.2.

Aansluitend is er gekeken of de regelmatige ritmes wel regelmatig genoeg waren, en of de onregelmatige ritmes onregelmatig genoeg waren. In de regelmatige ritmes waarbij de devianten op de tel zitten zouden de devianten sneller gedetecteerd moeten worden en in de onregelmatige condities zou er geen verschil moeten zijn tussen de op de tel/van de tel af condities. Bij deze check is het gemiddeld aantal hitrates als afhankelijke variabele genomen, met als onafhankelijke variabele de factoren (regelmaat, voorspelbaarheid en de positie van de devianten).

Tabel 2.

Gemiddeld percentage hitrates met standaarddeviaties (tussen haakjes) bij de verschillende condities.

Conditie Percentage hitrates

R-, V-, T- 0.50 (0.21) R-, V-, T+ 0.62 (0.16) R-, V+, T- 0.61 (0.17) R-, V+, T+ 0.77 (0.11) R+, V-, T- 0.65 (0.19) R+, V-, T+ 0.55 (0.20) R+, V+, T- 0.66 (0.16) R+, V+, T+ 0.77 (0.15)

(14)

De hoofdanalyse werd uitgevoerd aan de hand van de gemiddelden in tabel 2. Hierin staan de gemiddelde percentages van de hitrates aangegeven per conditie met de bijbehorende standaarddeviaties.

Bij de hoofdanalyse is voldaan aan de assumptie van sphericiteit. Hierbij was er een hoofdeffect van voorspelbaarheid F(1, 32) = 4,58, p = .040, regelmaat F(1, 32) = 46.71, p < .0001 en de positie van de devianten gevonden, F(1, 32) = 97.63, p < .0001 op het aantal hitrates. Er werd verwacht dat de regelmatige ritmes waarbij de devianten op de tel werden getoond een kortere reactietijd en een hoger aantal hitrates teweeg zou brengen. Tegen deze verwachting in is er geen interactie-effect gevonden tussen regelmaat en voorspelbaarheid F(1, 32) = 0.65, p = .425 en regelmaat en de positie van de devianten F (1, 32) = 0.61, p = .439.

Tabel 3.

Gemiddelde reactietijden met standaarddeviaties (tussen haakjes) bij de verschillende condities.

Conditie Gemiddelde reactietijd

R-, V-, T- 625.64 (134.73) R-, V-, T+ 586.83 (96.76) R-, V+, T- 566.10 (89.33) R-, V+, T+ 533.87 (69.13) R+, V-, T- 602.20 (93.77) R+, V-, T+ 590.12 (98.76) R+, V+, T- 556.57 (74.02) R+, V+, T+ 544.37 (72.11)

(15)

Vervolgens is er gekeken naar de gemiddelde reactietijd bij het aangeven van devianten tijdens de computertaak. Hierbij werd wederom de factor (regelmaat, voorspelbaarheid en de positie van de deviant) meegenomen als onafhankelijke variabele. Deze analyse werd uitgevoerd aan de hand van de gemiddelde reactietijden weergegeven in

tabel 3.

Figuur 1. Gemiddeld aantal hits per conditie.

Ook hier is er is voldaan aan de assumptie van sphericiteit. Hierbij was er een hoofdeffect van voorspelbaarheid op de reactietijd F(1, 32) = 30.06, p < .0001, en een hoofdeffect van de positie van de beat op de reactietijd F(1, 32) = 26.01, p < .0001. Ten slotte was er een interactie-effect tussen de regelmaat en de positie van de beat F(1, 32) = 4.66, p = .038.

(16)

Figuur 2. Gemiddelde reactietijd in milliseconden per conditie.

Tegen de verwachtingen in is figuur 2 te zien dat de regelmatige en onregelmatige condities niet van elkaar verschillen. Er is dus geen hoofdeffect gevonden van regelmaat op de reactietijd F(1, 32) = .93, p = .342. Ook is er geen interactie-effect tussen regelmaat en voorspelbaarheid F(1, 32) = 1.08,n p > .307.

(17)

Discussie

In dit onderzoek werd het effect van regelmaat en voorspelbaarheid op de waarneming van een ritme in muziek onderzocht. Uit de resultaten is gebleken dat regelmaat in een ritme geen invloed heeft op de snelheid van de waarneming van devianten in een ritme. Voorspelbaarheid heeft hier wel een positieve invloed op. Regelmaat zou alleen een positief effect hebben op het aantal correcte waarnemingen (hitrates) van devianten in de ritmes. Deze resultaten komen overeen met de verwachtingen dat regelmaat en voorspelbaarheid een positieve invloed hebben op de mate waarin mensen afwijkingen in een ritme kunnen waarnemen, oftewel de detectie rate. Echter komen de resultaten niet overeen met de verwachting dat regelmaat en voorspelbaarheid een positieve invloed hebben op de snelheid waarmee de devianten in een ritme worden waargenomen. De resultaten lieten namelijk geen verschillen zien tussen de reactietijden van de deelnemers bij de regelmatige- en onregelmatige ritmes. Dat dit effect niet is gevonden is opmerkelijk, omdat soortgelijke effecten wel werden gevonden bij vergelijkbare onderzoeken (Morillon et al., 2016; Schnuerz et al., 2013). In deze onderzoeken werden duidelijke effecten gevonden van de temporele regelmaat op de reactietijden. Ook lieten eerdere onderzoeken zien dat de aanwezigheid van een ritme een verbetering veroorzaakt in de waarneming van tijd bij het waarnemen van beat-based stimuli (Essens & Povel, 1985; Palmer & Krumhansl, 1990; Parncutt, 1994; Grube & Griffiths, 2009) en een verbetering van de accuraatheid waarmee tijd wordt waargenomen bij het horen van regelmatige sequenties in vergelijking met onregelmatige sequenties (Saki et al., 1999; Patel et al., 2005; Grahn & Brett, 2007; Teki et al., 2011). Echter, in het onderzoek van Morillon et al. (2016) werd een soortgelijk resultaat gevonden als de resultaten uit het huidige onderzoek. Hier werden namelijk geen verschillen gevonden in reactietijden bij het vertonen van regelmatige en onregelmatige stimuli. De gevonden resultaten sluiten dus deels

(18)

aan op de eerder besproken theorieën waarin wordt gesteld dat regelmaat en voorspelbaarheid van invloed kunnen zijn op de waarneming van een ritme doordat er bij het proces van waarneming onderscheid wordt gemaakt tussen regelmaat en voorspelbaarheid op basis van de twee verschillende timing mechanismen in het brein (Teki et al., 2001). Eerder onderzoek liet namelijk zien dat de aanwez

Het huidige onderzoek brengt helaas ook een aantal beperkingen met zich mee. Een belangrijke beperking is dan ook dat de toegepaste manipulatie van regelmaat in de gebruikte ritmes niet goed heeft gewerkt. De resultaten lieten namelijk geen verschil zien tussen de hitrates in de regelmatige condities waarbij de positie van de beat op de tel zat. Dit is in strijd met de verwachting dat de regelmatige condities waarbij de devianten op de tel werden getoond kortere reactietijden en hogere hitrates zouden hebben dan bij de regelmatige ritmes waarbij de devianten van de tel af zitten. Hierdoor kan de regelmaat van de gebruikte ritmes in twijfel worden getrokken. Er kan dus niet met zekerheid vast worden gesteld of de gebruikte ritmes dermate regelmatig waren om een effect van regelmaat op de waarneming van een ritme te creëren.

Een tweede beperking is de afwezigheid van een manipulatiecheck voor de voorspelbaarheid van de ritmes. Zonder deze check kan ook niet met zekerheid vastgesteld worden of de gebruikte ritmes wel echt voorspelbaar waren en in welke mate zij voorspelbaar waren.

Ondank de beperkingen en de onverwachte resultaten van het huidige onderzoek biedt het een gedeeltelijke ondersteuning voor het idee dat regelmaat en voorspelbaarheid kunnen zorgen voor een betere waarneming van het ritme. Regelmaat zorgt dan wel niet voor een snellere reactietijd met betrekking tot het aangeven van een deviant in het gehoorde ritme, maar heeft wel een positieve invloed op de algemene waarneming van een ritme. Ofwel het wel of niet waarnemen van een deviant. Een vervolgonderzoek met ondervanging van de

(19)

beperkingen van het huidige onderzoek zou hierin eventueel opnieuw ondersteuning kunnen bieden voor de positieve effecten van regelmaat en voorspelbaarheid op de waarneming van ritme in muziek. Het vaststellen van het effect van regelmaat en voorspelbaarheid op de waarneming van een ritme zou mogelijk deuren kunnen open voor de verbetering van de algemene waarneming, ook andere aspecten buiten een ritme om. Denk hierbij aan de waarneming van andere soorten devianten zoals plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden. Dit is belangrijk om de waarneming van de mens zo optimaal mogelijk te laten verlopen, zodat alle bezigheden, doelen en taken zo goed en efficiënt mogelijk volbracht kunnen worden.

(20)

Literatuurlijst

Bauer, A.-K., Jaeger, M., Thorne, J., Bendixen, A., & Debener, S. (2015). The Auditory Dynamic Attending Theory Revisited: A Closer Look at the Pitch Comparison Task. B rain Research, 1626, 189-210.

Bernardi, L., Porta, C., & Sleight, P. (2005). Cardiovascular, cerebrovascular, and respiratory changes induced by different types of music in musicians and non-musicians: the impo rtance of silence. Cardiovascular Medicine, 92(4), 445-452.

Essens, P., & Povel, D.-J. (1985). Metrical and nonmetrical representations of temporal patterns. Perception & Psychophysics, 37(1), 1-7.

Grahn, J. (2012). Neural Mechanisms of Rhythm Perception: Current Findings and Future Perspectives. Topics in Cognitive Science, 4(4), 585-606.

Grahn, J., & Brett, M. (2007). Rhythm and Beat Perception in Motor Areas of the Brain. Journal of Cognitive Neuroscience, 19(5), 893-906.

Grahn, J., & Rowe, J. (2012). Finding and Feeling the Musical Beat: Striatal Dissociations between Detection and Prediction of Regularity. Cerebral Cortex, 23(4), 913-921.

Grube, M., & Griffiths, T. (2009). Metricality-enhanced temporal encoding and the subjective perception of rhythmic sequences. Cortex, 45(1), 72-79.

(21)

Hannon, E., & Trehub, S. (2005). Tuning in to musical rhythms: Infants learn more

readily than adults. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United Sta tes of America, 102(35), 12639-12643.

Large, E., & Palmer, C. (2002). Perceiving temporal regularity in music. Cognitive Science, 26(1), 1-37.

Morillon, B., Schroeder, C., Wyart, V., & Arnal, L. (2016). Temporal Prediction in lieu of Periodic Stimulation. The Journal of Neuroscience, 36(8), 2342-2347.

Nombela, C., Hughes, L., Owen, A., & Grahn, J. (2013). Into the groove: Can rhythm influence Parkinson’s disease? Neuroscience and Biobehavioral Reviews, 37(10), 256 4-2570.

Pacchetti, C., Mancini, F., Aglieri, R., Fundarò, C., Martignoni, E., & Nappi, G. (2000). Active Music Therapy in Parkinson’s Disease: An Integrative Method for Motor and E motional Rehabilitation. Psychosomatic Medicine, 62(3), 386-393.

Palmer, C., & Krumhansl, C. (1990). Mental Representations for Musical Meter. Journal of Experimental Psychology: Human Perception and Performance, 16(4), 728-741.

Parncutt, R. (1994). A Perceptual Model of Pulse Salience and Metrical Accent in Musical Rhythms. Music Perception, 11(4), 409-464.

(22)

Patel, A., Iversen, J., & Chen, Y. (2005). The influence of metricality and modality on synchronization with a beat. Experimental Brain Research, 163(2), 226-238.

Sakai, K., Hikosaka, O., Miyauchi, S., Takino, R., Tamada, T., Kobayashi Iwata, N., & Nielsen, M. (1999). Neural Representation of a Rhythm Depends on Its Interval Ratio . The Journal of Neuroscience, 19(22), 10074-10081.

Särkämö, T., Tervaniemi, M., Laitinen, S.., Forsblom, A., Soinila, S., Mikkonen,

M., . . . Hietanen, M. (2008). Music listening enhances cognitive recovery and mood a fter middle cerebral artery stroke. Brain, 131(3), 866-876.

Schauer, M., & Mauritz, K.-H. (2003). Musical motor feedback (MMF) in walking

hemiparetic stroke patients: randomized trials of gait improvement. Clinical Rehabilita tion, 17(7), 713-722.

Schnuerch, R., Kreitz, C., & Lange, K. (2013). Independent effects of temporal expectation and stimulus intensity in audition. Attention, Perception & Psychophysics, 75(7), 1520 -1532.

Teki, S., Grube, M., & Griffiths, T. (2012). A unified model of time perception accounts for duration-based and beat-based timing mechanisms. Frontiers in Integrative Neuroscie nce, 5, 1-90.

(23)

Teki, S., Grube, M., Kumar, S., & Griffiths, R. (2011). Distinct Neural Substrates of Duration -Based and Beat-Based Auditory Timing. The Journal of Neuroscience, 31(10), 3805-3812

(24)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Publisher’s PDF, also known as Version of Record (includes final page, issue and volume numbers) Please check the document version of this publication:.. • A submitted manuscript is

Uitdagingen Realisatie van maximaal energetische rendement elektrisch en thermisch in combinatie met zonwering: minimale warmte toetreding met behoud van lichtdoorlaat... Scheiding

Sylvia Verschueren en Stef Mermuys Bij deze Afzettingen is een enquête over excursies en web-..

De cameravallen zijn niet gebruikt om het aantal roofdieren vast te stellen, maar om de aanwezigheid van vossen en andere roofdieren in de omgeving van de

De 2 proefschriften, het kaartbladrapport en een aantal wetenschappelijke artikelen (o.a. bestaande uit samenvattingen van de interne rapporten) zullen in 1979 en 1980 in

In het bijzonder onderzoeken we of België een monistisch stelsel van over- dracht heeft , waarbij de eigendom tussen partijen overgaat door het sluiten van de

Zo behandelt Vincent Sagaert uitvoerig wat het lot is van de zakelijke en persoon- lijke gebruiks- en genotsrechten in geval van onteigening, meer bepaald of, en zo ja wanneer,

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het