• No results found

De bergboerenregeling in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De bergboerenregeling in Nederland"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LEI, AgriMonitor, juli 2008 pagina 1

De bergboerenregeling in Nederland

Ida Terluin

Ruim 6.000 boeren in Nederland maken gebruik van de bergboerenregeling. Hun bedrijven liggen in

probleemgebieden. Natuurlijke handicaps zoals een hoog waterpeil, kleine percelen, schaduwwerking door

boomsingels en overstromingen belemmeren een optimale bedrijfsvoering. Als boeren de natuurlijke

handicaps in stand houden, ontvangen zij een jaarlijkse bergboerenpremie van 94 euro per ha als

compensatie voor de hinder die zij ervan ondervinden.

Doel bergboerenregeling

Het EUprobleemgebiedenbeleid bestaat sinds 1975. In Nederland wordt dit beleid vaak aangeduid als de

bergboerenregeling. Het beleid beoogt de voortzetting van het gebruik van de landbouwgrond en de

instandhouding van duurzame landbouwsystemen in probleemgebieden. De bergboerenregeling probeert

deze doelen te bereiken door het verlenen van een vergoeding, die dient als compensatie voor de

belemmeringen van natuurlijke handicaps. Er zijn vier verschillende typen probleemgebieden: 1)

berggebieden, 2) andere probleemgebieden, 3) gebieden met specifieke handicaps, en 4) gebieden met

milieubeperkingen vanwege de Vogel en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Sinds 2000 maakt de

bergboerenregeling deel uit van het EUplattelandsbeleid.

Ligging probleemgebieden

Op basis van natuurlijke handicaps onderscheidt Nederland vijf typen probleemgebieden: 1)

diepeveenweidegebieden, 2) kleinschalig zandlandschappen, 3) beekdalen en overstromingsgebieden, 4)

uiterwaarden, en 5) hellingen. De kaart van probleemgebieden in Nederland bestaat uit een groot aantal

‘vlekjes’ (figuur 1). De grootste concentratie vlekken wordt gevormd door de diepeveenweidegebieden in het

Groene Hart, gevolgd door de hellingen in ZuidLimburg en het kleinschalig zandlandschap in het oosten van

Friesland en het westen van Groningen. In totaal heeft Nederland zo’n 233.000 ha als probleemgebied

aangewezen, wat overeenkomt met circa 10% van het landbouwareaal. In vergelijking met ander EUlidstaten

is dat erg weinig: samen met België, Denemarken en Hongarije bevindt Nederland zich in een groep van

lidstaten, die minder dan een vijfde van het landbouwareaal als probleemgebied heeft aangewezen. De

meeste EUlidstaten hebben meer dan 40% van het landbouwareaal als probleemgebied aangewezen,

oplopend tot 100% in Luxemburg en Finland.

Koppeling aan agrarisch natuurbeheer

Nederland geeft een geheel eigen invulling aan het probleemgebiedenbeleid. Als enige EUlidstaat heeft

Nederland het passieve beheer van natuurlijke handicaps gekoppeld aan actief natuur en landschapsbeheer.

In de jaren zeventig is deze koppeling gelegd om de kosten voor agrarisch natuurbeheer te drukken: door

de bergboerenpremie als een basisbedrag in de beheersvergoeding op te nemen, konden de eigenlijke

kosten voor actief beheer omlaag. Deze koppeling betekent dat boeren alleen bergboer kunnen worden als

ze meedoen aan de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN). In 2006 werd slechts op een derde van

het begrensde areaal probleemgebied een bergboerenpremie ontvangen, aangevraagd door ruim 6.000

bergboeren. In 2007 is de koppeling beperkt losgelaten.

(2)

LEI, AgriMonitor, juli 2008 pagina 2

Figuur 1 Ligging probleemgebieden in Nederland, 2007

Bron: DLG.

Bijdrage bergboerenpremie aan inkomen varieert

Uit een enquête onder 60 ondernemers met een bergboerenregeling komt naar voren dat het aantal

hectares waarvoor een bergboerenpremie wordt ontvangen verschilt tussen de vijf typen probleemgebieden.

De ondervraagde bedrijven in de diepeveenweidegebieden en het kleinschalig zandlandschap krijgen

gemiddeld voor zo’n 40 ha een premie; in de uiterwaarden gaat het om zo’n 30 ha; en de bedrijven in de

beekdalen en op de hellingen vormen de hekkensluiter met gemiddeld 10 ha met een premie. Naar

schatting is de gemiddelde bijdrage van de bergboerenpremie aan het inkomen uit bedrijf het hoogst in de

diepeveenweidegebieden (18%), gevolgd door het kleinschalig zandlandschap (14%) en de uiterwaarden

(12%). In de beekdalen en overstromingsgebieden en op de hellingen beloopt deze bijdrage zo’n 3%. Drie

kwart van de ondervraagde boeren in de diepeveenweidegebieden en het kleinschalige zandlandschap vindt

dat de bergboerenpremie een positieve bijdrage levert aan de continuïteit van hun bedrijf, tegen ruim de

helft in de uiterwaarden en een kwart in de beekdalen en op de hellingen.

(3)

LEI, AgriMonitor, juli 2008 pagina 3

Natuurbeheer past in bedrijfsvoering

Uit de enquête blijkt verder dat veel boeren in de probleemgebieden van ‘hun landschap’ houden en de

natuurlijke handicaps in hun bedrijfsvoering hebben ingepast. Vanuit die houding staan ze ook positief

tegenover agrarisch natuurbeheer. Echter, veel ondervraagde boeren hebben aangegeven dat ze de wijze

waarop de verschillende overheidsinstanties de naleving van de voorwaarden van het SANcontract

controleren, zo frustrerend vinden dat ze stoppen met de SAN als hun huidig contract afloopt. Als de

koppeling van de bergboerenregeling aan de SAN in de toekomst gehandhaafd blijft, zijn ze hierdoor ook

geen bergboer meer.

Meer informatie:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

THE MODELLED RELATIONSHIPS AMONG VARIABLES MEASURING INFLUENCES AND OUTCOMES Of ESOPs AS PERCEIVED BY. INDEPENDENT VARIABLES UNIONS Trust Two-way communication

Thus the basic intention of the t-test was to establish whether managers and subordinates have different perceptions on management support, favourable work environment,

Daar word egter ook melding gemaak van die Kubung, 'n vertakking van die Rolong, w at hulle reeds teen die einde van die agtiende eeu in dieselfde om gewing gevestig

The seven TKIs within the Top Sector Energy are Offshore Wind, Gas, Switch2SmartGrids, EnerGO, Solar Energy and – shared with the Chemicals Top Sector – Biobased Economy and

McDonough (2000: 232) empirically found several factors to be associated with the performance of cross-functional product development teams, namely the quality of team leadership,

One of the main challenges of this design was to transfer data from the CMOS image sensor to the NAND ash memory device, while simultaneously downloading images from the NAND

Therefore, when DNA fragments differing by a single nucleotide change in their lowest melting domain are electrophoresed through denaturing gradient gels,

Since 2017, yearly training sessions of 5 Namibian graduates are organized collaboratively by the Universities of Namibia (UNAM), Leeds, and Oxford, the Botswana