• No results found

Een vreemde vogel uit het Eoceen van het Bekken van Parijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een vreemde vogel uit het Eoceen van het Bekken van Parijs"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 32(2),2011 34

Een

vreemde

vogel

uit het Eoceen

van

het Bekken

van

Parijs

Eddy Spijkerman

*

Inleiding

Naeen

uilgebreide

discussieen eenzoektochtop internet kwamertoch een

mogelijke detenninatierichting

boven water,

namelijk

bottenvan een

vogel,

De botten

zijn,

nel als dievan

vogels,

hol

(afb. 3),

maar dit kan ook het

ge-volg zijn

vanhel

fossilisalieproces.

Gezien degroottevande botten werder

gedacht

aande

loop-vogel

Gastornisparisiensis

Hebert,

1855. Deze

vogel

koneen

maximale

hoogte

bereikenvan ruimtweemeter

(afb. 5).

Toen dezestapeenmaalwas

genomenmoester

literatuuronder-zoek worden

uitgevoerd

omtoteen

goed

onderbouwde

de-terminatievande bottentekomen.

Historisch onderzoek naarGastornis

De

natuurkundige

Gaston Planté vond heteerstemateriaal in Meudon

(Ypresien,

Bekkenvan

Parijs. Frankrijk).

Dit mate-riaal is in 1855 beschreven doorIlébertonder denaam

Gas-tornisparisiensis. Helaas werd helmateriaal niet

afgcbeeld.

Lemoine heeft materiaal uit

Cemay-les-Reims (Ypresien,

Bekken van

Parijs, Frankrijk)

bestudeerdenin 1881

ge-publiceerd. Hij

heeft het zelfs

aangedurfd

om een

recon-structievande

vogel

temaken

(zie

afb.

6).

De

interpretatie

van Lemoinevanhet beschikbare

materi-aal is echter niet foutloos

gebeurd,

zois ermateriaalvan onder andere

reptielen

envissen door hem

toegekend

aan

Gastornis

(Martin,

1992) (zie

alb.7).Van de reconstructie

vanLemoine is dus

vrijwel

niets

overgebleven.

In mei 2010wasikvoor eencongres in het natuurhistorisch

museumin

Parijs

enkon ik

mijn

materiaal

vergelijken

met

hun materiaal uit de collectievanLemoinc. Deze

vergelij-king gaf

helaas

geenuitsluitselvoor een

goede

determinatie van

mijn

materiaal.

Gezien het

fragmentarische

karaktervanhet materiaalvan

Gastornis dattevens onvoldoende is beschreven heeft dit

geresulteerd

ineenindrukwekkende

lijst

met

synoniemen.

Eeneerste

noodzakelijke

revisie is reeds

uitgevoerd

(Au-dors, 1992),

maar erisnogvoldoende werkaantedoen.

In tabel 1 op

pagina

37staateenoverzicht van

Europese

voorkomensvanGastornis.

Tijdens

het determinerenvan

mijn

collectievande

vind-plaats bij Pourcy (Ypresien,

Bekkenvan

Parijs, Frankrijk)

blevener een tweetal bottenover

(atb.

1,2en3)waai van

op datmomentniet

duidelijk

wasvanwelk dierze

afkom-stig

waren.

In

januari

2009

ging

ik op bezoek

bij Freddy

van Nieulan-deom

mijn

collectie molluskenvan

Pourcy goed

opnaam

tclaten

brengen.

Na

gedane

zaken werd ik in

zijn

omvang-rijke

collectie

rondgeleid.

In éénvan

zijn

lades

lag

eenbot

(afb.

4)uit Cuis

(Ypresien,

Bekkenvan

Parijs, Frankrijk)

dat heel sterk

lijkt

op

mijn

botvan

afbeelding

2. Dit bot werd

allervriendelijkst

in bruikleen gegevenomdeze

na-dertebestuderen, later is dit botaan

mij gedoneerd,

om-dat hel beter in

mijn

collectiezou passen.

1 Eerste onbekend bot uitPourcy (collectie Spijkerman),

2 Tweede onbekend bot uitPourcy (collectie Spijkerman). 3 Distale (=zij)aanzicht van hetbotvanafbeelding2. 4 Derde onbekend bot uit Cuis (collectieVan Nieulande).

5 Silhouetten vandiverse fossieleenrecente loopvogels (uitWitmer etal., 1991, fig.11),

(2)

In het Eoceenvan de VS komen

vergelijkbare

fossielen

voordie

zijn

beschreven onderhet

geslacht Diatryma Cope,

1876.

Volgens Mlikovsky (1995)

is

Diatryma (Ypresien

-Lutetien)

eenandere

geslacht

dan GastornisHébcrt, 1855

(Thanelien

-

Ypresien),

maar Buffetaut

(1997, 2008)

ziet

Diatryma

alseen

junior synoniem

vanGastornis.

Tijdens

het Paleoceenwas er een

landbmg aanwezig

tus-sen

Europa

enNoord-Amerika

(West

etal., 1977 &

1978).

Primitieve

paarden migreerden

vanuit

Europa

naar Noord-Amerika

(Hooker,

1994),

het is zeer

goed

mogelijk

dat

ze werden

gevolgd

doorroofdieren,zoals Gastornis

(zie

verderop

in dit

verhaal).

Gastornisis in

mijn opinie

gedu-rende het Thanetien in

Europa

ontstaan envia deze

land-brug tijdens

het

Ypresien

naai'Noord-Amerika

gemigreerd

entotslot zowel in

Europa

als in Noord-Amerika in het Lu-tetien

uitgestorven.

Om deze redenen denkik,netals

Buf-fetaut,

dat

Diatryma

een

junior synoniem

isvanGastornis.

Een grootvoordeelvanhet Amerikaanse materiaal is dat

erveel meervan is

gevonden,

inclusief

redelijk

comple-te skeletten,enhet materiaal beter is beschreven

(Andors,

1991enMatthewetal.,

1917), waarbij

meteeneennieuwe

reconstructie is

gemaakt (zie

afb.

8).

Determinatievanhet materiaal

Na deze

uitgebreide speurtocht

in de literatuur is het

mo-gelijk

om een

goede

determinatieaan de onbekende

bot-ten te

hangen.

7 Van dedoor Lemoine gedetermineerdebotten(links) bleef

narevisie maar eenbeperktaantal bottenover(rechts) (uit

Martin, 1992,fig. 12). 6 Lemoine'sreconstructievanGastornis(uit Buffetaut, 1997, fig, 1).

8 Reconstructie van uit de VS(uitMatthewetal., 1917, fig. 1).

(3)

AFZETTINGEN WTKG 32(2), 2011 36

Heteerstebot

(zie

afb.

1,

pag.

34)

heeft vanaf de onderkant

gezien enigszins

een

robuuste, rechthoekige

vormdie doet

deukenaan een

gedeelte

van eenrib

(zie

alb.

9).

Detweeandere botten

(zie

afb. 2en4,pag.

34) lijken

heel sterk op een

proximale

uiteindevan eenrechter huinerus

(opperannbeen) (zie

afb. 10).Dit uiteinde zit

bij zoogdieren

in de

richting

vanhel schouderblad. De huinerus die Martin afbeeldt is echter kleiner dan

mijn

twee

exemplaren,

moge-lijk

is

zijn

huinerus

afkomstig

van een

juveniel exemplaar.

Leefwijze

van Gastornis

Van Gastornis

zijn

ook

complete

schedels

gereconstrueerd

(zie

afb.

11),

waarmeehet

mogelijk

moet

zijn

omhun dieet

enhun

uiterlijke

kenmerkente reconstrueren.

Na

bestudering

vande onder-enbovenkaakvanGastornis,

in

vergelijking

metdievanrecente

vogels (Witmer

et

al.,

1991),is het

waarschijnlijk

dat Gastornis eengrote

bijt-kracht in

zijn

kaken

had,

deze kaken

zijn goed

bruikbaar

omop

zoogdieren

te

jagen (zie

afb.

13).

De

volgende

stapis het makenvan eenreconstructie van

het

uiterlijk

vanhet dier.

Vogels

hebben

natuurlijk

veren,

loopvogels

hebben deze verenechter nietmeer

nodig

om

te

vliegen

en

ontwikkelden,

net alsrecente

loopvogels,

haai-achtige

veren.Deze

zijn mogelijk

als fossiel terugge-vonden in het onder Eoceen vanNoord-Amerika

(Cocke-rell,

1923).

Deze informatie is verwerkt ineen

reconstruc-tie

(zie

alb,

12),

maar er

zijn natuurlijk

weleenaantal

aan-names

gemaakt

totdat hiervoormeer

bewijs

is

gevonden.

Het

herkenningsproces

van het materiaalvanGastornis

parisiensis Hébert, 1855 iseen

bijzonder bevredigend

ge-heelgeweestenheeft

geleid

totnieuwe inzichten in de

fau-na

samenstelling

vanhet

Ypresien

uit het Bekkenvan

Pa-rijs (Frankrijk).

(uitMatthewetal., 1917, pl.28), 10 Een rechter humerusvan

9 Ribbenvan Gastornis

(uitMartin, 1992, fig.3 A

+B).

11 De schedel van

Gastornis

(uitWitmer etal., 1991, fig,10B), 12

Gastornis

inzijn leefomgeving(uitMatthew etal., 1917,pl,33). Gastornis

enzijnmogelijkeprooidieren (op schaal)

(uitWitmer etal., 1991, fig. 13). 13 Gastornis

(4)

Dankwoord

Allereerst wil ik

Freddy

vanNieulande

(Nieuw-en-St.

Joos-land)

bedankenvoorhet iu bruikleen

gevenenlater doneren van

zijn

bot uit Cuis. Verder wil ik Eric Mulder

(Museum

NaturaDocet,

Denekamp)

bedankenvoorde

uitgebreide

discussie,

die tenslottetotde determinatie heeft

geleid,

en het kritisch doorlezenvaneerdere versiesvandit verhaal.

Tot slot wil ik Jan den Blaauwen

(Amsterdam)

bedanken

voorhet

fotograferen

vanhet materiaal.

Literatuur

Andors, A.V., 1992,

Reappraisal

of the Eocene

ground

bird

Diatryma

(Aves:

Anserimorphae).

-In;

Campbell,

K.E.

(ed.). Papers

in Avian

Paleontology

honoring

Pierce

Brodkoso, Science series,Natural

History

Museum of Ix)s

Angeles

county,nr.36: 109-125.

Berg,

D.E.,1965. Nachweis des

Riesenlaufvogels Diatryma

im EozanvonMessel beiDarmstadt,Hessen. -

Notiz-blad des hessischen Landesambt ftir

Bodenforschung,

vol. 93; 68-72.

Bufiétaut, E., 1997. New remains of the

giant

bird Gastor-nis from tlie upper Paleocene of theeastemParis Basin and the

relationships

betweenGastornisand

Diatryma.

-Neues Jahrbuch fur

Geologie

und

Palaontologie,

Monats-hefte,nr. 3: 179-190.

Buftétaut, E., 1997. L’OiseaugéantGastornis:

interprétati-on,reconstitutionet

vulgarisation

de fossiles inhabituels dans la France du XIXc siècle.- Bulletin de la Société

Géologique

deFrance,t.168,nr.6: 805-811.

Buftétaut, E.,2008. First evidence of the

giant

bird Gastor-nisfrom Southern France:atibiotarsus from the lower

Eocene of

Saint-Papoul (Aude,

Southern

France).

-

Oryc-tos, vol. 7; 75-82.

Cockerell, T.D.A., 1923. The

supposed plumage

of the

Eo-cenebird

Diatryma.

-American MuseumNovitates,nr.

62,4p.

Dolk», L.,1883. Notesurla

présence

duGastornisedwardsii,

Lemoine dans l’assise inférieur de

l’étage

Landenien,a

Mesvin, présMons.-Bulletin du Musée

Royal

d’Histoire

naturelle de

Belgique,

vol, 2: 297-305.

Fischer, K., 1962. Der

Riesenlaufvogel Diatryma

ausder Eozanen Braunkohle des Geiseltales.-Hallesches

Jalir-buch fur mitteldeutsche

Erdgeschichte,

vol. 4: 26-33.

Fischer,

K.,1978. Neue Reste des

Riesenlaufvogels

Diatry-maaus dem Eozan des Geisentales bei Halle

(DDR).

-Mitteilungen

ausdem

Zoologischen

Museum in Berlin 54

supplement

Annalen ftir

Ornithologie,

nr.2:133-144.

Harrison,C.J.O. & C.A.Walker,1977. BirdsoftheBritish

lo-werEocene.-

Tertiary

Research

special

paper,nr.3,52p.

Hébert, M., 1855 Notesinle tibia du Gastornis parisien-sis.-

Comptes

Rendus Hebdomadaires des séances de

FAcadémie desSciences, Paris, vol. 40: 579-582.

Hébeit, M., 1855. Note surle fémur du Gastornis pari-siensis. -

Comptes

Rendus hebdomadaires des séances

de FAcadémie desSciences, Paris, vol. 40; 1214-1217.

Hooker, JJ., 1994. The

beginning

of the

equioid

radiation.

-Zoological

Journal oftheLinnean

Society,

vol. 112:29-63.

Lemoine, V., 1881. Sur le Gastornis edwardsiietle Re-miornis heberti de I’Eocene inférieur des environs de Reims.-

Comptes

Rendus Hebdomadaires des séances de

1 'AcadémiedesSciences, Paris,vol.93,nr.26:1157-1159.

Martin, L.D., 1992. Thestatus of the late Paleocene birds Gastornis and Remiornis.-In:

Campbell,

K.E.

(ed.).

Pa-pers in Avian

Paleonlology honoring

PierceBrodkorb,

Scienceseries,Natural

History

Museum of Los

Ange-les

counly,nr. 36: 97-108.

Matthew,W.D. &

dranger,

W. (1917)The skeleton of

Di-atryma,a

gigantic

bird front the lower Eocene of

Wyo-ming.

Bulletin ofthe American Museum ofNatural

His-tory.vol. 37: 307-327

Mayr,

G,,2007. The birds front the Paleocene fissure

filling

of Walbeek

(Gemtany).

-Jomnal ofVertebrate

paleon-tology,

vol.27, nr.2: 394-408.

Tabel 1. Europese voorkomens van Gastomis Tabel 1. Europese voorkomens van Castornis

Vindplaats Etage Auteur

Berru(F) Thanetien Buffetaut(1997)

Walbeek (D) Thanetien Mayr (2007)

Mesvin(B) Thanetien Dollo (1883)

Cemay-les-Reims (F) Ypresien Lemoine (1881)

Meudon (F) Ypresien Hébert(1855)

Saint-Papoul (F) Ypresien Buffetaut(2008)

Croydon (GB) Ypresien Harrison & Walker(1977)

Messel (D) Lutetien Berg (1965)& Morloetal. (2004)

(5)

AFZETTINGEN WTKG 32(2),2011 38

Mlikovsky,

J., 1995.

Tertiary

Avian faunas of

Europe.

-Acta

Universitatis Carolinae

Geologica,

vol. 39: 777-818.

Morlo, M., S,Schaal,G.

Mayr

& C. Seiffert,2004.An

an-notated taxonomie list of the middle Eocene(MP 11)

vertebrata ofMessel.-Courier Forsch. Institut

Sencken-berg,

vol. 252: 95-108.

Newton, E.T., 1886. On the remains ofa

gigantic species

of

bird(Gastornis klaasseni,n.

sp.)

from the lowerEocene bedsnear

Croydon.

-Transactions ofthe

Zoological

So-ciety

ofLondon,vol. 12,nr.5: 143-160.

Owen,R,, 1856. On the affinities of the

large

extinct bird

(Gastornis parisiensis,

Hébert),indicated

by

afossil fe-murand tibia discovered in the lower Eocene formation

nearParis. -

Quarterly

Journalof the

Geological

Socie-tyofLondon,vol. 12: 204-217.

West, R.M & M.R.Dawson, 1977. Mammals from the

Pa-laeogene

of the Eureka Sound formation: Ellesmere

Is-land,Arctic Canada.- Géobios mémoire

special,

nr.

1;

107-124.

West,R.M.&M R,Dawson, 1978. Vertebrate

Paleontology

and the Cenozoic

History

of the North Atlantic

Region.

-

Polarforschung,

vol.48,nr. 1/2: 103-119.

Witmer,L.M. & K.D.Rose,

1991.

Biomechanics of the

jaw

apparatusof the

gigantic

Eocene bird

Diatryma:

impli-cations tbr diet and mode of life. -

Paleobiology,

vol. 17, nr.2:95-120.

*Eddy Spijkerman,

Zonnelaan50-1, 1561 ESKrommenie,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het doorgaan met gooien heeft echter ook een risico: als bij een worp één big op zijn linkerzij valt én de andere big op zijn rechterzij, moet de speler stoppen en is hij alle

In figuur 1 is een staafdiagram getekend van het aantal heupbreuken per jaar, zowel per 1000 mannen als per 1000 vrouwen voor

Ik koos uiteinde- lijk voor interieurarchitectuur, maar het is niet mijn bedoeling om almaar nieuwe dingen te ont- werpen die mensen doen consu- meren.. Als ontwerper heb

De arts heeft nu met u besproken dat dit materiaal weer verwijderd gaat worden tijdens een operatie.. In deze folder leest u hier

commentatoren het eens zijn over de afbakening van de tekst. Ze vinden deze over het algemeen zo vanzelfsprekend dat zij haar niet uitleggen maar meteen verder gaan met de

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

ik heb een veer ik heb een vin ik zwem in een meer ik loop in de wei ik vlieg. ik

Tach moet het mogelijk zijn om ook daar meer krilisch begrip te wekken voor het inzicht, dat de waardigheid van de mens en het grondrecht van menings- uiting en