AFZETTINGEN WTKG24(1), 2003 15
Lapilli
LarsvandenHoek+Ostende
Vervelleneen
probleem
voor trilobieten?Het vervellenvan
geleedpotigen
is wel beschreven alseen “steedsterugkerende
crisis”. Het is dan ook niet niets. Als hetuitwendig
skeletteklein isgeworden,
moethet wor-denafgeworpen
omhet dier de ruimtetegevenomverderte
groeien.
Diegroeistuip
betekentwel dat het dier het eentijdje
moet doen zonderzijn
beschermendepantser.
Van recente
geleedpotigen
isbekend,
dat deze onbe-schermde fasealtijd
veel slachtoffers eist. Vervellen is eennoodzakelijk kwaad,
enhet is zaak dat datgoed
gere-geld
is.Volgens
Brandt, was datbij
trilobieten mindergoed geregeld
danbij
de modernekreeftachtigen.
En dat zouhuneenevolutionair nadeel hebben gegeven.Bij
modernekreeftachtigen
verloopt
devervelling altijd
volgens
eenvastpatroon.Bij
trilobieten is dat niet zo. Zelfs binneneensoortkan somsdevolgorde
vanhetaf-stotenvanhetpantserverschillen.
Om deze
gedachtegang
krachtbij
tezetten,keek Brandtnaar de
gemiddelde
levensduurvan trilobieten meteenlang
enmeteenkort middenstuk. Als hetborstgedeelte
kortis, zijn
erminderproblemen
te verwachtenbij
het vervellen. Het bleek inderdaad datgemiddeld dergelijke
trilobieten hetlanger
uithielden dandegene
dieeenlang
borststuk hadden. Aan de anderekant kwamen trilobieten meteen
lang
borststukvoortotophet eindvanhetPerm,
duskennelijk
was het nadeelvan deingewikkeldere
vervelling
nietzoerggroot.Een tweedetest,waarbij
ge-keken werd ofvormenmeteenstekelig
pantserhet min-dergoed
deden danvormenmeteenglad
pantser,leverdegeen
duidelijke
resultaten op.Terwijl je
zouverwachten datornamentatietoch ook denodige
extraproblemen
zou gevenbij
het vervellen.Ergens
doet de redenatievan Brandt medenken aande oudepopulaire
literatuurover dinosauriërs. Daarin werdaltijd benadrukt,
dat dezereuzenreptielen
eenonwaar-schijnlijk
kleineherseninhoud hebben. Door dattebena-drukken,
creëerje impliciet
het ideedateriets miswasmeteengroep,endat het nietmeerdan
logisch
is datzezijn uitgestorven.
Dat is ouderwets denken. Door evolutiezijn organismen
zogoed mogelijk aangepast
aan hunomgeving. Kneusjes
bestaan niet in denatuur,wantals eenbouwplan
nietvoldoet,
dan wordt datonherroepelijk
afgestraft.
Ik
begon
met tezeggen dat de trilobieteneensuccesvollegroepwaren. Immers hieldenzehet ruim 300
miljoen jaar
uit enbereikten ze een enormevormenrijkdom.
Een in-consequentevolgorde
vanvervellenlijkt
weleenergver-gezocht
idee omde afname in de diversiteitteverklaren. Wat maakt het uit hoeje
een nieuwpantserkrijgt,
alsje
hetmaarkrijgt.
En als hetmaarisuitgehard
voordat devolgende predator je schuilplaats
heeft ontdekt. Wat dat betreft is een losseopmerking
in het artikel van Brandtveelzeggend.
Niet alleen hadden de trilobieten geenvastvervellingspatroon,
zehadden ook nogeencalcietskelet. En datkost meertijd
omuitteharden daneenpantservan chitine. Alsje
dan toch wilt zoekennaar eenzwakte in delevenscyclus
vantrilobieten, lijkt
dateenveel groter na-deel dan variatie in dewijze
vanvervellen.Devonisch Risk
In het
aardrijkskundelokaal
vanmijn
oude schoolhing
eengrote tijdschaal.
Hetwaszo’ntypische schoolposter.
Links stond destratigra-fische kolom metdeouderdommenenhet midden werd
gesierd
doorlandschapreconstructies
van alleperioden.
Metnamedeoerlelijke Tyrannosaurus
die centraal stond in hetKrijt
staatmij
nog
levendig
voorogen. Rechts ston-den dan debelangrijkste ontwikkelingen
van het leven.Bij
het Devoon werd vermeld datgewervelden
het land veroverden. Ditwarende oudstetetrapoden,
reuzenamfi-bieën die ookophet land leven konden. Het
lijkt
wel Risk. Maar de vraag isnatuurlijk:
Welk land veroverdenzedan? In detijd
dat deschoolplaat gemaakt werd,
zouhet ant-woord op de vraag zondermeerzijn
geweest:Europa
enAmerika,
toennogverenigd
ineencontinent. Maar zoalszo
vaak, blijkt
datdeelseenartefact tezijn
veroorzaakt door het verzamelen. Westersewetenschappers
doen het meesteonderzoekaan vondstendichtbij
huis, waardoor AmerikaenEuropa oververtegenwoordigd zijn
in de fossil record. DatEuramerikaniet hetenige
continentwas dat door deeerstegewervelde
landdierenveroverdwerd,werd Trilobietenwaren geen laatbloeiers.Integen-deel. Deze succesvolle groep
geleedpotigen
uit hetPaleozoïcum bereikten huntop
in aantalendiversiteit al direct in het CambriumenOrdovicium.Na een massa-extinctieaanhet eindvanhetOrdovicium,
washun aan-deel in de Paleozoïsche fauna’s aleen stuk minder. Diegeschiedenis
herhaaldezich,
enbij
elkeuitstervingsgolf
keerdenweermindervormen terugom deplaats
vanhunvoorgangers intenemen.
Op
hetlaatst,
in hetPerm,
was ernogmaaréén familieover.Om het tanendesuccesvantrilobietente
verklaren,
is welgesuggereerd
datzeproblemen
hadden met het toene-mende aantalpredatoren
in deloop
vanhet Paleozoïcum. Maar op zich laat deterugval
vanjuist
de trilobietenzich niet alleenmeteentoenemendepredatie
verklaren. Daar had immers al het leven in de Paleozoïsche zeeën lastvan. DeAmerikaansepaleontologe
Danita Brandt heeftzohaar ideeënwatermiszoukunnenzijn geweest
metde trilo-bieten.Volgens haar,
zathet hem in hetvervellingsstadium
AFZETTINGEN WTKG24(1), 2003 16
al zo’n kwarteeuw
geleden duidelijk.
Toen werd in Au-straliëMetaxygnathus gevonden.
Datbetekentdus datookop Gondwana in het Devoon al
gewervelden rondliepen.
Sinds
vorig j
aarheeftnuook Aziëeenvroegegewervelde
landbewoner(lit. 2).
De
vondst,
die injuli
2002 in noordwest China werdge-daan,
laatmaar weer eenszien datspectaculaire
vondsten nietnoodzakelijkerwijs
ookprachtige
fossielenzijn.
Hetenige
wat vanSinostega pani
tot dusvergevonden is,
is eenonooglijk,
zo’nzevenCentimeterlang
stukvande lin-ker onderkaak. Maar dat is op zich genoeg. Hetprearti-cularevandeze dierenvertoontvoldoendekenmerkenom hetvan
zijn voorouders,
delobvinnige
vissen,
teonder-scheiden,
zodat de nieuwe vondst metzekerheidaan eentetrapode
kan wordentoegeschreven.
Het is zelfs genoeg om eenvergelijking
temakenmetde anderevroegetetra-poden.
Endaarbij
kwamen dewetenschappers
toteen ver-rassendeconclusie.Tijdens
het Laat Devoonlag
China dichtbij
de noordkust van Gondwana. Daardoorzouje
verwachten dat het wel veel
gelijkenissen
zou vertonen metde AustralischeMetaxygnathus.
MaarSinostega lijkt
juist
meerop het Amerikaansegeslacht Acanthostega.
De nieuwe vondst laat zien dat de
verspreiding
van de vroegstetetrapoden
zeersnel isverlopen. Vooralsnog
ziet heternaaruit dat het eerstecontinent dat veroverd werd inderdaad Euramerikawas.Daar vindenwein iedergeval
de oudstevondsten ende grootste diversiteit. Maar de vondsten uit ChinaenAustraliëzijn
maarvijf
tot tienmil-joen jaar jonger.
Dus moeten de andere continenten van-uit hetbruggenhoofd
in Euramerika verrassend snelzijn
veroverd.Dit
geeft
ookmeteen eenaanwijzing
overdeleefomgeving
van de eerstetetrapoden.
Erwas al eensgesuggereerd
dat de oudstelandgewervelden kustgebieden
bevolkten. De nieuwe vondst isdaareenbevestiging
van. Omgemakkelijk
naarandere continententekomen,
moetje
immers dekustgebieden
onder controle hebben. Dat kaniedere
Riskspeler je
vertellen.Literatuur
1
Brandt,
D.S.,2002.Edysial efficiency
andevolutionaiy
efficacy
among marinearthropods:
implications
for trilohitesurvivorship. Alcheringa 26,
p.399-421. 2Zhu,
M.,P.E.Ahlberg,
W. Zhao & L.Jia,
2002.Palae-ontology:
First Devoniantetrapod
ffom Asia. Nature420,
p. 760-761.*Larsvanden Hoek
Ostende,
Naturalis, Postbus9517,
2300 RALeiden,e-mail:Hoek@naluralis.nnm.nl
Conus adversarius tryoni Heilprin1ö<31 Florida