• No results found

Cultural proximity in African news. Een studie naar de berichtgeving over Frankrijk, Senegal en Algerije in Malinese nieuwsmedia

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Cultural proximity in African news. Een studie naar de berichtgeving over Frankrijk, Senegal en Algerije in Malinese nieuwsmedia"

Copied!
186
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Cultural proximity in African news

Een studie naar de berichtgeving over Frankrijk, Senegal en Algerije in Malinese

nieuwsmedia

Scriptie MA Journalistiek en media Docent: Pauline van Romondt Vis Universiteit van Amsterdam

15/02/2017

Auteur: Mira Sys

Studentnummer: 10563547 mira.sys@hotmail.com

(2)

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Theoretisch kader 6 2.1 Nieuwsframes 6 2.2 Culturele nabijheid 12 3. Methode 18

3.1 Krantenartikelen over drie landen 18

3.2 Verzameling artikelen 20 3.3 Inductieve inhoudsanalyse 21 4. Resultaten 26 4.1 Telling 26 4.2 Framinganalyse 27 5. Conclusie 58 6. Bibliografie 65 7. Bijlagen 71

(3)

3 1 Inleiding

“La France organisera sa 2e Coupe du monde”, “Afrique-France: les hommes d’affaires

ouvrent des pistes pour le decollage des entreprises”. Kijkend naar de voorpagina van de website van de Malinese staatskrant L’Essor, zijn de nieuwsberichten over Frankrijk niet te missen. Het tweede artikel, over Franse en Malinese zakenmannen, is zelfs een van de meest gelezen op de website (essor.ml): meer dan 45.000 keer.

Dat inwoners van een globaliserende wereld meer nieuws binnenkrijgen van overzees, is niet zo gek. Kijk maar naar Engeland en de Verenigde Staten: in Engeland volgen ze elke beslissing van president Donald Trump op de voet. Dat komt omdat ze zich door hun

verwante culturen betrokken voelen bij wat er in de VS gebeurt (Harcup & O’Neill, 2001, p. 263). Dit fenomeen wordt ook wel ‘culturele nabijheid’ genoemd (Galtung & Ruge, 1965, p. 67). Landen die geografisch ver uit elkaar liggen, kunnen namelijk alsnog een sterke culturele band met elkaar hebben. Culturele nabijheid kan onder andere worden bepaald door een gemeenschappelijke taal te spreken, een gemeenschappelijke religie aan te hangen of dezelfde etniciteit te hebben (Boisso & Ferrantino, 1997; Frankel, 1997; Melitz, 2008; Wong &

Woodberry, 2014).

Een grote culturele nabijheid tussen landen zou tot gevolg kunnen hebben dat ze op een positievere manier over elkaar berichten. Landen die cultureel ver uit elkaar liggen, zouden dan weer negatief naar voren dreigen te komen in elkaars berichtgeving, door bijvoorbeeld terug te vallen op stereotypen (Mann, 1999). Zo trok Mughees-uddin in 1995 (zoals geciteerd in Saleem, 2007, p. 145) de conclusie dat de Verenigde Staten en andere westerse landen Iran vaak portretteerden als een terroristisch of fundamentalistisch land. Dat had vooral te maken met het feit dat Iran een islamitisch land is, en dus ver afligt van de christelijke cultuur in het westen. De westerse media zetten volgens Mughees-uddin hun eigen christelijke cultuur neer als een symbool van vrije markt en tolerantie. Een dergelijke manier van gebeurtenissen weergeven, waarbij er bepaalde kaders aan de lezer worden uitgereikt om die berichtgeving te interpreteren, wordt ook wel ‘framing’ genoemd (Ardèvol-Abreu, 2015, p. 707).

Culturele nabijheid wordt ook bepaald door een gedeeld koloniaal verleden tussen landen. In landen met een gedeeld koloniaal verleden spreken ze namelijk vaak dezelfde taal en hebben dezelfde instituties, wat een gevoel van culturele nabijheid kan creëren (Wong & Woodberry, 2014, p. 5). De verwachting in dit onderzoek is echter dat een vroegere

(4)

4

een land dat vroeger overheerst werd door dezelfde kolonisator. Die eerste delen namelijk vaak ook een pijnlijk verleden van oorlog en geweld en kennen veel verschillen. Zo hebben Frankrijk en Mali bijvoorbeeld allebei het Frans als voertaal en delen ze dezelfde soort instellingen, maar verschillen ze heel erg als het gaat om religie, etniciteit en rijkdom van het land (gebaseerd op BNP). Het overgrote deel van de bevolking van Mali is zwart en moslim (Maes, 2018; CIA, 2018), terwijl in Frankrijk het grootste deel van de bevolking wit en katholiek is (CIA, 2018). Ook is Mali een stuk armer dan Frankrijk (IMF, 2017). Het

nominaal BNP wordt voor 2017 geschat op 14.344 miljard dollar, waarmee ze op plaats 119 van de 191 op de wereldranglijst staan, en dat van Frankrijk op 2.420.440 miljard dollar, waarmee ze zevende staan op dezelfde lijst.

Dit onderzoek kijkt daarom naar hoe een gedeeld koloniaal verleden, en in het

verlengde daarvan de culturele nabijheid tussen landen met een koloniaal verleden, zich uit in de berichtgeving. Daarbij wordt gekeken naar het verschil in berichtgeving tussen vroegere kolonisator en gekoloniseerde, Mali en Frankrijk, maar ook tussen Mali en andere landen die door eenzelfde kolonisator overheerst werden: Algerije en Senegal. Er wordt zowel gekeken naar hoe vaak in Malinese artikelen bericht wordt over de drie landen, als op welke manier. Dat laatste gebeurt door ‘frames’ af te leiden via een inductieve inhoudsanalyse.

De volgende vraagstelling wordt gehanteerd: hoe uit culturele nabijheid zich in de Malinese berichtgeving over vroegere kolonisator Frankrijk en vroegere Franse kolonies en buurlanden Senegal en Algerije?

a) Hoe vaak wordt er bericht over Frankrijk?

b) Hoe vaak wordt er bericht over buurlanden Senegal en Algerije? c) Met welke frames wordt er bericht over Frankrijk?

d) Met welke frames wordt er bericht over Senegal en Algerije?

In dit onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten koloniale relaties, terwijl die koloniale relaties in de meeste onderzoeken als vanzelfsprekend bij elkaar worden genomen. De frames die gebruikt worden voor Frankrijk, Algerije en Senegal geven een inkijk in de relaties die Mali met die landen onderhoudt. Daarnaast levert het onderzoek een bijdrage aan de diversiteit in de literatuur binnen het veld van Journalism Studies. Er is in dit veld namelijk sprake van een onderrepresentatie van onderzoek naar Afrikaanse

journalistiek (Wahl-Jorgensen & Hanitzsch, 2009, pp. 13-14) en van een overrepresentatie van onderzoek naar westerse journalistiek (Wasserman & De Beer, 2009, pp. 429-436).

(5)

5

Daardoor lijkt het bijvoorbeeld bij framingonderzoek alsof de blik van westerse landen op andere landen belangrijker is dan de Afrikaanse blik op andere landen. In dit onderzoek worden daarom geen westerse, maar Malinese frames bestudeerd.

In het eerstvolgende hoofdstuk worden de theoretische concepten ‘nieuwsframing’ en ‘culturele nabijheid’ besproken. Daarbij wordt ook uitgelegd hoe ik dit onderzoek ga voeren vanuit een westerse achtergrond, zonder dat die achtergrond allesbepalend is voor het onderzoek. In het derde hoofdstuk wordt nog iets verder ingegaan op dat thema, en worden tegelijk de methodes die gebruikt worden in dit onderzoek besproken: inductieve

inhoudsanalyse en telling. In hoofdstuk vier volgen de resultaten van die telling en analyse, en wordt vooral uitgebreid ingegaan op de onderbouwing van de gevonden frames. Tenslotte worden in het vijfde hoofdstuk de volgende conclusies getrokken: wanneer er sprake is van culturele nabijheid met een ander land, betekent dat niet noodzakelijk dat dat land ook als bondgenoot wordt gezien of dat er vaker over bericht wordt. Daarnaast heeft een verschil in berichtgeving ook te maken met de keuzes en belangen van de krant zelf. Deze conclusies worden vervolgens in datzelfde hoofdstuk ter discussie gesteld. Ook suggesties voor eventueel vervolgonderzoek worden in hoofdstuk vijf gedaan.

(6)

6 2 Theoretisch kader

In dit hoofdstuk worden de theoretische concepten ‘nieuwsframing’ en ‘culturele nabijheid’ uitgewerkt. Eerst wordt het concept ‘nieuwsframing’ theoretisch gesitueerd, daarna wordt beschreven hoe het concept in dit onderzoek geïnterpreteerd wordt en waarom het belangrijk is om een keer niet naar westerse frames te kijken. Vervolgens worden enkele relevante voorbeelden gegeven van framingonderzoek naar Malinese nieuwsmedia.

Het concept ‘culturele nabijheid’ wordt daarna gesitueerd in de context van

nieuwswaarden, vervolgens wordt beschreven welke factoren de culturele nabijheid tussen twee landen bepalen en tenslotte wordt er wat dieper ingegaan op een van die factoren: het gedeelde koloniale verleden.

2.1 Nieuwsframing

Framing is een manier om elementen in een verhaal zo te benadrukken, dat een bepaalde interpretatie van dat verhaal meer nadruk krijgt dan een andere. De term ‘framen’ is echter een modewoord geworden, en wordt vaak te pas en te onpas gebruikt (Saleem, 2007, p. 133). De framingtheorie is dan ook zo uiteenlopend, dat hij toegepast kan worden op onderwerpen uit onder andere de reclamesector, de politiek en de media. Dit onderzoek focust zich op framingtheorie in het laatste veld: de media. Ook hier is de framingtheorie echter niet eenduidig, zo blijkt uit de volgende theoretische uiteenzetting.

Een van de belangrijkste figuren in de framingtheorie over media was Robert Entman. In 1991 deed hij onderzoek naar de frames die gebruikt werden in de berichtgeving over het neerschieten van een Koreaans en Iraans vliegtuig in Amerikaanse nieuwsmedia. Het eerste vliegtuig werd door Rusland uit de lucht gehaald, het tweede door de Verenigde Staten. Entman ontdekte dat de frames om beide gebeurtenissen te omschrijven heel verschillend waren, ondanks de vergelijkbare gebeurtenissen. Het neerhalen van het Iraanse vliegtuig door de VS werd omschreven als ‘een technisch probleem’ in Amerikaanse nieuwsmedia, en in diezelfde media werd er over het neerhalen van het Koreaanse vliegtuig door de Russen gesproken met een enorme morele verontwaardiging. Dit was een belangrijke ontdekking in de geschiedenis van framingtheorie, omdat die bevestigde dat media niet objectief verslag doen van een verhaal, maar dat media van ieder land een eigen versie van een verhaal vertellen, die de eigen waarden en belangen reflecteert.

(7)

7

Frames - ook nieuwsframes, zoals Entman (1993) met een voorbeeld illustreert – definiëren volgens hem een probleem, analyseren de oorzaken ervan, geven morele oordelen en dienen oplossingen aan. Hij waarschuwt echter dan al dat er geen omlijnde definitie voor framen bestaat. Hij hanteert zelf in 2007 de volgende definitie voor (nieuws-)framing:

“We can define framing as the process of culling a few elements of perceived reality and assembling a narrative that highlights connections among them to promote a particular interpretation.” (Entman, 2007, p. 164)

Deze definitie maakt duidelijk wat frames zijn, maar blijft nogal vaag als het gaat om hoe frames door het publiek gebruikt worden. Ardèvol-Abreu (2015, p. 707) maakt dat wel duidelijk in de definitie die hij gebruikt om frames te omschrijven, een definitie die ook in dit onderzoek aangehouden zal worden:

“News stories are textual and visual constructions developed around a central axis of thought, a certain perspective (frame) created by journalists that provide a framework which the public will use in order to interpret the message.”

In zijn onderzoek (Ardèvol-Abreu, 2015) naar frames over internationale rampen in Spaanse nieuwsmedia, gebruikt Ardèvol-Abreu de standaardframes van Semetko en Valkenburg (2000) als basis. Die laatste twee onderzoekers definieerden vijf standaardframes aan de hand van een literatuurstudie, die ze vervolgens kwantitatief verifieerden: het

verantwoordelijkheidsframe, het conflictframe, het economische gevolgenframe, het human interestframe en het moraliteitsframe (Semetko & Valkenburg, 2000, p. 93). Ardèvol-Abreu (2015) laat in zijn onderzoek echter zien dat de standaardframes van Semetko en Valkenburg (2000) niet voor ieder onderzoek geschikt zijn, doordat hij er zelf nog enkele aan toe moest voegen en weg moest laten. Standaardframes kunnen dus een goede richtlijn zijn, maar moeten niet blindelings op ieder corpus worden toegepast.

Regelmatig wordt toch uitgegaan van bestaande frames om onderzoek te doen, omdat inductief onderzoek erg arbeidsintensief is (e.g. Semetko en Valkenburg, 2000). Daardoor mist echter de nuance die kwalitatief onderzoek met zich mee kan brengen, waardoor andere frames over het hoofd gezien kunnen worden. Om die reden wordt in dit onderzoek wel op een inductieve manier naar frames gezocht (zie hoofdstuk 3, Methode), aan de hand van de methode van Baldwin van Gorp (2007a), een fervente voorstander van inductief

(8)

8

framingonderzoek. Een andere reden om geen gebruik te maken van standaardframes, is omdat ze gebaseerd zijn op westers onderzoek. In het volgende onderdeel wordt uitgebreider toegelicht waarom het belangrijk is om verder te kijken dan de westerse kaders binnen framingonderzoek.

De-Westernization

Bovenstaande onderzoeken zijn gedaan naar westerse media, net als het gros van de

onderzoeken in Journalism Studies (Wahl-Jorgensen & Hanitzsch, 2009; Wasserman & De Beer, 2009, pp. 429-436). Doordat er in enkele van die onderzoeken ‘standaardframes’ worden vastgesteld, wordt er een vals beeld gecreëerd van westerse frames die overal ter wereld zouden gelden. Zelfs onderzoeken die wel hun best doen om buiten het Europese veld te treden, waardoor ze het kader van het onderzoeksveld verruimen, kijken vaak toch nog naar westerse frames over niet-westerse landen. Een voorbeeld daarvan is een onderzoek van Vossen, Van Gorp en Schulpe (2016), waarin ze de afhankelijkheids- en ellendegerichte frames bekritiseren die door Nederlandse, Vlaamse en Britse ngo’s en kranten gebruikt worden om ontwikkelingslanden te omschrijven. In dat onderzoek wordt echter niet naar de frames van de mensen in die ontwikkelingslanden zelf gekeken. Nochtans stellen Vossen, Van Gorp en Schulpe (2016) het volgende vast: “Frames are not purely individual, but part of an organized set of values, stories, world-views and beliefs that are shared in the collective memory of a large group of people.” Frames verschillen volgens hen dus niet per individu, maar ze worden gebruikt binnen een grotere groep van individuen die eenzelfde culturele achtergrond hebben. Dat duidt erop dat frames ook per cultuur anders zijn, en dat er dus niet echt iets vast te stellen is als ‘standaardframes’ die overal ter wereld gelden.

Ook in dit onderzoek naar Malinese nieuwsmedia zal mijn westerse achtergrond een rol spelen, omdat ik bijvoorbeeld jarenlang vooral westerse literatuur heb gelezen over frames. Ik hoop die invloed transparant te maken door de frames die ik kies goed te beargumenteren, en de invloed van mijn westerse achtergrond ook zoveel mogelijk te beperken door te vertrekken vanuit de taal zelf, en mijn resultaten ook steeds terug te

koppelen met wat er precies in de tekst staat (zie ook hoofdstuk 3). Door frames te bestuderen uit het Sub-Saharaanse Mali en niet uit bijvoorbeeld Frankrijk, wordt ook rekening gehouden met de volgende terechte uitspraak van Wahl-Jorgensen en Hanitzsch (2009, pp. 13-14):

(9)

9

“Journalism studies must […] become truly cosmopolitan by paying more attention to regions of the world that remain largely unattended by journalism researchers,

including sub-Saharan Africa, parts of the Middle East, Asia, and South America.”

In die context wordt ook wel gesproken over de noodzaak van ‘De-Westernization’ in journalistiek onderzoek (Wasserman & De Beer, 2009, pp. 429-436). Die

‘De-Westernization’ is ook nodig bij de studies naar framing: op dit gebied wordt meestal gekeken naar waarom westerse media bepaalde frames gebruiken voor andere westerse of

niet-westerse landen, zo bleek uit een korte zoekactie op het web, zowel in het Engels als in het Frans. Als er al framingsonderzoek wordt gedaan naar Afrika, gaat dat meestal over hoe media en andere instellingen in het westen Afrikaanse landen framen (e.g. Vossen, Van Gorp, & Schulpe, 2016; Balaji, 2011; Besteman, 1996). Uit die studies blijkt dat westerse media en andere instellingen Afrikaanse landen vaak framen als meelijwekkend, zoals ook in het hierboven genoemde onderzoek van Vossen, Van Gorp en Schulpe (2016) naar voren kwam. Dit fenomeen wordt ook wel eens ‘Othering’ genoemd: het neerzetten van mensen die niet op jou lijken als meelijwekkend en primitief (Fabian, 2014, p. 1; Balaji, 2011). De onderzoekers bekritiseren deze westerse frames, en zeer terecht ook, maar het gevaar van dit soort

onderzoek is dat het lijkt alsof er enkel een blik is van het westen naar andere landen toe, en dat niet-westerse landen geen visie hebben op het westen. Om die reden is in dit onderzoek niet naar westerse frames gekeken, maar naar frames uit Mali, net zoals in de onderzoeken die hieronder besproken worden.

Framing in Mali

Slechts in een klein aantal onderzoeken is naar Malinese nieuwsberichtgeving gekeken, maar die onderzoeken zijn juist interessant. Bruce Whitehouse (2017) onderzoekt bijvoorbeeld de publieke perceptie van gewelddadig extremisme in Mali, en vindt daarbij dat er in de private Malinese media en door een invloedrijke intellectuele elite heel anders gekeken wordt naar jihadistengroepen dan in het westen. Verder blijkt uit zijn onderzoek dat waar westerse landen deze jihadistengroepen als de allergrootste bedreiging zien in het land, het voor de Malinese elite vooral de gewapende rebellengroepen als de Toearegs zijn die een gevaar vormen. Sommige Malinezen verdenken Frankrijk er volgens Whitehouse zelfs van om de terroristische dreiging te gebruiken als dekmantel voor neokoloniale plannen.

(10)

10

Whitehouse (2017, p. 176) geeft daarbij terloops wel aan dat de kritiek op Frankrijk vooral naar voren komt in private media. Staatsgereguleerde media zouden die kritiek tot een minimum beperken. Hij geeft aan dat de private media vooral de mening reflecteren van een bepaalde invloedrijke intellectuele elite die een opleiding kreeg in de Sovjet-Unie of Oost-Europa (Whitehouse, 2017, p. 172). Deze elite heeft sterke anti-imperialistische visies en wantrouwt de vroegere kolonisator Frankrijk. De mening van ‘het volk’ is moeilijker te peilen, al worden er volgens Whitehouse wel sporadisch opiniepeilingen gehouden onder de bevolking. In een peiling die in 2014 in hoofdstad Bamako werd gehouden door stembureau GISSE, een bureau dat opgericht is om gegevens over de bevolking in kaart te brengen, gaf 83 procent van de deelnemers aan dat ze niet tevreden waren met de rol van de Franse troepen in Mali (Whitehouse, 2017, p. 177). Whitehouse vermoedt echter dat hier het effect van de intellectuele elite die eerder werd beschreven, sterker is dan in andere delen van het land.

De resultaten uit het onderzoek van Whitehouse zijn een goede basis om de resultaten uit dit onderzoek in context te plaatsen, en geven reeds een inkijk in de frames die Malinese nieuwsmedia gebruiken tegenover Frankrijk. Whitehouse (2017) mist echter nog een

duidelijke verantwoording van zijn onderzoek. Hij beschrijft bijvoorbeeld niet hoe groot het corpus is dat hij heeft bestudeerd, en welke methode hij heeft gebruikt om zijn onderzoek uit te voeren.

Een tweede onderzoek naar frames in Malinese media dat relevant is voor dit onderzoek, is dat van Klijnsma (2014). Zij doet in haar masterscriptie onderzoek naar

Malinese berichtgeving over Frankrijk, maar dan specifiek over de Franse militaire interventie van 2013 in Mali. Ze vindt dat de berichtgeving in het begin redelijk positief was (“Merci Papa Hollande!”) en dat die naarmate Frankrijk zich meer ging bemoeien met het land steeds negatiever werd (“A Bas la France!”)1. Ook Klijnsma zag een zekere achterdocht tegenover

Frankrijk terug in de nieuwsberichten, en vond beschuldigingen van neokolonialisme (pp. 17-22). Haar vraagstelling is gelijkaardig aan die in dit onderzoek, en daardoor kunnen haar resultaten als inspiratie gebruikt worden en ter ondersteuning van de resultaten in dit onderzoek dienen, maar Klijnsma geeft echter niet duidelijk aan hoe ze tot haar conclusies gekomen is vanuit de nieuwsteksten, en wat voor methode ze heeft gebruikt. Ze noemt slechts sporadisch voorbeelden van artikelen die ze gebruikt heeft. Daarom kunnen haar resultaten niet zomaar overgenomen noch geverifieerd worden.

(11)

11

In dit onderzoek naar frames in Malinese nieuwsmedia wordt niet uitgegaan van een

specifieke actuele gebeurtenis of onderwerp, zoals bij Klijnsma en Whitehouse (2017), maar wordt gekeken naar de frames die worden gebruikt om Frankrijk, Senegal en Algerije in het algemeen te omschrijven. Op die manier wordt getracht een zo breed mogelijk beeld te krijgen van de publieke opinie in Mali ten opzichte van deze landen. De relatie tussen frames en de publieke opinie in een land, wordt in het volgende onderdeel besproken.

Ontstaan en effect

Nieuwsframes zijn interessant om te onderzoeken, omdat ze een inkijk geven op de publieke opinie van een maatschappij. Enerzijds ontstaan frames namelijk uit een geheel van

opvattingen die in een maatschappij spelen, anderzijds hebben ze ook weer een effect op die opvattingen. Die wisselwerking zorgt ervoor dat mediaframes een soort representatie zijn van de publieke opinie van een land, zij het vaker van de elite dan van de ‘gewone’ burger (Hall, 1973, pp. 15-16). Onderstaand wordt de wisselwerking tussen publieke opinie en

nieuwsframes verder toegelicht.

Nieuwsframes spelen vaak een rol in het beïnvloeden van de publieke opinie (Entman, 2007; De Vreese, 2005; Papacharissi & de Fatima Oliveira, 2008; Van Gorp, 2004). Ze kunnen mensen op een subtiele manier van mening doen veranderen (Entman, 1989, pp. 32-74). Ook als het gaat om een mening tegenover een bepaald land. Brewer, Graf en Willnat (2003) vonden in hun onderzoek onder Amerikaanse studenten dat de studenten die geconfronteerd werden met artikelen waarin het ging over illegale drugs in Colombia en Mexico, de landen anders gingen beoordelen. Als Mexico en Colombia in de artikelen geframed werden als bondgenoten van de Verenigde Staten, oordeelden de studenten

positiever over die landen dan wanneer dit niet zo was. De onderzoekers benadrukken dat het effect vooral gevonden wordt bij bepaalde soorten frames:

“The findings presented here show that the media can influence the standards by which people evaluate foreign nations. At the same time, the data also suggest that there are limits to this influence. When members of our audience read stories that offered a direct link between an issue and a nation that carried a specific evaluative implication, they tended to adopt this frame of reference in their own thinking” (Brewer, Graf, & Willnat, 2003, p. 504).

(12)

12

Die beweging werkt echter ook omgekeerd. De frames ontstaan immers niet zomaar, maar uit een gedeelde set van waarden, verhalen, wereldbeelden en overtuigingen (Vossen, Van Gorp, & Schulpe, 2016). Ook Brants (2015, p. 251) geeft aan dat de publieke opinie invloed heeft op de nieuwsframes. Het analyseren van Malinese frames geeft daarom dus een interessante inkijk in de Malinese publieke opinie tegenover Frankrijk, Algerije en Senegal, en daardoor ook op de relaties tussen die landen. In het volgende gedeelte wordt meer verteld over wat die culturele relaties inhouden en wat die te maken hebben met berichtgeving.

2.2 Culturele nabijheid

Framing wordt vaak geassocieerd met de selectie van nieuwswaarden. Door wat wel en niet als nieuws gepresenteerd wordt, wordt namelijk bewust of onbewust een bepaald beeld van de realiteit getoond. Galtung en Ruge (1965), die de eerste waren om een lijst van

nieuwswaarden op te stellen (Harcup & O’Neill, 2009, p. 164), noemen culturele nabijheid in hun invloedrijke studie van 1965 reeds als een nieuwswaarde, zij het in een iets andere benaming: “Meaningfulness: the culturally familiar is more likely to be selected.”

Galtung en Ruge (1965) zijn echter niet de enige die het belang van culturele nabijheid in de nieuwsselectie aanstippen. Harcup en O’Neill (2009) gebruiken voor hetzelfde

fenomeen de term ‘relevantie’, die ze als volgt omschrijven: “Stories about groups or nations perceived to be influential with, or culturally or historically familiar to, the audience.” Ook in het onderzoek van Ida Schultz (2007) wordt het fenomeen genoemd als een van de

belangrijkste selectiecriteria van nieuws. Schultz (2007, p. 197) heeft het over ‘identification’, waarover ze het volgende zegt:

“The closer an event is socially, geographically, culturally etc. the more newsworthy the story is (see also Galtung and Ruge, 1965). The devastating environmental disasters of 2004 and 2005 can serve as an example as evident in the difference in Danish and European newspapers’ media coverage of […] the New Orleans hurricane and the earthquakes in Kashmir. Naturally, there will be numerous explanations as to the different constructions of newsworthiness in the […] cases, but certainly one of them has to do with identification. Scandinavia and Europe is culturally and socially closer to the western, industrialised city of New Orleans, than to the poor, rural districts on the border between Pakistan and India.”

(13)

13

In een recenter voorbeeld wordt expliciet gemaakt dat culturele nabijheid echt meespeelt in de keuze om aan een bepaalde gebeurtenis meer aandacht te geven. In het artikel van Van

Doornik (2017) op de website van de NOS wordt namelijk toegelicht waarom de

nieuwszender aan een overstroming in Houston meer aandacht heeft besteed dan aan een overstroming in Bangladesh, terwijl bij de eerste slechts 21 slachtoffers vielen, en bij de tweede 1.500. Joeri Boom, de NOS-correspondent in Zuid-Azië, geeft daar in het artikel de volgende verklaring voor: “Wat dichter bij huis gebeurt vinden we belangrijker. Net zoals mensen met wie we denken meer gemeenschappelijk te hebben: het westerse Amerika

bijvoorbeeld”. In hetzelfde artikel legt psycholoog en gedragstherapeut Martin Appelo uit dat mensen op die manier zijn geprogrammeerd. “Met het rationele deel van ons brein denken we: iedereen heeft evenveel recht op ons medeleven en begrip. Maar uit onderzoeken blijkt dat mensen die minder op elkaar lijken, minder empathie voor elkaar kunnen opbrengen.” Die reactie verklaart volgens Appelo waarom we meer aandacht besteden aan Houston dan aan Azië. “Een groot deel van ons brein werkt nog vanuit de oude opvatting: onze eigen groep moeten we beschermen, een andere groep is potentieel gevaar.”

Volgens Anderson (2006) kunnen hele sterke culturele banden zelfs leiden tot het ontstaan van een ‘imagined community’ met de andere inwoners van een eigen land, waarbij die inwoners emotionele banden met elkaar hebben. ‘Imagined’ slaat terug op het feit dat nooit iedereen van die groep elkaar kan ontmoeten, laat staan kennen (p. 49). En toch, ondanks het feit dat de inwoners van de natie elkaar niet kennen, wordt die natie gezien als een “sterk, horizontaal kameraadschap” (p. 50). Wong en Woodberry (2014, p. 5) gaan nog verder, door te zeggen dat die emotionele banden zelfs ontstaan met onbekenden buiten de eigen landsgrenzen. Hun interpretatie van een community is cultureel in plaats van nationaal. Ze omschrijven de effecten van die community als volgt: “These emotional bonds may make people care more about what happens to others in their imagined community, and view developments within this community as both more appealing, less threatening, and more relevant” (Wong & Woodberry, 2014, p. 5). De emotionele banden zouden volgens hen ontstaan door een religie, etniciteit en/of geschiedenis te delen met mensen uit een ander land.

Een specifiek voorbeeld van een ‘imagined community’ door een gedeelde religie, geeft Galander (2012). Volgens hem bestaat er in islamitische landen namelijk een

nieuwswaarde die gelijkend is aan, en naar mijn idee valt onder, de culturele nabijheid die westerse academici beschrijven: ‘islamitische nabijheid’. Die islamitische nabijheid zou zich uiten in een “feeling of belongingness that brings Muslims, despite their geographical

(14)

14

p. 120). Galander vindt het daarom belangrijk dat de media in moslimlanden, als sociale instituties, die relevantie meenemen in hun behandeling van gebeurtenissen in zusterlanden. Zoals in het volgende gedeelte van de tekst wordt beschreven, is religie ook een van de factoren die culturele nabijheid bepaalt, en daarom valt islamitische nabijheid voor mij ook onder culturele nabijheid. Daarnaast zijn de meeste mensen in moslimlanden bekend met het klassiek Arabisch waarin de koran is geschreven (De Ruiter, Van den Berk, & Herrlitz-Biro, 2013, p. 24). Ook een gedeelde taal kan bijdragen aan culturele nabijheid, zo wordt ook in het volgende gedeelte van de tekst beschreven.

Bovenstaande voorbeelden geven aan dat landen die cultureel dicht bij elkaar staan vaker over elkaar berichten, en impliceren een positief beeld van landen die als cultureel nabij worden ervaren. Mensen willen die landen beschermen en voelen zich ermee verbonden. Dat beeld kan zich ook vertalen in positievere frames over die landen, zo blijkt uit het onderzoek van Mughees-uddin (1995, zoals geciteerd in Saleem, 2007, p. 145) dat eerder al werd aangehaald. Hij vond dat de Verenigde Staten en andere westerse landen Iran portretteerden als een terroristisch of fundamentalistisch land, en landen met hun eigen christelijke cultuur als een symbool van vrije markt en tolerantie. Culturele nabijheid zorgde hier dus voor positieve frames voor bepaalde landen, en culturele afstand voor negatieve frames voor andere landen. Het is echter onduidelijk of dat altijd zo is, en ook de literatuur blijft nogal vaag over dit effect. Door dit onderzoek te doen naar verschillende landen, die verschillende culturele relaties hebben met elkaar, kan het een bijdrage leveren aan het antwoord op die vraag. De factoren die de verschillende culturele relaties bepalen, worden besproken in het volgende onderdeel.

Factoren die culturele nabijheid bepalen

Een belangrijk onderdeel van de culturele nabijheidstheorie, is dat mensen het liefst dingen in hun eigen taal willen lezen en/of horen, omdat ze het willen begrijpen. Straubhaar (2007, p. 26) ziet taal dan ook als dé belangrijkste afbakening van culturele nabijheid. Wong en

Woodberry (2014, p. 6) geven aan dat een gedeelde taal aan de basis ligt om nauwe banden te leggen tussen verschillende landen: “shared language makes dense network formation

possible, while shared religion, ethnicity, and colonial history make dense networks more probable.”

In 1998 had Sinclair (p. 1) het daarom al over ‘geolinguistic regions’: “A geolinguistic region is defined not necessarily by its geographical contours, but […] by commonalities of

(15)

15

language and culture.” Die regio’s zouden volgens hem meestal ontstaan door “historische banden via kolonisaties”. Een voorbeeld daarvan is West-Afrika, waar verschillende landen – zoals Mali – Frans spreken en culturele aspecten delen met elkaar en met Frankrijk door vroegere kolonisatie.

Enkele andere factoren die, behalve een gedeelde taal, de culturele nabijheid tussen verschillende landen bepalen, zijn een zelfde munt, etniciteit, religie en, de factor waarop gefocust wordt in dit onderzoek, een gedeeld koloniaal verleden (Boisso & Ferrantino, 1997; Frankel, 1997; Melitz, 2008; Rose, 2001; Wong & Woodberry, 2014).

Gedeeld koloniaal verleden

Dat een gedeeld koloniaal verleden ook een van de factoren is die culturele nabijheid bepaalt, blijkt uit verschillende onderzoeken (e.g. Wong & Woodberry, 2014; Disdier, Tai, Fontagné, & Mayer, 2010). Wat dat koloniaal verleden dan precies inhoudt, wordt in die onderzoeken echter niet gespecifieerd. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de relatie tussen een vroegere kolonisator en gekoloniseerde enerzijds, en de relatie tussen twee landen die door dezelfde kolonisator werden onderdrukt anderzijds.

Disdier, Tai, Fontagné, en Mayer (2010) vinden in hun onderzoek bijvoorbeeld resultaten die aantonen dat onder andere vroegere koloniale relaties en een gedeelde taal een positieve invloed hebben op internationale handel in culturele goederen (p. 583), en daardoor ook op culturele nabijheid. De onderzoekers maken hierbij de link tussen een gedeeld

koloniaal verleden en culturele nabijheid expliciet. “Having had past colonial links makes countries’ bilateral trade in cultural heritage goods larger. These results are quite expected if trade in cultural goods reflects similarity in cultural tastes and this tends to make us confident for our later use of cultural trade as a proxy for cultural proximity” (Disdier, Tai, Fontagné, & Mayer, 2010, p. 585).

Wong en Woodberry (2014) geven voorbeelden van de manier waarop een gedeeld koloniaal verleden culturele nabijheid kan bevorderen, namelijk door het bestaan van postkoloniale organisaties en door migratiestromen naar vroegere koloniserende landen, bijvoorbeeld via kinderen die naar school gaan in die landen (pp. 4-5). Volgens hen kunnen ook langer durende intergouvernementele associaties zoals de Britse Commonwealth hiertoe bijdragen (p. 8), een organisatie waar veel vroegere kolonies van Engeland lid van zijn. Voor Frankrijk zou dat te vergelijken zijn met l'Organisation internationale de la Francophonie

(16)

16

(kortweg: la Francophonie), een organisatie waarin landen waar Frans gesproken2 wordt zich verenigen en samenwerkingen aangaan op vlak van cultuur, wetenschap, economie,

rechtspraak en vrede. Veel vroegere kolonies van Frankrijk zijn lid van deze organisatie. Een concreet voorbeeld van een langdurige koloniale band tussen twee landen geeft Bawa (2013) in haar paper, als ze het heeft over de relatie tussen Senegal en Frankrijk. “In spite Senegal obtaining its independence in 1960, it has continued to enjoy a privileged relationship with France” (p. 8). Volgens haar is deze hechte relatie het gevolg van de

significante economische en diplomatieke aanwezigheid van Frankrijk in Senegal, en het feit dat de Franse taal een belangrijke rol blijft spelen in het Afrikaanse land – ondanks de opkomst van het Engels.

In een oud onderzoek van Eribo (1997) wordt gekeken naar hoe de band tussen vroegere kolonie en kolonisator zich uit in de nieuwsberichtgeving. In dit onderzoek werden 360 nieuwsberichten in Nigeriaanse media bekeken en beluisterd. Het was onderdeel van een studie naar vijftig landen in het kader van nieuwsstromen over de hele wereld. Bij

onderstaande resultaten van de studie moet er echter rekening mee gehouden worden dat ze meer dan twintig jaar oud zijn.

“The study found that Nigerian media gave more coverage to African countries as a region than other regions of the world. However, the UK received more coverage than any other country with the exception of Nigeria. This finding is not surprising because of the significant influence of the UK in Nigeria, a former British colony.” (Eribo, 1997, p. 274)

Eribo’s resultaten zijn interessant, omdat vanuit de theorie van culturele nabijheid verwacht zou kunnen worden dat buurlanden die taal, religie en etniciteit delen, vaker in het nieuws zouden komen dan andere landen. Eribo heeft echter niet gekeken naar de manier waarop er over Engeland bericht werd, dus is het lastig om iets te zeggen over de relatie tussen beide landen. Daarom zal in dit onderzoek gekeken worden naar het aantal Malinese

nieuwsberichten over Frankrijk, Algerije en Senegal, maar ook naar welke frames worden gebruikt in die berichtgeving.

2 Dit kan gaan van landen waarin Frans de hoofdtaal is, tot landen waarin slechts een deel van de

(17)

17

In bovenstaande fragmenten worden alleen voorbeelden gegeven van de band tussen vroegere kolonie en kolonisator, maar een gedeeld koloniaal verleden kan ook terugverwijzen naar twee landen die door dezelfde kolonisator worden onderdrukt. Dat ook die landen daar een bijzondere band aan overhouden, blijkt uit het volgende fragment:

“Moreover, states that have similar former colonial masters and dominant religions often share similar institutional environments (Shirley, 2005; Woodberry, 2004; 2012). Similar institutions makes [sic] successful innovations in one society, more likely to work in a similar society […]. Having similar institutions and policies (e.g., import substitution) may also make cultural neighbours susceptible to similar economic shocks and similar threats.” (Wong en Woodberry, 2014, p. 5)

Een gedeeld koloniaal verleden is met andere woorden een van de factoren die de culturele nabijheid tussen landen bepalen, zowel een gedeeld koloniaal verleden als vroegere

kolonisator-gekoloniseerde als een gedeeld koloniaal verleden tussen twee landen die door dezelfde kolonisator werden onderdrukt, zoals blijkt uit bovenstaand citaat. Aangezien er, zoals eerder aangegeven in dit hoofdstuk, vaker wordt bericht over landen die cultureel dichtbij liggen, is de veronderstelling dat ook landen die een koloniaal verleden delen vaak in de nieuwsmedia naar voren komen. Of dat op een positieve of negatieve manier gebeurt, is nog een vraagteken, al wijzen enkele onderzoeken (e.g. Mughees-uddin, 1995, zoals geciteerd in Saleem, 2007, p. 145; Wong & Woodberry, 2014; Galander, 2012) eerder in de richting van een positief beeld over landen die cultureel dichtbij liggen.

(18)

18 3 Methode

In dit hoofdstuk worden de methoden beschreven die gebruikt zijn in dit onderzoek. Allereerst wordt onderbouwd waarom ervoor gekozen is om krantenberichten uit twee verschillende kranten te bestuderen, en waarom de berichtgeving over Frankrijk, Senegal en Algerije daarvoor het meest geschikt was. Vervolgens wordt aangegeven hoe die krantenberichten verzameld en geteld zijn, en wordt de methode uitgewerkt die gebruikt is om de

krantenberichten te analyseren: de inductieve inhoudsanalyse. Bij de uitwerking van de inhoudsanalyse wordt ook aangegeven hoe ik de invloed van mijn westerse achtergrond bij deze analyse heb proberen te beperken.

3.1 Krantenartikelen over drie landen

In dit onderzoek zijn artikelen geteld en geanalyseerd uit de Malinese kranten L’Essor en Le

Combat. Hoewel de voornaamste nieuwsbron in Mali radio is (BBC, 2016), is gekozen om

internetberichtgeving van kranten te analyseren. Van radio-uitzendingen wordt namelijk geen online back-up gemaakt, en de berichtgeving van de gekozen kranten is wel online

beschikbaar. Bovendien moet het belang van gedrukte pers in Mali niet onderschat worden, omdat die pers invloed heeft op de Malinese elite, en vaak de onderwerpen bepaalt voor radio-uitzendingen (Gilberds, 2011, p. 8). Daarom is gekozen voor websites van kranten in plaats van losse nieuwswebsites. Over de verspreiding van de kranten zijn echter geen cijfers te vinden. Een telefoongesprek met en e-mailberichten naar beide kranten, om die cijfers te achterhalen, leverden geen bruikbare antwoorden op.

Om een goed beeld te krijgen van de berichtgeving, is gekozen voor twee kranten: een staatskrant en een private krant. De eerste is L’Essor, de grootste krant van Mali (BBC, 2016), en eigendom van de staat. De krant staat erom bekend weinig kritiek te leveren op het

regeringsbeleid (Gilberds, 2011, p. 8). De tweede is de private krant Le Combat, die erom bekend staat wel kritisch te zijn tegenover de regering, en een jaar geleden ook “één van de vijf grootste kranten van Mali was” (BBC, 2016). De verwachting is dat de frames van de staatskrant milder zijn tegenover Frankrijk, aangezien de Malinese regering nauwe banden heeft met de Franse regering, en dat de frames in Le Combat feller tegen Frankrijk gekant zijn. Dit laatste is een vermoeden dat voortkomt uit enkele exploratieve zoektochten op de website van de krant.

(19)

19

Eerder onderzoek (Van Gorp, 2006a; Ardèvol-Abreu, 2015) heeft aangetoond dat het vaak zo is dat media van eenzelfde land, ondanks onderlinge editoriale verschillen, vanuit één stem tot het publiek spreken. Dat komt doordat ze dezelfde productieroutines volgen en informatie over het buitenland halen via dezelfde persagentschappen. Gitlin (1980, zoals geciteerd in Van Gorp, 2006a, p. 248) meent dat daardoor bepaalde frames vaker worden geselecteerd dan andere. Van Gorp (2006a, p. 248) doet een gelijkaardige vaststelling: “Vermits de media ook voor elkaar als bron fungeren en vaak op dezelfde bronnen een beroep doen, duiken doorheen verschillende media mogelijk identieke frames op. Dit versterkt het effect van de frames, net omdat de media zich als met één stem tot het publiek richten.”

In dit onderzoek is voor twee verschillende kranten uit Mali gekozen – een staatskrant en een private krant – om te kijken of het inderdaad zo is dat de verschillende kranten binnen een land vanuit één stem tot het publiek spreken. In het onderzoek van Whitehouse (2017) werd namelijk aangetoond dat staats- en private kranten er in Mali een andere berichtgeving op na houden.

Waarom deze landen?

De keuze voor Mali is gemaakt vanuit praktische redenen en om rekening te houden met diversiteit in de literatuur. Enerzijds is gekozen voor Mali omdat het deel uitmaakt van een regio die nog erg onderbelicht is in Journalism Studies, namelijk Sub-Saharaans Afrika (Wahl-Jorgensen & Hanitzsch, 2009, pp. 13-14), en omdat er Frans wordt gesproken, terwijl een groot deel van het onderzoek in Journalism Studies een Anglo-Amerikaanse focus heeft (Wahl-Jorgensen & Hanitzsch, 2009). Anderzijds heeft Mali een rijk medialandschap: er is een grote verscheidenheid aan private en staatsgerelateerde nieuwsbronnen (Gilberds, 2011, p. 8) en het land staat bekend om zijn “proliferating independent media scene” (Diakon &

Röschenthaler, 2016, p. 96). Er zijn ook genoeg Malinese nieuwsbronnen online beschikbaar, iets wat niet geldt voor bijvoorbeeld Niger, het West-Afrikaanse buurland van Mali.

Er is daarnaast gekozen om de Malinese berichtgeving over Frankrijk, Algerije en Senegal te analyseren, omdat die drie landen een verschillend soort koloniaal verleden delen met Mali, en ook alle drie op een verschillende manier culturele nabijheid ervaren met het land. Voor Frankrijk geldt dat er eenzelfde taal wordt gesproken, en dat vanuit het koloniale verleden bepaalde instellingen gedeeld worden. Algerije deelt de Franse taal en het

islamitische geloof met Mali, en werd in het verleden ook gekoloniseerd door Frankrijk, dus deelt eveneens bepaalde koloniale instellingen. Senegal deelt met Mali de meeste factoren die

(20)

20

culturele nabijheid bepalen, namelijk de munteenheid, de taal, de religie, de etniciteit en het koloniaal verleden. Ook Senegal werd gekoloniseerd door Frankrijk, en is ongeveer

gelijktijdig met Mali in 1960 onafhankelijk geworden (Bawa, 2013, p. 4). Daarnaast geldt voor alle drie de landen dat er in de Malinese kranten genoeg berichtgeving aanwezig was over deze landen om op basis daarvan frames te kunnen reconstrueren.

3.2 Verzameling artikelen

Voor het verzamelen van de vijftig artikelen om te analyseren, is de zoekmachine van Google gebruikt. De reden daarachter was dat Google een totaal aantal artikelen aangeeft en het op Google mogelijk is om een afgebakende periode te selecteren voor de resultaten. Dat kon bij de zoekmachines van de twee krantenwebsites niet. Via Google is voor de artikelen over Frankrijk op de website van de staatskrant L’Essor bijvoorbeeld gezocht met de volgende zoekterm: ‘France site:essor.ml’, en voor de berichtgeving over de andere twee landen op dezelfde manier. Binnen die zoekresultaten is vervolgens een set van vijftig nieuwsartikelen geselecteerd om te analyseren: vijfentwintig van de krant L’Essor, en nog eens vijfentwintig van de krant Le Combat. Per krant zijn dat tien artikelen over Frankrijk, tien over Algerije en vijf over Senegal. Die artikelen zijn zo geselecteerd dat ze een gespreide selectie vormen van de beschikbare data.

Leverde Google bijvoorbeeld 154 resultaten voor de zoekterm ‘Algérie’ op de website van Le Combat, dan werd er na elke reeks van vijftien artikelen eentje geanalyseerd. Op die manier was het de bedoeling om een vorm van willekeurige selectie te creëren. Het was echter zo dat er binnen dat corpus veel artikelen voorkwamen die niet relevant waren voor het

onderzoek. Dat was bijvoorbeeld het geval wanneer Algerije terloops genoemd werd in een artikel, maar het verder helemaal niet over Algerije of een representant van Algerije

(bijvoorbeeld president of troepenmacht) ging. In een dergelijke situatie werd het daaropvolgende artikel geanalyseerd. Als dat ook niet goed was, weer het volgende,

enzovoort. Dit zorgde ervoor dat er uiteindelijk meer artikels geanalyseerd werden binnen de eerste groep resultaten van Google dan binnen de laatste, omdat de zoekmachine de resultaten sorteert op aflopende relevantie, waardoor in de eerste artikelen het woord ‘Algérie’ veel vaker voorkwam dan in de laatste artikelen. Voor Senegal gold dat er op die manier geen tien – zoals gehoopt werd – relevante artikelen per krant overbleven, maar slechts vijf. Voor de zoekresultaten is de periode tussen 1 oktober 2016 en 31 december 2017 geselecteerd, om op

(21)

21

die manier de stand van zaken op dit moment in kaart te brengen, en genoeg relevante resultaten te hebben om te kunnen analyseren.

Ook het totale aantal artikelen in diezelfde periode werd in eerste instantie opgetekend vanuit de zoekresultaten van Google. Na de resultaten echter nogmaals doorlopen te hebben, bleek dat er door Google vaak een schatting gemaakt werd van het totale aantal resultaten, in plaats van het exacte aantal weer te geven. Om die reden is toch gebruik gemaakt van de zoekmachines van de websites van L’Essor en Le Combat voor de telling, en is de

zoekmachine van Google niet aan te raden voor vergelijkbare onderzoeken. Om het exacte aantal online artikelen te verkrijgen waarin Frankrijk, Algerije en Senegal genoemd werden, is dus op de twee krantenwebsites beurtelings gezocht op de trefwoorden ‘France’, ‘Algérie’ en ‘Sénégal’. Op de webiste van L’Essor was het mogelijk om de artikelen per maand en per jaartal op te vragen. Dat was niet mogelijk op de website van Le Combat, maar de

zoekresultaten waren op die site wel chronologisch gesorteerd, dus daar zijn handmatig de resultaten die niet binnen die periode vielen uit weggefilterd.

Ook bij de selectie van de te analyseren artikelen had het misschien een verschil gemaakt als er niet met Google was gewerkt, maar dat is deels ondervangen door een soort willekeurige selectie te maken en handmatig door de artikelen heen te gaan om te kijken of ze relevant waren. Dezelfde methode was nodig geweest bij de zoekresultaten op de twee

krantenwebsites, en ook daar zou een groot deel van de artikelen zijn weggevallen wegens niet zo relevant. De methode aan de hand waarvan de geselecteerde artikelen geanalyseerd zijn, de inductieve inhoudsanalyse, wordt in het volgende onderdeel uitgewerkt.

3.3 Inductieve inhoudsanalyse

Voor de reconstructie van de frames in de geselecteerde artikelen, is gebruik gemaakt van een inductieve inhoudsanalyse, in plaats van uit te gaan van reeds bestaande frames. Zoals Van Gorp (2007a, p. 13) aangeeft, zijn er relevante voordelen verbonden aan deze methode. Er wordt bijvoorbeeld met een open blik gekeken naar de artikelen, waardoor minder over het hoofd wordt gezien dan wanneer gebruik wordt gemaakt van een vaste set aan frames. Die open blik is belangrijk omdat meerdere academici (e.g. Vossen, Van Gorp, & Schulpe, 2016) hebben aangegeven dat frames verschillen per cultuur, en westerse (standaard)frames dus niet overal ter wereld gelden. Anders krijgt een westerse academicus, zoals Hanitzsch (2009, p. 422) ook aangeeft, het volgende probleem:

(22)

22

“With the gradual decolonization of the Third World […] Western scholars have failed to realize that the normative expectations of their models have biased their

interpretations. If standards of developed nations are applied to developing countries, the result can only be a fundamentally unsympathetic view of the problems of

journalism and journalists in those societies (Starck & Sudhaker, 1979).”

Omdat standaardframes cultuurgebonden zijn, is daar – zoals eerder aangegeven – in dit onderzoek geen gebruik van gemaakt. Dat betekent echter wel dat ik me door het onderzoek heen steeds voldoende bewust ben moeten blijven van mijn eigen achtergrond, en daarom zoveel mogelijk de keuzes voor de frames heb onderbouwd met voldoende fragmenten uit de nieuwsartikelen.

De frames zijn dus op een inductieve manier opgebouwd, aan de hand van de methode die Van Gorp (2006a, 2007a, 2007b) voorschrijft om frames te reconstrueren. Deze methode is gebaseerd op de grounded theory-benadering (Glaser, 1965; Corbin & Strauss, 1990), omdat twee aspecten van die benadering volgens Van Gorp (2007a, p. 15) van nut zijn voor het inductief reconstrueren van frames. Het eerste aspect is dat het gaat om een iteratief proces, wat betekent dat niet elke stap een voor een wordt afgewerkt, maar dat het verzamelen van framingonderdelen door elkaar kan lopen met het coderen en het analyseren van de data (Corbin & Strauss, 1990, p. 6). Er worden bij deze methode volgens Van Gorp (2007a, p. 15) namelijk “voortdurend nieuwe ideeën ontwikkeld en naar gegevens gezocht die het

voorkomen van de frames bevestigen of tegenspreken.” Ten tweede is er het aspect van constante vergelijking (Glaser, 1965; Corbin & Strauss, 1990, p. 9). Het materiaal wordt herhaaldelijk doorgenomen zodat voorlopige inzichten gestaafd kunnen worden en er een tegenwicht geboden kan worden aan de subjectieve en onvermijdelijke betrokkenheid van de onderzoeker bij het onderwerp (Van Gorp, 2007a, p. 15). Ook dat is weer belangrijk om te doen als westerse onderzoeker die niet-westerse artikelen bestudeerd.

Van Gorp (2006a, 2007a, 2007b) vertrekt voor het inductief reconstrueren van frames vanuit het concept ‘framebundel’ (of frame package; zie Gamson & Modigliani, 1989). Volgens hem kan ieder frame dat een journalist gebruikt in een tekst, gerepresenteerd worden als een bundel van “logisch georganiseerde middelen die functioneren als een identiteitskit voor een frame” (2007b). Die framebundel bestaat volgens hem uit drie onderdelen: manifeste

framing devices, manifeste en latente reasoning devices en een impliciet cultureel fenomeen

dat het pakket in zijn geheel laat zien (Van Gorp, 2007b). Deze drie onderdelen worden hieronder kort toegelicht:

(23)

23

(1) Framing devices zijn alle woorden, formuleringen, metaforen, beelden, argumenten en voorbeelden, die naar het frame als omvattend idee verwijzen (Van Gorp, 2007a, 2007b). Het frame krijgt vorm in de media door deze verschillende framing devices. (2) Reasoning devices verwijzen naareen definitie, oorzaak, verantwoordelijkheid en

oplossing van de problematiek (Van Gorp, 2007b). Problematiek wordt in dit

onderzoek in de ruime zin van het woord genomen, en kan ook het ontkennen van een problematiek betekenen. Deze devices hoeven niet expliciet naar voren te komen, maar kunnen ook impliciet tot uiting komen. De connecties tussen de verschillende reasoning devices van een framebundel moeten logisch zijn, “zodat de definiëring van de situatie met onder meer een welbepaalde verantwoordelijkheid en een oplossing in verband kan worden gebracht” (Van Gorp, 2006a, p. 252).

(3) Een onderliggend cultureel fenomeen dat impliciet aanwezig is, zoals een stereotype of een mythisch element (Van Gorp, 2006b, p. 62).

Het derde onderdeel is lastig om te vinden wanneer de onderzoeker data uit een cultuur bestudeert die niet de zijne/hare is, omdat die onderzoeker niet altijd bekend is met de

relevante culturele fenomenen. Hier en daar is dat echter wel mogelijk, zoals bij een frame dat in dit onderzoek gevonden is in de bestudeerde Malinese nieuwsartikelen: het

neokolonisatorframe (zie hoofdstuk 4). Bij dit frame is het duidelijk dat de gedeelde koloniale geschiedenis tussen Mali en Frankrijk eraan ten grondslag ligt. Bij enkele andere frames is dat onderliggend cultureel fenomeen echter veel minder eenvoudig terug te vinden. Om zo

consistent mogelijk te zijn wordt het derde onderdeel daarom in dit onderzoek niet afzonderlijk behandeld en wordt er vooral gefocust op de eerste twee delen van de

framebundel: de framing en reasoning devices. Dat zijn ook volgens Van Gorp de basisdelen van een framebundel, aangezien hij het derde deel er pas later aan heeft toegevoegd, en het onderdeel ook niet afzonderlijk behandelt in de volgende samenvatting van de relatie tussen de framebundel en het frame: “Het frame is de metacommunicatieve boodschap die aangeeft hoe manifeste framing devices en manifeste of latente reasoning devices samenhangen en verbonden zijn met culturele motieven” (Van Gorp, 2006b, p. 62).

Het onderliggende culturele fenomeen blijft echter wel meespelen in de keuzes voor de framebenamingen, aangezien hier de link tussen alle onderdelen van de framebundel expliciet wordt gemaakt. Ook daarbij moeten weer keuzes gemaakt worden, waarover

Tankard (2001, p. 97) terecht het volgende zegt: “Coming up with the names for frames itself involves a kind of framing.” De keuzes voor de precieze benaming van de frames moest dus

(24)

24 Figuur 1: framebundels

weloverwogen gebeuren, en er moest rekening mee gehouden worden dat de keuzes gemaakt werden vanuit een bepaalde (westerse) culturele achtergrond. De frames dienden daarnaast zodanig abstract te zijn dat ze ook in andere gevallen en in gelijkaardige situaties van toepassing konden zijn (Van Gorp, 2007a, p. 152). De frames zijn dus zo benoemd dat ze abstract genoeg zijn, en ze zijn systematisch opgebouwd aan de hand van de framing en

reasoning devices, waarbij zo weinig mogelijk ruimte werd gecreëerd voor eigen culturele

interpretatie.

Om de frames in de Malinese kranten te kunnen reconstrueren, is dus gezocht naar

framing en reasoning devices in de strategisch gekozen set nieuwsartikelen. Op aanraden van

Gamson en Lasch (1983, zoals geciteerd in Van Gorp, 2007a, p. 17) en Van Gorp (2007a, p.17) werden de gevonden framebundels op de volgende manier in een matrix gezet, zoals te zien is in Figuur 1:

Frame Framing Devices Reasoning Devices

X X X

X X X

Wanneer voor ieder artikel de framing en reasoning devices in zo’n matrix stonden, werden de relevante gedeeltes van de tekst vertaald. Voor die vertalingen is geprobeerd om zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst te blijven, waardoor ze in het Nederlands soms wat gek kunnen klinken. Daarnaast is het zo dat ik redelijk goed Frans spreek en enkele Franse vakken aan de universiteit en taalcursussen in Frankrijk heb gevolgd, maar dat ik niet tweetalig ben. Om die reden is de hulp ingeschakeld van een Franstalige kennis voor de vertaling van fragmenten waarbij het woordenboek tekortschoot.

Om de framing en reasoning devices van de artikelen daarna goed met elkaar te kunnen vergelijken, kreeg iedere matrix van een artikel een aparte tab binnen een

Excelbestand. Door dezelfde soort fragmenten telkens hetzelfde label te geven, konden die makkelijk worden teruggezocht en met elkaar vergeleken. Alle teksten werden ook gecodeerd. Zo kregen de landen waarover bericht werd de volgende codes mee: Frankrijk (FR), Senegal (SN), Algerije (LG). De twee kranten werden als volgt gecodeerd: Le Combat (A) en L’Essor (B), en de artikelen zelf werden genummerd. Het achtste artikel uit Le Combat over Frankrijk kreeg bijvoorbeeld de code AFR8, het eerste artikel over Senegal in L’Essor de code BSN1. Die codes werden als naam aan de verschillende tabs in het Excelbestand gegeven.

(25)

25

Na het coderen, vertalen en het vergelijken van de teksten, werden de meest relevante framing en reasoning devices geselecteerd “in accordance with the principle of constant comparison” (Van Gorp, 2007b). Er werd dus steeds gereflecteerd op de bevindingen en die werden ook steeds opnieuw aangepast aan de hand van nieuwe inzichten. De volgende ‘stap’, het

benoemen van de frames, is hierboven reeds besproken. In het volgende onderdeel worden de implicaties van deze vorm van onderzoek uitgewerkt.

Implicaties

Bij inductief framingsonderzoek hangt veel af van de keuzes van de onderzoeker. Een frame is niet iets wat er is en wat slechts ontdekt hoeft te worden, maar een constructie die door interpretatie tot stand komt. Daardoor kan de betrouwbaarheid en repliceerbaarheid van het onderzoek in het gedrang komen. Van Gorp (2007b) vertrekt in zijn methode daarom vanuit de zichtbare elementen van de framebundel, namelijk de framing devices. Ook de reasoning

devices kunnen, zelfs als ze impliciet zijn, op redelijke grond expliciet gemaakt worden

“when a previous fact and a consequence are placed side by side without the causal

relationship between the two being specified” (Van Gorp, 2007b). Door de opbouw van de frames duidelijk te onderbouwen, hoop ik zowel de betrouwbaarheid als de repliceerbaarheid van het onderzoek te vergroten.

(26)

26 4 Resultaten

In dit hoofdstuk wordt eerst weergegeven hoeveel berichten er over Frankrijk, Algerije en Senegal zijn verschenen op de websites van L’Essor en Le Combat in de periode tussen 1 oktober 2016 tot 31 december 2017. Vervolgens komen de resultaten van de framinganalyse uitgebreid aan bod, waarin zowel de frames als de invulling van die frames onderbouwd worden aan de hand van fragmenten uit de tekst.

4.1 Telling

Op de vraag hoe vaak er bericht werd over Frankrijk in de twee Malinese kranten, is het antwoord kort maar verrassend. Voor de zoekterm ‘France’ op essor.ml, de website van de staatskrant L’Essor, vindt de zoekmachines van Google 341 resultaten3 in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 31 december 2017. Voor diezelfde periode vindt de zoekmachine van Google maar liefst 610 resultaten4 voor ‘France’ op lecombat.fr, de website van de private krant Le Combat. Dat zijn ontzettend veel resultaten voor een land dat zo ver verwijderd ligt van het thuisland.

Het aantal berichten over buurlanden Algerije en Senegal is een stuk kleiner dan dat van Frankrijk. Voor de zoektermen ‘Algérie’ en ‘Sénégal’ op lecombat.fr vindt de

zoekmachine van Google namelijk slechts 162 en 240 resultaten5 in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 31 december 2017. Voor diezelfde periode vindt de zoekmachine van Google 103 resultaten voor ‘Algérie’ en 251 voor ‘Sénégal’ op essor.ml6. Dat zijn er, vooral op de website van Le Combat, een stuk minder dan voor Frankrijk. De aantallen worden

gevisualiseerd in Figuur 2. Dat het aantal berichten echter niks zegt over de aard van die berichten, laten de resultaten van de framinganalyse zien, die in de volgende paragrafen worden behandeld.

3 Voor het laatst geraadpleegd op 12 februari 2018 4 Voor het laatst geraadpleegd op 12 februari 2018 5 Voor het laatst geraadpleegd op 12 februari 2018 6 Voor het laatst geraadpleegd op 12 februari 2018

(27)

27 Le Combat L’Essor France 610 341 Sénégal 240 251 Algérie 162 103 4.2 Framinganalyse

De resultaten van de framinganalyse worden in dit hoofdstuk gesorteerd per gevonden frame, en niet per land, omdat een aantal frames voorkomt in alle berichtgeving. Op die manier wordt herhaling voorkomen. De sortering per frame maakt het daarnaast ook makkelijker om verbanden te leggen tussen de manier waarop de frames naar voren komen in de

berichtgeving over Frankrijk, over Algerije en over Senegal. De bevindingen over de geanalyseerde artikelen zullen eerst globaal beschreven worden, en vervolgens zal meer in detail worden ingaan op de frames zelf.

Een opvallend verschil tussen de private krant Le Combat en de staatskrant L’Essor, is de toon van de berichtgeving. Dit resultaat komt overeen met de bevindingen van Whitehouse (2017, p. 176), die zegt dat staats- en private kranten in Mali op een andere manier over nieuws berichten. Bijna altijd werden Frankrijk, Senegal en Algerije in de staatskrant L’Essor namelijk neergezet als partner van Mali. Bij Le Combat gold die uitsluitend positieve toon alleen voor Senegal. Senegal werd in de private krant als een soort tweelingbroer van Mali geframed, terwijl Frankrijk en Algerije de ene keer positief, de andere keer negatief in beeld kwamen. Bij Algerije leek dat specifiek het geval te zijn door bepaalde gebeurtenissen in het afgelopen jaar, bij Frankrijk waren de beschuldigingen uiteenlopender en minder

tijdsgebonden.

In onderstaande paragrafen zullen de verschillende frames worden uitgewerkt. Het grootste deel van de geanalyseerde artikelen beschrijft een bepaalde strijd, een opstand of ontevredenheid. Een frame dat daarom dus regelmatig voorkomt in de artikelen, is het conflictframe, waarin twee of meerdere partijen een conflict hebben met elkaar. Daarnaast is er nog een handvol artikelen dat gaat over een wedstrijd: van een sportwedstrijd tot een

wedstrijd om een rugbytoernooi te mogen organiseren. Die artikelen werden in eerste instantie ondergebracht in een afzonderlijk frame, het wedstrijdframe, maar dat bracht geen

(28)

28 Conflictframe Anti-frame Neokolonisatorframe Onbetrouwbaarheidsframe Partnerframe Partnerframe Broederframe Vooruitsrevendheidsframe

meerwaarde met zich mee. Wedstrijden kennen namelijk ook voor- en tegenstanders, en zijn ook een soort conflict. Daarom zijn ze in het conflictframe ondergebracht. Het conflictframe wordt nog opgesplitst in twee andere frames: het anti- en het partnerframe. Het anti-frame beschrijft de tegenstanders in het conflict, en kan weer opgesplitst worden in twee subframes die de soorten tegenstanders beschrijven: het neokolonisatorframe en het

onbetrouwbaarheidsframe. Daarnaast beschrijft het partnerframe de partners in het conflict, maar ook de partners buiten het conflict worden beschreven, namelijk door het broederframe en het vooruitstrevendheidsframe. In Figuur 3 worden de verhoudingen tussen al deze frames gevisualiseerd.

Om ervoor te zorgen dat de analyse repliceerbaar is, en om op die manier de betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten, staan bij de langere citaten altijd bronvermeldingen volgens de codes die in hoofdstuk 3 zijn aangegeven. Daarnaast zijn alle relevante woorden,

woordgroepen en fragmenten in de data aangeduid in het geel (zie bijlagen).

Op de volgende pagina is ook nog een legenda bijgevoegd van relevante namen en begrippen, om de context van de artikelen beter te kunnen begrijpen. Na de legenda wordt het conflictframe met haar specifieke invullingen beschreven, vervolgens het anti-frame en haar subframes en invullingen daarvan, en ten slotte het partnerframe met eveneens de subframes en invullingen die daarbij horen.

(29)

29 Legenda

• Adama Ben Diarra: woordvoerder van de organisatie ‘On a tout compris’, een organisatie die zich inzet voor de soevereiniteit van Mali

• Apartheid: Apartheid was het officiële systeem van rassensegregatie dat tussen 1948 en 1990 in Zuid-Afrika en het huidige Namibië in werking was.

• Barkhane: Franse operatie in Mali om te strijden tegen terrorisme, bestaande uit 3.000 Franse soldaten

• Bernard Laporte: voorzitter van de Franse rugbyfederatie • Bouteflika: president van Algerije

• CFA-frank: een munt die stamt uit het koloniale tijdperk en nog steeds gebruikt wordt in veel oud-Franse kolonies

• Claude Atcher: directeur van Frankrijk-2023 (wereldrugbytoernooi) • Diop: Malinese minister van Buitenlandse Zaken

• FAMA's: Malinese regeringstroepen

• François-Xavier Verschave: Franse econoom die gekend was om zijn ideeën over de relaties tussen Frankrijk en Afrika, en munter van de term Françafrique, een

uitdrukking die de specifieke vorm van neokolonisatie aanduid die de voormalige Franse kolonies ondergaan.

• G5 Sahel: een institutioneel raamwerk voor de coördinatie van regionale samenwerking in ontwikkelingsbeleid en veiligheidskwesties in centraal Afrika • Ibrahim Boubacar Keïta (IBK): president van Mali

• Journal Officiel: officieel publicatieblad van de Franse Republiek

• Kemy Seba: een Frans-Beninse activist die ook geopolitiek analist is bij verschillende West-Afrikaanse televisiezenders en lezingen geeft over panafrikanisme in veel Afrikaanse universiteiten. Hij is de aanstichter van de demonstraties tegen de CFA-frank die plaatsvonden in verschillende franssprekende Afrikaanse landen en strijdt eveneens tegen het neokolonialisme.

• Kidal: regio in Mali

• Macky Sall: president van Senegal • Macron: huidige president van Frankrijk

(30)

30

• Nicolas Sarkozy: vroegere president van Frankrijk, voor François Hollande en na Jacques Chirac.

• SADI: Malinese democratische partij die strijd voor onafhankelijkheid • Serman: Franse diplomaat en adviseur van de president

(31)

31

1. Conflictframe

In het grootste deel van de teksten is een conflictframe terug te vinden. Het conflictframe is een standaardframe (Semetko en Valkenburg, 2000, p. 95) wat betekent dat het op veel situaties toegepast kan worden, voor verschillende soorten conflicten. Ondanks het feit dat er niet is vertrokken vanuit de standaardframes van Semetko en Valkenburg (2000), is op een inductieve manier toch bij een dergelijk standaardframe terechtgekomen. In hoofdstuk 5 wordt hier verder op ingegaan.

Bij een conflictframe zijn er altijd minstens twee partijen aanwezig die botsen met elkaar om een bepaalde reden. Dat kan gaan van een ruzietje met de buurjongen over een speelgoedauto tot een oorlog met terroristische groeperingen voor grondgebied. Binnen een conflict is er bijna altijd sprake van een mede- en een tegenstander voor degene die in conflict is, en daarom wordt het conflictframe hierna nog opgesplitst in een partnerframe

(medestander) en een anti-frame (tegenstander). Hoe deze zich manifesteren in de artikelen van Le Combat en L’Essor, wordt hieronder uitgelegd, beginnend met het anti-frame.

1.1 Anti-frame

Een anti-frame is een onderdeel van het conflictframe. Bij het anti-frame staat de tegenstander in het conflict centraal, en niet zozeer de medestander, wat het geval is bij het partnerframe (zie 1.2 Partnerframe). Er wordt uitgebreid ingegaan op de redenen waarom die tegenstander zo slecht is. Allereerst worden enkele voorbeelden gegeven van dit frame, vervolgens worden specifieke invullingen van dit frame besproken, om te eindigen met twee subframes binnen het anti-frame: het neokolonisatorframe en het onbetrouwbaarheidsframe.

In het algemeen wijzen bepaalde woorden in de geanalyseerde krantenartikelen op een anti-frame. Dat zijn bijvoorbeeld werkwoorden als ‘zich verzetten’ en werkwoordcombinaties als ‘een tegengestelde positie innemen’. Het conflict kent binnen het anti-frame altijd een tegenstander, dus wordt het bijwoord ‘tegen’ ook heel vaak in combinatie daarmee gebruikt. Het conflict zelf uit zich door zelfstandige naamwoorden als ‘strijd’, ‘oorlog’ en ‘gevecht’.

Frankrijk voert bijvoorbeeld samen met Mali een “een genadeloze strijd tegen de terroristen”, en Kemy Seba voert naar eigen zeggen samen met de Malinezen een “strijd tegen de CFA-frank en het neokolonialisme”. In het volgende citaat geeft deze Frans-Beninse activist aan waarom hij in Mali op bezoek is, eveneens aan de hand van een anti-frame:

(32)

32

“Ik ben hier in Mali […] vooral om de Malinese massa’s te trainen in de eervolle strijd tegen de CFA-frank en voor de soevereiniteit van het Afrikaanse volk en tegen de onderdrukking, de dictatuur van de internationale gemeenschap en van Frankrijk in het bijzonder.”7

Het conflict staat hier duidelijk beschreven door het feit dat Seba massa’s wilt trainen voor een eervolle strijd. Die strijd zal volgens hem worden gevoerd tegen de onderdrukkende internationale gemeenschap en Frankrijk in het bijzonder, die volgens hem botst met het Afrikaanse volk, dat soevereiniteit wil. Alle elementen van een conflict zijn aanwezig. Ook onderstaande titel van een artikel in Le Combat over Frankrijk, is een voorbeeld van hoe een anti-frame eruit kan zien:

“De dood van elf Malinese soldaten doet het anti-Franse gevoel stijgen: de redenen voor het ophouden van de liefde voor de vroegere bevrijder.”8

Frankrijk is volgens het frame in dit artikel een tegenstander van Mali, omdat ze de reden zou zijn dat het geweld binnen Mali toeneemt in plaats van afneemt. De anti-houding tegenover Frankrijk blijkt onder andere uit de woorden ‘anti-Franse’ en ‘het ophouden van liefde’ (in het Frans één woord: désamour), maar dat is slechts een greep uit de vele negatieve woorden die gebruikt worden als er in Le Combat over Frankrijk gesproken wordt. Andere voorbeelden zijn ‘woede’, ‘toorn’, ‘veracht’ en ‘verraad’. In combinatie daarmee zijn het vaak woorden als ‘stijgen’, ‘daaraan toegevoegd’, ‘daarbovenop’ en ‘worden steeds erger’ die dat anti-gevoel nog sterker maken.

Vroeger wel partner

In de artikelen in Le Combat waarin Frankrijk als tegenstander in het conflict wordt geframed, wordt dat vaak gedaan aan de hand van deze zeer specifieke invulling van het anti-frame. Er wordt namelijk vaak verwezen naar hoe Frankrijk het vroeger wel goed deed en wel een partner was in de strijd, waardoor de tegenstelling met hoe het nu is des te groter wordt. Dit komt ook overeen met wat Klijnsma (2014) beschrijft in haar bachelorscriptie, namelijk dat

7 Le Combat, FR9, 17 juli 2017 8 Le Combat, FR2, 16 november 2017

(33)

33

de Malinezen aan het begin van de Franse operaties tegen terrorisme in Mali nog wel positief stonden tegenover Frankrijk, maar nu niet meer. In bovenstaande titel van een artikel in Le

Combat is het ‘vroegere bevrijder’ dat hiernaar verwijst. Een ander voorbeeld van de

invulling van dit anti-frame is het volgende citaat:

“En nochtans, na de bevrijding van de noordelijke regio van het terroristische juk door de Franse troepen in 2012, werd François Hollande niet alleen ereburger van

Timboektoe, maar ook, en vooral, kreeg hij een ontvangst die een bevrijder van Bamako waardig was. Waarom is dan, vijf jaar later, dat gevoel zoveel negatiever geworden?”9

In bovenstaand citaat wordt de tegenstelling beschreven van het warme onthaal van Hollande in 2012, en de situatie nu, waarbij Frankrijk niet meer geliefd is. Die tegenstelling versterkt het anti-gevoel, omdat iemand wel iets erg moet misdoen om uit de gratie te vallen. Frankrijk is nu dus in plaats van partner, tegenstander geworden van Mali in de strijd tegen terrorisme en geweld. De redenen daarvoor worden verder uitgewerkt in de artikels, Frankrijk zou namelijk partij trekken voor de verkeerde groepen en zou incompetent zijn, volgens andere invullingen van het anti-frame.

Partijdigheid en medeplichtigheid

Ook bij deze invulling van het anti-frame is Frankrijk de tegenstander in de strijd. Hier wordt dat echter geuit door Frankrijk te framen als een medeplichtige met gewapende groepen die tegenstanders zijn van Mali, waardoor Frankrijk ook in die tegenstanderspositie wordt gezet. Mali wil volgens de berichtgeving naast terroristische groeperingen ook andere gewapende groepen bestrijden, terwijl Frankrijk volgens enkele artikelen van Le Combat net samenwerkt met deze groepen, en ze zelfs voortrekt als het gaat om bepaalde afspraken. Frankrijk wordt daarom in dit frame in de tegenstanderpositie tegenover Mali geplaatst.

Een van de dingen die dat aantoont, is het feit dat er vaak wordt gesproken over

‘medeplichtig’ als het gaat om de relatie tussen Frankrijk en gewapende groeperingen. Iemand moet per definitie iets slechts hebben gedaan om medeplichtig te kunnen zijn, en zo wordt ook de houding van Mali tegenover Frankrijk en die groeperingen duidelijk. Zo is Frankrijk

9 Le Combat, FR2, 16 november 2017

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Winie, ontzettend bedankt voor jouw onmisbare hulp en ondersteuning, maar ik wil je vooral ook bedanken voor alle gezelligheid die jij met je meebrengt bij de nefrologie.. Onmisbaar

Counter-terrorism, however, is a common field of policy-making and has taken a position between the EU common foreign, defence and security policies and Justice and Home Affairs

In Chapter 4, we have studied a new model of endocrine regulation, derived from the classical Goodwin’s oscillator yet has an additional nonlinear negative feedback.. In this model,

To reconstruct the structure of a multilayer mirror reliably a combination of X-ray reflectivity and angular dependent X-ray fluorescence data is easy to use, especially because

Door mechanisatie en schaalvergroting werd de landbouw echter steeds minder belangrijk voor de werkgelegenheid, terwijl ook de industrie niet op hetzelfde niveau

Tussen kranten bestaan er verschillen in de manier waarop ze over jeugdcriminaliteit berichten (figuur 2). Bij nieuwsselectie spelen verschillende criteria een rol,

In figuur 2 is te zien dat de categorie kranten die op plek 1 hoort te staan binnen het onderwerp jeugdcriminaliteit meer aandacht besteedt aan informatie over beleid op het

Een onderzoek naar de berichtgeving over D66 in De Telegraaf, NRC Handelsblad en de Volkskrant, mei 2006 – mei 2009. Daan Bonenkamp