• No results found

Opvoedingsvaardigheden van Ouders en het Herstellen van Stress. Het Verband tussen Mind-Mindedness en het Herstel van de Fysiologische Stressreactie bij Eénjarige Kinderen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opvoedingsvaardigheden van Ouders en het Herstellen van Stress. Het Verband tussen Mind-Mindedness en het Herstel van de Fysiologische Stressreactie bij Eénjarige Kinderen."

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education

MASTER

Orthopedagogische Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

2019-2020 Scriptie

Opvoedingsvaardigheden van Ouders en het Herstellen van Stress.

Het Verband tussen Mind-Mindedness en het Herstel van de Fysiologische Stressreactie bij Eénjarige Kinderen.

Masterscriptie Orthopedagogiek

Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Naam student: Heleen Boogaart

Studentnummer: 10995862

E-mailadres: HMBoogaart@gmail.com

Scriptiebegeleider: Moniek Zeegers & Patty Leijten Tweede beoordelaar: Daniëlle van der Giessen

Voorlopige tijdsplanning: Start januari 2020 – eind juli 2020 Toewijzing aan leerstoelgroep: OOP

(2)

2 Abstract

Prolonged, excessive, or inappropriate stress predicts psychopathology and it is therefore important to understand the onset and development of stress recovery. This longitudinal study examined whether mind-mindedness from parents to their child at 4 and 12 months predicted the physiological recovery from stress at 12 months (N = 133; 52% girls). Parents’ mind-mindedness was observed in a free-play task and coded as appropriate mind-related comments and non-attuned mind-related comments. Stress recovery was measured with heart rate

variability after a stress task and compared with heart rate variability during the stress task. A positive association was expected between appropriate mind-mindedness and recovery and a negative association was expected with non-attuned mind-mindedness and recovery. It was expected that mothers were more influential than fathers at 4 months. Mind-mindedness did not predict stress recovery. However, this study yields new insights into mind-mindedness: fathers made proportional more non-attuned comments and the proportional mind-mindedness of both parents decreased over time. More research is needed on stress recovery development to understand better what parents can do to stimulate this development.

Samenvatting

Langdurige, overmatige of ongepaste stress voorspelt psychopathologie en het is daarom belangrijk het ontstaan en de ontwikkeling van het herstel van stress te begrijpen. In dit longitudinale onderzoek is gekeken of mind-mindedness van ouders naar hun kind op 4 en 12 maanden het fysiologische herstel van stress bij deze kinderen op 12 maanden (N = 133; 52% meisjes) voorspelt. Mind-mindedness van ouders werd geobserveerd in een vrijspeel-taak en gecodeerd als gepaste mind-gerelateerde opmerkingen en niet-afgestemde mind-gerelateerde opmerkingen. Herstel van stress is gemeten door hartslagvariabiliteit na afloop van een stresstaak te vergelijken met hartslagvariabiliteit tijdens de stresstaak. Er werd een positieve associatie verwacht met gepaste mind-mindedness en een negatieve associatie met niet-afgestemde mind-mindedness en herstel. Op 4 maanden werd een sterker verband met moeders dan vaders verwacht. Mind-mindedness voorspelde herstel van stress niet. Wel is meer kennis vergaard over het construct mind-mindedness: vaders maakten proportioneel meer niet-afgestemde opmerkingen en de proportionele mind-mindedness van beide ouders nam af over tijd. Meer onderzoek is nodig naar de ontwikkeling van het herstel van stress, om beter te begrijpen wat ouders kunnen doen om deze ontwikkeling te stimuleren.

(3)

3 Opvoedingsvaardigheden van Ouders en het Herstellen van Stress.

Ouders beïnvloeden de ontwikkeling van hun kind op verschillende manieren. Eén van de aspecten waar ouders invloed op hebben is hoe kinderen omgaan met stress (Frick,

Forslund, Fransson, Johansson, Bohlin, & Brocki, 2018; Noble, Norman, & Farah, 2005; Nachmias, Gunnar, Mangelsdorf, Parritz, & Buss, 1996; Zeegers et al., 2018). Uit eerder onderzoek blijkt dat ouders die sensitief en responsief zijn kinderen met een betere

stressregulatie hebben (Frick et al., 2018; Nachmias et al., 1996). Oftewel, ouders die goed aanvoelen wat een kind nodig heeft en daarop reageren, hebben kinderen die beter om kunnen gaan met stress. Om de ontwikkeling van stressregulatie en de invloeden erop beter te

begrijpen wordt in deze studie gekeken naar de relatie tussen het herstel van het fysiologische stress-systeem van jonge kinderen na een stresstaak en de mate van mind-mindedness van ouders. Mind-mindedness is het vermogen van ouders om mentale staten (bijv. gevoelens, gedachten, wensen en voorkeuren) van het kind correct te herkennen en op een gepaste wijze te verwoorden (Meins, Fernyhough, Fradley, & Tuckey, 2001).

Het Fysiologisch Stress-Systeem van Jonge Kinderen

Stress is een toestand waarin het interne (fysiologische) evenwicht dat een mens probeert te verkrijgen door stressoren wordt bedreigd of uit balans wordt gebracht (Chrousos, 2009). Stress kan onder andere ontstaan als er blootstelling plaatsvindt aan een nieuwe situatie of aan nieuwe stimulus. Het lichaam zal dan zorgen voor extra alertheid en concentratie om goed te functioneren (Chrousos, 2009). Uiteindelijk zullen er compensatiemechanismen in werking treden die zorgen dat het lichaam herstelt en tot evenwicht komt.

Het stress-systeem bevindt zich in het centrale zenuwstelsel en in de perifere organen (Chrousos, 2009). Langdurige, overmatige of ongepaste stress (het hebben van stress in een situatie waarin dat niet nodig is) kan negatieve effecten hebben, waaronder verhoogde hartslag, verhoogde bloeddruk en onderdrukking van het immuunsysteem. Op de lange termijn kan stress leiden tot ziektes, verhoogde cortisol en psychopathologie zoals angst, insomnia, depressie en obesitas (Chrousos, 2009; Nicolaides, Kyratzi, Lamprokostopoulou, Chrousos, & Charmandari, 2015). Om deze negatieve gevolgen te voorkomen, is het belangrijk dat stress goed gereguleerd wordt en dat het lichaam snel herstelt na stress. Het stressregulatie-systeem vormt zich al op jonge leeftijd door een combinatie van genen en omgevingsfactoren (Nicolaides et al., 2015).

Als het interne evenwicht in het lichaam door een stressor wordt bedreigd, wordt het stress-systeem geactiveerd (Nicolaides et al., 2015). Het autonome zenuwstelsel speelt hierbij een belangrijke rol en bestaat uit twee onderdelen: het parasympatische zenuwstelsel (PZS) en

(4)

4 het sympathische zenuwstelsel (SZS). Het PZS is een onderdeel van het autonome

zenuwstelsel dat ervoor zorgt dat het lichaam herstelt en tot rust komt. Het remt het effect van lichaamsfuncties en vertraagt onder andere de hartslag (Geller & Porges, 2014). Het SZS zorgt ervoor dat het lichaam tot activiteit komt, bijvoorbeeld bij de bevries- of vluchtreactie in een stressvolle situatie (Geller & Porges, 2014). Het PZS en SZS zorgen ervoor dat het

lichaam in de juiste staat is, afgestemd op de omgeving. Een belangrijke biomarker van de activiteit van het PZS is de hartslagvariabiliteit (HRV).

HRV is onderdeel van het cardiale systeem en geeft onder andere de flexibiliteit van het autonome zenuwstelsel aan (Holzman & Bridgett, 2017). De beide systemen van het autonome zenuwstelsel (PZS en SZS) beïnvloeden het cardiale systeem, maar het PZS zorgt voor een sneller en meer dominant effect op de HRV gedurende een rust periode (Berntson et al., 1997). Er kan worden aangenomen dat de rijping van het autonome zenuwstelsel bij baby’s en kinderen op verschillende momenten plaatsvindt. Er zijn grote individuele verschillen bij de ontwikkeling van het PZS (Porges & Furman, 2011). De HRV is een non-invasieve manier van meten van de variabiliteit van de duur tussen twee hartslagen in. HRV geeft aan hoeveel het PZS het functioneren van het hart beïnvloedt. De HRV gaat omlaag als er meer spanning en stress wordt ervaren, omdat dan het SZS wordt geactiveerd (Holzman & Bridgett, 2017).

Als een kind gestrest raakt, zal de HRV afnemen. De afname van de HRV laat zien dat het stressregulatiesysteem wordt geactiveerd. In de hersteltijd zal de HRV weer tot het niveau terugkomen wat het tijdens rust is (Porges, 2003; Shaffer, McCraty, & Zerr, 2014). Een kind met een goede stressregulatie (tijdens rust een hoge HRV) zal tijdens een stressvolle situatie een grotere HRV-afname laten zien, omdat de stressregulatie bij dit kind beter ontwikkeld is en sterker wordt geactiveerd (Porges, 2011). Na de stressvolle situatie zal een kind met goede stressregulatie sneller terug zijn op het oorspronkelijke HRV-niveau (Shaffer et al., 2014). Een kind met goede stressregulatie heeft dus een hoge HRV tijdens rust, een grotere daling tijdens een stressvolle situatie, een kortere herstelperiode en een hoger gemiddeld HRV gedurende de periode na de stressvolle situatie.

Studies naar HRV hebben tot nu toe voornamelijk gekeken naar baseline-HRV als een voorspeller voor stress regulatie (Beauchaine, 2001; Stifter, Fox, & Porges, 1986; Gunnar, Porter, Wolf, Rigatuso, & Larson, 1995). Hierbij wordt geconcludeerd dat een hoge HRV in rust betere regulatie capaciteiten representeert. Daarnaast wordt er ook gekeken naar de voorspellende waarde van HRV gedurende een stresstaak (Porges, 2003; Shaffer et al., 2014).

(5)

5 In de bestaande literatuur is het herstel van HRV na een stresstaak nog relatief beperkt

onderzocht. Deze studie heeft als doel hierin meer inzicht te verschaffen.

Onderzoek naar de herstel van stress is van belang, omdat een lange hersteltijd een risicofactor kan zijn voor een chronische stress-stoornis (Godfrey & Julien, 2005). Onderzoek kan ervoor zorgen dat er beter wordt begrepen welke factoren bijdragen aan een lange

hersteltijd. Als er meer duidelijkheid is kunnen er gerichtere adviezen aan de praktijk worden gegeven. Zo kunnen ouders een interventie volgen of kunnen er duidelijke

opvoedingsadviezen komen om een goed herstel van stress bij kinderen te bevorderen. Hiermee kunnen problemen in de toekomst worden voorkomen. Een hoog HRV-gemiddelde gedurende herstel duidt op betere regulatie capaciteiten bij volwassenen en kinderen (Godfrey & Julien, 2005; Hourani et al,. 2019; Santucci et al., 2008). Herstel-HRV is nog niet

onderzocht bij kinderen van 4 en 12 maanden. Om een goed beeld te krijgen van herstel-HRV is het nodig om dit te onderzoeken op verschillende leeftijden. Er is al bekend dat er op jonge leeftijd veel invloeden zijn op de HRV, dat wil zeggen veel invloeden die het stresssysteem bepalen (Frick et al., 2018; Nachmias et al., 1996; Noble et al., 2005).

Invloeden op het Stress-Systeem

Onderzoek bij zowel dieren als mensen laat zien dat opvoedervaringen een sterke invloed hebben op de ontwikkeling van het stress-systeem. Onderzoek van Menard, Champagne en Meaney (2004) naar ratten toont aan dat ratten die door hun moeders meer verzorgd werden (gelikt en geaaid) minder angstig waren en sneller herstelden van een stressvolle situatie. Er zou gezegd kunnen worden dat sensitieve moederratten een

beschermend effect hadden op de stressregulatie van de babyratjes. Daarnaast blijkt dat er gevoelige periodes zijn in de opvoeding waarin sensitief opvoedgedrag van moederratten een groter effect heeft op de ontwikkeling van het stress-systeem. Het is echter onduidelijk wanneer en onder welke omstandigheden deze gevoelige periodes plaatsvinden (Curley & Champagne, 2016). In het huidige onderzoek worden opvoedingsvaardigheden van ouders op twee momenten bekeken om te onderzoeken of er verschil is in deze periodes.

Sensitief opvoedgedrag bij mensen betekent dat een opvoeder de signalen van het kind correct opmerkt en hier tijdig en gepast op reageert (Ainsworth, 1969). Onderzoek naar tweelingen tonen aan dat de stressregulatie van kinderen op jonge leeftijd voor een deel genetisch is bepaald en voor deel door de omgeving wordt bepaald (Friedman et al., 2008). Uit onderzoek blijkt dat kinderen van 18 maanden (N = 77) meer cortisol aanmaken tijdens een stressvolle situatie wanneer hun moeders gedurende de eerste 6 maanden minder responsief reageren op signalen (Nachmias et al., 1996). In een Zweeds onderzoek is

(6)

6 sensitiviteit van moeders gemeten op 10 maanden en de zelfregulatie van de kinderen (N = 124) op 18 maanden. In dit onderzoek blijkt dat sensitieve moeders kinderen hebben met een betere zelfregulatie (Frick et al., 2018). Deze onderzoeken tonen aan dat het stress-systeem op jonge leeftijd sterk wordt beïnvloed door ervaringen die het kind opdoet. Hierbij hebben opvoeders en de sensitiviteit en responsiviteit van opvoeders een belangrijke rol (Loman & Gunnar, 2010).

Mind-Mindedness

Tijdens onderzoek naar sensitiviteit, kwam een belangrijke opvoedingsvaardigheid van ouders naar voren (Meins, 2013; Zeegers, Colonnesi, Stams, & Meins, 2017). Namelijk mind-mindedness waarbij verschillende mind-gerelateerde opmerkingen van ouders lijken te werken als externe regulatoren op het gedrag van het kind (Bernier, McMahon & Perrier, 2016; Fernyhough, 2008). Uit een toenemend aantal onderzoeken blijkt dat mind-mindedness belangrijk is voor zowel de ontwikkeling van gedrag bij kinderen als fysiologische processen (Colonnesi, Zeegers, Majdandžić, van Steensel, Bögels, 2019; Zeegers et al., 2018; Senehi, Brophu-Herb & Vallotton, 2018). Mind-mindedness is de vaardigheid van ouders om mentale staten (bijv. gevoelens, gedachten, wensen en voorkeuren) van het kind correct te herkennen en op een gepaste wijze te verwoorden (Meins et al., 2001). Mind-mindedness wordt daarom ook wel omschreven als het vermogen van ouders om te mentaliseren tijdens de interacties met hun kind. Het kind internaliseert deze opmerkingen van de ouder. Deze geïnternaliseerde dialoog die onder andere het zelfbeeld en het beeld van anderen bevat, zorgt voor zelfbegrip en top-down verloop van regulatiesystemen, zoals bij stressregulatie (Fernyhough, 2008).

Mind-mindedness wordt gemeten door de taal van ouders te analyseren tijdens interacties met hun kind en bestaat uit twee dimensies, gepaste (appropriate) en

niet-afgestemde (non-attuned) mind-mindedness. Ten eerste wordt gekeken hoe vaak en passend ouders de mentale staten van hun kind benoemen (gepaste mind-mindedness). Een voorbeeld van gepaste mind-mindedness is dat wanneer een kind geïnteresseerd lijkt in een nieuw object de ouder dit herkent en benoemt (”Je bent daar nieuwsgierig naar.”). Ten tweede wordt gekeken of het benoemen van de mentale staten van de baby correct afgestemd is op het gedrag van de baby (niet-afgestemde mind-mindedness). Bijvoorbeeld wanneer een ouder benoemt dat de baby iets leuk vindt, terwijl de baby zich wegdraait van het speelgoed, wordt dit als niet-afgestemd geclassificeerd. Eerder onderzoek laat zien dat beide dimensies van mind-mindedness onafhankelijke voorspellers van gehechtheid zijn en dus zijn beide dimensies belangrijk om mee te nemen in onderzoek (Meins, 2013).

(7)

7 In recent onderzoek tonen Zeegers et al. (2018) aan dat de mind-mindedness van moeders (n = 116) en vaders (n=116) HRV-waardes voorspelt. Gepaste mind-mindedness van moeders op 4 en 12 maanden voorspelde een hogere HRV tijdens rust. Dit betekent dat als moeders meer gepaste mind-gerelateerde opmerkingen maakten het kind een betere

stressregulatie heeft. Niet-afgestemde mind-minded opmerkingen van moeders aan het kind voorspelden een lagere HRV (slechtere stressregulatie) tijdens rust bij het kind. Voor vaders komt dit effect bij gepaste en niet-afgestemde opmerkingen op eenzelfde manier als bij moeders naar voren bij de HRV metingen op 12 maanden. Zeegers et al. (2018) hebben bij de 12-maandenmeting ook een stresstaak uitgevoerd. Hierin kwam een voor het kind onbekende man de ruimte in. Hij pakte het kind op en hield het 30 seconden vast. De gepaste mind-mindedness opmerkingen van moeders op 4 maanden voorspellen een HRV-toename. De niet-afgestemde opmerkingen van vader op 12 maanden voorspellen een HRV-afname, gedurende de taak. In dit onderzoek zal worden gekeken wat de samenhang is van mind-mindedness en de hersteltijd na een stressvol moment, omdat het herstellen na een stressvol moment ook belangrijke informatie geeft over de stressregulatie.

Een beperkt aantal onderzoeken wat zich richt op mind-mindedness bestudeert zowel het gedrag van moeders als vaders (Arnott & Meins, 2007; Lundy, 2013; Zeegers et al., 2018). Uit het onderzoek van Zeegers et al. (2018) blijkt dat niet-afgestemde opmerkingen van vaders op 12 maanden een significante voorspeller zijn van stressregulatie gedurende de stresstaak en gepaste mind-mindedness van moeders op 4 maanden voorspelt een grotere HRV-afname gedurende de stresstaak. Ook in het huidig onderzoek wordt er gekeken naar de mind-mindedness van ouders als het kind 4 maanden en 12 maanden oud is. In de eerste periode na de bevalling is de moeder vaak thuis met bevallingsverlof (10 weken), waar de partner minder verlof krijgt (10 dagen) (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2019). Het normale leven van ouders is rond 4 maanden vaak pas net weer opgestart. Het tweede meetmoment bevindt zich op 12 maanden. Het kind is nu al langere periode bij de ouders en vanaf 8/9 maanden hechten kinderen zich aan hun ouders (Bowlby, 2005). Het verschil tussen vaders en moeders dat Zeegers et al. (2018) hebben gevonden, zou kunnen worden verklaard door de lengte van het verlof. Moeders brengen de eerste paar maanden veel tijd door met hun kind omdat ze verlof krijgen. Doordat ze veel tijd samen doorbrengen is het stressregulatie systeem van de baby vooral beïnvloed door de opmerkingen van moeder. Op de 12 maanden meting zijn beide ouders in veel gevallen weer aan het werk, en brengen beide ouders veel tijd door met het kind. De stressregulatie van het kind zou dan afgestemd kunnen

(8)

8 zijn op zowel moeders als vaders. Daarom zal in dit onderzoek ook gekeken worden naar het verschil gedurende herstel van stress.

Huidig Onderzoek

De onderzoeksvraag in deze studie is: Is de mind-mindedness van ouders als kinderen 4 en/of 12 maanden oud zijn een voorspeller voor de mate waarin kinderen fysiologisch herstellen van een stresstaak als ze 12 maanden oud zijn? Om dit te onderzoeken zijn er drie deelvragen opgesteld. Ten eerste: Hangt een hogere proportie gepaste mind-gerelateerde opmerkingen van ouders op 4 en 12 maanden samen met een hogere herstel-HRV? Ten tweede: Hangt een hogere proportie niet-afgestemde mind-gerelateerde opmerkingen van ouders op 4 en 12 maanden samen met een lagere herstel-HRV? Ten derde: Is er een verschil in de invloed van de mind-mindedness van moeders en vaders op herstel-HRV?

Bij de drie deelvragen horen drie hypotheses. De eerste hypothese is dat een hogere proportie gepaste mind-gerelateerde opmerkingen van ouders op 4 en 12 maanden correleert met een hogere herstel-HRV herstel (positieve associatie) bij de kinderen. De tweede

hypothese luidt dat een hogere proportie niet-afgestemde opmerkingen van ouders correleert met een lagere herstel-HRV (negatieve associatie). Dit wordt verwacht omdat gepaste mind-mindedness een voorspeller lijkt voor een betere stress-regulatie en omgekeerd voor niet-afgestemde mind-minded opmerkingen (Shaffer et al., 2014). De derde hypothese houdt in dat op 4 maanden moeders meer invloed hebben op de stressregulatie dan vaders. Dit wordt verwacht omdat moeders op 4 maanden door hun langere verlof meer tijd hebben doorgebracht met het kind. Op 12 maanden wordt verwacht dat dit verschil afneemt.

Methode Design en Procedure

Dit longitudinale onderzoek is onderdeel van een groter longitudinale studie naar sociale ontwikkeling van baby tot kindertijd (de Vente, Majdandžić, Colonnesi, & Bögels, 2011). Koppels die in verwachting waren van hun eerste kind werden geworven door advertenties in tijdschriften en flyers die werden uitgedeeld door de kraamverzorging. Voor deze studie zijn twee meetmomenten gebruikt: 4 maanden (meetmoment 1) en 12 maanden (meetmoment 2). De ethische commissie heeft toestemming gegeven voor het onderzoek en alle participanten hebben schriftelijk informed consent gegeven. Exclusie criteria waren: een geboortegewicht onder 2500 g, wanneer de baby een neurologische stoornis had of een APGAR score onder de 8. Gezinnen kregen een voucher na elke meting.

(9)

9 Participanten

Op meetmoment 1 waren de 133 baby’s (69 meisjes, 52 %) 4 maanden oud (Mleeftijd1 = 3.6, SD = 0.52). In dit onderzoek zijn de data gebruikt van 114 (86 %) moeders, 110 vaders (83 %) en hun eerst geboren kind. Op meetmoment 2 waren de baby’s 12 maanden oud (Mleeftijd2 = 11.89, SD = 0.82). Er deden 111 moeders (83%), 113 vaders (85%) en hun kind mee. De voornaamste rede voor uitval van het hele gezin was dat ze geen tijd hadden om mee te doen aan de longitudinale studie. De gemiddelde leeftijd van moeders op meetmoment 1 was 30.89 jaar (SD = 4.31) en 33.56 jaar (SD = 4.86) voor vaders. Het gemiddelde

opleidingsniveau van ouders was relatief hoog. De meeste ouders hadden een HBO of

universitaire opleiding afgerond (74 % moeders, en 45 % vaders) en er was 1 moeder (0.8 %) en 3 vaders (2.3 %) die alleen de bassischool hadden afgerond. Ouders hadden primair een Europese etniciteit. Alle ouders woonden samen.

Instrumenten

Mind-mindedness. De mind-mindedness van vaders en moeders werd gemeten door middel van video-observaties. Op meetmoment 1 werd de ouder in het lab gevraagd om 5 minuten samen met het kind te gaan spelen zoals het dat normaal ook zou doen. De ouder mocht de hele ruimte gebruiken. Aan het begin van de meting lag de baby op de bank en zat de ouder ernaast. Na twee-en-een-halve minuut spelen zonder speelgoed, kreeg de ouder een box met 5 leeftijd gepaste speelgoedjes om mee te spelen. Op meetmoment 2 werd mind-mindedness gemeten met een vrijspeeltaak van 10 minuten. De ouder en het kind zaten op een speelmat in het midden van de kamer met leeftijd gepast speelgoed en kussens. Na 5 minuten werd het speelgoed vervangen door kussens met dierenprint.

Deze taken werden gefilmd en gecodeerd voor mind-mindedness. Elke opmerking van de ouder werd getranscribeerd en gecodeerd door getrainde observatoren. Hierbij werd de Nederlandse vertaling van de codeer-handleiding van mind-mindedness gebruikt (Zeegers & Colonnesi, 2016). Eerst werden de opmerkingen van ouders gescoord op mind-gerelateerde of niet mind-gerelateerde opmerkingen. Hierbij werden de mind-gerelateerde opmerkingen in categorieën verdeeld; cognities (“Herinner je je dit van de kinderboerderij?”), voor-, en afkeuren (“Jij vindt de rammelaar leuk!”) en emoties (“Ben je boos?”).

Vervolgens werd elke opmerking die in één van de categorieën viel, gecodeerd als gepaste mind-gerelateerde opmerking als: (a) de getrainde codeerder het eens is met ouder over de interpretatie van de interne staat van het kind, (b) de opmerking van de ouder verwijst naar een moment in de toekomst of het verleden die samenhangt met waar het kind op dat moment mee bezig is (“Weet je nog welk dier een leeuw maakt van toen we naar de

(10)

10 dierentuin gingen?”) of (c) de ouder letterlijk een stem geeft aan wat het kind had kunnen zeggen als hij/zij kon praten. Bijvoorbeeld: “nou mama, doe niet zo gek!” Mind-gerelateerde opmerkingen werden als niet-afgestemde gecodeerd als: (a) de ouders de interne staat van het kind verkeerd begrepen, hierbij werd de indruk van de getrainde codeerder als leidend

genomen (b) de ouder refereerde naar een opmerking in toekomst of het verleden die niet past bij waar het kind op dat moment mee bezig was (“Je vindt het vast leuk om straks de eendjes te gaan voeren?”). Met de opmerkingen in deze categorieën werd de proportionele mind-mindedness uitgerekend.

De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid werd door Zeegers et al. (2018) op twee

manieren berekend voor de gebruikte dataset. Hierbij zijn 90 van de 449 transcripten bekeken (20%). Eerst is de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid berekend voor het aantal

mind-gerelateerde opmerkingen, hierbij werd de tussen-klasse correlatie gebruikt (intra-class correlations, ICC). De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid op 4 maanden was hierbij ICCmoeder = .88, ICCvader = .75 en op 12 maanden ICCmoeder = .84, ICCvader = .84. Daarna is gekeken naar de geschiktheid van de mind-gerelateerde opmerkingen en deze is berekend met Cohen’s kappa. Deze was op 4 maanden κmoeder = .85, κvader = .82 en op 12 maanden κmoeder = .88, κvader = .92.

Herstel hartslagvariabiliteit. De HRV werd gemeten tijdens een stresstaak en na deze stresstaak. Voor dit onderzoek werd gebruikgemaakt van een stresstaak uit de

Laboratory Temperament Assessment Battery (Lab-TAB), Locomoter versie (Goldsmith & Rothbart, 1996). De LAB-TAB meet het temperament bij jonge kinderen en de Locomotor versie is geschikt voor kinderen van 12 maanden. De stresstaak verliep als volgt: De baby werd in een kinderstoel geplaatst en de moeder nam plaats achter de baby. Vervolgens kwam een mannelijke vreemde voor het kind naar het kind toe en praatte 30 seconden tegen het kind. Daarna tilde hij het kind op en hield het kind 30 seconden vast. Daarna werd het kind teruggezet in het stoeltje en mocht moeder het kind troosten.

De fysiologische activiteit (HRV) werd opgenomen en geanalyseerd met Vsrrp98 software (Molenkamp, 2011). De data verzameling in het programma werd uitgevoerd met een grafische kaart (National Instruments NI6224) waarbij werd gemeten met een snelheid van 200S/s per kanaal. De software identificeert R-golven die de hartslagen weergeven. De golven werden aangepast op kunstmatigheden. HRV wordt berekend door de RMSSD (de vierkantswortel van de gemiddelde kwadraatverschillen) van opeenvolgende normaal-tot-normaal (NN) intervallen (Task Force of the European Society of Cardiology and the North American Society of Pacing and Electrophysiology, 1996). Hierbij werd herstel-HRV

(11)

11 berekend door het HRV-gemiddelde gedurende de stresstaak van het HRV-gemiddelde na de stresstaak af te trekken (herstel = HRV na – HRV stress) (Hourani et al., 2020).

Statistische Aanpak

Missende data. Oorzaken voor missende mind-mindedness data waren: het missen van de afspraak bij het lab, ouders die een taal spraken die de onderzoekers niet beheersten (bijvoorbeeld Japans) en technische problemen. De herstel-HRV waarde is verzameld bij 90 baby’s van de 133 baby’s (78%) op meetmoment 2. Er waren verschillende oorzaken

waardoor niet bij alle baby’s HRV kon worden gemeten zoals: het missen van de afspraak bij het lab, verstoring van de meting door beweging van het kind of technische problemen.

Sommige baby’s moesten huilen bij de stresstaak. Er is onderzocht of baby’s die huilden tijdens de stresstaak een verstoord signaal hadden bij de HRV-meting. Als dit het geval is hebben baby’s die huilen (en dus veel ongemak ervaren) een verstoord HRV-signaal, dit zou betekenen dat baby’s die huilen minder snel worden meegenomen in het onderzoek. Dit is gemeten door middel van een chi-square test van onafhankelijkheid. Baby’s die huilden op meetmoment 2 hadden niet vaker een verstoord geluid op de HRV-meting dan baby’s die niet huilden: χ2 ( 1 ) = 0.15, p = .700.

Om te kijken of baby’s van wie de HRV niet gemeten kon worden ouders hadden met andere proporties van mind-mindedness is een t-test uitgevoerd. Hierbij was het wel of niet hebben van de HRV-data de onafhankelijke variabele en het level van mind-mindedness de afhankelijke variabele. Deze t-testen lieten geen significante resultaten zien (alle p-waardes > .10).

Data-analyse. De hoofdvraag werd beantwoord doormiddel van een hiërarchische regressieanalyse. Hiermee werd onderzocht of het gebruik van moeders en vaders van niet-afgestemde en gepaste mind-gerelateerde opmerkingen op 4 en 12 maanden herstel-HRV voorspelt. De hiërarchische regressieanalyse vond plaats in twee stappen. Bij stap 1 werden de niet-afgestemde en gepaste mind-gerelateerde opmerkingen van vaders en moeders op 4 maanden als voorspeller van herstel-HRV getoetst. Bij stap 2 werden de opmerkingen van vaders en moeders op 12 maanden als voorspellers toegevoegd. Bij elke stap is er een

interactie-term toegevoegd (moeder × vader) om te testen of de score van een ouder de score van de andere ouder compenseert en/of verbetert. De verschillende assumpties voor een multiple hiërarchische regressie zijn: HRV moet normaal verdeeld zijn (dit werd getest met de Shapiro-Wilko test), er mag geen sprake zijn van colineariteit (tolerantie moet groter zijn dan 0.1 en variance inflation factor < 10), de standaard residuen vallen binnen het interval [-3 ; 3],

(12)

12 de normal P-plot van het regressie gestandaardiseerde residu liggen allemaal rondom de lijn en in een scatterplot van herstel-HRV liggen alle punten op de x en y-as tussen de [-3 ; 3].

Om de derde deelvraag te onderzoeken werden niet-afgestemde en gepaste mind-gerelateerde opmerkingen van ouders naast de hiërarchische regressieanalyse op een tweede manier geanalyseerd. Er werd onderzocht of vaders en moeders in dezelfde mate

mind-gerelateerde opmerkingen maakten op meetmoment 1 en meetmoment 2. Dit wordt temporale continuïteit genoemd. Hierbij werd gekeken naar gepaste en niet-afgestemde

mind-mindedness en het verschil tussen tijd en geslacht van de ouders. Dit werd getest door middel van een ANOVA- analyse van ouders mind-gerelateerde opmerkingen, met ouders (moeder en vader) en tijd (4 en 12 maanden) als within-subjects variables. De verschillen die hiermee werden geconstateerd zijn daarna verder onderzocht door middel van een gepaarde T-test.

Resultaten Voorbereidende Analyses

De HRV-scores waren normaal verdeeld (Shapiro-Wilko = 0.97, p = .068). Een interactieterm (moeder × vader) werd aan alle drie de stappen toegevoegd om te testen of de mind-mindedness van één van de ouders het effect van mind-mindedness van de andere ouder compenseert of verbetert. Voor multicollineariteit, was de tolerantie op alle variabelen groter dan 0.1 en de VIF (variance inflation factor) was op alle variabelen kleiner dan 10. Dit

betekent dat aan de voorwaarden werd voldaan. Multicollineariteit beïnvloedt de coëfficiënten en zorgt voor een lagere betrouwbaarheid. In het geval van multicollineariteit is er

gedeeltelijk overlap bij de voorspellende variabelen. De standaard residuen lagen binnen het interval [-3 ; 3]. De normal P-plot van het regressie gestandaardiseerde residu lagen allemaal rondom de lijn. Tot slot bevonden in de scatterplot van herstel-HRV alle punten zich op de x en y-as tussen de [-3 ; 3]. Er werd dus voldaan aan alle assumpties.

Voorspelt Mind-Mindedness van Ouders Herstel van het Stresssysteem van Kinderen? Gepaste mind-mindedness. Ouders’ gepaste mind-gerelateerde opmerkingen op 4 en 12 maanden voorspelden het herstel van stress bij kinderen van 12 maanden niet. Tabel 1 toont de voorspellende waardes van vaders en moeders gepaste mind gerelateerde

opmerkingen op 4 en 12 maanden op het herstel van het stresssysteem van jonge kinderen. De opmerkingen van ouders op 4 maanden verklaarden 3% van de variantie van herstel-HRV (p = .56), dit is een klein niet-significant verband (Ferguson, 2016). De opmerkingen van ouders op 12 maanden hebben met 2% verklaarde variantie (p = .81) eveneens een klein

(13)

13 Tabel 1 Hiërarchische Multiple Regressie voor Gepaste Mind-Mindedness van Ouders als Voorspeller van het Herstellen van Stress

herstel-HRV (= na - stress)

Stap 1 (4 maanden) Stap 2 (12 maanden)

R2 .03 .05 R2-change .03 .02 F 0.70 0.50 p .56 .81 Beta Moeder 4m 0.21 0.18 Vader 4m 0.01 -0.08 Moeder × vader 4m -0.21 -0.15 Moeder 12m 0.03 Vader 12m 0.18 Moeder × vader 12m -0.08

Tabel 2 Hiërarchische Multiple Regressie voor Niet-Afgestemde Mind-Mindedness van ouders als Voorspeller van het Herstellen van Stress

herstel-HRV (= na - stress)

Stap 1 (4 maanden) Stap 2 (12 maanden)

R2 .02 .11 R2-change .02 .09 F 0.52 1.32 p .67 .26 Beta Moeder 4m -0.12 -0.10 Vader 4m -0.19 -0.32 Moeder × vader 4m 0.25 0.33 Moeder 12m -0.32 Vader 12m 0.09 Moeder × vader 12m 0.22

(14)

14 Niet-afgestemde mind-mindedness. Ouders’ niet-afgestemde mind-gerelateerde opmerkingen op 4 en 12 maanden voorspelden de variantie in het herstel van stress bij

kinderen van 12 maanden niet significant. Tabel 2 toont de voorspellende waardes van vaders en moeders niet-afgestemde mind gerelateerde opmerkingen op 4 en 12 maanden op het herstel van het stresssysteem van jonge kinderen. De opmerkingen op 4 en 12 maanden verklaarden beide een klein niet-significant gedeelte van herstel-HRV (Ferguson, 2016). Respectievelijk 2 % ( p = 0.67) en 9 % ( p = 0.26).

De Verschillen in Voorspellende Waardes van Mind-Mindedness van Vaders en Moeders op Herstel-HRV

Om de derde onderzoeksvraag te beantwoorden wordt gebruikgemaakt van het hiërarchische regressie model in combinatie met een aanvullende (ANOVA) analyse. De tijdelijke continuïteit (i.e., consistentie in scores op 4 en op 12 maanden) in combinatie met het verschil in geslacht werd geanalyseerd voor zowel gepaste mind-gerelateerde

opmerkingen als niet-afgestemde mind-gerelateerde opmerkingen.

Gepaste mind-mindedness. Voor gepaste mind-gerelateerde opmerkingen was er een verschil in tijd F (1, 93) = 34.92, p < .001, ŋp2 = 0.27. Er was geen verschil in geslacht en er was geen interactie-effect ( F (1, 93) = .92, p = .340; F (1, 93) = 1.44, p = .233). Een T-test voor gepaarde steekproeven laat zien dat ouders proportioneel minder gepaste opmerkingen maken op 12 maanden dan op 4 maanden (Tabel 3). Dit was het geval voor zowel vaders als moeder. Dus bij zowel vaders als moeders nam de proportie gepaste mind-gerelateerde opmerkingen af tussen de 4 en 12 maanden.

Tabel 3 T-Test voor Gepaarde Steekproeven laat het Verschil tussen 4 en 12 Maanden zien. Gepaste Mind-Gerelateerde Opmerkingen

N M 4 maanden (SD) M 12 maanden (SD) p

Moeder 104 0.07 (0.05) 0.05 (0.32) < .001**

Vader 102 0.08 (0.07) 0.05 (0.33) < .007**

Niet-Afgestemde Mind-Gerelateerde Opmerkingen

N M 4 maanden (SD) M 12 maanden (SD) p

Moeder 104 0.01 (0.02) 0.01 (0.01) < .01**

Vader 102 0.02 (0.03) 0.01 (0.01) < .02*

(15)

15 Niet-afgestemde mind-mindedness. Voor niet-afgestemde mind-gerelateerde

opmerkingen is een verschil gevonden voor tijd en geslacht. Voor tijd: F (1, 93) = 10.93, p < .001, ŋp2 = 0.11. Een T-test voor gepaarde steekproeven laat zien dat ouders proportioneel minder niet-afgestemde opmerkingen maken op 12 maanden dan op 4 maanden (Tabel 3). Moeders en vaders verschilden in het proportionele aantal niet-afgestemde mind-gerelateerde opmerkingen F (1, 93) =11.07, p < .001, ŋp2 = 0.11. Een T-test voor gepaarde steekproeven laat zien dat moeders proportioneel minder niet-afgestemde opmerkingen maken dan vaders op 4 en 12 maanden (Tabel 4). Er was geen proportioneel verschil voor het interactie-effect van niet-afgestemde opmerkingen bij geslacht en tijd F (1, 93) = 0.25, p = .616.

Geconcludeerd kan worden dat moeders proportioneel minder niet-afgestemde opmerkingen maakten dan vaders, op beide momenten. Daarnaast maakten vaders en moeders proportioneel minder niet-afgestemde opmerkingen op 12 maanden dan op 4 maanden.

Tabel 4 T-Test voor Gepaarde Steekproeven laat het Verschil tussen Vaders en Moeders zien. Gepaste Mind-Gerelateerde Opmerkingen

N M moeders (SD) M vaders (SD) p

4 maanden 104 0.07 (0.05) 0.08 (0.07) 0.178

12 maanden 109 0.05 (0.03) 0.05 (0.03) 0.629

Niet-Afgestemde Mind-Gerelateerde Opmerkingen

N M moeders (SD) M vaders (SD) p

4 maanden 104 0.01 (0.01) 0.01 (0.03) < .02* 12 maanden 109 0.01 (0.01) 0.01 (0.01) < .001**

Noot. 4 *p< .05; **p<.01, de mind-gerelateerde opmerkingen worden weergegeven in percentages.

Discussie

Het vermogen om goed te herstellen na stress is belangrijk, omdat een goed herstelvermogen het risico op negatieve gevolgen zoals een chronische stress-stoornis verlaagd (Godfrey & Julien, 2005). Om deze negatieve gevolgen te voorkomen, is het belangrijk dat stress goed gereguleerd wordt en dat het lichaam goed herstelt na stress. Om meer te leren over hoe het vermogen om te herstellen van stress zich ontwikkelt, is onderzocht of er een verband is tussen mind-mindedness van vaders en moeders en het herstel van stress bij het kind. De hoofdvraag in dit onderzoek is dan ook: Is er een verband tussen de mind-mindedness van ouders als kinderen 4 en/of 12 maanden oud zijn en de mate waarin kinderen fysiologisch herstellen van een stresstaak als ze 12 maanden oud zijn? Hierbij is er gekeken

(16)

16 naar gepaste mind-gerelateerde opmerkingen, niet-afgestemde mind-gerelateerde

opmerkingen en naar het verschil tussen vaders en moeders. Mind-Mindedness als Voorspeller van Herstel van Stress

Gepaste mind-mindedness en niet-afgestemde mind-mindedness voorspelden herstel van stress niet. Dit spreekt de hypotheses tegen. In onderzoek waarbij gebruik werd gemaakt van dezelfde dataset blijkt dat mind-mindedness wel een voorspeller is voor baseline HRV (Zeegers et al., 2018). Dit betekent dat mind-mindedness wel een voorspeller is voor het stress niveau gedurende rust, maar niet voor het herstellen van een stressvolle situatie. Dat herstel-HRV zich niet in eenzelfde mate laat voorspellen kan verschillende oorzaken hebben. Er zijn twee mogelijkheden: ofwel het verband bestaat niet, ofwel het verband is er wel maar kon met deze studie niet worden aangetoond.

Als het verband er niet is dan is het zo dat HRV zich niet laat voorspellen door mind-mindedness. Er is immers in het huidige onderzoek geen verband gevonden. Er is nog weinig bekend over de invloeden op herstel-HRV. Er zijn wel een aantal aanwijzingen dat

sensitiviteit van ouders een voorspeller is voor herstel-HRV op latere leeftijd. Echter, is sensitiviteit iets anders dan mind-mindedness (Zeegers et al., 2017). De eerste verklaring is dan ook dat uit de aanwijzingen in de theorie niet de juiste conclusie is getrokken en er geen verband is tussen mind-mindedness en herstel-HRV.

Als het verband er wel is, maar in deze studie niet wordt aangetoond kunnen daar verschillende verklaringen voor zijn. Allereerst mochten ouders na de stresstaak meteen bij het kind om het kind te troosten. Dit kan ervoor zorgen dat de regulatiecapaciteiten van ouders bij het kind werden gemeten in plaats van de stressregulatie van het kind. Ten tweede zijn lage HRV herstelscores niet eenduidig te interpreteren. De manier waarop HRV is berekend (HRV na – HRV stress) geeft aan dat een kind met een hoge score een goede stressregulatie heeft. Een kind met een lage score kan echter of een slechte stressregulatie hebben of erg weinig stress ervaren hebben. Hiermee is geen rekening gehouden gedurende de analyse, omdat ervan uit is gegaan dat de stresstaak bij alle kinderen een stressreactie zou oproepen. Ten derde is herstel van stress wellicht nog in ontwikkeling bij jonge kinderen. Uit eerder onderzoek blijkt dat de rijping van het autonome zenuwstelsel bij baby’s en kinderen op verschillende momenten plaatsvindt. Er zijn grote individuele verschillen bij de

ontwikkeling van het PZS (Porges & Furman, 2011). Het zou kunnen dat herstel-HRV een onderdeel is wat zich later ontwikkelt, waardoor een verband op 12 maanden nog niet aanwezig is. Pas gedurende de ontwikkeling zal het gedrag van ouders het herstel

(17)

17 helpen bij deze ontwikkeling, maar het beïnvloedt dan wellicht voorlopers van herstel-HRV, niet herstel-HRV zelf. Het verband zou dan zichtbaar zijn op het moment dat deze

ontwikkeling heeft plaatsgevonden bij de kinderen. Verschil tussen Vaders en Moeders

Er is geen verband gevonden tussen mind-mindedness van vaders of moeders en herstel-HRV. Omdat beide voorspellers geen rol leken te spelen kan, in tegenstelling tot wat werd verwacht, niet gesproken worden over een grotere of kleinere rol voor een van beide voorspellers. Dit betekent dat op basis van deze data niet gezegd kan worden dat vaders of moeders meer invloed hebben op het vormen van herstel-HRV en dus op het herstel van stress. Dit spreekt eerder onderzoek tegen (Zeegers et al., 2018). In deze analyse gebaseerd op dezelfde dataset werd gezien dat moeders vroeger in de ontwikkeling invloed hebben met gepaste mind-gerelateerde opmerkingen op de stressregulatie en vaders later met niet-afgestemde mind-gerelateerde opmerkingen. Hierbij is gekeken naar HRV gedurende een stresstaak.

In de aanvullende analyse bleek dat vaders proportioneel meer niet-afgestemde opmerkingen maakten dan moeders (op 4 en 12 maanden). Er was geen verschil in gepaste opmerkingen. Dit komt overeen met eerder onderzoek (Arnott & Meins, 2007). Een verklaring hiervoor kan zijn dat de moeder meer tijd heeft doorgebracht met het kind gedurende de verlofperiode. Daarnaast is er een afname gevonden in de proportie van mind-mindedness. Op 4 maanden maakten ouders proportioneel meer mind-gerelateerde

opmerkingen dan op 12 maanden. Dit geldt voor niet-afgestemde en gepaste opmerkingen. Dit komt overeen met eerder onderzoek en kan worden verklaard door de ontwikkeling van het kind. Kinderen kunnen steeds beter zelf hun staat benoemen, wat de afname van het benoemen bij ouders kan verklaren (Carpendale & Lewis, 2004). Daarnaast kan het zijn dat ouders meer niet mind-gerelateerde opmerkingen maken naar het kind, waardoor de proportie mind-gerelateerde opmerkingen afneemt.

Beperkingen en sterke Punten

Een sterk punt is dat deze studie heeft gekeken naar zowel vaders als moeders. Dit is belangrijk omdat beide ouders veel tijd doorbrengen met het kind en dus invloed hebben op de ontwikkeling van de stressregulatie. Uit eerder onderzoek blijkt dat vaders en moeders een andere invloed hebben op de stressregulatie van kinderen, en ook een andere rol hebben bij het opvoeden. Vaders laten bijvoorbeeld vaker risicovol gedrag zien (Möller, Majdandžić, de Vente, & Bögels, 2013; Zeegers et al., 2018). Het tweede sterke punt is dat het onderzoek plaatsvond in het laboratorium waar een protocol werd gevolgd. Door de omstandigheden

(18)

18 voor alle participanten gelijk te maken gaat de constructvaliditeit omhoog. Meins (1999, 2013) stelt dat mind-mindedness het beste onderzocht kan worden in een laboratorium, maar speculeert ook over andere manieren van het meten van mind-mindedness. Bijvoorbeeld tijdens het verzorgen in de thuissituatie. Daarnaast is het verschil in gedrag van ouders in een thuissituatie ten opzichte van een gestructureerde laboratorium situatie gering (Aspland & Gardner, 2003).

Een beperking van deze studie is dat het niet experimenteel is. Hierdoor kunnen er geen causale conclusies worden getrokken. Een voorbeeld van een experiment dat wel causale conclusies zou kunnen geven, zou het geven van een mind-mindedness training zijn. Door de effecten van de training te vergelijken met een controlegroep zouden causale uitspraken gedaan kunnen worden over het effect van mind-mindedness op de stressregulatie. Een volgende beperking is dat het gemiddelde opleidingsniveau van ouders erg hoog is in de steekproef. Het is mogelijk dat bij families met een hoge sociaal economische status (SES) er minder risico is van opstapelende factoren die de ontwikkeling van het kind kunnen

belemmeren. Een lage mind-mindedness voorspelt bijvoorbeeld vooral bij ouders met een lage SES gedragsproblemen bij kinderen (Meins, Centifanti, Fernyhough, & Fishburn, 2013). Hierdoor zijn de resultaten van deze studie dus niet generaliseerbaar naar populaties met een andere SES.

In dit onderzoek is alleen gekeken naar verbale mind-mindedness. Het zou kunnen dat ouders ook non-verbale mind-mindedness laten zien waardoor het kind beïnvloed kan

worden. Bij non-verbale mind-mindedness wordt er naar lichaamstaal gekeken (parental embodied mentalization) hiermee wordt de onbewuste mind-mindedness in kaart gebracht (Shai & Beslky, 2011). Non-verbale en verbale mind-mindedness geven samen een groter beeld van de signalen waardoor het kind wordt beïnvloed. In het vervolg zou het sterker zijn als zowel verbale als non-verbale mind-mindedness worden meegenomen om het construct te onderzoeken.

Aanbevelingen voor de Praktijk

Mind-mindedness lijkt in dit onderzoek geen invloed te hebben op herstel van stress. Bekend is dat mind-mindedness een positief verband heeft met stressregulatie en hechting van kinderen (Colonnesi et al., 2019; Zeegers et al., 2018; Senehi, Brophu-Herb, & Vallotton, 2018). Op basis van eerder onderzoek wordt dus aangeraden om gepaste en geen niet-afgestemde mind-gerelateerde opmerkingen te maken. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan geen advies gegeven worden aan ouders wat ze kunnen inzetten om herstel na stress te verbeteren.

(19)

19 Aanbevelingen voor de Wetenschap

Stressregulatie wordt zowel door het DNA als door de omgeving bepaald. Het is interessant om te onderzoeken wat de mate van stressregulatie is bij verschillende (type) genetisch profielen. Bij onderzoek naar ratten en mensen is aangetoond dat een insensitieve opvoeding bepaalde DNA methylaties in belangrijke stresssysteem genen kan beïnvloeden (Rodrigues et al., 2015; Turecki & Meaney, 2016). Als bekend is welk genetisch profiel gevoelig is voor mindedness zou dit meer inzicht geven in het effect van mind-mindedness op HRV.

Ouders hebben zowel invloed op elkaar als op hun kind. De theorie van

Bronfenbrenner (MacBlain, 2018) beschrijft dat ouders interacties hebben met het kind (micro-systeem) en met elkaar en de omgeving van het kind (meso-systeem). In deze studie is het micro-systeem onderzocht. In het vervolg zou ook het meso-systeem bekeken kunnen worden. Het zou kunnen dat ouders samen het kind sterker beïnvloeden. Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat wanneer ouders gelijke patronen van mind-mindedness laten zien, dit een grotere invloed op het kind zal hebben dan wanneer ouders verschillende of zelfs

tegengestelde patronen van mind-mindedness laten zien. Meer inzicht in het meso-systeem van het kind kan het effect van mind-mindedness op het kind beter inzichtelijk maken. Een mind-mindedness patroon van ouders zou dan als beschermende of risicofactor kunnen worden aangewezen. Eventueel zouden hier dan interventies op kunnen worden uitgevoerd, om een gezonde ontwikkeling te bevorderen.

Tot slot zou er meer onderzoek gedaan kunnen worden naar het herstellen van stress. Op dit moment wordt vooral onderzoek gedaan naar baseline-HRV en stressregulatie

gedurende een stresstaak. Dit onderzoek heeft bijgedragen aan een beter begrip van het concept herstel van stress, maar door dit onderzoek zijn er ook vragen boven komen drijven. Zo is er nog niet bekend hoe herstel van stress zich ontwikkelt. Door in vervolg onderzoek verschillende leeftijdsfases direct met elkaar te vergelijken, kan bijvoorbeeld gekeken worden in welke mate kinderen autonoom van stress herstellen en wat hierop van invloed is.

Conclusie

In dit onderzoek is geen verband gevonden tussen mind-mindedness van vaders of moeders en herstel-HRV van kinderen op 12 maanden. Door de afwezigheid van een algemeen verband kan geen conclusie worden getrokken over een eventueel verschil in invloed van vaders en moeders. Wel is meer kennis vergaard over het construct mind-mindedness. Zo bleek dat vaders proportioneel meer niet-afgestemde mind-gerelateerde opmerkingen maken en dat beide ouders proportioneel minder gepaste en niet-afgestemde

(20)

20 mind-gerelateerde opmerkingen maakten op 12 maanden dan op 4 maanden. Over herstel van stress als onderdeel van stress-regulatie is nog niet veel bekend. Wel is bekend dat wanneer kinderen niet goed herstellen van stress, dit tot chronische stress kan leiden en een grotere kans op psychopathologie voorspelt. Het is daarom belangrijk dat er meer onderzoek gedaan wordt naar stress-herstel, zodat beter in beeld komt hoe het herstellen van stress zich

ontwikkelt.

Literatuur

Ainsworth, M. D. S. (1969). Maternal sensitivity scales. Power, 6, 1379-1388.

Arnott, B., & Meins, E. (2007). Links among antenatal attachment representations, postnatal mind-mindedness, and infant attachment security: A preliminary study of mothers and fathers. Bulletin of the Menninger Clinic, 71, 132–149.

https://doi.org/10.1521/bumc.2007.71.2.132

Aspland, H., & Gardner, F. (2003). Observational measures of parent‐child interaction: An introductory review. Child and Adolescent Mental Health, 8(3), 136-143.

https://doi.org/10.1111/1475-3588.00061

Beauchaine, T.P. (2001). Vagal tone, development, and Gray’s motivational theory: Toward an integrated model of autonomic nervous system functioning in psychopathology. Development and Psychopathology, 13, 183–214. doi:10.1017/s0954579401002012

Bernier, A., McMahon, C., & Perrier, R. (2016). Maternal mind-mindedness and children’s school readiness: A longitudinal study of developmental processes. Developmental Psychology, 53(2), 210-221. doi:10.1037/dev0000225.

Berntson, G. G., Bigger, J, T., Dwain, L., Eckberg, D. L., Grossman, P., Kaufmann, P. G., Malik, M., Nagaraja, H, N., Porgers, S, W., Saul, J, P., Stone, P, H., & Molen, M, W. (1997). Heart rate variability: origins, methods, and interpretive

caveats. Psychophysiology, 34(6), 623-648. doi:10.1111/j.1469-8986.1997.tb02140.x Bowlby, J. (2005). A Secure Base: Clinical Applications of Attachment Theory (Vol. 393).

Abingdon, Verenigd Koninkrijk: Routledge.

MacBlain, S. (2018). Urie Bronfenbrenner: Learning in the wider context. In Learning Theories for Early Years Practice (pp. 66–69). Thousand Oaks, Canada: SAGE Publications.

Carpendale, J. I., & Lewis, C. (2004). Constructing an understanding of mind: The

development of children's social understanding within social interaction. Behavioral and Brain Sciences, 27(1), 79-96. doi:10.1017/S0140525X04000032

(21)

21 Chrousos, G. P. (2009). Stress and disorders of the stress system. Nature Reviews

Endocrinology, 5(7), 374-381. doi:10.1038/nrendo.2009.106

Colonnesi, C., Zeegers, M. A., Majdandžić, M., van Steensel, F. J., & Bögels, S. M. (2019). Fathers’ and mothers’ early mind-mindedness predicts social competence and

behavior problems in childhood. Journal of Abnormal Child Psychology, 47(9), 1421-1435. doi:10.1007/s10802-019-00537-2

Curley, J. P., & Champagne, F. A. (2016). Influence of maternal care on the developing brain: Mechanisms, temporal dynamics and sensitive periods. Frontiers in

neuroendocrinology, 40, 52-66. doi:10.1016/j.yfrne.2015.11.001

De Vente, W., Majdandžić, M., Colonnesi, C., & Bögels, S.M. (2011). Intergenerational transmission of social anxiety: The role of paternal and maternal fear of negative child evaluation and parenting behaviour. Journal of Experimental Psychopathology, 2, 509–530. doi:10.5127/jep.018811

Ferguson, C. J. (2016). An effect size primer: A guide for clinicians and researchers.

Professional Psychology: Research and Practice. 40, 532-538. doi: 10.1037/a0015808 Fernyhough, C. (2008). Getting Vygotskian about Theory of Mind: Mediation, dialogue and

the development of social understanding. Developmental Review, 28, 225–262. doi:10.1016/j.dr2007.02.001.

Frick, M. A., Forslund, T., Fransson, M., Johansson, M., Bohlin, G., & Brocki, K. C. (2018). The role of sustained attention, maternal sensitivity, and infant temperament in the development of early self‐regulation. British Journal of Psychology, 109(2), 277-298. doi:10.1111/bjop.12266.

Friedman, N. P., Miyake, A., Young, S. E., DeFries, J. C., Corley, R. P., & Hewitt, J.

K. (2008). Individual differences in executive functions are almost entirely genetic in

origin. Journal of Experimental Psychology: General, 137(2), 201– 225.

doi:2443/10.1037/0096-3445.137.2.201

Geller, S. M., & Porges, S. W. (2014). Therapeutic presence: neurophysiological mechanisms mediating feeling safe in therapeutic relationships. Journal of Psychotherapy

Integration, 24(3), 178-192. doi:10.1037/a0037511

Godfrey, R., & Julien, M. (2005). Urbanisation and health. Clinical Medicine, 5(2), 137-141. doi:10.7861/clinmedicine.5-2-137

Goldsmith, H. H., and Rothbart, M. K. (1996). Prelocomotor and Locomotor Laboratory Temperament Assessment Battery, Lab-TAB; version 3.0. Technical Manual, Department of Psychology, University of Wisconsin, Madison, WI.

(22)

22 Gunnar, M, R., Porter, F, L., Wolf, C. M., Rigatuso, J., & Larson, M. C. (1995). Neonatal

stress reactivity: Predicitions to later emotional temperament. Child development, 66, 1-13. doi: 10.1111/j.1467-8624.1995.tb00851.x

Holzman, J. B., & Bridgett, D. J. (2017). Heart rate variability indices as bio-markers of top-down self-regulatory mechanisms: A meta-analytic review. Neuroscience &

biobehavioral reviews, 74, 233-255. doi: 10.1016/j.neubiorev.2016.12.032

Hourani, L. L., Davila, M. I., Morgan, J., Meleth, S., Ramirez, D., Lewis, G., ... & Lane, M. (2020). Mental health, stress, and resilience correlates of heart rate variability among military reservists, guardsmen, and first responders. Physiology & Behavior, 214, 1-10 doi:10.1016/j.physbeh.2019.112734

Loman, M. M., & Gunnar, M. R. (2010). Early experience and the development of stress reactivity and regulation in children. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 34(6), 867-876. doi:10.1016/j.neubiorev.2009.05.007

Lundy, B. L. (2013). Paternal and maternal mind-mindedness and preschoolers' theory of mind: The mediating role of interactional attunement. Social Development, 22, 58–74. doi:10.1111/sode.12009

Meins, E. (1999). Sensitivity, security and internal working models: Bridging the transmission gap. Attachment and Human Development, 1, 325–342. doi:1080/14616739900134181.

Meins, E. (2013). Sensitive attunement to infants’ internal states: Operationalizing the construct of mind-mindedness. Attachment & Human Development, 15, 524–544. doi:10.1080/14616734.2013.830388.

Meins, E., Centifanti, L. C. M., Fernyhough, C., & Fishburn, S. (2013). Maternal mind-mindedness and children’s behavioral difficulties: Mitigating the impact of low socioeconomic status. Journal of Abnormal Child Psychology, 41(4), 543–553. doi:10.1007/s10802-012-9699-3

Meins, E., Fernyhough, C., Fradley, E., & Tuckey, M. (2001). Rethinking maternal sensitivity: Mothers' comments on infants' mental processes predict security of attachment at 12 months. The Journal of Child Psychology and Psychiatry and Allied Disciplines, 42(5), 637-648. doi: 10.1017/s0021963001007302

Menard, J. L., Champagne, D. L., & Meaney, M. J. P. (2004). Variations of maternal care differentially influence ‘fear’reactivity and regional patterns of cFos immunoreactivity in response to the shock-probe burying test. Neuroscience, 129(2), 297-308.

(23)

23 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. (2019, 26 februari). Hoe kan ik mijn

zwangerschapsverlof en bevallingsverlof berekenen? Geraadpleegd op 5 juni 2020, van

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zwangerschapsverlof-en- bevallingsverlof/vraag-en-antwoord/hoe-lang-duurt-zwangerschapsverlof-en-bevallingsverlof

Molenkamp, B. (2011). VSRRP98 Manual, Version 8.0. University of Amsterdam, the Netherlands.

Möller, E. L., Majdandžić, M., de Vente, W., & Bögels, S. M. (2013). The evolutionary basis of sex differences in parenting and its relationship with child anxiety in Western societies. Journal of Experimental Psychopathology, 4(2), 88-117.

doi:10.5127/jep.026912

Nachmias, M., Gunnar, M., Mangelsdorf, S., Parritz, R. H., & Buss, K. (1996). Behavioral inhibition and stress reactivity: The moderating role of attachment security. Child Development, 67(2), 508-522. doi:0(X)9-3920/96/6702-0008801,001

Nicolaides, N. C., Kyratzi, E., Lamprokostopoulou, A., Chrousos, G. P., & Charmandari, E. (2015). Stress, the stress system and the role of glucocorticoids.

Neuroimmunomodulation, 22(1-2), 6-19. doi: 10.1159/000362736

Noble, K. G., Norman, M. F., & Farah, M. J. (2005). Neurocognitive correlates of

socioeconomic status in kindergarten children. Developmental Science, 8(1), 74– 87. doi: 2443/10.1111/j.1467-7687.2005.00394.x

Porges, S.W. (2003). Social engagement and attachment: A phylogenetic perspective. Annals of the New York Academy of Sciences, 1008, 31–47. doi: 10.1196/annals.1301.004 Porges, S. W., & Furman, S. A. (2011). The early development of the autonomic nervous

system provides a neural platform for social behaviour: A polyvagal

perspective. Infant and child development, 20(1), 106-118. doi:10.1002/icd.688. Porges, S.W. (2011). The polyvagal theory—Neuro-physiological foundations of emotions,

attachment, communication, self-regulation. New York, New York: W.W. Norton & Co.

Rodrigues Jr, G. M., Toffoli, L. V., Manfredo, M. H., Francis-Oliveira, J., Silva, A. S., Raquel, H. A., ... & Gomes, M. V. (2015). Acute stress affects the global DNA methylation profile in rat brain: modulation by physical exercise. Behavioural brain Research, 279, 123-128. doi: 10.1016/j.bbr.2014.11.023

Santucci, A. K., Silk, J. S., Shaw, D. S., Gentzler, A., Fox, N. A., & Kovacs, M. (2008). Vagal tone and temperament as predictors of emotion regulation strategies in young

(24)

24 children. Developmental Psychobiology: The Journal of the International Society for Developmental Psychobiology, 50(3), 205-216. doi: 10.1002/dev.20283

Sarphati Cohort . (2019, 16 september). Over het Sarphati Cohort. Geraadpleegd op 9 februari 2020, van https://www.sarphaticohort.nl/over-sarphati-cohort/

Senehi, N., Brophy-Herb, H. E., & Vallotton, C. D. (2018). Effects of maternal mentalization-related parenting on toddlers’ self-regulation. Early Childhood Research

Quarterly, 44, 1-14. doi: 10.1016/j.ecresq.2018.02.001

Shaffer, F., McCraty, R., & Zerr, C. L. (2014). A healthy heart is not a metronome: an integrative review of the heart's anatomy and heart rate variability. Frontiers in psychology, 5, 1-19. doi:10.3389/fpsyg.2014.01040

Shai, D., & Belsky, J. (2011). When words just won’t do: Introducing parental embodied mentalizing. Child Development Perspectives, 5(3), 173-180. doi: 10.1111/j.1750-8606.2011.00181.x

Stifter, C. A., Fox, N, A., & Porgers, S. W. (1986). Individual differences in newborn reactivity and regulation [Abstract]. Psychophysiology, 23, 465. doi:10.1037/10149-007

Task Force of the European Society of Cardiology and the North American Society of Pacing and Electrophysiology (1996). Heart rate variability: Standards of measurement, physiological interpretation, and clinical use. Circulation, 93, 1043–1065. doi:10.1161/01.CIR.93.5.1043

Turecki, G., & Meaney, M. J. (2016). Effects of the social environment and stress on glucocorticoid receptor gene methylation: a systematic review. Biological Psychiatry, 79(2), 87-96. doi: 10.1016/j.biopsych.2014.11.022

Zeegers, M. A., Colonnesi, C., Stams, G. J. J., & Meins, E. (2017). Mind matters: A meta-analysis on parental mentalization and sensitivity as predictors of infant–parent attachment. Psychological Bulletin, 143(12), 1245-1272. doi: 10.1037/bul0000114 Zeegers, M. A., de Vente, W., Nikolić, M., Majdandžić, M., Bögels, S. M., & Colonnesi, C.

(2018). Mothers’ and fathers’ mind‐mindedness influences physiological emotion regulation of infants across the first year of life. Developmental Science, 21(6), 1-18. doi:10.1111/desc.1268

Zeegers, M.A.J., & Colonnesi, C. (2016). Dutch translation of the mind-mindedness coding manual 2.2—the observational measure. Unpublished document, University of Amsterdam, the Netherlands.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Another design wave was proposed for a linear description of a freak wave based on the phase coherence by a so-called (pseudo-)maximal wave [1].. In the exceptional case of a

This focus on European industry and hence on technology to solve the ecological crisis is not only characteristic of the green growth discourse which the EU’s Green Deal propounds

Breast cancer diagnoses among women aged &lt; 50 or &gt; 74  years (i.e. those not invited for biennial mam- mography screening) became significantly lower—as compared to the

The present study investigates whether skills associated with operating the Internet-of-Things (IoT) contribute to the acceptance and (intended) usage of IoT technology and

weaker ones and stand a chance to produce offsprings.. Chapter 3 explains the first task of IDS, namely intrusion monitoring. Intrusion is monitored by placing IDSs in various

The occupational carcinogen exposure in a coal mining environment may lead to the development of various types of cancer, such as prostate and lung cancer, due to the daily

Door een duidelijk overzicht te geven van de representatie van de Gallische intelligentie door de Romeinen hoop ik een beter beeld te geven van de positie van

Such challenges are for instance described as “changing projects” (Interview 8, para.. Taking a closer look at these above presented aspects, associated by