Media, Informatie en Communicatie
Adviesrapport voor de Stichting School en Veiligheid met
Tips en adviezen voor docenten die moeite
hebben met het omgaan met negatieve
reacties van multiculturele leerlingen op
homoseksualiteit
Afstudeeropdracht Christian OlijveEerste lezer: Tamara Franke Tweede lezer: Kike Olsder
Redactie en Mediaproductie
Voorwoord
In het kader van mijn afstudeerfase heeft de Stichting School en Veiligheid mij verzocht onderzoek te doen naar hoe een (eventueel online) tijdschrift of website er uit moet zien die docenten tips en adviezen geeft over hoe ze het best om kunnen gaan met multiculturele leerlingen die negatief reageren op homoseksualiteit. Dit was voor mij een kans om aan het eind van mijn studie Redactie en Mediaproductie aan de Hogeschool van Amsterdam een andere richting op te gaan dan gebruikelijk en hiermee meer diepgang te geven aan mijn studie. Dit bleek een goede test te zijn voor mijn wilskracht en doorzettingsvermogen. Op de momenten dat ik het even niet meer zag zitten was er gelukkig mijn begeleider Eelco Brancart, waar ik veel steun aan heb gehad. Daarnaast wil ik alle docenten bedanken die mee hebben geholpen aan mijn onderzoek. Met name de docenten van het Vincent van Gogh in Assen, die liever anoniem blijven, hebben mij enorm geholpen. Heel erg bedankt allemaal!
Utrecht, Mei 2015 Christian Olijve
Managementsamenvatting
Dit rapport beschrijft het onderzoek voor de Stichting School en Veiligheid met de volgende probleemstelling: Hoe ziet een (eventueel online) tijdschrift of website eruit dat docenten tips en adviezen geeft over hoe ze het best om kunnen gaan met negatieve reacties van
multiculturele leerlingen op homoseksualiteit.
Scholen zijn sinds 2012 verplicht aandacht te geven aan seksuele diversiteit en de Stichting School en Veiligheid streeft na een expertisecentrum te zijn dat dergelijke waardevolle informatie zelf levert en doorgeeft aan scholen en docenten. Op dit gebied schiet de Stichting momenteel tekort en daarom heeft het mij verzocht onderzoek te doen naar dit onderwerp. Om hiermee te starten is als eerst onderzoek gedaan naar de Stichting School en Veiligheid en vervolgens naar de doelgroep (de docenten) en de jongeren die negatief reageren op
homoseksualiteit. Zo blijkt dat enerzijds gemiddeld 78 procent van de Turkse en Marokkaanse jongeren tussen de 11 en 16 jaar moeite hebben met LHB’s (Lesbisch, Homo en Biseksueel) en anderzijds de docenten zich niet capabel genoeg voelen om een goed gesprek aan te gaan over dit thema omdat ze hiervoor onvoldoende handvatten hebben. Uit de panelgesprekken en interviews die gehouden zijn met de docenten kwam naar voren dat de docenten het meest geïnteresseerd zijn in een online tijdschrift van maximaal 12 pagina’s met feitelijke en toepasbare informatie over homoseksualiteit en tevens met verwijzingen naar andere media en de juiste tone of voice.
Aan de hand van de deskresearch zijn drie dummy’s gemaakt waaruit de docenten in de panelgesprekken de dummy moesten kiezen de hen het meest aansprak.
Veel docenten waren het met elkaar eens dat ze het liefst een online tijdschrift lezen die een warme maar toch professionele uitstraling heeft. Ook is gebleken dat de docenten dit online tijdschrift het liefst ontvangen via de mail en dat er een mogelijkheid is tot het zelf uitprinten van het tijdschrift. Qua vormgeving is het van belang dat er veel gebruik wordt gemaakt van beeld. De teksten mogen zeker niet te lang zijn, omdat lange stukken tekst lezen van een scherm niet aan te raden is. Opvallend is dat er tijdens de panelgesprekken is gebleken dat de overgrote meerderheid geen moeite heeft met een reclamebanner in het online tijdschrift. In de laatste fase van dit onderzoek is alle informatie uit zowel de desk-‐ als de fieldresearch bij elkaar gebracht en is een redactionele formule geschreven. Dit is te lezen in het hoofdstuk ‘Advies’.
Executive summary
In this thesis there has been done research for the Stichting School en Veiligheid. This rapport investigates the following problem: What does an –online-‐ magazine or website look like that helps teachers handle negative reactions to homosexuality from students with a multicultural background? In the Netherlands schools are obligated to address homosexuality and the Stichting School en Veiligheid wants to be a center of expertise that gives or directs valuable information to teachers. Unfortunately the Stichting does not live up to this now and therefore has asked me to write this thesis.
To start this investigation, I did research on the company itself and highlighted the target groups; the teachers as well as the multicultural students making the negative comments about homosexuality. It turned out that 78 percent of the Turkish and Maroccan students between the ages of 11 and 16 has problems with LGB’s (Lesbian, Gay, Bisexual). The teachers do not feel empowered enough to start off a good conversation about this matter.
From the fieldresearch it turned out the teachers are mainly interested in an online magazine with a maximum of 12 pages with facts and applicable information about homosexuality an the right tone of voice.
By the hand of 3 dummies the teacher could decide which magazine would speak to them most. A lot of teacher agreed that they like to read an online magazine that looks professional but has a warm look at the same time. The teachers also clearly stated that they would like a feature that would make it possible to print off the magazine easily in case they want to carry it around. The design of the magazine should focus on a the right mixture of text and images. The written parts cannot be too long since reading of a screen cannot be maintained for a long time. Most teachers in the fieldresearch stated that they do not have any trouble with the placement of advertorial banners in the magazine.
In the last fase the desk-‐ and fieldresearch have been combined and there has been written an editorial formula which can be read in the chaper ‘Advies’.
Inhoud
Voorwoord
3
Managementsamenvatting
4
Executive summary
5
1
Inleiding
9
1.1
Aanleiding van het onderzoek
9
1.2
Probleemstelling
10
1.3
Doelstelling
10
1.4
Opbouw van rapport
10
2
Methoden en technieken
12
2.1
Deskresearch
12
2.1.1
Best practices
12
2.2
Field 1 -‐ Interviews
12
2.3
Field 2 – Panelgesprekken
13
3
Interne analyse
15
3.1
Wie is de stichting School & Veiligheid?
15
3.1.1
Centrum School en Veiligheid
15
3.1.2
Pestweb
15
3.1.3
Gay And School
16
3.1.4
Project Preventie Seksuele Intimidatie
17
3.2
Welke producten en diensten levert de Stichting School en Veiligheid? 17
3.3
Op welke manier wordt de doelgroep nu ondersteund?
18
4
Doelgroepanalyse
20
4.1
Cijfers
20
4.1.1
Aantal & leeftijd
20
4.1.2
Tevredenheid en tijdsbesteding
21
4.1.3
Etniciteit
21
4.1.4
Sexe
21
4.2
Afbakening & Mediagebruik
22
4.3
Informatievergaring
23
4.4
De multiculturele leerlingen
23
5
Voorlichting
26
5.1
Seksuele voorlichting in Nederland
26
5.3
Trends en ontwikkelingen op het gebied van seksuele voorlichting
27
6
Het online tijdschrift
29
6.1
Wat zijn de voor-‐ en nadelen van een online tijdschrift?
29
6.1.1
Voordelen
29
6.1.2
Nadelen
30
6.2
Wat zijn de trends op het gebied van vormgeving en content in online
tijdschriften?
30
7
Content
32
7.1
Hoe ziet een geschikt online tijdschrift eruit?
32
7.1.1
Inhoud
32
7.1.2
Cover
32
7.1.3
Tekst
32
7.1.4
Beeld
32
7.2
Hoe ziet een geschikte redactionele formule eruit
33
7.2.1
Het centrale onderwerp
33
7.2.2
Afbakening
33
7.2.3
Tone of voice
33
7.2.4
Doelgroep
33
8
Best practices
35
8.1
Ze.nl
35
8.2
Farmaceutisch weekblad
36
8.3
Linda/LHOMO
36
8.4
Guernicamag.com
37
8.5
Schematische weergave
38
9
Resultaten
40
9.1
De Interviews
40
9.1.1
De reacties
40
9.1.2
Reacties van docenten op homonegativiteit
40
9.1.3
Initiatieven
41
9.1.4
Communicatie
41
9.1.5
Oplossingen en behoeften
42
9.2
Panelgesprekken
43
9.2.1
Probleem
43
9.2.2
Informatievoorziening
44
9.2.3
Aanpak
44
9.2.4
Vormgeving
45
10
Conclusie
48
11
Advies
50
11.1
Redactionele formule
50
11.1.1
Het centrale onderwerp
50
11.1.2
Afbakening
50
11.1.3
Tone of voice
50
11.1.4
Doelgroep
50
11.2
Content
50
11.2.1
Bestaande content
51
11.2.2
Zelfgemaakte content
51
12
Evaluatie
53
12.1
Desk-‐ en fieldresearch
53
12.2
Analysemethode
53
12.3
Validiteit en generaliseerbaarheid
53
12.3.1
Interne validiteit
53
12.3.2
Externe validiteit
54
12.3.3
Betrouwbaarheid
54
12.4
Vervolgonderzoek
54
13
Literatuurlijst
55
14
Bijlagen
60
14.1
Bijlage I -‐ Plan van aanpak
60
14.2
Bijlage II – Goedkeuring plan van aanpak
66
14.3
Bijlage III – Volledige vragenlijsten
66
14.4
Bijlage IV – Deelvragen
69
14.5
Bijlage V – Lijst onderwijsmethoden met aandacht voor homoseksualiteit
70
14.6
Bijlage VI – Uitgeschreven interviews en panelgesprekken
71
14.7
Bijlage VII
78
1 Inleiding
1.1 Aanleiding van het onderzoek
De stichting School en Veiligheid heeft aangegeven dat veel docenten van het middelbare onderwijs moeite hebben met het omgaan met negatieve reacties van leerlingen met een multiculturele achtergrond op homoseksualiteit. De docenten voelen zich niet capabel genoeg om een goed gesprek aan te gaan over dit thema omdat ze niet voldoende handvatten hebben om dit te doen (Stichting School en Veiligheid, 2015). Mede hierdoor loopt de homoacceptatie op middelbare scholen erg achter bij de algemene acceptatie in de Nederlandse samenleving. Ongeveer 20 procent van de leerlingen op een middelbare school geeft aan dat er amper sprake is van homoacceptatie en een derde van de leerlingen omschrijft zijn of haar school als homo-‐onvriendelijk (SCP persbericht, 2013). Veel jongeren worden dus geconfronteerd met een onveilig schoolklimaat (Bucx en van der Sman, 2014).
Een resultaat hiervan is dat het aantal zelfmoorden onder homojongeren vijf keer hoger ligt dan onder heterojongeren van dezelfde leeftijd (Joop.nl, 2015).
In Nederland kunnen LHB’s (Lesbisch, Homo, en Biseksueel) op weinig acceptatie rekenen door moslims, een meerderheid geeft aan homoseksualiteit expliciet af te keuren (SCP, 2014). Hierin zijn Turkse en Marokkaanse jongeren het meest negatief in hun mening, de overgrote
meerderheid vindt het vies als twee jongens zoenen. Iets minder negatief zijn Surinaamse, Antilliaanse en andere niet-‐westerse migranten, maar de reacties op twee zoenende jongens zijn nog steeds overwegend negatief. Opvallend is dat als het twee zoenende vrouwen betreft de reacties minder negatief zijn. (SCP, 2014).
Gemiddeld 78 procent van de Turkse en Marokkaanse jongeren tussen de 11 en 16 jaar heeft moeite met LHB’s. Het aantal Turkse jongeren tussen deze leeftijd bedraagt 41.257 en het aantal Marokkaanse jongeren tussen de leeftijd bedraagt 42.489. Het gaat binnen deze leeftijdsgroep dus om totaal 78 procent van 83.746 jongeren (65.322 jongeren) die grote problemen hebben met homoseksualiteit. (CBS Statline, 2015).
Het exacte aantal docenten dat tegen deze problematiek aanloopt is moeilijk te achterhalen aangezien Stichting School en Veiligheid af en toe iets dergelijks verneemt van een school, maar hier geen onderzoek naar gedaan is.
Wel valt er te zeggen dat er in 2013 in totaal 83.200 docenten werkzaam waren in het voortgezet onderwijs (Trendsinbeeld.minocw.nl, 2013)
Stichting School en Veiligheid is een stichting die er naar streeft de sociale veiligheid op scholen te vergroten en is de aangewezen partij om iets te doen aan dit probleem. Het deelproject van deze stichting genaamd Gay And School schiet tekort in de mate van ondersteuning aan docenten die moeite hebben met het adequaat reageren op negatieve reacties van jongeren met een multiculturele achtergrond. Momenteel worden deze docenten ondersteund door de stichting met posters, flyers en lespakketen en links naar bijvoorbeeld andere websites.
De Stichting wil haar docenten beter kunnen helpen. Het wil de doelgroep kunnen inspireren met allerlei tips en adviezen. De beste manier om dit te doen is door het ontwikkelen van een online magazine. Een online magazine is namelijk een effectieve en transparante manier om de doelgroep te bereiken en te inspireren (Fankwatching, 2015)
Daarnaast geeft een online tijdschrift meer kans voor de makers om te communiceren met hun doelgroep. Door zogenaamde e-‐publishing software is het mogelijk om erachter te komen welke artikelen het best worden gelezen en aan welk type artikelen de doelgroep meer behoefte heeft. Ook is het voordeel dat de doelgroep zelf de keuze heeft het online tijdschrift uit te printen, mocht daar behoefte aan zijn. Iets wat met bijvoorbeeld een website een stuk lastiger is. (Mirabeltechmologies.com, 2015)
Een online tijdschrift is ook op andere vlakken een goede keuze; zo zijn de kosten voor het uitbrengen van een dergelijke (al dan niet eenmalig) tijdschrift laag en is het mogelijk zoveel content te plaatsten als gewenst. Ook is het mogelijk om allerlei links en andere multimediale aspecten toe te voegen aan een online tijdschrift (Redactiepartners, 2014).
Deze manier van customer media is juist geschikt voor de docenten omdat deze doelgroep geïnteresseerd is in het overkoepelende thema, hetgeen een must is bij het maken van een online tijdschrift (Frankwatching.com, 2014).
1.2 Probleemstelling
De probleemstelling voor het onderzoek luidt als volgt: ‘Hoe ziet een (online) tijdschrift of website eruit dat docenten voorlicht over hoe ze om kunnen gaan met negatieve reacties van jongeren met een multiculturele achtergrond op homoseksualiteit?’
1.3 Doelstelling
Stichting School & Veiligheid beschikt over een adviesrapport met redactionele formule voor een (online) tijdschrift of website die docenten ondersteuning biedt bij het omgaan met negatieve reacties vanuit multiculturele jongeren tijdens voorlichting over homoseksualiteit.
1.4 Opbouw van rapport
Voor het schrijven van een passend advies aan de Stichting School en Veiligheid wordt begonnen met welke methoden en technieken er onderzoek gedaan zal worden. Er zal zowel desk-‐ als fieldresearch gedaan worden en de fieldresearch zal bestaan uit half gestructureerde interviews in combinatie met panelgesprekken. Vervolgens zal er naar de Stichting School en Veiligheid gekeken worden in de Interne Analyse. Om een goed beeld te krijgen van de doelgroep zal in het hoofdstuk Doelgroepanalyse deze groep zo nauwkeurig mogelijk
beschreven worden. Om een volledig advies te kunnen geven zal er ook worden ingezoomd op hoe seksuele voorlichting er uitziet en welke wetten hieraan verbonden zijn op zowel landelijk als Europees niveau. Vervolgens wordt er gekeken naar welke content het tijdschrift kan hebben en wat de voor-‐ en nadelen zijn van zowel een online of gedrukt tijdschrift of website.
Daarna zal er in het hoofdstuk Best Practices gekeken worden naar welke elementen in andere (al dan niet online) tijdschriften succesvol zijn en welke meegenomen kunnen worden naar het uiteindelijke advies.
De bevindingen van de fieldresearch zijn terug te lezen in het hoofdstuk Resultaten en worden gevolgd door de conclusies die getrokken kunnen worden in het hoofdstuk Conclusies. Daarna wordt er een advies gegeven in het gelijknamige hoofdstuk. Het onderzoek wordt afgesloten met een evaluatie van zowel de interne als de externe validiteit en generaliseerbaarheid van het onderzoek. Tot slot worden suggesties gedaan voor eventuele vervolgonderzoek(en).
2 Methoden en technieken
In dit hoofdstuk worden de verschillende onderzoeksmethoden beschreven aan de hand van het doel van deze methode.
2.1 Deskresearch
In de deskresearch wordt zoveel mogelijk relevante informatie gezocht die eerder is gepubliceerd. De deskresearch bestaat uit een interne analyse waarin gekeken wordt hoe de Stichting School en Veiligheid momenteel communiceert met docenten van het middelbare onderwijs. Daarna wordt er gezocht naar informatie over de docenten zelf in de
doelgroepanalyse. Omdat de Stichting School en Veiligheid wil weten hoe een tijdschrift eruit moet zien dat docenten helpt met het omgaan met negatieve reacties vanuit multiculturele leerlingen op homoseksualiteit wordt er gekeken of dit het best tot zijn recht komt in een gedrukt of online tijdschrift of website
2.1.1 Best practices
Aan het eind van de deskresearch wordt er gekeken naar de best practices. Als eerst zal er een algemene omschrijving van het tijdschrift worden gegeven. Daarna wordt er gekeken naar de tone of voice. Het hanteren van de juiste tone of voice is van belang bij het overbrengen van informatie en de doelgroep te inspireren of aanzetten tot actie (Frankwatching.nl, 2015), (Setcommunicatie.nl, zj). Hoe doen de verschillende best practices dit en wat kan hier van geleerd worden?
Daarna wordt er gekeken naar de pijlers, een belangrijk element in de redactionele formule van een tijdschrift. Pijlers geven structuur aan een tijdschrift en maken het herkenbaar voor eventuele volgende edities. Het hebben van goede pijlers is daarom belangrijk voor elk succesvol tijdschrift (Frankwatching, 2015).
Tot slot wordt er gekeken naar de vormgeving. Vormgeving geeft een tijdschrift identiteit en sluit tegelijkertijd aan bij de identiteit van de afzender. Met vormgeving kan net zoveel gezegd worden als met woorden en leidt de lezer op een prettige manier door het blad
(redactiepartners.nl, zj).
Eind het eind van de best practices zal schematisch worden weergegeven welk tijdschrift op welk van de bovenstaande criteria goed scoort.
2.2 Field 1 -‐ Interviews
Als tweede methode zullen interviews worden gehouden met de doelgroep. Een interview is een vraaggesprek waarin de beleving van de geïnterviewde voorop staat. In dit interview worden 6 docenten apart van elkaar geïnterviewd om een duidelijk en all-‐round beeld te krijgen van de problematiek van deze docenten. Maar er wordt niet alleen naar de
met het eerder genoemde probleem. Wat valt er te leren van deze docenten? Welke manieren hanteren zij om om te gaan met het probleem? De volledige vragenlijst staat in bijlage III.
De respondenten zullen gevonden worden met behulp van de Stichting School en Veiligheid.
Het half gestructureerde interview is een goede manier om antwoord te krijgen op de vragen die te vinden zijn in bijlage III. Het onderwerp is complex en daarom moet een vertrouwde omgeving worden gemaakt waarin de docenten hun verhaal kunnen doen.
Ook is gekozen voor een half gestructureerd interview omdat het gaat om een beperkte groep respondenten, namelijk de docenten die moeite hebben het omgaan met negatieve reacties van multiculturele leerlingen met betrekking tot homoseksualiteit. Aangezien het
voorbereiden, uitvoeren, verwerken, analyseren en interpreteren een nauwkeurige taak is, past dit goed bij een relatief kleine doelgroep. Daarnaast is er weinig literatuur bekend die zo specifiek ingaat op dit probleem, wat de keuze voor interviews ook een goede keuze maakt.
Het type interview dat gehouden zal worden is het eerder genoemde half gestructureerde interview. Bij dit type interview is er wel een topiclijst maar er zal veel ruimte zijn voor de eigen inbreng van de respondent. Het is belangrijk dat de onderzoeker zich flexibel opstelt tijdens het onderzoek (Verhoeven, 2011).
Ook kan het interview plaatsvinden op een plek en tijd die de respondent goed uitkomt waardoor hij of zij zich goed op zijn of haar gemak voelt en geneigd is tot eerlijke antwoorden.
De nadelen van dit onderzoekstype is dat geen algemene conclusies kunnen worden getrokken die voor de hele doelgroep gelden en de interviewer kan –al die niet onbewust-‐ de respondent beïnvloeden tot het geven van bepaalde antwoorden door het gesprek in een bepaalde richting te sturen.
2.3 Field 2 – Panelgesprekken
Als derde en laatste methode zal een panelgesprek worden ingezet. Een panelgesprek is een zorgvuldig geplande discussie om meningen te genereren over een bepaald onderwerp. (Krueger, 1988). Bovendien is een panelgesprek een geschikte manier voor het verkrijgen van goede ideeën en meningen over een product dat nog niet bestaat namelijk een –online-‐ tijdschrift dat docenten van tips en adviezen voorziet over hoe ze het best om kunnen gaan met negatieve reacties op homoseksualiteit vanuit multiculturele leerlingen. Een panelgesprek kan dus inzichten geven in zowel de vorm als inhoud van het nog te ontwikkelen product. (Allesovermarktonderzoek.nl, 2015)
Daarnaast vormen panelgesprekken een goede onderzoekmanier als keuzes gemaakt moeten worden zoals welk kleurenpakket de doelgroep het meest aanspreekt (decisionanalyst.com, 2015). Tot slot is er tijdens een panelgesprek de mogelijkheid om dieper in te gaan op ideeën, meningen, wensen en behoeften van de doelgroep (Steens & Oude Alink, 2013)
Er geldt een maximaal aantal mensen van 4 om het gesprek enigszins overzichtelijk te houden. De groep moet namelijk klein genoeg zijn om iedereen een stem te kunnen geven, maar ook groot genoeg om verschillende opvattingen te kunnen krijgen. Het gesprek zal worden opgenomen met een voicerecorder.
Het panelgesprek zal plaatsvinden in week 17. De locatie zal het Vlaamsch Broodhuys in Utrecht zijn waar er een aparte ruimte afgehuurd kan worden. Hieraan zijn geen kosten verbonden omdat het Vlaamsch Broodhuys tevens mijn werkgever is. De vragenlijst voor het panelgesprek is terug te vinden in bijlage III.
3 Interne analyse
In dit hoofdstuk wordt de Stichting School en Veiligheid als organisatie beschreven, aan de hand van de vier verschillende deelprojecten binnen het bedrijf. Ook is te lezen welke producten het bedrijf momenteel aanbiedt.
3.1 Wie is de stichting School & Veiligheid?
Stichting School & Veiligheid houdt zich bezig met 4 hoofdprojecten, namelijk: Centrum School en Veiligheid, Pestweb, Gay And School en Project Preventie Seksuele Intimidatie (PPSI). Hieronder worden deze projecten kort toegelicht.
3.1.1 Centrum School en Veiligheid
Centrum School & Veiligheid richt zich op de sociale veiligheid in het primair en voortgezet onderwijs. De stichting doet dit in opdracht van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. De stichting helpt scholen als het gaat om de verantwoordelijkheid voor sociale veiligheid vanuit wettelijke verplichtingen. Gedacht kan worden aan de ARBO-‐wet, de Kwaliteitswet en de Meld-‐ en Aangifteplicht. Iets concreter komt dat neer op thema’s als pesten, discriminatie, geweld, homoseksualiteit en islamitisch of rechts extremisme. De stichting is er voor zowel leerlingen als docenten.
Kort samengevat verzamelt en verspreid de stichting informatie en deskundigheid op het gebied van schoolveiligheid en adviseert schoolleiders, leraren/docenten, mentoren,
leerlingbegeleiders, vertrouwens-‐ en contactpersonen en onderwijsondersteunend personeel (Schoolenveiligheid.nl, 2015).
3.1.2 Pestweb
Pestweb is door het ministerie van OCW ingesteld als een expertisecentrum voor kinderen, jongeren, ouderen en leerkrachten die te maken krijgen met pesten. Pestweb biedt kinderen en jongeren die gepest worden een luisterend oor door middel van een hulp via chat, mail en telefoon. Ook worden ouders en leerkrachten ondersteund in hoe ze het best om kunnen gaan met kinderen die gepest worden. Dit wordt gedaan vanuit de overtuiging dat elk kind recht heeft op een veilige school waar het zichzelf kan ontwikkelen op een gezonde manier. Toch is Pestweb realistisch in hun doelstelling. Er wordt van uitgegaan dat een school zonder pesten amper haalbaar is, maar dat pesterijen wel snel worden gezien en professioneel worden opgelost (Schoolenveiligheid, 2015).
Een initiatief van Pestweb is bijvoorbeeld de beweging ‘SpeakUp!’, waarmee ze pesten bespreekbaar willen maken in de maatschappij. Pestweb vindt het belangrijk deze beweging positief te beladen. Pesten moet niet zwaarder worden gemaakt dan noodzakelijk en er moet niet vanuit een slachtofferrol gehandeld worden.
Dat een initiatief als Pestweb hard nodig is blijkt uit tabel 1 van de website Saqi.nl (School Attitude Questionnaire Inernet). Hieruit blijkt dat slechts 18% van de basisschoolleerlingen nooit betrokken is geweest bij pesten.
Toch blijkt het erg lastig te achterhalen hoeveel er gepest wordt in Nederland. Volgens onderzoeker Frits Goossens van de Vrije Universiteit in Amsterdam zullen kinderen eerder zelf aangeven dat ze gepest worden dan dat ze pesten en dat zorgt voor een enorme
onzekerheidsmarge (Telegraaf.nl, 2015)
3.1.3 Gay And School
Gay And School is in 2001 opgericht door onderwijsadviesbureau APS op verzoek van het Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vanwege verontrustende berichten over het welzijn van homoseksuele leerlingen en docenten. (Gayandschool.nl, 2015)
Het uitgangspunt van Gay And School is: "Leerlingen, personeel en schoolleiders hebben het recht om te leren en te werken in een veilige school. Ook homo-‐ en biseksuele, lesbische en transgender leerlingen, personeelsleden en schoolleiders. Voor hen en voor scholen die informatie, inspiratie en gereedschappen zoeken om te bouwen aan 'een veilige school voor iedereen', is deze website."
Om dit waar te maken fungeert de website als een expertisecentrum die informatie en kennis verspreidt op het gebied van onderwijs en seksuele diversiteit. Een onderdeel hiervan is bijvoorbeeld het verzamelen van tools en lesmateriaal die gericht zijn op het vergroten van de sociale veiligheid van LHBT (lesbisch, homo, bi en transgender)-‐ leerlingen en personeel.
Dat het slecht is gesteld met de mate waarin LHBT-‐ers worden geaccepteerd in het onderwijs blijkt bijvoorbeeld uit een rapport dat is gepubliceerd door het Sociaal en Cultureel
Planbureau. In het rapport De Acceptatie Van Homoseksualiteit Door Etnische En Religieuze Groepen In Nederland staat dat verschillen in de mate van acceptatie van homoseksuelen al vanaf jongs af aan erg verschillen bij etnische en religieuze minderheden. Met name islamitische leerlingen met een Turkse of Marokkaanse afkomst denken erg negatief over homoseksualiteit.
Minister Bussemaker heeft in een kamerbrief laten weten dat de acceptatie van LHBT-‐ers haar volle aandacht heeft (Rijksoverheid.nl, 2015)
3.1.4 Project Preventie Seksuele Intimidatie
Project Preventie Seksuele Intimidatie of PPSI werkt aan het bevorderen van de sociale veiligheid in het onderwijs. Zo ondersteunt het scholen bij het voorkomen en aanpakken van ongewenste omgangsvormen en geeft het advies en ondersteuning via een helpdesk. Ook ontwikkeld PPSI praktische (les)materialen en geeft het training aan hoe je een
vertrouwenspersoon kunt zijn en ondersteunt het de vertrouwenspersonen met verschillende publicaties. Een goed voorbeeld hiervan is het boek Moet Iedereen ‘Het’ Weten? Dit is een draaiboek voor de afhandeling van een crisissituatie rond seksuele intimidatie en seksueel misbruik op school.
Dit draaiboek wordt steeds aangepast aan de huidige wetgeving en zorgt ervoor dat een school goed voorbereid is op een crisissituatie.
3.2 Welke producten en diensten levert de Stichting School en
Veiligheid?
De manier waarop Stichting School en Veiligheid waardevolle informatie levert en doorgeeft aan scholen, docenten, leerlingen en ouders gebeurt via verschillende kanalen, namelijk;
Informatiebladen – er worden regelmatig informatiebladen uitgebracht over actuele thema’s. Deze bladen zijn PDF’s en gratis te downloaden op de website.
Conferenties – er worden regelmatig conferenties gehouden voor bijvoorbeeld vertrouwenspersonen. Er zijn de professionele sprekers die ervaringen delen en er is gelegenheid voor vertrouwenspersonen hun ervaringen te delen voor zover hun beroepsgeheim dat toelaat. De dag is gewijd aan het ‘vakmanschap’ van de vertrouwenspersoon. De kosten om mee te doen bedragen 249 euro.
Trainingen – Naast de conferenties voor vertrouwenspersonen worden ook trainingen georganiseerd waarmee nieuwe vertrouwenspersonen opgeleid kunnen worden. Het betreft een vierdaagse cursus en biedt de training die iemand nodig heeft om zichzelf een
vertrouwenspersoon te mogen noemen.
Themaweken – Elke jaar wordt de Week Tegen Het Pesten georganiseerd. Gedurende deze week komt vrijwel alles wat met pesten te maken heeft aan bod. Er worden draaiboeken beschikbaar gesteld die gedownload kunnen worden van de website om zelf deel te nemen aan deze week.
Boeken – De stichting brengt boeken uit die het werk van bijvoorbeeld een
vertrouwenspersoon makkelijker kunnen maken. Maar ook boeken waarin een school wordt begeleid in het geval va een seksuele intimidatie of seksueel misbruik. Goedlopende boeken zijn bijvoorbeeld Moet Iedereen ‘Het’ Weten? een draaiboek bij crisissituaties op scholen.
Posters – Ook is het mogelijk om allerlei posters te bestellen. Bijvoorbeeld posters waarop verschillende gezinssituaties te zien zijn aangezien de thuissituatie van veel kinderen divers is. Sommige kinderen hebben bijvoorbeeld gescheiden ouders, terwijl anderen twee vaders hebben.
Spellen – Een kwartetspel bijvoorbeeld om zelf een gezin samen te stellen en op deze manier kinderen er van te overtuigen dat elk gezin een andere samenstelling heeft.
Links – De website bevat ook een heleboel handige links die iemand verder kan helpen. De website is hiermee dus een doorgeefluik van informatie.
Helpdesk – Voor vragen over sociale veiligheid op scholen is er een speciale telefonische helpdesk ontwikkelt.
3.3 Op welke manier wordt de doelgroep nu ondersteund?
Als docenten moeite hebben met negatieve reacties van multiculturele leerlingen met
betrekking tot homoseksualiteit, welke ondersteuning biedt Stichting School en Veiligheid dan?
Op de projectpagina Gay And School van de website van de stichting is veel informatie te vinden voor docenten die zelf homoseksueel zijn of tips om homoseksualiteit bespreekbaar te maken in de klas. Er wordt geen advies gegeven hoe men om kan gaan met negatieve reacties op dit onderwerp. Op dit vlak schiet de stichting tekort in de eigen gestelde kernwaarden, namelijk dat scholen leerlingen dienen te leren om “respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit”.
Ook buiten de stichting is het aanbod beperkt. Er bestaan slechte enkele educatieve programma’s die leraren ondersteunen. Het meest gebruikte lesprogramma in het basisonderwijs is het leskatern ‘Relaties & Seksualiteit’. Voor middelbare scholen is dit het lespakket genaamd ‘Lang Leve De Liefde’. Wel zijn er veel verschillende soorten programma’s die slecht één thema behandelen zoals bijvoorbeeld loverboys. Het aanbod is groot, maar de effectiviteit ervan is twijfelachtig. (Seksuelevorming.nl, 2015)
Conclusie
Stichting School en Veiligheid richt zich op vier hoofdprojecten die alle vier een andere focus hebben. Gay and School is de belangrijkste voor dit adviesrapport en schiet tekort op het gebied van voorlichting. Docenten kunnen niet terecht bij de Stichting voor advies over hoe ze het best om kunnen gaan met negatieve reacties over homoseksualiteit vanuit multiculturele
leerlingen. Het is belangrijk dat een dergelijk advies er snel komt omdat het binnen de verantwoordelijkheid van de Stichting valt.
4 Doelgroepanalyse
In dit hoofdstuk wordt de doelgroep onderzocht om een goed beeld te krijgen van deze groep. Ook wordt er gekeken naar de tweede doelgroep namelijk de multiculturele leerlingen die moeite hebben met homoseksualiteit.
4.1 Cijfers
4.1.1 Aantal & leeftijd
In 2013 waren in totaal 83.200 docenten werkzaam in het voortgezet onderwijs
(Trendsinbeeld.minocw.nl, 2013). Deze docenten zijn gemiddeld tussen de 22 en 65 jaar oud en werken na het afronden van de studie in het voortgezet onderwijs. Bijna de helft van alle docenten in het voortgezet onderwijs is ouder dan 50 jaar. Ook is er een fors deel boven de 60 volgens Eugène Bernhard, voorzitter raad van bestuur bij Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) in Brabant. (ED.nl, 2015)
In onderstaande grafiek geeft de groene lijn een algemeen beeld van de leeftijd van docenten in het voortgezet onderwijs.
4.1.2 Tevredenheid en tijdsbesteding
Uit onderzoek van TALIS is gebleken dat 9 van de 10 leraren die lesgeeft aan de onderbouw1
van het middelbare onderwijs tevreden is over zijn of haar baan.
Van dezelfde groep docenten heeft 40% het gevoel dat het beroep leraar wordt gewaardeerd door de maatschappij, internationaal is dit 30% (Trendsinbeeld.minocw.nl, 2015).
De docenten besteden gemiddeld 73% van hun tijd aan het lesgeven. 16% van de tijd gaat op aan het behouden van de orde in de klas en ongeveer 11% van de tijd wordt besteed aan het uitvoeren van administratieve taken.
4.1.3 Etniciteit
In het voortgezet onderwijs zijn voornamelijk autochtone docenten werkzaam. Het aantal niet-‐ westerse docenten bedroeg in 2009 4,7% (Caop.nl, zj). Wel is het aandeel niet-‐westerse docenten in de Randstad hoger ten opzichte van de rest van Nederland. In Amsterdam is bijvoorbeeld 16,7% van het onderwijzend personeel op middelbare scholen van niet-‐westerse afkomst (Caop.nl, zj).
4.1.4 Sexe
Waar in het primaire onderwijs de overgrote meerderheid vrouw is (86%), is het aandeel vrouwen in het middelbare onderwijs ongeveer gelijk aan het aantal mannen; 51,4% is vrouw. Mannen zijn in de meerderheid als het gaat om directiefuncties binnen het onderwijs; 57,4% van de directieleden is man (Stamos.nl, zj)
Jongere docenten in het onderwijs zijn vaker vrouw, terwijl bij docenten met een hogere leeftijd de meerderheid vaker man is. Zie de tabel hieronder.
4.2 Afbakening & Mediagebruik
Omdat het doel van deze scriptie is om docenten een mediaproduct te bieden dat ze helpt met het omgaan met negatieve reacties van multiculturele leerling op homoseksualiteit is het belangrijk onderzoek te doen naar het mediagebruik van deze doelgroep. Van welke media wordt gebruikt gemaakt en welke genieten de voorkeur? In hoofdstuk 4.1.1 is gebleken dat een significant deel van de docenten boven de 50 is . Daarom zal er ingezoomd worden op het mediagebruik van docenten tussen de 50 en 65 jaar. Docenten jonger dan 50 jaar kunnen vaak met alle soorten media goed overweg (Bindinc, zj)
De 50-‐plussers besteden gemiddeld 7 uur en 47 minuten per dag aan media. In onderstaande tabel is te zien dat 50-‐plussers gemiddeld meer tijd besteden aan lezen en televisie. Van internet wordt minder gebruik gemaakt. Dit hoeft geen probleem te zijn voor een online tijdschrift want uit onderzoek van het CBS blijkt dat 95% van de Nederlanders tussen de 55 en 65 jaar toegang heeft tot internet. (CBS Statline, 2015)
Als men kijkt naar het internetgebruik van de 50-‐plusser geeft onderstaand tabel veel duidelijkheid. Interessant om te zien is dat de leeftijdscategorie 50+ het meest gebruikt maakt van e-‐mailen en online bankieren (Bindinc.nl, zj).
Hoe een doelgroep aangesproken wil worden door een mediaproduct verschilt per generatie. Van de 50-‐plussers heeft 69% aangegeven dat ze het liefst aangesproken willen worden door ‘echte mensen’. Waarden als echtheid, begrip, herkenning en humor zijn van belang bij een mediaproduct. Schreeuwerigheid en onoprechte emoties worden niet gewaardeerd (Marketingfacts.nl, 2015).
Op het gebied van social media zijn 50-‐plussers ook steeds actiever. Uit een onderzoek van Pew Research Center uit 2010 blijkt dat het aantal Amerikaanse 50-‐plussers dat actief is op social media is gestegen tot 46%. Uit een onderzoek van 50plusser.nl is gebleken dat 67% van de Nederlandse 50-‐plussers actief is op Facebook (50plusser.nl, zj).
4.3 Informatievergaring
Naast de Stichting School en Veiligheid kunnen docenten uit het middelbaar onderwijs bij nog meer instanties terecht voor informatie. Een goed voorbeeld hiervan is kenniscentrum RutgersWPF. Op de website van deze instelling is veel informatie te vinden voor docenten over de seksuele ontwikkeling van tieners.
Een ander goed voorbeeld is de website Seksuelevorming.nl. Op deze website wordt
lesmateriaal aangeboden dat docenten helpt met het geven van seksuele voorlichting. Op deze site is een grote verscheidenheid aan specifieke lesmaterialen met thema’s als diversiteit, voortplanting en weerbaarheid.
Een plek waar docenten terecht kunnen als ze moeite hebben met het omgaan met negatieve reacties op homoseksualiteit is niet gevonden.
Het is aannemelijk dat docenten ook informatie vergaren door met elkaar of het schoolbestuur in gesprek te gaan. Daarom zal hier aandacht aan besteed worden in de fieldresearch. De resultaten hiervan zijn te lezen in hoofdstuk 9.
4.4 De multiculturele leerlingen
Recentelijk is een onderzoek gepubliceerd door het Sociaal Cultureel Planbureau over de acceptatie van homoseksualiteit door etnische en religieuze groepen in Nederland.
Uit dit onderzoek is gebleken dat in Nederland LHB’s (Lesbisch, Homo, en Biseksueel) op weinig acceptatie kunnen rekenen door moslims. Een meerderheid geeft aan homoseksualiteit expliciet af te keuren (SCP, 2014). Hierin zijn Turkse en Marokkaanse jongeren het meest negatief in hun mening. De overgrote meerderheid vindt het vies als twee jongens zoenen. Iets minder negatief zijn Surinaamse, Antilliaanse en andere niet-‐westerse migranten, maar de reacties op twee zoenende jongens zijn nog steeds overwegend negatief. Opvallend is dat als het twee zoenende vrouwen betreft de reacties minder negatief zijn (79% van de Turkse en 77% van de Marokkaanse jongeren vindt twee zoenende mannen vies, tegen 61% van de Turkse en 51% van de Marokkaanse jongeren als het zoenende vrouwen betreft. De overige etniciteiten zijn te vinden in onderstaande tabel (SCP, 2014).
Waar bij autochtone Nederlanders een sterke daling is te zien in het aantal gelovigen, is dankzij de migratie het aantal aanhangers van niet-‐christelijk religies sterk toegenomen. Door de arbeidsmigratie uit Marokko en Turkije in de jaren zeventig is de Islam momenteel na het Christendom de grootste religie in Nederland.
Binnen de islam wordt homoseksualiteit op verschillende gronden afgewezen.
Homoseksualiteit strookt vaak niet met de religieuze normen en waarden over het gezin en ook niet met de geldende norm over wat mannelijkheid en vrouwelijkheid is. Daarnaast wordt homoseksualiteit in grote mate afgewezen omdat het in strijd zou zijn met bepaalde religieuze voorschriften.
De christelijke kerk heeft van oudsher een vijandige houding tegenover homoseksualiteit alleen is hier de afgelopen jaren beweging in te zien. Zo heeft de paus een synode geopend over de kerkelijke leer ten opzichte van homoseksualiteit en heeft hij tegen journalisten gezegd dat hij homo’s niet veroordeeld (nu.nl, 2015).
In onderstaande tabel is goed te zien dat religie vaak samen gaat met homonegativiteit. De blauwe balken geven aan hoeveel personen van een bepaalde stroming binnen het
Christendom negatief denken over homoseksualiteit. Bij de meest rechter balk is te zien dat van alle niet-‐gelovigen in Nederland slechts 4% negatief tegenover homoseksualiteit staat.
Maar hoe zit dit met aanhangers van de Islam? En welke verschillen zijn er te zien binnen de verschillende stromingen?
Bijna de helft van de moslims 1 vindt homoseksualiteit verkeerd (SCP, 2014). De verschillen
tussen islamitische stromingen hierin zijn niet groot, de acceptatie is bij soennieten alleen iets kleiner dan bij alevieten en sjiieten.
Ruim driekwart van de moslims zou het een probleem vinden als hun kind een partner van hetzelfde geslacht zou hebben en drie op de vier vindt het niet acceptabel dat homo’s met elkaar mogen trouwen in Nederland.
Er is dus een sterke samenhang tussen religie en moeizame acceptatie van homoseksualiteit.
Conclusie
In 2013 waren in totaal 83.200 docenten werkzaam in het voortgezet onderwijs
(Trendsinbeeld.minocw.nl, 2013). Deze docenten zijn gemiddeld tussen de 22 en 65 jaar oud. Jongere docenten in het onderwijs zijn vaker vrouw, terwijl bij docenten met een hogere leeftijd de meerderheid vaker man is. De docenten tussen de 50 en 65 jaar maken volop gebruik van internet en social media. E-‐mailen is de favoriete communicatievorm van deze docenten. Een goede manier om het eindeproduct aan te bieden aan de doelgroep is dus via de e-‐mail. Inhoudelijk moet het eindproduct een rustige uitstraling hebben en vooral niet schreeuwerig zijn aangezien de doelgroep dit niet waardeert.
Daarnaast is er een sterk verband tussen de Islam en homonegativiteit onder met name Turkse en Marokkaanse jongeren. De bestaande negativiteit wordt aangewakkerd vanuit de religie en dus moet het eindproduct hierop inspelen.
1 Onderzoek is gedaan naar moslims tussen de 14 en 49 jaar met oververtegenwoordiging van Turkse en