• No results found

Boek 4 BW, bedrijfsopvolging en de richtlijnen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Boek 4 BW, bedrijfsopvolging en de richtlijnen"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Boek 4 BW, bedrijfsopvolging en de richtlijnen Burgerhart, W.

Published in: Estate Tip Review

DOI:

10.5553/ET/157254212018015007001

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2018

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Burgerhart, W. (2018). Boek 4 BW, bedrijfsopvolging en de richtlijnen. Estate Tip Review, 2018(7). https://doi.org/10.5553/ET/157254212018015007001

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

Boom juridisch Postbus 85576 2508 CG Den Haag T (070) 330 70 33 E HUinfo@bju.nlH I HUwww.boomjuridisch.nlU

Estate

Tip

Re vi e w Afl. 2018-07 21 februari 2018

Boek 4 BW, bedrijfsopvolging en de richtlijnen

Estate planning en nalatenschapsafwikkeling gaan hand in hand, dat behoeft geen verder betoog. In de afwikkelingsfase, zowel met als zonder wettelijke vereffening, is bij

verschillende onderwerpen een rol voor de rechterlijke macht weggelegd. In EstateTip Review is daarop al eerder gewezen. Zowel de kantonrechter als de rechtbank komt in Boek 4 BW in beeld. In EstateTip Review 2017-32 stond de vereffening centraal, in verband waarmee het volgende werd geschreven:

‘Het is ook denkbaar dat de estate planner als (wettelijk) vereffenaar optreedt, al dan niet na een beneficiaire aanvaarding (artikel 4:203 BW) en/of op verzoek van een derde door de rechtbank wordt benoemd (artikel 4:204, 4:205 BW). Is daarvan sprake, dan is het van belang om kennis te nemen van en rekening te houden met de Richtlijnen vereffening nalatenschappen, welke recent, op 29 augustus 2017, door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel, Kanton en Toezicht (LOVCK&T) zijn goedgekeurd. Deze richtlijnen zijn te raadplegen via

https://www.rechtspraak.nl/Uw-Situatie/Onderwerpen/Erfenis-aanvaarden-verwerpen. Overigens krijgt een vereffenaar in de regel te maken met

kantonrechters, en dus met de Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter

(

https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Kanton#dfed22b2-5b80-4f56-aaf8-9eaa10ee2e5b1).’

De Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter is recent gewijzigd; versie 6.0 is op 12 december 2017 vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel, Kanton en Toezicht. Al bladerend door de handleiding, op zoek naar de wijzigingen ten opzichte van de vervallen handleiding, want die wijzigingen zijn er, werd mijn aandacht getrokken door het onderdeel ‘Artikel 74 lid 3: verplichting tot zekerheidstelling’.

EstateTip Review 2008-30 werd geheel gewijd aan artikel 4:74 BW, een erfrechtelijke bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de legitiemeregeling. Ik citeer hieruit enkele passages om de (on)mogelijkheden van deze faciliteit te duiden:

‘Deze faciliteit kan door een erflater worden ingezet indien het erfrecht wordt gebruikt in het opvolgingsproces van zijn onderneming. Allereerst moet worden opgemerkt dat de voorziening niet op de verkrijging van de onderneming dan wel de aandelen in een NV/BV betrekking heeft, maar op het legaat waarmee de niet-opvolger(s) wordt (worden) bedacht. De verkrijging van de onderneming of de aandelen heeft al plaatsgevonden of wordt door het overlijden gerealiseerd. Het effect van artikel 4:74 BW wordt aan een (in twee of meer termijnen opeisbaar) geldlegaat gekoppeld, door daaraan de “sacrale” woorden toe te voegen “dat

zonder deze beschikking de voortzetting van een beroep of bedrijf van de erflater in ernstige mate zou worden bemoeilijkt”. Het gevolg hiervan is dat bij verwerping van dat legaat door de verkrijgende legitimaris/legataris de contante waarde daarvan in

(3)

mindering op de legitieme portie komt (art. 4:74 BW). Het geldlegaat dat vanwege de uitgestelde opeisbaarheid (meer dan zes maanden) op grond van artikel 4:73 lid 1 letter c BW als “inferieur” moet worden aangemerkt, wordt door de toevoeging van de beweegreden “superieur”.’

maar:

‘Met het overlijden is de bedrijfsopvolging echter nog niet helemaal beklonken. De legitimaris kan namelijk op grond van artikel 4:74 lid 2 BW de juistheid van de beweegreden (grond) betwisten. De rechter aan wie deze kwestie wordt

voorgelegd, moet beoordelen of – naar het moment van overlijden – de voortzetting van erflaters beroep of bedrijf in ernstige mate wordt bemoeilijkt zonder het in termijnen opeisbare geldlegaat. Deze toets valt in feite uiteen in een juridische toets of erflater een beroep of bedrijf heeft (gehad), en een economische toets of de voortzetting zonder een periodieke opeisbaarheid in ernstige mate wordt

bemoeilijkt. De daadwerkelijke voortzetting wordt in artikel 4:74 BW overigens niet als voorwaarde gesteld (zie hierover W. Burgerhart, Waarde en Erfrecht.

Beschouwingen over de waarde van een onderneming in het erfrecht en enige

verwante wetten (diss. Nijmegen), Deventer: Kluwer 2008, p. 453).’

Het hoeft echter niet bij de betwisting van de beweegreden te blijven, zo blijkt wel uit de volgende passage uit de gemelde Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter (p. 40):

‘Op grond van artikel 4:74 lid 3 kan de legitimaris binnen drie maanden na het overlijden van de erflater de kantonrechter verzoeken de met het legaat belaste personen te bevelen zekerheidstelling te stellen. De kantonrechter stelt de termijn vast waarbinnen de zekerheid dient te worden gesteld en het bedrag en de aard van de zekerheid. Wordt aan dat bevel geen (tijdig) gevolg gegeven, dan is de sanctie voor de met de uitvoering van het legaat belaste personen zwaar: het legaat komt dan niet in mindering op de legitieme portie als de legitimaris alsnog verwerpt.

Let op: ook artikel 4:74 lid 2 biedt de legitimaris een gang naar de rechter: dat is echter de rechtbank, niet de kantonrechter.’

Hieruit blijkt dat er twee verschillende rechters met dezelfde kwestie van doen kunnen hebben; de verzoeker is dezelfde persoon. Verder lezend in de handleiding blijkt dat bij het verzoekschrift een berekening van de legitieme portie moet worden gevoegd en eventueel een recent uittreksel uit het handelsregister. De kantonrechter zal de met het legaat belaste persoon (de bedrijfsopvolger) om een vermogensoverzicht van de

betrokken onderneming, een accountantsverklaring, eventuele vennootschapsstatuten en een gewaarmerkt uittreksel uit het bijgewerkte aandeelhoudersregister vragen.

Tot zover niet vreemds. Opvallend is echter dat kennelijk op de zitting pas aan de orde komt welke goederen tot zekerheid voor de betaling van het geldlegaat ondergezet kunnen worden. Het lijkt in ieder geval praktisch om daarover als bedrijfsopvolger alvast een visie te ontwikkelen voor de betreffende zitting.

Opmerkelijk is echter dat de linkerhand (de kantonrechter) wellicht niet weet wat de

rechterhand (de rechtbank) doet. Indien de beide verzoekschriftprocedures parallel lopen, hetgeen zeer waarschijnlijk is, dan is het allerminst ondenkbaar dat bij de beoordeling van de zekerheidsstelling niet bekend is hoe de vordering uit het legaat er precies uitziet. De rechtbank kan immers de verbintenissen uit het legaat wijzigen zodat een snellere afbetaling aan de orde is, wellicht zelfs een betaling ineens.

(4)

Kortom, het is raadzaam om de linkerhand te informeren over het wel en wee van de rechterhand. Ook als daarom niet gevraagd wordt. Oh ja, de verzoeker is natuurlijk voor beide verzoeken griffierecht verschuldigd.

Tot volgende week!

Prof. mr. dr. W. Burgerhart ScholsBurgerhartSchols

www.scholsburgerhartschols.nlwww.boomjuridisch.nl

© 2018 Boom juridisch | ScholsBurgerhartSchols

Hoewel de uiterste zorg is besteed aan de inhoud van EstateTip Review aanvaarden de uitgever en de redactie geen aansprakelijkheid voor onvolledigheid of onjuistheid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit artikel uit Tijdschrift voor Toezicht is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme

Deze praktijk houdt in dat gedragsexperts niet zozeer op microniveau met specifieke beleidsproblemen bezig zijn, en direct aan keuzearchi- tectuur doen, maar eerder als

Om goed te kunnen onderzoeken in welke mate groepen bij de werving via digitale platforms als LinkedIn, Google en Facebook worden uitgesloten als gevolg van gerichte

De regeling van de legitieme portie is een juridisch leerstuk dat op een brede maatschappelijke belangstelling kan rekenen. Dat komt doordat aan het leerstuk van de legitieme

Dit artikel uit Tijdschrift Erfrecht is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor

Daar moet dus voorzich- tig mee worden omgegaan.’ Omdat de jeugdige zich in- middels positief ontwikkelde in het nieuwe gezinshuis en de ouders geen bezwaren hebben geuit, was

Mijn belangrijkste conclusies zijn (1) dat door de erflater gewijzigde draagplicht voor de legitieme nooit verder strekt dan door de erflater verleende draagkracht, (2) dat

Op grond van artikel 15 lid 2 en 4 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 moeten toegelaten instellingen voor het eerst in de toelichting van de