• No results found

Participeer jij mee?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Participeer jij mee?"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2

PARTICIPEER JIJ MEE?

Een onderzoek naar de behoefte aan politieke jeugdparticipatie van de gemeente Hengelo en de jeugd die jeugdzorg ontvangt

Saskia Rutenfrans – Nel Waanders

Saxion Hogescholen Enschede Academie Mens en Maatschappij

(3)

3 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD 5 SAMENVATTING 6 1. INLEIDING 8 1.1 Aanleiding 8 1.2 Doelstelling 10 1.3 Hoofdvraag 11 1.4 Deelvragen 11 1.5 Leeswijzer 11 2. JEUGDPARTICIPATIE EN DE WET 13

2.1 Participatie van burgers volgens de Wmo en Jeugdwet 13

2.2 Jeugdparticipatie 14

2.3 De gemeenteraad en het ambtelijk

apparaat van de gemeente Hengelo 15

2.4 Middelen ter bevordering van politieke jeugdparticipatie 16

3. METHODE VAN ONDERZOEK 19

3.1 Type onderzoek 19

3.2 Onderzoekspopulatie en steekproef 20

3.3 Instrumenten 21

3.4 Procedure 22

3.5 Betrouwbaarheid 22

3.6 Interne en externe geldigheid 23

3.7 Ethische overwegingen 24

3.8 Samenvatting 25

4. RESULTATEN 26

4.1 Resultaten interviews ambtenaren en gemeenteraadsleden 26

4.2 Resultaten enquêtes jeugd 30

5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 35

5.1 Conclusies deelvragen 35

(4)

4

5.3 Aanbevelingen 38

5.4 Sterktes en zwaktes onderzoek 39

5.5 Discussie 40

LITERATUURLIJST 43

BIJLAGEN 45

Bijlage 1: Interviewvragen ambtenaren en gemeenteraadsleden 46

Bijlage 2: Enquête jeugd 49

Bijlage 3: Contract opdrachtgever – Saxion 51

(5)

5

VOORWOORD

Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van leerpakket 9.2 van de Academie Mens en Maatschappij van Saxion Enschede. De opdrachtgever van dit onderzoek is de gemeente Hengelo. Naar aanleiding van de decentralisaties betreffende de Wet maatschappelijke

ondersteuning en de Jeugdwet, waarin staat dat burgers de mogelijkheid moet worden geboden om te participeren, is er onderzocht hoe en met welke middelen de gemeente Hengelo zou kunnen voldoen aan de voorwaarden van jeugdparticipatie zoals beschreven staat in deze twee wetten. Dit met uiteindelijk doel dat de gemeente Hengelo handvatten heeft om

jeugdparticipatie in 2015 vorm te kunnen geven, passend bij de manier waarop de jeugd en de gemeente Hengelo dit wenselijk vindt. Om antwoord te verkrijgen op de hoofdvraag zijn er twee interviews met twee ambtenaren werkzaam op de afdeling ‘jeugd’ van de gemeente Hengelo afgenomen en er zijn twee interviews met twee gemeenteraadsleden van twee politieke partijen van de gemeente Hengelo afgenomen. Daarnaast zijn er enquêtes afgenomen onder jeugd in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar woonachtig in de gemeente Hengelo, welke gebruik maken van jeugdzorg. Hierdoor is de participatie behoefte, de mogelijkheden en middelen om te participeren en de onderwerpen waarop geparticipeerd kan worden in kaart gebracht. Bij deze willen wij onze begeleiders vanuit de gemeente Hengelo bedanken voor de prettige samenwerking en de leerzame momenten tijdens het onderzoek. Ook willen wij alle

respondenten bedanken voor hun tijd en inzet om de vragenlijsten in te vullen en de tijd die zij vrij hebben gemaakt om met ons in gesprek te gaan over ons onderzoeksonderwerp. Tot slot willen wij onze begeleiders vanuit het Saxion en onze medestudenten bedanken die ons hebben voorzien van positief kritische feedback.

Saskia Rutenfrans Nel Waanders

(6)

6

SAMENVATTING

De stelselwijziging gericht op de maatschappelijke ondersteuning maakt dat de nieuwe Jeugdwet en de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn opgesteld. In deze wetten staat dat de jeugd moet kunnen participeren binnen de gemeente. De Wmo verstaat onder cliëntparticipatie dat burgers advies moeten kunnen uitbrengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen (Gemeente Hengelo, 2014). In de nieuwe Jeugdwet staat beschreven dat de gemeente voorzieningen moet treffen op het gebied van jeugdhulp, zo moet de gemeente er onder andere voor zorgen dat de jeugdige maatschappelijk kan

participeren (Eerste kamer, 2014). Naar aanleiding van deze wetten en de wens van de

gemeente Hengelo om aan deze verplichtingen te voldoen, is de hoofdvraag geformuleerd: Welke mogelijkheden zijn er voor politieke jeugdparticipatie in de gemeente Hengelo, rekening houdend met de behoeften van jeugd in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar die gebruik maken van jeugdzorg en de behoefte van de gemeente Hengelo zelf? Om dit in kaart te brengen is er zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek verricht. De interviews en de enquêtes zijn opgesteld aan de hand van bruikbare middelen die in andere gemeenten worden gehanteerd, verkregen vanuit theorie. De theorie is verkregen vanuit twee onderzoeken, namelijk uit onderzoek van

Ossewaarde (z.d.) en uit onderzoek van Vandenbroucke (2010). Ten eerste zijn er vier

interviews afgenomen, twee onder ambtenaren van de gemeente Hengelo en twee onder leden van twee politieke partijen. Daarnaast zijn er enquêtes uitgezet onder jeugdigen in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar die gebruik maken van jeugdzorg en woonachtig zijn in de gemeente Hengelo. De jongeren zijn via drie jeugdzorg instellingen benaderd. Eén instelling biedt

ondersteuning aan jeugd met een verstandelijke beperking, één instelling biedt ondersteuning aan jeugd met gedragsproblemen en één instelling biedt ondersteuning aan jeugd met

psychische problemen. In totaal hebben 39 jongeren de enquêtes ingevuld. De belangrijkste resultaten die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen is dat meer dan de helft van de bevraagde jeugd niet politiek wil participeren binnen de gemeente Hengelo. De jeugd die aan heeft gegeven dit wel te willen wordt het liefst geïnformeerd, geeft het liefst advies en wordt het liefst geraadpleegd via de organisatie waar de jeugdige hulp van ontvangt. Daarnaast is gebleken dat de behoefte, wat betreft de middelen die kunnen worden ingezet om politiek te kunnen participeren, van de gemeenteraadsleden en de ambtenaren afwijkend zijn van die van de jeugd. De bevraagde jeugd heeft aangegeven andere middelen in te willen zetten om politiek te

participeren dan de gemeenteraadsleden en de ambtenaren van de gemeente Hengelo. De onderwerpen waarop de jeugd politiek wil participeren en de onderwerpen die de ambtenaren en de gemeenteraadsleden belangrijk vinden komen meer overeen. De jeugd die politiek wil participeren binnen de gemeente Hengelo doet dit het liefst op de onderwerpen over de

(7)

7

informatievoorziening, waar hij of zij terecht kan met een probleem, over financiële zaken, over de tijdsbesteding van de groepsleiding, de regels betreffende jeugdzorg en de plaatsing van jongeren met problemen. De gemeente Hengelo zou graag zien dat de jeugd politiek kan participeren gericht op de toegang naar de zorg, de keuzevrijheid van de jeugdige, of en hoe de jeugd hun weg kan vinden in voorzieningen, het aanbieden van preventieve zorg, het evalueren van de zorg en over het zorgaanbod. Ook is gebleken dat er bij zowel de gemeenteraadsleden en de ambtenaren onduidelijkheid bestaat over hoe de Wmo-raad kan worden ingezet om politieke jeugdparticipatie te bewerkstelligen. Daarnaast bestaat er onduidelijkheid over het budget dat beschikbaar is voor politieke jeugdparticipatie. Wel wordt door de meerderheid van de

ambtenaren en de gemeenteraadsleden aangegeven dat zij het belangrijk vinden dat hier budget voor vrij wordt gemaakt. De aanbevelingen voortkomend uit de resultaten en conclusies, zijn dat er verder onderzocht wordt welke rol de Wmo-raad kan spelen bij politieke jeugdparticipatie. Daarnaast is het een aanbeveling dat de gemeente Hengelo de middelen hanteert die de jeugd aangeeft als voorkeur te hebben om politiek te participeren, aangezien zij op die manier aansluiten bij de behoeften van de jeugd. Een andere aanbeveling is dat de gemeente Hengelo informatie aanbiedt aan de jeugd in begrijpelijke taal, via de organisatie waar de jeugdige hulp van ontvangt. Ook is het een aanbeveling om jeugdigen face-to-face te benaderen om dieper op de onderwerpen over politieke jeugdparticipatie in te kunnen gaan en zo meer informatie te kunnen verkrijgen.

(8)

8

1. INLEIDING

Dit hoofdstuk bevat de aanleiding van het onderzoek. De aanleiding geeft inzicht in waarom het van belang is voor de gemeente Hengelo om de participatiebehoefte van de jeugd en de

gemeente in kaart te brengen. Deze is te lezen in paragraaf 1.1. De doelstelling is te lezen in paragraaf 1.2, hierin wordt aangegeven wat er op korte- en lange termijn kan worden bereikt met de uitkomsten van dit onderzoek. De theoretische en praktische deelvragen zijn

geformuleerd als uitgangspunt om informatie te verzamelen om uiteindelijk de hoofdvraag, namelijk welke mogelijkheden er zijn gericht op politieke jeugdparticipatie vanuit het

perspectief van de jeugd en de gemeente Hengelo, te kunnen beantwoorden. De hoofdvraag is in paragraaf 1.3 beschreven en de deelvragen zijn beschreven in paragraaf 1.4. Het hoofdstuk sluit af met een leeswijzer, die de verdere opbouw van het rapport toelicht.

1.1 Aanleiding

Er is sprake van een grote stelselwijziging gericht op de maatschappelijke ondersteuning in Nederland. Het Rijk decentraliseert met ingang van 1 januari 2015 een groot aantal taken binnen het sociale domein naar de lokale overheid. Het gaat hierbij om de overheveling van begeleiding en kortdurend verblijf vanuit de ABWZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) naar de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) (Gemeente Hengelo, 2014). Daarnaast wordt de

verantwoordelijkheid tot de uitvoering van de Participatiewet vanaf 2015 bij de gemeenten neergelegd. Ook worden gemeenten met ingang van 2015 verantwoordelijk voor de jeugdzorg binnen hun gemeente. Hierbij gaat het om de provinciale jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor (licht) verstandelijk gehandicapte jeugd en de jeugdbescherming en reclassering (Divosa, 2014). Gemeenten worden nu verantwoordelijk voor de taken die voorheen onder de verantwoording van de centrale overheid vielen. Het doel van deze omslag is de betrokkenheid van mensen met elkaar te vergroten en de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning aan te passen aan de veranderde omstandigheden, namelijk die vanuit de Wmo. Ook wordt er beoogd om de

uitvoering met een beperkter budget te realiseren (Rijksoverheid, z.d).

Met de invoering van de Wmo in 2007 is de overheidsverantwoordelijkheid voor

zorgbehoevende personen al deels bij de gemeenten komen te liggen. De Wmo heeft als doel een samenlevingsvisie te realiseren waarin zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid, een krachtige sociale structuur en maatschappelijke betrokkenheid centraal staan (Lub, Sprinkhuizen, Alblas, Peters, Engbersen, 2008). De overgang van de AWBZ-begeleiding en kortdurend verblijf naar de nieuwe Wmo betekent dat mensen geen aanspraak meer kunnen maken op deze AWBZ-zorg. Voor burgers die langdurige, zware zorg nodig hebben blijft de AWBZ bestaan. Met ingang van 2015 wordt dit de Wet langdurige Zorg. Wanneer een burger thuis zorg ontvangt, zal dit vanaf 2015 overgedragen worden naar de gemeente. De gemeente zal

(9)

9

maatwerk bieden en gaat kijken naar de behoefte en de eigen mogelijkheden van de burger. Burgers zullen vanaf 2015 zo lang mogelijk thuis worden verzorgd (Rijksoverheid, 2014). Dit betekent voor de gemeente dat zij beleid ontwikkeld moeten hebben waarin is beschreven hoe zij de functie vanuit de AWBZ opnieuw vorm gaan geven. Het uitgangspunt moet hierbij zijn dat de functie begeleiding aansluit bij de doelstellingen van de Wmo (Rijksoverheid, z.d.).

De grootste veranderingen naar aanleiding van de nieuwe Wmo zijn de bundeling van de wetten en de sturingsfilosofie. Door de wetten te bundelen wordt integraal beleid gerealiseerd. De gemeenten mogen voor een groot deel zelf bepalen hoe zij de Wmo uitvoeren. De verandering in de sturingsfilosofie brengt met zich mee dat gemeenten nu verantwoording afleggen aan hun eigen inwoners en in mindere mate aan het rijk. Het is dus van belang dat de gemeente alle partijen goed betrekt bij het ontwikkelen van beleid (Rijksoverheid, z.d.). Cliënten of hun

vertegenwoordigers moeten worden betrokken bij de uitvoering van de Wmo. De Wmo verstaat onder cliëntparticipatie dat burgers advies moeten kunnen uitbrengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen. Zij moeten deel kunnen nemen aan periodiek overleg en inspraak kunnen hebben in onderwerpen voor de agenda. Hierbij moeten zij ondersteuning krijgen om hun rol te vervullen (Gemeente Hengelo, 2014).

De provinciale jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor (licht) verstandelijk gehandicapte jeugd, de jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt vanaf 2015 overgeheveld naar gemeenten. Dit is naar aanleiding van de nieuwe Jeugdwet die is aangenomen door de eerste kamer op 18 februari 2014. In de nieuwe Jeugdwet staat beschreven dat de gemeente voorzieningen moet treffen op het gebied van jeugdhulp. De jeugdige moet in staat worden gesteld om onder andere gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en

maatschappelijk te participeren. Door het aannemen van deze wet wordt er een verandering doorgevoerd, namelijk de verandering van een stelsel wat gebaseerd is op een wettelijk recht op zorg, naar een stelsel gebaseerd op een voorzieningenplicht voor gemeenten (Eerste kamer, 2014). Dit houdt concreet in dat de gemeente zowel financieel als bestuurlijk verantwoordelijk wordt voor alle vormen van jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Daarbij is het uitgangspunt om laagdrempelige opvoedingsondersteuning te stimuleren met als doel dat de eigen kracht van gezinnen en jongeren in hun directe omgeving wordt versterkt en het beroep op gespecialiseerde jeugdzorg wordt verminderd. Ook moet vanuit die zorg voor de jeugd meer integraal worden samengewerkt met arbeid, onderwijs en huisvesting (MOVISIE, 2013). In de jeugdwet staat ook beschreven dat de gemeente invulling moet geven aan cliëntparticipatie. De wet stelt dat gemeenten de ervaringen van cliënten moeten betrekken bij de beleidscyclus, daarnaast moeten zij ervoor zorgen dat de positie van

(10)

10

cliënten en instellingen in overeenstemming is met hoe dit in de wet is vastgesteld (Gemeente Hengelo, 2014).

Naar aanleiding van bovenstaande veranderingen is wettelijk vastgesteld dat de gemeente het gemeentelijk beleid inzake de jeugdzorg en de Wmo vast moet leggen in beleidsplannen

(Gemeente Hengelo, 2014). De gemeente Hengelo wil dusdanig beleid ontwikkelen waarmee zij voldoen aan de verplichtingen rondom participatie van de burgers, zodat zij inspraak hebben binnen de gemeente Hengelo en invloed kunnen uitoefenen op het beleid binnen de gemeente Hengelo.

In dit onderzoek wordt in kaart gebracht, welke mogelijkheden er zijn om politieke

jeugdparticipatie in de gemeente Hengelo te bewerkstelligen. Politieke jeugdparticipatie is het betrekken van jongeren bij jeugdbeleid van lokale en landelijke overheden (Reijmerink, 2011). Hierbij wordt er rekening gehouden met de participatiebehoefte van de plaatselijke jeugd die gebruik maakt van jeugdzorg. Ook wordt er onderzocht wat de wens van de gemeente Hengelo is en hoe zij de jeugd kunnen bereiken, met betrekking tot het organiseren van politieke jeugdparticipatie. Doordat de behoefte van deze doelgroep en de behoefte van de gemeente Hengelo in kaart wordt gebracht zal dit leiden tot passende aanbevelingen voor de gemeente Hengelo, gericht op de mogelijkheden die er zijn om de plaatselijke jeugd politiek te laten participeren. Hiermee kan de gemeente Hengelo voldoen aan het inspraakrecht en het vervullen van een rol in het vormgeven van het beleid, zoals in de Wmo en de Jeugdwet beschreven staat.

1.2 Doelstelling

Naar aanleiding van het onderzoek zijn er twee doelstellingen geformuleerd, namelijk de korte termijn doelstelling en de lange termijn doelstelling. De korte termijn doelstelling is de

volgende:

De politieke participatiebehoefte van de jeugd in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar, is in kaart gebracht in het kader van de nieuwe Jeugdwet en Wmo. Daarbij is inzichtelijk gemaakt welke middelen de gemeente Hengelo in kan zetten om de jeugd te bereiken. Ook is duidelijk wat er mogelijk is binnen de wettelijke kaders van de gemeente Hengelo en waar de behoefte van de gemeente Hengelo ligt met betrekking tot jeugdparticipatie.

De lange termijn doelstelling is de volgende:

De gemeente Hengelo kan inspelen op de behoeften van de jeugd en op beleidsmatig niveau wensen van de jeugd in het gemeentebeleid verwerken. Op deze manier voldoet de gemeente Hengelo aan het criterium dat in de jeugdwet is opgenomen, namelijk: ‘Gemeenten moeten de ervaringen van cliënten (jeugdigen en ouders) betrekken bij de beleidscyclus en borgen dat de

(11)

11

positie van cliënten en instellingen in overeenstemming is met de bedoeling van de wet (Jeugdwet) ’

1.3 Hoofdvraag

Naar aanleiding van de doelstellingen is er een hoofdvraag geformuleerd. De hoofdvraag voor dit onderzoek luidt als volgt:

Welke mogelijkheden zijn er voor politieke jeugdparticipatie in de gemeente Hengelo, rekening houdend met de behoeften van jeugd in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar die gebruik maken van jeugdzorg en de behoefte van de gemeente Hengelo zelf?

1.4 Deelvragen

Naar aanleiding van de hoofdvraag zijn er verschillende theoretische en praktische deelvragen geformuleerd om uiteindelijk antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag. Deze deelvragen staan hieronder beschreven.

Theoretische deelvragen

1. Wat zegt de Wmo en de Jeugdwet over het participeren van burgers? 2. Wat zegt de literatuur over jeugdparticipatie?

3. Wat is de rol van de gemeenteraad en het ambtelijk apparaat binnen de gemeente Hengelo? 4. Wat zegt de literatuur over de middelen die gemeenten kunnen inzetten om politieke participatie te organiseren?

Praktische deelvragen

5. Welke mogelijkheden zien het ambtelijk apparaat en de politieke partijen met betrekking tot jeugdparticipatie?

6. Op welke onderwerpen wil de jeugd, in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar die gebruik maakt van jeugdzorg, invloed hebben binnen de gemeente Hengelo?

7. Op welke wijze wil de jeugd, in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar die gebruik maakt van jeugdzorg, betrokken worden bij besluiten die de gemeente Hengelo neemt?

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk één is de aanleiding van het onderzoek beschreven samen met de doelstellingen, de hoofdvraag en de deelvragen. In hoofdstuk twee wordt het theoretisch kader van het onderzoek weergegeven. In het theoretische kader wordt er antwoord gegeven op de theoretische

deelvragen. Hoofdstuk drie bevat een toelichting op de methode van het onderzoek. In

hoofdstuk vier zijn de resultaten vanuit het onderzoek verwerkt. Hoofdstuk vijf bevat conclusies van de praktische deelvragen en de hoofdvraag en bevat de aanbevelingen naar de gemeente Hengelo toe. Ook worden de sterktes en zwaktes van het onderzoek in dit hoofdstuk

(12)

12

weergegeven. Tot slot bevat dit hoofdstuk een discussie, in de discussie wordt er een professionele mening gegeven over het onderwerp.

In het volgende hoofdstuk ‘Jeugdparticipatie en de wet’ wordt er antwoord gegeven op de theoretische deelvragen die beschreven zijn in dit hoofdstuk.

(13)

13

2. JEUGDPARTICIPATIE EN DE WET

In dit hoofdstuk wordt er antwoord gegeven op de theoretische deelvragen. In paragraaf 2.1 wordt deelvraag 1 uitgewerkt. Deelvraag één omvat de vraag: ‘Wat zegt de Wmo en de Jeugdwet over het participeren van burgers? In paragraaf 2.2 is de uitwerking van deelvraag twee te vinden. Deze omvat de vraag: ‘Wat zegt de literatuur over politieke jeugdparticipatie?’.

Deelvraag drie wordt uitgewerkt in paragraaf 2.3, hierbij gaat het om de vraag: ‘Wat is de rol van de gemeenteraad en het ambtelijke apparaat binnen de gemeente Hengelo?’. Tot slot wordt deelvraag vier, de laatste theoretische deelvraag, behandeld. Deze deelvraag is de volgende: ‘Wat zegt de literatuur over de middelen die gemeenten kunnen inzetten om participatie te

organiseren?’. Bij alle deelvragen wordt er eerst antwoord gegeven op de deelvragen. Hierna volgt er een uitgebreide toelichting op het antwoord.

2.1 Participatie van burgers volgens de Wmo en de Jeugdwet

Vanuit beide wetten komt naar voren dat gemeenten burgers inspraak en invloed moeten geven als het gaat om het vormgeven van het beleid binnen de gemeente waar zij woonachtig zijn. De Wmo stelt dat burgers advies moeten kunnen uitbrengen bij de besluitvorming over

verordeningen en beleidsvoorstellen (Gemeente Hengelo, 2014). De nieuwe Jeugdwet stelt dat gemeenten voorzieningen moeten treffen op het gebied van jeugdhulp, om onder andere maatschappelijke participatie te bevorderen (Eerste kamer, 2014). De gemeente moet daarbij transparant te werk gaan door de burgers inzicht te geven in het beleidsproces en hen hierover informatie te verstrekken.

In de Wmo staat over participatie beschreven dat er bij verordening wordt bepaald op welke wijze cliënten of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet. Dit brengt met zich mee dat de wijze geregeld wordt waarop cliënten of hun vertegenwoordigers vroegtijdig in staat worden gesteld om gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen. Daarnaast moeten zij worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. Ook staat er in de Wmo beschreven dat cliënten en vertegenwoordigers moeten kunnen deelnemen aan periodiek overleg en tevens onderwerpen voor de agenda moeten kunnen aanmelden. Tot slot moeten cliënten of hun vertegenwoordigers worden voorzien van informatie die nodig is voor een adequate deelname (Gemeente Hengelo, 2014).

In de Jeugdwet staat er over participatie beschreven dat gemeenten de ervaringen van cliënten (jeugdigen en ouders) moeten betrekken bij de beleidscyclus en dat zij moeten borgen dat de positie van cliënten en instellingen in overeenstemming is met de bedoeling van de wet (Jeugdwet, 2014).

(14)

14

2.2 Jeugdparticipatie

Jeugdparticipatie is betrokkenheid en inbreng van jeugd bij zaken die hen aangaan. Het doel hiervan is actieve deelname in de samenleving. Onder politieke jeugdparticipatie wordt het betrekken van jeugd bij jeugdbeleid van lokale en landelijke overheden verstaan. Participeren kan op verschillende niveaus van betrokkenheid. De participatieladder deelt dit in op de vijf treden van informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en (mee)beslissen. Bij

jeugdparticipatie gaat het om actief samenwerken en het verbeteren van de eigen leefomgeving en leefsituatie.

Jeugdparticipatie is betrokkenheid en inbreng van de jeugd bij zaken die hen aangaan. Hierbij kan er gedacht worden aan vrijetijdsactiviteiten, jeugdzorg, onderwijs, opvang, overheidsbeleid of ruimtelijke ordening. Het doel van jeugdparticipatie is dat kinderen en jongeren actieve burgers in de samenleving worden, inspraak hebben en hun mening kunnen uiten (Nederlands Jeugd instituut z.d.). Jeugdparticipatie is voor de jeugd zelf een internationaal erkend recht. Daarnaast is het een manier om competenties en persoonlijke vaardigheden te ontwikkelen. Tevens kan het voor de jeugdige een manier zijn om een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij. Voor instellingen en overheden kan jeugdparticipatie een middel zijn om beleid te legitimeren en te verbeteren. Ook kan het een middel zijn om vraaggericht werken te versterken. Jeugdparticipatie is voor de samenleving een praktische manier om vorm te geven aan het democratisch burgerschap van de jeugd en een mogelijke manier om sociale cohesie en integratie te verbeteren (Nederlands Jeugd instituut z.d.).

Participeren kan op verschillende manieren worden vormgegeven en op verschillende niveaus van betrokkenheid worden uitgevoerd. Om dit zichtbaar te maken is de participatieladder ontwikkeld. De participatieladder maakt inzichtelijk wat de inbreng, betrokkenheid en verantwoordelijkheid zou kunnen zijn gericht op participatie. De participatieladder kent vijf treden, namelijk informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en (mee) beslissen

(Nederlands Jeugd instituut z.d.). In dit onderzoek is er sprake van de eerste drie treden van de participatieladder. De eerste trede omvat het aspect ‘informeren’, wat voor dit onderzoek inhoudt dat het beleid door de gemeente Hengelo wordt vormgegeven en de jeugdige hierover geïnformeerd wordt. De tweede trede omvat het aspect ‘raadplegen’. Hierbij voert de gemeente Hengelo het beleid uit, waarbij de jeugd wordt geraadpleegd en inzicht heeft en de mening van de jeugd serieus wordt genomen. De derde trede die van toepassing is op dit onderzoek, is het aspect ‘adviseren’. Dit houdt in dat de jeugd binnen de gemeente Hengelo bij onderdelen betrokken wordt en om advies wordt gevraagd.

(15)

15

In termen van de jeugdparticipatie wordt er vaak een scheiding gemaakt tussen politieke en maatschappelijke participatie. Jongeren betrekken bij jeugdbeleid van lokale en landelijke overheden valt onder politieke participatie. Het meedoen van jongeren in de maatschappij en hun inbreng bij voorzieningen in hun omgeving valt onder maatschappelijke participatie (Reijmerink, 2011).

In dit onderzoek wordt er gekeken naar politieke participatie. De jeugd, die gebruik maakt van jeugdzorg binnen de gemeente Hengelo, wordt betrokken bij het jeugdbeleid van de gemeente Hengelo.

Als het om jeugdparticipatie gaat worden er twee belangrijke kernbegrippen onderscheiden, namelijk activeren en leren. Activering wordt hierin gezien als het aanspreken van de eigen verantwoordelijkheid en het eigen initiatief van de jeugd. Het gaat bij jeugdparticipatie niet alleen om leuke dingen doen, maar om actief samenwerken en werken aan het verbeteren van de eigen leefomgeving en leefsituatie (Steketee, Mak, van der Graaf, Huygen, 2005). Activering is wat er in dit onderzoek onder jeugdparticipatie valt. De jeugd kan eigen initiatief nemen om hun mening te geven met betrekking tot beleidstukken van de gemeente Hengelo.

Daarnaast is leren een belangrijk element. Er wordt een informeel leerproces in gang gezet waarbij de jeugd kennis opdoet en vaardigheden leert, zoals het hebben van respect tegenover anderen (Steketee, Mak, van der Graaf, Huygen, 2005). Leren is ook een belangrijk element binnen dit onderzoek. Doordat de jeugd, woonachtig in de gemeente Hengelo, kan adviseren en hun mening kan geven op het beleid van de gemeente Hengelo leert de jeugd zich te verdiepen in politiek beleid en hierover een mening te vormen.

2.3 De gemeenteraad en het ambtelijk apparaat van de gemeente Hengelo

De gemeenteraad heeft het recht om beslissingen te nemen en heeft het recht om regels op te stellen die voor elke burger, woonachtig in de gemeente Hengelo, gelden. Het ambtelijk apparaat speelt een rol in de fasen van het politiek beleid, maar nemen geen beslissingen. Zij maken keuzes over welke problemen en belangen aandacht krijgen en welke niet in het beleid hoeven komen te staan. Alleen in de uitvoeringsfase mogen zij beslissen hoe zij zaken willen aanpakken. De gemeenteraad geeft kaders aan en treedt op namens de bevolking. Daarnaast heeft de

gemeenteraad de bevoegdheid om regels vast te stellen die voor iedere inwoner van de gemeente Hengelo geldt, deze regels worden verordeningen genoemd. Ook stelt de

gemeenteraad de gemeentelijke begroting en jaarrekening vast en de hoogte van gemeentelijke tarieven en belastingen. De gemeenteraad heeft een rol als controleur van het college van burgemeester en wethouders.Ieder lid van de gemeenteraad heeft een even zware stem. Beslissingen die worden genomen worden bepaald vanuit de meerderheid van de stemmen.

(16)

16

(Gemeente Hengelo, z.d.).

Het ambtelijk apparaat heeft in bepaalde fasen van het politiek beleid een belangrijke rol. In de voorbereiding van het opstellen van beleid wordt door het ambtelijk apparaat bepaald welke problemen en belangen aandacht krijgen. Tijdens de beleidsvormgeving maken ambtenaren keuzen vanuit alle beschikbare informatie. Zij maken een keuze uit de manier waarop de beleidsplannen kunnen worden geformuleerd. Hierbij benadrukken ze bepaalde aspecten of belangen. In de fase van politieke besluitvorming kunnen beleidsambtenaren hun wethouder informatie doorspelen over welke argumenten en welke informatie hij of zij in de gemeenteraad kan gebruiken. De invloed van de ambtenaren is het meest zichtbaar in de fase van

beleidsuitvoering. In de uitvoering van het beleid krijgen ambtenaren de ruimte om te beslissen hoe zij zaken willen aanpakken. In de beleidsevaluatie, de laatste fase in het proces van politieke besluitvorming, wordt er door de ambtenaren onderzoek gedaan naar ‘wat het nou eigenlijk heeft uitgehaald’ en trekken zij vanuit daar conclusies (ProDemos, z.d.).

2.4 Middelen ter bevordering van politieke jeugdparticipatie

Uit onderzoek komt naar voren dat de middelen die het beste ingezet kunnen worden om politieke jeugdparticipatie te bevorderen, de volgende zijn: Informeren via school, rechtstreeks contact zoeken via het gemeentehuis, voorlichtingsbijeenkomsten organiseren en informeren via schriftelijk materialen zoals posters, flyers en folders. Daarnaast worden ook adviesraden, cliëntenraden of adviesplatforms als middelen ingezet. Ook politieke inspraak, waarbij burgers en gemeenteraadsleden elkaar ontmoeten is een belangrijke vorm om te participeren. Het minst gebruikte middel is internet.

In 2010 is er (Vandenbroucke, 2010) onderzoek verricht naar wat de staat van jeugdparticipatie anno 2009 was, vanuit het perspectief van 175 gemeenten in Nederland. Er werd inzichtelijk gemaakt wat er tot dan toe goed ging en hoe de gemeenten van elkaar konden leren. In het onderzoek lag de nadruk op politieke participatie, de mate van inspraak en invloed van jongeren op integraal jeugdbeleid en de uitvoering van dat beleid. Het ging er daarbij om welke invloed jongeren hebben op het beleid van instellingen, organisaties, (vrijetijds-)voorzieningen en overheidsbeleid. Ook werd er inzichtelijk op welke terreinen gemeenten hun jongeren nog meer en beter konden betrekken. (Vandenbroucke et al., 2010).

Uit het onderzoek zijn verschillende resultaten gekomen. De middelen die het meest ingezet worden zijn het informeren via school, het rechtstreeks contact zoeken vanuit het gemeentehuis en het informeren via schriftelijke materialen zoals posters, flyers en folders. Daarnaast wordt ook het inzetten van panels, debatten en onderzoek onder jongeren ingezet. Gemeenten

(17)

17

informeren de jongeren het minst via internet (Vandenbroucke et al., 2010).

De belangrijkste knelpunten die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen zijn dat de gemeenten het moeilijk vinden om jongeren gemotiveerd en betrokken te houden, dat de organisatievorm en taal van de jongeren afwijkt van die van de overheid en dat de jeugdparticipatie niet geïmplementeerd is in het beleid (Vandenbroucke et al., 2010).

De provincie Overijssel heeft een rapport geschreven dat in gaat op verschillende vormen van burgerparticipatie. In dit rapport komt naar voren welke vormen effectief zijn en welke factoren hierbij belangrijk zijn. In het rapport is specifiek aandacht besteed aan het bereik van de

kwetsbare doelgroepen. Uit het onderzoek van de provincie Overijssel zijn de belangrijkste participatievormen naar voren gekomen. Hieronder vallen adviesraden, dit zijn cliëntenraden of adviesplatforms. Een dergelijke raad bestaat vaak uit een aantal burgers die de gemeente adviseert op bepaalde beleidsonderdelen. Een ander belangrijke participatievorm is een voorlichtingsbijeenkomst, hierbij worden burgers uitgenodigd om bijeenkomsten bij te wonen waarbij zij informatie krijgen over overheidplannen. Ook schriftelijke burgerraadpleging is een vorm van participatie, dit wordt gedaan door middel van internetvragenlijsten of enquêtes. Deze methode wordt uitgevoerd om een grote groep burgers te raadplegen over hun wensen,

ervaringen of hun ideeën. Een andere belangrijke vorm om te participeren is politieke inspraak, bij deze vorm van participatie ontmoeten burgers en gemeenteraadsleden elkaar. Burgers kunnen hun mening geven over alle fasen van het beleidsproces.

De effectiviteit van de verschillende vormen hangt af van de democratie van de lokale burgers. Het bevorderen van de effectiviteit kan worden gedaan door de inhoud te vormen naar het niveau van de burgers. Een mogelijkheid om dit te bewerkstelligen is het opbouwen van een wederzijdse vertrouwensband tussen de gemeente en burgers. Dit kan gedaan worden door afspraken na te komen, informatie te verstrekken in hoeverre en op welke manier de mening van de burger wordt verwerkt in het beleid en de resultaten van de initiatieven van de burgers terug te koppelen. Ook is het van belang dat de burgers op een laagdrempelige manier kunnen participeren, om zo ook de kwetsbare burgers te bereiken. Dit kan gedaan worden door verschillende uitnodigingskanalen en communicatienetwerken te ontwikkelen (Ossewaarde et al., z.d.).

De gemeente Hengelo beschikt over een Wmo Raad die mogelijk ondersteuning bij het politieke jeugdparticipatie kan bieden. De Wmo Raad Hengelo is een onafhankelijke adviesraad die het college van burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd adviseert over de Wmo. De Wmo Raad vergadert maandelijks en daarnaast komen er diverse werkgroepen incidenteel bij elkaar. Minimaal twee keer per jaar is er een overleg met de verantwoordelijke wethouder. De

(18)

18

Wmo Raad is er voor alle inwoners van Hengelo voor alle zaken die betrekking hebben op de Wmo. Vanuit de contacten in de samenleving en de achterbannen geeft de Wmo Raad gevraagd en ongevraagd advies op het terrein van de Wmo aan het college van burgemeester en

wethouders. Hierbij werken zij samen met de gemeente bij alle Wmo vraagstukken. Zij zijn tijdig betrokken bij het beleidsvoorbereidende en besluitvormingsproces en denken constructief met de gemeente mee.

In het volgende hoofdstuk ‘Methode van onderzoek’ wordt inzichtelijk gemaakt hoe het

onderzoek is uitgevoerd. Het type en de methode van het onderzoek, de onderzoekspopulatie en de ingezette instrumenten, de procedure, de betrouwbaarheid, de interne en externe geldigheid en de ethische overwegingen worden hierin toegelicht.

(19)

19

3. METHODE VAN ONDERZOEK

In dit hoofdstuk wordt het type en de methode van het onderzoek uiteengezet in paragraaf 3.1. Daarnaast wordt de onderzoekspopulatie en de steekproef toegelicht in paragraaf 3.2. Onder paragraaf 3.3 zijn de ingezette instrumenten te lezen. De procedure komt ook binnen dit hoofdstuk aan bod onder paragraaf 3.4. Ook wordt er in paragraaf 3.5 aandacht besteed aan de betrouwbaarheid van dit onderzoek. De interne en externe geldigheid wordt in paragraaf 3.6 besproken. Tot slot worden de ethische overwegingen toegelicht, dit wordt gedaan in paragraaf 3.7.

3.1 Type onderzoek

Het onderzoek betreft een inventariserend onderzoek met zowel kwantitatieve als kwalitatieve kenmerken. Bij kwantitatief onderzoek wordt er gebruik gemaakt van enquêtes of een checklist. (Verhoeven, 2010). In dit onderzoek werden er aan de doelgroep, jeugd in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar welke gebruik maken van jeugdzorg, enquêtes voorgelegd. In deze enquêtes zaten vragen verwerkt die uiteindelijk antwoord gaven op de deelvragen en de hoofdvraag. De enquêtes zijn na het afnemen verwerkt, hieruit is de mening van de jeugd naar voren gekomen. Tijdens de uitvoering van de enquêtes stond de vraagstelling vast en kon de jeugd uit een klein aantal antwoordmogelijkheden kiezen. Dit wordt surveyonderzoek genoemd. Surveyonderzoek is een gestructureerde dataverzamelingsmethode, waarbij er zo min mogelijk gebruik gemaakt wordt van open vragen (Verhoeven 2010). Er is kwalitatief onderzoek uitgevoerd aangezien er twee gemeenteraadsleden en twee ambtenaren geïnterviewd zijn. In deze interviews zaten vragen verwerkt die ervoor hebben gezorgd dat de enquête voor de jeugd voor een deel kon worden vorm gegeven. Daarnaast hebben deze gegevens er onder andere voor gezorgd dat de deelvragen en de hoofdvraag beantwoord konden worden. De behoefte met betrekking tot politieke jeugdparticipatie van de gemeente Hengelo is hiermee in kaart gebracht.

Het onderzoek betreft een inventariserend onderzoek. Bij inventariserend onderzoek is het van belang om de huidige situatie in kaart te brengen (Migchelbrink, 2009). In dit onderzoek wordt de jeugd gevraagd naar hun mening met betrekking tot politieke jeugdparticipatie. De mening die de jeugd hierover heeft wordt in de huidige situatie in kaart gebracht, aangezien het de mening betreft die de jeugd op het moment van afname heeft. Doordat er gebruik is gemaakt van literatuuronderzoek werden begrippen zoals participatie, middelen om te participeren en de inhoud van verschillende wetten duidelijk. Aan de hand van deze literaire informatie zijn de interviews voor de raadsleden en de ambtenaren opgesteld, daarnaast is hiermee ook de enquête voor de jeugd opgesteld. De enquêtes die door de jeugd werden ingevuld zijn geanalyseerd door gebruik te maken van het computerprogramma SPSS.

(20)

20

Er wordt empirisch-analytisch onderzoek gedaan. Empirisch wil zeggen dat het onderzoek verricht wordt door met behulp van een bepaalde systematiek waar te nemen wat zich in je omgeving afspeelt. Het begrip analytisch omvat het feit dat de onderzoeksresultaten geldig blijven tot het tegendeel wordt aangetoond. Bij een empirisch-analytisch onderzoek is het onderzoek herhaalbaar en controleerbaar. Als het onderzoek opnieuw zou moeten worden uitgevoerd, zou het onderzoek tot dezelfde resultaten moeten leiden. Op grond van bestaande theorieën wordt er een antwoord op de onderzoeksvragen bedacht waarop er vervolgens wordt getoetst of de antwoorden overeenkomen met de antwoorden die derespondenten van het onderzoek geven (Verhoeven, 2010).

3.2 Onderzoekspopulatie en steekproef

De populatie ambtelijk apparaat bestaat uit 45 ambtenaren, werkzaam op de afdeling

‘Maatschappelijke ondersteuning’ van de gemeente Hengelo. Hiervan zijn er acht ambtenaren werkzaam met als aandachtsgebied ‘Jeugdbeleid’. Van deze acht ambtenaren zijn er twee benaderd voor het afnemen van een interview. Het aantal ambtenaren dat is ondervraagd stond vast. Eén ambtenaar heeft cliëntparticipatie als aandachtsgebied in haar takenpakket. De andere ambtenaar is coördinator van onder andere jeugdbeleid in de gemeente Hengelo. Gezien de expertise van deze personen zijn deze twee ambtenaren benaderd.

De populatie politieke partijen bestaat uit 37 raadsleden. De griffier heeft twee raadsleden met jeugdzorg als aandachtgebied aangedragen. De keuze voor deze twee raadsleden is gebaseerd op het feit dat zij op de hoogte zijn van de ontwikkelingen rondom de transitie.

De steekproef voor raadsleden en de ambtenaren is select getrokken aangezien er door de onderzoeksgroep, in overleg met de opdrachtgever, interviews met deskundigen zijn georganiseerd. In totaal zijn er vier interviews afgenomen.

De populatie jeugd in dit onderzoek omvat de jeugd in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar, woonachtig in de gemeente Hengelo, die gebruik maakt van jeugdzorg. In totaal maken er 6679 jeugdigen gebruik van jeugdzorg in de gemeente Hengelo. Hiervan zijn er 1024

jeugdigen in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar (Gemeente Hengelo, 2014). Dit aantal, 1024, vormt dus de populatie jeugd binnen dit onderzoek. In dit onderzoek werd een selecte

steekproef afgenomen binnen deze populatie. Er is binnen deze populatie geselecteerd op jeugd in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar woonachtig in de gemeente Hengelo, die gebruik maken van drie verschillende soorten jeugdzorg. De drie verschillende soorten doelgroepen die hier gebruik van maken zijn: Jeugd met een verstandelijke beperking, jeugd met

gedragsproblematiek en jeugd met psychische problemen. De jeugd is benaderd via drie instellingen die jeugdzorg bieden aan bovenstaande doelgroepen. Door gegevens te verzamelen

(21)

21

van deze drie doelgroepen is er getracht een zo breed mogelijk beeld te krijgen van de

participatiebehoefte van deze jeugdigen. Er zijn naar schatting 62 enquêtes aangeboden aan de jeugd. In totaal zijn er 39 enquêtes ingevuld. Dat het aantal aangeboden enquêtes niet helemaal duidelijk is, is een zwakte van dit onderzoek.

3.3 Instrumenten

Er zijn halfgestructureerde interviews afgenomen om de visie van de politieke partijen en het ambtelijk apparaat in de gemeente Hengelo in kaart te brengen. Bij dit type interview werd er gebruik gemaakt van een semi-gestructureerde vragenlijst, waarbij er ruimte was voor de eigen inbreng van de respondent en waarbij de onderzoeker zich flexibel heeft opgesteld en heeft ingespeeld op de situatie (Mighelbrink, 2009). De interviewvragen zijn grotendeels opgesteld aan de hand van theorie. De meest ingezette middelen om jeugd te laten participeren, wat uit het theoretisch kader naar voren is gekomen, zijn in de vragen verwerkt en vervolgens voorgelegd aan de ambtenaren en de raadsleden. Het interview bevatte in totaal acht vragen. Vraag één en twee gingen in op de onderwerpen waarop de jeugd inspraak en invloed zou kunnen hebben. Door vraag drie werd in kaart gebracht wat het nut zou kunnen zijn, als jeugd inspraak en invloed zou hebben. Vraag vier, vijf en zes gingen in op de middelen die de gemeente in zou kunnen zetten om politieke jeugdparticipatie te organiseren. Door vraag zeven werd door de onderzoekers getracht te achterhalen welke rol de Wmo-raad zou kunnen spelen bij politieke jeugdparticipatie. Vraag acht ging in op het eventuele budget wat er beschikbaar is voor politieke jeugdparticipatie. In bijlage één zijn de interviewvragen voor de ambtenaren en de raadsleden verwerkt.

Er is gebruik gemaakt van een enquête die is voorgelegd aan de jeugd. De enquête werd uitgevoerd door middel van een gestructureerde dataverzamelingsmethode. De

vraagstelling stond in de enquêtes vast en de jeugd kon kiezen uit een klein aantal

antwoordmogelijkheden. De enquête bevatte in totaal zes vragen welke grotendeels tot stand zijn gekomen aan de hand van het theoretisch kader. Aan de hand van de drie treden van de participatieladder, informeren, adviseren en raadplegen, zijn de vragen opgesteld. Deze vragen waren gericht op het in kaart brengen van de participatiebehoefte van de jeugd en de middelen om te participeren. Vraag één en twee gaan in op de eerste trede, het informeren. Vraag drie en vier gaan in op het aspect adviseren. Vraag vijf gaat over het aspect raadplegen. Bij de laatste vraag, vraag zes, kon de jeugd een open antwoord geven op de vraag, over welke onderwerpen gericht op jeugdbeleid binnen de gemeente zij willen meepraten. De enquête is in bijlage twee terug te vinden.

(22)

22

3.4 Procedure

Het opstellen van de interviewvragen voor de ambtenaren en de raadsleden is aan de hand van de theorie gedaan. Door te bekijken wat de meest voorkomende middelen waren die werden ingezet door andere gemeenten, zijn de vragen over de in te zetten middelen opgesteld. Om in kaart te brengen welke mogelijkheden er nog meer voor politieke jeugdparticipatie zijn is de vraag over het beschikbare budget en de Wmo-raad opgesteld. Dit is gedaan in samenwerking met de opdrachtgever. Er is door de opdrachtgever vanuit de gemeente Hengelo contact gelegd met de griffier, met de vraag of zij twee raadsleden kon vragen om deel te nemen aan dit onderzoek. De griffier heeft twee geschikte raadsleden aangedragen. De onderzoekers hebben een afspraak gemaakt met de raadsleden om het interview af te nemen. De ambtenaren zijn benaderd door de onderzoekers en deze zijn aangedragen door de opdrachtgever.

Op basis van de uitkomsten van de interviews en aan de hand van theorie zijn de enquêtes voor de jeugd opgesteld. Voor het afnemen van de enquêtes onder de jeugd zijn de drie instellingen benaderd door de opdrachtgever vanuit de gemeente Hengelo. Na telefonisch contact met de drie instellingen te hebben gehad is er besloten om de enquêtes via e-mail naar de

contactpersonen te sturen, waarna de hulpverleners van de jeugdigen dit op papier aan hen hebben aangereikt.

De gegevens van de interviews zijn geanalyseerd door de interviews te labelen. De interviews zijn uitgetypt en in fragmenten verdeeld. Deze fragmenten zijn gelabeld en vervolgens in een schema gezet. Hierbij werd er onderscheid gemaakt tussen hoofdgroepen en subgroepen. Vervolgens is bekeken of er verbanden waren tussen de begrippen. Vanuit deze resultaten zijn er conclusies beschreven, is er een antwoord gegeven op de hoofdvraag en zijn er aanbevelingen geschreven. De enquêtes zijn geanalyseerd door gebruik te maken van het programma SPSS. De vragen uit de enquêtes zijn in het programma ingevoerd, waarna vervolgens van alle enquêtes de antwoorden zijn ingevoerd. Hieruit is een overzicht met percentages van de antwoorden per vraag naar voren gekomen. Vanuit hier hebben de onderzoekers grafieken opgesteld en zijn er resultaten en conclusies beschreven.

3.5 Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid van onderzoeksresultaten geeft aan in hoeverre het onderzoek dat wordt gedaan, vrij is van toeval. Om de betrouwbaarheid voldoende te kunnen testen moet een onderzoek herhaalbaar zijn (Verhoeven, 2010). Doordat er onder de jeugd een schriftelijke enquête geanonimiseerd afgenomen is, hebben de onderzoekers de antwoorden van de respondent niet kunnen beïnvloeden. De uitkomst van de enquête is vastgesteld door de

(23)

23

gegevens minimaal is.

De interviews die zijn afgenomen onder politieke partijen en ambtenaren zijn uitgevoerd door twee onderzoekers. Doordat zij dit met zijn tweeën hebben uitgevoerd hebben zij elkaar kunnen aanvullen en is de kans dat belangrijke vragen niet zijn gesteld verkleind. Alle interviews waren qua inhoud hetzelfde en zijn vooraf opgesteld, dit om vertekeningen zoveel mogelijk proberen te vermijden (Baarda, van der Hulst & de Goede, 2012). Dit heeft ervoor gezorgd dat de resultaten

goed te vergelijken waren. Het interview is gehouden in een ruimte waar geen collega’s of andere beroepsbeoefenaars aanwezig waren. Hierdoor is de kans vergroot dat de respondent de ruimte heeft gevoeld om vrijuit te kunnen spreken. Daarnaast zijn de interviews anoniem verwerkt in het onderzoek om sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen. De interviews zijn opgenomen en uitgetypt, ook dit heeft bijgedragen aan de betrouwbaarheid. Daarnaast is er gebruik gemaakt van audio opnames. Dit betekent dat de interviews zijn gedocumenteerd middels voice recorder en verbata. Hierdoor is het voor derden inzichtelijk op welke wijze de gegevens verkregen zijn (Baarda, van der Hulst & de Goede, 2012).

Er is daarnaast veel contact geweest met de opdrachtgever, de resultaten werden nagelezen en er is ingespeeld op de feedback van de opdrachtgever. Dit heeft de betrouwbaarheid verhoogd. Dit wordt ook wel peer examination genoemd. Bij peer examination worden de resultaten door collega-onderzoekers nagemeten of nagelezen (Verhoeven, 2010).

3.6 Interne en externe validiteit

Volgens Mighelbrink (2009) gaat het bij de validiteit van een onderzoek om het vertrouwen in de inhoud van het onderzoek. De validiteit van de verzamelde gegevens weerspiegelt de onderzochte werkelijkheid. De twee belangrijkste vormen van validiteit zijn de geldigheid van het meetinstrument en die van de onderzoeksgroep.

Om de interne validiteit van dit onderzoek te verhogen, is er gebruik gemaakt van verschillende databronnen en dataverzamelingsmethoden. In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van

halfgestructureerde vragenlijsten en enquêtes. De halfgestructureerde vragenlijsten en de enquêtes zijn opgesteld aan de hand van de drie praktische deelvragen, die samen met de antwoorden op de theoretische deelvragen een antwoord geven op de hoofdvraag. Per doelgroep is dezelfde dataverzamelingsmethode gehanteerd. Dit betekent dat iedere jeugdige dezelfde enquête voorgelegd heeft gekregen. Voor de interviews is ook dezelfde

dataverzamelingsmethode gehanteerd, dit betekend dat bij iedere geïnterviewde hetzelfde interview is afgenomen.

De externe validiteit is afhankelijk van een aantal aspecten. Zoals eerder beschreven is er sprake van een (opzettelijke) selecte steekproef waarbij de personen op basis van verschillende

(24)

24

afspiegeling van de werkelijkheid te verkrijgen wat de herhaalbaarheid van het onderzoek ten goede komt. Gezien de lage respons van de jeugd is dit doel echter niet geheel behaald. Dit maakt het onderzoek minder extern valide. Daarnaast is de validiteit ook afhankelijk van het feit hoe andere gemeenten politieke jeugdparticipatie vorm willen geven. Er wordt van elke gemeente hetzelfde gevraagd in de Wmo en de Jeugdwet, maar de gemeente is vrij wat betreft de invulling daarvan. De ideeën over middelen voor politieke jeugdparticipatie en de behoefte aan politieke jeugdparticipatie zal niet veel verschillen van de ideeën van jeugdigen in andere gemeenten, aangezien het dezelfde doelgroep betreft. Daarom kunnen de conclusies en enkele

aanbevelingen uit dit onderzoek ook gebruikt worden binnen andere gemeenten.

3.7 Ethische overwegingen

Om ethisch verantwoord onderzoek te kunnen doen, is naast het feit dat respondenten vrijwillig medewerking verlenen, het van belang dat onderzoekers stil staan bij eventueel nadelige

effecten die kunnen ontstaan (Baarda, De Goede & Teunissen, 2001).

Voorafgaand aan het afnemen van de enquêtes en interviews zijn de respondenten geïnformeerd over het doel van het onderzoek. De respondenten zijn met respect behandeld, tijdens het afnemen van de interviews hebben zij hun mening kunnen geven zonder dat zij hierop een tegenargument of oordeel van de onderzoekers hebben gekregen. Daarnaast hebben zij vrijuit kunnen spreken en is hen de gelegenheid geboden om hun zinnen volledig af te kunnen maken. De enquêtes zijn anoniem afgenomen en verwerkt. Er zijn niet meer gegevens verzameld door de onderzoeksgroep dan noodzakelijk was. Er is niet gerapporteerd over individuele

respondenten met identificeerbare gegevens.

3.8 Samenvatting

Het onderzoek betreft een inventariserend onderzoek met zowel kwantitatieve als kwalitatieve kenmerken. Twee ambtenaren en twee gemeenteraadsleden zijn geïnterviewd door de

onderzoekers om de behoefte van de gemeente Hengelo betreffende politieke jeugdparticipatie in kaart te brengen. De gegevens die hiermee zijn verkregen, zijn door te labelen geanalyseerd. Daarnaast is door jeugd in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar, woonachtig in de gemeente Hengelo en gebruik makend van jeugdzorg, een enquête ingevuld. Uit deze enquête kwam naar voren welke participatiebehoefte de jeugd had en zo ja, via welke weg, met welk middel en op welke onderwerpen de jeugd dit zou willen. De uitkomsten van de enquêtes zijn naderhand geanalyseerd door gebruik te maken van het programma SPSS. Het onderzoek is intern geldig aangezien de interviews de mening van de ambtenaren en de gemeenteraadsleden in kaart hebben gebracht. Doordat de jeugd welke gebruik maakt van drie verschillende vormen van jeugdzorg, de enquête in heeft gevuld is de behoefte rondom de invulling van politieke jeugdparticipatie van de jeugdigen in kaart gebracht. Het onderzoek is extern geldig indien

(25)

25

andere gemeenten op dezelfde manier en op dezelfde onderwerpen de jeugd laat participeren en de jeugd dezelfde behoeften heeft als de jeugd die woonachtig is in de gemeente Hengelo.

Er is door de onderzoekers stil gestaan bij het feit dat er eventueel nadelige effecten kunnen ontstaan. Dit is zo veel als mogelijk ondervangen door de respondenten te informeren over het doel van het onderzoek en hen met respect te behandelen. Ook zijn de enquêtes anoniem afgenomen en verwerkt en is er niet meer informatie verzameld dan uitsluitend nodig was voor dit onderzoek.

In het volgende hoofdstuk ‘Resultaten’ worden de resultaten van de interviews en de enquêtes beschreven.

(26)

26

4. RESULTATEN

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek beschreven. Aan de hand van de praktische deelvragen worden de resultaten van de interviews en de enquêtes weergegeven. De resultaten en conclusies van de theoretische deelvragen zijn behandeld in hoofdstuk twee. De praktische deelvragen worden in paragraaf 4.1 en 4.2 behandeld. Onder paragraaf 4.1 staan de resultaten van de interviews weergegeven. Naar schatting zijn er 62 enquêtes verspreid waarvan er 39 ingevuld zijn. Dit betekend dat het responspercentage 62 procent is. Het exacte aantal verspreide enquêtes is niet volledig duidelijk, aangezien de hulpverleners van de jeugdigen die de enquêtes hebben verspreid niet precies konden weergeven hoeveel er waren verspreid per groep. Voor een volgend onderzoek is het van belang om dit anders aan te pakken. Dit staat dan ook beschreven in de sterkte/zwakte- analyse. Onder paragraaf 4.2 staan de resultaten van de enquêtes die door de jeugd zijn ingevuld. In totaal zijn er vier interviews afgenomen. Twee interviews zijn afgenomen met twee gemeenteraadsleden en er zijn twee interviews afgenomen met twee ambtenaren van de gemeente Hengelo.

4.1 Resultaten interviews ambtenaren en gemeenteraadsleden

In deze paragraaf worden de resultaten van de interviews inzichtelijk gemaakt. Allereerst wordt inzichtelijk gemaakt over welke onderwerpen de jeugd inspraak en invloed kan hebben, welke onderwerpen de geïnterviewden zelf van belang vinden en wordt er in kaart gebracht wat er met de inspraak en invloed van de jongeren bereikt kan worden. Hierna worden de middelen die de geïnterviewden als voorkeur hebben om jeugd inspraak en invloed te laten hebben

inzichtelijk gemaakt. Hier opvolgend wordt de voorkeur van de bestaande middelen om jeugd te informeren, te laten adviseren en te raadplegen van de geïnterviewden in kaart gebracht. Tot slot wordt in kaart gebracht welke rol de Wmo raad kan spelen voor politieke jeugdparticipatie en of er, zo ja welke budgetten hiervoor aanwezig zijn.

Inspraak en invloed van jeugd

In de interviews is gevraagd waar de jeugd op dit moment inspraak en invloed op kan hebben. Hier worden uiteenlopende antwoorden op gegeven. Er wordt aangegeven dat zij niet weten of er op dit moment mogelijkheden zijn voor de jeugd om politiek te participeren. Ook wordt er aangegeven dat de jeugd op dit moment inspraak en invloed kan hebben op alle onderwerpen waar de gemeente beleid over maakt. Daarnaast wordt benoemd dat de jeugd op dit moment geen inspraak en invloed heeft in de beleidscyclus van de gemeente Hengelo. Alle respondenten geven echter wel onderwerpen aan waarvan zij vinden dat de jeugd daar inspraak en invloed over moet hebben. Zo wordt de toegang naar de zorg genoemd als belangrijk onderwerp waarop de jeugd inspraak en invloed zou moeten hebben. Daarnaast wordt er genoemd dat het

(27)

27

belangrijk is om te kijken of jeugd keuzevrijheid ervaart. Er wordt aangegeven dat jongeren mee moeten kunnen praten over het feit of en hoe zij hun weg kunnen vinden in voorzieningen. En er wordt genoemd dat het belangrijk is dat de jeugdige kan meepraten over de manier van het aanbieden van preventieve zorg. Het evalueren van de zorg en het hebben van inspraak en invloed op het zorgaanbod in het algemeen wordt ook genoemd. Hier wordt het volgende over gezegd:

‘Dat het zorgaanbod dat al bestaat of ontwikkeld wordt, overeenkomt en past bij de personen voor wie het is.’

Aan de geïnterviewden is de vraag gesteld wat er bereikt kan worden met de inspraak en invloed van de jongeren. Als antwoord wordt gegeven dat de dienstverlening goed afgestemd zou kunnen worden. Een ander punt dat wordt genoemd is dat de gemeente aan kan sluiten bij de behoefte van de jongeren en dat de zorg goedkoper zou kunnen worden.

‘Aangezien de zorg aansluit hoeft de zorg minder lang en minder intensief te worden ingezet.’ Er wordt genoemd dat er effectiever kan worden gewerkt wanneer men de jeugd inspraak en invloed laat hebben op het beleid van de gemeente. Ook kan de gemeente Hengelo kwalitatief hoger scoren, aangezien burgers zich gaan herkennen in het beleid. De zorg die de gemeente Hengelo biedt zal stijgen aangezien de zorg aansluit bij de behoefte en mensen zich herkend voelen. Er wordt aangegeven dat door de inspraak en invloed van de jongeren, het

welzijnsgevoel van de jongeren zal stijgen. Tot slot wordt aangegeven dat door de inspraak en invloed van de jeugd, de gemeente Hengelo tot nieuwe ideeën kan komen.

Middelen om politieke jeugdparticipatie te bevorderen

In de interviews is de vraag gesteld welk middel of welke middelen de geïnterviewden in zouden zetten om politieke jeugdparticipatie te bevorderen. Als middel wordt het betrekken van de jongeren bij de Wmo raad genoemd. Daarnaast wordt als voorkeur aangegeven om een debat in te zetten., internet namelijk de jongerenwebsite ‘ondertussen074’ (jongerenwebsite gericht op jongeren in Hengelo) en e-mail worden ook genoemd als middelen om te gebruiken voor politieke jeugdparticipatie. Social media, rondetafelbijeenkomst organiseren, het gebruiken van een panel en een persoonlijk interview worden ook als passende middelen gezien. Hierbij wordt aangegeven dat het in zetten van alleen social media niet voldoende is, dit werkt alleen ter ondersteuning.

(28)

28 Middelen om jeugd te informeren

Aan de geinterviewden is de vraag voorgelegd welke middelen de geinterviewden in zouden zetten om jeugd te informeren. Hieruit komt naar voren dat zij de jeugd willen informeren via school en via de organisatie waar de jeugdige hulp van ontvangt. Daarbij wordt benoemd dat de hulpverlener of de docent van de jeugdige, de informatie aandraagt. Er komt naar voren dat de jongeren niet geïnformeerd moeten worden via de cliëntenraad. Mocht dit wel worden ingezet dan moet gecheckt worden of zij het klankbord zijn van de jongeren. Daarnaast wordt de gemeente zelf genoemd als middel om in te zetten. Een afweging die hier echter over gemaakt wordt, is de volgende:

‘Bereik je daar iedereen mee? Dat denk ik niet, ik denk dat sommige mensen daar helemaal geen boodschap aan hebben.’

De meningen over het geven van voorlichtingsbijeenkomsten zijn verdeeld, hier wordt het volgende over gezegd:

‘Ik denk niet dat jongeren snel zullen zeggen: Oh, zaterdag is een bijeenkomst over wat ik heb, daar ga ik naar toe. Daar geloof ik niet zo in.’

Facebook, Twitter en internet, namelijk de Hengelose jongerenwebsite ondertussen 074 en posters, flyers en folders worden ook als voorkeur aangegeven om jeugd te informeren. Hier wordt als aanvulling op gegeven:

‘Facebook, jongerenwebsites en in Hengelo hebben wij ondertussen074. Maar ik heb geen idee hoe vaak die site bezocht wordt, dus dat zou wel even uitgezocht moeten worden. We hebben hem wel maar als niemand hem gebruikt dan heeft het niet zoveel zin.’

Daarnaast wordt als aanvulling genoemd dat een website additioneel moet zijn. Over WhatsApp wordt gezegd dat het te dicht bij de jeugdige komt.

Middelen om advies uit te brengen

In de interviews is daarnaast de vraag voorgelegd met welk middel of welke middelen zij de jeugd het liefst advies willen laten uitbrengen. De voorkeur gaat uit naar een platform om in te zetten als middel. Over een cliëntenraad wordt gezegd deze niet te willen gebruiken om jeugd te adviseren. Hierover wordt gezegd dat dit te statisch en voorgevormd is. Daarnaast wordt een

(29)

29

ronde tafelbijeenkomst genoemd om jeugd te laten adviseren mits hiervoor lukraak mensen worden gekozen.

Middelen om jeugd te raadplegen

Op de vraag met welk middel of welke middelen de geïnterviewden de jeugd wil raadplegen wordt door de geïnterviewden aangegeven dit via medewerkers van de gemeente Hengelo te willen doen. Hier bestaan echter nog wel twijfels over gezien de arbeidsintensiviteit en omdat zij ver van de jeugd af staan. Daarnaast wordt het gebruik van panels als middel genoemd om jeugd te raadplegen, als aanvulling hierop wordt genoemd:

‘Panels zie ik wel als een goede mogelijkheid. Dan moet je er wel voor zorgen dat zo’n panel regelmatig ververst wordt en dat er een continue stroom van nieuwe mensen is.’

De meningen over het gebruik van een debat zijn verdeeld. Het volgende wordt hierover gezegd: ‘Openbare discussies denk ik niet. Ik denk dat het zo specifiek is dat openbare discussies worden vervuild met mensen die ongefundeerd hun mening geven, of die absoluut niet bij de doelgroep horen.’

En:

‘Een openbare discussie, een debat, dat kan wel maar dat moet je dan doen in een Metropool of in een jongerencentrum. Iets wat dichtbij is voor de jongeren. Je moet ze dus wel zelf opzoeken.’ Het doen van onderzoek wordt ook genoemd als middel om jeugd te raadplegen. Daarnaast wordt een internetpoll en internet genoemd om jeugd te raadplegen. Als toevoeging kan de internetpoll gekoppeld worden aan de jongerenwebsite ondertussen 074.

Rol Wmo-raad

De vraag welke rol de Wmo raad kan spelen bij politieke jeugdparticipatie is aan de

geïnterviewden voorgelegd. Hierover zijn de meningen verdeeld. Er wordt genoemd dat de Wmo-raad geen grote rol kan spelen. Als reden hierover wordt genoemd dat een dergelijke groep te beperkt is in verschillende meningen omdat deze groep voorgevormd is. Daarnaast wordt er aangegeven dat de Wmo-raad wel een rol kan spelen, maar wordt er daarbij niet aangegeven welke rol dat is.

Budget politieke jeugdparticipatie

De geïnterviewden is de vraag voorgelegd welke budgetten er beschikbaar zijn voor politieke jeugdparticipatie. Hierover worden uiteenlopende antwoorden gegeven. Er wordt aangegeven dat er nu geen budget beschikbaar is voor politieke jeugdparticipatie. Daarnaast wordt er

(30)

30

aangegeven dat het niet bekend is of er budget beschikbaar is voor politieke jeugdparticipatie. Wel wordt er door de meerderheid gezegd dat er budget beschikbaar moet worden gesteld.

4.2 Resultaten enquêtes jeugd

In deze paragraaf worden de resultaten van de enquêtes die zijn afgenomen onder jeugd in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar, die jeugdzorg ontvangt, in kaart gebracht. Er wordt

inzichtelijk gemaakt of de jeugd wel of niet geïnformeerd wil worden door de gemeente en zo ja met welk middel of welke middelen zij dit zouden willen. Hierna wordt in kaart gebracht of de jeugd advies uit wil brengen en zo ja met welk middel of welke middelen. Ook wordt er uiteengezet of en hoe de jeugd geraadpleegd wil worden en zo ja met welk middel of welke middelen. Tot slot wordt in kaart gebracht over welke onderwerpen de jeugd geïnformeerd wil worden, advies uit wil brengen en geraadpleegd wil worden.

Op de vraag in de enquête of jeugd geïnformeerd wil worden over beleidstukken van de gemeente Hengelo geven negentien jongeren aan dit wel te willen. Twintig jongeren willen dit niet. Tien personen hiervan geven aan dit niet te willen omdat ze dit niet interessant vinden. Twee personen geven aan dat zij hier niet genoeg van af weten. Zes personen geven aan dat zij dit te moeilijk vinden en daarom niet geïnformeerd willen worden. Twee personen hebben aangegeven: ‘Het boeit mij niet’.

In figuur 1 is weergegeven via welke weg en met welk middel de negentien jongeren

geïnformeerd willen worden. De getallen in de grafiek verwijzen naar het aantal jeugdigen dat een bepaalde weg en/of een bepaald middel als voorkeur aangeven. De jeugd is de mogelijkheid geboden om meerdere antwoorden in te vullen. Wat naar voren komt in figuur 1 is dat de meeste jongeren, namelijk vijftien jongeren, er voor kiezen om via de organisatie waar de jeugdige hulp van ontvangt geïnformeerd te worden. Hier op volgend willen de meeste jongeren, namelijk zes jongeren, geïnformeerd worden via Facebook en willen vijf jongeren geïnformeerd worden via e-mail. De website ‘ondertussen 074’ blijkt het minst favoriete middel.

(31)

31 0 2 4 6 8 10 12 14 16

Wijze om jeugd te informeren

Aantal jeugdigen

Figuur 1.Wijze om jeugd te informeren.

Op de vraag of de gemeente de jeugd mag benaderen voor advies over beleidsplannen hebben achttien jongeren aangegeven dat dit mag. Eenentwintig jongeren hebben aangegeven dat zij dit niet willen. Tien personen van deze eenentwintig jongeren geven aan dat zij dit te moeilijk vinden. Vijf jeugdigen geven als reden hiervoor dat zij dit niet interessant vinden. Vijf personen geven een andere reden. Twee personen geven aan dat zij hier geen zin in hebben. Eén persoon geeft aan dat hij of zij hier niet genoeg van af weet. Eén persoon van deze vijf jeugdigen geeft aan dat keuzes toch al voor hen gemaakt worden. Eén persoon geeft aan dat hij of zij niet zou weten waarom. Eén persoon geeft aan bijna achttien te zijn en daarom geen advies te willen

uitbrengen.

In figuur 2 is weergegeven via welke weg en met welke middelen de achttien jongeren advies uit willen brengen. De getallen in de grafiek verwijzen naar het aantal jeugdigen die een bepaalde weg en/of een bepaald middel als voorkeur aangeven. De jeugd is de mogelijkheid geboden om meerdere antwoorden in te vullen. Een opvallend gegeven dat naar voren komt uit de grafiek is dat de meeste jongeren, namelijk acht jongeren, het liefst advies uit willen brengen via de organisatie waar de jeugdige hulp van ontvangt. Daarnaast blijkt dat geen enkele jeugdige de website ‘ondertussen 074’ wil inzetten om advies te brengen.

(32)

32 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9

Wijze om jeugd te laten adviseren

Aantal jeugdigen

Figuur 2. Wijze om jeugd te laten adviseren.

De eenentwintig jongeren die hebben aangegeven geen advies uit te willen brengen zijn hierna verzocht te stoppen met het invullen van de enquête. De volgende vragen zijn hierdoor door achttien respondenten ingevuld. Deze achttien respondenten hebben de vraag voorgelegd gekregen met welk middel of welke middelen zij geraadpleegd willen worden, in figuur 3 is dit weergegeven. De getallen in de grafiek verwijzen naar het aantal jeugdigen die een bepaalde weg en/of een bepaald middel als voorkeur aangeven. De jeugd is de mogelijkheid geboden om meerdere antwoorden in te vullen. Uit de grafiek komt duidelijk naar voren dat de jeugd het liefst geraadpleegd wil worden door de organisatie waar de jeugdige hulp van ontvangt. Daarnaast blijkt dat de jeugd niet wil worden geraadpleegd via de cliëntenraad, de website ‘ondertussen 074’ en Twitter.

(33)

33 0 2 4 6 8 10 12

Wijze om jeugd te raadplegen

Aantal jeugdigen

Figuur 3. Wijze om jeugd te raadplegen.

Achttien van de 39 jongeren hebben aangegeven wel inspraak en invloed te willen hebben binnen de gemeente Hengelo. Deze achttien jongeren hebben de vraag voorgelegd gekregen over welke onderwerpen zij mee willen praten. Veertien van de achttien jeugdigen hebben deze vraag daadwerkelijk ingevuld. Drie van deze achttien jongeren geeft aan geen idee te hebben waarover zij mee willen praten. Eén jongere geeft aan over geen enkel onderwerp te willen meepraten. Twee jongeren hebben geen antwoord gegeven op de vraag. Eén jongere geeft aan te willen weten waar hij of zij terecht kan als hij of zij een vraag of probleem heeft. Eén jongere wil mee praten over de informatievoorziening. Hij of zij vindt dat er weinig geïnformeerd wordt en vraagt zich af waarom hij of zij niet geïnformeerd wordt over het feit dat zijn groep dicht gaat door de bezuinigingen. Drie jongeren willen meepraten over financiële zaken. Eén jongere zegt hierover:

‘Hoe het geld besteedt wordt. Als ik groepsleiding nodig heb, hebben ze vaak geen tijd voor mij omdat ze dingen moeten invullen.’

Eén jongere wil meepraten over de tijdsbesteding van de groepsleiding. Hij of zij geeft aan dat de groepsleiding vaak op kantoor zit en daardoor geen tijd heeft voor de cliënt, omdat zij dan druk zijn. Een ander onderwerp waar één jongere over mee wil praten zijn de regels over jeugdzorg en zegt hierover:

(34)

34

Tot slot noemt één persoon dat hij of zij wil mee praten over de plaatsing van jeugdigen. Deze jeugdige wil meedenken over het plaatsen van jeugd die problemen heeft. Niet alle

respondenten willen invloed hebben op de beleidsplannen van de gemeente Hengelo.

Eenentwintig jongeren willen niet benaderd worden door de gemeente om advies uit te brengen. Zij hebben dus ook niet aangegeven over welke onderwerpen zij mee zouden willen praten. In het volgende hoofdstuk ‘Conclusies’ worden bovenstaande resultaten omgebouwd naar conclusies op de praktische deelvragen en de hoofdvraag. Daarnaast wordt er een discussie beschreven over het onderwerp politieke jeugdparticipatie.

(35)

35

5. CONCLUSIES & AANBEVELINGEN

Dit hoofdstuk bevat de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek. In paragraaf 5.1 staan de conclusies op de praktische deelvragen van het onderzoek. De theoretische deelvragen zijn in hoofdstuk twee uitgewerkt en toegelicht. Paragraaf 5.2 bevat de conclusie van de hoofdvraag. De aanbevelingen zijn te lezen in paragraaf 5.3. In paragraaf 5.4 zijn de sterktes en zwaktes van het onderzoek beschreven. Tot slot wordt er een professionele visie op het onderwerp van het onderzoek gegeven. Deze staat beschreven in paragraaf 5.5, de discussie.

5.1 Conclusies deelvragen

Deze paragraaf bevat de conclusies op de praktische deelvragen van het onderzoek. Hierin wordt uiteengezet welke mogelijkheden het ambtelijk apparaat en de politieke partijen zien met betrekking tot politieke jeugdparticipatie. Ook komen de onderwerpen waarop de jeugd invloed wil hebben en op welke wijze zij dit willen naar voren.

Deelvraag 1. Welke mogelijkheden zien het ambtelijk apparaat en de politieke partijen met betrekking tot jeugdparticipatie?

Er is uit de interviews naar voren gekomen dat er op dit moment nog onduidelijkheid bestaat over de wijze van politiek participeren. De politieke partijen en de ambtenaren weten niet of en over welke onderwerpen de jeugd op dit moment kan participeren. Het ambtelijk apparaat en de politieke partijen noemen daarentegen wel onderwerpen waarop de jeugd kan participeren met ingang van de nieuwe Jeugdwet en de nieuwe Wmo in 2015. Het ambtelijk apparaat en de politieke partijen zijn het met elkaar eens over de onderwerpen die aan bod moeten komen, aangezien uit de resultaten blijkt dat dezelfde onderwerpen worden genoemd. De onderwerpen die worden genoemd beslaan verschillende gebieden. Naast ideeën over de onderwerpen, hebben zij verschillende voorkeuren om jeugd te informeren, te adviseren en te raadplegen. Over de manieren om dit te doen liggen zij niet op één lijn, aangezien zij verschillende wijzen als voorkeur noemen om dit te doen. Uit het onderzoek van Vandenbroucke (2010) zijn de

middelen die door 175 gemeenten genoemd om in te zetten, ook uiteenlopend. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen eenduidige wijze genoemd kan worden om jeugd te betrekken.

Uit de resultaten komt naar voren dat er onduidelijkheid bestaat over of er budget en zo ja welk budget er beschikbaar is voor politieke jeugdparticipatie. Daarnaast denken zij dat de Wmo-raad een rol zou kunnen spelen, maar weten zij nog niet welke rol dit kan zijn met betrekking tot politieke jeugdparticipatie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als het plan voor de nieuwe speeltuin klaar is, krijgen jullie opnieuw een brief waarin we vertellen welke speeltoestellen we hebben uitgekozen.. Hierna bestellen wij de

Als het plan voor de nieuwe speeltuin klaar is, krijgen jullie opnieuw een brief waarin we vertellen welke speeltoestellen we hebben uitgekozen. Hierna bestellen wij de

Als het plan voor de speeltuin klaar is, krijgen jullie opnieuw een brief waarin we vertellen welke speeltoestellen we hebben uitgekozen. Hierna bestellen wij de

kinderen- weten wat je leuk vindt en welke dingen je graag doet in de vernieuwde speelplaats.. Bovendien willen we van de omwonenden weten welke beplanting hun

Als het plan voor de nieuwe speeltuin klaar is, krijgen jullie opnieuw een brief waarin we vertellen welke speeltoestellen we hebben uitgekozen.. Daarna bestellen we de nieuwe

Als het plan voor de nieuwe speeltuin klaar is, krijgen jullie opnieuw een brief waarin we vertellen welke speeltoestellen we hebben uitgekozen en hoe de nieuwe speelplek er uit

Als het plan voor de nieuwe speeltuin klaar is, krijgen jullie opnieuw een brief waarin we vertellen welke speeltoestellen we hebben uitgekozen?. Hierna bestellen wij de

Als het plan voor de speeltuin klaar is, krijgen jullie opnieuw een brief waarin we vertellen welke speeltoestellen we hebben uitgekozen. Hierna bestellen wij de