• No results found

OBN Jaarverslag 2020Verslag van de activiteiten, resultaten en producten vanuit het OBN Kennisnetwerk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "OBN Jaarverslag 2020Verslag van de activiteiten, resultaten en producten vanuit het OBN Kennisnetwerk"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

JAARVERSLAG

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit

Kennisnetwerk obn

Jaar

Jaarverslag

2015

2015

2020

Fo to: Pie t Munst erman/S axifr aga Fo to: Gemma V enhuizen Fo to: Ank e Kappers

(2)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Fo to: Jan C. v an der Str aa ten / S axifr aga

INHOUD

VOORWOORD 3

ORGANISATIE 4

• Een ‘reset’ voor het OBN-kennisnetwerk 5 • Communicatie met beleid 6

COMMUNICATIE 7

1 Publicaties 8

• Brochure: Red het heischraal grasland 10

2 Veldwerkplaatsen 11

• Griend ervaren en bediscussiëren tijdens

een veldwerkplaats 11

3 Bijeenkomsten en webinars

12

• Pitrusbeheer in weidevogelgraslanden 13 • Beekdalvenen: biodiversiteit of CO 2-fabriek? 14

4 Adviezen 15

• Stuivend zand is geen bedreiging voor

grijze duinen en duinvalleien 16

5 E-learning 17

• E-learning voor ‘groene’ vrijwilligers en

professionals 17

DESKUNDIGENTEAMS

18

1 Beekdallandschap 19

• Alleen kleinschalig beekbeheer is

onvoldoende voor ecologisch herstel 20

• Niet maaien van vernatte beekdalen leidt tot

meer reliëf en biodiversiteit 21

2 Cultuurlandschap 22

• Werken aan de sloten in het veenweidegebied 23

3 Droog zandlandschap

24

• Advies: laat oude heide ongemoeid en ga

niet plaggen 25

• Verschralen is nodig, maar ook het

openmaken van de graszode 26

4 Duin- en kustlandschap

27

• Konijnen in de duinen zorgen voor bloeiende

planten, insecten en zangvogels 28

Zandsuppletie en zeegras mogen Griend

redden van de ondergang 29

5 Heuvellandschap 30

• Beleidmakers zoeken oplossingen voor diep

ingesneden bronbeken 31

• Vegetatie op de uiterste puntjes van de rots 32

6 Laagveen- en zeekleilandschap

34

• Trilvenen herstellen ondanks hoge stikstoflast 34 • Het probleem van de uitheemse rivierkreeften 35

7 Nat zandlandschap

36

• Snoek houdt zonnebaars goed in toom 37

8 Rivierenlandschap 38

• Klimaateffecten in het rivierengebied 39 • Overstromingsvlakten als leefgebied voor een

compleet ecosysteem 40

9 Expertisegroep Fauna

41

Helderheid in complex stikstof-dossier 42

FINANCIËN 44

BIJ12 kennisontwikkeling

44

LNV kennisverspreiding

45

COLOFON 46

INHOUD

2

(3)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD VOORWOORD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

VOORWOORD

Met plezier bied ik u het OBN Jaarverslag 2020 aan. We kunnen terugkijken op een bijzonder jaar. Niet alleen door corona liepen veel activiteiten anders dan vooraf gepland maar ook waren er vele ontwikkelingen. December 2020 publiceerden ministerie van LNV en provincies (IPO) het Uitvoeringsprogramma Natuur. Hierin staan afspraken over de ambitie en opgave, kaders voor de maatregelen, monitoring en rapportage en het samenwerkingsmodel. Met het Programma Natuur gaan Rijk, provincies en terreinbeheerders samen de natuur de komende jaren verder versterken en verbeteren. Het Uit-voeringsprogramma Natuur is van groot belang voor de toekomst het Kennisnetwerk OBN. Niet alleen krijgt OBN een belangrijke rol in de uitvoer van het programma, er komt ook meer budget voor onderzoek beschikbaar. De eerste fase van het Ecologisch Assessment werd uitgevoerd. Het Ecologisch Assessment levert bruikbare

input voor actuele onderwerpen waar alle terreinbeheer-ders (inclusief agrariërs en waterschappen) de komen-de jaren een enorme opgave hebben: het Programma Natuur, de Bossenstrategie, het Klimaatakkoord, na-tuurinclusieve landbouw en een klimaatrobuust bos- en natuurbeheer (en zeker ook het grondwaterbeheer). De resultaten van deze eerste fase van het Ecologisch As-sessment dienen als opmaat voor de toekomstige focus, positionering, inhoudelijke prioritering van het Kennis-netwerk OBN en het uit te voeren onderzoek.

Ook zijn weer nieuwe onderzoeken opgestart in 2020. Bijvoorbeeld over vogelakkers, waar de diversiteit en effectiviteit van het pakket Vogelakker in het ANLb onderzocht wordt. En over de effecten van wisselbegra-zing op biodiversiteit in zowel kalkrijke als kalkarme duingebieden. Een evaluatie over bekalken als mogelijke herstelmaatregel in trilvenen en blauwgraslanden brengt alle uitgevoerde experimenten en ervaringen in beeld.

Vanwege corona konden veel fysieke bijeenkomsten en de veldwerkplaatsen niet doorgaan. Als alternatief zijn er diverse webinars georganiseerd. Dit bleek een goede manier om de resultaten van OBN-onderzoeken met beheerders, beleidsmedewerkers, onderzoekers en geïnteresseerden te delen. Dus deze webinars krijgen zeker een vervolg.

Door een samenwerking tussen het e-learningsplatform Leer je Groen en het Kennisnetwerk OBN zijn weer twee OBN-modules beschikbaar op dit platform. Sinds eind 2020 verschijnt er Iedere twee weken een bericht vanuit het Kennisnetwerk op Nature Today. Op deze manier brengen we de resultaten en publicaties van onze onder-zoeken onder de aandacht van een breder publiek.

Teo Wams

Voorzitter OBN Platform en Adviescommissie Fo to: Rudmer Zw er ver / S axifr aga

3

(4)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIEORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

z

Het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) bestaat sinds het begin van de jaren negentig als advies- en onderzoeksprogramma van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het kennis- netwerk was van oudsher gekoppeld aan het Subsidieprogramma

Effectgerichte Maatregelen dat zich richtte op het tegengaan van de effecten van verzuring, vermesting en verdroging in natuurgebieden. Vanwege de goede resultaten van het kennisnetwerk is in 2006 de doelstelling verbreed naar natuurherstel in het algemeen en naar landschapsschaal.

Doel

Het Kennisnetwerk OBN heeft als doel de ontwikkeling, ontsluiting, verspreiding en benutting van kennis over natuurherstel en natuurbeheer ten behoeve van Natura 2000, leefgebiedenbenadering, ontwikkeling van nieuwe natuur (het nationaal natuurnetwerk) en het cultuurlandschap. Binnen het netwerk signaleren bos- en natuurbeheerders, onderzoekers van universiteiten en adviesbureaus en beleidsmakers van rijk, provincies en waterschappen samen problemen in het herstel, ontwikkeling en beheer van natuur en zetten deze om in onderzoeksvragen. Het onderzoek moet leiden tot concrete maatregelen voor beheer, behoud en herstel van bos en natuur. Het onderzoek wordt via een aanbestedingentraject aan onderzoeksinstel-lingen gegund. Tijdens de gehele cyclus van probleemverkenning tot aan de verspreiding van kennis werken beheerders, onderzoekers en beleidsmakers intensief samen in deskundigenteams. Het Kennisnetwerk OBN wordt gecoördineerd door de VBNE.

Samenwerking

Het Kennisnetwerk OBN streeft naar samenwerking met andere organisaties en kennisprogramma’s bij de financiering van onderzoek, publicaties en activitei-ten: de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA), Programmatische aanpak Grote wateren (PAGW van RWS), het Programma Rijke Waddenzee, het Waddenfonds, de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en Europese programma’s als LIFE+/LIFE-IP en het Natura 2000 Biogeographical Process. Het Kennisnetwerk OBN is in 2016 lid geworden van de Society for Ecological Restoration Europe.

Deskundigenteams

De motor van het OBN-netwerk zijn de acht deskundigenteams: • Beekdallandschap • Cultuurlandschap • Droog zandlandschap • Duin- en kustlandschap • Heuvellandschap • Laagveen- en zeekleilandschap • Nat zandlandschap • Rivierenlandschap en de Expertisegroep Fauna.

ORGANISATIE

Foto : Gemma V enhuizen Lees meer Lees meer

• In 2020 is een proces gestart om het Kennisnetwerk OBN beter te positioneren in het maatschappelijke krachtenveld. • In 2020 is een eerste concrete stap gezet om het

Kennisnetwerk OBN beter onder de aandacht te krijgen bij provincies en waterschappen

(5)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Onder leiding van Bureau Zet is in 2020 samen met de deskundigenteams nagegaan wat de ecologische stand per landschapstype is en welke knelpunten de deskun-digen daar momenteel zien voor behoud en ontwikke-ling. Ook werd de teams gevraagd te bedenken wat voor hun landschapstype de belangrijkste aangrijpingspun-ten zijn voor natuurherstel en welke ‘knoppen’ er zijn om aan te draaien. Vervolgens werden de teams in dit ecologisch assessment uitgedaagd om over de grenzen van het eigen landschap te kijken en te beoordelen wel-ke thema’s relevant zijn die ook voor andere landschap-stypen belangrijk zijn.

Via workshops, interviews en andere bijeenkomsten heeft Bureau Zet zes aangrijpingspunten (onder andere stikstof, verdroging) voor natuurherstel geformuleerd die voor alle landschapstypen relevant blijken te zijn. De uitwerking van de aangrijpingspunten varieert voor landschappen, maar de bovenliggende mechanismen hebben veel overeenkomsten. Dat geldt al helemaal voor de overgangen van landschappen. Een regelmatig gehoord geluid is dan ook dat die overgangen meer aandacht verdienen.

De deskundigen hebben ook beoordeeld of bij die zes aangrijpingspunten voor herstel het ontbreken van ken-nis het probleem is. Het blijkt dat in ongeveer twintig procent van de gevallen op dit moment nog onvoldoen-de kennis is om het probleem aan te pakken. In veertig

procent is het niet de kennis die ontbreekt, maar zijn er praktische, juridische, politieke of financiële obstakels. In sommige gevallen zouden de natuurbeheerders deze moeten oplossen, maar veel vaker zijn er andere par-tijen die daarvoor aan de lat staan. In de overige veertig procent gaat het om een mix van kennis en uitvoerings-opgaven.

De volgende stap in het assessment was het koppelen van de kennisvragen aan andere groene maatschap-pelijke thema’s als klimaatadaptatie, waterkwaliteit, bodemdaling. Via een dergelijke koppeling wordt het onderzoek niet alleen efficiënter maar wordt ook de maatschappelijke relevantie van het natuuronderzoek weer eens extra onderstreept. Hiervoor is gewerkt met het concept ‘ecosysteemdiensten’. Een opgave voor de komende jaren is om per landschapstype te onder-zoeken welke verbindingen zijn te leggen en ook welke en hoeveel ecosysteemdiensten een natuurgebied kan leveren.

Rapport (pdf)

Een ‘reset’ voor het OBN-kennisnetwerk

Fo

to: V

er

a Dalm

ORGANISATIE

ontwikkelt en verspreidt kennis

met als doel het structureel herstel van natuurkwaliteit. Vanuit OBN adviseren we beheerders bij de uitvoering.

is een onafhankelijk en innovatief platform waarin

beheer, beleid en wetenschap

samenwerken. JAARVERSLAG

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit

Kennisnetwerk obn Jaar Jaarverslag

2015

2015

2019

Fo to: S axifr aga-Joer g Mager

De motor van het OBN-netwerk zijn de deskundigenteams:

Beekdallandschap Heuvellandschap Droog zandlandschap Nat zandlandschap Cultuurlandschap Laagveen- en zeekleilandschap Duin- en kustlandschap Rivierenlandschap Expertise- groep Fauna Coördinatie Cofinanciering

van waterschappen, individuele provincies, Rijkswaterstaat, etc.

Financiering Drinkwaterwinning Recreatie Landbouw/voedselproductie Woonkwaliteit Waterveiligheid 5 Waterberging en -buffering 2 3 1 6 Optimalisatie hydrologische systemen 1 2 Vergroten areaal en connectiviteit

Vergroten dynamiek en diversiteit Verminderen input

nutriënten en chemische stoffen en herstel van schade

Herstel van biotische kwaliteit Aanpak exoten 6 5

Wat kunnen we doen? Ecologisch herstel Koolstofvastlegging CO2 4 Investeren in de natuur draagt bij aan:

N O O N H H H 4

BIJ12 namens de 12 provincies

3 7 Ocelot Ontwerp. F oto bo ven: Rudmer Z wer ver/Saxifraga; F oto onder

: Hans Boll /Sax

ifraga

(6)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

In 2018 heeft een commissie onder leiding van Chris Kalden het Kennisnetwerk OBN geëvalueerd. De com-missie vindt dat de bekendheid en de bestuurlijke im-pact van het Kennisnetwerk groter kan en moet worden “door de inhoudelijke kennisresultaten te vertalen naar hun bestuurlijk-politieke betekenis”.

Communicatiedeskundige Carla Feijen is hiermee aan de slag gegaan en heeft beoordeeld hoe het OBN dat zou kunnen doen: “Zet sterker in op kennisversprei-ding en communicatie richting beleid. OBN moet meer (kunnen) investeren in het aanwezig zijn in beleidsnet-werken en in het inzichtelijk maken van de bijdrage van OBN-kennis aan het invullen van actuele beleidsopga-ven en het bereiken van de doelen van het natuurbeleid. Ondanks de lange geschiedenis en de successen zijn het Kennisnetwerk OBN en de vele resultaten ervan goeddeels onzichtbaar gebleven voor iedereen die niet tot de direct betrokkenen behoort. Het OBN is er

onvol-doende in geslaagd om de relevantie van het netwerk en de resultaten in het daadwerkelijk beheer te laten zien. Deze onbekendheid maakt het netwerk kwetsbaar en moet naar de mening van de evaluatiecommissie in de komende jaren (door de deelnemers in) het netwerk worden rechtgezet.”

De provinciale besturen hechten volgens Feijen groot belang aan de natuur: zij wijden allemaal een uit-gebreid hoofdstuk in hun bestuursakkoord aan dit onderwerp. Tegelijkertijd valt op dat te veel provinciaal bestuurders onvoldoende weet hebben van het Ken-nisnetwerk OBN. De activiteiten die het KenKen-nisnetwerk OBN op dit onderwerp heeft uitgevoerd (bijeenkom-sten, brochures, persbeleid) hebben nog onvoldoende opgeleverd.

Een eerste product om het Kennisnetwerk OBN beter onder de aandacht te brengen bij bestuurders, is een

serie themabrochures voor bestuurders en beleid-makers. Gedeputeerde Harold Hofstra uit Flevoland schrijft in het voorwoord dat deze brochures laten zien wat het Kennisnetwerk OBN de afgelopen jaren heeft gedaan voor provincies, waterschappen, rijksdien-sten en beheerders. “Maar we willen vooral voor het voetlicht brengen wat het Kennisnetwerk OBN voor u kan betekenen. Met welke vragen op het gebied van na-tuurbeheer of -beleid zit u zelf? Wilt u adviezen hebben voor een specifiek terrein, wilt u in contact komen met collega’s, of met terreinbeheerders die met vergelijkba-re vraagstukken te maken hebben? Het Kennisnetwerk OBN kan u hierbij helpen.”

De themabrochures gaan over thema’s die bij de provincies hoog op de agenda staan en behandelen Biodiversiteit, Klimaat, Landbouw, Stikstof en Water.

Rapport (pdf)

Communicatieplan (pdf)

Communicatie met beleid

ORGANISATIE Fo to: W anne Roe temeijer

6

(7)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Essentieel voor OBN-onderzoek is dat de onderzoeken resulteren in concrete herstelmaatregelen zodat terreinbeheerders de natuur kunnen herstellen. Een onderzoek of een advies zal dan ook altijd op een passende manier bij de gebruikers van kennis terecht moeten komen. In de praktijk zet Kennisnetwerk OBN een scala aan communicatie middelen in. 2020 was door corona een bijzonder jaar met weinig fysieke bijeenkomsten. Er zijn naast één veldwerkplaats en één bijeenkomst, zes online webinars gehouden. Daarnaast zijn zestien rapporten van onderzoeken uitgebracht, vier OBN-nieuwsbrieven verschenen, aan vijf adviezen gewerkt, diverse presentaties gegeven en zijn elf brochures verschenen. Alles met hetzelfde doel: zorgen dat de beschikbare kennis gebruikt kan worden in het natuurbeheer.

COMMUNICATIE

1 Publicaties

3 Bijeenkomsten

4 Adviezen

COMMUNICATIE

2 Veldwerkplaatsen

Fo to: Cor a de L eeuw

5 E-learning

7

(8)

COMMUNICATIE COMMUNICATIE

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

COMMUNICATIE

Publicaties

Fo

to: Camiel Aggenbach

OBN rapporten

• Melman, Th.C.P, E. Kleyheeg, T. Visser, E.B. Oosterveld, M. Roodbergen, W.A. Teunissen, T. Slier, 2020. Invloed

greppelplasdras op kuikenoverleving kievit. OBN-232-CU.

WEnR-rapport 2988; Sovon-rapport S2020/12; A&W-rap-port 3216. VBNE, Driebergen

• Weijters , M.J., A.U. van der Bij , J.A. Harris , M. Pawlett , W.-J. Emsens , J. Frouz , P. Benetkova , E. Verbruggen , D. Radujkovic, E. Verbaarschot , R. van Klink , R. Vermeulen , R. van Diggelen en R. Bobbink, 2020. Praktijkproef heideont-wikkeling op voormalige landbouwgrond in het Noordenveld

(Dwingelderveld) Resultaten 2011-2018. Rapport

OBN-233-DZ. VBNE, Driebergen.

• Nijssen, M., L. Kuiters, N. Smits, H. Kramer, J. Kuper, J. Brouwer, J. Vogels, 2020. Lange termijn effecten van

extensieve duinbegrazing in kalkarme kustduinen. Rapport

OBN-234-DK. VBNE, Driebergen.

• Bochove, K. van, G.M. Gerrits, 2020. Herstel van kruiden- en faunarijke graslanden in het droge zandlandschap Ana-lyse van de effecten op de samenstelling van het bodemle-ven. Rapport OBN-235-DZ. VBNE, Driebergen.

• Cusell, C., B. Brederveld, L. Doef, M. Jans, D. Lammers, M. Tangerman, E. Weerman, J. Kampen, R. van de Haterd, B. Koese, S. Nieuwhof, A. Kooijman, A. van de Craats, 2020.

Rode Amerikaanse rivierkreeften in Nederland: Relaties

met milieu- en omgevingsfactoren. Rapport 2020-08.

STO-WA, Amersfoort.

• Vogels, J., A van den Burg, D. van de Waal, M. Weijters, R. Bobbink, M. Nijssen, M. Wallis de Vries, 2020. Imbalanced by overabundance. Effects of nitrogen deposition on nutri-tional quality of producers and its subsequent effects on

consumers. Rapport OBN-236-NZ. VBNE, Driebergen.

• G. Kurstjens, M. Nijssen, A. van Winden, M. Dorenbosch, H. Moller Pillot, C. van Turnhout & P. Veldt, 2020. Natte

overstromingsvlakten in het rivierengebied. Ecologisch

functioneren en ontwikkelkansen, rapport OBN-237-RI. VBNE, Driebergen.

• Martens, S. en H. ten Holt, 2020. Ecologisch assessment

van de landschappen van Nederland. Analyse door het

Kennisnetwerk OBN. Rapport OBN-238, VBNE, Driebergen. • Martens, S. en H. ten Holt, 2020. Ecologisch assessment

van de landschappen van Nederland Analyse door het

Kennisnetwerk OBN. Bijlagenrapport. Rapport OBN-239. VBNE, Driebergen.

• Bijlsma, R.J., S.P.J. van Delft, R. Loeb en R. Bobbink, 2020.

Kansen voor oude droge heide in het heidelandschap.

Rapport OBN-240-DZ. VBNE, Driebergen.

• Aggenbach, C.J.S., D.G. Cirkel, C. Cusell, G. van Dijk, A.M. Kooijman, 2020. Onderzoek naar bevloeiing als

beheer-maatregel voor behoud en herstel van basenrijke trilvenen.

Rapport OBN-241-LZ. VBNE, Driebergen.

• Aggenbach, C.J.S., J.J. Nijp, P. Huyghe, R. van Diggelen, 2020. Invloed van met nutriënten verrijkt grondwater op

kwelafhankelijke ecosystemen. Rapport OBN-242-BE.

VBNE, Driebergen.

Monitoring

• Aggenbach, C., E. Seeber, R. van Diggelen, 2020. Effecten van het stoppen van maaibeheer op kleine

zeggenmoe-rassen in beekdalen. Evaluatie monitoring 2011 en 2019

niet-maaien experiment Drentse Aa. Monitoring OBN-25-BE. VBNE, Driebergen.

• Eichhorn, K., T. van den Broek, E. Dorland, M. Courbois, 2020. Vervolgmonitoring herstel van kruiden- en faunarijke

graslanden in het droge zandlandschap. Eindrapportage.

Monitoring OBN-26-DZ, VBNE, Driebergen.

• Van Kleef, H. 2020. Monitoring van zonnebaarsbeheer –

wegvangen en introductie van snoeken. Monitoring

OBN-27-NZ, VBNE, Driebergen.

• Aggenbach, C.J.S., 2020. Duurzaamheid van

basenmin-nende schraallanden in kwelzones. Monitoring 1989-2020

Stroothuizen, Punthuizen en Lemselermaten. Monitoring OBN-28-BE. VBNE, Driebergen.

Brochures

• Beheer en herstel van stuifzanden

• Liggend bergvlas, een botanische parel onder druk

• Meer soorten op de hei: red het

heischraal grasland

• Small scale wind erosion for the benefit of coastal dune

grasslands

• Kennis maken, kennis delen

• Kennis maken, kennis delen Thema Klimaat

• Kennis maken, kennis delen Thema Landbouw

• Kennis maken, kennis delen Thema Stikstof

• Kennis maken, kennis delen Thema Water

• Kennis maken, kennis delen Thema Biodiversiteit

• Ooibossen - Van ‘Ooievaar’ tot ‘Stroomlijn’, en verder’

Lees meer

COMMUNICATIE

8

(9)

COMMUNICATIE COMMUNICATIE

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Artikelen

• Dijk van, G., A.J.P. Smolders, R. van ’t Veer, R. Loeb, L.P.M. Lamers, J.J. Nijp, S. Kosten, H.H. van Kleef, C. Cusell, P.J. Westendorp. De toekomst van voormalige brakwaterve-nen. Landschap-1-2020.

• Aggenbach, C., M. Nijssen, A. Kooijman, B. Arens, Y. Fujita, M. van Til. Effecten op vegetatie en fauna van

duingraslan-den. Kleinschalige verstuivingen in kustduinen (1). De

Levende Natuur, maart 2020.

• Arens, B., C. Aggenbach, A. Kooijman, M. Nijssen, M. van Til. Sturende factoren, maatregelen en herstelstrategieën voor dynamiek. Kleinschalige verstuivingen in kustduinen (2). De Levende Natuur, maart 2020.

• Eichhorn, K., E. Brouwer, E. Dorland, R. Ketelaar & T. van den Broek. Kruidenrijke natuurgraslanden ontwikkelen op

fosfaatrijke grond Wat is er mogelijk? De Levende Natuur,

mei 2020.

• Dorland, E., K. Eichhorn, T. van den Broek & M. Courbois.

Herstel kruidenrijke graslanden op zandgrond door

tijde-lijk akkerbeheer. De Levende Natuur, mei 2020.

• Verdonschot, R., P. Verdonschot. Effecten van integraal

beekherstel op de loopkeverfauna. De Levende Natuur,

juli 2020.

• Wallis de Vries, M.F., J.R. van Deijk. Dag- en nachtvlinders in kalkrijke hellingbossen. Vervolgmonitoring van het

herstelbeheer. Natuurhistorisch Maandblad, juli 2020.

• Moedt, S., C. Smit, G. Lagendijk, J. Bakker, S. Nolte, R.van Klink, A. Wielemaker, P. Esselink. De invloed van

wissel-beweiding op de biodiversiteit van kwelders. De Levende

Natuur, juli 2020.

• Berends, K., E. Penning, J. Lenssen, J. Schoelynck, R. Reitsema. De effecten van stroombaanmaaien

proefon-dervindelijk onderzocht in de Eefse Beek. H2O-Online, 20

juli 2020.

• Melman, D., E. Kleyheeg, T. Visser, E. Oosterveld, M. Roodbergen, W. Teunissen. Greppel-plasdras: bouwsteen

voor beter weidevogelbeheer? De Levende Natuur,

september 2020.

• Special: Griend staat niet op zichzelf (6 artikelen). De Levende Natuur, september 2020.

• Kurstjens, G., A. van Winden, M. Nijssen, C. van Turnhout, M. Dorenbosch. Herstel van natte overstromingsvlakten

langs de Rijntakken. H2O-Online, 17 december 2020.

Internationale artikelen

• Frenne, P. de, R. Gruwez, P.W.F.M. Hommel, A. De Schrijver, R.P.J. Huiskes, R.W. de Waal, P. Vangansbeke, K. Verheyen. Effects of heathland management on seedling

recruitment of common juniper (Juniperus communis).

Plant Ecology & Evolution 153 (2), 2020

• Vogels, J., M.J. Weijters, R. Bobbink, R.J. Bijlsma, L.P.M. Lamers, W.C.E.P. Verberk, H. Siepel. Barriers to resto-ration: Soil acidity and phosphorus limitation constrain recovery of heathland plant communities after sod cutting.

Applied Vegetation Science 23:94–106, 2020.

• Diggelen, R. van, R. Bobbink, J. Frouz, J. Harris, E. Ver-bruggen. Converting agricultural lands into heathlands:

the relevance of soil processes. Soils and Landscape

Restoration, 2020.

• Emsens, W.J., R. van Diggelen, C.J.S. Aggenbach, T. Cajthaml, J. Frouz, A. Klimkowska, W. Kotowski, L. Kozub, Y. Liczner, E. Seeber, H. Silvennoinen, F. Tanneberger, J. Vicena, M. Wilk, E. Verbruggen. Recovery of fen peatland microbiomes and predicted functional profiles after

re-wetting. International Society for Microbial Ecology, 2020

OBN Nieuwsbrieven

• OBN Nieuwsbrief Voorjaar 2020

• OBN Nieuwsbrief Zomer 2020

• OBN Nieuwsbrief Herfst 2020

• OBN Nieuwsbrief Winter 2020

Nieuwsbrieven vanuit

OBN onderzoek

• Griend-nieuwsbrief Nr 6, April 2020

COMMUNICATIE

Publicaties

Video's

• Herstel konijnenpopulaties in kustduinen • Rijkswaterstaat Natuurlijk

Veilig - Ruimte voor Zand

Fo

to: Rienk-Jan Bijlsma

COMMUNICATIE

9

(10)

COMMUNICATIE COMMUNICATIE

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

COMMUNICATIE

Publicaties

Brochure: Red het heischraal grasland

Het Deskundigenteam Droog zandlandschap heeft een brochure gemaakt over het beheer en behoud van heischraal grasland. De brochure heeft een overzichtelijke opbouw. De deskundigen starten met een hoofdstuk waarin staat wat heischrale graslanden zijn, vervolgens een hoofdstuk over de oorzaken van achteruitgang van dit natuurtype. Tot slot volgen mogelijke maatregelen voor het herstel van de heischrale graslanden. Het vele onderzoek heeft namelijk geleid tot een aantal praktische handvatten voor beheerders. Het regulier beheer van heischrale graslan-den bestaat in de praktijk uit 1x per jaar maaien (en afvoeren van het maaisel) of begrazing met koeien of schapen (jaarrond of einde groeiseizoen). Beide maatrege-len gaan verruiging tegen vanwege de afvoer van nutriënten. Plaggen in droge heide is doorgaans niet gunstig, maar in heischrale vegetaties kan het op kleinschalige wijze wel zinvol zijn. Het grote knelpunt van heischrale vegetaties, namelijk de afname van de buffercapaciteit van de bodem, wordt met regulier beheer niet aan-gepakt. Daarvoor zijn de volgende extra herstelmaatregelen nodig: (a) herstel van de buffercapaciteit van de bodem, (b) veiligstellen van nog resterende populaties van kenmerkende soorten, (c) ontsnippering en uitbreiding van het areaal, (d) genetisch versterken of herintroduceren van de sterkst bedreigde soorten.

Meer soorten op de hei: red het heischraal grasland (pdf)

Fo

to: Hans Dekk

er

COMMUNICATIE

10

(11)

COMMUNICATIE COMMUNICATIE

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

COMMUNICATIE

Veldwerkplaatsen

Veldwerkplaatsen in 2020

Na afloop van elke veldwerkplaats wordt een kennisblad gemaakt. Hierin vindt u een uitgebreid verslag van de dag en links naar meer achtergrondinformatie.

veldwerkplaatsen.nl

Fo

to:Ank

e Kappers

Griend ervaren en bediscussiëren tijdens een veldwerkplaats

Al ruim een eeuw beheert Natuurmonumenten het eiland Griend. Mede door de aanleg van de Afsluitdijk gaat de afkalving door de zee echter sneller dan de aangroei. Onder andere door zandsuppleties, de laatste grote in 2016, is Griend nu groter dan het in eeuwen is geweest. Ecologen van onder andere het NIOZ, de Rijksuniversiteit Groningen en de Radboud Universiteit mo-nitoren de ontwikkeling van het ecosysteem, om zo meer inzicht te krijgen in de evolutie van Griend en in de natuurlijke wissel-werking met de omringende Waddenzee. Want welke interactie vindt er plaats tussen vogels en geomorfologie? En is het de moeite om Griend in de toekomst te behouden?

Deze vragen stonden centraal tijdens een bijzondere veldwerk-plaats op 31 augustus 2020 die bestond uit een vaartocht vanuit Harlingen met verhalen van onderzoekers en een wadloopex-cursie naar Griend onder leiding van boswachters van Natuur-monumenten. Op de boot vertellen onderzoekers van NIOZ en Universiteit Groningen hoe Griend is ontstaan en kon uitgroeien tot een begroeide zandplaat met duinvormende planten als biestarwegras en helmgras. In de luwte van de duinen kregen zoutminnende en kweldervormende planten een kans. Het ei-land bleef groeien tot aan de afsluiting van de Zuiderzee in 1932. De stromingen veranderden en de aangroei boog om naar een erosie van het eiland.

Het in stand houden van het eiland is niet de enige zorg voor de beheerders. Het eiland wordt ook overspoeld met zwerfafval en Rijkswaterstaat wilde graag weten waar dat vandaan komt en hoe je dat afval zou kunnen voorkomen. Wouter Jan Strietman van Wageningen University & Research ontdekte dat het vooral consumenten- en visserijafval is waaronder oesternetten en visnetten. Ook spoelen er nog altijd producten aan (auto-onder-delen, kussens) van containerschip MSC Zoë, dat begin 2019 342 van zijn containers verloor tijdens een storm op de Noordzee. Het hoogtepunt van de veldwerkplaats is uiteraard de wadloop-tocht naar Griend. Met eigen ogen de kwelder, de wash-over en de vogelkijkhut op Griend zien, is voor de deelnemers een bijzondere ervaring. Het geeft meteen allerlei stof tot naden-ken en discussie over de toekomst van het eiland Griend. De Waddenzee en het eiland behoren tot het grootste natuurgebied van Nederland maar ongerepte wildernis is het natuurlijk al lang niet meer. Baggerprojecten, visserij, afval en de Afsluitdijk maken het eerder tot mens-inclusieve natuur. Het meerjarig onderzoek op Griend moet uiteindelijk helpen om de vraag te beantwoorden in hoeverre we een compromis kunnen sluiten tussen behoud van de zandplaat en natuurlijke dynamiek.

Kennisblad en presentaties op veldwerkplaatsen.nl

COMMUNICATIE

11

(12)

COMMUNICATIE COMMUNICATIE

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

• Kennisbijeenkomst Tegengaan van pitrus in weidevogelgraslanden – 26 februari 2020

Verslag

• Oude droge heide – 26 november 2020

Webinar, presentaties en verslag

• Begrazing kalkarme duinen – 3 december 2020

Webinar, presentaties en verslag

• Biodiversiteit of CO2-fabriek? Webinar over herstel en beheer van Beekdalvenen – 10 december 2020

Webinar, presentaties en verslag

• Ontwikkel ooibossen met de afwegingstool – 11 december 2020

Webinar, presentaties en verslag

• Invloed nutriëntenrijk grondwater op kwelafhankelijke ecosystemen – 14 december 2020

Presentaties

• Herstel konijnenpopulaties in de duinen – 15 december 2020

Webinar, presentaties en verslag

Bijeenkomsten en webinars in 2020

Lees meer

Lees meer

Fo to: Cor a de L eeuw

COMMUNICATIE

Bijeenkomsten

en webinars

COMMUNICATIE

12

1 2 3 4 5

(13)

COMMUNICATIE COMMUNICATIE

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Op 26 februari 2020 organiseerde het Deskundigenteam Cultuurlandschap samen met de provincie Noord-Holland een inspirerende bijeenkomst over pitrus in weidevogelgraslanden. Pitrus is namelijk nog steeds een belangrijk probleem in veel weidevogelgebieden. Weidevogels houden van vochtig open grasland. Vernatting is een belangrijk onderdeel van de inrichting van nieuwe weidevogelgraslanden maar dat leidt vaak tot verstoring door pitrus. Het gevolg daarvan is dat de openheid en de soortenrijkdom van de weilanden afneemt waarmee de aantrekkelijkheid voor weidevogels afneemt. Pitrus is lastig te bestrijden dus vragen beheerders en agrariërs zich af hoe ze dit probleem kunnen oplossen.

Ernst Oosterveld van Altenburg & Wymenga presenteer-de tijpresenteer-dens presenteer-deze bijeenkomst zijn ontwikkelpresenteer-de

signa-leringssysteem voor pitrus. Volgens Oosterveld is het van groot belang om eerst een beheerdoel (botanisch, fauna, weidevogel) te stellen. Dit beheerdoel bepaalt de gewenste en maximaal toelaatbare pitrusbedekking. Daarna volgt een analyse van de situatie om de oorzaak van een problematische pitrusbedekking te bepalen. Deze analyse vormt de basis voor het bepalen van de meest effectieve maatregelen om pitrus te bestrijden. Wanneer deze maatregelen, na consequent en jarenlan-ge uitvoering niet of slechts beperkt effectief blijken te zijn, kan een beheerder eventueel het doel aanpassen. Een belangrijke boodschap van de bijeenkomst is dan ook dat er geen standaardprotocol voor pitrusbeheer is en dat bij elk doel weer andere beheermaatregelen horen.

Verslag en presentaties op natuurkennis.nl

Pitrusbeheer in weidevogelgraslanden

Fo to: L uc Hoogenst ein / S axifr aga

COMMUNICATIE

Bijeenkomsten

en webinars

COMMUNICATIE

13

1 2 3 4 5

(14)

COMMUNICATIE COMMUNICATIE

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Fo

to: Tim T

ermaa

t

Het Deskundigenteam Beekdallandschappen heeft de afgelopen tien jaar veel nieuwe kennis vergaard over het functioneren van beekdalvenen en over effectieve herstelstrategieën. In een we-binar op 10 december werd deze kennis gedeeld met beleidsmakers, waterbeheerders, terrein-beheerders en andere geïnteresseerden. Diverse wetenschappers presenteerden hun nieuwste inzichten op het gebied van onder andere hy-drologie, biogeochemie, de effecten van slib en over macrofauna. Rudy van Diggelen, hoogleraar ecosysteembeheer aan de Universiteit Antwer-pen sloot af met een hoopvolle toekomstvisie op beekdalen. Er is grootschalig herstel nodig, op landschapsschaal vanwege de hydrologische samenhang: je moet het hele beekdal herstellen

en het water vasthouden, bergen en vertraagd af-voeren. De kennis is nu in grote mate voorhanden en er is ook passend (Europees) beleid en geld. Denk aan de Europese Green Deal waarbij de hoeveelheid beschermde natuur wordt vergroot tot dertig procent van het EU-grondoppervlak. Dan hebben we op korte termijn de bindende Eu-ropese verplichting om gedegradeerde ecosyste-men te herstellen. En een andere steun in de rug is het Klimaatakkoord van Parijs waarmee we ons al hebben verplicht om de emissie van broeikas-gassen te stoppen. Natuurlijk is het een enorme opgave, maar het is nu het moment om die aan te gaan, meent Van Diggelen.

Webinar, presentaties en verslag op natuurkennis.nl

Beekdalvenen: biodiversiteit of CO

2

-fabriek? (webinar)

COMMUNICATIE

Bijeenkomsten

en webinars

COMMUNICATIE

14

1 2 3 4 5

(15)

COMMUNICATIE COMMUNICATIE

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Fo

to: Hans Boll / S

axifr aga

Adviezen in 2020

• Verstuivingsdynamiek Coepelduynen • Watercrassula Terschelling Advies (pdf) • Uitmijnen Roeghoorn Af te ronden in 2021

• Beheer van krulzuring Eemland

Af te ronden in 2021

• Afbakening H91E0c beekbegeleidende bossen. In opdracht van Provincie Gelderland

Af te ronden in 2021 Lees meer

COMMUNICATIE

Adviezen

COMMUNICATIE

15

1 2 3 4 5

(16)

COMMUNICATIE COMMUNICATIE

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

COMMUNICATIE

Adviezen

De meeste duinbeheerders vragen zich af

hoe ze hun duinen weer meer kunnen laten stuiven. Want actieve duinen brengen onder andere kalk in de verzuurde vegetatie en ma-ken daarmee weer ruimte voor onder andere vegetaties. Op het kale zand kunnen pioniers weer hun plek vinden. Hoe anders is de situa-tie in de Coepelduynen bij Noordwijk. Daar zijn de duinen zo actief, dat het stuivend zand een steeds groter probleem is. Het aantal actieve kuilen is tussen 2000 en 2018 toegenomen van 68 naar 164. Het leidt bijvoorbeeld tot overlast voor het nabijgelegen ruimtevaartcentrum ESTEC. Ook wordt het fietspad steeds vaker overstoven. Het opruimen van het zand kost jaarlijks tussen de tien en vijftienduizend euro. Staatsbosbeheer vreest bovendien dat een te sterke verstuiving een bedreiging is voor de kalkrijke grijze duinen en de natte duinvallei-en Guytduinvallei-endel duinvallei-en Spijkerdel. Staatsbosbeheer vroeg daarom het Deskundigenteam Duin- en kustlandschap om een concreet beheeradvies.

De deskundigen bezochten in 2019 twee keer het gebied om de verstuiving met eigen ogen te zien en brachten in 2020 een advies uit. Vlak bij het ESTEC-terrein zou Staatbosbe-heer het best de grote stuifkuilen waar het zand vandaan komt, stabiliseren door er helm en duinaveruit te planten. Eigenlijk zeggen de deskundigen dat ook over het fietspad: leg het zand maar zoveel mogelijk vast via de aanplant van diezelfde twee soorten. Zo groot is de zone niet en je lost er lokaal een lastig probleem mee op.

Voor de kalkrijke grijze duinen lijkt het op dit moment niet nodig de verstuivingen actief vast te leggen, menen de deskundigen. Een deel van de duingraslanden raakt waar-schijnlijk elke winter overstoven, maar de vegetatie groeit er vooralsnog in de loop van de zomer weer doorheen. Het is mogelijk dat de overstoven duingraslanden meer een

pionierkarakter krijgen, maar dat moet de eerstvolgende vegetatiekartering uitwijzen. En datzelfde advies geldt ook voor de natte duinvalleien: het lijkt de deskundigen op dit moment niet nodig om de verstuivingen actief vast te leggen. Wel kan het verstandig zijn om de overstuiving van het westelijk deel van de Spijkerdel te verminderen door de aan-plant van duinaveruit. Hier komt zoveel zand ingestoven dat de nu nog natte vallei, steeds hoger en dus droger zal worden door het zand. De deskundigen doen wel nog de sug-gestie om de duinvalleien uit te breiden door extra verstuiving aan de noordkant van zowel Spijkerdel als Guytendel tot in de vallei. De uitstuiving kan hier dan verder gaan tot op het grondwater, waarna de vallei zich aan deze kant kan gaan uitbreiden. Dit kan voldoende compensatie zijn voor een eventueel verlies door te veel instuiving aan de zuidkant.

Advies (pdf)

Advies: Stuivend zand is geen bedreiging voor grijze duinen en duinvalleien

Fo to: Bas Ar ens COMMUNICATIE

16

1 2 3 4 5

(17)

COMMUNICATIE COMMUNICATIE

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

COMMUNICATIE

E-learning

E-learning voor ‘groene’ vrijwilligers en professionals

Medewerkers van natuurorganisaties en hun vrijwilligers kunnen voor hun scholing sinds 2019 terecht bij ‘Leer je groen’. Het is een platform waar vrijwilligers en medewerkers in de bos- en natuursector op een zelfstandige manier de vereiste vaardigheden leren en kennis opdoen. Het gaat dan om ar-bo-achtige onderwerpen (veilig binnen werken, veilig buiten werken) maar ook om meer ecologische zoals begrazing en knotbomen. Idee achter het platform is dat de meeste natuurbeheerders voorheen geen uniforme werkinstruc-ties hebben. Het e-learningplatform voorziet in een behoefte, zo blijkt na het eerste jaar, en past in een trend van digitaal leren, in combinatie met leren in het veld. Maar nog lang niet ieder-een heeft de weg naar het platform gevonden. Vanuit OBN-onderzoek zijn twee onderwerpen geschikt om in een e-learning-module uit te werken, om-dat ze praktische kennis bevatten die geschikt is om in het reguliere beheer

in te passen. De eerste OBN-module gaat over het herstel van kruidenrijk en faunarijk grasland. De deelnemers le-ren hoe je een grasland weer biodivers kunt maken met nieuwe maatregelen. De maatregel ‘maaien en afvoeren’ blijkt immers onvoldoende te werken. Tijdelijke braak blijkt in de praktijk veel beter te werken.

De module ‘kansen voor fauna in het natuurbeheer’ laat zien hoe je bij het beheer van landschappen meer rekening kunt houden met dieren. In de module laten de samenstellers zien welke beheermaatregelen gunstig zijn voor bepaalde diersoorten. De nadruk ligt daarbij op de manier waarop je de maatregelen uitvoert.

Herstel van kruidenrijk en faunarijk grasland (pdf)

Kansen voor fauna in het natuurbeheer (pdf) Fo to: Rudmer Zw er ver / S axifr aga COMMUNICATIE

17

1 2 3 4 5

(18)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

De motor van het OBN-netwerk zijn de acht op land-schapsniveau georganiseerde deskundigenteams. Ieder team heeft een voorzitter, een vicevoorzitter, een secretaris en daarnaast circa 12 leden. De voorzitters zijn afkomstig uit het natuurbeheer, de vicevoorzitters uit het onderzoek. De secretarissen hebben tevens zitting in het door de VBNE ingestelde secretarissen-overleg. Voorzitter, vicevoorzitter en secretaris vormen samen het bestuur van het deskundigenteam. Dit bestuur zorgt voor de onderlinge afstemming, opstellen van onderzoeks-voorstellen, bijdragen aan het jaarplan en het jaarverslag van OBN, de begeleiding van onderzoek, goedkeuring van rapporten en de verspreiding van OBN-kennis.

DESKUNDIGENTEAMS

4 Duin- en

kustlandschap

5 Heuvellandschap

1 Beekdallandschap

2 Cultuurlandschap

3 Droog

zandlandschap

8 Rivierenlandschap

9 Expertisegroep fauna

7 Nat zandlandschap

6 Laagveen- en

zeekleilandschap

DESKUNDIGENTEAMS

Fo

(19)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Beekdallandschappen vertegenwoordigen een

grote landschappelijke en cultuurhistorische

waarde. Het zijn zeer gradiëntrijke gebieden die

daarom van grote waarde zijn voor een breed scala

aan moeras-, hooiland-, en broekbosvegetaties en

hieraan gebonden fauna. In veel beekdalen vindt

momenteel herstel van beken en hier omheen

gelegen (natte) natuur plaats.

DESKUNDIGENTEAM

Beekdallandschap

Voorzitter: R. v. Dongen (Staatsbosbeheer) Vicevoorzitter: R. Verdonschot (Wageningen Environmental Research ) Secretaris: T. Termaat (Bosgroep Midden Nederland)

Leden: zie website

Bestuur

Lopend onderzoek 2020

• Hydrologie van beekdalvenen

Af te ronden in 2021

• Aangepast beheer- en onderhoud en kleinschalige maatregelen in beken

Af te ronden in 2021

• Grip op beekslib

Af te ronden in 2021

Afgerond onderzoek

• Invloed van vermest grondwater op kwelafhanke-lijke ecosystemen

Rapport (pdf)

• Effecten van het stoppen van maaibeheer op kleine zeggenmoerassen in beekdalen. Evaluatie monitoring 2011 en 2019 niet-

maaien experiment Drentse Aa.

• Duurzaamheid van basenminnende schraallanden in kwelzones. Monitoring 1989-2020 Stroothuizen, Punthuizen en Lemselermaten. Rapport (pdf) Lees meer

Lees meer

DESKUNDIGENTEAMS

19

1 6 3 8 2 7 4 5 9

(20)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Waterschappen en natuurbeheerders willen graag de ecolo-gische kwaliteit van beken en sloten verhogen. Zo passen zij steeds vaker het zogenaamde stroombaanmaaien toe als alter-natief voor het intensief maaien van watergangen. Dat zou wel-licht zowel de waterveiligheid als de ecologie kunnen dienen. Door het maaien te beperken tot een stroombaan van de beek, hopen ze dat het maaien geen effect heeft op de opstuwing van het waterpeil, en zo de ecologische en waterveiligheidsdoelen met elkaar beter te combineren.

Dergelijk kleinschalig maaibeheer wordt op allerlei manieren uitgeprobeerd, maar tot nu toe was er eigenlijk niets bekend over de ecologische effectiviteit ervan. Het Deskundigenteam Beekdallandschap liet daarom onderzoek doen aan een aantal toegepaste maatregelen. Naast het stroombaanmaaien is ook gekeken naar methoden waarbij telkens een deel van de beek werd gemaaid: soms slechts een zijde van de beek of afwis-selend een blok wel of niet maaien. Naast deze verschillende maairegimes is ook gekeken naar een andere veelgebruikte maatregel, namelijk het inbrengen van hout in de beek. Uit de experimenten blijkt echter dat er nauwelijks verbetering optreedt in de ecologische kwaliteit van de beken, vertelt WUR-onderzoeker Ralf Verdonschot. De verschillende klein-schalige beheerregimes hebben in ieder geval geen

noemens-waardig positief effect op de macrofauna en de vegetatie. In het beste geval komen de toch al aanwezige soorten net iets vaker voor. Een effect op het aantal soorten heeft het aangepast maai beheer dus niet. Hout inbrengen lijkt soms wel tot enige verbetering. Hout brengt wat meer stabiliteit aan in de beken waardoor macrofauna zich iets sneller lijkt te vestigen. Boven-dien is hout voor sommige soorten een substraat waar ze zich graag op vestigen.

De effecten van het kleinschalig beheer en het hout inbrengen zijn volgens Verdonschot te klein ten opzichte van een aantal grote processen die hebben geleid tot beken met een matige ecologische kwaliteit. Het gaat dan om de hoge stikstof- en nutriëntenlast, een gebrek aan stroming in de beek, een on-natuurlijk waterpeil, gebrek aan vestigingsplekken voor veel soorten en een beperkt kolonisatiepotentieel. Verdonschot: “De kleinschalige maatregelen zijn waarschijnlijk dus alleen effectief en zinvol als we ook aan die andere knoppen werken. We moeten ze dus niet in isolatie inzetten maar onderdeel laten uitmaken van maatregelpakketten die ook knelpunten op een grotere schaal aanpakken. Kleinschalige maatregelen kunnen we dan ook zien als onderdeel van een bredere ontwikkeling richting systeemherstel en kunnen we vooral inzetten om de transitie naar meer natuurlijkere beeksystemen te versnellen.”

KLEINSCHALIG

BEHEER LEIDT

NIET TOT

NATUURLIJKE

BEKEN

Alleen kleinschalig beekbeheer is onvoldoende voor ecologisch herstel

DESKUNDIGENTEAM

Beekdallandschap

DESKUNDIGENTEAMS

20

1 6 3 8 2 7 4 5 9

(21)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

DESKUNDIGENTEAM

Beekdallandschap

In vernatte beekdalen met veen kan onder de juiste

omstan-digheden een ‘kleine zeggen-slaapmos’ vegetatie ontstaan. Beheerders kiezen er meestal voor om zulke vernatte beekda-len te maaien met rupsmaaiers. Ze hopen daarmee verruiging en strooiselophoping tegen te gaan en de vegetatie voldoende open te houden voor minder concurrentiekrachtige soorten. Bovendien helpt maaien om opslag van struiken en bomen tegen te gaan en daarmee successie naar struweel en broekbos te voorkomen. Opslag van houtige soorten kan snel optreden, zeker als nabij of in het beekdal al elzen en wilgen voorkomen en fungeren als lokale zaadbron. Tot slot voer je met maaien ook een overschot aan nutriënten af.

Maaien heeft echter ook het nadeel dat je daarmee de kleine verschillen in een beekdal wegmaait. Kleine verschillen in dieptes, vegetatie, dichtheid geven een beekdal ruimte aan veel meer biodiversiteit dan een strak gemaaid beekdal. Het is dus eigenlijk de vraag wat nu beter is: maaien met die nivellering als gevolg of niet maaien met een verruiging als gevolg. Het Deskundigenteam Beekdallandschap liet daarom onder-zoeken wat het er gebeurt als je een dergelijk beekdal een aan-tal jaar niet maait. Dat zou een beheerder meer duidelijkheid

kunnen geven over het perspectief op herstel van kleine zeg-gen-slaapmos vegetatie. In 2009 is in de vernatte middenlopen van de Drentse Aa het experiment gestart. Twee jaar daarna zijn de beekdalen bemonsterd en vervolgens ook weer in 2019. Een opvallend resultaat is dat er al vrij snel een micro-topo-grafie met bulten en slenken ontwikkelde in de niet-gemaaide beken. In het onderzoeksgebied waren mossen en de pol-vormende plantensoorten pluimzegge en rood zwenkgras de belangrijkste bultvormers. Bij de mossen ging het om boom-pjesmos, gewoon haakmos en vaak ook gewoon puntmos. Deze soorten zorgen dus samen voor meer reliëf in de beekdalen. Het niet meer maaien had uiteraard ook effect op de vegetatie. In de gemaaide situatie kwamen veel meer soorten voor van vochtige en natte graslanden, terwijl het stoppen van maaibe-heer leidde tot een groter aandeel van soorten van rietlanden en natte ruigten zoals riet, watermunt en grote egelskop. Tegelijkertijd werd het aandeel aan soorten van trilvenen, zoals snavelzegge en holpijp, juist veel lager.

Rapport (pdf)

KIEZEN TUSSEN

VERRUIGING OF

NIVELLERING

Niet maaien van vernatte beekdalen leidt tot meer reliëf en biodiversiteit

DESKUNDIGENTEAMS

21

1 6 3 8 2 7 4 5 9

(22)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

De provincies hebben in totaal € 65 miljoen

subsidie beschikbaar voor het vernieuwde

agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Het

Deskundigenteam Cultuurlandschap is opgericht

om de landbouw optimaal van de benodigde

kennis te voorzien die nodig is voor een nieuwe

aanpak door de boeren.

DESKUNDIGENTEAM

Cultuurlandschap

Voorzitter: S. Hoogendoorn Vicevoorzitter: T. Visser (Wageningen Environmental Research) Secretaris: W. Hakkeling (BoerenNatuur.nl)

Leden: zie website

Bestuur

Lopend onderzoek 2020

• Gebiedskenmerken die bepalend zijn voor het voorkomen van doelsoorten in het agrarisch leefgebied ‘Natte dooradering’ en

hun beheereisen

Af te ronden in 2021

• Vogelakkers –diversiteit en effectiviteit

Af te ronden in 2023

Afgerond onderzoek

• Invloed greppel-plasdras op kuikenoverleving kievit Rapport (pdf) Lees meer

DESKUNDIGENTEAMS

22

1 6 3 8 2 7 4 5 9

(23)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Het gaat niet goed met de natuur in het agrarische gebied. Populaties van soorten zijn daar sinds 1990 gemiddeld gehalveerd. Zo is de gemiddelde populatieomvang van graslandvlinders tussen 1890 en 1990 met ongeveer 80 procent afgenomen. Akkerplan-ten laAkkerplan-ten tussen 1900 en 2000 een afname zien van veertig procent en het aantal boe-renlandvogels is in diezelfde eeuw gehal-veerd. Intensivering en schaalvergroting in de landbouw spelen uiteraard een belangrijke rol: het veroorzaakt verdroging en versnip-pering van leefgebieden. Maar, zo zeggen deskundigen, er zijn oplossingen waarbij een duurzame landbouw kan samengaan met behoud en verbetering van de biodiversiteit. Een van de onderdelen van het agrarisch natuurbeheer is de natte dooradering: het stelsel van sloten en vaarten dat is aangelegd voor de aan- en afvoer van water. Het stelsel

heeft lange tijd plaats geboden aan een hele biodiverse flora en fauna. Maar inmiddels worden de sloten gedomineerd door kroos, kroosvaren, waterpest, grof hoornblad of algen. De agrariërs en waterbeheerders denken dat de ‘natte dooradering’ door goed beheer en inrichting weer zou moeten kunnen bijdragen aan een meer biodivers agrarisch landschap.

Het Deskundigenteam Cultuurlandschap heeft onderzoekers gevraagd om in eerste instantie voor het veenweidegebied uit te zoeken wat er moet gebeuren om de sloten weer ‘bloeiend te krijgen’. Het bied is gekozen omdat in het veenweidege-bied natte dooradering zeer kenmerkend is en op uitgebreide schaal voorkomt. Voor het rapport hebben de onderzoekers voor 26 planten- en diersoorten van

veenwei-desloten beschreven welke randvoorwaarden deze stellen voor een duurzame instandhou-ding. Daarnaast hebben ze op een rij gezet hoe je aan de hand van de voorkomende planten en dieren kunt beoordelen wat de kwaliteit ervan is. Dit is relevant voor de groep die uiteindelijk aan de slag moet, na-melijk de agrariërs en de collectieven waarin zij samenwerken.

De overzichten monden uit in een stappen-plan voor gebiedsgerichte benadering om de biodiversiteit in de natte dooradering van het veenweidegebied te vergroten. De stappen zijn bedoeld voor de agrariërs, de provincie en het collectief. En tot slot presenteren de onderzoekers een zogenaamd ‘dashboard’. Dit dashboard presenteert de knoppen waar-aan agrariër, collectief en provincies kunnen draaien om de ontwikkelingen in de sloten de gewenste richting op te kunnen krijgen.

Werken aan de sloten in het veenweidegebied

NAAR EEN

MEER

BIODIVERS

AGRARISCH

LANDSCHAP

DESKUNDIGENTEAM

Cultuurlandschap

DESKUNDIGENTEAMS

23

1 6 3 8 2 7 4 5 9

(24)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Het droog zandlandschap bestaat uit stuifzanden,

droge heide, droog schraalgrasland en droge

bossen van het pleistocene zandlandschap. Door

atmosferische depositie van stikstofverbindingen

en –voorheen- zwavelverbindingen is zowel

verzuring als vermesting opgetreden. Oplossing

daarvoor ligt meestal in het toevoegen of

verwijderen van elementen uit de bodem.

DESKUNDIGENTEAM

Droog zandlandschap

Voorzitter: H.N. Siebel (Natuurmonumenten) Vicevoorzitter: T. Verstrael (Sovon) Secretaris:

W. van Heusden (RVO)

Leden: zie website

Bestuur

Lopend onderzoek 2020

• Middellange termijn steenmeelgift droge bossen

Op te starten in 2021

• Verbetering strooiselafbraak

Af te ronden in 2022

• Herstel van droge en natte heide door steenmeelgift – de middel-lange termijn

Af te ronden in 2023

Afgerond onderzoek

• Kansen voor oude droge heide in het heidelandschap

• Effectief herstel van kruiden- en faunarijke graslanden in het droge zandlandschap

Rapport (pdf)

• Heideherstel op voormalige landbouwgrond in het Noordenveld (Dwingelerveld)

Rapport (pdf)

• Vervolgmonitoring herstel van kruiden- en faunarijke graslanden in het droge zandlandschap.

Eindrapportage.

• Beheer en herstel van stuifzanden

Brochure (pdf)

• Meer soorten op de hei: red het heischraal grasland

Brochure (pdf) Lees meer

Lees meer

Fo to: Geur t Bes selink DESKUNDIGENTEAMS

24

1 6 3 8 2 7 4 5 9

(25)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

UITGEPUTTE

BODEM

RAAKT NOG

VERDER

UITGEPUT

De kwaliteit van de droge heide is de afgelo-pen decennia zienderogen achteruitgegaan en wordt tegenwoordig gedomineerd door struikheide. De fauna die voorheen afkwam op de kruiden in de heide, zijn dus ook gro-tendeels verdwenen. Het Deskundigenteam Droog zandlandschap vroeg zich af hoe dat tij te keren is. Welke verstandige maatregelen kunnen beheerders daarvoor nemen? On-derzoekers brachten dit jaar een alarmerend rapport uit.

Het probleem in de droge heide is dat er vaak jarenlang geplagd is om de bodem te verarmen. Dat is vaak zo ‘goed gelukt’ dat voedingsstoffen (fosfor, calcium, magnesium) uit de bodem zijn verdwenen. Dat heeft hele arme bodems opgeleverd terwijl tegelijkertijd de stikstofdepositie vaak onverminderd voort-ging met een onbalans aan voedingsstoffen tot gevolg.

Het stikstof hoopt zich op in de bodem en kan daar eigenlijk vaak gewoon zitten zonder echt schade aan te richten. Tijdens de experi-menten in 2018 op een aantal Nederlandse heideterreinen bleek echter dat het stikstof soms plotseling vrijkomt. Extreme droogte blijkt een trigger voor het vrijkomen van deze stikstof. Het lijkt erop dat er sprake is van een soort stikstofbom in de bodem die barst na extreme droogte, waarbij in de bovenste 30 cm van de bodem veel meer ammonium en nitraat in het poriewater komt. Op deze wijze verdwijnt geaccumuleerde stikstof uit het heidesysteem. Op zichzelf is dat positief maar het nitraat kan via het dieper grondwa-ter ook kwelwagrondwa-ter in andere (natuur)grondwa-terreinen negatief beïnvloeden. Het is daarmee ook duidelijk geworden dat in deze oude droge heide na verstoring door droogte significante nitraatproductie (nitrificatie!) optreedt. Dit betekent dat, althans tijdelijk, de ammonium/

nitraat-ratio in de bodem lager zou kunnen worden als het nitraat niet snel uitspoelt, wat voor veel kenmerkende kruiden uit het heidelandschap positief is voor hun ontwik-keling. Echter, de zeer hoge ammoniumcon-centraties in de bovenste bodemlagen die de onderzoekers nu hebben gemeten, doen voorlopig het ergste vrezen voor veel soorten uit het heidelandschap die gevoelig zijn voor hoog beschikbaar ammonium.

De onderzoekers raden de beheerders op ba-sis van dit onderzoek aan om vooral niet meer te plaggen, zeker niet als het om langdurig ongeplagde oude heide gaat waar nog allerlei flora en fauna te vinden is. Alleen heide die recent nog is geplagd komt eventueel in aan-merking voor bekalking of een behandeling met steenmeel.

Rapport (pdf)

Advies: laat oude heide ongemoeid en ga niet plaggen

DESKUNDIGENTEAM

Droog zandlandschap

DESKUNDIGENTEAMS

25

1 6 3 8 2 7 4 5 9

(26)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

ROGGETEELT

OM AKKER-

KRUIDEN

EEN KANS TE

GEVEN

Het lukt vaak niet, tot verdriet van beheer-ders, om graslanden zo ver te verschralen dat zij zich tot bloemrijke graslanden ont-wikkelen. Het perceel is al jaren uit produc-tie, en wordt keurig gemaaid en het maaisel afgevoerd. En toch wil het maar geen mooi bloemrijk en faunarijk grasland worden. Erg onbevredigend, vond ook het Deskundigen-team Droog zandlandschap. Zeker omdat binnen het Natuur Netwerk Nederland het beheertype kruiden- en faunarijk grasland een aanzienlijk areaal inneemt, vooral binnen het droge zandlandschap. Maar als het verlagen van de voedingstoestand van de graslanden niet leidt tot een bloemrijk grasland, moet er dus meer aan de hand zijn. Onderzoeker Karl Eichhorn vermoedde dat het wel eens te maken zou kunnen heb-ben met de dichte graszoden. Hierdoor is er letterlijk geen plaats voor de kruiden. Bo-vendien lukt het op voormalige maisakkers, vaak met extreem hoge fosfaatgehalten,

juist soms wel om een bloemrijk grasland te ontwikkelen. Het fosfaatgehalte kan dus nooit de enige bepalende factor zijn voor het wel of niet ontwikkelen van een bloemrijk grasland.

In de afgelopen jaren is een aantal expe-rimenten gevolgd waarbij de graslanden eerst helemaal of gedeeltelijk zwart zijn gemaakt, dus ontdaan zijn van alle vegeta-tie. In de ene werd het gras ondergeploegd en werd er een seizoen rogge verbouwd. In de andere vorm is vijf keer in een seizoen de grasmat kapot gemaakt en ondergewerkt. Vervolgens zijn de proefpercelen ingezaaid met een aantal doelsoorten.

Het experiment heeft in het eerste jaar maar op een van de drie proeflocaties, zowel in de zwarte braak-percelen als na de roggeteelt, geleid tot een soortenrijke vegetatie met veel kruiden. Maar wel juist

op het perceel waar de bodem al het minst voedselrijk was. Het idee na dit eerste jaar is dat beheerders dus toe moeten naar een combinatiebeheer van verschralen en het tijdelijk akkeren.

In 2020 zijn de locaties weer geïnventari-seerd en tot verrassing van de onderzoekers waren de graslanden al veel kruidenrijker dan de jaren daarvoor. Ook gezaaide soorten die het eerste jaar niet opkwamen, hebben het in 2020 juist wel goed gedaan. Waar-schijnlijk heeft dit te maken met de droge seizoenen waarin grassen het vaak nog net even wat moeilijker hebben dan veel krui-den. Want ook in de proefvlakken waar de afgelopen jaren het traditionele hooilandbe-heer is toegepast, dus zonder de tijdelijke braak, bleek het aandeel aan kruiden flink groter te zijn geworden.

Rapport (pdf)

Verschralen is nodig, maar ook het openmaken van de graszode

DESKUNDIGENTEAM

Droog zandlandschap

DESKUNDIGENTEAMS

26

1 6 3 8 2 7 4 5 9

(27)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

De Nederlandse kust heeft zich de afgelopen

eeuwen ontwikkeld onder de invloed van wind en

water, waardoor de kust voortdurend veranderde.

Mensen hebben die natuurlijke processen de

laatste eeuwen beïnvloed en steeds gestuurd door

het bouwen van dijken en dammen, het planten

van helm en bos. De vraag is hoe we de bijzondere

natuurwaarden van de kust kunnen behouden en

laten samengaan met voldoende kustveiligheid.

DESKUNDIGENTEAM

Duin- en kustlandschap

Lopend onderzoek 2020

• Herstel konijnenpopulaties in de kustduinen

Af te ronden in 2021

• Habitat overstijgende interacties

Af te ronden in 2021

• Inrichting en beheer kustbroedvogelbiotopen

Op te starten in 2021

• Wisselbegrazing in de duinen

Op te starten in 2021

• Ruimte voor zand – Ontwikkeling van een nieuwe beheerstrategie voor het be-houd van een dynamisch kustlandschapsmozaïek

Af te ronden in 2022

Afgerond onderzoek

• Langetermijneffecten van extensieve duinbegrazing in kalkarme kustduinen

Rapport (pdf)

• Verstuivingsdynamiek Coepelduynen

Rapport (pdf)

• Liggend bergvlas, een botanische parel onder druk

Brochure (pdf)

• Small scale wind erosion for the benefit of coastal dune grasslands

Brochure (pdf)

• Special: Griend staat niet op zichzelf (6 artikelen).

De Levende Natuur, september 2020. Lees meer

Lees meer

Duovoorzitters:

C. Bakker (It Fryske Gea) en E.J. Lammerts (Staatsbosbeheer) Vicevoorzitter:

T. van der Heide

(Rijksuniversiteit Groningen) Secretaris: S. Terlouw (Staatsbosbeheer)

Leden: zie website

Bestuur

DESKUNDIGENTEAMS

27

1 6 3 8 2 7 4 5 9

(28)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Voor de biodiversiteit in de duinen zijn konijnen heel belangrijk. Met hun graaf- en eetgedrag houden ze de vegetatie open en zorgen ze er voor dat kalkrijk zand naar het oppervlakte komt. Daarmee creëren ze ideale omstandigheden voor allerlei bloeiende kruiden die op hun beurt weer belangrijk zijn voor insecten. Deze insecten zijn weer voedsel voor bijvoorbeeld de tapuiten. En ta-puiten broeden weer in oude konijnenholen. Zon-der de konijnen stort het ecologisch kaartenhuis ineen. De laatste decennia is het aantal konijnen in de duinen echter dramatisch lager geworden door de virusziekten myxomatose en RHD. Gevolg is een verruiging en vergrassing van de vegetatie, geen kruiden en een ernstige achteruitgang van de tapuit.

Onderzoekers hebben in opdracht van het Des-kundigenteam Duin en kustlandschap onder-zoek gedaan dat meer inzicht moet geven in de randvoorwaarden voor de terugkeer van konijnen. Nog steeds is namelijk grotendeels onbekend waarom sommige konijnenpopulaties wel en

andere nauwelijks reageren op nieuwe uitbraken van virusziekten en zo verschillend herstellen na sterke afname. Daardoor is het moeilijk om gericht maatregelen te nemen om de konijnenpo-pulaties te versterken en zo bij te dragen aan het herstel en instandhouding van de grijze duinen. Tijdens een webinar op 15 december 2020 is een groot deel van de resultaten gepresenteerd. Een opmerkelijke bevinding is dat er verschillende type populaties lijken te zijn. Sommige populaties klappen bij het minst of geringst in elkaar. Dat kan zijn een virusziekte of iets anders zijn maar in een keer worden de aantallen dan fors kleiner. Andere populaties, grote of kleine, kunnen juist wel tegen een stootje. De beruchte virussen waren rond in die populaties, maar daar lijken de konijnen nauwelijks last van te hebben.

Een mogelijke verklaring ligt in de voedsel- kwaliteit. Dat is onderzocht en het blijkt dat vooral het stikstofgehalte (eiwitten) ten opzichte van koolstof (in moeilijk verteerbare

celwanden) in het dieet hoger is bij gezonde konijnenpopulaties dan bij kwijnende populaties. Het verschil in konijnentrends tussen regio’s kan hiermee wellicht verklaard worden, omdat in kalkrijke duinen meer kruiden met een hoog stikstofgehalte voorkomen dan in kalkarme duinen, waar smalbladige grassen met een laag eiwitgehalte dominant zijn.

Een andere mogelijkheid is dat sommige popu-laties resistent zijn tegen de virussen. Onderzoe-kers gaan daarom populaties van konijnen onder-zoeken op de resistentie tegen de virussen en de genetische gezondheid, door middel van analyse van antistoffen en DNA in het bloed. De onderzoe-kers hebben ook gekeken of wellicht ook andere genetische factoren ten grondslag liggen aan het al dan niet stabiel zijn van een populatie. Maar inteelt blijkt nauwelijks voor te komen. Een uitge-breid onderzoek aan het voorkomen van virussen is in 2020 helaas niet van de grond gekomen. De labs die de testen zouden doen, werden allemaal in beslag genomen door coronaonderzoek.

WANNEER

KEREN DE

KONIJNEN

TERUG

IN DE

DUINEN?

Konijnen in de duinen zorgen voor bloeiende planten, insecten en zangvogels

DESKUNDIGENTEAM

Duin- en kustlandschap

DESKUNDIGENTEAMS

28

1 6 3 8 2 7 4 5 9

(29)

2020

Kennisnetwerk OBN

VOORWOORD

INHOUD ORGANISATIE COMMUNICATIE DESKUNDIGENTEAMS FINANCIËN COLOFON

Sinds ongeveer 1800 woont er niemand meer op ‘Waddeneiland’ Griend. Sinds 1916 is het eiland in beheer van Natuurmonu-menten omdat deze organisatie zich zorgen maakte over de alarmerende achteruitgang van de grote stern. Nog steeds is Griend een belangrijk eiland voor broed- en trekvo-gels. Nu is de zorg vooral dat er dermate grote erosie optreedt dat het eiland steeds kleiner wordt. In het najaar van 2016 kreeg het eiland via zandsuppletie een nieuwe, dynamische vooroever. De ingreep was voor Natuurmonumenten aanleiding om een grootschalig onderzoek op te zetten om de impact op de morfologie en de biodiversiteit te volgen. Zo bekijken OBN-onderzoekers nu met veldexperimenten de relatie tussen wadplaten en Waddeneilanden zoals Griend. Hoe zijn dit soort complexen geomorfologi-sche en ecologigeomorfologi-sche opgebouwd? Hoe zijn de verschillende deelsystemen, zoals mos-selbanken, zeegrasvelden en

duin-kwel-dercomplexen met elkaar verknoopt. Wat is de rol van bijvoorbeeld mosselbanken en zeegrasvelden voor de demping van golven en stroming voor het achterland?

In 2020 is een veldwerkplaats georgani-seerd over het onderzoek op Griend en het tijdschrift De Levende Natuur bracht een mini-special uit over Griend en het onder-zoek dat daar plaatsvindt. ‘Goed nieuws’ vanaf het eiland is in ieder geval dat het aantal broedparen grote sterns op Griend weer toeneemt. In 2020 nestelen er volgens tellingen van de vogelwachters 4.500 paar grote sterns, 3.910 meer dan in 2016. Het broedsucces is in 2020 hoog, rond de 0,9-1,0 jong per paar. De reden van de hogere aantallen is nog niet helemaal duidelijk. Op Texel en Ameland is het aantal broedparen juist gedaald dus grote kans dat ze ‘slechts’ verhuisd zijn. In het broedseizoen van 2020 vestigen de sterns zich voor het eerst op

de zandsuppletie. Grote sterns broeden bij voorkeur in een halfopen habitat met een ondergrond van schelpen en voldoende planten voor kuikens om in te schuilen. Ook goed nieuws is dat het is gelukt om een nieuw zeegrasveld aan te leggen. Het idee is dat zeegras een belangrijke rol speelt bij het vastleggen van eilanden als Griend. Het zeegras is aangeslagen en lijkt zich na drie jaar ook zelf te kunnen onderhouden. De integrale multidisciplinaire aanpak, veel-al gekoppeld aan experimenten in het veld, heeft tot nieuwe inzichten geleid over hoe Griend zich gedraagt, schrijft Natuurmonu-menten tot slot in De Levende Natuur. “Het blikveld is verruimd: in ruimte – de beheer-der kijkt nu verbeheer-der dan het eiland alleen – en in tijd omdat morfologische processen een lange adem vergen”.

Artikel (pdf)

ONDERZOEK

OP EEN

ONBEWOOND

EILAND

Zandsuppletie en zeegras mogen Griend redden van de ondergang

DESKUNDIGENTEAM

Duin- en kustlandschap

DESKUNDIGENTEAMS

29

1 6 3 8 2 7 4 5 9

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een vergelijking tussen 2008 en 2007 van het gemiddelde energieverbruik per hectare is door het verschil in samenstelling van de databases weinig zinvol.. De energiecijfers in tabel

The objectives of this study were: (1) to assess the role of adjunctive corticosteroid therapy with regard to mortality and the prevention of constrictive pericarditis; (2) to

Wel heeft hij geleerd dat hij het beste zijn veengrond niet kan ploegen, want dan gaat voor 32 jaar CO 2 de lucht in.. Tegelijk vindt hij het raar dat de melkvee- houderij

Worden poeders opgeladen in een PTFE buis, dan worden alle deeltjes positief geladen, waarbij de specifieke lading voor de verschillende poeders varieert.. Wordt een aluminium

[r]

I, ……….., agree to participate in the research study entitled: The emotional responses and needs of mothers in the six to eight months after diagnosis of HIE due to asphyxia

An unhealthy environment existed in the CHC, which lead to challenges in the delivery of quality emergency care, low staff morale, and teamwork. The staff attitude and morale were