• No results found

Economische aspecten van de plantdichtheid bij witlof

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Economische aspecten van de plantdichtheid bij witlof"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

proefstation voor de akkerbouw en de groenteteelt in de vollegrond

Economische aspecten van de plantdichtheid

bij witlof

ir. C.F.G. Kramer

verslag nr. 80

februari 1989

CENTRALE

PROEFSÏAIION 0000 0968 4941

Edelhertweg 1, postbus 430, 8200 AK Lelystad, tel. 03200-22714

LELYSTAD

(2)

INHOUDSOPGAVE biz.

1. Inleiding 1

2. Produktie, opbrengstprijzen, toegerekende kosten en arbeid 2

2.1 Proefresul taten plantdichtheidsproeven 2

2.1.1 Zeer vroege en vroege trek 2

2.1.2 Late trek 3

2.2 Opbrengstprijs w i t l o f 5

2.3 Toegerekende kosten 6

2.4 Arbeidsbehoefte trek 7

3. Resul taten 9

3.1 Saldi bij de zeer vroege en vroege trek 9

3.2 Sal di 1 ate trek 11

3.3 Verschuiving van de plantdichtheid met het hoogste saldo onder

invloed hoogte van de toegerekende kosten 12

3.4 Saldi per wortelmaatsortering 12

4. Samenvatting en conclusies 14

Literatuur 16

(3)

1. Inleiding

De plantdichtheid bij de teelt van wit! of wortel en bepaalt in belangrijke mate

het aantal te rooien wortelen en de maatsortering van de wortelen. Deze zijn op

hun beurt grotendeels bepalend voor de lofproduktie per ha geteelde wortelen.

Behalve de te behalen produktie be'invloedt de plantdichtheid bij witlof wortel en

ook de te maken kosten, zowel bij de wortelteelt (zaaizaad) als bij de trek

(arbeid, trekoppervlak). De witlofteler zal streven naar een zo groot mogelijk

saldoverschil tussen de te behalen geldopbrengsten en de te maken

produk-tiekosten. Het doel van dit verslag is om na te gaan bij welke plantdichtheid

het grootste verschil wordt behaald. Dit op grond van tot op heden verricht

proefveldonderzoek en beschikbare gegevens ten aanzien van produktiekosten bij

witlof. Om te kunnen bepalen bij welke plantdichtheid het grootste verschil

wordt behaald tussen opbrengsten en te maken kosten zijn zogenaamde saldi

begroot. Deze saldi zijn het verschil tussen geldopbrengsten en kosten welke

evenredig variëren met de plantdichtheid. Deze saldi zijn begroot per ha

getrokken wortelen, per m^ trekoppervlak en per arbeidsuur te besteden bij de

trek. Dit om te kunnen nagaan in hoeverre beschikbare grond, beschikbaar

trekop-pervlak en of beschikbare arbeid nog van invloed zijn op de keuze van de

econo-misch optimale plantdichtheid.

Bij een aantal proeven (o.a. Zwaagdijk 1985/1986 t/m 1987/1988 late trek) is de

relatie wortelproduktie-lofproduktie niet bepaald voor de geproduceerde wortels

boven een bepaalde wortel diameter maar per worteldiameter(klasse). Op basis van

deze gegevens is voor de late trek nagegaan in hoeverre het aantrekkelijk is

wortels groter dan 2 cm doorsnede respectievelijk groter dan 3 cm doorsnede op

te zetten. Tevens zijn op basis van deze gegevens saldi per wortelmaat bepaald.

Deze vormen een maat voor de waardeverschillen tussen wortels met verschillende

diameter ten behoeve van de trek.

In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan de uitgangspunten voor de

saldobegro-tingen, namelijk produktie, opbrengstprijzen, toegerekende kosten en

arbeids-behoefte bij de trek.

In hoofdstuk 3 worden de begrote saldi besproken voor de vroege en late trek en

per wortelmaat. Hoofdstuk 4 geeft de conclusies.

(4)

2. Produktie, opbrengstprijzen, toegerekende kosten en arbeid

2.1 Proefresul taten plantdichtheidsproeven

Sinds 1972 is op de proeftuin te Wieringerwerf en later te Zwaagdijk en op de

proefboerderij Wijnandsrade onderzoek verricht naar de relatie

plantdichtheid-wortelproduktie en meestal eveneens naar de relatie plantdichtheid-

wortelproduktie-lofproduk-tie. Verder zijn uit het gebruikswaarde-onderzoek enige gegevens ten aanzien van

deze relaties beschikbaar. De bijlagen 1 en 2 geven een overzicht van het tot nu

toe verrichte onderzoek met enige behaalde resultaten. Hieruit blijkt dat

proeven zijn uitgevoerd bij verschillende rijafstanden (variërend van 37,5 tot

75 cm), teelt- en trekperioden en met verschillende rassen. Uit de behaalde

resultaten kan worden afgeleid dat rijafstand (Wieringerwerf 1972), groeijaar

(o.a. Zwaagdijk 1986/'87 ten opzichte van 1987/'88) proefplaats en/of

ras-verschillen (Wieringerwerf 1986/'87 ten opzichte van Wijnandsrade 1986) en

groeiduur (trekperiode) (Wieringerwerf 1977,'78 en '80) van invloed zijn op de

relatie plantdichtheid-wortelproduktie-lofproduktie. Of al deze invloeden

sta-tistisch significant aanwezig zijn kon op grond van het beschikbare materiaal

niet worden nagegaan. Een en ander maakt het onmogelijk eenduidig de relatie

plantdichtheid-wortelproduktie-lofproduktie aan te geven. Daarom is gewerkt met

3-jarige gemiddelden en zijn deze uitgewerkt voor de 2 trekperioden. Voor de

zeer vroege en vroege trek zijn de resultaten van Wieringerwerf '77-'80

gebruikt; voor de late trek de resultaten van Zwaagdijk '85 t/m '87. Bij al deze

proeven is steeds een rijafstand van 50 cm aangehouden.

2.1.1 Zeer vroege en vroege trek

Voor de zeer vroege trek worden de wortels in augustus en september opgezet,

voor de vroege trek in oktober tot half nobember. Vooral in de zeer vroege trek,

maar zeker ook in de vroege trek, speelt de zgn. trekrijpheid van de wortels een

belangrijke rol in het uiteindelijke forceerresultaat. Dikke wortels zijn bij

eenzelfde rooidatum rijper dan dunne wortels. Onrijpe wortels geven los lof, wat

soms krom en gedraaid kan zijn.

Tabel 1 geeft de gemiddeld behaalde produkties per plantgetal. Zowel het aantal

opzetbare wortels >2 cm als de lofopbrengst blijkt toe te nemen met het

plantge-tal bij alle onderscheiden rooiperiodes. Ook ligt het niveau hoger naarmate

later wordt gerooid. Verder blijkt er geen duidelijke relatie tussen plantgetal

en

%

kwaliteit I en II.

(5)

Tabel 1. Lofopbrengst van wortels >2 cm per ha geteelde wortelen en

%

kwaliteit

I en II behaald te Wieringerwerf gemiddeld over de jaren 1977, '78 en

'80.

rooiperiode wortels

trek periode

plantgetal aantal wortels x 1000 gerooid (>0 cm) opzetbaar (>2 cm)

toenane

lofopbrengst in tonnen/ha % kwaliteit I en I I 2e helft augustus

september

150 180 210 240

152 182 211 241

138 163 180 198

25 17 18

11,0 12,4 13,0 13,2

73 74 74 72

2e helft september

oktober

150 180 210 240

154 182 214 241

145 158 190 209

23 22 19 15,1 16,5 18,5 19,4 84 85 86 86 2e helft oktober november 150 180 210 250 159 182 215 240 152 171 195 213 19 24 18 18,6 20,3 21,0 21,9 85 85 86 85 2.1.2 Late trek

Voor de l a t e trek worden de wortels vanaf februari opgezet. In de proeven varieerde het plantgetal van 150.000 t o t 300.000 planten per ha.

Tabel 2 geeft de gemiddeld behaalde produktie per p l a n t g e t a l . Het aantal opzet-bare wortels >2 cm b l i j k t het grootst b i j 300.000 planten per ha. B i j een ondergrens van 3 cm b l i j k t d i t b i j een plantgetal van 250.000 planten per ha reeds het geval te z i j n . De l o f p r o d u k t i e zowel totaal als van k w a l i t e i t I i s het grootst b i j 250.000 planten per ha, indien wortels groter dan 2 cm worden opge-z e t .

B i j opzetten van wortels groter dan 3 cm b l i j k t d i t reeds b i j 200.000 planten per ha het geval. Het r e l a t i e v e aandeel van k w a l i t e i t I in de t o t a l e lofproduk-t i e b l i j k lofproduk-t b i j helofproduk-t opzelofproduk-tlofproduk-ten van worlofproduk-tels &glofproduk-t;2 cm melofproduk-t helofproduk-t lofproduk-toenemen van helofproduk-t planlofproduk-tge- plantge-t a l i e plantge-t s plantge-terug plantge-te lopen. B i j opzeplantge-tplantge-ten van worplantge-tels &gplantge-t;3 cm i s d i plantge-t nauwelijks heplantge-t geval. Verder b l i j k t b i j een plantgetal van 300.000 dat de behaalde l o f p r o d u k t i e zowel totaal als per k w a l i t e i t s k l a s s e lager l i g t dan b i j 250.000 planten per ha. Daar de kosten toenemen met het plantgetal kan het plantgetal 300.000 b i j de verdere kosten/baten afweging als 'economisch n i e t a a n t r e k k e l i j k ' buiten beschouwing worden gelaten.

De m2 trekoppervlak i s berekend op basis van het gemiddeld aantal gerooide

wor-t e l s per sorwor-teringsklasse per ha over de proefjaren en op basis van gegevens wor-ten

aanzien van het aantal wortels per m2 dat per sortering kan worden opgezet ( z i e

b i j l a g e 4 ) . Met het toenemen van het plantgetal b l i j k t het aantal benodigde m2

trekoppervlak minder dan evenredig toe te nemen ( b i j opzet van wortels >3 cm) of z e l f s af te nemen als gevolg van de f i j n e r e wortel s o r t e r i n g . De op grond van

deze m2 berekende l o f p r o d u k t i e per m2 b l i j k t het hoogst b i j een s t r e e f -

plantge-tal van 200.000, zowel b i j opzet >2 cm als >3 cm.

(6)

-Tabel 2. Gemiddelde produktie per plantgetal behaald te Zwaagdijk in 1985/1986

t/m 1986/1987 met Liber L.O.; rijafstand 50 cm, trek februari/maart,

per ha netto beteeld.

wortel sortering in cm >2 cm >3 cm

streef plantgetal per ha 150 200 250 300 150 200 250 300

aantal wortels x 1000

gerooid (>0 mm) opzetbaar lofproduktie in tonnen^

153

150

198

187

242

223

284

241

153

138

198

154

242

156

284

131

15,5

2,1

0,9

17,2

2,6

1,4

17,3

2,8

1,8

17,0

3,1

1,7

14,9

2,0

0,8

15,6

2,2

1,0

14,1

2,0

1,0

12,1

1,4

0,6

kwaliteit I

kwaliteit II

kwaliteit III

Totaal 18,5 21,2 21,9 21,8 17,7 18,8 17,1 14,1

lofroduktie

%

kwaliteit I kwaliteit II kwaliteit III n)2 trekoppervlak lofproduktie per m^ in kg

84

11

5

100

377

49

81

12

7

100

389

52

79

13

8

100

465

47

78

14

8

100

84

11

5

100

362

49

83

12

5

100

346

54

82

12

6

100

325

53

86

10

4

100

1) Per plantgetal zijn de wortels bij de trek gekuild per wortel diameter. Uit de

produktie per wortel diameter is de produktie per ha

>Z

cm respectievelijk >3

cm berekend.

- Produktie per maatsortering

In een aantal proeven is de produktie per maatsortering bepaald. Bijlage 3 geeft

de behaalde produktie per maatsortering per proef. Tabel 3 geeft de gemiddelden

over de proefjaren per proefplaats/ras. De produktie per maatsortering blijkt

aanzienlijk te variëren. Wel blijkt de produktie per 100 wortels steeds toe te

nemen met de wortel maat.-Ook het behaalde percentage kwaliteit I laat per maat

een aanzienlijke variatie zien. Het percentage kwaliteit I ligt bij de maat 2-3

cm steeds lager dan dat van de grotere maten. Vanaf de maat 3-4 cm (Wijnandsrade

4-5 cm) laat het

%

kwaliteit I geen duidelijke toename meer zien.

(7)

Tabel 3. Gemiddelde lofproduktie (in kg per 100 wortelen) en

%

kwaliteit I per

maatsorteringl'•

proefplaats ras proefjaren2) trekperiode wortel maat 2-3 cm 3-4 cm 4-5 cm 5-6 cm >5 cm >6 cm 2-3 cm 3-4 cm 4-5 cm 5-6 cm >5 cm >6 cm Wieringerwerf Mideka 1973,'74 februari kg r e l . 3,9 (64) 6,1 (100) 9,1 (149) 11,9 (195) 13,4 (220) Zwaagdijk Liber L0 1986,'87,'88 februari kg r e l . 7,3 (68) 10,7 (100) 13,7 (128) 14,8 (138) % k w a l i t e i t I 68 83 86 82 Wijnandsrade Tardivo 1984,'85 en '87 f e b r . / a p r i l kg r e l . 7,8 (100) 10,6 (136) 13,5 (173) 51 69 65 Lelystad Zoom 1983 s e p t . / o k t . kg r e l . 4,3 (65) 6,6 (100) 10,0 (151) 12,0 (181) 49 74 74 71

1) 1973 en '74 trek in kuil; overige proefjaren trek op stromend water

2) wortel teelt

2.2 Opbrengstprijs witlof

De hoogte van de opbrengstprijs per kg kan bepalend zijn welk plantgetal

econo-misch optimaal is. Daarnaast zijn bij verschillen in kwaliteit prijsverschillen

tussen de verschillende kwaliteitsklassen van belang.

De middenprijs voor witlof op de Nederlandse veilingen laat zowel van jaar tot

jaar als ook binnen het jaar of produktieseizoen een duidelijke variatie zien.

Gemiddeld over de jaren 1983 t/m 1987 varieert de prijs van bijna / 5,- aan het

eind van het oude respectievelijk het begin van het nieuwe seizoen (aug./sept.)

tot minder dan / 2,- per kg in januari.

Op grond van dit gegeven en om de invloed van verschil in opbrengstprijs op de

optimale plantdichtheid te kunnen nagaan, zijn bij de vroege trek

geldopbrengsten begroot bij / 6,- en ƒ 3,- per kg witlof. Bij de late trek is,

evenals bij de begroting per maatsortering, wegens (kleine)

(8)

-5-verschillen rekening gehouden met prijs-5-verschillen tussen de kwaliteitsklassen.

Hier is gerekend met / 3,- en ƒ 2,- per kg voor kwaliteit I. De

kwaliteits-klassen II en III zijn samengenomen, omdat het aandeel van de produktie in deze

klassen in relatie tot de plantdichtheid een vrijwel parallel verloop laat zien.

Hiervoor zijn prijzen ingerekend van respectievelijk / 2,- en ƒ 1,- per kg.

2.3 Toegerekende kosten

Toegerekende of variabele kosten zijn in dit geval die kosten welke evenredig

variëren met de plantdichtheid. Welke kostenposten evenredig variëren met de

plantdichtheid is met name afhankelijk van de vraagstelling. Zo zijn

bijvoor-beeld, gegeven een bepaalde oppervlakte grond welke men met witlof wil betelen,

de kosten van de grond een gegeven onafhankelijk van de plantdichtheid. Vraagt

men zich echter af, gegeven een beschikbare trekoppervlakte of hoeveelheid

arbeid ten behoeve van de trek, hoeveel ha witlofwortel en men het beste kan

telen bij welke plantdichtheid dan zijn de kosten van de grond afhankelijk van

de gekozen plantdichtheid.

Het gaat te ver hier voor alle denkbare vraagstellingen, berekeningen te geven.

Als uitgangspunt is genomen wortelteelt door de trekker op eenjarig gehuurd

land, waarbij de benodigde teeltwerkzaamheden in loonwerk worden uitgevoerd.

Verder is trek op water verondersteld en het trekoppervlak gegeven (geen

toere-keningen (vaste) kosten trekinstallatie).

Toegerekende kosten zijn in eerste instantie gedetailleerd begroot voor de late

trek.

Tabel 4 geeft een overzicht van de toegerekende kosten per plantgetal per ha.

Het totaal van de toegerekende kosten blijkt zeer beperkt toe te nemen met het

plantgetal, voornamelijk als gevolg van toenemende zaaizaadkosten. Verder

variëren de energiekosten en overige kosten nog in beperkte mate met het

plantgetal als gevolg van verschillen in wortel- resp. lofopbrengsten.

Verschillen in hoeveelheden wortel- en lofopbrengsten zijn ook de oorzaak van de

lagere toegerekende kosten ingeval in plaats van vanaf 2 cm doorsnee wortels

vanaf 3 cm doorsnede worden opgezet.

Toegerekende kosten voor de vroege trek zijn van de hiervoor genoemde begroting

afgeleid. Uitgaande van een niveau van / 15.000,- per ha bij 150.000 planten per

ha is een toename van / 400,- per 30.000 planten verondersteld. Bij de begroting

van de saldi per maatsortering zijn alleen de variabele kosten van de trek

toegerekend. Dit omdat op deze wijze een beeld wordt verkregen van de

waarde-verhouding van de verschillende maten voor de trek.

Om na te gaan in hoeverre het niveau van toegerekende kosten voor de wortelteelt

(9)

-6-respectievelijk trek van invloed is op de economisch optimale plantdichtheid

zijn zowel voor de vroege als late trek berekeningen uitgevoerd:

- zonder toerekening loonwerk voor de teeltwerkzaamheden bij de wortel teelt

(/ 3000,- per ha);

- bij toerekening / 8,- per m^ trekoppervlak voor rente afschrijving en

onderhoud trekinstallatie en bewaarfaciliteiten;

- bij toerekening / 10,- per uur arbeidsbehoefte ten behoeve van de trek.

Tabel 4. Toegerekende kosten per plantgetal per ha bij trek van wortels >2 en

>3 cm doorsnede voor de late trek.

wortel maat

streef plantgetal x 1000/ha

150

>2 cm

200

250

150

>3 cm

200

250

855

400

4000 3000 1140

400

4000 3000 1424

400

4000 3000

855

400

4000 3000 1140

400

4000 3000 1425

400

4000 3000

Wortelteelt:

zaaizaad

bem./bestr.

landhuur

loonwerk

Trek:

bem./bestr. 640

energie trek / 3,-/m2 1131

bew. / 25,-/ton wortelen 800

rente/verzekering 400

overige 10 ct/kg 1850 2120 2190 1770 1880 1710

640

1167

775

430

640

1395

825

460

640

1086

775

400

640

1038

700

470

640

975

675

450

Totaal 13076 13672 14335 12926 13268 13275

Bron: berekend op basis gegevens Kwantitatieve Informatie '87/'88.

2.4 Arbeidsbehoefte trek

Daar de sortering van de kuil bare wortels per plantgetal verschilt, is het van

belang de arbeidsbehoefte in relatie tot de opgezette sortering wortelen te

kennen. Uit onderzoek, verricht door J.A. Schoneveld en J.P. Hendriks, blijkt de

arbeidsbehoefte per sortering te verschillen bij het opzetten van de wortelen en

bij het uitbreken, schonen en sorteren van het lof.

Tabel 5 geeft de gevonden arbeidsbehoefte voor deze werkzaamheden bij werken

volgens de zgn. 'kuilmethode' (uitbreken lof en gelijktijdig schonen en

sorteren).

(10)

Tabel 5. Arbeidsbehoefte (uren per 1000 opgezette wortelen) voor opzetten

telen, uitbreken, schonen en sorteren van lof in relatie tot de

wor-tel diameter.

wortel diameter

kuil methode

2-3

1,61

3-4

1,75

4-5

1,88

5-6

2,01

>6 cm

2,19

Bron: Arbeidskundig aspect van plantafstandenproeven Hendriks J.P. e.a.

Intern verslag PGV Alkmaar juli '75.

Uit de tabel blijkt dat de arbeidsbehoefte per 1000 wortelen voor genoemde

werkzaamheden toeneemt met de wortel diameter. Uit later onderzoek in de praktijk

(Schoneveld e.a., 1983) is echter gebleken dat deze normen erg scherp waren. De

hier verder gebruikte totale arbeidsbehoefte voor de late trek is begroot op

basis van de normen genoemd in tabel 5. Voor wortel transport, loftransport en

aflevering zijn hierbij de volgende normen aangehouden: 2,5 uur per ton

opge-zette wortels, 2,67 uur per ton lof en 0,08 uur per m? trekoppervlak. Deze

gege-vens zijn afgeleid uit de gegegege-vens vermeld in Kwantitatieve Informatie

1987/1988.

Voor de vroege trek is wegens het ontbreken van wortelsorteringsgegevens de

arbeidsbehoefte ingeschat zonder rekening te houden met verschillen in

wor-tel diameter.

(11)

-8-3. Resultaten

3.1 Saldi bij de zeer vroege en vroege trek

Tabel 6 geeft de saldibegrotingen. Per ha wordt bij alle onderscheiden rooidata

steeds het hoogste saldo bij de hoogste plantdichtheid bereikt. Per m^

trekop-pervlak wordt het hoogste saldo bij rooien 2e helft augustus reeds bij 210.000

planten per ha bereikt. Bij de overige onderscheiden rooidata is dit weer bij de

hoogste plantdichtheid het geval.

Per uur arbeidsbehoefte bij de trek blijkt bij rooien 2e helft augustus en 2e

helft oktober het hoogste saldo reeds bereikt te worden bij 150.000 tot 180.000

planten per ha. Bij rooien 2e helft september is dit bij 210.000 planten per ha

het geval. Bij rooien 2e helft oktober blijkt dit weer gedaald naar 150.000

respectievelijk 180.000 planten per ha, afhankelijk van de veronderstelde

opbrengstprijs. De hypothese dat langere teelt (groeiduur) bij gelijke tot

hogere plantdichtheid economisch optimaal is, blijkt hier dus niet op te gaan.

Verder blijkt de gehanteerde opbrengstprijs hier niet van invloed op de

plant-dichtheid waarbij het hoogste saldo wordt bereikt.

(12)

i -OJ J3 O • ! - > .^ O + J l r -Ol JZ Ol CM o | Tl-C \ j ( o 1 t - H CM| o | 0 0 H | o 1 1 0 T-H | O l r . r - l CM o r. r—t CM ro •-o CM 1 0 « oo t - H •=* I—1 co O r. 1 0 CM r - H 0 0 •> t—1 CM i—1 1 0 r. r - H r - H i - H r-~. r. LO 1 0 O r . ro l O O i n O 1 0 co r . 1 0 1 0 CM * 1 0 T — < oo » i n t - H T 1 -r, LD r - H o »» LO t - H CM r . LO r - H r - H CM » O r - H r - H Tl" r . 1 0 o r - H LO 1 0 O l LO »• O l •a-CM r . r— •st-i r ) r. LO Tl" ro r . O «ar -r - H LO O l O l Tl-O l O l «3-r - H 1 0 Tt-ro CM CM| r - H CM CM 1— r - H CM O t - H CM i o | O l | LO O l CO O l r -co ro r o r -1 0 oo « 3 LO CM 1 0 1 0 l O LO t-H CO 1 0 1 0 O CO r— ] •— | Ol CT> Ol O o | * * • CM| Ol Tl-*• O l r-H LT) « T»-« 3 t - H t - H O A t - H CM r . CO LO LO r . LO CM ^ 1 0 t - H CO r . LO CD j Q E CD • ( - > Q . Ol 1/1 t - H CM O co 1 0 '9 O l O l 1 0 o O l ro LO CM O O t - H CM LO O CM Tir -o l CM ro C M ro CM O l | O CO 1 0 r - t-H «3- 1 0 1 0 CM CM T]-O l 1 0 ro i 0 o LO t - H CM 1 0 •> ro CO r , Ti-ro oo O l ro o r - H CM

S

LT) r— LO 1 0 T j -t - H O l LO « o n r -r-» ro O o CM O 0 0 CM t - H LO CO Tl" r H O l 1 0 c Ol CD O s_

>

s -o> O l N d l r— O l o Tl-CM c o un o r o 0 0 r -O l ro C M 1 0 0 0 1 0 O ro 1 0 CM CM 1 0 Ti-ro CM CM ro CM 1 0 LO T-H CM 1 0 Tl-1 0 ro O t - H oo ro O l 1 0 ro CO 1 0 T - H ro l O 0 0 o O Tl" Tl" i 0 LO r-ro ro ro 1 0 t - H o LO r-H O l 1 0 o r-H LO r - H C M O oo t - H LO ro ro t - H ro LO r-H ro 1 0 t - H 1 0 r-i n ro LO r-LO T * t-H I t—t | t - H r-H t - H Tl" O l ro CU Q . O S-O l Ol ro 0 0 01 j Q <o 01 • ! - >

s-s

Ol -o o s_ o> Q . • ( - > 01 N M -<o ——. E 3 4-> ra •o o o s-o o o r - H X r — + J Ol en • ( - > e ro ! Q . -a c ro CL Ol o c Ol i. - O C L O LO •*-, O o o O l ro "K 1 . . O a. o TD Ol o > o o o Ol -r-l Ol - o Ol s-Ol O ) Ol o 4-> CD 1 1 0 "^ ro Ol CL o -o i r o "»> ai a. a. o JI^ 01 s-O ) l O " r - . C M E S-Oi C L O -o O l n r o "»^ 14-+-> 01 Ol o s: Ol J 3 (/) - a • r — o> - O s_ ro . £ S_ Ol CL c Ol i . 3 O l * 1 0 "»-. s -3 3 S-Oi CL O T3 O ) n ro •»-.

(13)

3.2 Saldi late trek

Tabel 7 geeft de begrote saldi. Per ha wordt bij het opzetten van de wortels

>2 cm het hoogste saldo begroot bij 250.000 planten per ha. Per m

2

trekoppervlak

is dit reeds bij 200.000 planten per ha het geval. Per arbeidsuur komen 150.000

en 200.000 planten per ha ongeveer even hoog uit. Bij het opzetten van wortels

groter dan 3 cm komt zowel het saldo per ha als per m

2

trekoppervlak en per

arbeidsuur het hoogst uit bij 200.000 planten per ha. Dit geldt voor beide

onderscheiden prijsniveaus.

Verder blijken de verschillende saldi bij het opzetten van wortels >2 cm hoger

tot ongeveer gelijk uit te komen t.o.v. saldi bij het opzetten wortels >3 cm. Op

basis van de hier gehanteerde gegevens blijkt het opzetten van de maat 2 tot 3

cm dus economisch aantrekkelijk. Hierbij moet worden opgemerkt dat hier uit is

gegaan van teelt op gehuurd land door de witloftrekker. Laat de witloftrekker de

wortels op contract telen waarbij per wortel moet worden betaald, dan is de

prijsverhouding tussen de verschillende maten mede bepalend of opzetten van

wor-tels van 2-3 cm economisch aantrekkelijk is.

Tabel 7. Begrote saldi per ha, per m

2

trekoppervlak en per arbeidsuur, de late

trek bij een opbrengstprijs van / 3,00 en / 2,00 per kg voor kwaliteit

I en / 2,00 en / 1,00 voor de overige kwaliteiten.

wortelmaattrek plantgetal x 1000 ha saldo per ha / 3,00// 2,00 / 2,00// 1,00 trekoppervlak (m2) saldo per m2 / 3,00// 2,00 / 2,00// 1,00 arbeidsbeh.trek saldo per uur / 3,00// 2,00 / 2,00// 1,00

150

39,4 20,9

377

105

55

532

74

39

>2 cm

200

45,9 24,7

389

118

63

619

74

40

250

46,8 24,9

412

114

60

705

66

35

150

37,4 19,7

362

103

54

499

75

39

>3 cm

200

39,9 21,1

346

115

61

526

76

40

250

35,0 17,9

325

108

55

519

67

34

(14)

-11-3.3 Verschuiving van de plantdichtheid met het hoogste saldo onder invloed van

de hoogte van de toegerekende kosten

De toe te rekenen kosten variëren deels evenredig met de beteelde oppervlakte,

deels met de trekoppervlakte en deels met de arbeidsbehoefte ten behoeve van de

trek. Als gevolg hiervan kan de hoogte van de toe te rekenen kosten van invloed

zijn op de plantdichtheid waarvoor het hoogste saldo is begroot.

Daarom is nagegaan in hoeverre deze plantdichtheid verandert als gevolg van:

I Afname toegerekende kosten per ha wortel teelt met / 3000,- per ha ( bijv.

kosten loonwerk).

II Toename toegerekende kosten per m? trekoppervlak met / 8,- bijvoorbeeld als

gevolg van toerekening kosten installaties ten behoeve van bewaring.

III Toerekening van ƒ 10,- per te besteden arbeidsuur bij de trek.

Hierbij bleek het volgende:

ad I : De plantdichtheid waarbij het hoogste saldo per arbeidsuur werd begroot,

ging bij de late trek bij opzetten van wortels groter dan 2 cm van

200.000 naar 150.000 per ha. Dit voor beide onderscheiden prijsniveaus.

ad II : Er traden geen verschuivingen op.

ad I I I : B i j de vroege t r e k , rooidatum 2e h e l f t augustus en opbrengstprijs w i t l o f / 3 , - / k g , verschoof de plantdichtheid met het hoogste saldo per ha van 240.000 naar 210.000 planten per ha.

- B i j de l a t e t r e k , opzetten wortels groter dan 2 cm, p r i j s w i t l o f / 1,-lf 1 , - verschoof de plantdichtheid met het hoogste saldo per ha van 250.000 naar 200.000 planten per ha.

3.4 Saldi per wortel maatsortering

Hoewel de w i t l o f p r o d u k t i e per maatsortering a a n z i e n l i j k v a r i e e r t b l i j k t de pro-duktie per 100 wortels toe te nemen met de wortelmaat zoals gebleken in

hoofdstuk 2. Anderzijds neemt met het toenemen van de wortelmaat ook de ruimte-behoefte (trekoppervlak) en arbeidsruimte-behoefte per 100 wortelen toe. Om een beeld te k r i j g e n van de waardeverschillen van de verschillende maatsorteringen ten behoeve van de trek z i j n daarom in tabel 8 saldi per maat begroot.

D i t op basis van de produktie per maat behaald te Zwaagdijk gemiddeld over de

jaren 1986 t/m 1988 b i j de l a t e t r e k .

(15)

-Uit tabel 8 blijkt dat zowel de produktie als de geldopbrengst per 100 wortelen

toenemen met de maatsortering. Toegerekende kosten per 100 wortelen nemen echter

ook toe met het groter worden van de maat. Dit als gevolg van het kleinere

aan-tal wortelen dat per volume-eenheid kan worden bewaard en getrokken. De

saldo-verschillen zijn als gevolg hiervan kleiner dan de geldopbrengstsaldo-verschillen

tussen de maten. Wel wordt het saldo nog steeds groter met het groter worden

van de maatsortering bij beide onderscheiden prijsniveaus. Ook de

arbeids-behoefte per 100 wortelen bij de trek neemt toe met de maatsortering. Rekenen we

deze arbeidsbehoefte toe, dan worden de begrote saldiverschillen nog kleiner.

Bij een prijspeil van / 3,- voor kwaliteit I en / 2,- voor de overige

kwali-teiten blijft het dan begrote saldo oplopen met de maatsortering. Bij een

prijspeil /

2,-If

1,- blijkt dit het geval tot en met de maatsortering 4-5 cm.

De maatsortering >5 cm blijkt nu iets lager uit te komen dan die van 4-5 cm.

Tabel 8. Saldobegroting per maat op basis van de produktie behaald te Zwaagdijk

gemiddeld over de jaren 1986 t/m 1988 bij de late trek.

wortel diameter in cm 2-3 cm 3-4 cm 4-5 cm >5cm

aantal wortels per m2

produktie in kg per 100 w. kwal. I

kwal. II + III

totaal 7,3 10,5 13,6 14,8

geldopbrengst per 100 w.

770

5,0

2,3

527

8,7

1,8

350

11,7

1,9

242

12,1

2,7

/ 3 , - (kwal. I) en

/ 2 , - (kwal. I) en

toegerekende kosten

totaal

saldo / 3 , / / 2 ,

-/ 2 , - -/ -/

1,-/ 2 , - (overige)

/ 1,- (overige)

/ 7,60/rn

2

/ 0,10/kg lof

19,6

12,3

1,0

0,7

1,7

17,9

10,6

29,7

19,2

1,4

1,1

2,5

27,2

16,7

38,9

25,3

2,2

1,4

3,6

35,3

21,7

41,7

26,9

3,1

1,5

4,6

37,1

22,3

arbeidskosten (/ 15,- per uur) per 100 w. 4,10 4,70 5,42 6,21

saldi per 100 wortelen

/ 3,-// 2,- per kg 13,82 22,40 29,68 30,96

f 1,-lf

1,- per kg 6,55 12,00 16,29 16,10

(16)

-13-4. Samenvatting en conclusies

U i t de behaalde proefresultaten b l i j k t dat de r e l a t i e p l a n t d i c h t h e i d

-wortelproduktie-lofproduktie wordt beïnvloed door factoren samenhangend met r i j a f s t a n d , g r o e i j a a r , proefplaats en/of v e r s c h i l l e n in groeiduur en/of t r e k periode. Een en ander maakt het (op d i t moment) onmogelijk eenduidig de r e l a -t i e p l a n -t d i c h -t h e i d - w o r -t e l - l o f p r o d u k -t i e aan -te geven. Hier i s daarom voor de zeer vroege trek en vroege trek uitgegaan van de gemiddelde proefresultaten behaald op de proeftuin Wieringerwerf over de jaren '77, '78 en '80. Voor de l a t e trek waren d i t de gemiddelde proefresultaten over de jaren '85/'86 t/m

'87/'88 behaald te Zwaagdijk. Zowel b i j de vroege als de l a t e trek bedroeg de r i j a f s t a n d 50 cm.

- De (toegerekende) kosten per ha geteelde w i t l o f w o r t e l en nemen zeer beperkt toe met het p l a n t g e t a l , voornamelijk als gevolg van hogere zaaizaadkosten. - Ook de arbeidsbehoefte b i j de trek en het benodigd trekoppervlak s t i j g e n

d u i d e l i j k minder dan evenredig met het toenemen van het p l a n t g e t a l . B i j opzet wortels groter dan 3 cm was z e l f s sprake van een d a l i n g .

- B i j de zeer vroege en vroege wortel t e e l t en trek werd het hoogste saldo per ha getrokken wortelen begroot b i j de hoogste plantdichtheid (240.000 planten per ha). Per m^ trekoppervlak was d i t b i j de vroegste rooi r e s p e c t i e v e l i j k t r e k -datum 2e h e l f t augustus - 2e h e l f t september al b i j 210.000 planten het geval. Per uur arbeidsbehoefte b i j de trek bleek b i j rooien 2e h e l f t augustus en 2e h e l f t oktober het hoogste saldo b e r e i k t te worden b i j 150.000 t o t 180.000 planten per ha. B i j rooien 2e h e l f t september was d i t b i j 210.000 planten het geval. Het prijsniveau van w i t l o f bleek hierop nauwelijks van invloed. - B i j de l a t e w o r t e l t e e l t ( r i j a f s t a n d 50 cm) en trek (waarbij de wortelen per

maatsortering z i j n getrokken) i s het hoogste saldo per ha getrokken wortelen begroot b i j 250.000 planten per ha b i j opzetten wortels groter dan 2 cm. Per m^ trekoppervlak was d i t reeds b i j 200.000 planten het geval. Per arbeidsuur b i j de trek kwamen 150.000 en 200.000 planten per ha ongeveer even hoog u i t . - B i j opzet wortels groter dan 3 cm b i j deze l a t e trek kwam zowel het saldo per

ha als per m^ en per arbeidsuur het hoogst u i t b i j 200.000 planten per ha. Het prijsniveau van w i t l o f bleek hierop nauwelijks van invloed.

In geval van / 3000, lagere wortelkosten dan verondersteld ging de p l a n t -dichtheid waarvoor het hoogste saldo per arbeidsuur werd begroot b i j de l a t e trek b i j opzetten wortels groter dan 2 cm van 200.000 naar 150.000 planten per ha.

- In geval van toerekening van / 10,- per uur arbeidsbehoefte b i j de trek ging de plantdichtheid met het hoogste saldo per ha:

. b i j de vroegste trek (rooidatum 2e h e l f t augustus) en de laagste

(17)

-14-opbrengstprijs ( / 3 , - per kg) van 240.000 naar 210.000 planten per ha; . b i j de l a t e trek in geval opzetten wortels groter dan 2 cm en een

opbrengstprijs / 1,-1 f 1 , - van 250.000 naar 200.000 planten per ha. B i j de l a t e trek (en opzetten wortels per maatsortering) bleken de

verschillende saldi b i j opzet van wortels >2 cm hoger t o t ongeveer g e l i j k u i t te komen ten opzichte van overeenkomstige saldi b i j opzet wortels >3 cm. Het opzetten van de maat 2 t o t 3 cm doorsnede bleek dus a a n t r e k k e l i j k in geval de wortels door de w i t l o f t r e k k e r (op eigen of gehuurd land) worden geteeld. Wor-den de wortels gekocht, dan zal de prijsverhouding tussen de maten mede bepa-len in hoeverre opzet van de maat 2-3 cm economisch a a n t r e k k e l i j k i s .

Per maatsortering nemen per 100 wortelen zowel produktie als de toegerekende kosten sterk toe met de maat. S a l d i v e r s c h i l l e n tussen de maten z i j n daarom sterk afhankelijk van het prijsniveau van de w i t l o f en het ( p r i j s ) n i v e a u van de toe te rekenen kosten. Deze s a l d i v e r s c h i l l e n vormen een maat voor de waar-deverschillen van de verschillende maatsorteringen b i j de t r e k .

(18)

-Literatuur

Biesheuvel, A., e.a. Gebruikswaarde-onderzoek witlof late en zomertrek. Interne

mededeling nr. 495 PAGV (1987).

Buitelaar, B. Het witlof van Zuid-Holland in cijfers. Groente en fruit, 10

oktober 1986.

Hendriks, J.P. e.a. Arbeidskundig aspect van plantafstandsproeven. Intern

verslag P.G.V. Alkmaar, juli 1975.

Noordam, W.P. e.a. Kwantitatieve Informatie voor de Akkerbouw en de Groenteteelt

in de Vollegrond 1986/1987.

Schoneveld, J.A. Enkele technische en arbeidskundige aspecten van de trek van

witlof in bakken met water. Publikatie 187 IMAG december 1983.

Schroën, G.J.M. Onderzoek naar invloed van het plantgetal bij de late trek van

witlof. Poster 9e Internationale Witlofdagen, Brugge/Hesent België 1987.

Stichting Proeftuin voor de Vollegrondsgroenteteelt in Noord-Holland. Verslag

Groenteproeven 1985 en 1986.

Stichting proeftuin voor de vollegrondsgroenteteelt in Noord-Holland.

Jaar-verslagen 1972 t/m 1975 en 1977 t/m 1980.

Stichting proeftuin Zwaagdijk. Verslag Groenteproeven 1985, 1986 en 1987.

Stichting proefboerderij Wijnandsrade. Van onderzoek naar voorlichting,

onder-zoeksresultaten van de proefboerderij Wijnandsrade voor de akkerbouw op de

lössgrond, 1980, 1981, 1983, 1984 en 1986.

(19)

-16-Bijlagen

Toelichting bijlage 1 en 2

Bijlage 1 geeft de in de proeven behaalde wortelproduktie >2 cm en/of >3 cm.

Bijlage 2 geeft de behaalde lofproduktie in kg per 100 wortels en de

lofproduk-tie per ha van wortels >2 cm en >3 cm doorsnede. Als plantdichtheid is in de

tabellen steeds 10, 15, 20, 25 en 30 planten per m^ aangehouden.

Waar deze plantdichtheden niet in de proeven waren opgenomen is niets vermeld of

waar mogelijk het getal vermeld dat door lineaire interpollatie kon worden

verkregen. Wanneer het aantal gerooide wortelen in sterke mate afweek van het

geplande aantal planten, is het totaal aantal gerooide wortelen als plantgetal

aangehouden.

(20)

-17->

>

o LO 0 0 o

<

et. CO o 01 dl c CU (D -o 01 o -o • o

>

LD oo en oo O l LO oo (Ti •r- + J E O >* o i-H LT) r-< o o «*• i n ( j i H Ol oo LO C M 0 0 «3-•-I O o c o «*• L O m 0 0 en j—t «3-r—. cn T - H s_ Ol JD •r— _ l io

^

O) T3 • i — S 0) E

>*

CM .,_ a> E LO r—t O c un Od

>

o c 0 0 LO o LO oo oo LO Cvl O O LD 0 0 ro O 0 0 CM «a- **• o **• r - L O L O O «3- 0 0 CM + J o 3 "O o S - LO o T-> LO «3-O O CVJ C M r-C M oo oo o> «a-• * «3- «a-•=}«a-• o LO en "o

>

CU

>

0) co CU O . 3 CU +-> t/ï 4-> IO IO O . <t-CU o i -o . CU CU + J CU + J s_ § s-<ö IO ••-> IO "O IO IO N 10 • o o o s-r- -s-r- IO E o + J j -o 5 •— IO • ! - > e <o •o CM E ~~> O . O r—1 CM E • ~ -O . LO e-i CM E - • ^ CL O CM CM E --. C L LO CM CM E o . o oo

icM

CM CM CM CM

10 r— i— i— i— i— O LO O

y—I r-t CM Q- O .

LO CM

(21)

E u o > T - > •r- e o "O 3 C IO i-H oo co co co 0 0 O l o < cc 0 0 o z <E z •-o * — I I—( co CM i-H + O oo en Ol Ol -o 0) c Ol 0 0 CM 0 0 O l o > ' t -• , - Ol "O E O oo O) E r~ CM a i -a a i oo n co oo o T - J i N 01 O a i E s- oo O- r~ CM «3-o PO en en «3-c\i LO en co n C\J CM Li-C£ LU 3 CC CU 2 H ^ CC LU CM t-~ IO E O) s_ +-> o r-oo CM o . - i o ai en 10 a i o. •p 3 •a o ai S-O en +-> IO IO o. <*-O) o ai ai + J i — a> + j s-Î * . i -IO E 3 4-> IO • o • i — «O IO N E 3 •(-> IO • a • r — O o s-d 10 +J en <4-10 en 3 S_ cn 3 l_ -~^ C ai •>-> •r- S-01 4-> S-P S ( IO 4-> C •O •o CM E a . LO r - i CM E a . o CM CM E a . LO CM CM E a . o co E u ai CM CM CM CM 01 CL ai o o ai en co CM - O • o IO a i •o •o + J 4-> a. a. o. a. o LO O i-H CM

(22)

• o c CU CU u - o cu - o CU e n " o

>

s -CU

>

CU e n cu • o cu N CU • o o s-Ol s-Ol r— o r-H CSJ o 0 0 e n • p CL CU en (O 0 0 CM o i oo CM l O O CM o o CM O OO O l 0 0 t-H •—I CM 0 0 O O ^ - 0 0 o —1 —H CM n CM O l «3-* 0 0 p~ O l t - H O o M S-CL (O ^" CM O o r - o co 4-> 10 *> Q . CU O S-<p cu + J cu • p s_ § • — s_ lt> * CM CM CM CM tO ta CO " O " O < • -• I - T - It) « O • ' - ï 10 o ••-N S-<o (O O LO CM CM CU " O CU c n CM E r— O . CU JD +•> <0 IO 4-> r— 3 00 CU s-CL (O + J 4 -1 — CU sz CU CM

(23)

a i O ) <0 o 3 01 -o <D JZ 4-> . c (J -o "O ai > c o CL ai +J s_

§

o o ai o . a i • o O S- 4-> O L r— 4 - O) O Ol O < ce CO o z < t z •"3 i—< LO CO CTl O > •^> -o s-(O • r— a i E LO co i—i 4-> J*£ O >d- o •r- > a; o r— E e co en I C C O O »-H CM H LH I D CO O l t—I Ê O c CM O CM LO LO ^ T l i—i O CD « t < 2 M Lu a: U I 3 CU LU CS z •—1 e t ÜJ t—t 3 LO 0 0 O l i—« «3r -O l i—1 CO r-~ O l I—1 o _ l s-a i JD • f — i a i •o •r-S IC > • 1— + J o 3 -o o sD -•r— a i E ^r CM a i E L O i - H •r-a i E co > o e m CM > o c co + j j ^ o LD i—1 O i n o LO o i n + J i . (0 m S-J û Ol 4 -• S-JD Ol <»-r - a i c o r -M -M I O O ^ { * ) H H N I O N * I » ) ( M H O r— r~I |— »—I a< o o t o « r-H r*- c o o r o c o en i û Lo < t o i r o i H LO r j - LO CM CM CM CM O Ï CO LT) CO H CM N CM c o •—i r - r— «j- LT> i n LO LO « * LO LO O CO CO CM H CO H <Jl CM CM CM •—! o co r- co co oi co in O 0 1 C M < t > * CM iH r -LO 0 0 CM CO O l H ( O W E l/) •1J IO IO f — a . 4 -<u o S-o . *— •!-> r— Ol Ol 4-> ! Ol • ! - > S. ! ^.^ s-(0 IO •«-> 10 (0 S-E 3 + J <0 T3 •r— "3 <o N E 3 4-> IO -o •r— O O S-* — • m o - o c (0 + J UI 4 -lO ••-> S-a i -o o •r— S_ a i CL .*: a i s_ + J a i + J s. o 2 O o J—t •CM -o o s_ Q . 4 -o 1 — E —* 1 — O . O i—t CM E ^«^ •— a . i n i—i CM E -^. f— O. o CM CM E ^ ,— C L m CM CM E ^ ,— O . O co ,— a i +•> s-o 2 «O . c *^ •CM CM CM CM CM - O E E E E E o ~-- - - . - - - ~-- ^ L- r— r— r— i— i— C L C L Cv a . C L Q . t-o t-o in t-o in t-o r - H H C M C M C O ai •»->

i

• C M CM CM CM CM -O E E E E E O ^ " ^ ^ ~ ~^- ""^ C L Q . C L C L C L Q . o o m o m o i— H H c y CM r o a i • u o 2

(24)

o

>

s-dl

>

tu O l 10

i

CD -a -o ai • o a> • o ai

>

.o c ai c o c D l O o ai o . X I o C L i — i4_ ai o ai _ i + J o co O l f—1 10 co CM +-> o ro CM O ) CM i— 3 E •.- « o s-O CL «3-N B «3-N Lo m oo O O Ol o co ro o 0 i a i r - LO CM co" co co lo co en »—l O O l LO o CM o o o co co CM IO L O L D 4-> S-E i. ai Ol Ol co* oi co IO * <f L O C O O l i—i i— r~-n U I l O 1 0 L O o CM r- O r-H CM O l CM C O ro CM o r~ >* O O I-H r-. T — 1 O i r > «—1 C O « 1 r - « O C M ro r--T — i CM

••

ro CM C M

^—

f—l 0 0 r -i—i .—^ f - H I"-*

*

P O O L 4-> S

-S

ai -o o o i_ ai en ro C M i / i • ! - > 10 I O C L l i -a i o s_ a i a i 4-> 0 1 • p

s-s

s-( 0 <o E 3 - P ( O • o A3 ( 0 N E 3 • P «O T 3 O O S -„—. E O • o er I O +-> l / ) M -l O •<-3 s_ ai T 3 o s-ai C L J * ai s-• p a i • p s-o 3 o o . - H •o o S -a . i t -o CM E r— C L L O .—1 CM E •^ r— C L O CM C M E *--. ,— C L L O C M CM E ! C L O co 1 — ai -p s_ o s <0 . c

•^

• o o L . C L H -o 1 — C M E ~*— • — C L L O r - l C M E *•— i — C L O C M C M E -~.

•—

C L L O CM CM E •^ • — • C L O ro • 0 <o - C a> . o • P IO I O • p •— 3 l / l 0 1 s_ -—' t—1 1 — • 1 — S -o . I O • P L>-r— O l sz a i C M

^^

CM

(25)

§ Ol •o Ol +-> u o> s-d l CL 01 CT> s-o o o + J

_^

3 "O O i. + J O . i— 4 - Ol O Ol VO "O 0 0 s-0 1 «O O 0 0 O l O <C H-L O

>-___i L U _ l u. ce U I 2 ce L U O z t—I ce L U t—i 2 l O 00 O l t - « L O r-~ O l T—t _ J s-0 1 - O •f—

—'

o N O ) S-C L • r— fl| E

**

i—t • i —

ë

t - ~ 4-> J * O **• H + J J ^ O co C M L O 1 — L O r -C\J t—i •»— i — 3 ••-> i. J D CU <4-O l co O l LO O ^ i—I r-t ^H O O l O l O l C\J CSJ l£> o .-H o r-~ CM o r- oi LO O l O l o

y—I i—I i—I CM

O l CO 0 0 CO **• o i o r-~ r - l t—I C M •—i t o 4 J T3 IT! C L 4 -0 1 O s-Q . ^-. +J i — o> oi +J

^*

O l • ! - > S

-1

S -<o I Ö 'r~3 0 0 ( O s-E zs +-> i d " O •r— <o 1 0 N E 3 + J « J " O • r— O O S

-^^

E O • o c <0 •!-> V ) 4 -rtj •*-> S -O ! 3 S

--^

c 0 1 • • - 3 S -O l " O O • f — s-O l o. j * O l i-+J O l +•> s-p 2 O o f—1 • C M C M C M C M C M -O E E E E E o ^ - •>» ""-- ^

~--i. i— i— i— r— •—

O . O . CL O . O . O . 4 -O -O L-O -O L-O -O i - H H I M M " ) O' +->

s-?

o co A c Ol Ol • ! - > S -• C M CM C M CM CM "O E E E E E o ^- -^. ^ -~- ~^ o CL O . O . O . CL O . CM CM CM CM CM E E E E E o. CL CL CL CL o. 4 4 -o O L -o -o L -o -o o O L o o m o i— H H N d l f O i— H H N C g i » ) Ol s-Ol - o o o s-Ol O l o o o o c o CM Ol j Q

(26)

B i j l a g e 3.

Opbrengst per maat in kg l o f per 100 wortelen. proef plaats ras proefjaren trekperiode wortelmaat (cm) 2-3 3-4 4-5 5-6 6-7 >5 >6 % kwaliteit I 2-3 3-4 4-5 5-6 6-7 >5 >6 Wieringerwerf Mideka 1) '73 '74 februari 3,2 (68) 4,7 (100) 7,7 (164) 10,3 (219) 10,0 februari 4,6 (62) 7,4 (100) 10,5 (142) 13,5 (182) 16,7 '85/'85 februari 5,7 (71) 8,0 (100) 10,2 (128) 10,6 (133) 42 69 74 67 Zwaagdijk Liber 10 '86/'87 februari 8,3 (69) 12,0 (100) 15,3 (128) 85 92 95 94 '87/'88 februari 8,2 (68) 12,0 (100) 15,7 (128) 17,0 (142) 17,0 67 81 85 79 proef plaats ras proefjaren trekperiode wortelmaat (cm) 2-3 3-4 4-5 5-6 6-7 >5 >6 % kwaliteit I 2-3 3-4 4-5 5-6 6-7 >5 >6 '83/'84 naart 7,2 (100) 0,2 (142) 10,9 (151) 42 61 58 Wijnandsrade Tardivo '84/'85 februari 8,1 (100) 11,2 (138) 18,6 (239) 43 67 65 '85/'87 februari 8.1 (100) 10,5 (130) 11,1 (137) 69 80 70 '83 augustus 2,7 (43) 6,3 (100) 9,5 (151) 10,1 (160) 7 46 75 67 Lelystad Zoom september 4,1 (55) 7,3 (100) 11,5 (158) 11,7 (160) 37 75 68 59 oktober 4,5 (76) 5,9 (100) 8,5 (144) 12,3 (209) 12,6 (214) 60 73 79 82 60 1) trek in kuil

(27)

-23-Bijlage 4.

Begroting ruimtebehoefte (m? trekoppervlak) op basis wortel sortering.

Wortel sortering gemiddeld over 1985 t/m 1987 in aantal per ha/1000.

plantdichtheid wortel maal 2 - 3 cm 3 - 4 cm 4 - 5 cm >5 era t o t a a l >3 >2 aantal m? 2 - 3 cm 3 - 4 cm 4 - 5 cm >5 cm t o t a a l >3 >2 t cm cm benod cm cm aantal wortels >3 cm >2 cm ligd gemi 150.000 200.000

aantal wortels per 11,6 54,8 71,5 11,6 137,9 149,5 trekoppervlak 15,1 104,0 204,3 53,7 362,0 377,1 ddeld per m? 381 396 33,5 104,2 45,7 3,8 153,7 187,2 43,5 197,7 130,6 17,6 345,9 389,4 444 481 250.000 ha/1000 67,1 127,8 26,8 1,3 155,9 223,0 87,1 242,5 76,6 6,0 325,1 412,2 480 541 aantal wortel s/m? trekoppervlak 1) 770 (100) 527 ( 68) 350 ( 46) 216 ( 28)

1) op basis proefgegevens 1974, 1975 en 1976 te Wieringerwerf

(28)

-24-Tot nu toe verschenen PAGV-uitgaven Verslagen

1. Epipré-achtergrondinformatie; ir. I. van Leeuwen-Pannekoek, ir. K. Reinink en ir. F. H. Rijsdijk (LH), maart 1982

2. Epipré-instructiemap 1982; ir. I. van Leeuwen-Pannekoek en ir. K.

Rei-nink, maart 1982 / 5,-3. Bedrijfseconomische evaluatie over 1975 t/m 1980 van de intensiteit

van het grondgebruik op "De Schreef"; ing. H. Preuter, april 1982 . . . f5,-4. Stikstofhoeveelheden op grasgroenbemesting en de invloed daarvan

op het gewas suikerbieten; C. Mulder, augustus 1982 /10, 5. De invloed van het rooitijdstip op de stikstofbehoefte van drie

suiker-bietenrassen; ing. Th. Huiskamp, september 1982 f10, 6. De betekenis van vrijlevende wortelaaltjes bij maïs; ir. C. A. A. A.

Maen-hout et al, januari 1983 f 10, 7. Epipré-evaluatieverslag 1982; ing. H. Drenth en ir. K. Reinink,

decem-ber 1982 f 10, 8. Onderzoek naar verschillen in opbrengst en kwaliteit van

consumptie-aardappelen in het zuidwesten van Nederland; ir. C. B. Bus, ing. K. W. Bosma (CA-Barendrecht) en ir. D. W. de Hoop (LEI), februari 1983 . f 10,-9. Acht jaar grondbewerkingssystemenonderzoek te Westmaas; ing. L.

M. Lumkes, ing. I. Ovaa (Stiboka) en ing. H. Preuter, april 1983 10. Epipré-instructieboekje 1983; ir. K. Reinink en ing. H. Drenth, april

1983 MO, 11. Stomen van sorteergrond van aardappelen. Verslag van een

praktijk-proef; ir. C. D. van Loon en W. Th. Runia (Proefstation voor Tuinbouw onder Glas), augustus 1983

12. Een geautomatiseerd begeleidingssysteem voor de onkruidbestrijding in wintertarwe; achtergrondenen instructie. Ir. H. F. M. Aarts en ing. H. Drenth, augustus 1983

13. Het effect van de intensiteit van de zaaibedbereiding op het kiembed en de opkomst, opbrengst en kwaliteit van suikerbieten; ing. Th.

Huis-kamp, september 1983 f 10, 14. Verslag van een driejarig onderzoek naar de optimale stikstofgift voor

bruine bonen; G. J. Bom, september 1983 f 10,-15. Epipré-evaluatieverslag 1983; ing. H. Drenth en ir. K. Reinink, januari

1984 f 10,-16. Factoranalyse-onderzoek in snijmaïs in Oost-Overijssel in 1981 en

1982. Ing. J. Boer, januari 1984 /10, 17. Contactdag conservenpeulvruchten 1984. Ir. P. H. M. Dekker, januari

1984

18. Rendabiliteit van continuteelt en nauwe rotaties van aardappelen en suikerbieten op het proefveld PAGV1 (1978 t/m 1982) Ing. H. Preuter,

maart 1984 f 10,-19. Biologie en ecologie van kleefkruid (Galium aparine). Ir. W. G. M. van

den Brand, april 1984 MO,-20. Pootafstanden en gebruik van Alar en Rovral bij de teelt van

Alpha-pootgoed. Ing. J. Alblas en B. v.d. Spek, januari 1984 MO,-21. Epipré 1984 - instructieboekje. Ir. K. Reinink en ing. H. Drenth, maart

1984 MO,-22. Resultaten van diep losmaken van zavelgronden in

zuidwest-Neder-land; 1978-1982. Ing. J Alblas, april 1984 MO,-23. Resultaten kalibouwplanproeven op zeeklei. Ir. J. Prummel (IB) en dr.

ir. J. Temme (Nederlands Kali Instituut), mei 1984 M0,-24. Oogstplanning van bloemkool in "de Streek". Ir. R. Booij, oktober 1984 f 10,-25. Beregeningsonderzoek bij asperges op de proeftuin

"Noord-Lim-burg". Ing. D. van der Schans en ir. A. J. Hellings, oktober 1984 . . . . MO, 26. Kalibemesting voor aardappelen in de Brabantse Biesbosch en het

Land van Altena. Ing. J. Alblas, november 1984 M0,-27. Spruitkool bewaren aan de stam. Ing. J.A.Schoneveld, november 1984 f

(29)

10,-28. Verslag Inventarisatie Graanziekten 1984. Ing. W. Stol, januari 1985 . f 10, 29. Epipré-evaluatieverslag 1984. Ir. K. Reinink, februari 1985

30. De invloed van grote giften runderdrijfmest op de groei, opbrengst en kwaliteit van snijmaïs en op de bodemvruchtbaarheid; Heino (zand-grond) 1972 - 1982. Ir. J. J. Schröder, maart 1985 MO,-31. De invloed van grote giften runderdrijfmest op de groei, opbrengst en

kwaliteit van snijmaïs en op de bodemvruchtbaarheid en

waterveront-reiniging; Maarheeze 1974 -1984. Ir. J. J. Schröder, maart 1985 /10, 32. De invloed van grote giften runderdrijfmest op de opbrengst en

kwali-teit van snijmaïs en op de bodemvruchtbaarheid; Lelystad 1976-1980.

Ir. J. J. Schröder, maart 1985 f 10,-33. Intensieve teeltsystemen bij wintertarwe. Dr. ir. A. Darwinkel, maart

1985 f 10,-34. Bedrijfseconomische gevolgen van beperking van de

stikstof-bemes-ting op het akkerbouwbedrijf. Ir. B. A. ten Hag, ing. S. R. M. Janssens,

ir. H. H. H. Titulaer, april 1985 r" 10,-35. Biologie en ecologie van zwarte nachtschade (Solanum nigrum). Ir. W.

G. M. van den Brand, maart 1985 f 36. Epipré 1985 instructieboekje. Ir. K. Reinink, april 1985 f 10,-37. Chemische onkruidbestrijding in de teelt van snijmaïs. Ir. C. L. M. de

Visser, ir. H. F. M. Aarts, april 1985 f 10,-38. Zuiveringsslib in de akkerbouw; Ir. S. de Haan en ing. J. Lubbers (IB),

Ing. A. de Jong (PAGV), maart 1985 M0,-39. Chemische onkruidbestrijding in de teelt van Engels en Italiaans

raai-gras, veldbeemdgrasenroodzwenkgras. Ir. C. L.M. de Visser, juni 1985 f20,-40. Chemische onkruidbestrijding in de teelt van uien en sjalotten. Ir. C. L.

M. de Visser, juni 1985 f 10,-41. Chemische onkruidbestrijding in de teelt van spruitkool, sluitkool,

bloemkool, boerenkool, Chinese kool, koolraap, koolrabi en broccoli. Ir. C. L. M. de Visser en J. Jonkers, juli 1985

42. Themadag effecten van diepe grondbewerking in de akkerbouw en de

vollegrondsgroenteteelt, juli 1985 f 10,-43. Chemische onkruidbestrijding in de teelt van aardappelen, Ir. C. L. M.

de Visser, augustus 1985 M 0,-44. Chemische onkruidbestrijding in de teelt van erwten, stambonen en

veldbonen. Ir. C. L. M. de Visser, augustus 1985 f 20,-45. Chemische onkruidbestrijding in de teelt van wortelen. Ir. C. L. M. de

Visser, september 1985 M 0,-46. Chemische onkruidbestrijding in de teelt van winterkoolzaad. Ir. C. L.

M. de Visser, september 1985 f 10,-47. Biologie en ecologie van melganzevoet (Chenopodium album). Ir. W.

G. M. van den Brand, december 1985 .. / f 10,-48. Verslag inventarisatie graanziekten 1985. Ing. H. P. Versluis, december

1985 f 10,-49. Natriumbemesting en natriumbehoefte van suikerbieten. Dr. ir. J.

Tem-me en dr. J. G. H. Stassen, december 1985 f 10,-50. Epipré instructieboekje 1986. Ing. W. Stol, april 1986 M0,-51. Studiedag kluitplanten. Ir. R. Booij en N. J. Snoek, juli 1986 1 -\0,-52. Biologie en ecologie van hanepoot (Echinochloa crus-galli). Ir. W. G.

M. van den Brand, juli 1986 f 10,-53. Opkomstperiodiciteit bij 40 eenjarige akkeronkruidsoorten en enkele

hiermee samenhangende onkruidbestrijdingsmaatregelen. Ir. W. G. M.

van den Brand, oktober 1986 f 10,-54. De teelt van wintertarwe als dekvrucht voor veldbeemd- en

roodzwenk-zaadgewassen. Ir. W. J. M. Meijer, oktober 1986 f 10,-55. De stikstofbemesting van zaadteeltgewassen Engels raai, veldbeemd

en roodzwenk. Ir. W. J. M. Meijer, oktober 1986 f 10,-56. De invloed van het maaien van de tarwestoppel op ondergezaaide

(30)

10,-57. Benutting afvalwarmte bij vollegrondsteelten. Ing. J. A. Schoneveld,

november 1986 MO, 58. Verslag inventarisatie graanziekten. Ing. J. M. van den Hoek, november

1986 MO, 59. Het bestrijden van verstuiven op landbouwgronden. Dr. ir. A.

Darwin-kel, november 1986 f 10, 60. Stikstofbemesting van wintertarwe. Ir. K. Reinink, december 1986 . . . MO, 61. Toedienen van drijfmest in maïs. Ir. J. Schröder, februari 1987

62. Bedrijfseconomische evaluatie van fabrieksaardappelen in continu-teelt en in rotaties met suikerbieten en granen op het vruchtwisselings-proefveld AGM 600 (1982 t/m 1985). Ing. H. Preuter, februari 1987 .. f 10, 63. De invloed van teeltmaatregelen bij winterkoolzaad op

dezaadproduk-tie in Noord-Nederland. S. Vreeke, maart 1987 f 10, 64. Themadag "Werkbaarheid en tijdigheid", 13 mei 1987 f 10, 65. Invloed van plantaantal en potermaat op de opbrengst en de sortering

van pootaardappelen. Ing. J. K. Ridder, mei 1987 MO, 66. Bewaren en voorkiemen bij pootaardappelen. Ing. J. K. Ridder, mei

1987 MO, 67. Het globale informatiemodel Open Teelten, juni 1987 MO,

68. Vervroeging van vollegrondsgroenten met afdekmaterialen. Ir. C. F. G.

Kramer en J. T. K. Poll, september 1987 MO,-69. Biologie en ecologie van vogelmuur (Stellaria media). Ir. W. G. M. van

den Brand, september 1987 f 10, 70. Ontwikkeling van een biotoets voor het Noordelijk wortelknobbelaaltje

(Meloidogyne hapla). Ing. A. A. W. Zondervan, november 1987 f 10,-71. Het EPIPRE-adviesmodel, een kritische analyse. Werkgroep EPIPRE,

december 1987 f 10,-72. Teelttechnische en economische aspecten bij de teelt van kleine witte

kool. Ing. C. van Wijk, ir. C. Kramer, ing. G. Schroën en ir. R. Booij,

ja-nuari 1988 f 10,-73. Het optimale oogsttijdstip van snijmaïs. Ing. H. M. G. van der Werf, april

1988 M0,-74. Ontwikkeling van teeltbegeleidingssystemen voor aardappelen en

sui-kerbieten. Ir. C. L. M. de Visser, ir. H. F. M. Aarts en ing. K. Hindriks, mei

1988 M0,-75. Bedrijfseconomische aspecten van de grondontsmetting in rotaties

met consumptieaardappelen, suikerbieten en wintertarwe op het proefveld te Westmaas (1981 t/m 1986). Ing. H. Preuter, mei 1988 . . . f 10,-76. Invloed van de verkruimeling van de grond op verslemping en

zuurstof-gehalte in relatie tot de groei van aardappelen. Ing. J. K. Ridder, ir. C.

B. Bus en J. F. Houwing, november 1988 f 10,-77. Jaarverslag 1986 proefproject Borgerswold. Ing. J. Boerma, december

1988 M0,-78. Bijzaaien en overzaaien van snijmaïs. H. M. G. van derWerf en H. Hoek,

december 1988 f 10,-79. Teeltvervroeging bij snijmaïs. H. M. G. van der Werf, februari 1989 .. /10,-80. Economische aspecten van de plantdichtheid bij witlof. Ir. C. F. G.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Aflezen uit de figuur dat het percentage ernstig bedreigde, bedreigde en kwetsbare soorten samen voor de dagvlinders (ongeveer) 37 bedraagt. en voor de nachtvlinders (ongeveer) 40

For such a dilemma, the Dutch Code of Criminal Procedure provides the Department of Public Prosecution with a solution in the form of the conditional dropping of charges, the

[r]

[r]

Die missie van ‘n komitee oor openbare rekeninge kan soos volg omskryf word: Komitees oor openbare rekeninge moet op ‘n onpartydige en apolitiese wyse indringende ondersoeke

It was not the theorising abroad and in South Africa about the relation- ship between education and socio-economic development but the develop- ing surpluses of

 1125 varkens gevoerd kunnen worden met afgekeurde tomaten en paprika’s als brijvoer  280 melkkoeien gevoerd kunnen worden met afgekeurde tomaten en paprika’s als krachtvoer

T n the aim to provide energy efficient model and power consumption mode l of the cloud environment will be deve l oped and the cost of da t a transfer depending