• No results found

Habitatbeleid, ontwikkelingssamenwerking en vrouwen; een huishoudkundige benadering.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Habitatbeleid, ontwikkelingssamenwerking en vrouwen; een huishoudkundige benadering."

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

-

regio,

-

2020

-

57.4 77.2 76.7 ,p die tot $42 plan- ;h b- nsen. 3 t k- eid i n lands n een re de- e g y . ientn- ~teerd en de bfini- !very- n van I inde 3r ge- I sett- huis- 'r het finitie name ten is i t het !chter rbon-

m

d@

edletrst@ mi~nkmr van Sri

,

dk

ra

zi& a i q m land w i n i g politlieke CRgwat de hwisvestingsproblema- e erme taevolking kon opwekken. de Verenigde Naties 1987 tot 'In- I Year of Shelter for the Homeless Nederland werd al i n 1984, op een ionale bijeenkomst van een groot aantal insteliingen, W.O. uniwrsiteiten, verte-

m

van het bedrijfsleven, wo- iee. offkiele overheidsvertegen- wowdi@em van het rninisterie van VROM en Qntvuikkelinq~amenwerking. $en Nationale Habitat Commissie (NHC) ingesteid. Deze ~ommissie was verantwoordelijk voor het voorbereiden van de activiteiten i n het kader van het, i n een +vat o n ~ e l u k k ~ g e vertaling ge- noemde, 'Internationale jaarvoor de daklozen 1987'. Voor dat jaar werden een viertal doel- stellingen geformuleerd en de activiteiten C zouden moeten uitlopen tot het jaar 2000:

1. stimulerenvan de belangstellingvoorde in internationaal overleg aan de orde zijnde wnproblemen;

2. beschikbaar stellen van kennis, ervaring en deskundigheid a m mensen in ontwikke- lingslanden;

3, ontwikkelen van nieuwe technieken en

technologiein;

4. financiele en technische hulp.

Ondanks de toegenomen belangstelling voor habitat na de habitatconferentie in 1976, is er nog weinig veranderd. De situatie is nog bij- zonder ernstig en de vooruitzichten zijn voor- alsnog weinig rooskleurig. Dit kan, zoalsvaak gebeurt, primair gezien worden als een soci-J aal probleem,. maar ook als een belemmW rende factor vooreeri~conomische onftwikr& lina die de armen tenraoede kumf

(NEl:'2%S)b

MSR 56.9 67.7 73.4 76.7 ~th 66.3 71.5 71.4 75.1 f&meIkq~~% roepm 22.2 29.2 39.3 53.1 N d r r 18.8 27.0 39.0 52.2 W a 21.5 26.6 35.0 49.3 Latin America 49.3 65.4 76.8 83.0 Swee: U d e d Nations, Urban and Rural Popula- tsiKI P~&?c?ians 7950-2025: The 7985Assessment (Mew Ywk, 7986).

lozen staan enkele cijfers die de omvang en ernst van het probleem aangeven:

van de totale wereldbevolkmg leeft 25% zonder redelijke behu~zing en i n ongezonde omstandigheden;

100 miljoen mensen hebben in het geheel' geen onderdak en slapen op de straat;

per uur sterven meer dan 50.000 mensen, meest kinderen, als gevolg van ziekte en on- dervoeding, waarvoor slechte woonomstan- digheden en gebrek aan schoon water ensa- nitairevoorzieningen voor een belangrijk deell verantwoordelijk zijn;

.

** - 4

in ontwikkelingslanden zal het aantal menel sen, dat in steden woont waar de habitatpw. blematiek het nijpendst is, toenemdn

v$&&

huidige 830 naar 2150 mlljoen i n he! j@W

2000; +.%?iiQIP

het deel van de stedelijketb"e6lkirig iriidh&

'

wikkelingslanden dat in krol(slkijl@M&@

!$

groeit momenteel twee keer zo sW&l%k$f&W totale stedelijke bevolking.

~ff%W@t

L?

Volaens het recent verschenen U N @ ~ & ~

"$2

pori 'global report on human s H t l ~ $ e d ~ & (UNCHS, 1986) zal In het jaar 2000W&m*6aB\ van de wereldbevolking in steden&n'&

groel van deze stedelrjke 'beVolk~riyj

ti&

w vooral In ontw~kkelingslanden p l a a l s z o a l s d , be1 1 aangeeft.

(3)

volgens opgave van de Wereldbank. In deze huizen wonen veelal overheidsambtenaren en legerfunctionarissen. In Azie kan de parti- culiere bouwvolgens de overheidsvoorschrif- ten zelfs alleen maar betaald worden door de bovenste 10% van de inkomens (NEI, 1985). Dearmen zoeken noodgedwongen hun heil in de krottenwijken, in het algemeen gebeurt dit illegaal en tegen de zin van de autoriteiten in. De leefomstandigheden in deze wijken zijn vaak uitermate slecht. Zij hebben gebrekkige voorzieningen en de woondichtheden zijn hoog (enkele honderden tot tweeduizend per- sonen per hectare, UNCHS, 1982). De We- reldbank wijst erop dat huisaansluiting op de waterleiding ontbreekt in 80-85%van de krot- tenwijken (1 980). In veel krottenwijken is er BBn waterkraan op 1000 inwoners. Aanslui- ting op het elektriciteitsnet ontbreekt in 15% van deze nederzettingen en de sanitaire voor- zieningen en de vuilafvoercapaciteit zijn in het algemeen slecht (NEI, 1985).

In de jaren vijftig en zestig werden de krotten- wijken door de regeringen beschouwd als een tijdelijk verschijnsel, het gevolg van een te snelle urbanisatie. De bewonersvan deze wij- ken werden als sociaal zwakkeren gestigma- tiseerd en hun huizen voldeden niet aan de voorschriften. Het overheidsingrijpen dat ge- baseerd was op deze filosofie, hield afbraak van hele nederzettingen in met behulp van de bulldozer. Naarmate de spontane nederzet- tingen groter werden, nam ook de politieke druk toe en voor de regeringen werd het steeds moeilijker om de bulldozer te hante- ren. Deze strategie bleek geen oplossing te zijn; de nederzettingen verrezen weer op an- dere plaatsen. De hoogbouw die vervolgens veelal door de overheid werd neergezet, was te duur voor de mensen voor wie ze bedoeld was, met uitzondering van Singapore en Hong Kong.

In de jaren zeventig, mede gestimuleerd door de Wereldbank en bilaterale donoren, veran- derden de opvattingen. In 1974 wordt 'self help' ('zelf- hulp' of zelfwerkzaamheid van bewoners) officieel door de Wereldbank er- kend, waardoor de financiering voor derge- lijke projecten aanzienlijk toenam en meer projecten gerealiseerd konden worden. De overheid accepteert in deze nieuwe bena- dering de krottenwijken en start met krotten- wijkverbetering. In deze projecten participe- ren zowel de overheid als de bewoners in een huisvestingsprogramma. Er zijn twee hoofd- wormen: 'site-and-services' en 'upgrading'.

In ;det:eerste variant stelt de overheid onge- br-uikte grond ter beschikking en zorgt voor de aq~leg-:van infrastructurele voorzieningen. :@@~Toekomstige bewoners dienen de materi-

zien in huisvesting is alleen dan zinvol wan- neer het proces is afgestemd op de hulpbon- nen, behoeften en capaciteiten van mensen zelf. Om te toetsen in hoeverre het proces 'aangepast" is aan de behoeften en hulpbron- nen van bewoners benoemt Turner een aan- tal criteria als kosten, toegang tot werkgele- genheid, sociale toegang, woonzekerheid en fysieke standaard. De fysieke standaard, zo belangrijk in de visie van de overheden in de voorgaande decennia, wordt nu Ben van de criteria. 'Hoe groter en centraler het 'Housing Management' bij de opzet van ontwikkelings- projecen, hoe minder is het afgestemd op deze prioriteiten van bewoners zelf', aldus Turner (1 976, figuur 1 ).

Bij 'upgrading' gaat het om renovatie van be- staande buurten en wijken. De overheid ver- betert de infrastructuor, waarna de verbete- ring van de huizen zelf aan de bewoners wordt overgelaten, die, wanneer zij meer woonzekerheid hebben ook bereid zijn te in- vesteren (Zwart et a/. 1984).

Zelf-hulphuisvesting verkeert nog in een ex- perimenteel stadium. De Wereldbank is een van de aanhangers van deze strategie en steunt experimenten in veel landen, maar het bereik is nog zeer bescheiden. In de periode 1974-1 979 bleken jaarlijks 2 miljoen mensen te profiteren van de wereldbankprojecten; al- leen al de jaarlijkse toename van de vraag naar huisvesqing betreft 4 0 tot 50 miljoen mensen (NEI, 1985).

Terwijl regeringen enthousiast zelf-hulphuis- vesting hebben geaccepteerd, is er een ide- ologische kritiek ontstaan bij critici als Burgess (Moser en Peake, 1987), die stellen dat de erkenning van deze strategie van de regering haar ontslaat van de verantwoorde- lijkheid om huisvesting te garanderen voor de arme bevolking als een 'basic-need', een ba- sis-behoefte.

De rurale habitatsituatie verschilt op een aan- tal punten van die in de steden. De behoefte aan (verbeterde) habitat is op het platteland vaak groter dan in de steden, omdat veel ont- wikkelingslanden nog overwegend ruraal zijn. In Afrika en Azie leeft 50-80% van

C

LC a I Fi! - dc d i is VE St d: N 0 - cc n i tit SI in h l 81 IY la u i dl dr di m h, zi V( hl PC Vt D IT ai 01 h dl V i vt h - Ti I

(4)

Users

or Popular

Centrally administered or heteronomous housing systems

Ne&rlands habitatbelrid Plattelandsontwikkelina van 1986 richt zich Op da eerste Nederlandse Hab~tatconferentie hiertoe vooral op v o o r i e n ~ n ~ e n in de aller- - e n in de jaren daarna

-

1s herhaaldehlk ge- noodzakehjkste levensbehoeften van de constateerd dat het Nederlandse bele~d wel- kleme boeren, kleine pachters en werklozen nig aandacht heeft voor de habitatproblema- op het platteland, d ~ e het overgrote deel van meer

?$e

trek In ontw~kkelingslanden (VROM, 1984) de bevolking in de ontwikkelingslanden uit- te ~ n - *. Smds 1977, volgend op de hab~tatconferentie maken. Grote aandacht krijgen projectv die In Vancouver, 1s het aandeel van de habitat- met de woon- en leefsituatie t e maken heb-

m ex- hulp gedaald. ben. Voorrang wordt gegeven aan projecten

s een Buwalda (1 987), die een kwant~tatieve ana- gericht op watervoorz~ening, verbetering van,

'

ie en lyse van de habitatactwterten in de Neder- desanitalrevoorzieningen, gezondheidsvoorl ar het landse hulpverlenrng van 1977-1 985 heeft lichting, gezinsplanning en voedselproduktie. xiode I I uitgevoerd, komt tot een dalmg van de bij- Een aparte paragraaf 1s gewijd aan 'vrouwen

drage aan hab~tat i n de Nederlandse hulp in en voedselprodukt~e'. msen

?n; al- deze periode van 19 naar 13%. HIJ berekende De aandacht voor het voorzleningenniveau op dat in de perlode 1977-1 985 gemiddeld 400 het platteland lijkt zeerterecht. De'Goedezegt vraag

iljoen m~ljoen gulden per jaar is uitgegeven voor hierover (1988): 'Het overgrote deel vandez habitat In rulmezin (w.0 ~nfrastructuur, voor- bevolkmg In de derde wereld woont in rurale~ )huls- zieningen als drmkwater, r~oler~ng, vuilaf- nederzettingen. Ook bij de verwachte sterkei n ~ d e - voer, energie, onderwijs, gezondhe~d, veihg- groer van de steden zal de rurale habitatpro-; :I als heid, recreatle en cultuur etc.), 7 3 miljoen blematiek omvangrijk blijven: Dagnaast8ver;f tellen per jaar gemiddeld was de bijdrage voor huis- tonen vele stedelijke krottenziiiijken r u i a l e l k L an de ~orde- >or de ?n ba- I aan- loefte eland !I ont-

(5)

van de Nederlandse Habrtat Comm~ss~e, d ~ e stelde dat plattelandsontw~kkel~ng alleen on- voldoende is om de verkrott~ng van de steden tegen te gaan, en dat voor de hab~tatproble- matiek i n de steden een apart bele~dspro- gramma ontw~kkeld moet worden Tenslotte heeft mrnlster Bukman e ~ n d 1987. mede op adv~es van de Nat~onale Raad voor Ontw~kke- Irngssamenwerkrng, de NAR (1 987) en geba- seerd op de eerder gec~teerde bele~dsger~chte stud~esvan het NEI (1 985), In de M e m o r ~ e v a n Toel~chtmg (MvT) op de Begrot~ng van 1988 een plaats voor hab~tat rngeru~md, een over- wlnnlng voor de onder ausplclen van de NHC ontw~kkelde hab~tatactlvlte~ten I n het kader van het VN-jaar Een select~e u ~ t deze para- graaf over toenemende verstedel~jk~ng (MvT, 1988)

'Deze verstedel~jk~ng wordt enerzljds veroor- zaakt door de natuurlljke groel van de stads- bevolk~ng en anderz~jds door de mlgratle van het platteland naar de stad. Motleven voor de migratiestroom kunnen zljn gelegen I n de slechte levensomstand~gheden op het platte- land (afstotmg), of de verwacht~ng dat men het In de stad beter zal hebben (aantrekkmg) '

en:

'Het geheel heeft tot gevolg dat er een ge- ograf~scheverschu~v~ng van de armoede I n de wereld aan het optreden IS, i n d ~ e zln dat steeds meer armen te vinden zullen zrjn ~n de stedel~jke agglomeraties'.

Een v~ertal punten van b e l e ~ d worden ge- noemd en u~tgewerkt, samenvattend: I

1. afiyakking van de snelle bevolkmgsgroei (bevolkingsplanning);

2. besteding van fondsen van het ~ndustrle- programma vooral I n urbane gebieden; 3. ontwikkelmg van actlvltelten op het geb~ed van plattelandsontw~kkel~ng zullen ertoe kun- nen bijdragen dat minder mensen beslu~ten naar de stad te mlgreren;

4. verbeteringvan de levensomstandigheden i n de provinciale hoofdsteden en andere regl- onale centra.

I n de afgelopen perlode werden door Neder- land al projecten gefmancrerd d ~ e er op waren gericht het leefklimaat en de werkgelegen- heid I n de z.g. intermediaire steden te verbe- teren (MvT, 1988). Ook I n het Sectorpro- gramma Plattelandsontw~kkeling worden middelgrote en kleine steden explic~et als mo- gelijke hulpbestemmmg aangemerkt. Een aantal auteurs, waaronder de leden van de I NHC LNEI: 1985) oleiten voor een aoart sector-

s

programRa;ger&ht op habitat. ~ e i habitatbe-

voorzitter van het dagelijks 6estuur*vin de NHC, heeft de Wereldbank dit we1 gedaan. Deze instelling gaf in 1983 zeven procent va he? budget uit aan stedelijke projecten e heeft dit bedrag inmiddels verviervoudigd. In een interview i n het blad Derde Werel (Waagmeester, 1988) reageert minister Bukman OD deze kritiek. Hii aeeft toe dat er OD

het ministerie veel discus& aan het ondei- werp zijn gewijd en dat het we1 degelijk een relevant onderwerp is, maar hij is bang voor een te grillig ontwikkelingsbeleid als hij het accent zou verschuiven naar de grote steden. De minister gaat ervan uit dat plattelandsont- wikkeling essentieel is en als doelstelling heeft mensen op het platteland te houden. Intermediaire steden ontwikkelen heeft in dit verband zin als eerste opvang voor werkgele- genheid.

II

Vrouwen en Habitat

Het belerd ten aanzlen van vrouwen en habl- tat heeft mternat~onaal bez~en, een eerste Im- puls gekregen door de lnternat~onale Vrou- wenconferent~e In M e x ~ c o rn 1975 I n het decenn~um voor de vrouw 1975-1985 ver- schenen vele vooral beschr~jvende stud~es op het geb~ed van Vrouwen en Ontw~kkelrng Meer theoret~sch of verklarende stud~es ko- men w e In de l~teratuur welnlg tegen De spe- c ~ f ~ e k e stud~es op het terreln van vrouwen, hab~tat en ontw~kkehng zljn van recente da- t u m en ook de gevoehghe~d van bele~dsma- kers voor de spec~f~eke behoeften van arme vrouwen op het gebled van hu~svestlng IS re- cent De UNCHS bracht I n 1985 een over- zlchtstudle ult, get~teld 'Women and Human Settlements' Het doel van d ~ t rapport IS een

overz~cht te geven van de empmsche gege- v e n s d ~ e besch~kbaar zljn, die het noodzakelljk maken hulsvest~ng van vrouwen als een dul- delljk appart beleldsterrem te formuleren Ook de opstellers van dlt rapport, evenals en- kele auteurs op het terreln van vrouwen en aangepaste technologie (Date-Bah, 1985 en Whitehead, 1985), stellen vast dat een for- meel theoret~sch kader voor het onderwerp ontbreekt.

I n de inleiding van het rapport wordt gesteld dat de doelstelhngen verwoord In het 'WorJd Plan of Action' van de vrouwenconferentle I n

Wf se vrl pli ' 0 da ku Wl G t St1 ge ve be ar lei (U Hf SC va d i zij W h l v a: 'd .v d€ GI ze st Pt I d DI tic at tit ht 1 ! m W vc le I 1 ec

(6)

ttrek- w a f , In de En dit habl- :e im-

mxl

-

4 h#z I ver-

'?-

elm@. IS ko- t spe- wen, e da- Isma- arms is re- over- Jman s een aege- kelijk 1 dul-- eren. Isen- 1 I n en 35 en I for- 'werp steld

"

in h e tpdl

is

van weatwse

lddbnkkau~e

anno 1976!.

ere all consistent wvth goels for human sett- lements prescribed by tlhe Habitat conference (UNCHS, 1985)'.

Het rapport geeft veMolgens wbl een realisti- sche analyse van de huisvestingsprobleman van arme v r o u w n . Een van

de

conclusies is

dat arme vrouwen i n steden achtergesteld r i j n blj mannen I n dezelfde omstandigheden watbetrefttoegang tot vwrzieningen, die met huisvestin~) te maken hebben. Vooral wordt aandacht gevraagdvoor de groep vrouwen die "de facto* M dvan een hwishouden zijn, de 'women headed households'. Deomvang van deze groep wordt globaal geschat op

30%.

Gegevens o w steden in Zuid-Amerika wij- Zen op percentages van 50 en meer. Exacte statistische gegewns ontbreken (Moser and

Beake,

19871

Idewtming

De MGO-schaduwconferentie van de Interna- tionale vrouwenconferentie in Nairobi heeft aandacht besteed aan de habitatproblema- tiek. De Nederlandse Vrouwen Raad (NVR) heeft een workshop georganiseerd waaraan 150 vrouwen uit 28 landen hebben deelgenos~ ' men. .~en~;belanariikei,conclusie van -deze*

Cs

a f ~ e s e r n d op de formele iterier vaor toegang tot huis- gelbseerd op het hebben aYd we& of het bezit van Idt vaar de toegang tot cre-

lR&e intervent~e nodig is om vrou-

tepartlciperen In planning en uitvoe- mn project. (Haar onderdak is im- mdrs haar w~rkplaats en heeft veelal een in- komenswrwervende funct~e; opmerking AJH) Tevens werd geconstateerd dat het van belengl is hlerbij vooralsnog vrouwelijke des- kundigen In te schakelen.

I n 1986 nam de algemene vergadering van de VN een resolutie aan over de participatiewari lrrouwen in nederrettingen. Vrij vertaald riepl

de resolutie op tot het verzamslen van statl?

2'4

stische gegevens over de rol van vrouwen bij

de planning, opbouw en instandhoudimg van nederzettingen; het nemen van maatredelelen' die de marginalisatie van vrouwen in prudOks; tie- en besluitvormingsprocessenrin de stede-s

4

lijke samenleving verhlnderen; en hetstimo-p leren van een vorm van stads- en wiikontvirikz' kelingen die vrouwen in staat'-~$~elt+>h,w , produktieve en reproduktieve taken'rm;e;e~~& ces te combineren. Tevens roeptd8.reS66P

-

:

op tot hat verzamelen vad se&s~eoitieb@~~$"~ tistische gegevens (Mu//er,@l.liWT).~tfiW;X$1

.

I 1 ' 9 :

*?

Praktijk

.,

'L-;.-.,:ses4. ,;

~oorbeeldkn van een dergelijke<aahp2@&

e:

"

vinden in verslagen van eenlaantal.&&p&i

.

dies over planning en uitvoering

,yap

ten waarbij rekening is gehoudep-~et cifieke 'aender' behoeften ('DEWGSn

Lanka. ~ e t ~ b e t r e f t een p,rt@i@&~@

'Save the43hildnen'.

verbetering ,va n .cle~~&&dst de kindel;en!enihum:&ri6rr~~

(7)

--

rijke beperkingen voor hen waren het gebrek aan training en mobiliteit door de zorg voor hun kinderen. Ook was tijd een belangrijke beperkende factor, daar hun huishoudelijke activiteiten en de inadequate watervoorzie- ning en sanitatie veel tijd kosten. 60% van de vrouwen zeiden dat ze de voorkeur gaven aan werk binnenshuis. Het project kreeg als stra- tegie: gelegenheid creeren voorvrouwen voor training, crediet, inkomensverwerving en participatie in de besluitvorming, waarbij re- kening wordt gehouden met hun gebrek aan mobiliteit en tijd. 'Save' erkende de noodzaak van dit type activiteiten naast de gebruikelijke voedings- en gezondheidsvoorlichting en educatie die de vrouwen identificeerden als moeder en verzorgster. De gezondheidsvoor- lichting was echter we1 de ingang om vrou- wen in het project te bereiken.

Uit onderzoek in de wijk was tevens gebleken dat het inkomen van vrouwen vooral wordt uitgegeven aan de behoeften van het gezin en dat van het inkomen van de mannen een be- langrijk deel ging naar individuele behoeften als drank, gokken, sigaretten en de bioscoop! In het project werden de vrouwen evenals de mannen getraind in constructievaardigheden en zij werden betaald voor hun werk. Mede door deze financiele onafhankelijkheid kon- den de vrouwen beter voor hun kinderen zor- gen en werden zij zelfbewuster. De vcedings- toestand van de kinderen verbeterde, de kinderen werden minder vaak ziek en het schoolbezoek nam toe. Het huisvestingspro- ject was een belangrijk vaartuig voor de ver- betering van de leefomstandigheden van de kinderen. Fernando concludeert: 'Totdat ge- lijkheid ('equity') bereikt is tussen mannen en vrouwen in economische zin, zal sexe-speci- fieke interventie en ondersteuning in projec- ten een conditio sine qua non voor ontwikke- ling blijven' en: 'Housing is a vital link in that chain of interventions'!

Theorie

De DPU 'Gender and Planning' publikaties zijn niet alleen beschrijvend van aard, zoals zoveel literatuur op het terrein van vrouwen en ontwikkeling, zij dragen ook bij in het zoe- ken naar oplossingen voor de habitatproble- men van vrouwen. Een aantal is meertheore- tisch, met name de bijdragen van Caroline Moser. Onder haar redactie is tevens een boek gepubliceerd getiteld 'Women, Settle- ments and Housing' (Moser and Peake, 3987). Haar concepten en theoretische bena- deringen. geven goede aanknopingspunten o,? tot incorporatie van 'gender issues' in de hu.i,shoudkundige/woonecologische' bena- deririn.van~woonoroblemen van huishoudens

Moser constateert dat op habitatplannings- en beleidsniveau de neiging bestaat om uit te gaan van het kerngezin als eenheid van ana- lyse. Bovendien wordt verondersteld dat bin- nen het gezin een duidelijke arbeidsverdeling bestaat, waarbij de man de kostwinner is en de vrouw als huisvrouw de verantwoordelijk- heid heeft voor het reproduktieve- het huis- houdelijk werk en het management thuis. Deze benadering wordt we1 de gezinsideolo- gie genoemd. Gezinnen zouden homogen eenheden zijn waarvan de leden dezelfde b langen en toegang en zeggenschap over hu bronnen hebben. Wanneer de economisc omstandigheden van man

zouden vrouwen en kinderen het 'trickle across effect' va Niet alleen mannelijke pla deze fout, ook de westerse kaanse 'Home-Economics'- dit door de meer feministis development'-deskundigen

(Hardon-Baars, 1987). Zij hadden er te weinig oog voor dat in de meeste Derde Wereld lan- den overlevingsstrategieen van arme man- nen en vrouwen veelal gescheiden activitei- ten zijn.

Moser noemt in dit verband drie rollen die armevrouwen zowel in steden als op het plat- teland in ontwikkelingslanden toebedeeld krijgen: een produktieve-, een reproduktieve- en een managersrol. Vrouwenwerk is niet al- leen reproduktief werk, dat door Moser wordt omschreven als werk dat nodig is voor in- standhouding en reproduktie van de arbeid, zoals kinderen krijgen en grootbrengen, en huishoudelijk werk: werkdat gebruikswaarde levert en onbetaald is. (Moser rekent de huis- houdelijke arbeid dus tot de categorie repro- duktieve arbeid. In de huishoudkunde wordt

de huishoudelijke arbeid gerekend tot de (in- 9 direct)produktieve arbeid).

Ook produktief werk in de formele of in de informele sector, werk dat een ruilwaarde heeft en betaald wordt, behoort tot de taken van armevrou'wen in ontwikkelingslanden. In ruralegebieden hebben vrouwen veelal taken in de landbouw, in de steden in de informele sector in huis of in de buurt. Voor de planners is veelal alleen het werk dat een inkomen oplevert in de formele sector zichtbaar. Daar- naast hebben vrouwen een managing taak, niet alleen in de huishoudelijke sector. Moser wijst vooral op haar rol als manager in de gemeenschap. In steden zijn het vaakdevrou- wen die lokale pressiegroepen organiseren, in rurale gebieden zijn vrouwen vaak de managers van gemeenschappelijke habitat voorzieningen als water. De uitstekende bibli- ografie van Christine van Wijk (1 986) geeft voorbeelden over de participatie van vrouwen

(8)

men- en is en In teten. deinig d lan- man- rvitei- ,n dre t plat- deeld tieve- iet al- wordt or rn- rbeid, n, en aarde huis- 'epro- wordt le (in- in de aarde taken en. In taken rmele nners omen Daar- taak, Woser in de vrou- ;eren, 3k de abitat bibli- geeft uwen

-

rr 1988 u w n , de wprgduktieve- nagersrol, kunnen niet ~vlefhmkeiijk van elkaar bezien worden. Daze w r m n h e i d

van

rollen 18 e;pecifrek voor de ritustie aren v r e u w n Jurst het combmeren van de drre rollen Iwert MOT vrouwen veelal problemon

w,

temeer daar planners van wnrenlnget-t hierrnee geen tekenrng hou- den. Het repredukt~eve en rnanagerswerk wordt als natuurltjk en non-produktief gezien (Mosef and Peak@, 1 987).

PrPtktische e!strategische "gender" behoedten

De posrtie van vrouwen - en daarmee hun behoeften en belangen - in een gemeenschap hangt nauw samen met factoren als klasse, religre en etnische afkomst. Er kan dan ook alleen van sexe-specifreke, ofwel 'gender', behoeften worden gesproken in een bepaalde context, aldus Moser. Zij maakt verder nog een onderscheid tussen praktische en strate- grsche behoeften:

Praktische gender behoeften komen voort uit de concrete conditres waaronder vrouwen op basisvan hun geslacht geplaatstworden In de verdeling van de arbeid. De verdelrng van de arberd over de sexen in de huishouding geeft de vrouwen de primaireverantwoordelrjkheid voor het huishoudelijk werk, inclusief de zorg voor kinderen, de gezondherd voor de leden van het gem, zorg voor de voeding, maar ook het managen van de huisvesting en basis- voorzieningen, naast de verantwoordelrjkherd om een inkomen teverwerven door produktief werk. In werkelrjkheid zijn deze praktische be- hoeften, behoeften van het hele gezin, inclu- sief de kinderen. Door ze als behoeften van vrouwen te identificeren wordt de sexe-spe- 'cifiekeverdeling van het werk in stand gehou- den en versterkt, is de conclusie van Moser. Toch worden door vrouwen zelf vaak deze be- hoeften geformuleerd en niet alleen door in- terventie van buiten!

Strategische gender behoeften worden daar- entegen afgeleid van de analyse van de on- derdrukking van vrouwen. Een meer gelijke organisatie van de samenleving wordt gefor- muleerd in de structuur en de aard van de relaties tussen mannen en vrouwen. Op basis van een verscheidenhe~d aan ethische en theoretische criteria, waarvan vele cultuur

specrftekzljn, kunnen strategrschedoelen om de onderdrukking van vrouwen te bestrrjden geformuleerd worden Afhankelijk van de specilieke socraal-politieke context kunnen strategwche genderbehoeften de afschaffing van de sexe-specifieke verdeling van arbeid, de werlichltrng van de last van huishoudelijk werk en krnderverzorging voor vrouwen bete- kenen. Speciaal wat betreft de huisvestrng kan deverwijdermg van rnst~tutionelevormen van drscrrminatre door het creeren van gelrjke rechten op bezit van land of op de toegang tot credret Ue posjtrevan vrouwenverbeteren. De strategrsche genderbehoeften zrjn voor femi- nistes de echte behoeften van vrouwen (Moser and Levy, 1987).

Voor het toekomstig habrtatbeleid is het on- derschetd tussen praktische en strategische behoeften van arme vrouwen belangrrjk. De case-studtes rn het boekvan Moser laten zren In welke praktische en strategische gender- behoeften wordt voorzien in een bepaald pro- ject. Zo voorzret het eerder beschreven NGO- project 'Save the Children' zowel in prakti- sche als strategische genderbehoeften. De vrouwen werden In de loop van het project economisch zelfstandig en ook zelfbewust. Het onderscheid tussen praktische en strate- gische behoeften van vrouwen maakt het mo- gelijk om beleidsrnterventies op hun beper- krngen en mogelijkheden voor vrouwen te beoordelen (Moser and Peake, 1987). Participatie

In de literatuur over vrouwen en habitatwordt particrpatre van vrouwen in planning, besluit- vorming en uitvoering van projecten herhaal- delrjkgenoemd als een strategie om belangen van vrouwen te dienen (Muller, 1987). Echter, motieven van planners om vrouwen te laten participeren kunnen verschillen en zijn niet altijd duidelijk. Moser maakt onderscheid tus- sen projecten met en zonder een machts- component (empowerment) voor vrouwen, en ook tussen projecten met participatie als doel en participatie 'als middel (Moser and Peake, 1987). Drie redenen worden aangegeven om vrouwen in huisvestingsprojecten te laten participeren:

1. Participaite als doel: Vrouwen hebben evenveel recht als mannen om te participeren in planning, besluitvorming en uitvoerin@~aw

,.

projecten. rt - $ J

2. Participatie als een middel om de reyulta- >

;J

ten van een oroiect te verbeteren. ,Vrouwen zijn te vertrkwen, zij zijn toegewijd en be-',

,&&#

trokken bij het slagen van e

neer de directe leefsituatie v 3. Participatievan vrouwen ten*stimuleert de participati dere terreinen van de leefsi

(9)

viteiten in de gemeenschap.

Moser noemt een aantal concrete aspecten van planning en ontwerp van nederzettingen die belangrijk zijn wanneer met de drie rollen van vrouwen rekening wordt gehouden: Het huisontwerp is van belang voor de ruim- telijke context waarin de arbeid binnenshuis wordt verricht. Vrouwen die verantwoordelijk zijn voor die arbeid, als echtgenotes en moe- ders, worden zelden bij het ontwerp van het huis betrokken. Evenmin wordt in habitatpro- jecten in ontwikkelingslanden rekening ge- houden met de inkomensverwervende func- tie die het huis veelal voor vrouwen heeft (dit geldt met name voor moslim vrouwen). De ruimtelijke opzet van de nederzetting (settle- ment lay-out) is van belang voor de relatie tot allerlei gemeenschapsvoorzieningen als wa- ter, vuilverwijdering, energievoorziening, ge- zondheidscentra. werkaeleaenheid, kinder- - -

opvang e.d.. ~ o o i t s zijn;eg& en voorschrif- ten ten aanzien van onderverhuur, het verrichten van betaald werk in en om huis belangrijk voor de produktieve rol van vrou- wen. De kosten van huisvesting en de moge- lijkheid van crediet zijn voor arme vrouwen ook belangrijke aspecten van een ruim gede- finieerd habitatbeleid. ! Tot zover dit overzicht van concepten en be- grippen en de toepassing ervan voor planning en beleid van habitatprojecten voor vrouwen. Voor onze huishoudkundige analyse van ha- bitatplanning en beleid is vooral het onddr- scheid tussen praktische en strategische gen- derbehoeften relevant. Daarnaast is de participatiestrategie die wordt gekozen een belangrijke factor in de beoordeling van de effectiviteit van diensten, voorzieningen, be- leid en technolog~e.

I

III

Habitat, een huishoudkundige benadering

De habitat, de woning en de directe woonom- geving, is een belangrijke hulpbron, re- source' voor vrouwen in de vormgeving van het dagelijks leven (Hardon-Baars, 1980, 1987). De woonsituatie van arme vrouwen In 'bhtwikkelingslanden wordt bepaald door iritbrne en externe factoren van tiun huis- houdensituatie. De activiteiten en h u l ~ b r o n -

eerd als het handelen voor en door leden van

I

hoeften en het scheppen van voorwaarden voor het bevredigen van immateriele behoef- ten met inzet van de beschikbare h u l ~ b r o n -

I

n;n.vertrekpunt van analyse is het handelen, geoperationaliseerd in activiteiten en gediffe-

I

rentieerd naar leden van huishoudens (Hardon-Baars, 1987). In huishoudkun- dige/ecologische modellen wordt de huis-

I

Een svsteem kan OD verschillende manieren

-

bepaald proces op elkaar inwerken (transfor- meren van inputs in outputs). Van belang is niet de definitie van het systeem, maar het concept. Het geheel is meer dan de som van delen. Wanneer tot een systeem mensen be- horen, dan worden die soms gedefinieerd als een groep op elkaar inwerkende componen- ten waarvan het handelen gericht is op een gemeenschappelijk doel. In alle systemen

nen van de leden van het huishouden vormen

\, vesthgsbeleid, kunnen een bevorderende of

'tielemmerende invloed hebben opde woonsi- '%&y@&.van arme mensen;doordat ze de toe-

kunnen viif elementen onderscheiden wor- den: corndonenten. interacties tussen com- ponenten; grenzen en Inputs en outputs De funct~e van een systeem wordt bepaald door de manler waarop Inputs worden verwerkt tot outputs Somm~ge auteurs beschouwen ook de ~nput/outputomgev~ng als deel van het systeem (Fresco, 1987)

Begr~p van het hu~shoudsysteem helpt om kenn~s te organlseren, dataverzamel~ng te orienteren en intervent~esvan buiten zmvol te laten verlopen De woonecologte, als speclah-

satie van de hu~shoudwetenschappen, bestu- 1 deert het hu~shoudsysteem In wisselwerkmg

met de hab~tat, volgens Hardon-Baars (1 980,

1987) gedef~n~eerd als een hulpbron en als

y$

onderdeel van het verzorglngsnlveau van het

hu~shouden Habitat IS dus een input en een

outputfactor In het systeem Als Inputfactor IS

het de woonplek en de voorzien~ngen en als output de woonsltuatle, als onderdeel van het verzorgingsnweau van een hu~shouden (fl- guur 2)

In de Wageningse huishoudkunde is het huis- houden de eenheid van analyse. Samenstel- ling, levenscyclus, sociaal/economische po- sitie van de leden en 'gender" relaties zijn belangrijke kenmerken van het huishouden. De morfologie en structuur van hetsysteem is

voor huishoudkundigen echter van minder t

belang dan de activiteiten binnen het sys-

\

k

(10)

-~gfuhlr 2. De rnvloed van mterne en sxterne factoren op de woons~tuat~e van vrouwen

I

!n

wan ltuatie Is be- a r d e n 2h-f- &ron- delen, :diffe- udens ldkun- h u l s - em I n nleren t a l t i j d ns e e n n s f o r - a n g i s a r h e t rn v a n e n be- ? r d a l s lonen- )p e e n ternen 1 w o r - I corn- ~ t s . D e d door ?rkt to t :n ook t n h e t p t o m i n g t e n v o l t e ~ e c i a l i - bestu- erking ( 1 980, e n a l s a n h e t 3n e e n lctor i s e n a l s Ian h e t e n (fi- t huis- ?nstel- h e po- es zijn uden. eern i s n i n d e r ?t sys- r h u l p - behoefm woonplek

arbe~dqkracht, vaardlgheden. rulmte

labd

gezon;/he,d tra;n,ng - - - voornemngen

verzorgings- w e l z i j n

handelen niveau

geld. tijd, voorzieningen. goederen

I i

I

I I

krebjet beleid rechnologie

n a overheid

Toelichting figuur 2.

Centraal staat het handelen: indirect en direct pro- duktieve activiteiten (Res, 1985) en managem nt. De indirect produktieve activiteiten worden i q h e t spraakgebruik we1 de huishoudelijke of consump- tieve activiteiten genoemd, zoals de zorg voor voe- ding, wonen, kleding, kinderen en andere leden van het huishouden en dieren. Deze activiteiten, die macro-economisch bezien onderdeel zijn van de

huishoudel~jke sector, leveren een gebruikswaarde

en ziin onbetaald. De d~rect oroduktieve activiteiten van brouwen hebben een 'ru~lwaarde en leveren een Inkomen In geld of natura Be~de actlvltelten behoren veelal tot de ~nformele economle en zljn daardoor meestal onzlchtbaar In de stat~st~eken van de formele economle

De hjst van actlvltelten d ~ e tot de hulshoudel~jke sector behoren zal sterk afhankehjk zljn van het type gemeenschap/samenlev~ng dat wordt bestu- deerGI

De verzorgingsstandaard- opvattingen en gewoon- ten, behoeften en doeleinden van leden van huis- houdens - IS van invloed op de planning en uitvoe- ring. Zij vormt een soort leitmotivvoor het handelen en is sterk cultuur bepaald.

geld, goederen, voorzlenlngen, mformat~e rulmte De woonplek, zowel de rulmtelljke orga satle ervan als de relat~e tot voorzlenlngen en gels en voorschr~ften ten aanzlen van gebru~k I

voor vooral vrouwen een belangrljke hulpbron b

hun dagelljkse arbe~d Voor vrouwen IS wonen oo

werkenl

Het resultaat van het hu~shoudehjk handelen, d output, 1s het verzorgmgsniveau van de leden va het hu~shouden, de woonsituatie d ~ e hu~shouden

bere~ken IS een onderdeel h~ervan

Externe factoren g j n eveneens van lnvloed op k w a l ~ t e ~ t van de woonsltuatle De besch~kbaa en zeggenschap over hulpbronnen wordt meeste gemeenschappen In ontw~kkehngs mede bepaald door d~ensten, bele~dsmaatr

en technolog~e Zo wordt de kenn~s en vaar

den om zelf te bouwen belnvloed door d67op

d~ngs- en tra~n~ngsmogel~jkheden voor ma

vrouwen De hoeveelhe~d geld d ~ e besch voor het wonen wordt bepaald door credl lijkheden voor arme vrouwen, haar ar

door gezondhe~dsvoorz~en~ngen, infor

voorhchtmq Meer algemeen IS aan

Hulpbronnen worden Ingezet: menselljke hulp- bronnen (human resources) zoals arbeldskracht, \ kennls, vaard~gheden, t ~ j d an attltuten. N~et-men-

(11)

bronnen van leden van huishoudens en het effect van het huishoudelijk handelen op het verzorgingsniveau wordt geanalyseerd op het individuele niveau. Want huishoudens wor- den niet beschouwd als eenheden zonder be- langentegenstellingen tussen mannen, vrou- wen en jongeren en ouderen. De marxistisch- feministische kritiek op de 'Home-Econ- omics' benadering waarin een harmonie mo- del van huishoudens/gezinnen gehanteerd werd, waarbij een gezamenlijk belang en sta- tusvan de leden een aanname was, heeft we1 effect gehad. Wij zijn het met McCNetting et al(1987) eens wanneer zij stellen in hun in- leiding tot het boek 'The Household, Compa- rative and Historical Studies of the Domestic Group' dat concepten belangrijker zijn dan definities. Centraal staan bij hen ookde huis- houdgroep en de huishoudelijke activiteiten. Huishoudelijke activiteiten delen zij in naar: produktie, distributie, transformatie, repro- ductie en gemeenschappelijk wonen. Sharma (1984) stelt in haar studie naar het werk van vrouwen in een dorp, Shimla in Noord-India, dat het belangrijk is het huishou- den als eenheid van analyse te nemen. De groep is meer dan een som van individuen. Zij concludeert dat vrouwen weinig leefmoge- lijkheden hebben buiten een dergelijke groep. Deze sociale zekerheidsaspecten van huis- houdens in ontwikkelingslanden zijn van groot belang voor huishoudkundige analyses. Sharma omschrijft de huishoudgroep als een 'resource-system' een hulpbronnen-sys- teem. Dit systeem heeft een eigen interne economie in relatie met het wijdere economi- sche systeem. Anderen concluderen dat eco- nomische cooperatie, gemeenschappelijk verblijf en socialisatie van kinderen veelal de functionele elementen van een huishouden zijn (Tentokali et al., 1988). De groep die een leefruimtedeelt, dieactiviteiten rondvoedsel- bewerking en consumptie samen doet en die kinderen grootbrengt is veelal dezelfde. Het globale model kan nu uitgewerkt worden tot een analytisch kader voor de studie en aanpak van huisvestingsproblemen in ont- w&kelingslanden. Het zoeken naar een con- zEQtueel kader voor de bestudering van vrou-

samenhangende te kiezen externe interven- tie.

Vooral de mogelijkheden die het model biedt voor beoordeling van de externe factoren als belemmerend ('Constraining') of bevorde- rend("Faci1itating')voor activiteiten van vrou- wen in het bouw- en woonproces in projecten is van praktisch en strategisch belang voor vrouwen.

Het model biedt een meer compleet beeld dan het in de eerste paragraaf vermelde NGO- model voor het Internationale jaar van de dak- lozen (NGOAYSH), 1984). Het criterium 'woonzekerheid' uit het NGO model is echter een belangrijkefactordievan invloed isop het al dan niet door bewoners uitoefenen van zelfbouwactiviteiten (Zwart et al., 1984). Ons model sluit tevens goed aan op het ana- lytisch kader dat Overholtetal. (1 985) uiteen- zetten voor de beoordeling van vrouwenpro- jecten, in hun inleiding tot het zeer duidelijke 'case-book' over 'gender roles in develop- ment projects". Het kader geeft de volgende met elkaar verband houdende componenten: I 'activity profiles', aard en plaats van activi- teiten van mannen, vrouwen. ouderen en jon- geren;

II 'access and control profile', toegang en zeggenschap over de hulpbronnen, voor man- nen en vrouwen;

Ill 'analyse van defactoren die activiteiten en toegang en zeggenschap beinvloeden en tot slot

IV 'analyse van de projectcyclus'.

Ook zij geven aan ,dat het belang van een analytisch kader wordt gevormd door de mo- gelijkheden om een adequaat databestand te ontwikkelen, waarbij centraal staat: welkeac- tiviteiten vrouwen uitoefenen en waarom. Een Nederlands beleidsgericht rapport geti- teld 'Het stimuleren van lokale initiatieven bij bouwen en wonen in ontwikkelingslanden' (Haberer en Kaptein, 1985) gaat ook uit van de noodzaak kennis en inzichfte verkrijgen van het micro-niveau van huishoudens. In de be- nadering van de habitatproblematiek en d e gewenste interventie van buiten lijkt het op

(12)

whet R wn

1.

t an.-

m e n -

!npro-

Ielijke mlop- ge*

m e n :

~ctivi-

n jon-

ng en man-

ten e n

en

tot

n e%n

e

mo-

and

te

k e

ac- 3m. HULPBRONNEN - L

MAATREGELENIBELEIDI TECHNOLOGIE

? d

-

ir-

PLANNING

9

d

.

matenalen 4 Y ,

' nederzettmoen

.

bouwprocer <. 'lid? ',<

I

orngeving

Toelichting figuur 3

Het hulshoudel~jk handelen staat centraal i n het model, alleen de actlvltelten produkt~e en onder-

houd van zelfhulp hu~svestmg zljn benoemd, en de

verwervrng en allocat~e van hulpbronnen d ~ e h ~ e r -

r rnee gepaard gaan De procesactlvltelten plannmg

4

en beslu~tvormmg spelen w k op het mlcro nlveau

een rol Natuurhjk zal In een eerdere fase blj de

De hulpbronnen zijn in het model ingevuld; aan&;'q

geven is dat i n toegang tot en zeggenschap oveW

-

hulpbronnen ook onderscheld gemaakt dient t e y worden I n

Q

en 8.

I planning van huis, voorzieningen e.d. ook met de in

i

de toelichtina oo het alobale model benoemde di-

1

rect en indirk; ~rodcktieve activiteiten rekenmg

-&

worden gehouden.

t geti- In de lnput van het systeem staan als componenten

* 2

ten

bij - de lnterne factoren het hu~shouden met enkele

relevante kenmerken, naast omvang/samen-

' stelhng, klasse en levenscyclus worden ook

'genderr'-relaties genoemd.

W De verzorgingsstandaard is een belangrijk cultuur

(13)

o n s huishoudkundig kader, het i s echter m i n - der systematisch en een duidelijk concept ontbreekt.

Uitgangspunten voor een huisvestingsstrate- gie zijn ook hier activiteiten, wensen e n hulp- bronnen van bewoners.

Voor het maken van een lokale situatieschets raden zij studie aan van:

huishoudens, vorm e n omvang

bijzonder ruimtegebruik t.b.v. vee en/of landbouw

middelen van het huishouden

inkomsten u i t arbeid i n e n o m huis of el- ders

spaarsystemen formeel/informeel technische vaardigheden m a n n e n e n vrouwen

tijdbesteding.

Elke streek heeft eigen kennis, ervaring, lo- kale bouwmaterialen e n middelen o m naar e e n oplossing t e zoeken voor huisvestings- problemen i s h u n conclusie.

Toepassingsmogelijkheden

Het huishoudkundige model k a n als kader dienen b i j de vormgeving e n beoordeling van concrete projecten. Het opstellen van 'check- lists' voor begeleidende studies (de zgn. 'ra- p i d appraisals') k a n samenhangend gebeu- ren. De Goede (1 9 8 8 ) w i j s t i n dit verband op de rol d i e huishoudkundigen k u n n e n vervul- len i n habitatprojecten bij het verkrijgen van juiste informatie binnen een zeer korte tijd;

zoals bij 'haalbaarheidsstudies'. 'knelpun-

tenonderzoek', 'evaluatiestudies' e n 'base- line surveys'. Sterk i n opkomst zijn volgens h e m de zgn. KAP studies (Knowledge, Atti- tude a n d Practice) onder de 'Ontvangsstruc- turen' ter ondersteuning van n i e u w e techni- sche ontwikkeling gerelateerd aan een

noodzakelijke (?, opm. AJH) wijziging i n ge-

drag e n gewoonten van mensen. Ook i s vol-

gens De Goede een goed opgezette Sociaal

Economische Effect Rapportage (SER) van ontwikkelingsprojecten relevant.

D e modelmatige huishoudkundige/woone- cologische benadering v a n 'Habitat, Vrouwen

e n Ontwikkelingssamenwerking' zal op haar

beleidsrelevantie getoetst moeten worden i n de genoemde begeleidende studieswan pro- jecten e n zal voor de specifieke situatie bijge- steld moeten worden. Participerend onder- zoek. d.w.z. onderzoek dat t o t doel heeft o m

sarien m e t de doelgroep een veranderings-

In the first paragraph an analysis of lnternational and National Habitat policies, developed since the lnternational Habitat conference in Vancouver in 1976, is given. The concept 'Self-help housing', based on research by Turner (1 976) on the actual housing practices of people in Mexico and Peru, and introduced by the Worldbank in its planning policies, is introduced. National governments in third world countries are following this strategy. Some statistics from the Global report on Human Settlements' on the growth of cities in the devel- oped and developing countries by the UNCHS (1986) are given. The explosive growth of some third world cities is shown. The policy of the Dutch ministry of foreign affairs is analysed. The conclu- sion is thatthe policiestowards habitat problems in big cities have not been changed since the Interna- tional Year of Shelter for the Homeless (IYSH), 1987. The main attention is on rural development with aspects of habitat like watersupply, waste removal, sanitation, employment, in intermediate cities.

In the second paragraph a state of the art on hous- ing, human settlementplanning and women is given. In the UNCHS report on 'Women and Human settlements' is concluded that a conceptual frame- work for studying the problem is missing (UNCHS 1985). The conclusions of the workshop on habitat and women of the International Women's confer- ence in Nairobi are presented (Wiersinga, 1987): The main constraint for a 'womenfriendly' plan- ning is the division of society into a formal and informal sector, with women's work belonging mainly to the informal sector and thus invisible for the planners. A theoretical concept important for gender aware, planning is introduced (Moser, 1987): 'practical and strategic gender needs and interests'. The practical needs are often considered as the only needs of women. These needsare needs of all the family states Moser. The strategic inter- ests are feministic by nature.

The third paragraph presents the conceptual framework developed by the author for the plan- ning and implementation of habitat projects. A model is shown to visualise the components of the household system in interaction with the environ- ment. The components are: Household action; Re- sources (human and non-human);,the dwelling- space as an important resource; Householdgroup; Level of living (a.0. Housing situation); Standard of living (culturally-specific)and the Environment. The theoretical concept of Moser is incorporated in the model to distinguish in the householdgroup~on gender issues. In planning, implementing and eval- veelal een goede strategie.

Noot

Dit is een extern gereferee Summary

(14)

r a w v iuman devei- lNCHS some Dutch mlclu- ems In bterna- (IYSHJ. qment waste ledlate t hous- men ts iuman frame- JNCHS habttat :onfer- 1987) plan- al and onging ible for ant for Moser, ds and ;~dered I needs : Inter- :eptual ? plan- ?cts. A ;of the nvlron- m; Re- relling- Igroup; dard of nt. The i in the )up Lon ~d eval-

-

er 1988

male odrtti~ecmtchrv \he wrlhn Householld A study of Shrmla, North India. Tavistock Publ. London.

entokali, Vana and Sandra C. Howell, 1987. A cross-cultural analvsis of the domestic orivacv:

St5. Te~hnol~c~gie$ for Rural Role of Swo-Cultural F w - y and Rural W m e n Ed by I

ARrned, ILO.

ond don.

1985

W O , B w e I ~ p w n t Ptannmg UIpjt Bartlett School or Acchltecture and Planning. Wnrrns~ty Col- lege L m h n , W r k ~ n g Papers t % ~ 1-1 1 1982-

1 198'2.

&?.arm W G. 1985 Women's partlapa-

tlon on the Houmng Prwess. thecaseof KmIla-

pone, SrAanka DPU Working Paper no 3

iFJgsea Louise, 1986 Cassava m Sh~ftmg Cult~va-

tlon A systems approach to agricultural tech- nology development ~n Afr~ca. Royal Trop~cal In- stltute, The Netherlands

Gee& Koos de, 1988. Aantekenmgen doctoraal college Cap~ta Selecta Landbouwhu~shoud- kunde ~n Ontw~kkelmgslanden

Haberen, P en J. Ka~teins, 1984 Stcmuleren van

lokale in~tiatieven bij bouwen en wonen in ont- wikkelingslanden. VROM. Den Haag. Hardon-Baars. A. J.. 1980. Wwnecoloaie in bewe-

alna. In: wonen 25+. ~andbouw6oaeschool. kNagenmgen.

Hardon-Baars, A. J., 1987. Dagelijks leven, Vrou-

wen en Habitat. Federatie 0, Proceedings van het svmwsium: Is een afdak onderdak? BNA. BNI, ENS, BNT, ONRl en Federatie 0. MvT. Begroting, 1988. Ministerie van Buitenlandse

Zaken.

McC. Netting, Richard R. Wilk, Eric J. Arnould 1984. Households, Comparative and Historical Studies of the Domestic Group. University of California Press, Berkeley, Los Angeles, Lon- don.

Moser, Caroline 0. N. and Caren Levy, 1987. A

theory and methodology of gender planning: meeting women'spractical and strategic needs. DPU Working Paper no. 11.

Moser, Caroline 0. N. and Linda Peake, Eds. 1987. Women, Human Settlements, and Housing. Ta- vistock Publications. London and New York. Muller, Maria S., 1987. Vrouwen in steden: een

pleidooi voor sexe-specifiek onderzoek. IMWOO Bulletin 15, nr. 3 1987.

Nationale Advies Raad voor Ontwikkelingssamen- werking, NAR, 9 april 1987. Habitat-Problema- tiek.

Nederlands Economisch lnstituut, NEI, 1985. Habi- tat en Beleid in Ontwikkelingslanden. Begrips- bepaling en Situatieschets. Rapport voor VROM.

' NGO News on Human Settlements, 1984. The

Basic Right to Shelter.

Overholt, Catherine e.a., 1985. Women i n develop- ment: a framework for project analysis. Uit: Gender roles i n development projects. A case- book.

from the gender point. Proceedings of the tenth b~enal oonference of the lnternat~onal Associa- tlon for the Study of People and thew Physical surroundmas. Delft. the Netherlands, Julv 5-8. - . . .

.

6 988.

Turner, J. F. C., 1976. Housing by people. Towards

autonomy i n building environments. London. UNCHS, Habitat, 1985. United Nations Centre for

Human Settlements, Women and Human Settl- ements.

UNCHS, Habitat, 1986. Global Report on Human Settlements. Oxford University Press. Whitehead, Ann, 1985. Effects of Technological

change on rural women: A review of analysis and concepts. In: Technology for rural women. Ed. by I Ahmed. ICO, London.

Waagmeester, Kees, 1988. Minister wil geen apart grote-steden beleid. Onze Wereld speciaal: de stedelijke planeet. Bijlage van Onze Wereld, no- vember 1988.

Wiersinga, Anje, 1986. Vrouwen en habitat. Nieuwsbrief v w r het Internationale Jaar van de Daklozen 1987.3 (nol).

Wijk-Sybesma, Christine van, 1986. Participation of women in water suoolv and sanitation. Roles and realities. UNDP ~echnical Paper Series 22.

IRC, Rijswijk.

Zwart, Gine en Kristien Baartmans, 1986. 'Ce n'est oas mon orobleme'. Scriotie Ecoloaie van het

wonen ~~ndbouwho~esc'hool. 1nte6e publika-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

At all points, there is wide variation in the stories, but it is clear that incest strongly damaged especially the relational dimension of the God images and vice versa that stringent

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

’Representation of God’ wordt door Rizzuto (1979) in ob- jectrelationele termen benoemd als een intrapsychisch proces waarbij kennis, herinnerin- gen, gevoelens en ervaringen

Denkbaar zegt dat hij geen tijd heeft, maar Kassaar voegt hem toe: ‘- Luister naar mijn geschiedenis, heer en begrijp waarom ik mij onderwerp.’ Kassaars geschiedenis is

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Van belang is evenwel dat een ontbinding wegens een wei- gering van de werknemer om zich in te spannen voor zijn re-integratie dient te worden gegrond op de ontslaggrond

Vanwege de ervaren grote afstand van (een deel van) de doelgroep tot de arbeidsmarkt, hebben de pilot- gemeenten aangegeven dat betaald werk weliswaar einddoel is, maar dat dit

Uit de ervaringen van de pilots blijkt dat een deel van de gezinsmigranten - in tegenstelling tot veel vrouwe- lijke nareizigers – al een goed beeld heeft van werken in Nederland