• No results found

CAD/CAM-programma voor vlakke nokschijven met centrisch rechtgeleide volger

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CAD/CAM-programma voor vlakke nokschijven met centrisch rechtgeleide volger"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

rechtgeleide volger

Citation for published version (APA):

Hornikx, P. J. M. (1984). CAD/CAM-programma voor vlakke nokschijven met centrisch rechtgeleide volger. (TH Eindhoven. Afd. Werktuigbouwkunde, Vakgroep Produktietechnologie : WPB; Vol. WPB0101). Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1984 Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at:

openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

" Vlakkeno"kschijVenmet centrisch

"re"chtg"eleide

vorger.

Afstudeeropdracht H.T.S. Venio

Piaats: T.H. Eindhoven.

Afstudeerder/auteur: P.J.M. Hornikx

Begeieidend docent: Ir. G. Peters.

Begeieider T.H.: Ir. P.W. Koumans.

Gekommiteerde: Prof. Ir. F. Doorschot.

Einhoven, 5 juni 1984.

(3)

de heer P.W. Koumans en dhr. G. Peters een groot aandeel gehad in het soepellaten verlopen van bovenstaande werk-zaamheden. Ik ben dan ook zeer erkentelijk voor hun bijdrage in mijn afstuderen. Verder wi! ik de gekommiteerde, dhr. F. Doorschot van harte danken voor zijn medewerking ter afronding en beoordeling van deze afstudeeropdracht. Tot slot wi! ik alle anderen die mij op een of andere manier

geholpen hebben met mijn opdracht of verslag en alle andere van de afdeling bedanken voor de prettige samenwerking

(4)

mijn afstuderen plaats op de T.H. Eindhoven, afdeling Werktuigbouwkunde, vakgroep Bedrijfsmechanisatie. De opdracht tijdens mijn afstuderen Iuidde als voIgt: het realiseren van een CAD/CAM-programma voor centrisch rechtgeleide vlakke nokschijven.

Het CAD-gedeel te (Computer Aided Design) van het programma houdt het ontwerpen van de viakke nokschijven in. De

ontwerpgegevens v / d vlakke nokschijf zijn: - afmetingen v/d nok

- snelheid v / d volger - versnelling v / d volger

- drukhoek

- kromtestraal v /h nokprofiel

- kontaktkracht tU5sen nok en volger - Hertzse spanningen in het nokoppervlak.

Deze gegevens kunnen in de vorm van een tekening opbeeldbuis en papier geplot wOl'!den als functie van de doorlopen nokhoek.

Het CAM-gedeelte (Computer Aided Manufacturing) houdt in het doorspelen van fabricage-gegevens aan een numeriek

bestuurde freesmachine. De gegevens worden m.b.v. een pons band aan de machine verstrekt.

In dit verslag wordt de in het programma benodigde theorie over nokken besproken. Verder wordt het programma behandeld aan de hand van een flow chart. Tot slot worden nag enkele aanwijzingen gegeven am het programma ui t te breiden.

(5)

Venlo (technical college), I finished my studie at the T.H. Eindhoven. For this purpose I had to do a task which included: to realise a CADtCAM-program for plate cams with centric followers.

The CAD-part of the program calculates design data and makes pictures of it. The design da ta of pia te cams are:

(CAD = Computer Aided Design!). - dimensions of the cam - velocity of the follower - acceleration of the follower - pressure angle

- curve radius

- contactforce between cam and follower - Hertz' tension on the cam surface.

The CAM-part of the program (Computer Aided Manufacturing) give~ information to a special numeric

controlled milling- machine. The information can be delivered on a punched tape.

In this report the theoretical background of the program will be discussed. The program will be discussed with the help of a flow chart. At last some possibilities will be given to enlarge the program.

(6)

Voonvoord

Samenvatting

Sumnary

Roofdstuk

pag;ina

1 Inleiding

1

2

De

vlakke nokschij f

2

2.1 Nokmechanismen: Inleiding

2,3

2.2 Kenmerken van de vlakke nokschijf

3,4

2.3 Verschillende heffunkties v/d nok

4

2.3.1 Ret maken van een keuze uit verschillende 4,5

heffunkties.

2.3.2 Enkele bekende heffunkties voor de nok

2.4

De

drukhoek

2.5

De

minimum kramtestraal

min.

2.6

De

kontaktkracht tussen nok en volger en

de Rertzse spanning.

5,6

7,8

8

9,10,11

2.7 De numeriek bestuurde nokkenfreesmachine

11,12

3 Ret programma: voorstelling in grote lijnen.

13,14

3. 1 Indeling programma en globaal de werking ervan 14, 15

3. 1 • 1 Ret hoofdprogramma

15

tim 19

3.1.2

De

subroutines van en voor NOK.FTN

19

tim

24

3.2

De

toepassing van COIN

24,25,26

3.3 Aanwijzingen voor uitbreiding v/h programma

26,27

4 Enkele voorbeeldperekeningen met het programma

28,29

5 Slotopmerkingen

30

6 Literatuurlijst

31

Bijlagen:

A Flow chart v/h programma

B Externe subroutines

C Invoerfile voor COIN: NOK.I

D Invoerfile met namen van gegevens: NOK.GEG

(7)

1. Inleidinq

Deze afstudeeropdracht past in het kader van de voltooiing van mijn H.T.S.studie te Venlo. Het afstuderen vond plaats op de T.H. te Eindhoven, afd. Werktuigbouwkunde, vakgroep Bedrijfsmechanisatie. De begeleider van de T.R., dhr. P.W. Koumans, is al enige tijd bezig geweest in dezelfde richting als mijn afstudeeropdracht, vandaar dat ik veel goede idee en heb kunnen gebruiken.

De opdracht tijdens mijn afstuderen luidde als volgt: het realiseren van een CAD/CAM-programma voor centrisch

recht-geleide vlakke nokschijven. Ret programma moest de volgende

mogelijkheden hebben: .

- plotten van de nokschijf en de daarui t voorkomende gegevens op beeldbuis en papier.

- het Laten maken van een pons band voor de NUBE-nokkenfreesmachine v /h Bedrijfsmechanisa tie laboratorium v /d afdeling Werktuigbouwkunde, T .H. Eindhoven.

Ret CAD-gedeelte van het programma (Computer Aided Design) resulteert in een tekening v /d nokschijf, waarbij de volgende

gegevens horen:

- snelheid en versnelling v / d nokvolger

- drukhoek en posi tieve kromtestraal v I d nokschijf - kontaktkracht tussen nok en nokvolger

- Rertzse spanning en in de nok t.g.v. de kontaktkracht. - dynamisch gedrag v /h nokkenmechanisme

Het CAM-gedeelte (Computer Aided Manufacturing) houdt in mijn geval in dat er zodanige informatie aan de numeriek bestuurde nokkenfreesmachine wordt verstrekt, dat men "direct" een nokschijf kan maken. Eerst moet natuurlijk het te frezen materiaal ingespannen worden alvorens geproduceerd kan worden. De informatie wordt in de vorm van een ponsband gegeven aan de machine.

In di t verslag word t als inleiding de voor het programma benodigde theorie over nokken behandeld in hoofdstuk 2. Hoofdstuk:3 bevat informatie over het programma zelf. Dit

programma is behalve een CAD/CAM programma _ ook gebruikersvriendelijk. Dit houdt in dat de gebruiker

(ontwerper) geen verstand hoeft te hebben van de taal waarin het programma geschreven is: Fortran 77. Het programma verzorgt de communicatie tussen verzorger en computer. Ret verzorgen van de communicatie gebeurt m.b.v. een speciale

programmatuur genaamd: COIN. COIN is ontwikkeld op de T.R. Eindhoven en is in Fortran 77 geschreven. Het teken op de beeldbuis gebeurt m.b.v. GINO. GINO is een pakket met

hulpmiddelen waarmee het tekenwerk gemakkelijk ui tgevoerd kan worden. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een aantal

aanwijzingen I die vert ellen hoe het programma nog verder

uitgebreid kan worden ter voltooiing van de opdracht. Ret laatste hoofdstuk bevat voorbeeldberekeningen van nokschijven, met getekende resultaten.

(8)

2 De vlakke nokschiif

2.1 Nokmechanismen: Inleiding

Een nok is een onderdeel van een mechanisme, waarvan de nok met nokvolger het zogenaamde kommandogedeel te is. Het mechanisme he eft een bepaalde beweging als ui tgang; de draaiende nok op nokkenas is als ingangsbeweging te beschouwen. Om de ui tgangsbeweging te realiseren is de nok voorzien van een kommandobaan. Deze kommandobaan kan worden opgevat als een geheugenelement. Verder wordt de benodigde kracht voor de beweging bijna al tijd door de nok alleen doorgegeven, dus zonder energieversterker. Een voorbeeld van het zojuist besproken mechanisme is te zien in onderstaand figuur.

Fig. 1: Nokmechanisme.

Het verkiezen van een nokmechanisme boven een stangenmechanisme of cilindermechanisme, bediend door oliedruk of perslucht, he eft enkele voordelen. Er zijn veel bewegingspa tronen realiseerbaar en de ontwerptijd is korter dan die van een stangenmechanisme. Verder is een wijziging in de heffunktie gemakkelijk ui tvoerbaar (vervanging v / d nok) . De constructie van een nokmechanisme kan erg kompakt en

eenvoudig ui tgevoerd worden en heeft als voordeel da t in de relatie weq-tijd slechts kleine afwijkingen voorkomen. Tot slot zijn de energetische verliezen laag, dit in

teqenstelling tot pneumatische en hydraulische aandrijvingen. Nokmechanismen hebben uiteraard ook enkele nadelen t.O.V. de andere mechanismen. De over te brengen krachten zijn bij

nokmechanismen beperkt. Verder hebben nokmechanismen t.o.V. stangenmechanismen nog de volgende nadelen:

(9)

-qrote slaqlenqten kunnen bij nokmechanismen meer ruimte vraqen.

-nokmechanismen zijn gevoeliger voor vervuilinq

-smerinq is bij nokmechanismen moeilijker toe te passen. -fabricage van nokken is moeilijker dan die van

stangenmechanismen, vooral als men niet over de daarvoor geschikte apparatuur beschikt.

Toepassingen van nokmechanismen zijn er leglo. Vooral bij kleine series (denk aan ontwerpkosten) en in situaties waarin het beweqinqspa troon vaak veranderd moet worden (bv. bij draaiautomatenlrworden nokmechanismen veel toeqepast. Andere Andere toepassingen zijn: letterzetmachines, verbrandingsmotoren enz.

2.2 Kenmerken van de ylakke nokschijf

Van het volgmechanisme van de nok ligt meestal de grootste waarde van de af te leggen weg vast. Oit is vaak een harde eis, terwijl de afhankelijkheid van de af te leggen weg (s) tot de tijd (t) kan worden aangepast. De vorm van de nok wordt o.a. bepaald door de volgende parameters:

hm: grootste heffing v / d volger ro: grondcirkelstraal v / d nokvolger 'm: kommandohoek van een heffing

tm: opzettijd van een heffing

i : de overbrengverhouding s/hm tussen de eindschakel v /h mechanisme en de nokvolqer.

s(t):de af te leggen weg als funktie v/d tijd Fig. 2: :Kenmerken v/d nok.

(10)

Vv: snelheid v Id volqer Vrel: relatieve snelheid VS: sleepsnelheid

Bij het construeren van een nok komen noq andere aspecten naar voren te weten:

- de kromtestraal v /h nokprofiel i.v.m. de contactspanninq en ondersnijdinq - de drukhoek

- de aard v/d bindinq tussen nok en nokvolqer (vorm of krachtqesloten)

- de mate van eenpariq draaien v/d nokkenas.1

afhankelijk van belastinqsvaria ties. - de qrootte v/d massa's en stijfheden v/d

nok

2,3 yerschillende heffunkties y/d nok

2.3.1 Het maken van een keuz§ \lit ye.schillende heftunkties De heffunkties v / d nok worden in eerste instantie bepaald als een relatie tussen weq en tijd. Voor het tekenen v/d nok worden de, m.b.v. voornoemde relatie bepaalde, heffunktie qeprojecteerd op de qroncirkelstl;aal van de nokvolqer. Men heeft hiermee dan de nokrolmiddelpuntsbaan bepaald.

Een aantal standaal;dheffunkties worden meestal qebruikt. BeIanqrijke kenmerken van deze funk ties zijn hun eerster tweede en derde afqeIeiden. Deze zijn respectievelijk:

- de snelheid - versnellinq

- de ruk (Enqels: jerk) De maximum qrootten van deze afqeleide funkties zijn belanqrijke qeqevens. Deze waarden

worden uitqedrukt in kentallen respectievelijk: CVr Ca en Cj. Hierbij is:

vmax =: CV.hm/tm

amax = Ca.hm/ tm2. a'max= Cj,hm/tm

g

Als men een keuze wi! maken uit een aantal heffunkties is het verder beIanqrijk om te weten of er een (qrote) spronq in een v / d afqeleiden optreedt. De volqende qeqevens tonen duidelijk aan waarom:

1. Een spronq in de verplaatsinq qeeft een trillinq van nulde orde met een amplitude qelijk aan die spronq. 2. Een spronq in de snelheid qeeft een trillinq

v

Id

eerste orde met eenamplitude qelijk aan die snelheid

3. Een spronq in de versnellinq qeeft een trillinq v/d tweede orde met een amplitude qelijk aan die versnellinq

(11)

Met w als hoeksnelheid kan verder nog het volgende gezegd worden: Indien de amplitude v/d tweede orde trilling gelijk is aan b, dan is de amplitude van de eerste orde trilling b

Iw

en van de nulde orde b/(wxw). De amplitude van een trilling van een orde lager is steeds met een faktor w verkleind. Oe conclusie die uit al het voorgaande gemaakt kan worden is dat de sprong in een zo hoog mogelijke afgeleide moet optreden. Het 1a ten optreden van de sprong in een hogere afgeleide he eft echter tot gevolg dat de maximumwaarden van de lag ere afgeleiden groter worden.

2.3.2 Enkele bekende heffunkties yoor de nok

Oe meest eenvoudige heffunktie is de rechte lijn:. h = hm.t/tm

Hierin is h de momentane hefhoogte en t de tijd. Verder is hm de hefhoogte en tm de opzettijd. In het begin en aan het einde van deze beweging treedt theoretisch een oneindig grote versnelling op (Ca=-t Een veel gebruikte heffunktie met veel gunstigere eigenschappen is de scheve sinus. Dit is een omgeklapte sinus, geprojec:teerd op een rechte lijn. De heffunktie hiervan is:

h:: hm. t/tIn - hm/ (21T) • sin 21ft/tIn

De snelheid is h' is:

v = hm/ tIn - hm/ tIn. cos

21f

t/ tIn vmax= 2 • hm/ tIn dus Cv= 2 .

De versnelling iSf'" is:

a:: ZlT'hm/tm.sin 2Trt/tm amax=21Thm/tm2 dus Ca=6 ,28.

en de rUk hili is:

a': 41T 2 .hm/tm3 • cos 2ITt/tm amax=41T 2.hm/tm3 dus Ca=41T 2.

De kentallen wijzen uit dat de eigenschappen van deze heffunkt1e en zijn afgeleiden tamelijk gunstig zijn. In figuur 3 is een overzicht opgenomen van aantal

afgeleiden van symmetrische heffunkties. In het overzicht staan tevens de kentallen van de snelheid, versnelling en de ruk vermeld.

Onderstaande heffunkties worden symmetrisch genoemd omda t de eerste afgeleiden daarvan symmetrisch verlopen. Andere

soorten bekende heffunkties met bijzondere randvoorwaarden zijn:

- heffunkties met een ongelijke verhouding tussen periQdes van positieve-en negatieve versnelling. De heffunktie wordt hierbij opgebouwd gedacht uit twee heffunkties met als schakelpunt tA= tm/ (1 +k). HLerin is k de zelf te kiezen parameter. Een

voorbeeld van zo'n funktie is een onsymmetrische scheve sinus. -koppeling van een rechte tussen twee halve scheve

sinussen. Hierbij zorgen de scheve sinussen ervoor dat de versnellingen in het begin en aan het eind beperkt blijven. Deze samengestelde heffunktie heeft dus twee schakelpunten,

(12)

tA en tB. Hierbij is tA=tm/(1+k} en tB=tm.k/{1+k). Fig.3 Overzicht symmetrische heffunkties.

v a Parabool Sinuslijn Scheve sinuslijn 3-4-5 po lynoom Aangepaste Aangepaste sinus

- Een andere bijzondere heffunktie is de DRRD ofwel de "dwell-rise-return- dwell" funktie, Daze heffunkties hebben als bewegingspatroon: rust-heffen--dalen-rust. Een

belangrijk aspect bij het koppelen van stijgen en dalen is dat de versnelling niet abrupt mag veranderen. Hiervoor is de zogenaamde DRRD-heffunktie met aangepaste versnelling ontwikkeld. De heffunkties stijgen en dalen zijn hierbij elk weer opgesplitst in twee heffunkties met een schakelpunt.

Fig.4: Versnellingen van DRRD-fu~kties.

a

I

,J D.R.R.D. funktie met

twee scheve sinussen

a

I

!

D.R.R.D. funktie met aangepaste versnelling

(13)

2.4 De drukhoek

De hoek tussen bewegingsric:hting v / d nokvolger en de normaalop het nokprofiel in het aanrakingspunt wordt ¢le drukhoek genoemd.

Fig.S: De drukhoek.()(.

,»»»>;;;,

In sommige gevallen wordt ook met de overbrengingshoek gewerkt. Deze is het complement van. De drukhoek is afhankelijk van de bereikte hefhoogte op het nokprofiel m.a.w. is een funktie vjd tijd.

De drukhoek heeft grote invloed op het funktioneren van een nokmechanisme.

In een mechanisme waarin de de schuifstang v / d nokvolger eenzijdig gelagerd zit, moet men de drukhoek niet te groot laten worden Lv.m. vastlopen van de constructie. In diezelfde situatie speelt de wrijving ook mee en vergroot de

kans op vastlopen. lndien de zojuist besproken constructie tweezijdig gelagerd is, is de kans op vastlopen al veel kleiner. l.v.m. met al het voorgaande worden enkele vuistregels gehanteerd:

- voor toerentallen

<

30 omw/min o(max<45 - voor hogere toerentallen o(max

<

30

Het aandrijfmoment kan worden geschreven als: Mw=L.v /w. Hieruit blijkt dat het aandrijfmoment onafhankelijk is van de drukhoek en roo

Wel oefent c(een grote invloed ui t op de kontaktkracht. V~~r de kontaktkracht K kan nL geschreven worden: K=F Icos oC.

Hierin is F de som van krachten in de ric:hting v / d werklijn van de nokvolger.

V~~r nokschijven met een centrische rechtgeleide nokvolger kan voor de drukhoek het volgende geschreven worden:

a+h

cotano(,

=

-,rc _ _ _

dh

00

Hierin is h de momentane hefhoogte en ~ de momentane hefhoek. Deze wordt in het programma numeriek berekend m.b.v. de volgende vgL:

v

(14)

Om de drukhoek te verkleinen is de beste maatregel het vergroten van roo Dit he eft tevens tot gevolg dat de minimum kromtestraal groter wordt. Andere maatregels zoals verkleining van hm, vergroting van ,m en toepassing van andere heffunkties zijn minder doel treffend of zeer moeilijk ui tvoerbaar.

2.5 pe minimum kromtestraal min.

P

I

Er zijn twee redenen om de kromtestraal van het nokprofiel te bekijken. De eerste is da t de kromtestraal van invloed is op de optredende kontaktspanning (Hertzse spanning). De tweede reden is dat er ondersnijding kan optreden. Ondersnijding treedt op als ergens de kromtestraal v /d freesmiddelpuntsbaan kleiner is dan de straal van de frees. Bovendien moe ten het nokprofiel en de kromtestraal aan dezelfde kant t.o.v. die middelpuntsbaan liggen. Meestal

wordt de freesdiameter gelijk genomen aan die v I d nokrol (d). Dan geldt dat er geen ondersnijding optreedt alsr min groter

is dan 1 /2 d. ~

De be paling vanfmin geschiedt langs analytische weg. De kromtestraal van een kromme, uitgedrukt in poolcoordinaten, is: [ r2 +

(~)~ ~

p::.

.

r2+2(~)2_r.

d

2

Z

Hierin is r=ro+h. De minimale kromtestraalpmin wordt numeriek berekend·. De kromtestraal wordt voor een aantal punten berekend.

De Hertzse drukspanningen nemen sterk toe als het nokprofiel een kromming heeft die kleiner is dan de straal van de nokrol. Daarom is het zinvol om voor de minimale kromtestraal de volgende eis te stellen:

('min < dnokrol

Indien de minimum kromtestraal te klein blijkt te zijn, kan men de volgende maa tregels treffen:

1. Vergroting van ro

2. Verkleining van nokroldiameter 3. Verkleining van hm. Dit heeft weinig

zin alsO(max<45 is. 4. Vergroting van {Jm

(15)

2.6 De kontaktkracht tussen nok en volger en de Hertzse spanning

In nevenstaand figuur is de kracht K de kracht in bewegingsrichting, F is de kracht loodrecht o}) het normaalvlak. De kracht K kan

samengesteld gedacht worden uit de volgende component en:

K:: Ka + Kv + Kwr + Karb Hierin is:

Ka :: de versnellingskrachten, die optreden in het volg-systeem. Deze krachten worden bepaald door de te

ver-snellen massa's, de af te leggen weg, de tijdsduur v Id

beweging en de heffunktie.

Kv = de krachten die uitgeoefend worden door een veer of de de zwaartekracht om te zorgen dat de nokvolger steeds

in kontakt blijft met de nok (krachtgesloten over-brenging).

Kwr= de wrijvingskrachten, die in de machine optreden onder invloed van de beweging van de nokvolger.

Karb=de kracht, die de machine vraagt om de bewerking uit te voeren.

Ieder van deze krachten varieert in grootte tijdens het draai-en van de nok. Verder kan Ka opgebouwd gedacht worddraai-en uit:

Ka = (C 1 xC2)Kao

+

Kon + Ksp. Hierin is:

Kao = de versnellingskracht, die voIgt uit de hefhoogte, de kommandotijd en de heffunktie (de nominale ver-snellingskrach t).

C 1 = de faktor voor trilling en bij de nominale heffunktie. C2 = de faktor voor vormnauwkeurigheid van het nokprofiel. Kon:: de extra versnellingskracht, die ontstaat door

on-effenheden (oppervlakteruwheid).

Ksp = de botskracht, die ontstaat na het doorlopen van spelingen.

De faktor C 1 is de toeslag om de verhoogde belasting vI d nok door trilling en op te vangen. De tweede faktor C2 wordt meegenomen om de door de onnauwkeurigheid ontstane extra krachten op te vang-en.

De volgende waarden zijn daarvoor geschat:

Fabrikagemethode

C2

Numeriek bestuurde nokkenfreesmachine 1,05 Kopieerfrees -of slijpmachine 1,1 Nauwkeurig fabrikage van punt tot punt

1,3

(16)

op een frees machine en bijwerken

Fabrikaqe op boormachine en bijwerken 1,5

Kon wordt veroorzaakt door de opppervlakteruwheid; Kon=c.hb. C is de stijfheid van het systeem en hb de hooqte van een

oneffenheid.

De qrootte-orde van Kon kan oplopen tot 0,1 Kao. De invloed van spelinqen is zeer groot. De kracht, die ontstaat als een speling doorlopen wordt, is vaak factoren groter dan de versnellings-krachten, ontstaan door het volqen van de nokkromme. In di t

verslaq worcit hier niet dieper op ingegaan omdat deze versnel-linq in het programma ook (nog) niet meegenomen is.

De veerkracht Fv moet zo groot zijn I dat de nokvolger

steeds in kontakt blijft met het nokprofieL

K

1

o

K ao v max _ t

De Hertzse spanningen worden o.a. m.b.v. de zojuist besproken kontaktkracht berekend. Voordat de sterkte v jd nok kan worden

bepaald Lv.m. de levensduur, moet eerst de werkelijk optredende spanning worden berekend. Bij de berekening daarvan worden twee gevallen onderscheiden:

1. lijnkontakt

V~~r di t belastingsgeval geld t:

Hierin is:

(17)

- r : de gereduceerde kromtestraal.

,

~-:= ~1

+

~2

' r1 en r2 zijn de kramtestralen van nok en volger. - 1 ; de lengte v I d kontaktlijn in mm .

..e

E: een korrektiefaktor voor samenwerkende materialen (zie Clnderstaand tabel).

-6<1:

de maximum optredende drukspanning in N / mm2

Fig

de samenwerkende ma terialen staal - staal

staal - gietijzer GG 25

staal - perL nod. gy. GGG 60

staal - hardweefsel Hgw 2082 . '3 2. puntkontakt:

f6,IF'

6 d =fE

2

V 7

-4/19 Hierin is fG= 254xw

ZE

1 1 ,12 1,03

2,47

W is hierbij de welvingsfaktor en is: w = R/r .R is de

gereduceerde welvingsstraal: R = 1/R 1 + 1/R2. R 1 en R2 zijn de kromtestralen in het vlak loodrecht op de rolrichting.

R1

De formules voor beide belastingsgevallen wijzen uit dat ze beide afhankelijk zijn van de tijd omdat de normaalkracht dat is.

2.7 De numeriek bestuurde nokkenfreesmachine

Het laatste onderdeel van de opdracht was het door het

programma laten maken van een ponsband voor de NUBE-machine, op het bedrijfsmechanisa tielabora torium v / d T .H. Eindhoven . . Hoe deze machine wer.kt wordt in dit verslag niet besproken daar feitelijk alleen maar belangrijk is hoe de pons band eruit moet komen te zien. De machine word t gevoed met binaire

(18)

infor-matie dat het volgende bevat:

- een verandering van hefhoogte per hoekverdraaiing. - indien de heffunktie van teken verandert een keerpuls. - aan het begin en aan het eind v / d pons band een stoppuls Het tweede punt geeft eigenlijk al aan dat de verandering van hefhoogte alleen absoluut wordt ingegeven. Verder wordt de hefhoogte afgerond op 0,01 mm en niet groter dan 0,15 mm ge-geven. Tenslotte wordt deze verandering in hefhoogte met 100 vermenigvuldigd om deze binair weer te kunnen geven.

V~~r de hoekverandering per stap wordt gekozen voor 0,1 of 0,05 gradE:n. Als de verandering van hefhoogte, bij een hoek-verandering van 0, 1 graden, groter dan 0,15 mm blijkt te zijn,

moet men uiteraard kiezen voor de kleinste hoekverandering: 0,05 grad en.

Het afronden op 0,1 mm heeft de volgende consequentie: de gewenste kromme word t nu veranderd in een andere lijn. Een afwijking kleiner dan een stapje wordt niet overbrugd.

Fig. De benadering van een kromme door discrete sledestappen.

t;

10 bOV I:l't:l .... V 14-1.-1 14-110 II ..c:: 2 3 inter olatie-interval aflezing ponsband aflezing ponsband rotatiehoek

....

V~~r de stoppulsen wordt het binaire getal voor 64 genomen, voor de keerpuls het binaire getal voor 32. Indien er een

keerpuls nodig is wordt deze opgeteld bij het te verwerken getal.

(19)

3 Ret programma: 'voorstelling in grote lijnen.

Ret programma dient om nokken door te rekenen en de gegevens daarvan te plotten. De gebruiker geeft de benodigde gegevens en vraagt daarna de resul ta ten. Ret gebruikersvriendelijke van het programma is dat de gebruiker gemakkelijk kan communiceren met de computer m.b.v. eenvoudige commando-terminologie. Rler-door kan de gebruiker bepalen wat er gebeurt. Ret communice-ren geschiedt ais voIgt: de computer biedt de gebruiker een menu van mogelijkheden aan bv.:

)NOKKEN R - RELP B - BEREKEN

G - GEEF _GEGEVENS

Door de eerste letter van een commando in te tikken, stel t

da t commando een bepaalde procedure of een stuk programma in werking. Oit stukje programma voert een opdracht uit en

keert daarna terug naar het communicatie-niveau. Ret menu verschijnt weer op het scherm en de gebruiker kan weer een

nieuw commando geven. Anderzijds kan de computer ook vragen stellen aan de gebruiker. Oit gebeurt bv. na het intikken

van het commando: GEEF GEGEVENS.

Ret programma NOK.FTN is, am het bovenstaande te realiseren, op een bepaalde manler ingedeeld zoals te zien is in bijlage A. Ret programma NOK.FTN staat in een speciale bijlage wa t

niet in dit verslag is opgenomen en is verkrijgbaar bij dhr. P.W. Koumans, afd. bedrijfsmechanisatie T.R. Eindhoven of bij dhr. G. Peters, R.T.S. Venlo, afd. Werktuigbouwkunde.

Zoals al eerder beschreven is, bestaat het menu uit een aantal commando·s. Oit zijnde zogenaamde subcommando's van NOKKEN. Er zijn enkele subcommando's c.q. subniveau's die weer hun subcommando's hebben, zoals GEEF NOKGEGEVENS, SET GEGEVENS etc. Nu is het zo dater een weg in de boomstructuur doorlopen wordt, die loopt vanaf het besturingsniveau tot het laagst mogelijke bereikbare niveau. Pas daar wordt een actie ui tgevoerd, dus na het intikken van het laa tste commando van een te volgen weg.

Ret sturen door de boomstructuur, het vragen stellen enz. gebeurt m.b.v. een speciale programmatuur genaamd: COIN.

COIN betekent COmmand INterpreter en interpreteert gegeven commando's. Na de interpretatie wordt een met het commando

corresponderend "signaal" afgegeven aan het besturingsniveau. Ret besturingsniveau bepaalt hiermee de te volgen weg in het

programma. Roe dit in zijn werk gaat wordt in hoofdstuk 3.1. en 3.2. behandeld. Welke acties uitgevoerd worden en welke commando's daarvoor aanwezig zijn wordt in het volgende

(20)

hoofdstuk behandeld.

3.1 Indeling prg9.amma en glgbaal de werking eryan

Het totale programma is,-om de overzichtelijkheid te bevor-deren, in twee groepen ingedeeid. De eerste groep is het

programma, de tweede groep bestaat uit een aantal subroutines. Deze subroutines worden of in het hoofdprogramma of in een of andere subroutine aanger.oepen. Bui ten de in het programma geschreven subroutines worden er ook subroutines van If buiten

af" gebruikt. Deze procedures staan niet in het programma maar in zogenaamde biblio'theken of pakketten van subroutines.

De bibliotheken. waaruit procedures gevraagd worden zijn de Prime-en de applicatie-bibliotheek. De pakketten die andere aan te roepen subroutines bevatten zijn GINO (tekenwerk) en COIN (interactieve of weI communicatieve werk). AHe externe subroutines staan met hun betekenis vermeld in bijlage B.

Schematisch gezien ziet het totale programma er nu ais voIgt uit:

I

HOOFDPROGRAMMA

I

I

SUBROUTINE 1

I

SUBROUTINE 2 enz ....

In elk onderdeel evt aanroep van externe subroutine.

In de volgende twee hoofdstukken worden het hoofdprogramma en de subroutines gescheiden van elkaar behandeld.

am het hoofdprogramma te la ten werken moeten er verder nog de volgende programma's en pakketten geladen of verbonden worden (loaden en linken):

Laden: CP.PMA: assembler programma wat het mogelijk (subr. CP$) maakt om in het programma de

pons-machine te acti veren.

P 1.PMA: assembler programma om zonder bij-(subr.P10U) komende complicaties een karakter

binair te pons en in de ponsband. Linken: - COIN

(21)

- GINO

- VAPPLLB: applicatiebibliotheek met subrout. - LI: Prime subroutines.

- NOR.I: invoerfile voor COIN (zie hfst. 3.2.) - NOK.GEG : invoerfile met namen van gegevens,

heffunkties etc.

-- NOK.C : COMMON--block (zie 3.1.1.) met variabelen, geldig daar waar NOK.C ingevoegd wordt.

(m.b.v.$INSERT NOICC).

3.1! 1 Het hoofdprogramma

De indeling van het hoofdprogramma is als voIgt: 1 Verzorging van commentaar +

inwerkingstelling van COIN regelnr 1 tIm 51

lniezen van namen van gegevens,

2 heffunkties etc. (voor verzor-ging van commentaar bij teken-ingen) en wegzetten ervan in arrays.

regelnr 55 tIm 97

Het opzoeken v/d sleutelwaarde v/h commando m.b.v. COIN en afhankelijk

3 daarvan erg ens ins pring en in het hoofd programma.

regeInr 109 tIm 119

4 Alle acties die ondernomen kunnen !worden.

rest v /h hoofdprogramma

,

. In blok 2 worden tevens de naamlengtes bepaald. Waarom dit gedaan wordt komt later ter sprake.

De commando;s met bijbehorende sleutelwaarden worden in het programma NOK.I gezet. Dit is de zogenaamde invoerfile voor COIN. Di t komt in hoofdstuk 3.2 nog ter sprake. Blok 3 is

dus het besturende gedeel te, en bepaal t in samenhang met COIN welke actie er wordt uitgevoerd. Het laatste en tevens groots-te

(22)

stuk v /h hoofdprogramma (blok 4) bevat alle acties die de gebruiker kan la ten ui tvoeren.

Om de werking van het programma wa t nader te bekijken, word t nu een voorbeeld van een actie gegeven. Als voorbeeld wordt

genomen SET GEGEVENS. Aarrgezien dit commando nog subcommando's he eft, moet de gebruiker eerst een subcommando eruit kiezen, voordat er een actie uitgevoerd kan worden. Als tweede gegeven commando wordt SET RANGE genomen. Uit NOK.I (zie bijlage C)

valt op te maken dat de sleutelwaarde voor het laatst ingegeven commando 33 is. Het tweede rijtje cijfers voor de commando's in NOK.I bevat nl. de sleutelwaarden. De besturingskop zoekt deze waarde op en gaat daarmee aan de slag.

109) C ~<'EYCO, aarn'ol?per: van KEyeD

-110.; C .-... -. '" ... _- .,.- -'--- _. ---.- ._ .. .,-~ I1t~ C 11 ~:I} 11 :'-:0 11"! ) 11 !'.,j 1 H\) 11

:'.1 (;

1 I;:;) C 11'1 ) JO CML Keyen (KEY. 1) I<.EY J 0' l<.r:-V.l 10 )<'l',( J "-l<.t-Y ··HH'·KEY.t (> l<.::-Y.l O=-I-"\F'/l G + 1

GUTD (12. JOO. 200. 300. 400. 500.600.700.800. 10).KEYI0

!<'EY~" J .' ~1 .•

:1. ...

E? COTO (10. ;?,'). 30,40.10. 10. 10. 10,90). KEYl

De subroutine KEYCO zorgt ervoor dat de key-waarde opgezocht wordt en kent deze toe aan de variabele KEY. KEY is in dit

geval vanwege het voorbeeld 33. KEY10 wordt dan eerst 3,3 , en aangezien deze variabele een integer is wordt 3,3 afgekapt tot 3. KEY1 wordt vervolgens 3 en KEY10 wordt hie rna 4.ln het eerste GOTO-statement gebeurt nu het volgende: KEY10 is

4 dus het programma voert GOTO 300 ui t (label 300 staat nl. op de vierde plaats). Op label 300 staat weer een GOTO

statement, en aangezien KEY1 gelijk is aan 3, voert dit statement GOTO 330 uit. Daar wordt een actie uitgevoerd nl.

;:;')02} C 20'3) 204} 2 ( 5 ) 20'::.) 207} 20(3)

BET :U':N0E {}<'EY:::33}

3~30 H(Ef;~.:;c 1

Cf'lLL /~Bf\n2S (IRES)

CALL RGCO (37.XTRA(1. IRES» CALL RGCO (38.XTRA(2. IRES»

C/~\LL RGCO (39.YTrVH1.IRES» CALL ~QCO (40.YTRA(2. IRES»

('~OTn :10

Hierin worden de subroutines ASKRES en 4xRQCO aangeroepen. De eerste subroutine zorgt ervoor dat een aantal resultaten wordt aangeboden, waarvan men grafieken kan maken bv.:

(23)

1 NOKVORM 2 HEFHOOGTE 3 SNELHEID enz.

Hieruit kan de gebruiker vervolgens een resultaat kiezen. Dan wordt m.b.v. de COIN-subroutine RQCO vier maalgevraagd naar

de (zelf in te vullen) extrema van de resul ta ten. Hierna keert het programma door het GOTO 10-statement terug naar de

besturingskop bij label 10. Een flowchart v/h programma is te zien in bijlage A.

Andere aches dj,e bet programma ui t kan voeren: HELP: verstrekt helptekst.

LIST_GEGEVENS: list nokgegevens op het scherm en bied t de mogelijkheid deze te veranderen.

CLEAR_SCHERM: veegt het scherm schoon (na een tekenactie). QUIT: de gebruiker verlaat het programma.

Teken (qrafieken):

Allereerst wordt gevraagd welke resultaatnummers de gebruiker wi! plotten. Om de gebruiker daarbij te helpen worden eerst de

resultaten op het scherm gezet. Dit gebeurt m.b.v. de subroutine ASKRES (zie ook H 3.1.2.). Hiermee wordt tevens een keer gevraagd welke grafieken er geplot moeten worden. Van regelnr 144 tim 149 wordt vervolgens nog maximaal drie keer het te plotten resultaat gevraagd. Nadat de resultaatnummers bekend zijn geworden, wordt subroutine PICT aangeroepen. PICT tekent de grafieken. Op het einde v/d tekenactie wordt gevraagd of de tekening opgeslagen moet worden in de HARD_COPY-file {zie opera tie HARD_COPY}.

Geef nokgegevens:

De gebruiker krijgt de vraag uit hoeveel heffunkties zijn nok qestaat. Rust wordt hierbij tevens als heffunktie beschouwd. Vervolgens wordt er een aantal heffunkties aangeboden waaruit de gebruiker kan kiezen. Hierna worden alle bijbehorende

gegevensopgevraagd:k-faktor,kommandohoek,hefhoogte,grond cirkelstraal en freesdiameter. Alle acties na het vragen van het aantal heffunkties worden m.b.v. subroutine SOORT uitgevoerd.

Set gegevens:

De volgende onderdelen kunnen "geset" worden: (de gegevens zijn te vinden in bijlage D).

1 Gegevens: alle andere gegevens dan die bij geef nokgegevens worden opgevraagd bv. de stijfheid v

I

d veer die de nokvolger op de nok houdt. De subroutine AKGEG

(24)

biedt alle gegevens aan en vraagt welke de gebruiker wi! ingeven. Sij gegeven 12 wordt ter informatie een keuzetabel aangeboden.

2 Set parameter: hiermee kan men een van de gegevens laten incrementeren. De startwaarde is de waarde, ingegeven m.b.v. set gegevens. De variabele DPAR is de incrementwaarde, NPAR

is het aantal incrementen.

3 Set range: De ui terste waarden v / d grafieken kunnen, indien de automatische schaling niet werkt, hiermee ingegeven worden.

4 Set linlog: de grafieken kunnen op enkel of dubbel logari tmische schaal getekend worden. Deze actie werkt echter nog niet.

4 Set opties: Dit wordt even verder apart behandeld. Inform gegeyens:

Over de volgende onderwerpen kan informatie gevraagd worden: gegevens, paramater, range, extrema v/d resultaten en opties. Voordat de extrema van een resultaat geprint worden, wordt eerst de subroutine RANGP aangeroepen, RANGP bepaalt die extreme waarden.

Set opties:

Men kan de volgende opties beinvloeden: - karaktergrootte (normaal 2,5 mm.> - gegevens bij de grafiek.

- heffunkties bij de grafiek. - ti tel erbij.

- automatische schaling. - grafiek met rooster.

- opties x-en y-as.

Sij de laatse optie kan men nauwkeurig waardenbereik instellen, de as weI of niet laten tekenen en maar een kant t.O.V. nulpunt la ten tekenen.

Hard copy:

De eerste vraag is of de gebruiker hard copy wi! inschakelen of niet. Hiermee kan men dus de vorige hard copy-actie stoppen. Op regelnr 372 wordt gevraagd of de gebruiker een nieuwe naam aan het prgramma wil geven, waarin tekeningen worden opgeslagen. Verder kunnen de volgende waarden ingesteld worden:

- huidige programma schoonmaken. - A-formaat ingevenbv. A2 of A3.

Vervolgens wordt met de operatie PLOTF een plotfile aangemaakt met de zojuist gegeven naam. Het slui ten v / d plotfile gebeurt

(25)

m.b.v. de GINO-subroutine DEVEND. Elke keer als een plotfile

gesloten wordt doordat men een andere naam ingeeft of doordat men hard copy niet meer gebruiken wil, en toch nog wil tekenen, subroutine GINO (zie volgend hoofdstuk).

Pons band maken:

Allereerst wordt gevraagd of de gebruiker wil pons en. Vervolgens wordt gevraagd hoe veel men de hoek elke keer ophoogt bij de

berekening. Dit kan 0,1 of 0,05 graden zijn. Vervolgens wordt de ponser toegekend: er wordt een subroutine aangeroepen die staat in het programma CP.PMA (CP$). Dit is assembler-programma die de ponser activeert. Normaal moet men de PRIME-commando

liAS PU" ingeven. Nu doet CP.PMA dat en er wordt tevens gecontroleerd of de ponser in gebruik is. Is dit het geval dan wacht het programma even en probeert dan opnieuw of de ponser in te schakelen is (regelnr 406 tIm 418 ). Dan wordt de subroutine Funct aangeroepen. Funct berekend de benodigde waarden (zie hoofdstuk 2.7.) en zet ze weg in file NOK.PNS.

Nadat Funct klaar is worden uit deze file een voor een de waarden gelezen en geponst. Bet ponsen gebeurt m.b.v. een

subroutine die geprogrammeerd is in P1.PMA. Dit is eveneens een assembler programma die het mogelijk maakt om getallen zonder omwegen binair te pons en. Tot slot wordt de ponser weer vrij gegeven m.b.v. subroutine CP$. Bet normale

PRIMOS-commando hiervoor is "UN PU". Bet kan zijn da t in Funct gebleken is da t de stapg'rootte van 0,1 graden te groot is. Dit wordt gesignaleerd en men moet dan 0,05 als stapgrootte nemen.

3.1.2 De subroutines van en voor NOK.FTN

De subroutine zelf ziet er als voIgt uit: SUBROUTINE NAAM (A,B/C). De waarden arb en c worden gelijk gemaakt aan die van de variabelen x,y en z. Deze laatste waarden mogen tevens ingevulde.constanten zijn. De variabelen in een subroutine worden niet naar buiten gebracht tenzij:

- ze tussen haakjes vermeld staan bij de declaratie van een subroutine.

'7 of dat ze in een commonblock staan.

Bet Iaatsj:e geval is erg belangrijk omdat daarmee bepaaid wordt of de variabelen weI of niet in het hoofdprogramma of in een

andere subroutine dezelfde waarde hebben als in de desbetreffende subrou tine.

De subroutines staan onder het hoofdprogramma. Behalve dat de subroutines in het hoofdprogramma kunnen worden aangeroepen

(26)

kunnen en worden ze tevens in andere subroutines aangeroepen. Na het hoofdprogramma staan de volgende subroutines:

Subrout~ne soort

De eerste subroutine SOORT biedt een aantal heffunkties aan (14) en vraagt dan welke de gebruiker bij dehuidige

kommandohoek wi! toepassen. Het aanbieden en vragen van heffunkties geschiedt met de COIN-subroutines HQCO en I(,lBCO. Verder worden de kommandohoek, de hefhoogte, de k-waarde, ro+ hm en de diameter van de frees gevraagd.

Subroutine List

Subroutine LIST biedt de gebruiker de mogelijkheid om de ingegeven nokgegevens te listen en/of te veranderen.

Subroutine FUNCT

In FUNCT worden momentane hefhoogtes, snelhede!n v /d volger enz. ui tgerekend v~~r een aan tal hoeken v / d nok. Het ui trekenen van verschillende gegevens gebeurt in een zogenaamde loop ofwellus. De gebruiker bepaalt het aantal punten v / d grafiek en daarmee -het aantal keren wat de lus doorlopen wordt. Vanaf regelnr 711 tim 715 zijn er speciale voorzieningen getroffen om het aantal punten zodanig aan te pass en, dat het programma op het einde v/d lus op 360 graden uitkomt en niet op bv. 361 graden. In het

array IPU zijn enkele bruikbare waarden voor de loop gezet. De eerste loop in funct wordt gebruikt voor het berekenen van punten voor grafieken. Het maximaal aantal punt en is 360.

De tweede loop (regelnr 742) wordt gebruikt als er een pons band gemaakt moet worden voor de NUBE .... nokkenfreesmachine. In di t geval moeten er geen 360 punt en berekend worden maar 3600 of

7200. Dit houdt in dat de heffing om de tiende of twintigste . graad berekend wordt.

Funct begint met het ui trekenen van de momentane hefhoogtes. De gebruiker kan kiezen uit een aantal heffunkties waaruit de nok be staat. Rust wordt hierbij tevens als heffunktie beschouwd. In Funct wordt per kommandohoek voor een aantal stappen de

hefhoogte berekend m.b.v. de actuele heffunktie. Als voorbeeld wordt genomen de parabool.

~

815) C SITUATIE: T/Tm LIGT TUSSEN 0 EN 0.5

81,!, ) 81'1) 813) 817') 820> ·821 ) 82;;} C 60 IF (TO. GT. O. 5) GOlD 65

IF

<Im.:::s.

LT. 2 . OR. IRES. GT. 10) GOTO 150 SNELH::"4 I} TO

VERGN"'~4.

GOTO 150

82:J) C SlTU/',TIE: T/T:n LIGT TUSSEN 0.5 EN 1. 0

824) 825} 826) 827) 823) ,S~i RHEF":;l-;:I1.' (TG-l) ~·1}2

IF (

Irms.

LT. 2 . OR. IRES. GT. 10) GOTO 150 SNELH:::-4. ·-4"'~1 (~

VERSN!.c~4.

(27)

De paraboolfunctie wordt opgedeeld in twee s1;.ukken: 0

<

t/tm <0,5 en 0,5 < t/tm < 1. De variabele TQ stelt t/tm v~~r. In het eerste tijdsbestek v Id heffunktie is h/hm = 2TQ . De volgende regel is een tijdbesparende maatregel in het geval dat alleen de nok getekend hoeft te worden. In dat geval is IRES gelijk aan 1. Indien anderetekeningen worden gevraagd, blijkt dat bij de berekeningen daarvoor bijna al tijd de snelheid en de versnelling nodig zijn. Dit zijn nl. de 1 e en 2e afgeleide die bv. nodig

zijn bij de berekening v / d kromtestraaL In deze gevallen is IRES groter dan 1. De snelheid is in het eerste tijdsbestek: SNELH=4TQ, en de versnelling is: VERSN=-4.

Nada t voornoemde waarden berekend zijn springt het programma naar label 150. Daar worden voor de volgende arrays waarden bepaald:

RHOOG: hefhoogte met Ro+Hm als nulniveau. XCO en YCO: x-en y coordinaten v/d nok.

XFRCO en YFRCO: x-en y coordinaten van de freesmiddelp.baan. Verder worden berekend: snelheid, versnelling, positieve

krom-tE!straal,

en de drukhoek v

Id

centrisch rec:ht geleide nokvolger. Tot slot worden de normaalkracht op de nok en de Hertzse spanning als functies van de doorlopen hoek berekend.

Als alle waarden berekend zijn wordt m.b.v. het verstrekte resultaatnummer uitgezocht waarmee de X-en Y arrays gevuld worden (regelnr 1094 tIm 1114). Indien andere grafieken dan de nokvorm worden, zijn de punt en ui t voornoemde arrays voldoende gegevens om een grafiek te tekenen. Als de nokvorm getekend

moet worden zijn behalve de coordinaten v/d freesbaan ook nog de coordina ten v /h nokprofiel en de markeerlijnen van de kommandohoeken nodig. Deze laatste punten worden op het einde van Funct bepaald, evenals het aantal punt en voor de gestippelde freesmiddelpuntsbaan (deze punten worden ongeveer om de tien graden genomen om een stippellijn te kunnen tekenen).

De subroutine PICT

De subroutine Pict wordt aangeroepen als het commando TEKEN is gegeven. In Pict worden enkele subroutines aangeroepen v /h

tekenpakket op de PRIME: GINO. GINO bevat een aantal procedures voor het tekenen van lijnen (getrokken of gestippeld), cirkels, letters enz. Andere subroutines zijn bv. (call) PICCLE: veegt

(28)

het scherm schoon, CHASIZ: beschrijft de grootte van de letters, LINBY2: tekent een lijn in het tweedimensionale vlak enz. Alle

gebruikte externe subroutines staan met hun betekenis vermeld in bijlage B.

Na het indrukken van het commando TEKEN wordt er gevraagd welke resultaatnummers de gebruiker getekend wit hebben. Er kunnen maximaal 4 tekeningen op het scherm geplot worden. De resul taa t nummers, opgevraagd m.b.v. de sUbroutine ASKRES, zijn weggezet in het array IY (zie regelnr 143). Afhankelijk van het aantal resultaatnummers wordt de subroutine GRAF een aantal keren aangeroepen. De grootte van de tekeningen is ui teraard

afhankelijk van het aantal wat getekend wordt. De waarden XM en YM bij aanroep van GRAF drag en zorg voor de indeling. XM en YM zijn de helft van het scherm in respectievelijk x-en y-richting. De variabelen X1 en Y1 zijn de beginpunten van het scherm, X2 en Y2 zijn de eindpunten. Deze variabelen, bedoeld

om het tekenvlak af te bakenen, worden gedeclareerd en benoemd in subroutine GINO (niet te verwarren met het tekenpakket GINO).

Andere activiteiten van PICT zijn:

- parameter informa tie bijschrijven, of - gegevens bijschrijven, of

- heffunkties met bijbehorende gegevens bijschrijven. Deze acties worden alleen op aanroep ondernomen (m.b.v. SET OPTIES). Indien een van deze gegevens naast de tekening komt

te staan, moet daarvoor wel ruimte gereserveerd worden. Daarvoor wordt voor de aanroep van GRAF X2 aangepast (regelnr 1209 tIm

1212 ).

De procedures om te schrijven zijn CHAARR en RA 1 CO. RA 1 CO zet REALS om in A 1 - karakters en CHAARR schrijft (alleen) A - karakters op het scherm.

Subrou tine GRAF

De subroutine GRAF begint met het aanroepen van subroutine FRAME. De in PICT benoemde afbakeningswaarden worden in GRAF toegekend aan X1,X2,Y1 en Y2. FRAME tekent m.b.v. deze waarden een lijst om de tekening. Na deze acHe worden de marges voor annotatie en labeling ingevuld. Deze getallen geven de plaats aan van de namen van de x-en y waarden v I d grafiek, bv. snelheid en graden.

(29)

Indien automatische schaling gewenst is, is AUTOSC = .TRUE.

In dit qeval wordt de subroutine SCALP aanqeroepen. SCALP bepaalt de extrema van x-en y waarden, om de lengte van deassen te

bepalen. Indien de automatische schalinq niet werkt moeten . laatstgenoemde waarden m.b.v. SET RANGE ingevuld worden. Als daar niets inqevuld is, worden de extreme waarden qelijk gemaakt aan de laa tst bepaalde minima en maxima van de grafieken. Na de be paling van de lengtes v / d ass en, worden de posi ties daarvoor bepaald. Er wordt hierbij gekeken of de assen nul, een positief qetal of een negatief getal als uiterst linkse waarde hebben. Met de subroutine AXIPOS worden de assen geposi tioneerd. Hierbij worden de lenqtes v I d assen tevens

qedeclareerd. Indien een nok getekend wordt moeten de lengtes v

Id

assen even groot zijn, omdat de nok anders vervormd getekend wordt. De schalinq voor een noktekening wordt dus aangepast.

(regelnr 1406 t/ m 1407 ,IRES= 1). De ass en worden vervolgens getekend. en voorzien van getallen m.h.v AXIDRA. Als laatste worden de

assen voorzien van teksten die slaan op de resul ta ten.

Het belangrijkste van GRAF is het tekenen van grafieken. Zoals al eerder is opgeIIierkt wordt er onderscheid gemaakt tussen het tekenen van een gewone grafiek en het tekenen van een nok. Bij de nok moeten nl. behalve de nokvorm ook de qestippelde

freesmiddelpuntsbaan en de hoekmarkeerlijnen getekend worden. Bij de grafieken kunnen ook meerdere lijnen getekend worden. Er bestaat nl. de mogelijkheid om een gegeven een aantal

keren te laten incrementeren m.b.v. SET PARAMETER. De variabele NFUN (regelnr 1444) stelt het aantal increment en + 1 v~~r.

Het tekenen van lijnen gebeurt met GRAPOL of GRACUR. De lijnen voor de grafieken met een geincrementeerde waarde worden qestippeld qetekend. Het stippellijn tekenen wordt geactiveerd _ m.b.v. BROKEN. In het geval dat er via fUnct geen goede gegevens

naar graf doorgespeeld worden, komt op het scherm II verkeerde

gegevens"testaa~ Subroutine FRAME

De subroutine FRAME tekent een kader om de tekening. Subroutine RANGP

Subroutine RANGP zorgt ervoor dat de minima niet groter kunnen worden dan 10 en de maxima niet kleiner kunnen worden dan

(30)

10 . Daartoe worden eerst de werkelijke extrema bepaald in subroutine RANGE, die daarvoor FUNCT aanroept. RANGP wordt allereerst in SCALP aangeroepen voordat al het voorgaande wordt ondernomen. SCALP vult de arrays XTRA en YTRA met de extreme waarden.

De subroutine ASRGEG schrijft het totaal aantal resultaten op het scherm en vraagt een keer welke de gebruiker wil plotten. In het hoofdprogramma wordt vervolgens nog maximaal drie keer gevraagd welk resultaat de gebruiker tevens wil plotten. De resultaatnamen staan in het array RESY.

De subroutine TEXTL bepaalt op 4 karaJs.ters nauwkeurig de lengte v / h langste woord ui teen text -array. Di t is noodzakelijk omdat de gegevens of hefffunkties op aanvraag bij de tekeningen geschreven kunnen worden. Hierbij worden de stukken text in A4(ASCI-karakters)geschreven.

De subroutine GINO ini tialiseert, afhankelijk van het soort

terminal, het tekenpakket GINO. Tevens worden in deze subroutine de afmetingen van llet soort terminal bepaald. .

3.2 De toepassing van COIN

Om COIN te laten werken, dwz. een menu laten aanbieden, vragen laten stellen of helptekst laten aanbieden, moet er eerst een

zogenaamde invoerfile geschreven worden. Die invoerfile wordt in het hoofdprogramma verbonden met COIN dmv. de acties:

CALL OPEN$A(A$READ,'WPB )HORNIX)NOR.I',INTS(16),INTS(3» CALL INCO (7)

De eerste operatie wordt uitgevoerd om de invoerfile NO!.I op te slaan in filenr. 3+4= nr. 7, en om uit dat filenr. te kunnen lezen. De tweede actie verbindt NOR.I daadwerkelijk met COIN.

COIN leest zijn gegevens uit de file NOR.I . NOR.! is

opgenomen in bijlage C en ziet er schematisch gezien als volgt uit:

- commandosectie - vragensectie - helptekstsectie

Tussen elke sectie komt een lege regel te staan.

De commandosectie bevat alle commando's die gegeven kunnen worden.

(31)

Een voorbeeld van zo'n sectie is in onderstaand: figuur opgenomen. 78 1 1 NOI'\~<'EN

122 2 1 I-iELP

143 10 1 TEKEN

0 20 1 GEEF _NOI, GE f:r: 'IE Na

0 3 1 LIST "-< NOI<.GH:EVL::NS

179 30 1 SET _<GEGr::VEN~3

0 31

.I- \<) E (~EV:::N 0 32 1 Pf\IMi~!E'!

r;n

De eerste drie kolommen getallen bevatten de volgende informatie: kolom1: regelnr. v Id helptekst

kolom2: keywaarde v Ih commando

kolom3: aantalletters wat de afkorting v/h commando voorstel t.

De eerste kolom wordt ingevuld m.b.v. de PRIMOS-operatie: SEG COIN)LINK. Alle commando's die een spatie verder staan dan het laatste commando erboven, zijn de subcommando's daarvan. Zo-gauw als een commando weer een spatie naar voren staat, is dit

(sub) menu beindigd.

De vragensectie ziet er als volgt uit:

0 3R':::EEF DE 1'\0001l"lf\NDOHOEK IN GHl~DEN

0 4R'::;EEr:: DE HEr:IIDOGTr: IN mm_ 0 5HGEEF VitI K-FAKTOI{

0 6fE:E:::F lJ!d nQ+l-lm Y.Jt\N~DE

0 7H G;: ::::r: U~j

r

-REi::

rm

I Ai"IET t~<H

0 8D:,HL"f' U NOG m~('~EVr"NS VERANDEREN

Elke vraag begint met het vraagnummer, gevolg door de aanduiding van het vraagtype en eindigt met de vraag. De vraagtypen kunnen REAL, INTEGER, BOOLEAN of TEXT zijn. De helptekstsectie ziet

er als volgt ui t:

<

HELP

Tik HELP '1t.:::l' pT'oblt'em--af'hankeliJke inPormatie.

1- Druk 0[, f<E"lllf:'{N tl.lallneer U niet weet wat in te voeren.

2- Wilt U uitgFbrpidere hulp tik dan het speciale help karakter. U 'lind dat san h~t sind va:l de kopregel van ieder liJstJe met COmmalndo·E;. Hct h~;lo kal'.:sltter kunt U altiJd intikken.

Elke helptekst begint met

<

COMMANDONAAM of vraagnummer. De laatste nelptekst eindigt met

<

<.

Indien meerdere pagina's tekst bij een commando of vraag staanr worden de pagina's gescheiden met een > >-teken. De karakter, benodigd om de

(32)

helptekst aan te roepen staat helemaal bovenaan in NOK.I en is in dit geval een dubbele punt. Deze dient achter een commando ingetikt te worden. .

3.3 Aanwiizingen voor uitbreiding van het programma

Het uitbreiden van het programma met meerdere functies moet plaatsvinden in subroutine Funct. NB. alle functies die daar nu in staan zijn functies van de ddorlopen hoek van de nok. In reqel

1094 worden, afhankelijk van het resultaatnummer, waarden toegekend aan de arrays x en y. Is het resultaatnr. bv. 5, dan wordt x gelijk

aan de doorlopen hoek en y aan de drukhoek. De resul taatnummers staan voor de resultaten, aangeboden aan de gebruiker tijdens het laten lopen van het programma. Het GOTO-statement op regelnr. 1094 voert het volgende uit: GOTO 165 (IRES=5). Op label 165

staat y(plaats)=alfa (=drukhoek). X is van te voren gelijk aan de hoek gemaakt omdat de meeste x-waarden (behalve als IRES=1) dat

toch worden. De variabele plaats stelt het aantal stappen voor die tot dan toe genomen zijn bij de berekening. Nadat de x-en y arrays voor een bepaald resultaatnr. zijn ingevuld springt het programma naar label 180 omda t anders de arrays overschreven werden met andere waarden.

Bij toevoeqing van een functie meet ui teraard eerst een formule voor regelnr 1092 geplaatst worden die bv. een variabele A een waarde geeft. Vervolgens moet het GOTO-statement op regelnr. 1094 uitgebreid worden met een labelnr. bv. 169. Bij dat labelnr.

moeten dan de x-en y arrays inqevuld worden. Uiteraard mag een GOTO 180 hierna niet ontbreken. In file NOK.GEG (zie bijlageD) staan de resultaten die te tekenen zijn. Dit aantal resultaten moet nog tii tgebreid worden met de functienaam en de x-naam. De volgorde waarin ze nu staan meet wel gehandhaafd blijven

(33)

Een nieuw resultaat moet dus gewoon onderaan het rijtje toegevoegd worden, samen met de naam van de x-as.

Tot slot moeten nog de volgende opmerkingen gemaakt worden: - de berekening van de doorlopen hoek gaa t als volgt:

x{plaats)=float«plaats-1 )*istap). Hierin staat (plaats-1) omdat plaats begint met 2. Istap stelt de stapgrootte v~~r.

- de eerste array-waarden worden ingevuld op regelnr. 1136 L

- indien er twee soorten versnellingen in een grafiek getekend moe ten worden, is het verstandig om eerst de normale versnelling (1 e afgeleide van heffunktie) te tekenen en dan de andere versnelling te tekenen. Die andere versnelling wordt veroorzaakt door speling, niet oneindige stijfheid v /h systeem enz. Het tekenen v / d twee grafieken door elkaar kan het gemakkelijkste gebeuren door regelnr 1448 enz. van GRAF aan te

passen. Men laa t NFUN 2 worden en verandert in de loop het resultaatnummer d.m.v.: (stel IRES=9)

IF (IRES.EQ.9 .AND. IFUN= 1) IRES==4.

Let wel op dat NPAR (aantal incrementen) de loop niet verkeerd beinvloed!

(34)

4 Enkele voorbeeldberekeningen met het programma

Voordat gegevens ingevoerd kunnen gaan worden moet het volgende eerst beschouwd worden: de ro+hm-waarde die men ingeeft is het hoogste punt van de nok. Dan worden enkele heffunkties ingegeven

zodanig dat de heffing niei: uitkomt boven het zojuist gedefinieerde punt. Dit wordt zo gedaan om te voorkomen dat bij het frezen een

stuk van een heffing bij het ui tlopen wordt weggefreesd. Neemt men de bovenstaande maatregel niet dan moet m.b.v. een speciale curve

met de frees worden uitgelopen. .

Loopt het programma, dan moet men het commando CEEF NOCECEVENS indrukken. Er wordt dan gevraagd hoeveel heffunkties men wi! toepassen. Vervolgens wordt een evenzoveel aantal keren gevraagd naar:

- soort heffunktie (rust wordt als funktie beschouwd). - kommandohoek.

- eventueel de k-waarde. - hefhoogte.

Zijn deze gegevens ingevuld dan wordt tenslotte gevraagd naar ro+hm en de diameter van de frees.

De gegevens zijn bekend, nu kunnen de resultaten opgevraagd worden. Men drukt het commando TEKEN in waarna gevraagd wordt welk

resultaatnummer(s) men getekend wil hebben. Ter informatie wordt het rijtje resultaten met resultaatnummers ervoor aangeboden. Men kan 1,2,3 of 4 resultaten op het scherm Laten tekenen in willekeurige volgorde. De resul ta ten zijn:

1. nokvorm 2.hefhoogte 3. snelheid 4. versnelling 5.drukhoek 6. positieve kromtestraal 7.kontaktkracht 8. Hertzse spanning.

Er worden foutmeldingen gegeven op de tekeningen d.m.v. "verkeerde gegevens" op het scherm te schrijven. Di t gebeurt indien:

- de kleinste waarde van de negatieve kromtestraal van het nokprofiel Kleiner is dan de straal v I d

(35)

- de kontaktkracht kleiner dan nul is: de nokvolger laa t los. De fou tmelding word t dan gegeven bij resultaatnr. 8: Hertzse spanning vanwege een wortel teken in een berekening.

In bijlage E zijn enkele voorbeeldberekeningen met tekeningen

(36)

-t.a.v. het programma. De eerste opmerking is dat het

programma nu zodanig voltooid is dat aan het tekenwerk en de communicatieve kant v/h programma zeer weinig tot niets meer gedaan hoeft te worden. Verder is het programma zo ingericht dat bij eventuele uitbreiding alleen de volgende onderdelen veranderd te worden:

- NOR.GEG te weten de gegevens-en resultaatnamen. - Subroutine FUNCT: toevoeging van formule enz. - Subroutine GRAF: indien twee of meer verschillende

resultaten in een grafiek getekend moeten worden. Indien een uitbreiding het dynamische gedrag v/h

nokmechanisme betreft, moeten de formules voor berekening van de kontaktkracht ui teraard herzien worden. V~~r de

versnellingskrachten zijn daarvoor de afgeleide functies van de heffunkties genomen.

Tot slot kan nog het volgende van zo'n programma gezegd worden: het gebruikersvriendelijke van het programma maakt het aantrekkelijk om er mee te gaan werken. Verder is het een gemak dat men zelf bepalen kan wat men gaat doen met het programma. Dit bevordert het itteratieve rekenen waarmee tenslotte de meest optimale oplossing kan worden gevonden. Itteratief rekenen kan in sommige gevallen een langdurige en kostbare bezigheid zijn, ook met een computerprogramma. Dit programma is echter zo ingericht dat m'en snel een indruk kan krijgen wat een gegeven voor invloed heeft op de ontwerp_ gegevens. Heeft men eenmaal zicht op de invloed van dat gegeven dan gaat men vanzelf de goede richting uit met het ontwerpen.

(37)

6 Literatuurlijst 1. J.N.D. Bume en B.C. Bolt Cursus Fortran 77 Academic Service, 1 981 2. Ir. P.W. Koumans -Nokmechanismen T .R. Einhoven, 1 9 83 3. J. Banens Coin handleiding T.R. Eindhoven, 1983 4. CAD Centre GINO-F Cambridge

(38)

C

START PROGRAMMA

)

-

-W

NOKKEN _ '- _ _ _ _

[hOOfdCommandO

en

tevens~

besturingshiveau

... \J7

\1, J. \It \it \JI IV \11'

HELP

GEEF

LIST

SET

~

NFORM

HARD

PONSEN

NOKGEG.

NOKGEG.

GEGEVENS

1

COpy

,

It

-

II .-

....

.... II If .

..

II

I - - - -

i

QUIT

I "

r

I

I

I

I

I

\

I

"

. l

GEGEVENS

I

II

w

I

GRID \

I "

""

~ If.,

1

PARAMETERI

I RANGEl I

LINLOGI

[ OPTIE

I

I

n

I

...

'"

. \I, .\~ UI J.

lKARAKTERGROOTTEl HEFFUNKTIES! !GEGEVENS! [X-EN

Y-ASI

If

...

If

..

If ff

-L ________ ,

I

I

(39)

Bijlage B: Externe subroutines

GINO-subroutines

AXIDRA (ITICK,IVAL,IXORY) Tekent as: ITICK bepaalt aan welke kant de merkstrepen worden bijgeschreven, IVAL aan welke kant de schaalwaarden worden bijgeschreven en IXORY of het de x of y-as is. (1 =x-as, 2=y-as)

AXIPOS (IOR, XOR, YOR,AXLEN ,IXORY)

IOR=1: as gaat door XOR,YOR, 0: as gaat door nulpunt. AXLEN: lengte v I d as

IXORY: zie AXIDRA

AXISCA (ISCALE,NINTS,VBEG,VEND,IXORY) schaalt de as. NINTS: aantal intervallen op de schaal

VBEG,VEND: begin en eind-waarde v

Id

as IXORY: zie AXIDRA

BROKEN (X): bepaalt het lijntype wat getekend gaat worden. X: lijnsoort.

CHAARR (IARRAY,NWORDS,NFORM)

IARRAY: integer array wat karakters(A-formaat) be vat. NWORDS:aantalkarakters •

NFORM: vorm v/d karakters

DEVEND: stop alle GINO-acties .

GRACUR (X, Y,NPTS) tekent een vloeiende lijn door x en y. X en Y: arrays met punt en waardoor getekend wordt. NPTS: aantal punten wat getekend wordt.

GRAPOL (X,Y,NPTS) tekent een rechte lijn door x en y. GRID (ISTYLE,IANX,IANY) tekent een rooster.

ISTYLE: soort rooster

IANX en IANY : 0 geen schaalwaarden op x-en y-as 1 weI schaal waarden.

PICCLE: veegt scherm schoon

MOVT02 (X,Yh cursor gaat naar het punt(x,y).

WIND02 (X1,X2,Y1,Y2):teken niet buiten het scherm gedefinieerd door de punt en x

1

,x2,y 1 en y2.

COIN-subroutines

KEYCO (KEY,MKEY): zoekt de key-waarde op behorende bij een commando.

RQCO(IQ,A) Real vraag met nummer IQ. Er word t de suggestie A gedaanoen A wordt afgeleverd.

(40)

RQBCO(IQ,A,A 1,A2): hetzelfde als bij RQCO gebonden aan de grenzen A 1 en A2.

IQBCO(IQ,I,I1,I2}: integer vraag.

HCCO(IQ): verstrekt helptekst voor commando met key lQ HQCO(IQ): verstrekt helptekst voor vraagnummer 1Q

PRIME - subrou tines

CALL OPEN$A(A$READ,'NAAM',INTS(4),INTS(8» Hiermee wordt uit een programma gelezen: 'NAAM'. 4 stelt

het aantal karakters voor van NAAM, 8 is de unit filenr., te beginnen met 5. De eerste 4 zijn nl gereserveerd voor het syst.eem. Het filenr. wat opgeschreven wordt is 4+4=8. Een andere actie die hiermee ondernomen kan worden is schrijven

in een programma, dan wordt A$READ: A$WRITE. CALL CLOS (INTS(4» sluit de zojuist genoemde file.

$INSERT ... hiermee kan iets in het programma ingevoegd worden.

(41)

<USEMFD>WPB>HORNIX>NOK. I

*******************************************************************************,

****************************************************************************~**i W W WWW WWWW W W WWW W W W W W W W WWW W W W W W WW W W W W W W W W W WWWWW W W WWWW W W W W W W WW W W W W W W W W W W WW W W W W WW W W W W W

www

W W W W WWW W W W W WWW W W WWW WW WW W W W W W W WW W W W W W W WW W WW W W WWW W~W W W W WWW WW W WW W W W WWW W W WW WWW ***************************************************************************.:t*.:t*~ ****************************************************************************~**~

Label: PRTI06 -foT'm

Pathname: <USEMFD>WPB>HORNIX>NOK. I

File last mOdified: 84-05-30. 13: 56:32. Wed

Spooled:

(42)

-78 1 1 NOKKEN 122 2 1 HELP 143 10 1 TEKEN 0 .20 1 GEEF_NOKGEGEVENS 0 3 1 LIST-NQKGEGEVENS 179 30 1 SET_GEGEVENS 0 31 1 GEGEVEN 0 32 1 PARAMETER 0 33 1 RANGE 0 34 1 LINLOG 205 50 1, OPTIE 0 51 1 KARAKTERGROOTTE 0 52 2 GEGEVENS 0 53 1 HEFFUNKTIES 0 54 1 TlTEL 0 55 1 AUTOSCALE 0 56 1 GRID 0 61 1 X-AS 0 62 1 Y-AS 222 40 1 INFORMATIE 0 41 1 GEGEVENS 0 42 1 PARAMETER 0 43 1 RANGE 0 44

...

EXTREME_WAARDEN 0 45 1 OPTIES 154 70 2 HARD_COPY 238 SO 2 PONSBAND_MAKEN 152 4 1 CLEAR_SCREEN 0 9 1 GUIT

o

lIGEEF HET AANTAL HEFFUNKTIES 250 2IGEEF HET TYPE NUMMER

o

3RGEEF DE KOMMANDOHOEK IN GRADEN

o

4RGEEF DE HEFHOOGTE IN mm.

o

5RGEEF UW K-FAKTOR

o

6RGEEF UW RO+Hm WAARDE

o

7RGEEF UW FREESDIAMETER

o

SBWILT U NOG OEGEVENS VERANDEREN

o

9IHOEVEEL FUNKTIE-NUMMERS WILT VERANDEREN

o

10IWELK FUNKTIE-NUMMER WILT U VERANDEREN

o

I1BWILT U RO+HM OF UW FREESDIAMETER VERANDEREN

269 12IWAT VOOR TERMINAL GEBRUIKT U (1=T4014.2=T4010,3=HP2647A) 272 20IKIES EEN GEGEVEN NUMMER

o

21IKIES EEN RESULTAAT NUMMER

290 22IRESULTAAT NUMMER OF NUL

o

23RWAARDE 293 24RINCREMENT WAARDE

o

25IAANTAL INCREMENTEN

o

26RMINIMUM

o

27RMAXIMUM

o

2SRKARAKTERGROOTTE IN MM

o

29BGEGEVENS ERBI~

o

30BTITEL ERBI~ 296 31BAUTOMATISCHE SCHALING

o

32BGRID 300 33BNAUWKEURIG WAARDENBEREIK

o

34BAS TEKENEN

o

35BAS BUITEN GRAFIEK

(43)

<

o

36IQRAFIEKTYPE (O=LIN/LIN, 1=LOQ/LIN, 2=LIN/LO(;h 3=LOQ/LOQ)

o .

37RMinimum X

o

3SRMaximum X

o

39Rl'1inimum V

o

40RMa x i mum V

o

50BHEFFUNKTIES ERBI~

o

57BWILT U AANTAL HEFFUNKTIES NOQ VERANDEREN

o

60BWILT U HARD-COPY (NOG) GEBRUIKEN

o

61BWILT U DE INHOUD V/D HUIDIGE FILE VERWI~DEREN

o

62TWAT IS UW (NIEUWE> FJLE-NAAM

o

63IWAT IS UW (NIEUW) A-FORMAAT

o

64BWILT U DE TEKENING OPSLAAN IN DE (HARD-COPY) FILE

o

66BWILT U EEN PONSBAND MAKEN VOOR DE NUBE-MACHINE

o

67RWELKE STAPGROOTTE NEEMT U , 0.1 OF 0.05 GRADEN

o

6SIHOEVAAK WILT U UW HEFFUNKTIE OP EEN BAND GEPONST HEBSEN

Tik HELP voor probleem-afhankeliJke informatie. GRAF verzorgt het tekenen van grafieken.

De commando"s. die GRAF herkent. 1.iJn:

HELP verstrekt inhoudeliJke informatie over de grafieken. TEKEN - tekent een tot maximaal vier grafieken.

GEEF NOK geef het aantal heffunkties en de biJbehore·nde gegevens. GEGEVENS LIST NOK GEGEVENS SET INFCRM HARD_COPY PONSBAND CLEAR GUIT

Hiermee kan een overzic'ht van de ingegeven heffunkties met biJbehorende waarden worderr opgevraagd. Tevens

kunt U hiermee een aantal (aIle) gegevens veranderen. biedt gelegenheid om !.Uaarden van gegevens. parameter en dergeliJke te veranderen.NS dit ziJn geen nOkgegevens informeert U oveT' waarden van gegevens, parameter en resu I taten.

U kunt uw tekeningen apslaan in een zelf te benamen file

U kunt voor de NUBE-machine in W-Iaag een f10nsband

ma~en. U kunt dit met dit ~T'ogramma doen zonder extra PRIMOS-commando's, U moet echteT' !.Uel de ponser in W-ho09_ aanzetten.

veegt uw scherm schoon

de eni9 (nette) manieT' om te stoppen. Na GUIT kunt U oveT'igens met

S

!.Ueer herstarten.

U kunt gedetailleerdeT'e informat!e over deze commando's kriJgen door : commandonaam

in te ti kken (c ommandonaam mag in afgekorte vOT'm>'

Als antwoord op een vraag mag U o~k altiJd een dubbele punt (:) intit-kens zo mogeliJk kriJgt U dan hulp biJ het beantwooT'den ervan.

Steeds geld't:

1. WEET UNlET WAT U MeET TIKKEN, DRUK DAN OP RETURN.

2. WEET U HET NU NOG NIET. PROBEER DAN DE DUBBELE PUNT en !.Ueer naar 1. U mag commando's afkorten en zoveel achter elkaar intikren als U wilt. Geb.ruik daarbiJ de spatie of de komma als scheider waar dat nodig liJkt.

Er is altiJd een suggestie voor een antwoord op een VT'aag. Op RETURN drukken is genoeg wannee~ dat antwoord wilt geven.

QebT'uik de puntkomma om all~ (eventueel) resteT'ende vragen over te slaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In order to investigate the implementation of servitization, this research will concentrate on paradoxical tensions within the strategical fields of organizational

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

21 januari 2003 Zandlandschap Droge en vochtige schraallanden, Natte schraallanden, Zwak gebufferde wateren, Duinen en Stuifzanden, Bossen, Fauna.. 18 februari 2003

Deze besparing zal nog toenemen indien deze verlaagde dosering wordt uitgebreid door met een sensor gestuurde spuit alleen op de bladgroene delen en niet meer op de grond en in

Dat komt voor als er te veel licht is, maar ook als de suikers niet voldoende kunnen worden getransporteerd.. Dat laatste is het geval als er niet voldoende plekken zijn waar de

Stikstofopbrengst kg N per ha van gras onder invloed van de mestsoort en het aantal opéénvolgende jaren waarin mest is toegediend Mestkwaliteit De Marke 2002.. Stikstofopbrengst kg

Langs de oevers van de sloten rondom de proef- velden bij het kenniscentrum ‘open sierteelt’ van PPO te Lisse, zullen ver- schillende inrichtingsvarianten ter demonstratie

Prioriteit is hel- der krijgen van het provinciaal belang bij landschapsbeleid (wat zijn de basiskwaliteiten en kernkwaliteiten) en vervolgens deze kwaliteiten in een structuurvisie