• No results found

onverzadigde doorlatendheid van zware kleigronden in de kustvlakte van Suriname; gebruik van tensiometers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "onverzadigde doorlatendheid van zware kleigronden in de kustvlakte van Suriname; gebruik van tensiometers"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Landbouwhogeschool-Wageningen

CENTPIJM VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK IN SURINAME

DE ONVERZADIGDE DOORLATENDHEID VAN WARE KLEI-GRONDEN IN DE KUSTVLAKTE VAN SURINAIS

( O n d e r z o e k p r o j e c t n o . 75/1*0

I . P . Zandijk

Verslag van een onderzoek verricht in samenwerking met het Landbouw Proefstation Afd. Bodemfysica

Ir. N. Muileboon

(2)

I N H O U D

b i z .

1 . S a m e n v a t t i n g 5

2 . Voorwoord 5

3 . P r o b l e e m s t e l l i n g 5

4 . M e t h o d i e k 6

4 . 1 . Veldproef 6

4 . 1 . 1 . I n l e i d i n g 6

4 . 1 . 2 . T h e o r e t i s c h e a c h t e r g r o n d 6

4 . 1 . 3 . P r o e f o p z e t en - u i t v o e r i n g . . . . 7

4 . 1 . 4 . V e r k r e g e n g e g e v e n s en b e r e k e n i n g e n 8

4 . 1 . 5 . D i s c u s s i e 13

4 . 1 . 6 . C o n c l u s i e 13

4 . 1 . 7 . L i t e r a t u u r 14

4 . 2 . Laboratoriummethode 17

4 . 2 . 1 . I n l e i d i n g 17

4 . 2 . 2 . T h e o r e t i s c h e a c h t e r g r o n d 17

4 . 2 . 3 . P r o e f o p z e t en - u i t v o e r i n g . . . . 19

4 . 2 . 4 . V e r k r e g e n g e g e v e n s en b e r e k e n i n g e n 19

4 . 2 . 5 . D i s c u s s i e 20

4 . 2 . 5 . 1 . T r a j e c t 3-10 cm onderdruk . . . 20

4 . 2 . 5 . 2 . Traject 10-40 cm onderdruk . . 20

4 . 2 . 5 . 3 . Traject 40-70 cm onderdruk . . 20

4 . 2 . 5 . 4 . Traject 70-100 cm onderdruk . . 20

4 . 2 . 6 . C o n c l u s i e 20

4 . 2 . 7 . L i t e r a t u u r 24

4 . 3 . Enige bodemfysische bepalingen van het

(3)

5

-1. SAMENVATTING

Uit een veldproef en uit een laboratoriuramethode die uitgevoerd werden om de onverzadigde doorlatendheid te bepalen van zware klei-gronden in Suriname zijn uitkomsten verkregen welke redelijk overeen-komen (zie onderstaande tabel).

Veldproef G (cm3/cm3) M6

Mo

. 5 ^ 0 .5^1 .5fc6 .556 K ( c m / e t m a a l ) U,8 K 10'^ 3,2 H 10 2 , 5 « 10~3 1,5 * 10~3 2,U K 1 0 "3 2 , 0 K 10~3 Laboratoriummeth 0 (cm3/cm3) .5^5 .555 .570 ode K ( c m / e t m a a l ) 3,6 « 1 0 "3 1,3 K 1 0 "2 1,5 * 1 0 "2

Onder het heersende klimaat van Suriname kan een veldproef slechts met succes uitgevoerd worden indien er voor gezorgd wordt dat de

weersinvloeden beperkt kunnen worden.

Dit is gedaan door een minipolder aan te leggen met een afdak.

De laboratoriummethode wordt sterk bemoeilijkt indien men i.p.v. een poreuze plaat een Büchner-trechter gebruikt.

2. VOORWOORD

Op voorstel van Ir. N. Muileboom van het Landbouwkundig Proef-station (L.P.) heeft de student I.P. Zandijk de onverzadigde doorlatend-heid op het CELOS-terrein bepaald middels een veldproef en een labora-toriummethode .

Hiermee vervulde I.P. Zandijk een onderdeel van zijn praktijktijd in Suriname.

Het onderzoek stond onder verantwoording van de vakgroep Weg- en Waterbouw en Irrigatie.

3. PROBLEEMSTELLING

Bij de teelt van de bacoven, die veelal op zware kleigronden plaatsvindt, heeft men o.a. te maken met een aantasting van de Yellow Med ("gele stoel").

De moederplant vergeelt en rot van bovenaf weg. Ook de dochter-planten worden aangetast. De aantasting verbreidt zich echter de laatste jaren en kan een opbrengstderving geven van 15?. Vooral op percelen met brede bedden (12 m) komt deze aantasting voor. Het vermoeden bestaat nu dat dit gedeeltelijk een bodemfysisch probleem is en dat dit te verbe-teren zou zijn door een verbeterde ontwatering van het land.

Een mogelijkheid hiervoor is het verlagen van de grondwater-spiegel. Er zal dan echter in droge perioden periodiek een watertekort op kunnen treden. Dit watertekort kan gedeeltelijk via kapillair trans-port opgeheven worden. Onderzocht wordt wat te verwachten valt van

(4)

van kapillaire transport "bij deze zware kleigronden. Om de kapillaire opstijging te berekenen is de bepaling van de onverzadigde doorlatend-heid K (ö) noodzakelijk. Hiertoe zijn twee methoden met elkaar ver-geleken nl. de veldmethode (zie ^.1) met een laboratoriunmethodie (zie

h.2).

k.

METHODIEK

U.1. VELDPROEF

c

h.1.1. Inleiding

Als terrein om de veldproef uit te voeren is gekozen voor het CELOS-terrein met als redenen:

- De gronden bezitten een diepe vrij homogene bodemopbouw. Homogeniteit van de grond, gelet mede op de te vervrachten lage k

(0) waarden bij zware kleigronden is van belang om enigszins reële k (0)-waarden te krijgen waarbij de onnauwkeurigheid van de uitkomsten niet evengroot of groter zijn dan de verkregen uitkomsten zelf.

- Er kan bij homogeniteit volstaan worden met êên pF-0 curve. - Vervoer is niet noodzakelijk.

De vochtspanning van de grond wordt gemeten via tensiometers. Via de pF-0 curve kan het bijbehorende vochtgehalte bepaald worden. Via berekening kan zo k (O) verkregen v/orden.

^ . 1 . 2 . Theoretische achtergrond

c / ^ • a* - (K(e) f j,

ot oz

q. = flux (negatief naar beneden) m/sec. K = hydraulische doorlatendheid m/sec.

H = z + h m m

z = hoogte boven referentievlak m

h = matrische potentiaal m Gebruikte quasi stationaire benadering:

z = 3 0 ( 0 - 9 ( 0 /

h

J

z

i>-

h

m

(z

2)

aux =

z —±-

—£- . (z

P

- z .) = K(e)

{

n

\

+ 1

z

= 0 V S 2 z-1 \ z

2

-

Zl

OTm. 1. Om w a t e r g e h a l t e n t e v e r k r i j g e n i n h e t v e l d v i a t e n s i o m e t e r a f -l e z i n g e n en een bekende pF-curve i n t r o d u c e e r t men een f o u t . S t a n d a a r d a f w i j k i n g : £ 0,035 cm /cm b i j v e r z a d i g i n g . 0,072 cm3/cm3 b i j pF = 2 . (KIJNE, J . W . , I97U) Darcy Kont. v g l . : q = - k -j— ^ óz

iâ _ ia

S t <5z

(5)

7

-O-pm. 2 . Uit de gebruikte benadering b l i j k t d a t dieper in h e t p r o f i e l de flux toeneemt, doordat het v o c h t v e r l i e s u i t de hoger gelegen lagen zich b i j deze grondwaterflux voegt. Dit v o c h t v e r l i e s i s l a a g voor l a a g t e bepalen.

H . 1 . 3 . P r o e f o p z e t e n - u i t v o e r i n g

Zoals reeds g e s t e l d i s gezocht naar een grond die aan de volgende e i s e n moet voldoen:

- k l e i n e K-waarde (+ 0,5 ra/etmaal), i.v.m. i n t e r e s s e L . P . , - homogeen van opbouw.

De langst beschikbare tensiometer heeft een effectieve lengte van 60 cm. Door ingraving kan dit verhoogd worden tot 80 cm.

Op DP-2 bij buis 85 bevindt zich een profiel dat aan de gestelde eisen voldoet.

Profielbeschrijving;

bovenlaag 0-85 en: zware kleigrond, homogeen

> 85 cm: fijn zand afgewisseld door af en toe een kleilaagje. Voor de doorlatendheid van de klei wordt 0,5 m/etmaal aangenomen. K-waarden voor zand: 0,71 m/etm. (Hooghoudt)

0,55 m/etm. (Ernst) (Bron: CEL0S rapporten no. 53.)

Gekozen is voor de volgende tensiometerdiepten: aantal tensiometers 10 15 20 30 UO 50 60 70 Inrichting proefveld: 2 2 2 2 2 1 1 1

De tensiometers beslaan een oppervlakte van 80 bij 60 cm. Er is echter een afdakje gemaakt van 7 bij 7 meter om regenval uit te sluiten, terwijl het ook de felle zon tegenhoudt. Daar het "zero-flux plane" aan de oppervlakte dient te liggen is de verdamping uitge-sloten doordat de grond bedekt is met plastic met een afmeting van

10 bij 10 meter, terwijl rondom het gehele proefveld 20 bij 20 meter een sloot gegraven is van 70 cm diepte (Fig. 1).

Tevens zijn grondwaterstandsbuizen geplaatst nl. diepe die een bereik hadden van 1,50 m en ondiepe die reikten tot 0,90 m m.v.

De benadering van de flux geldt bij niet te grote tijdsverschillen, maar geldt voor een quasi-stationaire situatie. Hier is gekozen voor

een tijdsinterval van 10 dagen vanwege het zeer trage proces.

De tensiometers zijn vooraf geijkt in de pF-bak op nauwkeurigheid en instelsnelheid.

De proef is gestart na een periode met veel regen, terwijl er ook

(6)

• g

-sloot

o

CM

renewal? r,

tarvdsbuis >

o « drain

20 m

u «I

a

-to

Pig, 1. Chrertifl^t pafsefveld.

U.1.U. Verkregen gegevens en berekeningen

Tabel 'IA bevat de tensiometerwaarnemingen (gecorrigeerd t.o.v. de nulaflezing) en Tabel 1B bevat de grondwaterstanden in de beschouwde periode.

Via de'pF-G curves (k.3 Fig. 7 t/m 12) kan zo de voor de

bereke-ning van k noodzakelijke volumevochtgehaltes verkregen worden (Tabel 2 ) . In Fig. 2 staan de waarden van de totale potentiaal ¥t uitgezet als

functie van de diepte z.

Het blijkt dat er ondanks de gevallen neerslag en de plaatsgevonden beregening tussen 15 en kO cm diepte toch een opwaartse stroming plaats-vindt .

Hierdoor kan de berekening slechts plaatsvinden tussen de diepten 10-15 cm en kO cm en dieper.

In Fig. 3 is het vochtgehalte uitgezet als functie van de diepte z. Fig. k geeft een grafische weergave van zowel de veldmethode als de laboratoriummethode.

(7)

9

-Tabel 1A. Tensiometeraflezingen (gecorrigeerd) in cbars op blok 9 van het CELOS-terrein (oktober 1975)

diepte

(cm)

10 10 15 15 20 20 30 30

ko

ko

50 50 60 70 n o . 1 2 3 It

5

5A 6 7 8 9 10 10A 11A 12A 7 16

9

22

-k

2 -12 18 10 20

^k

30

-k

k

3 -2 k 12 13 13 28 26

k3

2

6

6

it

-4

k 8

8

d a

17

k2 37 70 It

9

8

U

-k

6

Ht 8

t a

20

kl

1+8 80 8 11+ 10 6 2 2 it 6 12 8 2U

59

70 80 12 22 16 8 It 3 6 7 12

8

27

66

79

81 16 3k 18 8 6 U 6 7 9 10 31

TU

80 76 21+ 50 30 10 13

6

2 8 8 It 8

Tabel 1B. Grondwaterstanden veldproef

n o . 1 2 3 It 5 Diepe b u i d a t a 9 / 9 111 125 115 117 111t 10/10 118 132 123 126 122 zen 17/10 12lt -133 2U/10 130 -31/10 -Ondiepe b u i z e n d a t a 9 / 9 -88 65

5k

kk

10/10 -70 79 53 66 17/10 -82 93 05 90 2U/10 -92 -90 -31/10

(8)
(9)

l i -ai X3 V u v •-i a <6 •P m i) O -p 4) U •r-4 <s O • H • P Ct$ • P CO w »4 3)daip

(10)

- 12 •cv a o CV o © © o j a •p

I

Vi •O

6.

o o O o © © ! © [ta vT a I © . O O L© >4t e«a © «3 © T MUI U U — © «O —T" »* • T -T o

(11)

13

-Tabel 2. Bepaling ty^ met 0 (z)

1 diepte z (cm) 10 15 20 30

kO

50

6o

70 m mbar 160 220

ko

20 0 0 120 180 1

•t

cbar 170 235

6o

5C

ko

50 180 250 0 3 3 cm /cm • 510 .505 .555 .565 .560 .560 .530 .520 m mbar 1»20 700 80

ko

0 60 11*0 80 cbar U30 715 100 70

ko

110 200 150 _._ . —r 0 3/ 3 cm /cm .U80 .U65 .5^0 .555 .560 .5U5 .530 .5^0 . r j m mbar 660 810 180 80

ko

70 90 100

•t

cbar 670 825 200 110 80 120 150 170 0 3 3 cm /cm .1*65

M5

.520 .5^0 .5^0 .5^0 .535 .5^0 H . 1 . 5 . Discussie

Welke methode men kiest kan afhankelijk zijn van de situatie ter plaatse. Indien men te maken heeft met een klimaat met een droge periode is een veldmethode niet zo moeilijk op te zetten en vraagt, eenmaal ingezet, weinig tijd.

Het traject waarover men k (©) verkrijgen kan is ook groter dan met de laboratoriummethode verkregen kan worden. Als er veel neerslag valt met slechts een korte drogere periode is het moeilijker om de veldproef uit te voeren mede i.v.m. de grondwaterstandsfluctuaties die ervoor zorgen dat men steeds overnieuw kan beginnen.

Het specifiek voor de veldproef inrichten van een minipolder kost veel tijd en geld. In zo'n omstandigheid kan het raadzaam zijn de laboratoriummethode te gebruiken, hoewel deze bewerkelijk is en erg nauwkeurig uitgevoerd dient te worden.

Uit Fig. 2 volgt dat er op + 15 cm diepte zich een laag bevindt waardoor water zich horizontaal verplaatst.

Vermoedelijk is dit het begin geweest van de originele toplaag van voôr de drainageverkzaamheden.

Bij het sleuvengraven is de grond die hieruit kwam verspreid. Er is toen veel structuurverlies opgetreden door de gebruikte bulldozer.

k . 1 .6 . Conclusie

Om de onverzadigde doorlatendheid te bepalen voor kleigronden in Suriname is de veldmethode geschikt gebleven indien men hiervoor een apart poldertje aanlegt waardoor de klimatologische invloeden beperkt kunnen worden.

(12)

1U

-U.1.T. Literatuur

- Stroming in de onverzadigde zone.

Afd. Cultuurtechniek, Landbouwhogeschool, Wageningen. - Water requirements of crops, lecture notes.

J.W. Kijne, afd. Weg- en Waterbouw en Irrigatie, Landbouw-hogeschool, Wageningen, 1975.

- Water, Heat and Crop growth, R.A. Feddes, Veenman, Wageningen, 1971.

- Algemene bodemkunde, deel II Bodemnatuurkunde Syllabus Kandidaatscollege.

G.H. Bolt, A.R.P. Janse, F.F.R. Koenigs, P. Koorevaar. Landbouwhogeschool, Wageningen, 1972.

(13)

- IJ -v i l vn o o IV> o o o I ! J i . 0 OJ - £ " o vn o o -p- o o o *-» o M C. m M* ra -• o 1 i -S V>T ! U i :• O ; _ . . „ , . ... ^ r I •••n : U i :• O ,. ..„ » Vil o-, O VJ7 ON O ..„. „, ... VT, *-vn vr> o\ O -,. < vn O u i ——- — m £•' a\ vn • —, , vn —A O * •p-Ca O O 0 1 0 * O 13 o 3 o. H -0) »C» <+ 0> N t> N O o o o — V U I o o o o •c-o o U ) o uv o 0 U I o S o a o O S o 3, o o C ü o o cx> o o cc er. o o cx> o U ) vn O CO o s u. o 0 0 o vn

1

1V> 1 —" • Î -1 —* U> l-J - J . o o o » OX O 1 U ) o u> G O o o ( ro M O 1 —3 O O 1 cr\ O —t - 3 o i O N O S -fr-ai o 1 vn o vn .* i o i u> o * o I U I u> vn ro O I

V gf

t-3 o -H U) t » <T> ' t ft :v h 4 . r.i CT ta ,'5 CD O O CQ - - } O et-O _^ vn

(14)

- 16 .-m t -o OJ •p o -p o t -<p M «S O -P < o) • H Ö O 41 U

•a

I

Es ß • p <u •* *> 0-ü v-*

+

' B J3 «a N «a s a JS o o 1 a a | . e o OJ • P —'- 0 g O fi , *"" ^ • — - » e o Ä # g • p « oj 3 < . * e M - p <3 tt> "^. lol-p . s | < | < o 11 • • • ' ' ' m ' S o o S o en 0 . (J J ^ ' S S o ""^. < ^ •P s <D <T) _ fe t> « > V Z •P . 0 p« 1 <0 _ • H S K) a ^t O f " * OD * ~t -=r d -Ki\ T ~ " OJ O l < \ , 3 - LA ir\ t— 1 1 • O o KO r~ VO CO t 1 O O OJ o _tf l~-1 l~-1 - p ' — ~ ctf . 0 O _=i « -«0 « - C i V o o 60 . . . b -o o » <n i — o » ™~- -—-• • -LT\ o 5 ~ " * — O o * • m tr\ ' VO U"v O ir\ CO V 0 O ITv , O O ITv t — » - « ro ro ' o o T— f— * « OJ OJ ir\ vo *» ir\ irv ir\ j - * W O LT\ o OJ VO CA 1 1 1 O O O -Cf t— 0 0 I 1 I o o o o V O v -1 -1 m tr\ t — T— O o » » en oj «- o o o f • n ro T~ o o o • » o • ir\ «-OJ O o o o o « • • o o t -^t --* 00 ir\ I A LT\ « • « o ir\ co VO J - 0 0 ÜA ir\ m, • • * o ir\ r— o o ir% ^ t LP\ LT-, 44 O 4>-n O O I o CO CO 0^1 i I o o IPs OJ OJ VO MD o vo ^r - * ^t IT\ ICs

(15)

- 17

U . 2 . LABORATORIIMÎETHODE k.2.1. I n l e i d i n g

Om de veldmethode toe te kunnen passen heeft de humide tropen

een aantal nadelen z.a.:

- hoge neerslag met slechts een korte drogere periode,

- hoge neerslagintensiteit, buien van 30 mm/uur komen regelmatig

voor (10 maal per jaar), zodat er sterke

grondwaterstands-fluctuaties optreden die snel tot 30 cm "beneden m.v. kunnen reiken.

Er is dan ook gezocht naar een laboratoriummethode, zodat de invloed

van het weer vordt uitgeschakeld.

Door een bekende aan te brengen zuigspanningsvermeerdering

aan ongestoorde ringmonsters kon via berekeningen een waarde gevonden

worden voor de onverzadigde doorlatendheid, k(0).

U.2.2. Theoretische achtergrond

Bij evenwicht bij een zekere zuigspanning van h cm water zal

er weinig verschil zijn tussen het vochtgehalte van de boven- en

onder-zijde van het bodemmonster bij een geringe hoogte van het monster.

Zonder een grote fout te veroorzaken kan men het vochtgehalte

dan ook konstant stellen door het gehele monster, evenals de

zuig-spanning.

h = H +

I

1 (Fig. 1)

M s de zuigspanning toeneemt van h tot h + Ah krijgt men

na zekere tijd een lager vochtgehalte. Bij een kleine Ah hoort dan

een klein verschil in vochtgehalte verandering en blijft de kapillaire

doorlatendheid nagenoeg konstant.

dO

— =5 C

dn

.60 _ k ófe

5t e 6 2

z

waarin:

3 3

0 = volumetrisch vochtgehalte cm /cm ( 1 )

t = tijd min

k - kapillaire doorlatendheid cm/min

z - lengte cm (2)

c = helling vochtkarakteristiek cm

Oplossing leidt tot:

q. = f kh A

ï

- £ (2n + 1)

2

/

- \ (

3

)

Z

' n=0

C

Ui-Een benaderende oplossing is ook

(16)

18

-buret

h:H+ 'A /

(17)

19 -waarini A It Qt ©n 0„ = oppervlakte monster

= uitstroomsnelheid bij iedere tijd

« totale hoeveelheid wateruittreding bij t = vochtgehalte bij t = 0 = vochtgehalte bij t > 0 r-. t cm cm3/tijd cm3 cm-5/cm^ cm3/cur

Door de hoeveelheden uitgestroomd water Q^ uit te zetten tegen /% geeft dit een rechte lijn voor kleine waarden van t. Ook kan men Q uitzetten tegen de tijd en de helling bepalen en vindt men

<3.t-Strikt genomen moet men een correctie toepassen om de extra weerstand in rekening te brengen die men krijgt doordat gebruik gemaakt wordt van een zandfilter.

Doordat de weerstand in de klei al erg groot is kan dit ver-waarloosd worden.

U..2.3.. Proefopzet en -uitvoering

De methode geschiedt volgens het model van J. Butijn & J. Wesseling (1959).

Na het steken van de "ongestoorde" bodemmonsters zijn deze in enige dagen op verzadigingsniveau gebracht. Butijn & Wesseling gebrui-ken dan een poreuze plaat waar de monsters opgezet worden. Doordat

deze plaat in Suriname niet aanwezig was, is daarom gebruik gemaakt van een laagje Blokzijlzand in een Biichnertrechter, verbonden met een buret (Fig. 1). Kouwenhoven heeft hiermee ook al eens geëxperimenteerd

(CELOS rapport no. 57, 1971). Wel moet eerst bekeken worden hoe de wateruittreding verloopt uit het zand zélf (zo weinig mogelijk zand gebruiken, echter 2 â 3 cm is nodig om air entry waarde te garanderen).

Door de monsters op het zand te plaatsen, en de buret over een bepaalde afstand te verschuiven, zodat de zuigspanning toeneemt, kan via miniscusplaatswijziging de uitgetreden waterhoeveelheid van het

zand + monster bepaald worden. Hieruit kan via berekeningen k(0) bepaald worden.

l*.2.H. Verkregen gegevens en berekeningen

Tabel h. Berekening van k(0) via (U) berekend van monsters gestoken op HO cm diepte t r a j e c t cm 3 - H O 10—*U0 i+o—»70 70—»100 A 2 aar 20 20 20 20 e ( n ) - e ( o ) Cm3/cm3 0,01 0,001 0,01 0,02 Q / / t c m3/ / t o n b r u i k -b a a r 0,08 0,05 0 , 0 9 0 , 0 3 0,10 0,02 C 1/cm 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 0,001 k ( 0 ) cm/etm. o n b r u i k -b a a r „ 2 , 3 9 « 1 0 " * 6 , 9 1 » 1 0 - 3 2 , 3 0 » 1 0 -2 2,**5*10-3 6 , 9 1 » 1 0 ~3 2 , 7 h x 1 0 - * 3y 3 cm-5/cm-3 • 570 .570 .555 .555 .5^5 .51*5 k ( e ) cm/etm. 1 , 5 * » K 1 0 -2 1,27*10"2 3 , 5 9 « 1 0 -3 , , O -3 Opm. 0 verzadigd = 0,55 cm /cm-3.

Bij de eindfase 70—»100 cm bleek het vochtgehalte bij de opstellingen 0,51 cm3/cm3 te zijn. Dit werd bepaald via de droogstoof.

(18)

20

-k . 2 . 5. Discussie

U.2.5.1. Traject 3 — * 10 cia onderdruk

Uitgegaan is "bij een 0 verzadigd van 0,55 cnrvcm , waarbij de monsters 2 weken lang "bevochtigd werden. Hierna is de zuigspanning op 3 cm onderdruk gebracht. Het voordeel hiervan is dat men al het opper-vlaktewater kwijtraakt terwijl het vochtgehalte nagenoeg constant blijft. Het blijkt dat er geen berekeningen mogelijk zijn in dit traject. Als oorzaak kan genoemd worden dat het zand en monster zich in een onstabiele evenwichtssituatie bevinden

U.2.5.2. Traject 10—*U0 cm onderdruk

Fig. 2 en 3 geven een beeld van de meting en de verwerking. Er bleek dat ook hier zich na een langere tijd het verschijnsel voor-deed dat water nêtr het monster stroomde. Twee van de vijf opstellingen bleken bruikbare gegevens op te leveren. Het was niet mogelijk om via

e indvo cht gehalten terugrekenend een reè'le waarde voor 0n-©o *e vinden.

H.2.5.3. Traject Uo—»70 cm onderdruk

Uit Fig. h blijkt dat ook hier na enige tijd er een stilstand komt in de wateruittreding en een terugstroming optreedt. Twee van de vijf opstellingen bleken ook hier weer bruikbare gegevens op te leveren. Uit Tabel 1 blijkt tevens dat k(o) kleiner wordt.

U.2.5.1*. Traject 7 0 — H 0 0 cm onderdruk

Fig. 5 en 6 geven een weergave van een opstelling. Hoewel de grafiek goed lijkt, blijkt hieruit echter dat tg weer groter wordt. Echter, ook ©n-Oo wordt groter met als gevolg een k(0) die kleiner wordt.

U.2.5. Conclusie

Vergelijkt men de gevonden waarden met die van k-verzadigd dan blijkt dat voor k-verzadigd via ie omgekeerde boorgatenmethode

0,2 ram/minuut gevonden wordt, zodat de via de proef gevonden waarden inderdaad veel kleiner zijn.

Vergelijkt men de gevonden waarden met die van Butijn & Wesseling dan blijken ze lager uit te komen. Dat moet ook wel want

zij gebruikten sandy loam, deze heeft een grotere doorlatendheid. De gebruikte laboratoriummethode is dus bruikbaar gebleken. Wel moeten de uitkomsten met de nodige reserve bekeken worden.

Het gehele proces is niet zo nauwkeurig gebleken als wel wenselijk zou zijn. Het water dat uit het zand treedt doet dit niet zo regelmatig en goed meetbaar als men zou willen.

(19)

- ? 1

•>£ Fig.2 Q f als fit) bij onderdruk 70-40 cm

* monster en zand

zand

5 tijd (m in)

'5 Fig. 3 Ç

t

als f(VT)

tg a s 0.05 cm*/min

2.0 VUß(min)

(20)

22 -c:

c

N

c:

4. U. 4> vi *C o

£

H - , T3 » • - . fe

i

ta c: N 4 » '•»* S <u

1

if

. 6

u t v 1

o

\j{--ac

1

v^ <b O

^^a^4-~-T

(21)

o

o

o

?

o

• s e

I

c

o

O Of.

4"^;

;

0 ^

" ' T ' Cs "O C O N C

c

o

o

o*

."à

6

-«O t 3 C O N

(JJUO) JO

—r— r -O NT • t\j

(22)

- 2k

-Zeker gezien de precisie en de hoeveelheid tijd die nodig is om een antwoord te krijgen op de gestelde vraag is het zeker wenselijk om de poreuze plaat te gebruiken. Een optredende extra contactweerstand kan bij zware kleigronden verwaarloosd worden.

Een oplossing via formule (3) is niet mogelijk.

Wat betreft een antwoord op de probleemstelling of er water-transport mogelijk is via kapillaire opstijging geven de uitkomsten weinig reden tot optimisme, alhoewel hier in dit onderzoek niet verder

aan gewerkt is.

Voor komgronden die een vergelijkbare pF-curve hebben bedraagt deze minder dan 0,5 mm/dag (FEDDES).

Wat betreft de vraagstelling van de aantasting van Yellow Med lijkt het niet de gewezen methode om hierop een antwoord te kunnen geven.

Dit kan misschien gevonden worden door onderzoek van de lucht-huishouding van deze gronden.

U.2.T. Literatuur

- Determination of the capillary conductivity of soils at low moisture tensions. J. Butijn & J. Wesseling.

Netherlands Journal of agricultural Science, Vol. 7 no. I, February 1959.

- Microstructure and stability of two sandy loam soils with

different soil management. J. Bouma, Pudoc, Wageningen, 19^9. - Grondbewerking gericht op de permanente teelt van droge eenjarige

gewassen in Suriname, proef CELOG-terrein, onderdeel: enige bodemfysische bepalingen. J.K. Kouvenhoven, CELOS rapport no. 1+7,

1971.

- Water, Heat and Crop growth. H.A. Fe&des, Veenman, Wageningen, 1971.

(23)

25

-it.3. ENIGE BODEMFYSISCHE BEPALINGEN AAN EET CELOS-TEKREIN

t."b.v. de onverzadigde doorlatendheid van zware kleigronden in de kustvlakte van Suriname (onderzoekproject no. 15/îk).

Uitgevoerd door het Landbouwproefstation, afd. bodemfysica, Ir. N. Muileboom

(24)

26 -c 0) - P p . V • H - Ö CU «O ö 4) H H • H X! o to <P t> ••"3 • H »o C % u ? ü P ( 1) - p Ö i-H cd ctt > Ä 0) «3 b0 • H X ! « O P . >• CD - P O • r l O II c <u <i) Vi > - r a 0) - H 60 V 0> I H CU « 0 O o I i n co - P P . <f • H •O t - CM CO O O S I A CV.' I o CM - p p f <t-i • o • H y I «a: S o o f— i L A •S P< <u • H O 60 O O u u • o • H O I A I A L A LA -=)-LA L A ro -=)• co CU on U) , o O CM O U ! •"••3 ; ^f •H : -0 ! v o 1 ; - * o VO L A CM o VO ON CM CM CO t - NO VO I A I A 1C\ 0 0 LA U-N _ t f 60 ; O N O > O O i * U , T -TJ ! CO CM VO OO CM LA CM ITv r - CO L A - 3 " C M 3 -t-r -Ü- O CO VO co co CO L A 0 \ m t -CM on rt on t ~ co C l L A •» I A I A CM e I A I A r— A 4 -LA CM * CM I A <— *». I A - d " CM *% t ~ co c— eg PM P-I --r * o o * »-I A n <— O CM I r -ft CM I A « % O-T CM f* J t o o vo i I A I A <L> • H i a IA CM o\ o _=r-VO I A VO LT-.. I A I A ^t I A t— -•a-CM on

a

o LA VO 1 O vo .,, <ü • P P t <u - H -^ CM '~ VO •> I A - * CO # i L A -=r * • — •IS LA - * LA t * ro ••3-CM « co on VO CM vo I A on o on - 3 " on co ^r on CM OO j - CM t—

a

o LA ^t 1 O . 3 -4 J P4 V • H VO f -*— en #• 0\ d -vo IK -— en •% O N -=r vo #* co -^ t -M vo .^ o r t CM ^* CT\ L A CM CVJ vo L A *— «V vo LA co *> L A LA C M #V -•* L A on CO ON «1 m on L A CM L A t— LA VO L A VO Wy .& L A CO 3 -O N CM L A CM d -f t O - z f ** o I A «» '— O 1 * CM C -A CM I A * cn OJ #> - 3 "

(25)

o « B C n O) i~ , O) * * * ^ o

SS5

w q* o ex. -SC 1 <b n

__

g-O * O "O ^

•2>

10' XP Cl erf —r «V O Cs O

o

i l

"o .. E

C e ° o •— c> ««e t» o» «-- c u. o p - j Q. > Uj .£ N U T 3 a> is." tv —T" CS O p C > - ^ o 2k

o §

tf> XP

(26)

3 O) Ô)

C

t ï o *•

c:

„ O - Ü

zware

CELO

diepte

V.G.

r

—r O

(27)

29 -U. i Uj -ï r:

o

«o

5

CS . C5 es, —r-C3

9

—r—

(28)

no

120

no.

7.00-Fig. 13

V.&. ah f ( diepte )

/ —r—

10

— T

20

30

—!— 40 _^—

50

60 70

diepte (cm)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ITa het dorsen wordt de padi overdag op een vloer in de zon uitgespreid en omgeschept, totdat deze voldoende droog is om in zakken te worden opgeslagen in de rijst- schuurtjes,

!) Bij hooi te rekenen met de hoeveelheid die vóór 15 juli wordt gewonnen.. Op grond van de meetresultaten acht het I.B.V.L. de ventilator van de Record- Super geschikt voor het

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, ,, TE NAALDWIJK... Wel moest grond worden

N: adviezen, bezoeken, raadplegingen en sommige technische prestaties D: beschikbaarheid.

De interministeriële conferentie van 24 mei 2004 stelt activering voorop als stapsteen in ont- wikkeling naar “zorgcircuits en netwerken in de GGZ”. De in 2001 federaal

Tenslotte moet het onderzoek ook financieel toegankelijk blijven voor elke patiënt: oncologische pathologie maakt geen verschil tussen armen en rijken (NB: door PET-centra

6° Ten voordele van de Nationale Raad voor Verpleegkunde en de Nationale Raad voor de Vroedvrouwen moeten voldoende middelen worden vrijgemaakt voor primo de

Een exemplaar kan bewaard worden door de patiënt, één door de vertrouwenspersoon en één door de beroepsbeoefenaar bij wie de vertrouwenspersoon zonder