I3
.J. T. M. van Broekhuizen en H. W. Kolste
r /
De kleur van jonge populieren als determinatiekenmerk Afd. Houtteelt, Landbouwhogeschool, resp. Stichting lndustrie-Hout, WageningenEen van de kenmerken die
in
de praktijk nog vaak wordt ge-.bruikt voor de herkenning van jonge populierenin
de kwekerijis
dekleur van de onverhoute scheut
en van de steel en
de hoofdnerf van de bladeren. Naasr en in kombinatie mer andere kenmerken,in het bijzonder
de bladkenmerken, het tijdstip van bladontluiking en de vorm en stand van de knoppen,is
dezekleur
in
bepaalde gevallen een bruikbaar hulpmiddelbij
de vaststellingvan
het ras. Voorbeelden
zijn
'Serotina'mer
een meestal opvallend rodetot
paarsbruine scheut en rode blad-stelen en 'Gelrica'met een vaak
vlekkerig rodeof
bruinrode :scheut.Deze kleuren
zijn echter
niet onveranderlijk. Alleenbij
enkele tassen, zoals de beide genoemdebij welke de
kleur gewoonlijk 'opvallend is, komt hec rood vrijwel steeds voor en is dan bruik-baar voor de herkenning. Toch moer er rekening mee worden gehouden dathet
ookbij
deze rassen kan voorkomen dat de scheut van de jonge planten vrijwel groen is.Dit
bleek een aan-tal jaren geleden ook bij een onderzoek door deAfd. Houtteelt,
waarbij stekkenvan
'Serotina' werden genomenuit
scheuten bovenuit
de kroon van een oudere boom. Ook russen de plan-ten van eenpartij van
één en hetzelfde ras die bij elkaar op één perceel staan is er steeds enig kleurverschil, zoals er ook altijd enig verschil in bladvorm tussen de planren van één ras is.Dit
is
een bekend verschijnsel, dat vermoedelijkwordt
veroorzaakt door verschil in kwaliteir van de srekken en door kleine, plaat-selijke verschillen in bodemkwaliteit en de daarmee samenhan-gende voedingstoestand en wortelontwikkeling.Het is
de reden waarombij
de determinatie van rassen niet kan worden volstaan met de beoordeling van één planrof
één blad daawan. Soms is de variatie van een kenmerk, vooral de kleur, door ver-schillende oorzakenvrij
groot en kan dan aanleiding geven ror moeilijkhedenbij
de vaststelling van de raszuiverheid van een partij.Dit
wasin l97l
her gevalbij
eenpartij
éénjarige 'Dors-kamp',die
in
een kwekerijin
een verbandvan 50
x
50
cm stond.Bij kontrole
in
de zomer bleek dat de top van de scheut, ,de steel en de hoofdnerf van de bladeren van een gedeelte van de planten nagenoeg groen waren.Bij
andere planren van de-zelfde partij waren deze delen aanzienlijk roder. Op grond daar-van werd de konklusie getrokken dat in dezepartij
rwee rassen voorkwamen.Volgens waarnemingen van Kolster was de verdeling van de ,,rode" en ,groene" planten over het perceel onregelmatig.
\íel
viel het
bij
een opnameop 15 oktober L97L
op dat daar waar de planten door minder uitval dichter bij elkaar stonden of daar waar ze langer warende
,,groene planten"nog
minder rood waren dan op andere plaatsen op het perceel. Vanaf september waren alle ,groene planten" roder geworden, maar toch was erop
15 oktober nog een duidelijk verschil mer de ,,rode planten". De bovenste 60 toc 70 cm van de scheut van de eerstgenoemde planten was toen vooral aan de zuid- en westzijdevrij
rood; naar benedenging de kleur
overin
overwegend groen. Van planttot
plant wisselde de kleur bovenin vanvrij
rood totvrij
gfoen met iets rood.De toppen van de ,,rode planten" waren op dar moment donker-rood; naar beneden werd de kleur lichter. Van 0
tot
1 m boven de grond was de scheut van de ,,groene planten" grijsgroen en die van de ,,rode planten" vrijwel grijs. Ook de stelen en hoofd-nerven van de bladeren van de ,groene planten" waren roder geworden, maar nog steeds lichter dan die van de ,,rode plan-ten".De
bladkleur van de ,,rode planten" was donkerder dandie
van de ,,groene planten".Op 30 september 1971
werdendoor Kolster de lengte en de betakking van een aantal planten opgenomen.
De
resultatenzijt
weergegevenin
onderstaand overzicht: gemiddeld aantal zijtakken gemiddelde lengte van het betakte deel van de scheut (cm) gemiddelde gemiddeldtotale
peÍcentage lengtevan
van de de planten scheut(cm)
dat betakt is groene planten (8) rode planten (10) 1t (10-20) 26 (t8-33) 21) 23'Hieruit
blijkt
dat beide groepen planten even lang waren, dat de rode een groter aantal takken hadden en tot een grotere ab-solute en relatieve hoogte betakt waren. Het verschil in hoogte van betakkingkomt
bij
'Dorskamp' echter regelmatig voor en werd reeds eerder vermeld in de beschrijvingen door Afd. Hout-teelt (zie,,Populier", november 1966,b12.61). Omdat de Afd. Houtteelt gespecialiseerdis op
het gebied van herkenning en beschrijving van populiererassen werdenin
hec voorjaar van 1972 tien rodeen tien groene
plantenin
Iíageningen
uitge-plant
methet
doel om nate
gaaÍof
het inderdaad om
twee verschillende rassen ging. Op een klein perceel met goede, ho-mogene grond werden deze plantenom
en om gezet, waarbij elke plant tot stekken werd versneden. Achterelk
van de be-wortelde onderstukken werdende
uit
de daarbij
behorende scheut gemaakte srekken gestokenin
een verband van 50x
100 cm. Gedurende het groeiseizoen L972 werden alle plantenvoor-al op
kleur gekontroleerd. Daarbij werd vastgesteld dat welis-waarin
sommige perioden kleurverschillen tussen de planten optraden, maar het verschil tussen beide groepen wasniet
uit-gesproken duidelijk. Een aantal stekken van de oorspronkelijk groene planten groeiden uit totvrij
rood gekleurde planten en omgekeerd.Bij
de planten die ontstondenuit
de terug gesneden, oorspronkelijke planten was aanvankelijk eenvrij
duidelijk ver-schil, maardit
werd
in
de loop
vanhet
seizoen minder. De bladvormwerd niet
vergelekendoor nauwkeurige metingen
maar door dubbel vouwen van de bladeren, zoals beschreven inhet genoemde
nuÍnmervan
,,Populier".Daaruit
bleekdat
er geen verschil in bladvorm was tussen beide groepen planten. In 1973 en T974werden alle planten opnieuw bij de grond afgezet en na de ontluiking op één scheut gezet.I{et verschil
in kleur
verdween geheel.ITel
blevende kleurverschillen
binnen
de groepen bestaan, m.a.w. de kleurnuances waren niet gescheiden naar oorspronkelijkheid en groen materiaal. Verschilin
blad-vorm werd ookin
deze jaren niet gekonstateerd.Na het
groeiseizoen T974 wetden negen van de oorspronkelijke ,,groeo€ planten" (één was beschadigd) en de tienoorspronke-lijke
,,rode planten", dusnu
plantenmet éénjarige scheut
op driejarige wortel, gemeten. Daarbij werd tevens het aantal tak-ken bepaald en de hoogte tot waar de takken zich aan de scheut bevonden. Het resultaatblijkt uit
onderstaande tabel:gemiddeld aantal zijtakken 101 128 43
(3t-r6)
54 (46-62) gemiddelde lengte van het betakte deel van de scheut (cm) gemiddelde gemiddeldtotale
percentage lengtevan van de deplanten scheut(cm)
dat betakt is groene planten(!)
rode planten (10) 40(28-49)
2t44t (32-48)
233 73 (68-80) 76 (68-82) 293 30,r4
De lengte van de planten, het aantal takken, de hoogte tot waar de takken voorkomen en daarmee ook de relatieve hoogte tot waar de takken voorkomen was gelijk. Ook
in dit
opzicht zijn er dus totaal geen verschillen meer.Vergelijkingen
met de
metingendoor Kolster
aan dezelfde plantenals
eenjarig materiaaltoont dat de
plantenin
1974 meer zijtakkentot
een grotere hoogte hadden danin
1971.Dit
zal vooral zijn veroorzaakt door de krachtige groei van deéén-jarige scheuten na drie maal terug snijden.
De
overige plantenin
het perceel toonden op het oog duidelijk hetzelfde beeld en werden daarom niet gemeten.Omdat ook
bij
de overige kenmerken, zoals bladvorm en vorm en stand van de knoppen, na herhaalde waarnemingen geen ver-schil werd gevonden, is hierdoor vastgesteld dat de planten tot één ras behoren en wel, op grond van de kenmerken,tot
'DoÍs-kamp'. Het probleem is daardoor opgelost.Met
het voorgaandeis niet
de vraag beantwoord, wat de oor-zaak is van dein I97I
opvallend duidelijke verschillenin
kleur.Zoals reeds vermeld, is het een bekend
feit
dat planten beho-rendtot
één ras ondeding steeds enige verschillenin
allerlei kenmerken vertonen. Ook dekleur
van de ontluikende jonge blaadjesin
het voorjaar isbij
de rassen van jaartot
jaar enigs-zins wisselend,
zij het minder dan de kleur van de overige delen van de plant. Het grote verschilin
l97I
kan mogelijk verklaard worden met behulp van de waarneming door Kolster datin
demoerbomen waaruit de stekken werden gesneden, kleurverschil-len werden gevonden aan
de
éénjaige twijgen. Onderin dezemoerbomen werden namelijk twijgen aangetroffen die duidelijk minder rood waren dan boven
in
de ,,kroon".Dit
kan eenge-volg
zifu van verschilin
de hoeveelheidlicht die
de twijgen bereikte. Een nawerking gedurende enigetijd
op deuit
de stek-ken gekweekte planten isniet
uitgesloten. Samenvattend dient herhaaldte
worden datbij
de beoordeling van de rasechtheid en raszuiverheid van populieren geen al te grote waarde gehecht dient te worden aan de kleur.H.
Blok
/
Oriënterend onderzoek naar het bewaren van populierestekin
koelruimten RBL ,,De Dorschkamp", Wageningen *Inleiding
In
gekoelde ruimten kunnen, door handhaving van een relatief lage temperatuur en hoge luchwochtigheid, de ademhaling en verdamping van plantenof
delen ervantot
een minimum wor-den beperkt. Hierdoorblijft
de konditie van het materiaal ophet
moment van opslaan gedurende de bewaarperiode behou-den.Uit
binnen- en buitenlandse onderzoekingen is gebleken dat eenbewaartemperatuur van OoC.
tot
+loc.
voor de meestenaald-en
loofhoutsoortenis
aante
bevelen.Bij
deze temperatuur is de kansop
schimmelvorming tijdens de bewaring gering;ter-wijl
met het opgeslagen materiaal direkt kan worden gewerkt. Om uitdrogen van het materiaal te voorkomen is het handhavenvan
een zo hoog mogelijke luchwochtigheid binnen dekoel-ruimte
noodzakelijk. Dezedient
95%
of
hogerte
zijn.Kan
hieraan niet worden voldaan, dan ishet
nadzaam het materiaal verpaktin
polytheen op te slaan.Voor her opslaan
in
koelruimten komt uitsluitend materiaalin
aanmerking dat
in
optimale konditie verkeert. Voor populiere-stek betekentdit,
dat alleen stekken kunnen worden gebruikt van voldoende uitgerijpt en verhout materiaal.Een voordeel van het gebruik van koelruimten is, dat het
mate-riaal
gedurendede
bewaarperiode praktischvolledig
in
rustblijft.
Hierdoor kannog
zeer Taatin
het voorjaar worden ge-stekt, zonder dat de ontwikkeling wordt geschaad.Dit
is vooral van belang voor nachworstgevoelige soorten.Doordat
tot
laatin
het voorjaar kan worden gestekt, wordt een berere werkverdeling binnen het kwekerijbedrijÍ mogelijk. Op het Bosbouwproefstation ,,De Dorschkamp" werden enkele jaren achtereeo proeven genomen betreffende het bewaren van zaailingen van bosplantsoenin
koelruimten. De voor Nededand meest belangrijke naald- en loofhoutsoorten werdenin dit
on-derzoek betrokken. Het onderzoek werd afgesloten met een pu-blikatie.In
één van deze bewaarproeven werden ook een aantal behan. delingenmet
stekken van populier opgenomen.De
resultaten hiervan werdenniet in
genoemde publikatie vermeld. De hier-mee opgedane ervaringen worden thansin dit
artikel besproken.Proefopzet en uitvoering
In
het voorjaar van 1967 werd een bewaarproef genomen met stekken van Populus trichocarpa (Selekdenr. Bps. 1260-Kanisksu-Sandpoint-Idaho).Onderzocht werd
in
hoeverre de stekken een bewaarperiode bij een temperatuur van omstreeks+loc.
zouden kunnen verdra-gen en hoe de aanslag en groei zouden zijnin
vergelijking met op gebruikelijke wijze gekuilde stekken.Op
16 februari 1967 werden 150 stekken klaargemaakt. Hier-van werden 60 stuks buiten gekuild en 90 stuks werden opge-slagenin
een gekoelde ruimre van*1oC.
van het SprengerIn-stituut
te \Tageningen. Van beide partijen werden 30 stekken medio maart en 30 stekken eindapril op
het proefterrein ge-stoken. Van de gekoelde stekken werden beginjuni
nog eens30 gestoken.
De stekken werden uitgezet op een terrein van de boswachterij ,,Oostereng".
Van
elke behandelingen
stekdatum werden destekken in drie herhalingen (3
x
10) op 50 x 50 cm gestoken. Omdat gebruik gemaakt werd van een koelruimte met eendi-rekt
koelsysteem, en de koelruimte veelvoudig werd betreden,kon
de
luchwochtigheid onvoldoendeworden
gehandhaaÍd. Daarom werden de stekkenin
polytheen verpakt opgeslagen in bosjes van tien stuks.Resultaten
Het
aantal geslaagde stekken werd opgenomenin
her. najaar van 1967. De slagingspercentages van de gekuilde stekken ver-schilden nauwelijks van die van de gekoelde stekken.De
ge-kuilde en medio maart en begin