• No results found

De relatie tussen het gescheiden plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en de mate van vroegtijdige beëindiging van de pleegzorgplaatsing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen het gescheiden plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en de mate van vroegtijdige beëindiging van de pleegzorgplaatsing"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen het gescheiden plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en de mate van vroegtijdige beëindiging van de pleegzorgplaatsing

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Juliëtte Beekman

Studentnummer: 10580697 Docent: Johanna Bakker

Datum: 19/12/2016 Aantal woorden: 4743

(2)

Inhoudsopgave Abstract 2 Inleiding 3 Deelvraag 1 6 Deelvraag 2 12 Conclusie/Discussie 14 Abstract

De afgelopen jaren is het aan pleegkinderen gestegen, waarbij ongeveer een derde van deze pleegkinderen te maken krijgt met een vroegtijdige beëindiging van de pleegzorgplaatsing. Het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing heeft nadelige gevolgen voor het pleegkind. Zeker in de bestandspleegzorg, waar meer dan de helft van de pleegkinderen in terechtkomt, is veel sprake van het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing. Een factor die mogelijk tot minder vroegtijdige beëindigingen van de pleegzorgplaatsing leidt, is het samen plaatsen met broertjes en zusjes. In dit literatuuroverzicht is de relatie tussen het wel of niet samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing onderzocht. Hierbij is gevonden dat het wel samen plaatsen voornamelijk positieve gevolgen heeft en het niet samen plaatsen veelal negatieve gevolgen. Er blijkt een relatie te zijn tussen het wel of niet samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing. Echter moeten de resultaten met voorzichtigheid bekeken worden, vanwege de gevonden indirecte verbanden. Daarnaast is in het onderzoek de factor van biologische ouders buiten beschouwing gelaten, welke mogelijk wel van invloed is op het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing. Verder blijkt het samen plaatsen van broertjes en zusjes niet altijd

mogelijk te zijn. Voor vervolgonderzoek zou gekeken kunnen worden naar de directe verbanden en zou ook het aspect van de biologische ouder en de oorspronkelijke gezinssamenstelling meegenomen kunnen worden.

(3)

De relatie tussen het gescheiden plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en de mate van vroegtijdige beëindiging van de pleegzorgplaatsing

Het aantal kinderen in de pleegzorg is de afgelopen jaren flink toegenomen in onder andere Amerika, België en Nederland (Administration of Children, Youth, and Families, 2016; Pleegzorg Nederland, 2015; Pleegzorg Vlaanderen, 2015). In tien jaar tijd is het aantal pleegkinderen in Nederland verdubbeld, waardoor er op dit moment 22.512 pleegkinderen in een pleeggezin verblijven (Pleegzorg Nederland, 2015). Deze toename kan onder andere toegeschreven worden aan het feit dat de instroom van pleegkinderen al een aantal jaren groter is dan de uitstroom. Per jaar komen er dus meer kinderen in de pleegzorg terecht, dan er uit gaan (Geiger, Hayes, & Lietz, 2013; Pleegzorg Nederland, 2015). Van de kinderen die in Nederland in de pleegzorg zitten, zit 64% in de voltijd pleegzorg. Dit betekent dat zij langer dan een jaar in een pleeggezin verblijven (Pleegzorg Nederland, 2015). De kinderen die in de voltijd pleegzorg terechtkomen, komen uit een onstabiele en onveilige omgeving, waarbij sprake is geweest van mishandeling, verwaarlozing, agressie of drugsmisbruik door de ouder(s) (Oosterman, Schuengel, Slot, Bullens, & Dorreleijers, 2007). Hierdoor zijn de ontwikkelingskansen van het kind minimaal. Het doel van de pleegzorg is om een stabiele en veilige omgeving te bieden, waarin een kind de optimale ontwikkelingskansen krijgt

(Pleegzorg Nederland, 2015; Rodger, Cummings, & LeSchied, 2006; Strijker, Knorth, & Dickscheit, 2008).

Dit doel blijkt in veel gevallen lastig te bereiken. Dit komt onder andere door de hoeveelheid problemen die een pleegkind met zich meebrengt. Uit onderzoek van McMillen en collega’s (2005) en Barth en collega’s (2007) blijkt dat bij een groot deel van de

pleegkinderen sprake is van ernstige problematiek, zoals internaliserende en externaliserende gedragsproblemen. Ook hechtingsproblematiek is een veel voorkomend probleem bij

(4)

van invloed op de relatie tussen het pleegkind en de pleegouder. Lindhiem en Dozier (2007) hebben in hun onderzoek gevonden dat het in hoge mate voorkomen van gedragsproblemen bij een pleegkind, tot gevolg kan hebben dat een pleegouder zich minder betrokken voelt bij dit pleegkind, waardoor de pleegouder niet goed in staat is volledig in de behoeften van het pleegkind te voorzien.

Naast de invloed van gedragsproblemen op de relatie tussen pleegouder en pleegkind, blijkt er ook een relatie te zijn tussen het vertonen van gedragsproblemen en het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing (Leathers, 2006; Oosterman et al., 2007). Het in hoge mate voorkomen van gedragsproblemen kan er voor zorgen dat een pleegzorgplaatsing vroegtijdig beëindigd wordt. Andersom kan het vroegtijdig beëindigen van de

pleegzorgplaatsing de gedragsproblemen van een pleegkind verergeren. Daarnaast kan het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing negatieve gevolgen hebben voor de schoolloopbaan en kan het zorgen voor een ontregeling in het netwerk van het kind. Dit laatste doordat een kind constant van omgeving, school en pleeggezin verandert (Perry, 2006). Ondanks de kennis die er is over de negatieve effecten van vroegtijdige beëindiging van de pleegzorgplaatsing, blijkt uit verschillende onderzoeken dat bijna een derde van de

pleegkinderen hiermee te maken heeft (Barth et al., 2007; Lopèz, Del Valle, Montserrat, & Bravo, 2011; Sullivan & Zyl, 2008; Ward, 2009).

Voor het welzijn van het pleegkind is het van belang er voor te zorgen dat deze

vroegtijdige beëindigingen van de pleegzorgplaatsing minder vaak voorkomen. Volgens Perry (2006) zou het hebben van een goed sociaal netwerk er voor kunnen zorgen dat de psychische problemen afnemen. Om er voor te zorgen dat de problematiek van pleegkinderen vermindert, is het van belang dat pleegkinderen in contact blijven met onder andere hun biologische ouder(s) en broertjes en zusjes. Bovendien blijkt uit onderzoek van Hegar en Rosenthal (2011) dat het samen plaatsen van broertjes en zusjes in de pleegzorg er voor kan zorgen dat

(5)

er een vermindering plaatsvindt van de gedragsproblemen bij één of meerdere kinderen. Aangezien ongeveer twee op de drie pleegkinderen broertjes of zusjes heeft, lijkt het logisch dat er in de pleegzorg naar gestreefd wordt om deze kinderen samen in een pleeggezin te plaatsen. Dit blijkt echter niet in alle gevallen mogelijk te zijn (Albert & King, 2008; Child Welfare Information Gateway, 2013; Hegar & Rosenthal, 2011; James, Monn, Palinkas, & Leslie, 2008; Sullivan & Zyl, 2007). Zo blijkt uit onderzoek van Hegar en Rosenthal (2011) dat slechts 20% van de pleegkinderen met alle broertjes en zusjes samen in een pleeggezin geplaatst wordt.

Uit onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de pleegkinderen terechtkomt in een bestandspleeggezin. Hierbij wordt een kind geplaatst in een gezin, waar het kind voor de plaatsing geen relatie mee had. Echter gaat de voorkeur er naar uit om een kind in de

netwerkpleegzorg plaatsen. Hierbij wordt een kind geplaatst in een gezin dat familie is van het kind, bevriend is met de familie, of via de gemeenschap bekend is bij het biologische gezin van het kind (Pleegzorg Nederland, 2015; Strijker et al., 2008; Vanschoonlandt,

Vanderfaeillie, Van Holen, De Maeyer, & Andries, 2012). Het blijkt namelijk dat er vaker sprake is van vroegtijdige beëindiging van de pleegzorg bij kinderen die in de

bestandspleegzorg zitten. Bovendien vertonen kinderen in de bestandspleegzorg over het algemeen meer gedragsproblemen dan kinderen in de netwerkpleegzorg. Dit kan onder andere verklaard worden door selectieve plaatsing, waarbij kinderen die in hoge mate

gedragsproblemen vertonen, niet bij een netwerkpleeggezin geplaatst worden, omdat deze het kind vaak niet datgene kunnen bieden dat het nodig heeft. Echter lijkt de familieband, die er in de netwerkpleegzorg wel is, een protectieve factor te zijn met betrekking tot de psycho-sociale ontwikkeling van een pleegkind (Bakker, Vanderfaeillie, Hoeve, & Stams, 2016). Daarnaast worden broertjes en zusjes in de netwerkpleegzorg vaker bij elkaar geplaatst dan in de bestandspleegzorg, terwijl er de mogelijkheid bestaat dat het familieaspect, dat vaak veel

(6)

minder is in de bestandspleegzorg, ingevuld kan worden door een kind samen met broertjes en zusjes te plaatsen (Barth et al., 2007; James et al., 2008).

Het zou voor zowel pleegkind als pleeggezin van belang kunnen zijn dat kinderen samen geplaatst worden. Hierdoor zal een kind mogelijk minder last hebben van

gedragsproblemen en mogelijk minder snel te maken krijgen met vroegtijdige beëindiging van de pleegzorgplaatsing. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: ‘Wat is de relatie tussen het wel of niet samen plaatsen van broertjes en zusjes binnen de bestandspleegzorg en de mate van vroegtijdige beëindiging van de pleegzorgplaatsing?’ Er is hierbij gekozen voor de bestandspleegzorg, omdat hier, vergeleken met de netwerkpleegzorg, de scheiding tussen het sociale- en het familienetwerk, waaronder dus broertjes en zusjes, en het pleeggezin duidelijk is.

Om de hoofdvraag te beantwoorden zal er eerst gekeken worden welke positieve en negatieve gevolgen het wel samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg heeft en wat hiervan de relatie is met het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing. Daarna zal gekeken worden welke positieve en negatieve gevolgen het niet samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg heeft en wat hiervan de relatie is met het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing. Door antwoord te geven op deze deelonderwerpen, zal uiteindelijk een antwoord op de hoofdvraag geformuleerd kunnen worden.

De gevolgen van het wel samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg in relatie tot het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing

Om te kunnen zien of er een relatie is tussen het wel of niet samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en het vroegtijdig beëindigen van de

(7)

samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg heeft en hoe dit in relatie staat tot het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing.

James, Monn, Palinkas en Leslie (2008) hebben in hun onderzoek gevonden dat het samen plaatsen van broertjes en zusjes in een pleeggezin zorgt voor een gevoel van

continuïteit. Een kind wordt door de pleegzorgplaatsing uit zijn bekende omgeving gehaald, waardoor het samenzijn met broertjes en zusjes een veilig gevoel kan geven. In dit onderzoek werd gekeken naar de relatie tussen broertjes en zusjes met gedragsproblemen in de pleegzorg en wat de effecten van deze relatie op de pleegzorgplaatsing waren. Uit een sample van 159 gezinnen, hebben zij 14 gezinnen geselecteerd die voldeden aan de eisen van het onderzoek. Van deze 14 gezinnen waren er slechts vier een vorm van de bestandspleegzorg, waarbij de scheiding tussen de verschillende typen pleegzorg niet duidelijk naar voren is gekomen. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van kwalitatieve interviews met de verzorgers van de pleegkinderen, over een periode van 2 jaar (James et al., 2008).

Daarnaast hebben Hegar en Rosenthal (2011) onderzoek gedaan naar de effecten van het samen plaatsen van broertjes en zusjes op de aanpassing van het kind, de academische vaardigheden, het schoolgedrag, de ideeën die het kind heeft over de plaatsing en in hoeverre het kind het gevoel heeft bij het pleeggezin te horen. Uit twee verschillende samples van 5501 en 727 kinderen, hebben zij in totaal 1113 kinderen geselecteerd om deel te nemen aan het onderzoek. Van deze 1113 kinderen behoort 61% tot de bestandspleegzorg, waarbij de scheiding tussen de twee typen pleegzorg duidelijk naar voren komt. Door middel van de Child Behavior Checklist(CBCL), de Achenbach Youth Self Report, de Achenbach Teacher’s Report Form en interviews met zowel de pleegkinderen als de leerkrachten, kwam naar voren dat kinderen die samen geplaatst zijn of waren met broertjes en zusjes, een positiever beeld hebben van de pleegzorgplaatsing. Deze kinderen gaven aan een betere band met hun pleegouder te hebben en het leuk te vinden in het pleeggezin.

(8)

Zowel het gevoel van continuïteit dat door James en collega’s (2008) werd gevonden, als het positieve beeld over de pleegzorgplaatsing waarover Hegar en Rosenthal (2011) rapporteerden, zijn gerelateerd aan een vermindering van de gedragsproblemen. Hierbij kan het gevoel van continuïteit gerelateerd worden aan minder internaliserende

gedragsproblemen, zoals depressie en een gevoel van eenzaamheid (Linares, 2006) en kan het positieve beeld over de pleegzorgplaatsing gerelateerd worden aan minder externaliserende gedragsproblemen, zoals agressie (Hegar & Rosenthal, 2011). Uit verschillende onderzoeken blijkt dat dit positief is voor de pleegzorgplaatsing, aangezien gedragsproblemen van een pleegkind een van de voornaamste redenen is voor het vroegtijdig beëindigen van de

pleegzorgplaatsing (Barth et al., 2007; Christiansen et al., 2010; Leathers, 2006; Lindhiem & Dozier, 2007; Lopèz et al., 2011; Oosterman et al., 2007; Ward, 2009). Barth en collega’s (2007) hebben hierbij onderzoek gedaan naar de verschillen in de uitkomsten van de pleegzorg bij kinderen met en kinderen zonder gedragsproblemen. Dit onderzoek is uitgevoerd bij 362 kinderen met gedragsproblemen en 363 kinderen zonder

gedragsproblemen. Door middel van de Child Behavior Checklist (CBCL) hebben zij de verschillen in gedrag onderzocht, waarna door middel van de dossiers over het pleegkind naar de verschillen in uitkomsten van de pleegzorgplaatsing is gekeken. Daarnaast hebben

Christiansen, Havik en Anderssen (2010) hierbij onderzoek gedaan naar factoren die het voortduren van de pleegzorgplaatsing beïnvloeden. Dit onderzoek is uitgevoerd bij 70 kinderen die voldeden aan de eisen van het onderzoek, waarna bij zowel de kinderen, de pleegouder en de maatschappelijk werker interviews zijn afgenomen. Het grootste gedeelte van de kinderen zat in de bestandspleegzorg. Leathers (2006) die in haar onderzoek ook vond dat gedragsproblemen een van de voornaamste redenen is voor het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing, deed onderzoek naar het risico op vroegtijdige beëindiging van de pleegzorgplaatsing en de negatieve uitkomsten van de pleegzorgplaatsing bij adolescenten die

(9)

langer dan een jaar in de bestandspleegzorg zitten. Zij voerde haar onderzoek uit bij 179 willekeurig geselecteerde pleegouders met 12 of 13 jaar oude pleegkinderen. Door middel van een telefonisch interview is de data verzameld. Daarnaast hebben Lopèz, Del Valle,

Montserrat en Bravo (2011) onderzoek gedaan naar de variabelen die gerelateerd zijn aan het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorg. Dit onderzoek is uitgevoerd onder 318 kinderen in zowel de bestands- als netwerkpleegzorg, waarbij in de resultaten duidelijk het verschil is aangegeven tussen de verschillende typen pleegzorg. Voor de dataverzameling hebben zij gebruik gemaakt van de dossiers van de pleegkinderen over de pleegzorgplaatsing. Verder hebben Oosterman, Schuengel, Slot, Bullens en Dorreleijers (2007) een review gedaan van 26 studies, waarin onderzocht werd wat de risico en protectieve factoren van het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing zijn. Door middel van een meta-analyse hebben zij de effectsizes van de verschillende studies op dezelfde factoren kunnen meten. De gebruikte studies gingen zowel over de bestands- als de netwerkpleegzorg. Tot slot heeft Ward (2009) gekeken naar de impact van veranderingen in de pleegzorg op het pleegkind, waarbij gekeken werd naar de factoren educatie, gezondheid en emotionele ontwikkeling. Dit onderzoek is uitgevoerd onder 242 voltijd pleegkinderen, waarbij kwantitatieve data uit de dossiers is gehaald en kwalitatieve data door middel van interviews met de kinderen is verzameld. Kinderen zaten zowel in de bestands- als de netwerkpleegzorg, echter is er een duidelijk verschil gemaakt tussen beide typen pleegzorg in de resultaten.

Dat probleemgedrag een van de voornaamste factoren is voor het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing kan onder andere verklaard worden doordat probleemgedrag bijvoorbeeld gerelateerd blijkt te zijn aan een slechtere relatie tussen

pleegkind en pleegouder. Lindhiem en Dozier (2007) vonden in hun onderzoek dat, wanneer een pleegkind meer probleemgedrag vertoont, de ouder zich minder betrokken voelt bij dit kind, omdat de ouder het gevoel krijgt geen goede band te kunnen ontwikkelen met het kind.

(10)

Dit kan tot gevolg hebben dat er een slechte relatie ontstaat tussen pleegkind en pleegouder, waardoor een van beide uiteindelijk kan besluiten de pleegzorgplaatsing vroegtijdig te

beëindigen. Dit onderzoek, waarin gekeken werd naar de relatie tussen gedragsproblemen van het kind en de betrokkenheid van de pleegouder, werd uitgevoerd bij 102 pleegouders. Door middel van de Child Behavior Checklist(CBCL) werd het gedrag van het kind in beeld gebracht en door middel van semi-gestructureerde interviews werd de betrokkenheid van de pleegouder gemeten. Het overgrote deel van de pleeggezinnen behoorde tot het type

bestandspleegzorg (Lindhiem & Dozier, 2007). Ook is er een relatie gevonden tussen het vertonen van probleemgedrag door het pleegkind en de mate van het ervaren van stress door de pleegouder en het pleeggezin. Meer probleemgedrag zorgt voor meer conflicten in het gezin, voornamelijk tussen pleegkind en pleegouder, waardoor het stresslevel stijgt. Dit kan tot gevolg hebben dat er besloten wordt tot het vroegtijdig beëindigen van de

pleegzorgplaatsing. Geiger, Hayes en Lietz (2013) vonden dit in hun onderzoek, waarin zij keken naar de factoren die de keuze van de pleegouder om wel of geen pleegzorg te bieden beïnvloeden. Dit online vragenlijstonderzoek werd door 649 pleegouders ingevuld van zowel de bestands- als de netwerkpleegzorg (Geiger et al., 2013).

Verder hebben Albert en King (2008) onderzoek gedaan naar de lange termijn patronen van hereniging met de biologische ouders voor kinderen die met alle broertjes en zusjes samen zijn geplaatst, voor broertjes en zusjes die gedeeltelijk samen zijn geplaatst en broertjes en zusjes die volledig gescheiden zijn geplaatst. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van 602 kinderen, waarvan 62,3% behoorde tot het type bestandspleegzorg. Uit het onderzoek kwam onder andere naar voren dat, naast het gevoel van continuïteit en het positieve beeld van de pleegzorgplaatsing, het samen plaatsen van broertjes en zusjes ook protectief kan zijn op het gebied van hereniging met de biologische ouders. Wanneer broertjes en zusjes samen zijn geplaatst is de kans op hereniging het grootst (Albert & King, 2008).

(11)

Bovendien kwam in het onderzoek van Linares (2006) naar voren dat broertjes en zusjes die samen geplaatst zijn meer warmte en zorg vanuit de biologische ouder rapporteren, dan broertjes en zusjes die gescheiden geplaatst zijn. Zij deed onderzoek naar de relatie tussen broertjes en zusjes en de risico- en protectieve factoren van deze relatie. Van het totale sample van 174 broertjes en zusjes, zijn 120 broertjes en zusjes geselecteerd voor dit onderzoek. Door middel van de Self Report Questionnaire (SRQ), Maltreatment Classification System (MCS), Child Depression Inventory (CDI), The Loneliness Scale Instrument, Eyberg Child Behavior Instrument (ECBI), Sutter-Eyberg Student Behavior Inventory-R (SESBI-R) en de Harter Teacher Rating Scale is de data verzameld (Linares, 2006). Aangezien pleegzorg allereerst bedoeld is als tijdelijke maatregel, met de hoop de kinderen weer terug in het biologische gezin te plaatsen, is dit een positieve uitkomst voor het samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg (Pleegzorg Nederland, 2015).

Naast de positieve gevolgen van het samen plaatsen van broertjes en zusjes in een pleeggezin, kan het samen plaatsen ook negatieve gevolgen hebben voor de

pleegzorgplaatsing. Een van de negatieve gevolgen van het samen plaatsen van broertjes en zusjes is conflict. Conflict tussen broertjes en zusjes is een veel voorkomend fenomeen, 71% tot 86% van de kinderen geeft aan hier mee te maken te hebben (Linares, 2006). De mate van conflict tussen broertjes en zusjes verschilt, waarbij 28% van de kinderen aangeeft in hoge mate te maken te hebben met conflict. Hieronder vallen gedragingen als uitschelden, pesten en geweld. Wanneer het conflict tussen broertjes en zusjes toeneemt, kan dit negatieve

gevolgen hebben voor de pleegzorgplaatsing. Meer conflict is gerelateerd aan een verminderd positief beeld van de pleegzorgplaatsing, minder warmte binnen het pleeggezin en het hebben van depressieve klachten. Barth en collega’s (2007) en Strijker, Knorth en Dickscheit (2007) vonden in hun onderzoek, dat een verminderd positief beeld is gerelateerd aan meer

(12)

Strijker en collega’s deden hierbij onderzoek naar de factoren die de uitkomst van de pleegzorgplaatsing beïnvloeden. Dit werd uitgevoerd onder 419 pleegkinderen uit zowel de bestands- als de netwerkpleegzorg. Door middel van een analyse van de dossiers van deze pleegkinderen werd de data verzameld. Zoals eerder al aangegeven zijn gedragsproblemen gerelateerd aan meer vroegtijdige beëindigingen van de pleegzorgplaatsing, waardoor conflict tussen broertjes en zusjes zoveel mogelijk voorkomen moet worden (Barth et al., 2007; Christiansen et al., 2010; Leathers, 2006; Lindhiem & Dozier, 2007; Lopèz et al., 2011; Oosterman et al., 2007; Ward, 2009).

Samengevat zijn er enkele positieve en negatieve gevolgen van het wel samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg die in relatie staan tot het vroegtijdig

beëindigen van de pleegzorgplaatsing. De positieve gevolgen waren het gevoel van continuïteit dat pleegkinderen kregen wanneer ze samen waren geplaatst met broertjes en zusjes en het positievere beeld over de pleegzorgplaatsing. Deze twee gevolgen zijn gerelateerd aan een vermindering van de gedragsproblemen, waarbij minder

gedragsproblemen zijn gerelateerd aan het in mindere mate voorkomen van een vroegtijdige beëindiging van de pleegzorgplaatsing. Daarnaast is de kans op hereniging groter en gaven kinderen aan meer warmte en zorg te ervaren vanuit de biologische ouder. Een negatief gevolg was het ervaren van conflict. Het in hoge mate ervaren van conflict met broertjes en zusjes, is gerelateerd aan het vertonen van gedragsproblemen, waarbij gedragsproblemen gerelateerd zijn aan het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing.

De gevolgen van het niet samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg in relatie tot het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing

Om te kunnen zien of er een relatie is tussen het wel of niet samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing, zal er naast de positieve en negatieve gevolgen van het wel samen

(13)

plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en hoe dit in relatie staat tot het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing, ook gekeken moeten worden naar de positieve en negatieve gevolgen van het niet samen plaatsen van broertjes en zusjes en hoe dit in relatie staat tot het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing.

Linares, Li, Brody en Shrout (2007) hebben onderzoek gedaan naar de relatie van broertjes en zusjes en de uitkomsten van de pleegzorgplaatsing bij het wel of niet samen plaatsen van broertjes en zusjes of het uit elkaar halen van broertjes en zusjes. Dit onderzoek hebben zij uitgevoerd bij 156 pleegkinderen uit de bestandspleegzorg. Door middel van zelfrapporteringen van zowel de biologische ouder als het kind over het gedrag van het kind, de Sibling Relationship Questionnaire (SRQ), de Eyberg Child Behavior Inventory (ECBI), The Loneliness and Dissatisfaction Scale en de Children’s Depression Inventory (CDI) hebben zij de data voor het onderzoek verzameld. Hieruit kwam naar voren dat voor broertjes en zusjes die in hoge mate te maken hebben met onderling conflict, het gescheiden plaatsen een oplossing kan zijn. Hiermee zal het conflict afnemen, wat de mate van gedragsproblemen mogelijk ook kan verminderen. Ook blijkt dat het uit elkaar halen van deze broertjes en zusjes een positief effect kan hebben op de pleegzorgplaatsing. Er werd gevonden dat het uit elkaar halen van broertjes en zusjes, bij een hoge mate van onderling conflict, kan resulteren in een vermindering van de gedragsproblemen. Deze vermindering zou ervoor kunnen zorgen dat de pleegzorgplaatsing minder snel beëindigd zal worden (Linares, Li, Brody, & Shrout, 2007).

Naast deze positieve gevolgen van het niet samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg, is er ook een aantal negatieve gevolgen van het niet samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg. Allereerst blijkt uit het onderzoek van Hegar en Rosenthal (2011) dat kinderen die gescheiden zijn geplaatst van hun broertjes en zusjes in de pleegzorg, over het algemeen negatiever zijn over de pleegzorgplaatsing, dan kinderen die samen in een pleeggezin zijn geplaatst. Dit negatieve beeld over de pleegzorgplaatsing, kan

(14)

gerelateerd worden aan meer gedragsproblemen en minder warmte van het pleeggezin. Zoals hierboven al is toegelicht zijn gedragsproblemen op zich weer gerelateerd aan het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing. Iets dat men probeert te voorkomen.

Tot slot komt uit onderzoek van Leathers (2006) naar voren dat het uit elkaar halen van broertjes en zusjes, die eerder wel bij elkaar waren geplaatst, gerelateerd is aan het

vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing. Ook uit onderzoek van Linares en collega’s (2007) blijkt dit het geval te zijn. Zij geven aan dat het uit elkaar halen van broertjes en zusjes die weinig tot geen onderling conflict hebben, tot gevolg kan hebben dat de

gedragsproblemen toenemen. Dit kan tot gevolg hebben dat de pleegzorgplaatsing vroegtijdig beëindigd wordt.

Samengevat zijn er enkele positieve en negatieve gevolgen van het niet samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg die in relatie staan tot het vroegtijdig

beëindigen van de pleegzorgplaatsing. Een positief gevolg van het gescheiden plaatsen van broertjes en zusjes is dat bij het uit elkaar halen van broertjes en zusjes het onderlinge conflict afneemt. Deze afname van conflict is gerelateerd aan een vermindering van de

gedragsproblemen, waarbij de gedragsproblemen gerelateerd zijn aan het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing. De negatieve gevolgen van het gescheiden plaatsen van broertjes en zusjes is allereerst het negatieve beeld over de pleegzorgplaatsing, wat gerelateerd is aan gedragsproblemen. Tot slot is het uit elkaar halen van broertjes en zusjes die niet in een hoge mate conflict ervaarden, gerelateerd aan een toename van

gedragsproblemen. Conclusie/discussie

In dit literatuuroverzicht is onderzoek gedaan naar de relatie tussen het wel of niet samen plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing. Er blijkt een relatie te zijn tussen het wel of niet samen plaatsen

(15)

van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en het vroegtijdig beëindigen van de

pleegzorgplaatsing. In enkele gevallen lijkt het beter te zijn broertjes en zusjes gescheiden te plaatsen. Wanneer er sprake is van ernstig onderling conflict tussen broertjes en zusjes, kan het uit elkaar plaatsen van deze broertjes en zusjes positieve gevolgen hebben voor de pleegzorgplaatsing. De gedragsproblemen nemen dan mogelijk af, waardoor de kans op het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing kleiner wordt. Over het algemeen lijkt het echter zo te zijn dat het beter is broertjes en zusjes samen in een pleeggezin te plaatsen. De relatie tussen het samen plaatsen van broertjes en zusjes en het in mindere mate vertonen van gedragsproblemen zorgt ervoor dat de kans op het vroegtijdig beëindigen van de

pleegzorgplaatsing kleiner wordt. Daarnaast is naar voren gekomen dat de kans op hereniging, een primair doel van de pleegzorg, vergroot wordt door broertjes en zusjes samen te plaatsen. Tot slot heeft het gescheiden plaatsen van broertjes en zusjes enkele negatieve gevolgen voor de pleegzorgplaatsing. De relatie tussen het gescheiden plaatsen van broertjes en zusjes en het in meerdere mate vertonen van gedragsproblemen zorgt ervoor dat de kans op het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing groter wordt.

De conclusie van dit literatuuronderzoek moet met enkele voorzichtigheid bekeken worden. In het overgrote deel van de gebruikte onderzoeken werd geen concreet antwoord gegeven op de onderzoeksvraag van dit onderzoek. Er zijn voornamelijk indirecte relaties gevonden tussen het wel of niet samen plaatsen van broertjes en zusjes en het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing. Daardoor is er een grote kans dat er andere factoren zijn die deze relatie beïnvloeden, die in dit literatuuronderzoek niet zijn meegenomen.

Bij dit literatuuroverzicht zijn enkele kanttekeningen te plaatsen. Allereerst werd in alle gebruikte literatuur onderzoek gedaan naar de bestandspleegzorg, echter is in enkele onderzoeken ook de netwerkpleegzorg meegenomen, waarbij de scheiding tussen de

(16)

resultaten mogelijk anders zijn, dan wanneer enkel naar de uitkomsten van de

bestandspleegzorg was gekeken, aangezien de twee vormen van pleegzorg verschillende effecten hebben op de vroegtijdige beëindiging van de pleegzorgplaatsing (Strijker et al., 2008; Lopèz et al., 2011).

Daarnaast is in dit literatuuroverzicht enkel gekeken naar de relatie tussen het wel of niet samen plaatsen van broertjes en zusjes en het vroegtijdig beëindigen van de

pleegzorgplaatsing. Hierbij is de invloed van de biologische ouders van het pleegkind volledig buiten beeld gebleven. Uit onderzoek van Bakker, Vanderfaeillie, Hoeve en Stams (2016) blijkt echter dat de aanwezigheid van de biologische ouders in de netwerkpleegzorg gerelateerd is aan het in mindere mate voorkomen van gedragsproblemen. Mogelijk is de afwezigheid van biologische ouders in de bestandspleegzorg een factor die meespeelt in de mate van gedragsproblemen bij het pleegkind. Dit zou mogelijk gerelateerd kunnen worden aan het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing.

Tot slot blijkt dat ondanks de kennis die er is over de positieve effecten van het samen plaatsen van broertjes en zusjes op het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing, het in veel gevallen lastig blijkt te zijn om deze broertjes en zusjes allen samen in een pleeggezin te plaatsen. Daarnaast is het zo, dat wanneer een kind met broertjes en zusjes samen is

geplaatst, er de mogelijkheid bestaat dat er nog andere broertjes en zusjes zijn waarmee het kind niet samen is geplaatst. De complexe samenstelling van de biologische gezinnen speelt hierbij een grote rol. Vaak zijn de biologische gezinnen meerdere keren samengesteld, waardoor het mogelijk is dat een kind zowel biologische broertjes en zusjes heeft, half broertjes en zusjes en stief broertjes en zusjes. Zo kan het zijn dat een kind dezelfde biologische moeder heeft als zijn of haar broertjes en zusjes, maar dat elk broertje en zusje een andere vader heeft (Child Welfare Information Gateway, 2013; James et al., 2008).

(17)

Naast de complexe samenstelling van gezinnen, komt het ook vaak voor dat er grote leeftijdsverschillen zitten tussen het pleegkind en diens broertjes of zusjes. Het is mogelijk dat een kind in de pleegzorg al volwassen broers of zussen heeft die niet meer in de pleegzorg zitten. Ook is het mogelijk dat de biologische ouders van een pleegkind opnieuw kinderen krijgen, waardoor een kind pas na plaatsing een broertje of zusje heeft (Child Welfare Information Gateway, 2013; James et al., 2008; Wulczyn & Zimmerman, 2005). Deze kinderen worden bijna nooit samen in een gezin geplaatst (Wulczyn & Zimmerman, 2005). Bovendien hebben jongere broertjes en zusjes een grotere kans samen in een gezin geplaatst te worden, dan oudere broertjes en zusjes (Linares et al., 2007).

Ondanks de kanttekeningen aan dit literatuuronderzoek, heeft dit onderzoek een kleine bijdrage geleverd aan de maatschappij. Door de toename van het aantal pleegkinderen en het belang van het bieden van goede pleegzorg aan deze kinderen, is het belangrijk te weten hoe de pleegzorg het beste ingericht kan worden. Het samen plaatsen van broertjes en zusjes en de relatie hiervan met het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing zijn hierbij een belangrijk aspect, waarover in dit literatuuronderzoek de huidige kennis samengevat wordt.

Tot slot kan dit literatuuronderzoek gezien worden als een beginpunt voor vervolgonderzoek. Waarbij in dit onderzoek een mogelijke relatie is gevonden tussen het gescheiden plaatsen van broertjes en zusjes in de bestandspleegzorg en het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing, zou in vervolgonderzoek gekeken kunnen worden wat het directe verband is tussen het wel of niet samen plaatsen van broertjes en zusjes en het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing. Daarnaast zou in vervolgonderzoek het aspect van de biologische ouders en de oorspronkelijke gezinssamenstelling meegenomen kunnen worden. Het is van belang dat de mogelijkheden van de pleegzorg zo veel mogelijk onderzocht worden, zodat het pleegkind de beste kansen krijgt om op te groeien tot een volwaardige volwassene.

(18)

Literatuurlijst

Albert, V., & King, W. (2008). Survival analyses of the dynamics of sibling experiences in foster care. Families in Society: The Journal of Contemporary Social Services, 89(4), 533-541. doi: 10.1606/1044-3894.3819

Bakker, J., Vanderfaeillie, J., Hoeve, M., & Stams, G.J.J.M. (2016). Differences in

psychosocial functioning of foster children between kinship and non-kinship foster care: A meta-analysis. Manuscript submitted for publication.

Barth, R. P., Lloyd, E. C., Green, R. L., James, S., Leslie, L. K., & Landsverk, J. (2007). Predictors of placement moves among children with and without emotional and behavioral disorders. Journal of Emotional and Behavioral Disorders, 15, 46-55. doi: 10.1177/10634266070150010501

Child Welfare Information Gateway. (2013). Sibling issues in foster care and adoption. Washington, DC: U.S. Department of Health and Human Services, Children’s Bureau. Christiansen, Ø., Havik, T., & Anderssen, N. (2010). Arranging stability for children in

long-term out-of-home care. Children and Youth Services Review, 32, 913-921. doi: 10.1016/j.childyouth.2010.03.002

Hegar, R. L., & Rosenthal, J. A. (2011). Foster children placed with or separated from siblings: Outcomes based on a national sample. Children and Youth Services

Review,33, 1245-1253. doi:10.1016/j.childyouth.2011.02.020

James, S., Monn, A. R., Palinkas, L. A., & Leslie, L. K. (2008). Maintaining sibling relationships for children in foster and adoptive placements. Children and Youth Services Review, 30, 90-106. doi:10.1016/j.childyouth.2007.07.001

Leathers, S. J. (2006). Placement disruption and negative placement outcomes among adolescents in long-term foster care: The role of behavior problems. Child abuse &

(19)

Linares, L. O. (2006). An understudied form of intra-family violence: Sibling-to-sibling aggression among foster children. Aggression and violent behavior, 11, 95-109. doi:10.1016/j.avb.2005.07.001

Linares, L. O., Li, M., Shrout, P. E., Brody, G. H., & Pettit, G. S. (2007). Placement shift, sibling relationship quality, and child outcomes in foster care: a controlled study. Journal of Family Psychology, 21, 736-743. doi:10.1037/0893-3200.21.4.736 Lindhiem, O., & Dozier, M. (2007). Caregiver commitment to foster children: The role of

child behavior. Child abuse & neglect, 31, 361-374. doi: 10.1016/j.chiabu.2006. 12.003

López, M. L., del Valle, J. F., Montserrat, C., & Bravo, A. (2011). Factors affecting foster care breakdown in Spain. The Spanish journal of psychology, 14, 111-122. doi: 10.5209/rev_SJOP.2011.v14.n1.9

McMillen, J., Zima, B., Scott, L., Auslander, W., Munson, M., Ollie, M., & Spitznagel, E. (2005). Prevalence of psychiatric disorders among older youths in the foster care system. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 44, 88-95. doi: 10.1097/01.chi.0000145806.24274.d2

Geiger, J. M., Hayes, M. J., & Lietz, C. A. (2013). Should I stay or should I go? A mixed methods study examining the factors influencing foster parents' decisions to continue or discontinue providing foster care. Children and Youth Services Review, 35, 1356-1365. doi: 10.1016/j.childyouth.2013.05.003

Oosterman, M., Schuengel, C., Slot, N. W., Bullens, R. A., & Doreleijers, T. A. (2007). Disruptions in foster care: A review and meta-analysis. Children and youth services review, 29, 53-76. doi:10.1016/j.childyouth.2006.07.003

Perry, B. L. (2006). Understanding social network disruption: The case of youth in foster care. Social Problems,53, 371-391. doi:http://dx.doi.org/10.1525/sp.2006.53.3.371

(20)

Pleegzorg Nederland (2016). Factsheet pleegzorg 2015. Utrecht: Pleegzorg Nederland. Pleegzorg Vlaanderen (2015). De pleegzorgregistratie 2015. Resource document. Pleegzorg

Vlaanderen.

Rodger, S., Cummings, A., & Leschied, A. W. (2006). Who is caring for our most vulnerable children?: The motivation to foster in child welfare. Child abuse & neglect, 30, 1129-1142. doi:10.1016/j.chiabu.2006.04.005

Strijker, J., Knorth, E. J., & Knot-Dickscheit, J. (2008). Placement history of foster children: A study of placement history and outcomes in long-term family foster care. Child welfare, 87, 107-124. doi:0009–4021/2008/0508107-125

Sullivan, D. J., & van Zyl, M. A. (2008). The well-being of children in foster care: Exploring physical and mental health needs. Children and Youth Services Review, 30, 774-786. doi:10.1016/j.childyouth.2007.12.005

U.S. Department of Health & Human Services, Administration for Children and Families, Administration on Children, Youth and Families, Children’s Bureau. (2016). Child maltreatment 2014. Retrieved from http://www.acf.hhs.gov/programs/cb/research-data-technology/statistics-research/child-maltreatment

Vanschoonlandt, F., Vanderfaeillie, J., Van Holen, F., De Maeyer, S., & Andries, C. (2012). Kinship and non-kinship foster care: Differences in contact with parents and foster child's mental health problems. Children and Youth Services Review, 34, 1533-1539. doi: 10.1016/j.childyouth.2012.04.010

Ward, H. (2009). Patterns of instability: Moves within the care system, their reasons, contexts and consequences. Children and Youth Services Review, 31, 1113-1118. doi: 10. 1016/j.childyouth.2009.07.009

(21)

Wulczyn, F., & Zimmerman, E. (2005). Sibling placements in longitudinal perspective.

Children and Youth Services Review, 27, 741-763. doi: 10.1016/j.childyouth.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Just as the lower spread around high current levels of the reverse I –V characteristics of the hexa devices can be explained by the higher probability of perimeter imperfections,

Load management is the effective utilisation of low-cost periods presented by the time-of-use (TOU) tariff structure. A TOU tariff structure assigns high electricity tariffs to

Die boonste verdieping bestaan hoofsaaklik uit ’n hoofslaapkam er met sy eie kaggel, waaruit twee deure lei, een na die veranda en die ander na ’n

Bahn & McGill (2007) recently asked a clever question that upset my complacency: what if environmental variables predict spatial variation in the abundance of organisms because

The research objectives of this study were to explore and describe the experiences of operating room personnel after sharps injuries, to explore and describe the reasons why they

These spectral data were compared to four models for the production of γ-ray spectra assuming a single-zone leptonic model: (1) radiation-reaction-limited first-order Fermi

They created rules that now govern the initiation ritual, like urging initiates to seek medical attention if required (as opposed to the old belief of not being a man when doing

All women who gave birth at Zithulele Hospital, at one of the ten closest clinics, on the way to a health facility, or at home in the area covered by the clinics during this