• No results found

De invloed van zelfcontroleconflict op negatieve gevoelens na het maken van een beslissing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van zelfcontroleconflict op negatieve gevoelens na het maken van een beslissing"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Zelfcontroleconflict op Negatieve Gevoelens na het Maken van een Beslissing

Judith Klepper 10374892 4849 woorden Aantal woorden abstract: 140 Daniela Becker 29-05-2015 Universiteit van Amsterdam Bachelorproject Sociale Psychologie

(2)

Abstract

In deze studie wordt de invloed van zelfcontroleconflict op negatieve gevoelens na een voedselkeuze onderzocht. Daarnaast wordt onderzocht ook het succesvol zijn in het volgen van een dieetdoel, bijdraagt aan de negatieve gevoelens na conflictervaring. Aan het onderzoek namen 264 deelnemers deel. Deelnemers vulden vragenlijsten in die conflict, emoties, diëtersdoel en de mate van succesvol diëten maten. Verwacht werd dat naarmate conflictervaring toe zou nemen, ongeacht de gemaakte keuze, men meer negatieve gevoelens zou ervaren. Daarnaast werd verwacht dat succesvolle dieetvolgers na conflictervaring, minder negatieve gevoelens zouden ervaren dan niet-succesvolle dieetvolger. Beide verwachtingen werden bevestigd. De ervaring van

zelfcontroleconflict leidt tot negatieve gevoelens, ongeacht de gemaakte keuze. Succesvolle dieetvolgers ervaren minder negatieve gevoelens na conflictervaring dan niet-succesvolle dieetvolgers. Begrip van factoren die verband houden met zelfcontrole, kan bijdragen aan het ontwikkelen van methoden om zelfcontroleproblemen, zoals obesitas, op te lossen.

(3)

De Invloed van Zelfcontroleconflict op Negatieve Gevoelens na het Maken van een Beslissing In het dagelijks leven ervaart men veel situaties waarin men voor keuzes wordt gesteld. Deze keuzes vereisen zelfcontrole. Wanneer men bij een keuze er voor moet kiezen om zelfcontrole uit te oefenen, of om toe te geven aan impulsen of verlangens, kan dit zorgen voor conflict. Het aantal keuzes waarvoor men wordt gesteld kan enorm oplopen. Alleen al in de supermarkt kan dit aantal oplopen tot 30.000 keuzes(Waldman,1992). Een gebrek aan zelfcontrole bij het maken van keuzes kan leiden tot uiteenlopende problemen. Denkend aan het aantal keuzes dat men in de supermarkt kan maken, kan een gebrek aan zelfcontrole bij het maken van etenskeuze leiden tot ongezonde keuzes, die op hun beurt weer kunnen leiden tot overgewicht. Overgewicht is een groot probleem, alleen al in Nederland had in 2012 48,3% van de bevolking boven de 19 jaar te maken met overgewicht (BMI > 25), 12,7% had zelfs te maken met obesitas (BMI>30) (Bron: CBS). In deze studie zal worden ingegaan op hoe zelfcontroleconflict bij het maken van een keuze invloed heeft op hoe iemand zich daarna voelt. Het is van belang dit te onderzoeken, omdat, wanneer deze gevoelens negatief zijn, we hier op in moeten spelen omdat negatieve gevoelens zouden kunnen zorgen voor een vermindering in motivatie om zelfcontrole uit te oefenen. Daarnaast zou de ervaring van meer positieve gevoelens zoals trots na het succesvol uitoefenen van zelfcontrole, kunnen leiden tot meer motivatie om opnieuw zelfcontrole uit te oefenen. Wanneer we weten wat het verband is tussen zelfcontroleconflict en emoties, kunnen we hierop inspelen, om zo bij te kunnen dragen aan zelfcontrole gerelateerde maatschappelijke problemen, zoals obesitas. Daarnaast zal worden onderzocht of het al dan niet, in eigen beleving, succesvol zijn in het volgen van een dieet invloed heeft op de gevoelens die zouden kunnen ontstaan door de ervaring van

zelfcontroleconflict. Een verschil in uitkomst van conflict tussen succesvolle- en niet-succesvolle dieetvolgers zou mogelijk meer onderzoeksrichting kunnen geven aan het verband tussen

zelfcontroleconflict en emotionele uitkomst. Het aanpakken van dit probleem is van belang, overgewicht kan immers zorgen voor gezondheidsproblemen, zoals diabetes type twee (Barnett, 2006).

Wanneer men bij het maken van een keuze impulsen wil onderdrukken, vereist dit

zelfcontrole (Baumeister, Vohs, Tice, 2007). Zelfcontrole is de capaciteit om dominante impulsen te onderdrukken en gedrag, emoties en gedachten te kunnen reguleren. Zelfcontrole focust zich hierbij op het stimuleren van positieve uitkomsten en het voorkomen van negatieve uitkomsten (de Ridder et al., 2012). Zelfcontroleconflict is het conflict tussen het toegeven aan impulsen en het uitoefenen van zelfcontrole op een bepaalde beslissing. Volgens de ‘hot-cool system approaches’ (Loewestein, 1996) is zelfcontrole een onderdeel van het ‘cool-cognitive’/ reflectieve systeem, dat leidt tot doelgericht gedrag. Het ‘cool-system’ zorgt voor een hoge zelfcontrole en werkt via het

(4)

cognitieve systeem: ‘doe het als het nut heeft’. Het ‘hot-systeem’ daarentegen geeft veelal toe aan impulsen, dit systeem gaat uit van gevoel: ‘doe het als het goed voelt’. Volgens deze theorie is zelfcontroleconflict het conflict tussen het hot- en het cool-systeem.

Wanneer er wordt gekeken naar de literatuur over zelfcontrole, bestaan er verschillende theorieën en bevindingen. Er worden twee stromingen besproken. De ene stroming stelt dat het ervaren van conflict leidt tot meer zelfcontrole, waar een andere stroming stelt dat conflict leidt tot negatieve consequenties bij een beslissing. Een studie van Hofmann et al. (2012) stelt dat het ervaren van conflict tussen verschillende keuzeopties alleen al, processen in gang zou zetten die ervoor zorgen dat je beter in staat bent om de verleiding te weerstaan. In een studie van Brehm (1956) werd onderzocht hoe men omging met meerdere keuzemogelijkheden. Uit dit onderzoek bleek dat, wanneer men een keuze had gemaakt, men deze keuze ging ophemelen om zo dissonantie te voorkomen. Daarnaast stelt Brehm (1972), dat men na een keuze gemaakt te hebben de vrijheid verliest om een andere optie te kiezen en dit ervoor zorgt dat de gekozen optie opgehemeld wordt. Dit sluit aan bij de theorie van cognitieve dissonantie, die stelt dat mensen na het maken van hun keuze deze keuze voor zichzelf gaan verantwoorden, om zo conflict tussen cognitie en gedrag te voorkomen (Festinger, 1962). Er wordt gesteld dat het maken van een keuze leidt tot positieve gevoelens over de keuze. Het succesvol uitoefenen van zelfcontrole wordt zelfcontrolesucces genoemd, dit zelfcontrolesucces hoeft echter niet altijd tot positieve gevoelens over de gemaakte beslissing te leiden, blijkt uit een andere stroming over zelfcontrole.

Deze andere stroming stelt dat, naarmate er beter over een keuze wordt nagedacht, dit leidt tot negatieve consequenties, aangezien men meer waarde gaat hechten aan de niet gekozen

keuzeopties, die men mist door voor de gekozen keuze te gaan (Carmon, Wertenboch, Zeelenber, 2003). De bevindingen van Bullens, Harreveld en Förster (2014), sluiten hierop aan, volgens hen zouden spijtgevoelens na een beslissing kunnen komen door het actief blijven van de voordelen van de andere keuzeoptie. Hierdoor zouden negatieve gevoelens ontstaan omdat men het gevoel heeft iets op te moeten geven waar men waarde aan hecht. Deze bevinding is contrasterend met de theorie van Festinger (1962). Daarnaast stelt een studie van Hofmann, Kotabe en Luhmann (2013), dat men minder kan genieten van het toegeven aan het verleidelijk verlangen dan aan een niet-verleidelijk verlangen. Hierbij werd gevonden dat emoties als schuld en spijt hierbij een rol spelen. Het zou zo kunnen zijn dat het conflict dat men ervaart bij een verleidelijk verlangen, bijdraagt aan het minder kunnen genieten van het toegeven aan dit verlangen. In hun onderzoek vinden zij ook dat spijt en schuld ontstaan wanneer men een verleidelijk verlangen weerstaat. Uit dit onderzoek komt naar voren dat er negatieve gevoelens ontstaan na conflict, of men nu toegegeven heeft aan een verlangen of niet. In een studie van Becker, Jostmann en Holland (2015) werd onderzocht hoe

(5)

het ervaren van moeite, als representant van conflict, bij het maken van een fictieve keuze tussen gezond en ongezond voedsel, leidt tot bepaalde gevoelens en evaluaties over de gemaakte keuze. Hierbij vonden zij dat hoe meer moeite iemand ervaart tijdens het maken van een beslissing, hoe meer men de gemaakte keuze negatief evalueert en hoe meer men over het algemeen negatieve gevoelens ervaart.

Om te onderzoeken of het ervaren van moeite ook bij een non-fictieve keuze leidt tot negatieve gevoelens en evaluaties, wordt in deze studie onderzocht hoe het ervaren van conflict bij maken van een voedingskeuze in het echte leven leidt tot het ervaren van negatieve evaluaties over de keuzes en algehele negatieve gevoelens. Hierbij zal moeite gemeten worden in termen van zelfcontroleconflict. Verwacht wordt gelijkende resultaten te vinden als in de studie van Becker, Jostmann en Holland (2015), namelijk dat ongeacht de gemaakte keuze, iemand negatieve

gevoelens zal hebben ten aanzien van de gemaakte keuze, door het ervaren van zelfcontroleconflict. Dit leidt tot de hypothese: ‘zelfcontroleconflict leidt tot negatieve gevoelens na de keuze, ongeacht de gemaakte keuze’.

Volgens Carver en Scheier (1998) gaat het, bij het maken van gezonde keuzes, niet om het reguleren van dagelijks gedrag, maar om het creëren van nieuwe, gezonde gewoonten. Mensen die al een gezond voedingspatroon hebben, zullen minder conflict ervaren bij het maken van hun keuze dan mensen die bijvoorbeeld op een streng dieet zitten, waar zij veel moeite mee hebben.

Baumeister en Alquist (2009) stellen in hun onderzoek dat mensen met een hogere mate van zelfcontrole iets makkelijker tot een gewoonte maken. Deze mensen zullen in het dagelijks leven minder conflict ervaren dan mensen met lagere zelfcontrole. We verwachten dat mensen die minder conflict ervaren ook minder negatieve evaluaties en gevoelens zullen ervaren na hun beslissing.

In welke mate iemand zelfcontroleconflict ervaart hangt af van verschillende factoren. In een onderzoek van Hofmann, Förster, Baumeister en Vohs (2012) wordt gesteld dat er

verschillende variabelen zoals motivatie en situatie bijdragen aan het ervaren van conflict. Het volgen van een dieet is een vorm van het bewust uitoefenen van zelfcontrole. Uit onderzoek van Muraven (2010), blijkt dat het veelvuldig uitoefenen van zelfcontrole leidt tot een verhoogde capaciteit van zelfcontrole. Hieruit zou kunnen volgen dat mensen die vaak een dieet volgen, hierin beter worden doordat hun zelfcontrole wordt getraind. Het tegenovergestelde is echter ook

denkbaar, dat mensen die vaak een dieet volgen moeite hebben om ongezond eten te weerstaan en dus juist weinig zelfcontrole hebben. Een andere factor die kan bijdragen aan het ervaren van negatieve gevoelens na zelfcontroleconflict, is de mate van negatieve associaties die sommige mensen krijgen bij het zien van ‘slecht’ voedsel. Uit een onderzoek van Papies, Stroebes en Aarts

(6)

(2007) komt naar voren dat er twee typen dieetvolgers zijn, dieetvolgers die automatisch negatieve associaties krijgen bij voedsel dat niet binnen het dieet past, en dieetvolgers die deze associaties niet krijgen. Deze associaties hebben invloed op het succesvol volgen van het dieet.

Op basis van deze negatieve associaties kunnen dieetvolgers worden onderverdeeld in succesvolle en niet-succesvolle dieetvolgers. Verwacht wordt dat succesvolle dieetvolgers negatieve associaties krijgen bij het zien van ‘slecht’ voedsel, waardoor zij de conflictervaring makkelijker van zich af kunnen zetten en hier minder negatief uitkomen. In deze studie zal worden ingegaan op de vraag of mensen die succesvol diëten minder negatieve consequenties ervaren na zelfcontroleconflict dan mensen die niet succesvol zijn bij het volgen van een dieet. De hypothese die hierbij gesteld wordt is: “Succesvolle dieetvolgers ervaren, net als niet-succesvolle dieetvolgers, conflict bij het maken van een voedselkeuze, maar succesvolle dieetvolgers ervaren minder

negatieve gevoelens dan niet-succesvolle dieetvolgers.”

In het onderzoek zal bij bezoekers van de kantine van de Universiteit van Amsterdam vragenlijsten worden afgenomen. Deze vragenlijsten zullen toetsen in hoeverre de deelnemers zelfcontroleconflict ervaren bij het maken van hun keuze in de kantine. Hierbij zal getoetst worden in welke mate het ervaren van zelfcontroleconflict bijdraagt aan negatieve gevoelens na het maken van de keuze. Daarnaast wordt onderzocht of het wel of niet succesvol zijn in het volgen van een dieet bijdraagt aan de negatieve gevoelens die iemand ervaart na het ervaren van

zelfcontroleconflict. Er wordt verwacht dat men door het ervaren van zelfcontroleconflict bij het maken van een voedselkeuze, men negatieve consequenties zal ervaren door dit conflict, ongeacht de keuze die gemaakt is. Deze negatieve consequenties worden verwacht zich te vertalen in het algemeen ervaren van negatieve gevoelens. Daarnaast wordt verwacht dat de mate waarin iemand succesvol is in het volgen van een dieet, bijdraagt aan de negatieve consequenties die iemand kan ervaren na zelfcontroleconflict. Verwacht wordt dat zowel succesvolle, als niet succesvolle

dieetvolgers conflict ervaren bij het maken van een keuze, er wordt echter verwacht dat succesvolle dieetvolgers minder negatief uit dit conflict komen dan niet-succesvolle dieetvolgers. De

verwachtingen van deze studie staan grafisch weergegeven in het onderstaande conceptueel model (zie figuur 1).

(7)
(8)

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek namen 264 deelnemers deel. Van de deelnemers was 95,45 % bezig met een universitaire of hogere school opleiding of had deze al voltooid. De sekseverdeling was redelijk gelijk (54,54% van de deelnemers was man). De deelnemers waren tussen de 18 en de 80 jaar oud (M= 25,89, SD=8,55). Van 92,80% van de deelnemers was de moedertaal Nederlands. De BMI-scores varieerden tussen de 17,70 en de 30,11 (M=22,33, SD=2,38). Er waren twee versies van de vragenlijst, iedere vragenlijst testte de hoofdhypothese en verschillende sub hypotheses. De deelnemers werden vrijwillig geworven in de kantine van de Universiteit van Amsterdam. De deelnemers ontvingen voor hun deelname een beloning in de vorm van een snack naar keuze.

Materiaal

Na het ondertekenen van een informed consent (zie Appendix A), vulden de deelnemers allen een vragenlijst in aan de hand van de door hen gemaakte keuze in de kantine van een locatie van de Universiteit van Amsterdam. Er waren twee versies van de vragenlijst, deze bevatten allen de basisvragenlijst die de hoofdhypothese toetsten. Alle deelnemers vulden deze uit 16 vragen bestaande basisvragenlijst in (zie Appendix B). Allereerst werd er gevraagd wat men had gekocht, hoe vaak diegene dit product kocht en om welke reden (geld/gezondheid) iemand het product had gekocht. Daarnaast werd op een bestaande 5-puntsschaal gemeten hoe vaak het product gekocht werd en op een 7-puntsschaal hoe moeilijk de keuze was en hoe aantrekkelijk of lekker het gekochte product werd gevonden. Er werden vier items gemiddeld die samen conflict maten (α=.646). Deze vroegen, hoe moeilijk het was om de keuze te maken, of men wanneer opnieuw gekozen mocht worden iets ander zou kiezen, hoe zeker men was van de gemaakte keuze, en in hoeverre de keuze in conflict was met bestaande doelen. De vraag die mat hoe zeker iemand van de keuze was, werd omgescoord. Vervolgens werd op een 5-puntsschaal gemeten in welke mate zij de volgende emoties ervoeren: schuldig, ongelukkig, spijt, stress, twijfel, trots, blij en tevreden. Schuldig, ongelukkig, spijt en stress werden gemiddeld om negatieve emoties te meten (α=.838). Trots en blij werden gemiddeld om positieve emoties te meten(α=.837). Daarnaast werd gemeten of de persoon voor zijn of haar gevoel een gezonde of een ongezonde keuze had gemaakt, er een verleiding was bij het maken van de keuze en of er een doel was om gezond te eten.

Vervolgens vulden de deelnemers die de eerste versie van de vragenlijst hadden gekregen (N=125) vragenlijsten in die de subhypothese toetsten. Dit bevatte een vertaalde versie van de ‘Concern for Dieting Subscale of the Revised Restraint Scale’ (α=.727) (Herman & Polivy, 1980)

(9)

in, bestaande uit 6 vragen. Er werd onder andere op een 5-puntsschaal gemeten in welke mate iemand lijnde, daarnaast werd op een 4-puntsschaal gemeten in welke mate iemand te veel tijd besteedde aan voedsel (zie Appendix C). Daarnaast werd de Succesful Dieting subscale (α=.732) (Meule, Papies, & Kübler, 2012) afgenomen, deze bestond uit 5 vragen, er werd op een

7-puntsschaal gemeten hoe goed het iemand lukte om af te vallen en hoe goed het iemand lukte om van lekker eten af te blijven als ze aan de lijn wilden doen. Hierin werd onder andere gevraagd hoe vaak men aan diëten deed, hoe bewust men met eten bezig was en hoe erg men het zou vinden wanneer hun gewicht met 2,5 kilogram zou veranderen (zie Appendix D) . Aan het einde van de vragenlijst werd alle deelnemers gevraagd naar hun leeftijd, lengte, opleiding, geslacht, gewicht en moedertaal.

Procedure

Deelnemers werden verworven in de kantine van ofwel Roeterseiland, ofwel Science Park, beide kantines bevinden zich in locaties van de Universiteit van Amsterdam. De deelnemers werd na aankoop van een product in de kantine gevraagd of zij kort de tijd hadden om een vragenlijst in te vullen naar aanleiding van de door hen gemaakte voedselkeuze. De deelnemers vulden aan een tafel de vragenlijst in, hen werd gevraagd voor en tijdens het invullen van de vragenlijst nog niet te eten, om uit te sluiten dat het eten invloed uitoefent op de score. De helft van de deelnemers kreeg de ene versie van de vragenlijst, de andere helft van de deelnemers kreeg de andere versie van de vragenlijst. Het toewijzen van de verschillende versies van de vragenlijsten gebeurde random. Na het invullen van de vragenlijst mochten alle deelnemers een beloning uitkiezen. Hierbij kon men kiezen tussen een gezonde (appel, maderijn) of een ongezonde (candybar) beloning. Het invullen van de vragenlijst nam vijf tot tien minuten in beslag.

(10)

Resultaten

Van de 265 deelnemers die de vragenlijst invulden, aten 33 deelnemers het door hen gekochte product voor of tijdens het invullen van de vragenlijst, deze deelnemers werden niet meegenomen in de analyse. Daarnaast vulde één persoon de informed consent niet in, ook de gegevens van deze persoon werden niet meegenomen in de analyse. De overige gegevens van de respondenten (N=231) zijn gebruikt in de analyse.

Er werd gekeken hoe de ervaring van conflict invloed had op zowel positieve als negatieve emoties. Eerst werd er een regressieanalyse uitgevoerd om te onderzoeken of conflict invloed had op negatieve emoties. Conflict bleek een significante voorspeller te zijn voor negatieve gevoelens,

R2=26.8%; F(1,246)=90,00, p<.001. Deelnemers die meer conflict ervoeren, ervoeren meer negatieve gevoelens (β=.518, t=9.487, p<.001). Vervolgens werd keuze (gezond/ongezond) als tweede predictor meegenomen in de regressieanalyse. Deelnemers die geen keuze hadden gemaakt (N=20) werden voor deze analyse buiten beschouwing gelaten. Conflictscore en de gemaakte keuze bleken significante voorspellers voor negatieve gevoelens, R2=31.4%; F(1,202)=46.270, p<.001. De invloed van conflict op negatieve gevoelens was ook hier significant (β=.566, t=9.618, p<.005), de invloed van de gemaakte keuze bleek geen significante invloed te hebben (β=.071, t=1.207,

p=.229).

Vervolgens werd dezelfde analyse uitgevoerd voor de invloed van conflict op positieve emoties. Conflict bleek geen significante voorspeller te zijn voor positieve gevoelens, R2=0.5%;

F(1,247)=1,200, p=.274. De ervaring van conflict had geen significante invloed op de ervaring van

positieve gevoelens (β=-.070, t=-1.09, p=.274). Vervolgens werd keuze toegevoegd aan de analyse, conflictscore en de gemaakte keuze bleken geen significante voorspellers voor positieve gevoelens,

R2=1.5%; F(1,202)=1.521, p=.221. De invloed van conflict op positieve gevoelens was niet significant (β=-.123, t=-1.743, p=.083), de invloed van de gemaakte keuze had ook geen significante invloed (β=-.013, t=-.185, p=.853).

Voor het testen van de subhypothese, dat het al dan niet succesvol zijn in het volgen van een dieet invloed heeft op in hoeverre conflict zorgt voor negatieve gevoelens, werd in een sub sample (N=125) de ‘Concern for Dieting Subscale of the Revised Restraint Scale’ en de ‘Succesfull Dieting

subscale’ afgenomen. Allereerst werd er getoetst of de gevonden resultaten voor de hoofdhypothese

ook voor het subsample golden. Conflict (M=2.272, SD=1.044) bleek een significante voorspeller te zijn voor negatieve gevoelens (M=1.488, SD=.640), R2=33.6%; F(1,100)=50.55, p<.001.

Deelnemers die meer conflict ervoeren, ervoeren meer negatieve gevoelens (β=.579, t=7.107,

(11)

regressieanalyse. Deelnemers die geen keuze hadden gemaakt (N=17) werden voor deze analyse buiten beschouwing gelaten. Conflictscore en de gemaakte keuze bleken significante voorspellers voor negatieve gevoelens, R2=35.7%; F(2,99)=27.447, p<.001. De invloed van conflict op

negatieve gevoelens was ook hier significant (β=.624, t=7.400, p<.001), de invloed van de gemaakte keuze bleek geen significante invloed te hebben (β=.152, t=1.803, p=.074). Vervolgens werd deze zelfde analyse uitgevoerd voor conflict op positieve emoties in het

subsample. Conflict bleek geen voorspeller te zijn voor positieve emoties (M= 3.547, SD=1.059),

R2=.5%; F(1,100)=.462, p=.498. Deelnemers die meer conflict ervoeren, ervoeren niet meer positieve emoties (β=-.068, t=-.679, p=.498). Vervolgens werd keuze toegevoegd aan de analyse, conflictscore en de gemaakte keuze bleken geen significante voorspellers voor positieve gevoelens,

R2=1.5%; F(2.99)=.745, p=.477. De invloed van conflict op positieve gevoelens was niet

significant (β=-.037, t=-.353, p=.725), de invloed van de gemaakte keuze had ook geen significante invloed (β=.106, t=1.101, p=.313).

Om te testen of de eigen perceptie van succesvol dieetvolger of niet-succesvol dieetvolger zijn invloed heeft op het ervaren van negatieve gevoelens na conflict, werd er een verdeling gemaakt tussen succesvolle en niet-succesvolle dieetvolgers. De scheidingslijn voor de twee

groepen werd gelegd op de mediaan (m=3.8), alle deelnemers met een gemiddelde succesful dieting score van 3.7 of lager werden gecategoriseerd als niet-succesvolle dieetvolgers, met een score van 3.8 of hoger werd een deelnemer gezien als succesvolle dieetvolger. De gemiddelden van

conflictscore en negatieve gevoelens voor succesvolle en niet-succesvolle dieetvolgers staan beschreven in tabel 1.

Tabel 1. Gemiddelde Conflictscores en negatieve gevoelens (standaarddeviaties tussen haakjes) per

groep.

Gemiddeld Conflict Gemiddelde Negatieve gevoelens

Niet-Succesvol 2.417 (.984) 1.690 (.689)

Wel Succesvol 2.386 (1.185) 1.363 (.588)

Allereerst werden er twee exploraties uitgevoerd. Om uit te sluiten dat ‘Dieters Concern’ invloed had op conflict werd een regressieanalyse gedaan. ‘Dieters Concern’ bleek geen invloed te hebben op conflict, R2=2.0%, F(1,121)=2.519, p=.115. Een hogere mate van ‘Dieters Concern’ zorgde niet voor een hogere mate van conflict (β=.143, t=1.587, p=.115).

Om uit te sluiten dat ‘Dieters succes’ invloed had op conflict werd ook een regressieanalyse uitgevoerd. ‘Dieters succes’ bleek geen invloed te hebben op conflict, R2=0.0%, F(1,97)=.005,

(12)

p=.943. Een hogere mate van ‘Dieters succes’ zorgde niet voor een hogere mate van conflict (

β=-.007, t=-.072, p=.943).

Vervolgens werd er een regressieanalyse uitgevoerd waarin de invloed van conflict en ‘Dieters succes’ invloed hadden op negatieve gevoelens. Er bleek een significante invloed van conflict en ‘dieters succes’ op negatieve gevoelens te zijn, R2=30.3%, F(1,95)=.20,67, p<.001. Een hogere mate van conflict zorgde voor meer negatieve gevoelens (β=.473, t=.525, p<.001), daarnaast zorgde een hogere mate van ‘dieters succes’ voor een lagere mate van negatieve gevoelens ( β=-.285, t=-3.332, p<.001). Deze zelfde analyse werd uitgevoerd voor de invloed van conflict en ‘dieters succes’ op positieve gevoelens. Er bleek geen significante invloed van conflict en ‘dieters

succes’ op positieve gevoelens te zijn, R2=3.0%, F(1,95)=1.476, p=.234. Een hogere mate van conflict zorgde niet voor meer positieve gevoelens (β=.019, t=.187, p=.852), een hogere mate van ‘dieters succes’ zorgde ook niet voor meer positieve gevoelens β=.172, t=1.706, p=.091).

De data werd gesplitst om te onderzoeken waar het verschil in diëterssucces lag. Er werden twee groepen onderscheiden: succesvolle en niet-succesvolle dieetvolgers. Voor succesvolle dieetvolgers bleek er een significante invloed te zijn van conflict op negatieve gevoelens,

R2=23.2%, F(1,38)=17.204, p=<.001.Naarmate een succesvolle dieetvolger meer conflict ervoer, ervoer diegene meer negatieve gevoelens (β=.482, t=4.148, p<.005. Vervolgend werd onderzocht hoe dit verband lag voor niet-succesvolle dieetvolgers. Er bleek ook voor niet-succesvolle

dieetvolgers een significant effect te staat van conflict op negatieve gevoelens, R2=25.2%;

F(1,58)=12.473, p=<.001. Naarmate een niet-succesvolle dieetvolger meer conflict ervoer, ervoer

diegene meer negatieve gevoelens (β=.502, t=3.352, p<.005). Voor niet-succesvolle werd er meer varianie van conflict op negatieve gevoelens verklaard dan voor succesvolle dieetvolgers.

Deze zelfde analyse werd uitgevoerd voor positieve gevoelens. Voor succesvolle dieetvolgers bleek er geen significante invloed te zijn van conflict op positieve gevoelens,

R2=0.5%; F(1,58)=.271, p=.604. Naarmate een succesvolle dieetvolger meer conflict ervoer, ervoer diegene niet meer positieve gevoelens (β=.069, t=.521, p=.604). Vervolgend werd onderzocht hoe dit verband lag voor niet-succesvolle dieetvolgers. Er bleek ook voor niet-succesvolle dieetvolgers geen significant effect te staat van conflict op positieve gevoelens, R2=1.0%, F(1,38)=.379, p=.542. Naarmate een niet-succesvolle dieetvolger meer conflict ervoer, ervoer diegene niet meer positieve gevoelens (β=.482, t=4.148, p<.005).

Zowel succesvolle als niet-succesvolle dieetvolgers bleken negatieve gevoelens te ervaren van conflictervaring. Hoewel de richtingscoëfficiënten tussen de groepen weinig lijken te

(13)

gevonden resultaten van de analyses staan grafisch weergegeven in figuur 2 en beschreven in het conceptueel model in figuur 3.

Figuur 2. Grafische Weergave Resultaten

(14)

Conclusie & Discussie

In deze studie werd onderzocht of de ervaring van zelfcontroleconflict bijdroeg aan het ervaren van negatieve gevoelens na de beslissing. Verwacht werd dat naarmate men meer

zelfcontroleconflict zou ervaren, men meer negatieve gevoelens zou ervaren van de beslissing. Er werd een duidelijke samenhang gevonden tussen zelfcontroleconflict en negatieve gevoelens. Er werd gevonden dat naarmate iemand meer zelfcontroleconflict ervoer, diegene ook meer negatieve gevoelens ervoer. Het maakte hierbij geen verschil of iemand voor zijn gevoel een gezonde of een ongezonde keuze had gemaakt. Hiermee wordt de hypothese, dat conflictervaring leidt tot meer negatieve gevoelens, bevestigd. Dit is in overeenstemming met de gestelde theorie, dat het ervaren van conflict bij een keuze leidt tot negatieve gevoelens. De resultaten zijn tevens in

overeenstemming met de gevonden resultaten door Becker, Jostmann en Holland (2015), waarin werd gevonden dat moeite bij het maken van een beslissing leidt tot negatieve gevoelens. Daarnaast werd onderzocht of succesvolle dieetvolgers op een andere manier negatieve gevoelens ervaren van conflict dan niet-succesvolle dieetvolgers. Verwacht werd dat succesvolle dieetvolgers in dezelfde mate conflict zouden ervaren als niet-succesvolle dieetvolgers, maar dat zij hiervan minder

negatieve gevoelens zouden ervaren naderhand. Succesvolle dieetvolgers bleken niet te verschillen in de mate van conflictervaring van niet-succesvolle dieetvolgers. Gevonden werd dat succesvolle dieetvolgers significant minder negatieve gevoelens ervoeren na de ervaring van conflict dan niet-succesvolle dieetvolgers. Hiermee wordt de verwachting bevestigd.

In deze studie werden studenten in de kantine gevraagd of zij kort wilden deelnemen aan een onderzoek. Hiermee was deelname volstrekt vrijwillig. Hiermee zou het zo kunnen zijn dat er vooral relatief blije mensen zijn geworven voor deze studie. Immers is het goed mogelijk dat mensen die een slecht humeur hebben minder gemotiveerd zijn om mee te doen aan een onderzoek. Hierdoor zou het zo kunnen zijn dat de resultaten niet volledig generaliseerbaar zijn, omdat er in dit onderzoek emoties worden gemeten, die vertekend worden wanneer mensen in een bepaalde

stemming niet meedoen aan het onderzoek. Echter, aangezien dit voornamelijk mensen betreft die in een minder goed humeur zijn, heeft dit de resultaten waarschijnlijk niet erg vertekend, omdat het effect van conflict op negatieve gevoelens al werd gevonden. Mensen die al een slecht humeur hebben, zullen naar alle waarschijnlijkheid al negatieve emoties ervaren. Daarnaast kan het

deelnemen aan een dergelijk onderzoek niet worden verplicht, waardoor deze tegenwerping minder relevant is. Een andere tegenwerping met betrekking tot de deelnemers, is de ruis die ontstaat door het afnemen van de vragenlijst in de kantine. Het sample wat aangetrokken wordt bestaat hierdoor voornamelijk uit studenten. Studenten aan de Universiteit zijn over het algemeen bewuster bezig met keuzes dan andere bevolkingsgroepen, waardoor de resultaten vertekend kunnen zijn. Het zou

(15)

immers zo kunnen zijn dat studenten meer succesvol zijn in het onderdrukken van hun impulsen. Om de resultaten generaliseerbaar te kunnen maken, zou het van belang kunnen zijn om deze studie nogmaals uit te voeren over een meer gevarieerd sample van de bevolking.

In dit onderzoek wordt er onderscheid gemaakt tussen succesvolle en niet-succesvolle dieetvolgers. De scheidingslijn tussen deze twee groepen ligt op de mediaan. Hoewel het wetenschappelijk gezien de standaard is om de mediaan te nemen om een groep te splitsen, kan deze splitsing gezien worden als arbitrair. Immers, wanneer een andere splitsingswaarde gekozen zou zijn, zou dit wellicht andere resultaten opleveren. Er is geen objectieve grens te vinden in de literatuur, maar door deze door middel van onderzoek te bepalen, zou er duidelijker een verschil gemaakt kunnen worden tussen succesvolle en niet-succesvolle dieetvolgers

Bovenstaande tegenwerpingen bieden mogelijkheden voor vervolgonderzoek in de

toekomst. De gevonden resultaten laten zien dat het ervaren van zelfcontroleconflict bij het maken van een keuze tussen een gezond en een ongezond etenswaar, leidt tot negatieve gevoelens. De keuze van het etenswaar heeft hierbij geen invloed op dit verband. De resultaten zijn in

overeenstemming met gestelde hypothesen. Echter, vanwege het bestaan van verschillende

stromingen in de literatuur over zelfcontroleconflict, zijn de resultaten niet in overeenstemming met alle literatuur. De resultaten zijn in overeenstemming met de bevindingen van Hofmann, Kotabe en Luhmann (2013), die stellen dat emoties zoals schuld en spijt, die in deze studie onder negatieve emoties vallen, een rol spelen bij het niet kunnen genieten van het toegeven aan een verlangen. Echter, speelde de gemaakte keuze geen rol bij de invloed van conflict op negatieve gevoelens. De gevonden resultaten zouden ook verklaard kunnen worden aan de hand van de theorie van Carmon, Wertenboch en Zeelenber (2003), die stelt dat naarmate iemand meer nadenkt over een keuze, men meer waarde gaat hechten aan meerdere keuzeopties, waardoor men gemis voelt van de niet-gekozen optie. Wanneer van deze theorie wordt uitgegaan zouden de negatieve gevoelens dus verklaard kunnen worden door het gevoel van gemis van een eventuele andere keuze.

Daarnaast blijkt dat succesvolle dieetvolgers in mindere mate dan niet-succesvolle

dieetvolgers, te maken hebben met deze negatieve gevoelens bij conflictervaring. Dit resultaat sluit aan bij de bevindingen van Papies, Stroebes en Aarts (2007), die stellen dat sommige dieetvolgers negatieve associaties ervaren wanneer zij bepaald voedsel zien dat niet binnen hun dieet past. Deze bevinding zou een verklaring kunnen zijn voor de gevonden resultaten uit deze studie. Er wordt namelijk gevonden dat succesvolle dieetvolgers, net als niet-succesvolle dieetvolgers, conflict ervaren bij het maken van een keuze. Succesvolle dieetvolgers ervaren echter minder negatieve gevoelens na dit conflict. Het zou kunnen zijn dat deze succesvolle dieetvolgers negatieve

(16)

associaties ervaren bij ‘slecht’ voedsel, waardoor zij beter kunnen omgaan met conflict. Het is echter nog niet duidelijk of de succesvolle dieetvolgers deze negatieve associaties daadwerkelijk ervoeren, of dat het verschil in uitwerking van conflict tussen de groepen verklaard werd door iets anders. In een vervolgstudie zou daarom een onderdeel toegevoegd moeten worden, dat negatieve associaties meet, om deze mogelijke verklaring verder uit te werken.

De bevindingen van deze studie zijn interessant, de oorzaak van de resultaten moeten echter nog verder worden onderzoek, om deze in te kunnen zetten in de samenleving. Het is van belang om te onderzoeken in welke situaties en in welke mate zelfcontroleconflict meer of minder kan bijdragen aan negatieve gevoelens. Op die manier kan bepaald worden hoe men beter met

zelfcontroleconflict kan omgaan en zo meer trots kan zijn wanneer er bij conflict zelfcontrole wordt uitgevoerd. Dit is van groot belang, omdat zelfcontroleconflict veel voorkomt in de maatschappij en kennis van de precieze werking kan bijdragen aan een verbeterde uitoefening van zelfcontrole. Immers, wanneer iemand na het succesvol uitoefenen van zelfcontrole negatief uit het conflict komt, zal de motivatie om zelfcontrole uit te oefenen wellicht dalen. Daarnaast geven de gevonden resultaten aan dat er verschillen zijn in hoe mensen omgaan met conflict. Succesvolle dieetvolgers komen minder negatief uit het conflict dan niet-succesvolle dieetvolgers. Positiever uit

zelfcontroleconflict komen kan van belang zijn bij het beter kunnen uitoefenen van zelfcontrole. Het is daarom van belang om verder te onderzoeken waardoor deze positievere uitkomst bij succesvolle dieetvolgers wordt veroorzaakt. Voorlopig kan er worden gesteld dat controleconflict leidt tot negatieve gevoelens, het is van belang dat de maatschappij hierop inspeelt. Dit zou kunnen worden gedaan door bijvoorbeeld campagnes die mensen hiervan bewust maken, om zo meer positieve beslissingen aan te moedigen.

(17)

Literatuurlijst

Barnett, A. H. (2006). Obesitas & diabetes. Bohn Stafleu van Loghum.

Baumeister, R. F., & Alquist, J. L. (2009). Is there a downside to good self-control? Self and

Identity, 8, 115-130.

Baumeister, R. F., Bratslavsky, E., Finkenauer, C., & Vohs, K. D.(2001). Bad is stronger than good. Review of General Psychology,5, 323-370.

Baumeister, R. F., Vohs, K. D., & Tice, D. M. (2007). The strength model of self-control. Current directions in psychological science, 16(6), 351-355.

Becker, D., Jostmann, N., Holland, R. (in prep.). Feeling Torn: the manifold effects of self-control conflict.

Brehm, J. W. (1956). Postdecision changes in the desirability of alternatives. The Journal of

Abnormal and Social Psychology, 52(3), 384.

Brehm, J. W. (1972). Responses to the loss of freedom: A theory of psychological reactance. General Learning Press.

Bullens, L., Van Harreveld, F., & Förster, J. (2011). Keeping one's options open: The detrimental consequences of decision reversibility. Journal of Experimental Social

Psychology, 47(4), 800-805.

Carmon, Z., Wertenbroch, K., & Zeelenberg, M. (2003). Option attachment: When deliberating makes choosing feel like losing. Journal of Consumer Research, 30(1), 15-29.

Carver, C. S., & Scheier, M. F. (1998). On the self-regulation of behavior. New York, NY:

Cambridge University Press.

Centraal Bureau voor de Statisitek (2014). Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981. Gedownload op 14 april 2015, van

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81565NED

Festinger, L. (1962). A theory of cognitive dissonance (Vol. 2). Stanford university press. Herman, C. P., & Polivy, J. (1980). Restrained eating. In A. J. Stunkard (Ed.), Obesity (pp. 208–225). Philadelphia: Saunders.

Hofmann, W., Baumeister, R. F., Förster, G., & Vohs, K. D. (2012). Everyday temptations: An experience sampling study of desire, conflict, and self-control. Journal of Personality and

SocialPsychology, 102, 1318-1335.

Hofmann, W., Kotabe, H., & Luhmann, M. (2013). The spoiled pleasure of giving in to temptation. Motivation and Emotion, 37(4), 733-742.

(18)

behavior.Organizational behavior and human decision processes, 65(3), 272-292.

Meule, A., Papies, E. K., & Kübler, A. (2012). Differentiating between successful and unsuccessful dieters. Validity and reliability of the Perceived Self-Regulatory Success in Dieting Scale. Appetite, 58(3), 822-826.

Muraven, M. (2010). Building self-control strength: Practicing self-control leads to improved self-control performance. Journal of Experimental Social Psychology, 46(2), 465-468.

Papies, E., Stroebe, W., & Aarts, H. (2007). Pleasure in the mind: Restrained eating and spontaneous hedonic thoughts about food. Journal of Experimental Social Psychology, 43(5), 810-817.

de Ridder, D., Lensvelt-Mulders, G., Finkenauer, C. F., Stok, M., & Baumeister, R. F. (2012). Taking stock of self-control: A meta-analysis of how trait self-control relates to a wide range of behaviors. Personality and Social Psychology Review, 16, 76-99.

Waldman, S. (1992, January 27). The tyranny of choice: Why the consumer revolution is ruining your life. New Republic, 22–25.)

(19)

Appendix A: Informed Consent

Beste deelnemer,

Dit onderzoek zal ongeveer 5 – 10 minuten duren en zal bestaan uit een vragenlijst. Alvast bedankt voor uw medewerking bij ons onderzoeksproject.

Informed consent

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden behoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.

Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik me wenden tot Daniela Becker, e-mail: d.becker@uva.nl, Weesperplein 4, 1018 XA Amsterdam, kamer 4.23). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, de heer M. Rotteveel (telefoon: 0205256713; e-mail: M.Rotteveel@uva.nl, Weesperplein 4, 1018 XA Amsterdam).

Aldus in tweevoud getekend:

……… ………

Naam proefpersoon Handtekening

‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’

……… ………

Naam onderzoeker Handtekening

(20)

Appendix B: Basisvragenlijst 1. Wat heb je net gekocht?

Maaltijd (bijv. broodje, dagschotel) Snack (bijv. reep, fruit)

2. Hoeveel verschillende dingen (eten, drank, snacks, etc.) heb je gekocht: ____________ 3. Wat precies heb je net gekocht? (bij meerdere aankopen kies voor de eetbare

‘hoofdaankoop’)

______________________________________________

4. Hoe vaak koop je dit zelfde product?

Nooit  Maandelijks Wekelijks  Meerdere keren per week  Dagelijks

De volgende vragen hebben betrekking op het maken van de keuze die tot de aankoop heeft geleid die je bij vraag 3 hebt aangegeven.

5. We nemen aan dat je wat je hebt gekozen lekker vindt. Soms gaat het tijdens het maken van een keuze echter niet alleen om wat lekker is maar ook om andere aspecten. Tijdens het maken van je voedsel keuze, wat was de meest belangrijke overweging die je meenam in jouw uiteindelijke keuze (kies één van onderstaande opties)?

geld: welke optie is goedkoper vs. lekkerder? gezondheid: welke optie is gezonder vs. lekkerder? anders, namelijk: ____________________________

6. Hoe moeilijk was het voor jou om deze keuze te maken?

Helemaal niet moeilijk        Heel erg moeilijk

7. Hoe aantrekkelijk of lekker vind je wat je hebt gekocht?

Helemaal niet aantrekkelijk        Heel erg aantrekkelijk

8. Als je opnieuw zou mogen kiezen, in hoeverre zou je dan iets anders te eten kiezen?

Ik zou niks anders kiezen        Ik zou wel iets anders kiezen

9. Hoe zeker ben je van je keuze?

Helemaal niet zeker        Helemaal zeker

(21)

Helemaal niet in conflict        Heel erg in conflict

11. Hoe voel je je op dit moment ?(zet een kruisje op de lijn)

Negatief Positief

Geef voor alle onderstaande emoties aan in hoeverre je deze ervaart, als je terug denkt aan de keuze die je net hebt gemaakt.

Helemaal niet Heel erg

Schuldig      Ongelukkig      Spijt      Stress      Twijfel      Trots      Blij      Tevreden     

12. Ik heb voor mijn gevoel:

een gezonde keuze gemaakt een ongezonde keuze gemaakt

13. Ik heb voor mijn gevoel:

toegegeven aan een verleiding. een verleiding weerstaan.

(22)

22

Appendix C: ‘Concern for Dieting Subscale of the Revised Restraint Scale’

Als er een verleiding aanwezig was, a. hoe sterk was deze verleiding?

Helemaal niet sterk        Heel erg sterk n.v.t

b. in hoeverre heb je geprobeerd om de verleiding te weerstaan?

Helemaal niet        Helemaal wel n.v.t

14. In hoeverre vind je het belangrijk om gezond te eten?

Helemaal niet belangrijk        Heel erg belangrijk

15. In hoeverre laat je je graag leiden door je verlangens tijdens een voedselkeuze?

Helemaal niet graag        Heel erg graag

Appendix D: Succesful Dieting subscale

Lees de vragen goed door en omcirkel bij de meerkeuzevragen het antwoord dat op uw gedrag het meest van toepassing is.

Ik lijn… nooit zelden soms vaak altijd

Ik voel me schuldig nadat ik te veel gegeten heb. nooit soms vaak altijd Ik eet nooit teveel Ik eet beheerst in het bijzijn van anderen maar ga me te buiten aan eten

zodra ik alleen ben. nooit soms vaak altijd

Ik besteed te veel aandacht en tijd aan voedsel. nooit soms vaak altijd

Zou een gewichtsschommeling van 2.5 kilo uw manier van leven

beïnvloeden? helemaal niet een beetje enigszins sterk

Hoe bewust bent u zich van wat u eet? helemaal niet een beetje redelijk extreem bewust

Hoe goed lukt het je om op je gewicht te letten? Helemaal niet

goed 1 2 3 4 5 6 7 Heel goed

Hoe goed lukt het je om af te vallen? Helemaal niet goed 1 2 3 4 5 6 7 Heel goed Hoe moeilijk vind je het om in vorm te blijven? Helemaal niet moeilijk 1 2 3 4 5 6 7 Heel moeilijk Hoe goed lukt het je om van lekker eten af te blijven

als je aan de lijn wilt doen? Helemaal niet goed 1 2 3 4 5 6 7 Heel goed

Volg je op dit moment een dieet met als doel om gewicht te verliezen?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

B) IDH1 MT are more affected than IDH1 WT affected when treated with hyperthermia after different irradiation radiation doses (2-4 Grey) than IDH1 WT. A

Dingen die vaak stress kunnen opleveren bij mensen met autisme zijn onder andere: het niet begrijpen van sociale situaties, het niet kunnen voldoen aan verwachtingen van

Daarnaast riep een scheidsrechter van de outgroup, bij zowel een terechte als onterechte beslissing, meer minachting op onder de voetballers dan een scheidsrechter van de ingroup,

Veel bestuursvrijwilligers zijn aan het eind van hun latijn, hebben zich met veel bijzaken moeten bezighouden die niets met het doel van hun organisatie te maken hebben, maar die

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Op deze wijze kan de mate van overeenkomst tussen de auditorenkoppels van de verschillende groepen naast elkaar worden gelegd en kan vervolgens worden gekeken of de doelstelling

HET SCHAKELPUNT LANDELIJKE WERKGEVERS HEEFT MET ALBERT HEIJN EEN CONVENANT OPGESTELD VOOR

En wat er mist in de gemeente? Nou ja, ik denk dat het voor mijn gevoel nog niet altijd duidelijk is waar ze voor welke vraag terecht kunnen. Wie ze met welk probleem kan helpen,